Interventie
De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse
Samenvatting Doel Hoofddoel van de interventie is het verbeteren van bewustwording, kennis en attitude van kinderen en hun ouders ten opzichte van gezonde voeding en voldoende beweging van kinderen. Dit hoofddoel is uitgewerkt in 3 subdoelen voor de kinderen en 3 subdoelen voor de ouders. Doelgroep De interventie richt zich op leerlingen uit groep 5 (7-9 jarigen) van reguliere basisscholen in de gemeenten Apeldoorn, Epe, Brummen, Voorst en Heerde. Tevens zijn de ouders van deze kinderen een belangrijke doelgroep. De leerkrachten van groep 5 zijn een intermediaire doelgroep. Aanpak De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is een interventie waarbinnen voedings- en bewegingsactiviteiten voor kinderen van groep 5 op een leuke manier gecombineerd worden. De ouders worden tegelijkertijd enthousiast gemaakt en gemotiveerd om na te denken over het voedings-en beweeggedrag van hun kinderen. Op dag 1 geeft een diëtist een gastles over gezonde voeding. Op dag 2 studeren de kinderen onder begeleiding van een dansdocent een aantal dansen in. Dag 3 wordt ingevuld met bewegingsactiviteit in combinatie met gezonde voeding (door de school zelf, in samenwerking met de ouders). Tijdens dag 4 verzorgt een kok een les over het proeven en bereiden van gezonde hapjes. Daarnaast is er een ouderbijeenkomst die verzorgd wordt door de diëtist en de dansdocent. Ook voeren de kinderen tijdens deze laatste dag hun dansvoorstelling op en proeven de ouders van de gezonde hapjes. Na 3 maanden is er een follow-up les door een verpleegkundige waarin alle onderwerpen die aan bod zijn gekomen op speelse wijze met de kinderen worden besproken en aanvullende informatie wordt gegeven. Materiaal De website www.hapenstapvierdaagse.nl bevat achtergrondinformatie voor docenten en ouders over de interventie en over de thema's voeding,beweging en gewicht. Docenten kunnen via de website verschillende interventiematerialen (draaiboek, kleurplaten, diploma, brieven voor ouders,etc.) downloaden. Ook zijn er 2 evaluatierapporten beschikbaar. Onderzoek effectiviteit Er zijn twee evaluatiestudies uitgevoerd. In 2007/2008 bij 1080 leerlingen(gemiddelde leeftijd 8,5 jaar), 839 ouders en 43 leerkrachten. In 2009 bij 435 leerlingen (gemiddelde leeftijd 8,6 jaar), 368 ouders en 21 leerkrachten. Beide studies laten zien dat De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse zeer positief wordt gewaardeerd. De effectevaluatie bij leerlingen in 2007/2008 laat een toename zien in kennis over gezond eten en bewegen. Deze evaluatie kende echter een aantal tekortkomingen. Deze zijn in 2009 zoveel mogelijk aangepakt: er is onder andere een follow-up meting na 3 maanden toegevoegd. In 2009 is wederom een toename in kennis te zien ten aanzien van gezond eten en bewegen, deze toename beklijft na 3 maanden. Daarbij is een toename te zien in bewustwording ten aanzien van bewegen en (bij jongens) ten aanzien van gezond eten. Deze beklijft
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 1 / 20
ook na 3 maanden. De houding verschilt in beide evaluatiestudies niet significant tussen voor- en nameting. In 2009 is opvallend dat ouders de interactieve vorm van de ouderafsluiting beter waarderen dan de presentatie in eenrichtingsverkeer, terwijl ouders in het laatste geval een hoger kennisniveau hebben. Ontwikkeld door Vérian, afdeling VVDA, projectleider: Els van den Heuvel Postbus 1032 7301 BG Apeldoorn Email:
[email protected]/
[email protected] Telefoon: 088-1263366/06-11905605 Het project is oorspronkelijk ontwikkeld door GGD Regio IJssel-Vecht (nu: GGD IJsselland) . Zij hebben Vérian toestemming gegeven om het project te beschrijven en eigenaar te worden. (Dieuwke Schokker, Lianne Schoot Uiterkamp, beleidsmedewerkers) Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 09-02-2012 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Els van den Heuvel (Februari 2012). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies 1. Toelichting naam van de interventie De naam de Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is voldoende duidelijk en dekt de lading van de inhoud. Echter op verzoek subsidiegever is een 5e dag toegevoegd, 3 maanden na afloop van de vierdaagse. Op de 5e dag vindt een follow up bijeenkomst plaats. 2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Voeding Gezond eten levert voedingsstoffen die nodig zijn om het lichaam gezond te houden. Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor een aantal chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en een aantal vormen van kanker (Voedingscentrum, 2009a; Harbers, 2009). Ongezonde voeding wordt ook in verband gebracht met slechtere leerprestaties (Florence et al., 2008) en concentratiestoornissen (Heselmans, 2007). In Nederland eet slechts 1-2% van de kinderen voldoende groente en slechts 26% voldoende fruit. Circa 10% van de kinderen ontbijt niet dagelijks en bijna een kwart van de 7-8 jarige kinderen heeft meer dan 7 eetmomenten per dag (Brants et al., 2011). Beweging Voldoende lichamelijke activiteit is bij kinderen goed voor het lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn. Lichamelijk actieve kinderen zijn minder vatbaar om cardiovasculaire risicofactoren te ontwikkelen (Kavey et al., 2003), hebben een betere conditie en motorische vaardigheden (Dencker et al., 2005), betere botgezondheid (MacKelvie, 2003), meer zelfvertrouwen en minder angst en stress (Ekeland, 2004; Parfitt en Eston, 2005). Kinderen moeten minstens 60 minuten per dag lichamelijk actief zijn met een matige intensiteit en daarnaast twee keer per week actief gericht op het verbeteren of onderhouden van fysieke conditie (Kemper et al., 2000). De meeste kinderen halen deze norm niet; 55% van de 4-11 jarigen en 62% van de 12-17 jarigen (Hoeymans, Mels en Schoemaker, 2010). OvergewichtOvergewicht ontstaat wanneer je meer energie opneemt via voeding dan dat je verbruikt met lichamelijke activiteit. Gedragingen die in verband worden gebracht met overgewicht zijn: te weinig bewegen, te veel sedentair gedrag (televisie kijken en computeren) en ongezonde voeding (consumptie van snacks, gesuikerde dranken, fruit, groente, ontbijten) (Giammattei, Blix, Marshak, Wollitzer & Pettitt, 2003; Must & Tybor, 2005; Neumark-Sztainer, Wall, Haines, Story, Sherwood, van den Berg, 2007; Newby, 2007; Rennie,
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 2 / 20
Johnson, Jebb, 2005; Robinson, 2001; Swinburn, Caterson, Seidell & James, 2007). Kinderen met overgewicht hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Ook kan overgewicht voor kinderen een psychische belasting vormen (Visscher & Schoemaker, 2008). Bovendien hebben kinderen met overgewicht op latere leeftijd ook vaker overgewicht (de Kroon, Renders, van Wouwe, van Buuren & HiraSing, 2010). Tussen 1980 en 2003 is de prevalentie van overgewicht bij 9-12 jarige Nederlandse jongens gestegen van 3,2% naar 14,2% en bij meisjes van 6,5% naar 16,7% (van den Hurk, van Dommelen, van Buuren, Verkerk & HiraSing, 2007). De vijfde landelijke groeistudie laat zien dat overgewicht verder toeneemt (Schönbeck & van Buuren, 2010). 3. Doel van de interventie De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is een interventie voor basisscholen waarbij voedings- en bewegingsactiviteiten voor kinderen van groep 5 op een leuke manier gecombineerd worden. De ouders worden tegelijkertijd enthousiast gemaakt en gemotiveerd om na te denken over het voedings- en beweeggedrag van hun kinderen. Hoofddoel: Het verbeteren van bewustwording, kennis en attitude van kinderen en hun ouders ten opzichte van gezonde voeding en voldoende beweging van kinderen. Dit hoofddoel is uitgewerkt in de volgende subdoelen voor de kinderen: l l
Bewustwording: Kinderen zijn zich bewust van hun voedings- en beweeggedrag. Kennis: Kinderen kennen de normen voor gezonde voeding en voldoende
beweging. l
Attitude: Kinderen vinden het lekker en belangrijk om gezond te eten en
leuk en belangrijk om voldoende te bewegen. Voor de ouders zijn de volgende subdoelen geformuleerd: l l
Bewustwording: Ouders zijn zich bewust van het voedings- en beweeggedrag van hun kind. Kennis: Ouders kennen de normen voor gezonde voeding en voldoende
beweging voor hun kind. l
Attitude: Ouders vinden het belangrijk dat hun kind gezond eet en voldoende beweegt.
Onder gezonde voeding wordt in dit project verstaan: dagelijks ontbijten, dagelijks 2 stuks fruit eten, dagelijks groente eten, dagelijks maximaal 4 tussendoortjes eten en dagelijks maximaal 2 zoete drankjes drinken. Onder voldoende bewegen wordt verstaan: dagelijks minimaal 1 uur bewegen door buiten te spelen, te sporten en/of lopend/fietsend naar school te gaan en dagelijks maximaal 2 uur tv-kijken/computeren. 4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld De interventie richt zich op leerlingen uit groep 5 (7-9 jarigen) van reguliere basisscholen in de gemeenten Apeldoorn, Epe, Brummen, Voorst en Heerde. Voor groep 5 is gekozen na overleg met een aantal basisscholen, ten tijde van de ontwikkeling van de interventie. Leerkrachten vondenzelf groep 5 een geschikte keuze voor deze interventie. Door uitvoering in combinatieklassen 4 en 5 is in de praktijk gebleken dat de interventieook geschikt is voor leerlingen van groep 4. De interventie is ook uitgevoerd iin combinatieklassen 5 en 6, maar de leerlingen uit groep 6 bleken de lessen minder uitdagend te vinden. De ouders van deze kinderen zijn tevens een belangrijke doelgroep.De leerkrachten van groep 5 vormen een intermediaire doelgroep. In de gemeenten Apeldoorn, Epe, Brummen, Voorst en Heerde zijn 140 reguliere basisscholen. De interventie is geschikt voor alle reguliere basisscholen, daarom worden geen specifieke kenmerken van de doelgroep beschreven. Elk jaar krijgen eerst de scholen die nog niet hebben meegedaan de kans om zich in te schrijven. Het maximale aantal van 25 scholen per jaar, wordt vervolgens opgevuld met scholen die al wel eerder
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 3 / 20
hebben meegedaan aan de interventie.In 2012 zal de interventie als pilot worden uitgevoerd op een aantal scholen voor het speciaal onderwijs. De inhoud en opzet van de interventie zal waar nodig worden aangepast aan deze doelgroep. Hiervoor is subsidie door ZonMw toegekend. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Niet van toepassing. Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen, maar deze doelgroep wordt voor een deel wel bereikt via de uitvoering op reguliere basisscholen. Uit cijfers van 2010 blijkt dat van de 565 deelnemende kinderen 39 van allochtone afkomst waren. Uit de praktijk blijkt dat de interventie voor migrantenleerlingen geschikt is en niet aangepast hoeft te worden. Voor migrantenouders wordt - na overleg met de leerkracht een enkele keer hulp geboden bij het invullen van de evaluatievragenlijst. 5. Aanpak Opzet van de interventie Leerkrachten van groep 5 van reguliere basisscholen in de regio worden middels een brief uitgenodigd om aan het project deel te nemen. Er kunnen 25 groepen 5 per kalenderjaar deelnemen. Deelname geschiedt op volgorde van inschrijving, waarbij scholen die in voorgaande jaren nog niet hebben deelgenomen voorrang krijgen. Alle groep 5 leerkrachten van de deelnemende scholen worden door de projectleider gezocht. Het project wordt toegelicht en er worden afspraken gemaakt over de planning van de diverse onderdelen en de bijdrage die de school zelf moet leveren. Alle afspraken worden schriftelijk bevestigd. De school kan via de website informatie (draaiboek, kleurplaten, diploma, brieven voor ouders, etc.) bekijken en/of downloaden.Per week kan één school deelnemen. Het project wordt op elke school in één week uitgevoerd en vindt grotendeels op de eigen locatie van de school plaats. De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse wordt uitgevoerd in 4 dagen. Na 3 maanden vindt een follow up les plaats. De projectleider bespreekt met de leerkracht tevens de mogelijkheden om - na de interventie - gezonde voeding en meer beweging een structurele plek in het schoolgezondheidsbeleid te geven. Zo zijn op verzoek van enkele scholen na het project ouderavonden georganiseerd om informatie over gezonde kindervoeding te geven. Sommige scholen hebben die ouderavond als opstapje gebruikt om het voedingsbeleid (tussendoortjesen traktatiebeleid) aan te passen. Ook heeft de projectleider in een directeurenoverleg van scholen inHeerde het belang van goede voeding binnen de basisschool toegelicht. Inhoud van de interventie Het programma staat in grote lijnen vast, maar de leerkracht kan dit zelf met andere activiteiten uitbreiden. Dag 1. Gastles van een diëtist over gezonde voeding, met name over gezond ontbijten, frisdrankgebruik en verantwoorde tussendoortjes en traktaties. De diëtist laat bijvoorbeeld zien hoeveel suiker er in verschillende drankjes zit door kinderen suikerklontjes te laten neerleggen bij glazen gevuld met verschillende soorten drankjes. Verder laat de diëtist de kinderen nadenken over hoe gezond de tussendoortjes zijn die zij zelf die dag mee naar school hebben gekregen, d.m.v. het opsteken van een rood (ongezond) of groen (gezond) kaartje. Ook legt de diëtist uit hoe de kinderen de eet- en beweegkalender thuis moeten invullen. Op deze kalender houden kinderen (met stickers) gedurende 1 week 4 voedingsaspecten (bijv. Ik heb vandaag ontbeten) en 5 beweegaspecten bij (bijv. Ik ben vandaag lopend of op de fiets naar school gegaan). Tijdens de 4e dag worden de ingevulde kalenders met zowel de kinderen als de ouders besproken. De kinderen krijgen 2 folders voor hun ouders mee: "Gezond eten met de schijf van vijf" van het Voedingscentrum en "Gezond gewicht. Een gezonde basis voor 6 tot 12 jaar" van de Nederlandse Zuivel Organisatie. Tijdsduur les: 1 uur. Dag 2. Dansles door een dansdocent. De kinderen studeren onder begeleiding van een dansdocent meerdere dansen in, die zowel jongens als meisjes aanspreken. Deze dansen worden tijdens de ouderbijeenkomst op
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 4 / 20
dag 4 opgevoerd. Voor dansen als beweegvorm is gekozen omdat het voor de meeste kinderen anders dan anders is (anders dan reguliere gymles of reguliere sporten) en dansen vrijwel alle kinderen aanspreekt. De dansdocent bespreekt met de kinderen ook hoeveel zij bewegen (zowel buitenspelen als sporten bij een sportclub) en vertelt over de beweegnorm. Tijdsduur les: 1 uur. Dag 3. Activiteit door school zelf verzorgd waarbij zowel beweging als gezonde voeding gecombineerd moeten worden en waarbij de ouders betrokken worden. In de projectmap staan verschillende suggesties, zoals bijv. op de fiets naar de boer en daar fruit plukken, speurtocht door de wijk langs speelmogelijkheden met een lege knapzak die tijdens de tussenstops gevuld wordt met gezonde producten, sportochtend met gezonde picknick. Bij de voorbereiding en uitvoering van deze activiteit zijn vaak meerdere ouders betrokken. Tijdsduur les: 1½ uur. Dag 4. Smaakles in de ochtend door een kok over proeven en smaak en bereiding gezonde hapjes. De kok laat de kinderen bewuster proeven en laat hen de rol van ogen, neus en tong ervaren (bijv. melk met een rode kleurstof drinken, geblindeerd en met de neus dicht een zure appel & ui proeven en laten raden wat het was). Verder probeert de kok hen te verleiden tot het uitproberen van voedingsmiddelen (zoals bijv. wat soorten groenten) die ze niet kennen of zeggen niet te lusten door deze op een andere en/of aantrekkelijke manier te presenteren. Tot slot maken de kinderen samen met de kok een aantal verschillende gezonde hapjes voor de ouderbijeenkomst. Tijdsduur: 2 uur. Ouderbijeenkomst in de middag verzorgd door de diëtist en de dans-docent. De ouders werken in subgroepjes aan een opdracht over zoete drankjes en tussendoortjes. Deze opdracht wordt daarna plenair met de diëtist besproken. De dansdocent geeft informatie over de beweegnorm voor kinderen en de kinderen voeren hun dansvoorstelling op. De ouders mogen meedansen. De kok geeft uitleg over de gezonde hapjes die de ouders vervolgens kunnen proeven. Ouders krijgen het recept van de gezonde hapjes mee naar huis. De middag wordt afgesloten met het uitreiken van een HAP&STAP diploma. Tijdsduur les: 1½ uur. Follow up les. Bijeenkomst 3 maanden na de vierdaagse verzorgd door een verpleegkundige van de GGD. De verpleegkundige start door de kinderen een paar beweegtussendoortjes te laten doen uit de "Hupla"- methode van Schoolsupport. Aan de hand van een kennisquiz en een kwartetspel bespreekt zij vervolgens met de kinderen alle thema's die in de vierdaagse aan bod zijn gekomen. Tijdens de quiz en het kwartetspel voert zij met de kinderen gesprekjes over wat zij hebben onthouden van de vierdaagse en of zij veranderingen in hun eet/beweeggedrag hebben aangebracht. Waar nodig geeft zij aanvullende informatie.Tijdsduur les: 1 uur. 6. Materialen en links Voor het project zijn de volgende materialen beschikbaar: l l
Projectmap met volledig draaiboek (beschikbaar via de website van de interventie). Website www.hapenstapvierdaagse.nl met achtergrondinformatie, links en materialen voor ouders en leerkrachten: kleurplaten, diploma, voorbeeldbrieven om ouders uit te nodigen voor de ouderbijeenkomst, voorbeeld tekst voor artikel in schoolkrant, ideeën voor de culinaire wandeltocht, links naar aanverwante websites: www.voedingscentrum.nl;
www.lekkerbelangrijk.nl; www.zuivelonline.nl; l l l
Traktatie ideeën boek voor ouders Recepten van de hapjes voor ouders Traktatiekalender met multiculturele hapjes van het NIGZ
Evaluatierapporten: l
l
Oord-Jansen, S. van (2008). Evaluatieverslag "De gezonde HAP&STAP Vierdaagse", resultaten schooljaar 2007/2008. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, Kennis en Expertisecentrum. Fries, M., & Oord-Jansen, S. van (2010). Evaluatierapport "De Gezonde
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 5 / 20
HAP&STAP Vierdaagse", resultaten kalenderjaar 2009. Apeldoorn:Academische Werkplaats AGORA, consortium van GGD Gelre-IJssel en Wageningen Universiteit. NB. Ten behoeve van de erkenning als theoretisch goed onderbouwd, is de fformulering van de (sub)doelen van deze interventie aangescherpt. In de huidige projectmap zijn de aangescherpte (sub)doelen nog niet aangepast, in de projectmap voor 2012 zullen wel de nieuwe doelen worden opgenomen. In de evaluatierapporten van 2008 en 2010 worden ook de niet aangescherpte(sub)doelen genoemd 7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Probleemanalyse Voeding Gezond eten levert de voedingsstoffen die nodig zijn om het lichaam gezond te houden. Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor een aantal chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en een aantal vormen van kanker (Voedingscentrum, 2009a; Harbers, 2009). Het is belangrijk om een kind gezonde eetgewoonten aan te leren. Gezond eten betekent in ieder geval regelmatig en goed ontbijten, elke dag groente en fruit en een beperkt gebruik van (ge)zoete drankjes (Voedingscentrum,2009d). l
Ontbijt. Ontbijten is belangrijk. Het is heel moeilijk alle voedingsstoffen in de juiste hoeveelheden binnen te krijgen als het ontbijt wordt overgeslagen (Voedingscentrum, 2008a). Door het niet nuttigen van een ontbijt krijgen kinderen al snel een hongergevoel waarna ze overgaan op het eten van energierijke tussendoortjes. Uit onderzoek blijkt dat overgewicht vaker voorkomt bij kinderen die niet ontbijten dan bij kinderen die wel ontbijten (Verheul-Koot, 2002; Hoeven-Mulder & Pieterse, 2011).
Andere voordelen van ontbijten zijn versterking van de gezinsband, onthaasting en betere leerprestaties (Ronne, 2004; Dubois, 2008; Rampersaud,2005). In de regio Stedendriehoek ontbijt 6% van de 8-12 jarigekinderen niet elke dag (Oude Groeniger et al., 2010). l
Groente en fruit. Groente en fruit leveren weinig calorieën en veel voedingsstoffen. Een gezonde voeding bevat dan ook ruime porties van deze voedingsmiddelen. Er veel aanwijzingen dat het eten van voldoende
groente en fruit het risico op chronische ziekten, zoals kanker en hart- en vaatziekten, verlaagt (Voedingscentrum, 2009b). In de regio Stedendriehoek eet 48% van de 8-12 jarige kinderen niet elke dag fruit en eet 53% niet elke dag groente (Oude Groeniger et al., 2010). l
Zoete drankjes. Met frisdrank, limonade en sappen krijgt een kind ongemerkt veel calorieën binnen. Hierdoor loopt het kind het risico te dik te worden. Uit onderzoek blijkt dat het vermijden van gesuikerde dranken een belangrijke rol kan spelen in de preventie van overgewicht (James,Thomas, Cavan & Kerr, 2004). Verder blijkt uit onderzoek dat de totaleenergie-inname bij kinderen die dagelijks frisdrank drinken, tien procent hoger is dan bij kinderen die geen frisdrank nuttigen (van Binsbergen & Mathus-Vliegen, 2003). Het Voedingscentrum beveelt daarom aan kinderen niet teveel (ge)zoete drankjes te geven
l
(Voedingscentrum, 2009c;Voedingscentrum, 2008b). Er is geen officiële richtlijn voor het aantal (ge)zoete drankjes per dag, maar 3 glazen of meer wordt over het algemeen beschouwd als veel. In de regio Stedendriehoek drinkt 45% van de kinderen 3 of meer (ge)zoete drankjes per dag (Oude Groeniger et al., 2010). Tussendoortjes. Voor een goede energieverdeling zou voor kinderen het aantal eetmomenten beperkt moeten worden tot maximaal zes: drie hoofdmaaltijden en niet meer dan twee of drie tussendoortjes. Kinderen eten echter steeds meer tussendoortjes. Uit de voedselconsumptiepeiling van het Voedingscentrum is gebleken dat de energiebijdrage van tussendoortjes bij jongens en meisjes van 7 tot 10 jaar respectievelijk op 27% en 28% ligt (Voedingscentrum, 1998). De aanbevolen hoeveelheid ligt op 10 tot 15% (Verheul-Koot, 2002). Cijfers met betrekking tot het gebruik van tussendoortjes in de regio Stedendriehoek zijn helaas niet voorhanden.
Lichamelijke activiteit Voldoende lichamelijke activiteit is bij kinderen goed voor het lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn en van groot belang voor de ontwikkeling van vaardigheden als samenwerken, delen, geven en nemen, winnen en verliezen, et cetera (Centrum Jeugdgezondheidszorg, 2009).
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 6 / 20
l
Beweging. Om de mate van lichamelijke activiteit te classificeren wordt onder andere de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) gebruikt.Om te voldoen aan deze norm moeten kinderen dagelijks minimaal één
uur op zijn minst matige intensieve lichamelijk activiteit verrichten, waarbij de activiteiten minimaal twee keer per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). Uit de Jeugdmonitor 2009 van GGD Gelre-IJssel blijkt dat 14% van de 8-12 jarigen in de regio Stedendriehoek onvoldoende lichamelijk actief is. Dat wil zeggen dat ze minder dan 7 uur of meer per week bewegen. De intensiteit waarmee bepaalde activiteiten plaatsvinden en het aantal dagen dat kinderen per week bewegen, zijn hierin niet meegenomen. Verder blijkt uit dat 18% van de kinderen niet of weinig buiten speelt (Oude Groeniger et al., 2010). l
Inactiviteit. Kinderen spelen minder buiten door de verkeersdrukte, een toenemend gevoel van onveiligheid en de weinige buitenspeelmogelijkheden (Verheul-Koot, 2002). Het aantal uren dat ze televisie kijken en achter de computer doorbrengen neemt daarentegen toe. Kinderen in Nederland kijken gemiddeld twee uur per dag televisie (Verheul-Koot, 2002; van Binsbergen & Mathus-Vliegen, 2003). Uit onderzoek is gebleken dat overgewicht meer voorkomt bij kinderen die veel televisie kijken. De kans op het ontstaan van overgewicht neemt met 12 procent toe voor elk uur per dag televisie kijken. Per uur matig tot intensieve lichamelijke activiteit neemt die kans met tien procent af. Een bijkomend negatief effect van het kijken van televisie is dat kinderen het kijken vaak combineren met het consumeren van energierijke tussendoortjes. Bovendien worden kinderen die televisie kijken geconfronteerd met reclameboodschappen over frisdranken, snoepgoed en fastfood (van Binsbergen & Mathus-Vliegen, 2003).
Wat betreft inactiviteit van kinderen bestaat er geen landelijke norm, ofwel er is geen maximum aantal uur aanbevolen voor tv kijken en/of computeren per dag voor kinderen van 4-12 jaar. Over het algemeen wordt 2 uur of meer per dag beschouwd als veel. In de regio Stedendriehoek zit 36% van de kinderen 2 uur of meer per dag achter een beeldscherm (Oude Groeniger et al., 2010). Opvoeding Hoewel de effecten van een ongezonde leefstijl op de kinderleeftijd nog niet zo zichtbaar zijn, is het wel belangrijk om al vroeg aandacht te geven aan gezonde leefgewoonten, want een levenswijze die jong is aangeleerd wordt makkelijker vastgehouden in de rest van het leven. Een groot deel van ziekte en verminderd welzijn en functioneren op latere leeftijd, wordt veroorzaakt door een ongezonde leefstijl. Er is in Nederland nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van de opvoeding op het eet- en beweegpatroon van de jeugd. Wel weten we dat ouders hun kinderen met succes kunnen stimuleren om gezond te eten en regelmatig te bewegen (Brug & Van Lenthe, 2005; Snoek, 2010). Een grote meerderheid van de ouders van 11 tot 16 jarige kinderen vindt gezond gedrag van hun kind belangrijk en besteedt daar in de opvoeding aandacht aan. Veel ouders moedigen hun kind aan om gezond te eten en te bewegen (tussen 80 en 95%), waarbij weinig effect van etniciteit, gezinsvorm en sekse op de opvoeding van gezond gedrag wordt gevonden. De opvoeding naar gezond gedrag door ouders hangt samen met het eet-, beweeg- en mediagedrag van het kind. De jongeren die zich kenmerken door gezond eten en voldoende bewegen hebben vaker ouders die dat gezondheidsgedrag stimuleren dan jongeren die dat gedrag niet vertonen (van Dorsselaer et. al., 2010). Goed eet- en beweeggedrag wordt in belangrijke mate in de thuissituatie aangeleerd en vindt ook voor een groot deel in de thuissituatie plaats. Ouders bepalen welk eten er 's avonds op tafel staat en spelen een grote rol in het aanleren van de gewoonte om gezond te eten en regelmatig te bewegen. Het 'modelling' principe is hier van toepassing: kinderen volgen het voorbeeld van hun ouders. Zijn hun ouders meer fysiek actief, dan zullen zij ook meer bewegen. Zijn hun ouders meer lichamelijk inactief, dan geldt dat ook voor hen. Alleen al het stimuleren van fysieke activiteit door de ouders kan bevorderend werken op de mate waarin het kind actief is. Ouders die hun kind steun en gelegenheid bieden om te bewegen en de tijd beperken dat het zittend mag doorbrengen, hebben de grootste kans hebben dat hun kind lichamelijk actief is. Op het gebied van voeding wordt verondersteld dat kinderen de eetgewoonten van hun ouders en oudere broers of zussen overnemen. Daarnaast is gebleken dat wanneer in gezinsverband wordt gegeten, kinderen meer groenten en fruit eten en minder frisdrank drinken (Bruil, Hosli, Dijkstra, Renders, Frederiks & Verloove-Vanhorick., 2002). De leefstijl van kinderen wordt mede bepaald door de kennis en houding van ouders over wat gezond is en de regels die zij daarover hanteren. In de Jeugdmonitor 2009 van GGD Gelre-IJssel is hierover een aantal zaken nagevraagd.In de regio Stedendriehoek heeft 27% van de ouders van 8-12 jarigen weinig regels over het
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 7 / 20
aantal uur dat hun kind TV/video/DVD mag kijken en/of mag computeren per dag en 49% hanteert soepele regels. Over voeding heeft 8% van de ouders weinig regels en hanteert 53% soepele regels. Aan ouders is gevraagd wat zij een acceptabele norm vinden ten aanzien van het gebruik van (ge)zoete drankjes voor kinderen van 4-12 jaar. In de regio Stedendriehoek vindt 59% van de ouders 3 of meer (ge)zoete drankjes per dag acceptabel. Hen is ook gevraagd wat zij een acceptabele norm vinden ten aanzien van het aantal uur per dag TV kijken en/of computeren voor 4-12 jarige kinderen. Dertig procent vindt meer dan 2 uur per dag acceptabel. Wat betreft de beweegnorm, weet slechts 36% van de ouders dat hun kind minimaal 1 uur per dag matig intensief moet bewegen. Ouders zijn ook gevraagd of ze hun kinderen stimuleren om buiten te spelen en om lopend of fietsend naar school te gaan. In de regio Stedendriehoek stimuleert 30% van de ouders van 8 tot 12 jarigen alleen bij mooi weer hun kind om buiten te spelen en 13% stimuleert hun kind slechts af en toe. Verder stimuleert 9% van de ouders hun kind alleen bij mooi weer om zelf lopend of fietsend naar school te gaan en 3% stimuleert hun kind af en toe hiertoe (Oude Groeniger et al., 2010). Beïnvloedbare factoren De cijfers betreffende het eet- en beweeggedrag van 8 tot 12 jarige kinderen in de regio Stedendriehoek onderstrepen het belang om binnen De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse aandacht te besteden aan de thema's fruit eten, groente eten, zoete drankjes drinken en computeren/Tv-kijken.Wat betreft dagelijks ontbijten en voldoende bewegen is de situatie in de regio Stedendriehoek veel gunstiger; veel kinderen voldoen aan de norm. Uit cijfers van E-MOVO 2007 van GGD Gelre-IJssel is echter bekend dat het percentage kinderen dat dagelijks ontbijt en dat voldoende beweegt, afneemt met het stijgen van de leeftijd (Hoeven-Mulder, Boluijt, Loman & Timmerman, 2008). Het is dus zaak om het goede ontbijt- en beweeggedrag van jonge kinderen vast te houden als ze ouder worden. Vandaar dat ontbijten en bewegen ook als thema's in De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse zijn geïntegreerd. Van tussendoortjes eten zijn geen regionale cijfers beschikbaar, maar gezien alarmerende landelijke cijfers is ervoor gekozen om dit thema ook te behandelen in de interventie (Verheul-Koot, 2002). De regionale cijfers betreffende de kennis en attitude van ouders ten opzichte van het voedings- en beweeggedrag van hun kind, rechtvaardigen de keuze om ouders ook als doelgroep te benaderen in De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse. Om gedragsverandering tot stand te brengen is het belangrijk om de determinanten van gedrag aan te pakken. Hiertoe dienen de onderliggende determinanten te worden veranderd. Om voedings- en beweeggedrag te verklaren worden vaak gedragsverklaringsmodellen gebruikt, welke individuele cognitieve gedragsdeterminanten omschrijven. Kennis is één van de determinanten van gedrag. Kennis is een belangrijke stap naar gedragsverandering, maar alleen kennisoverdracht is niet voldoende (Jansen, Schuit & van der Lucht, 2002). Bewustwording van eigen voedings- en beweeggedrag is ook een belangrijke voorwaarde voor gedragsverandering volgens het Precaution Adoption Proces Model (Weinstein, Rothman & Sutton, 1998). Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar de JUMP-in interventie dat de meeste (64%) kinderen zich niet bewust zijn van hun eigen beweeggedrag. Kinderen die zich wel bewust waren bewogen gemiddeld 20 minuten per dag meer dan kinderen die zich niet bewust waren van hun eigen bewegingsgedrag (Dijkman, 2002; Jurg, 2005). Volgens de Theory of Planned Behavior (TPB) kan gedrag het beste worden voorspeld door de gedragsintentie (Ajzen, 1991). De gedragsintentie heeft betrekking op de voornemens van iemand om een bepaald gedrag uit te voeren. Het gaat hier om iemands persoonlijke inschatting van de waarschijnlijkheid dat hij of zij het gedrag uit zal voeren. Als iemand de intentie heeft tot het uitvoeren van het gedrag, is het waarschijnlijk dat deze persoon het desbetreffende gedrag ook zal uitvoeren (Gutteling & Heuvelman, 2000). Volgens Ajzen (1991) wordt de intentie tot het gedrag zelf voorspeld door de attitude, subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole. De attitude wordt gevormd door vooronderstellingen over waarschijnlijke gevolgen van het gedrag en de evaluatie van deze gevolgen. Uit onderzoek van Hagger, Chatzisarantis en Biddle (2001) bleek dat de attitude met betrekking tot bewegen een significante voorspeller van de intentie tot bewegen is. Uit een onderzoek van Hobbel (1996) bleek dat attitude een determinant is van het niet dagelijks ontbijten onder kinderen. Als kinderen ontbijten niet leuk, lastig of niet nodig vinden, geen zin hebben en vinden dat het tijd kost zullen ze minder vaak ontbijten. De subjectieve norm geeft aan wat de invloed is van de sociale omgeving op het gedrag van een individu (Kok & Damoiseaux, 1996). Als ouders veel televisie kijken, is de kans groot dat hun kind ook veel televisie kijkt (Meertens, Schaalma, Brug & de Vries., 2001). Hobbel (1996) Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 8 / 20
beschrijft dat kinderen minder vaak zullen ontbijten als de ouders niet ontbijten en als de ouders hun kinderen niet verplichten tot ontbijten. De waargenomen gedragscontrole wordt bepaald door vooronderstellingen over de aanwezigheid van factoren die het uitvoeren van het gedrag kunnen vergemakkelijken of belemmeren. Uit een onderzoek van Hagger et al. (2001) bleek dat de waargenomen gedragscontrole een significante voorspeller van de intentie tot bewegen is. Ook gaf Hobbel (1996) aan dat kinderen ontbijten moeilijk vinden, omdat ze 's morgens geen honger hebben, te laat opstaan, nog moe zijn en niet goed zelf een ontbijt klaar kunnen maken. Er bestaat veel wetenschappelijk bewijs voor de TPB. Godin en Kok (1996) hebben 65 onderzoeken, waarin gebruik werd gemaakt van de TPB, geanalyseerd en daaruit geconcludeerd dat het model een goede voorspeller is voor de gedragsintentie. Courneya en Bobick (2000) geven aan dat de TPB het meest valide model is om te begrijpen waarom mensen bewegen. Volgens Gutteling en Heuvelman (2000) kan, op basis van diverse onderzoeken, geconcludeerd worden dat het een succesvolle theorie is. Zij geven aan dat uit de resultaten van veel onderzoeken blijkt dat de verbanden tussen de belangrijkste concepten uit de theorie overeenkomen met de verwachtingen. Door een interventie op de determinanten attitude, subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole te richten, kan getracht worden via de gedragsintentie het gedrag te veranderen. De interventie De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is een kortdurende interventie waarin onvoldoende tijd is om alle hierboven genoemde determinanten aan bod te laten komen. Daarom beperkt de interventie zich tot de determinanten bewustwording, kennis en attitude. De interventie De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is oorspronkelijk ontwikkeld door GGD Regio IJssel-Vecht (nu GGD IJsselland). Alvorens de interventie te ontwikkelen is door deze GGD een kwalitatief onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in hoe ouders tegen het probleem overgewicht bij kinderen aankijken en welke oplossingen zij zien om dit probleem te voorkomen en/of aan te pakken. Zes focusgroep gesprekken zijn gevoerd met in totaal 46 moeders. Een belangrijke aanbeveling die naar voren kwam uit dit onderzoek, was om voedings- en beweegactiviteiten op school te organiseren. Een andere aanbeveling was om via de kinderen de ouders te bereiken. Een ludieke activiteit die veel publiciteit genereert zou de interesse van de ouders wekken. Deze activiteit zou leuk moeten zijn en een positieve boodschap moeten uitdragen. Beweging is volgens de ouders zeer geschikt om als insteek te kiezen. De ouders stelden zelf voor om te kiezen voor dansen, omdat dit volgens hen een vorm van beweging is die veel kinderen leuk vinden. Door de kinderen een dans te laten opvoeren voor de ouders, zou de aandacht van de ouders kunnen worden verkregen en zou aanvullend opvoedingsondersteuning aan ouders in een verpakte vorm kunnen worden meegegeven. Deze aanbevelingen van ouders zijn verwerkt in de interventie De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse (Felix, Bleeker & Asselbergs, 2004). Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep, aanpak De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is een interventie voor basisscholen waarbij voedings- en bewegingsactiviteiten voor kinderen van groep 5 op een leuke manier gecombineerd worden. Door ouders bij de voorbereiding en uitvoering van enkele interventieonderdelen te betrekken, worden zij tegelijkertijd enthousiast gemaakt en gemotiveerd om na te denken over het voedingsen beweeggedrag van hun kinderen. Het is een kortdurende interventie bestaande uit activiteiten van 1 a 2 uur gedurende 4 achtereenvolgende dagen en een vijfde dag na circa 3 maanden. De volgende voedingsgedragingen staan centraal: ontbijten, groente en fruit eten, tussendoortjes eten en zoete drankjes drinken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de gedragingen bewegen (sporten, buitenspelen, lopend/fietsend nar school) en tv-kijken/computeren. Deze gedragingen zijn gekozen vanwege de relatie met overgewicht en gezondheid in het algemeen. Daarnaast is voor deze gedragingen gekozen omdat uit regionale cijfers blijkt dat (lang) niet alle 8 tot 12 jarige kinderen uit de regio Stedendriehoek aan de voedings- en beweegnormen voldoen In een in 2010 verschenen publicatie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt het belang van het betrekken van ouders bij gezonde leefstijlactiviteiten op school onderkend. Het advies van het RIVM is dan ook om ouders meer te betrekken, zodat de activiteiten op school en de opvoeding thuis elkaar kunnen versterken. Dergelijke adviezen komen ook uit andere (inter)nationale studies naar voren (Bos, De Jongh &Paulussen, 2010; Timperio, 2004). Ook de keuze voor de school setting wordt ondersteund door literatuuronderzoek (Doak, Visscher et al. 2006; Branca, Nikogosian et al. 2007; Lissau2007). Veel van de effectief bevonden preventieve interventies kenmerkenzich door de keuze voor de schoolsetting.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 9 / 20
Om de determinanten bewustwording, kennis en attitude van de kinderen en de ouders te verbeteren zijn effectieve methoden en strategieën gezocht die deze determinanten beïnvloeden (Bartholomew, Parcel, Kok & Gottlieb, 2006). Voor het vergroten van de kennis wordt in De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse onder meer toegepast: tailoring (vraag & antwoord gesprekken), discussion (groepsspel met ouders), active learning (suikerklontjestest), rehearsal (quiz, kwartetspel), passive learning/providing information (folders). Voor het vergroten van de bewustwording wordt gebruik gemaakt van: selfmonitoring & feedback (eet/beweegkalender). Voor het verbeteren van de attitude worden ingezet: direct experience (dansen instuderen, hapjes maken, beweegtussendoortjes), self-reevaluation (smaakproefjes). Deze methoden en technieken zijn terug te vinden in stap 3 Selecting Methods and Strategies van de Intervention Mapping Approach (Bartholomew et. al., 2006). Binnen De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is dus gekozen voor een mix van verschillende methoden en strategieën. Deze worden hieronder toegelicht. Kinderen Bewustwording. l
De diëtiste vraagt de kinderen op dag 1 om gedurende 1 week thuis de Eet- en Beweegkalender in te vullen, samen met hun ouders. De kalender bestaat uit 4 voedingsaspecten en 5 beweegaspecten. Door deze kalender in te vullen worden de kinderen zich bewust van hun eet- en beweeggedrag. De ingevulde kalender wordt in de klas besproken met de hele groep, waarbij de eet- en beweegnormen worden besproken en waarbij eventuele verbeterpunten worden besproken. De kinderen zien hierdoor of hun eeten beweeggedrag - en dat van hun klasgenoten - voldoet aan de normen en waar verbetering mogelijk is.
l
De diëtiste laat door middel van een spel met groene en rode kaartjes de kinderen stemmen of de tussendoortjes die zij die dag mee naar school hebben gekregen gezond of ongezond zijn. De kinderen
l
worden zich er zo van bewust hoe (on)gezond hun tussendoortjes zijn. De kok laat tijdens de smaakles de kinderen door middel van smaakproefjes ervaren wat de rol van hun
l
zintuigen is voor hun smaakbeleving. De kinderen worden zich ervan bewust dat ze door de invloed van hun zintuigen mogelijk een mening hebben over de smaak van een product die niet juist hoeft te zijn. De verpleegkundige bespreekt tijdens de follow-up les met de kinderen
of zij na afloop van de Vierdaagse hun eet- en beweeggedrag hebben veranderd en hoe dat bevallen is. De kinderen worden zich zo opnieuw bewust van hun eet- en beweeggedrag. Kennis. l
l
l
l
l l
De diëtiste geeft informatie over het belang van elke dag ontbijten en vertelt waaruit een gezond ontbijt bestaat. Ze doet dit in de vorm van een vraag & antwoord gesprek met de kinderen. De diëtist maakt aan de hand van een suikerklontjestest met verschillende frisdranken voor de kinderen aanschouwelijk hoeveel suiker deze bevatten. Hierbij wordt de kinderen duidelijk welke drankjes gezond en welke drankjes ongezond zijn. De kinderen krijgen hierbij uitleg over de zoete drankjes norm. De diëtiste heeft met de kinderen een vraag & antwoord gesprek over gezonde en minder gezonde tussendoortjes en traktaties, ze laat de kinderen zelf voorbeelden noemen. Hierbij geeft ze meteen informatie over het aantal tussendoortjes dat een kind per dag mag hebben volgens de norm. Tijdens dag 2 heeft de dansdocent een vraag & antwoord gesprek met de kinderen over hoeveel zij bewegen en hoe zij bewegen. Hij geeft naar aanleiding van dit gesprek informatie over de beweegnorm, de tv-computer norm en over het belang van bewegen voor hun gezondheid. De kok geeft tijdens dag 4 uitleg over de functie van zintuigen bij het proeven. Tijdens de follow-up les na 3 maanden blikt de verpleegkundige met de kinderen terug op het project. Aan de hand van een quiz wordt getoetst wat de kinderen nog weten. De verpleegkundige vult de antwoorden aan of verbetert deze waar nodig.
l
l
Na de quiz spelen de kinderen in groepjes een kwartetspel ("Dik zijn is niet fijn" van Attention Cards), waarin de verschillende thema's van de Vierdaagse ook op speels wijze herhaald worden. De verpleegkundige loopt tijdens het spel rond, waarbij ze vragen beantwoordt maar de kinderen ook korte vragen over de thema's stelt. Naar aanleiding van de beweegtussendoortjes (zie attitude) heeft de verpleegkundige een gesprekje met de kinderen over hoeveel en hoe zij bewegen en hoeveel zij tv-kijken en computeren per dag.
Attitude. Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 10 / 20
l
Op dag 2 studeren de kinderen samen met de dansdocent een aantal dansen in. De kinderen ervaren op
l
deze manier hoe leuk bewegen is. Op dag 3 is de culinaire wandeltocht waarbij gezonde voeding en beweging gecombineerd worden. Deze activiteit wordt door de school samen met de ouders georganiseerd, waardoor de exacte invulling van deze dag kan variëren. Tijdens deze activiteit ervaren de kinderen dat gezonde hapjes en drankjes lekker zijn, dat bewegen leuk is en zien zij welke speelmogelijkheden er zijn in de nabije omgeving van de school en de wijk.
l
De kok bereidt samen met de kinderen een aantal gezonde hapjes, waarin veel groente en fruit is verwerkt. De kinderen ervaren zodoende wat ze van gezonde producten kunnen maken en dat dit leuk en lekker is. De smaakles is een leuke manier om kinderen op een andere manier te laten kijken naar producten en ze over de drempel te helpen om deze te proeven.
o De verpleegkundige doet tijdens de follow-up les een aantal beweegtussendoortjes met de kinderen uit de Hupla-methode van Schoolsupport. De kinderen (en de leerkracht) ervaren dat het leuk en lekker is om even van de stoel te komen en in de klas te mogen bewegen. Ouders Bewustwording. l
De kinderen krijgen op dag 1 de Eet- en beweegkalender mee naar huis en vullen deze thuis in. Door dit invullen thuis te doen, worden ouders zich bewuster van het eet- en beweeggedrag van hun kind en of dit voldoet aan de norm. De ingevulde kalenders worden tijdens de ouderbijeenkomst ook met de ouders besproken, waarbij eventuele verbeterpunten worden benoemd.
Kennis. l
Op dag 1 krijgen de kinderen 2 folders voor hun ouders mee: "Gezond eten met de schijf van vijf" van het Voedingscentrum en "Gezond gewicht. Een gezonde basis voor 6 tot 12 jaar" van de Nederlandse Zuivel Organisatie. In deze folders kunnen de ouders lezen waarom gezond eten belangrijk is voor hun kind en wat een gezond eetpatroon is voor hun kind (met diverse recepten). Ook wordt informatie gegeven over het belang van bewegen, de beweegnorm en de norm m.b.t. tv-kijken en computeren.
l
l
l
Tijdens de ouderbijeenkomst doet de diëtist samen met de ouders een informatief en interactief spel over tussendoortjes en zoete drankjes. Bij de bespreking van de opdracht geeft de diëtist informatie over het belang van gezonde voeding en de normen voor gezond eten. Tijdens de ouderbijeenkomst geeft de dansdocent de ouders informatie over het belang van voldoende bewegen en vertelt over de beweegnorm en de computer/TV-norm. De kok vertelt de ouders over gezonde traktaties en tussendoortjes en vertelt over de gezonde hapjes die zijn klaargemaakt door de kinderen. De ouders krijgen de recepten van de gezonde hapjes mee naar huis, zodat zij deze thuis nog eens - samen met hun kind - kunnen maken.
Attitude. l
De kinderen voeren tijdens de ouderbijeenkomst hun dansen op voor hun ouders. De ouders zien hierdoor
l
hoeveel plezier hun kinderen beleven door te bewegen. De culinaire wandeltocht wordt door de school samen met ouders bedacht en uitgevoerd. Door ouders hierbij te betrekken, gaat het project voor hen meer leven en worden zij ook gestimuleerd om na te denken over gezonde hapjes en drankjes en leuke beweegvormen en speelmogelijkheden in de buurt van de school. De ouders ervaren gedurende de activiteit hoeveel plezier hun kinderen aan het bewegen
l
beleven en met hoeveel smaak zij de gezonde hapjes en drankjes naar binnen werken. Deze gezonde hapjes die de kinderen samen met de kok hebben gemaakt, worden tijdens de ouderbijeenkomst door de kinderen geserveerd aan hun ouders. De ouders ervaren hierdoor zelf hoe lekker de gezonde hapjes zijn, hoe lekker de kinderen de hapjes vinden en zien hoeveel kinderen beleven aan het helpen klaarmaken van de hapjes.
Werkzame factoren/mechanismenEen belangrijk pluspunt van deze interventie is de wijze waarop ouders bij de interventie betrokken worden. De Hartstichting heeft uit verschillende rapporten en gesprekken met praktijkwerkers een aantal tips en trucs samengesteld om de ouderbetrokkenheid bij Lekker fit! te vergroten,
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 11 / 20
zoals het organiseren van een doe-activiteit of een interactieve bijeenkomst (samen doen); de kinderen bij de ouderactiviteiten betrekken (laat zien wat de kinderen doen); het nuttige met het aangename verenigen (Kuipers, 2010). In de Gezonde HAP&STAP Vierdaagse worden deze suggesties toegepast. Ouders helpen mee bij de voorbereiding en uitvoering van enkele interventie onderdelen. Ook worden ouders betrokken doordat de kinderen hun dansvoorstelling laten zien en doordat de ouders de door de kinderen gemaakte hapjes mogen proeven. Hierdoor worden veel ouders naar school 'gelokt' en is de opkomst van de ouderbijeenkomst hoog (bijna 70%). Volgens de helft van de deelnemende leerkrachten waren bij de ouderbijeenkomst ook ouders aanwezig die normaal bij schoolactiviteiten afwezig zijn (van Oord-Jansen, 2008). Een ander pluspunt van de interventie is de geringe inzet die nodig is van de docent voor voorbereiding en uitvoering van de interventie door het uitgebreide draaiboek en de inzet van gastdocenten. De gastdocenten zorgen in de klas voor ludieke en feestelijke lessen vanuit een positieve insteek. Het resultaat is een interventie die door 96% van de kinderen en door 98% van de ouders goed gewaardeerd wordt (Fries & van Oord-Jansen, 2010). 8. Samenvatting van de onderbouwing De eet- en beweeggewoonten van veel kinderen in de regio Stedendriehoek blijken voor verbetering vatbaar. De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse richt zich op basisschoolleerlingen (groep 5) en hun ouders en combineert leuke activiteiten over gezonde voeding en voldoende beweging. Het verbeteren van kennis, bewustwording en houding van kinderen en ouders staat voorop. 9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Eisen gastdocenten: Voor de uitvoering van de lessen op de scholen worden een diëtist, een kok, een dansdocent en een GGD verpleegkundige ingezet. Er worden geen aanvullende eisen gesteld aan deze gastdocenten, buiten de reguliere opleidingsvereisten voor deze beroepsgroepen. Enige jaren werkervaring en affiniteit met het werken met groepen kinderen, zijn een pre. Randvoorwaarden: Diëtist en dansdocent: 2 dagdelen per week beschikbaar.Kok: 1 dag per week beschikbaar. Protocol / handleiding Er is een projectmap met draaiboek en er zijn onderzoeksrapporten met uitslagen van de resultaten van de interventie. Het oorspronkelijke draaiboek is geschreven door GGD IJssel-Vecht. Vérian heeft dit overgenomen en bewerkt tot het huidige project, waaruit blijkt dat de interventie overdraagbaar is. Vérian heeft toestemming van GGD IJssel-Vecht (nu: GGD IJsselland) om als licentiehouder dit project te beschrijven en eigenaar te worden. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De projectleider houdt doorlopend een registratie van de activiteiten bij. De resultaten worden door GGD Gelre-IJssel onderzocht in een evaluatieonderzoek. N.a.v. deze onderzoeken is het project aangepast en verder verbeterd. Om te bewaken dat de vakdocenten hun werk goed blijven doen, vindt voorafgaand aan de start van het project en aan het einde van elk jaar een bijeenkomst plaats met de projectleider en alle docenten. Hier worden de ervaringen en de onderzoeksresultaten besproken. Daar waar nodig wordt het project bijgesteld en nieuw materiaal ontwikkeld. Gedurende het jaar bezoekt de projectleider een of meerdere scholen tijdens de projectweek om te beoordelen hoe het project uitgevoerd wordt.Door middel van een fotowedstrijd houdt de projectleider - in beperkte mate - zicht op wat de scholen allemaal doen tijdens het project. De scholen wordt gevraagd om elke dag een aantal foto's per activiteit te maken en deze in de vorm van een collage in te zenden voor de wedstrijd. De leukste inzending wint een HAP&STAP pakket, met speelgoedjes en wat gezonds te eten en drinken voor elk kind. Kosten 2009: totaal € 47.349,00 (ZonMw) Personele kosten: € 29.385,00 Tijdsinvestering:
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 12 / 20
l l l l
diëtist: 4 uur per school; kok: 6 uur per school; dansdocent: 4 uur per school; GGD-verpleegkundige: 4 uur per school.
Materiaalkosten: € 2705,00 l l l l l
materiaal gastles diëtist; materiaal smaakles kok; folders voor de ouders; cadeautjes kinderen; verlenging hosting en domeinnaam website.
Reiskosten: € 502,00Wervings- en ondersteuningskosten: € 11.427,00 l
Coördinator: 7 uur per school
Ontwikkelkosten en samenwerking: € 3330,00 l l l l
aanpassen programma ontwikkelen les modules aanpassen evaluatie aanpassen en onderhoud website
Evaluatie GGD: 105 uur 2010: totaal € 53.046,00 (ZonMw) Personele kosten: € 31.825,00 l l l l
diëtist: 5 uur per school kok: 6 uur per school dansdocent: 4 uur per school GGD-verpleegkundige: 4 uur per school
Materiaalkosten: € 2700,00 l
zie 2009
Reiskosten: € 430,00Wervingskosten: € 11.725,00 l
coördinator: 7 uur per school
Ontwikkelkosten en samenwerking: € 6365,00 l
zie 2009
Evaluatie GGD: 105 uur Dit zijn de kosten om de interventie gedurende 1 jaar op 25 scholen uit te voeren en om de resultaten te onderzoeken. Door de inzet van gastdocenten zijn de uitvoeringskosten vrij hoog. Eventueel kunnen deze kosten verlaagd worden door enkele onderdelen door de groepsleerkrachten of door een stagiaire te laten uitvoeren, zoals de fol-low-up les. De smaakles zou eventueel ingekort kunnen worden of door de docent zelf gegeven kunnen worden. Als de leerkracht de smaakles zelf verzorgt zal hij/zij echter ook zelf de producten moeten aanschaffen wat hem/haar ook tijd en geld kost. Door de evaluatie achterwege te laten, kunnen de kosten ook verminderd worden. Verder kan van de scholen een (bescheiden) eigen bijdrage gevraagd worden. De resterende kosten zouden door de gemeenten gefinancierd kunnen worden. Een eigen bijdrage en een grotere inzet vragen van leerkrachten zal zeer waarschijnlijk ten koste gaan van het enthousiasme en de bereidheid van scholen om mee te doen met de interventie (dit is in het verleden door hen aangegeven) en zal mogelijk ook invloed hebben op de resultaten. Indien gebruik gemaakt wordt van stagiaires i.p.v. gastdocenten, zal ook tijd ingeruimd moeten worden voor inwerken en begeleiden
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 13 / 20
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Onderzoek 1 In 2007/2008 zijn 4 soorten vragenlijsten gebruikt: 1 voormeting leerlingen (nulmeting) 2 nameting leerlingen (effectmeting & procesmeting) 3 nameting ouders (procesmeting) 4 nameting leerkracht (procesmeting) Bereik periode september 2007 t/m juni 2008: 43 scholen; 1080 leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 8,5 jaar (SD 0,8 jaar). Daarnaast hebben 839 ouders en 43 leerkrachten vragenlijsten ingevuld. De waardering is hoog: 93% van de leerlingen vond het project (heel erg) leuk, 98% van de ouders vond het project (heel erg) goed en op de open vraag voor leerkrachten kwamen bijna allemaal lovende reacties. Het bereik onder ouders is goed, van 68% van de deelnemende kinderen kwam een ouder/verzorger naar de ouderbijeenkomst (zie ook 10.1). Bij de uitvoering van De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse heeft een kwar van de leerkrachten één of meer knelpunten ervaren; de belangrijkste hiervan waren: l l
geringe inzet van de leerkracht: slechte voorbereiding geen geschikte ruimtes in de school voor alle activiteiten
Oplossingen: l l
projectleider bekijkt alle ruimtes en bespreekt mogelijkheden/oplossingen met de leerkracht wedstrijd 'beste organisatie'; hierdoor worden leerkrachten uitgedaagd om het project zo goed mogelijk te organiseren, waardoor ze een prijs voor hun klas kunnen winnen.
Onderzoek 2. In 2009 zijn 4 soorten vragenlijsten gebruikt, deze komen grotendeels overeen met 2007/2008 maar zijn op enkele punten verbeterd: 1 voormeting leerlingen (nulmeting) 2 nameting leerlingen (effectmeting & procesmeting) 3 nameting ouders (effectmeting & procesmeting) 4 nameting leerkracht (procesmeting) Bereik periode januari 2009 t/m dec. 2009: 22 scholen; 435 leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 8,6 jaar (SD 0,7 jaar). Daarnaast hebben 368 ouders en 21 leerkrachten vragenlijsten ingevuld. De waardering is hoog: 96% van de leerlingen vond het project (heel erg) leuk en 98% van de ouders vond het project (heel erg) goed. Het bereik onder ouders is goed, van 68% van de deelnemende kinderen kwam een ouder/verzorger naar de ouderbijeenkomst (zie 10.1). Er zijn twee typen ouderafsluitingen gehouden op scholen: het blijkt dat de ouders die de interactieve vorm hebben bijgewoond, de ouderafsluiting positiever waardeerden en vaker aangaven nieuwe informatie te hebben gehoord. Opvallend is echter dat juist de ouders die de presentatie in eenrichtingsverkeer hebben bijgewoond, vaker de fruitnorm, tussendoortjesnorm en beweegnorm kennen dan de overige ouders. Dingen die ouders missen in De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse variëren van een uitleg over bewegen, tot tijd voor discussie en het meekrijgen van de recepten op papier. Oplossingen: l
l
Tijdens de ouderafsluiting is meer ruimte gecreëerd voor discussie en de dansdocent besteedt wat meer aandacht aan een algemeen verhaal over voldoende bewegen. De recepten worden tijdens de ouderafsluiting op papier meegegeven aan de ouders en zijn ook te downloaden van de website.
Deze oplossingen worden reeds toegepast. Leerkrachten zijn bijzonder tevreden over De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse. De implementatiegetrouwheid was goed; slechts bij 2 van de 21 scholen is van het draaiboek afgeweken. In totaal 5 leerkrachten hebben suggesties gegeven om De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse te verbeteren. Naar aanleiding hiervan is
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 14 / 20
bijvoorbeeld de eet- en beweegkalender wat aangepast; de tekst is vereenvoudigd. De kalender blijkt minder goed toepasbaar in klassen met overwegend allochtone kinderen; de kalender wordt thuis niet goed ingevuld of raakt kwijt. De leerkracht wordt in dat geval geadviseerd om de kalender niet mee naar huis te geven, maar dagelijks in de klas te laten invullen en te bespreken. Wat betreft de culinaire wandeltocht vragen enkele leerkrachten waarom deze dag niet ook voor hen wordt georganiseerd. Deze dag is echter juist bedoeld om de leerkracht en de ouders zelf aan het werk te zetten 11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland De evaluatie van De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse is stapsgewijs gegroeid. In 2008 werd GGD Gelre-IJssel benaderd met de vraag of ze eenstapel ingevulde enquêtes wilden analyseren. Dit was het begin van een groeiend contact tussen Vérian en GGD Gelre-IJssel. Samen zoeken zij steeds zo goed mogelijk aansluiting tussen de inhoud/werkwijze van de interventie, de doelen en de evaluatie. Studie 1: Oord-Jansen, S. van (2008). In de periode september 2007 tot juni 2008 is op 43 basisscholen in de regio Gelre-IJssel De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse uitgevoerd onder coördinatie van thuiszorgorganisatie Vérian. Door middel van een voor- en nameting met schriftelijke vragenlijsten is het effect onderzocht van De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse na 1 week op kennis, houding en bewustwording ten aanzien van gezond eten en bewegen van kinderen in groep 5 en hun ouders. De resultaten zijn geanalyseerd door GGD Gelre-IJssel / Academische werkplaats AGORA. De evaluatie is niet door deze groep opgezet, maar door GGD IJssel-Vecht (de oorspronkelijke ontwikkelaar van de interventie). Er was geen controleconditie aanwezig. Op elke school werd direct voorafgaand en na afloop van de interventieweek gemeten. Van de in totaal 1225 kinderen die hebben meegedaan aan De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse, hebben er 1080 de voor- en nameting ingevuld (respons 88%). Van de 1225 deelnemende kinderen hebben 839 ouders/ verzorgers (68%) de ouderbijeenkomst bijgewoond en een vragenlijst ingevuld. De vragenlijsten bevatten multiple choice vragen, met als uit-komstmaat het percentage kinderen dat goed heeft geantwoord. De verschillen tussen voor- en nameting zijn op groepsniveau geanalyseerd met een chi-kwadraat toets in SPSS 17. Er is duidelijk een toename in kennis te zien. Het percentage kinderen dat de fruitnorm kent is bijvoorbeeld gestegen van 59% naar 87% (p=0,000). De houding verschilt niet significant tussen voor- en nameting of laat zelfs een lichte daling zien. Dit kan veroorzaakt zijn door het feit dat de antwoord categorieën tussen voor- en nameting verschilden of door het feit dat op de voormeting al zeer positief werd gescoord. Verder is na afloop van de interventie de helft van de kinderen bewust van plan om gezonder eten en meer te bewegen, maar omdat dit niet in de voormeting is gevraagd is het moeilijk daar conclusies aan te verbinden. De evaluatie kent een aantal tekortkomingen. Een groot deel hiervan is in de tweede evaluatiestudie verbeterd. Studie 2: Fries, M., & Oord-Jansen, S. van (2010). In de periode januari tot december 2009 is in groep 5 op 22 basisscholen in de regio Gelre-IJssel De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse uitgevoerd. Dit betrof een nieuwe groep kinderen ten opzichte van schooljaar 2007/2008. De tweede evaluatiestudie onderzoekt (net als de eerste) het effect van De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse op kennis, houding en bewustwording ten aanzien van gezond eten en voldoende bewegen. Deze studie is opgezet en uitgevoerd door GGD Gelre-IJssel / Academische werkplaats AGORA. De belangrijkste verbeterpunten ten opzichte van de eerste evaluatiestudie zijn: l l
slordigheden zijn verbeterd; zo zijn de antwoordcategorieën van de houdingsvragen aangepast; het effect bij kinderen is ook op langere termijn (3 maanden na afloop van De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse) gemeten;
l l l
er is kindcode op de vragenlijsten ingevoegd zodat analyse op individueel niveau mogelijk werd; verschillen tussen jongens en meisjes zijn geanalyseerd; de implementatiegetrouwheid is gemeten.
Het gebruikte onderzoeksdesign was een voor- en nameting met follow-up meting met behulp van schriftelijke vragenlijsten. Op elke school werd direct voorafgaand en na afloop van de interventieweek gemeten, alsmede 3 maanden na afloop. De follow-up meting werd door de leerlingen ingevuld voorafgaande aan de follow-up Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 15 / 20
les. In totaal hebben 547 kinderen meegedaan aan De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse, hiervan hebben er 435 de voormeting en tenminste één van beide nametingen ingevuld (respons 80%). Van de 547 deelnemende kinderen hebben 368 ouders/verzorgers (68%) de ouderbijeenkomst bijgewoond en een vragenlijst ingevuld. De vragenlijsten bevatten multiple choice vragen, met als uitkomstmaat het percentage kinderen dat goed heeft geantwoord. De verschillen tussen de voor- en nameting, alsmede tussen voormeting en follow-up, zijn geanalyseerd met een chi-kwadraat toets in SPSS 17. Voor deze tweede evaluatiestudie zijn grotendeels dezelfde vragenlijsten gebruikt als in schooljaar 2007/2008, met enkele verbeteringen. Voor zover wij weten zijn voor deze leeftijdsgroep (8-9 jaar) geen gevalideerde vragensets voorhanden om bewustwording, kennis en houding te meten. Kinderen ontwikkelen zich op hun eigen manier en tempo, dus het is vrij lastig om te zeggen hoe vragenlijsten het beste samengesteld kunnen worden (Borgers et al., 2000). Wel zijn er uit de literatuur enkele aanwijzingen bekend, waarbij de voor De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse gebruikte meetinstrumenten goed aansluiten: l
Vanaf 8-jarige leeftijd is het mogelijk om kinderen zelf vragenlijsten te laten invullen, al is de concentratieboog bij deze kinderen nog niet erg groot. Daarom moet de afname van een vragenlijst niet veel langer dan 20 minuten duren (Guinard, 2001).
l
Voor kinderen is het belangrijk om vragen duidelijk te formuleren. Vooral vage en negatief gestelde vragen kunnen problemen geven (Borgers & Hox, 2000). Jonge kinderen zijn erg letterlijk bij de interpretatie van woorden en zinnen.
l
Er is weinig bewijs te vinden voor de antwoordschalen die gebruikt kunnen worden. Voor volwassenen zijn zeven antwoordcategorieën betrouwbaar (Alwin, 1997). Borgers & Hox (1999 en 2000) raden voor kinderen van 8-18 jaar vier of vijf antwoordcategorieën aan. Veelal worden multiple choice vragen aangeraden. In de CATCH studie (Edmunson et al., 1996) werd voor de kinderen met de leeftijd 8-11 jaar voornamelijk twee antwoordcategorieën gebruikt, waarbij steeds uit twee producten gekozen kon worden. Daarnaast waren enkele vragen in de vragenlijst te vinden met drie antwoordcategorieën: waar/ja, een beetje en niet waar/nee. Baranowski et al. (2000) gebruikten voor kinderen in groep 4 en 5 een vragenlijst met variërende antwoordcategorieën, van multiple choice, tot binaire antwoorden, tot een 5-punt Likertschaal.
l
Door toevoeging van de antwoordmogelijkheid 'weet ik niet' kunnen kinderen zich prettiger voelen, omdat ze niet gedwongen worden om een antwoord te geven. Daarnaast zal het ook de gokkans of de kans op onbetrouwbare antwoorden verminderen, aangezien de kinderen niet verplicht een antwoord hoeven te geven (Borgers & Hox, 2000).
In De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse moesten veel verschillende uitkomsten nagevraagd worden, terwijl de vragenlijst wel kort moest blijven (max.20 minuten). Daarom is ervoor gekozen per item (bv. kennis over de fruitnorm) slechts 1 vraag te stellen. Een nadeel hiervan is dat de consistentie inantwoorden niet nagegaan kan worden. De resultaten laten (net als bij studie 1) duidelijk een toename in kennis zien. Zo is het percentage kinderen dat de fruitnorm kent gestegen van 55% naar 79% (p=0,000). Deze kennis beklijft ook na 3 maanden. Het percentage kinderen dat na 3 maanden de fruitnorm nog kent is bijvoorbeeld 76% (p=0,000). Ook is een toename te zien in het percentage kinderen dat bewust oplet hoeveel hij/zij elke dag beweegt, dit stijgt van 64% naar 71% (p=0,000) en is na 3 maanden 73% (p=0,000). Daarnaast is een toename te zien in het percentage kinderen dat bewust oplet wat hij/zij elke dag eet en drinkt (alleen jongens). De houding verschilt niet significant tussen voor- en nameting of tussen voormeting en follow-up, maar was aan het begin al vrij positief (met name de houding t.o.v. beweging). NB1. In de (sub)doelen van dit project worden diverse aspecten van gezonde voeding en voldoende beweging genoemd, deze aspecten worden echter niet allemaal in de onderzoeken van 2008 en 2010 nagevraagd. Dit is omdat de vragenlijsten beperkt van omvang moeten zijn i.v.m. de jonge leeftijd van de kinderen en de beperkte hoeveelheid tijd om de vragenlijsten in te vullen. NB2. Ten behoeve van de erkenning als theoretisch goed onderbouwd, zijn de (sub)doelen van deze interventie aangescherpt en in termen van bewustwording, kennis en attitude geformuleerd. In de evaluatierapporten word nog uitgegaan van de oude (sub)doelen. In het voorjaar van 2012 volgt een derde evaluatierapport met de resultaten van schooljaar 2010/2011.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 16 / 20
12. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen. 13. Uitvoering van de interventies Uitvoerende organisaties:
l
Vérian thuiszorgorganisatie GGD Gelre-IJssel.
l
Met medewerking van Dansschool Wensink, Apeldoorn.
l
Ondersteunende partner: l
Praktijk voor communicatie 'de trab' (website)
Locaties: l
alle 140 (ingeschreven) basisscholen in de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Voorst en Heerde.
Aantal scholen: l
2007-2008: 43
l
2009: 24
l l
2010: 25 2011: 25
Sinds de start van de interventie in het schooljaar 2007/2008 hebben 50 van de 140 regionale scholen meegedaan (36%); 28 scholen 1x, 8 scholen 2x, 10 scholen 3x en 4 scholen zelfs 4x. Per deelnemende gemeente varieert het deelnamepercentage van 18% (Voorst) tot 50% (Epe).Betrokken gemeentes: l
Gemeente Apeldoorn
l
Gemeente Brummen
l
Gemeente Epe
l l
Gemeente Voorst Gemeente Heerde
14. Overeenkomsten met andere interventies Andere organisaties hebben het concept van dit project overgenomen en aangepast aan hun eigen mogelijkheden, o.a. GGD Flevoland. Zij hebben het oorspronkelijke project integraal overgenomen van GGD Regio IJssel-Vecht. Er zijn overeenkomsten met andere interventies, zoals 'Kids in Balance' 'Smaaklessen' en 'Lekker fit'. Kids in Balance van Balance Matters werkt ook met gastdocenten, deze interventie is echter voor leerlingen van groep 7 en 8. Bij Kids in Balance wordt - naast aandacht voor voeding en beweging - aandacht besteed aan zelfrespect en zelfvertrouwen. De gastles van de kok in De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse vertoont overeenkomsten met de interventie Smaaklessen van het Voedingscen-trum. Smaaklessen is een interventie voor groep 1 t/m 8, waarbij de leerkrachten echter zelf de smaaklessen dienen te verzorgen (na een scholing). In deze interventie is geen aandacht voor het thema bewegen.'Lekker fit' van de Nederlandse Hartstichting is voor groep 1 t/m 8 waarbij aandacht is voor gezond eten en meer bewegen, maar waarbij niet met gastdocenten gewerkt wordt. 15. Lijst met aangehaalde literatuur Ajzen, I. (1991). The theory of planned behaviour [Electronic version]. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50, 179-211. Alwin, D. F. (1997). Feeling thermometer versus 7-point scales. Which are better? Sociological Methods & Research, 25(3), p.318-340. Baranowski, T., Davis, M., Rescinow, K., Baranowski, J., Doyle, C., Lin, L. S., Smith, M., Wang, D. G. (2000). Gimme 5 Fruit, Juice, and Vegetables for Fun and Health: Outcome Evaluation. Health Educ Behav, 27, p.96-111. Bartholomew, L. K., Parcel, G. S. Kok, G. & Gottlieb N. H. (2006). Planning health promotion programs. An intervention mapping approach. San Francisco: Jossey-Bass. Binsbergen, J. J. van, & Mathus-Vliegen, E. M. H. (2003). Dikke kinderen. Overgewicht is moeilijk te
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 17 / 20
behandelen. Medisch contact, 58, 560-562. Borgers, N., Hox, J. J. (1999). Item non-response in questionnaire research with children. Paper presented at the international Conference on Survey Non-response, Portland. Borgers, N. & Hox, J. J. (2000). Reliability of Responses in Questionnaire Research with Children. Paper presented at the Fifth International Conference on Logic and Methodology, Cologne, Germany. Bos, V., Jongh, D. M. de, Paulussen, T. G. W. M. (2010). Gezondheidsbevordering en preventie in het onderwijs. Stand van zaken, effectiviteit en ervaringen van GGD'en en scholen. Bilthoven: RIVM. Branca, F., H. Nikogosian, et al., Eds. (2007). The challenge of obesity in the WHO European Region and the strategies for response. Copenhagen, WHO Regional Office for Europe. Brants, H., Drijvers, J., Niekerk, M., Ocké, M. & Rossum, C. van (2011). Zo eten kinderen en volwassenen in Nederland. Resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2007-2010. Voeding Nu, 11/12: 12-14. Brug, J., & Van Lenthe, F. (red.) (2005). Environmental Determinants and interventions for physical activity, nutrition and smoking: A review. Zoetermeer: Speedprint-bv. Bruil, J., Hosli, E. J., Dijkstra, N. S., Renders, C., Fredriks, M., & VerlooveVanhorick, S. P. (2002). Overgewicht op de kinderleeftijd; een groeiend probleem in de jeugdgezondheidszorg. Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg,34, 95-99. Centrum Jeugdgezondheid (2009). Lichamelijke activiteit. Binnengehaald juli 2009 van http://www.rivm.nl / jeugdgezondheid / Onderwerpen / Voorlichting en advies. Courneya, K. S., & Bobick, T. M. (2000). Integrating the theory of planned behavior with the processes and stages of change in the exercise domain. Psychology of Sport and Exercise, 1, 41-56. Dencker, M., Thorsson, O., Karlsson, M., Linden, C., Svensson, J., Wollmer, P. & Anderson, L. (2005) Daily physical activity in Swedish children aged 8-11 years. Scandinavian Journal of Medicine and Science in Sports, 16: 252-257. Dijkman, M. A. M. (2002). Determinanten van bewegen bij kinderen: een literatuuronderzoek [Determinants of physical activity in children: a literature review]. Maastricht: Universiteit Maastricht. Doak, C. M., Visscher, T. L. S., et al. (2006). The prevention of overweight and obesity in children and adolescents: a review of interventions and programmes. Obes Rev 7(1): 111-36. Dorsselaer, S. van, Looze, M. de, Vermeulen-Smit, E., Roos, S. de, Verdurmen, J., Bogt, B. ter, & Vollebergh, W. (2010). Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. HBSC 2009. Utrecht: Trimbosinstituut. Dubois, L., Farmer, A., Girard, M., Peterson, K.(2008). Social factors and television use during meals and snacks is associated with higher BMi among pre-school children. Public Health Nutrition, 11(12); 1267-1279. Edmunson, E., Parcel, G. S., Feldman, H A., Elder, J., Perry, C. L., Johnson, C., Williston, B. J., Stone, E. J., Yang, M., Lytle, L., Webber, L. (1996). The Effects of the Child and Adolescent Trial for Cardiovascular Health upon Psychosocial Determinants of Diet and Physical Activity Behavior. Preventive Medicine, 25, p.442-454. Ekeland E, Heian F., Hagen K.B., Abbott J. & Nordheim L., (2004). Exercise to improve self-esteem in children and young people. The Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue 1. Art. No.: CD003683.pub2. DOI: 10.1002/14651858.CD003683.pub2. Felix, J. L., Bleeker, S. A., & Asselbergs, A. E. M. (2004). Onderzoeksrapport 'Actie in gewicht, gewicht in actie'. Een kwalitatief actie-onderzoek naar de opvattingen van ouders omtrent het probleem overgewicht en hun ideeën voor mogelijke oplossingen. Zwolle: GGD Regio IJsselvecht. Florence, M.D., Asbridge, M., & Veugelers, P.J. (2008). Diet quality and academic performance. Journal of School Health, 78 (4), 209-213. Fries, M., & Oord-Jansen, S. van (2010). Evaluatierapport "De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse", resultaten kalenderjaar 2009. Apeldoorn: Academische Werkplaats AGORA, consortium van GGD Gelre-IJssel en Wageningen Universiteit. Giammattei, J., Blix, G., Marshak, H. H., Wollitzer, A. O., & Pettitt, D. J. (2003). Television watching and soft drink consumption: associations with obesity in 11- to 13-year-old
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 18 / 20
schoolchildren. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 157 (9), 882-886. Godin, G., & Kok, G. (1996). The Theory of Planned Behavior: A Review of its Applications to Health-related Behaviors. American Journal of Health Promotion, 11, 87-98. Guinard J. X . Sensory and Consumer Testing with Children (2000). Trends in Food Science and Technology, 11(8), p.273-283. Gutteling, J., & Heuvelman, A. (2000). Sociale psychologie en communicatiekundig ontwerpen. In: Schellens, P.J., Klaassen, R. & Vries, S. de (Eds.), Communicatiekundig ontwerpen. Methoden, perspectieven en toepassingen (pp. 147-161). Assen: Van Gorcum. Hagger, M. S., Chatzisarantis, N., & Biddle, S. J. H. (2001). The influence of self-efficacy and past behaviour on the physical activity intentions of young people. Journal of Sports Sciences, 19, 711-725. Harbers, M. M. (2009). Voeding samengevat. Binnengehaald 21 september 2009 van http://www.nationaalkompas.nl / Gezondheidsdeterminanten / Leefstijl / Voeding. Heselmans, M. (2007). Smartmeals. Zorgt betere voeding ook voor betere leerprestaties. Universiteit Wageningen. Hobbel, E. (1996). Basisschoolkinderen en ontbijten; een kwalitatieve studie naar de determinanten van niet ontbijten en een evaluatie van een voorlichtingsprogramma over ontbijten. Maastricht: GGD Zuidelijk ZuidLimburg. Hoeymans, N., Melse, J.M., Schoemaker, C.G. (2010). Gezondheid en determinanten; deelrapport van de VTV-2010; Van Gezond naar Beter. Bilthoven: RIVM. Hoeven-Mulder, H., Boluijt P., Loman I., & Timmerman-Kok, C. (2008). Gezondheid en leefstijl van jongeren in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van E-MOVO 2007. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel. Hoeven-Mulder, H., & Pieterse, G. C. (2011). Jeugdgezondheidszorg GelreIJssel 2008 - 2010. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel. Hurk, K., van den, Dommelen, P., van, Buuren, S., van, Verkerk, P.H., & Hirasing R.A. (2007). Prevalence of overweight and obesity in the Netherlands in 2003 compared to 1980 and 1997. Arch Dis Child, 92, 992-995. James, J., Thomas, P., Cavan, D., & Kerr, D. (2004). Preventing childhood obesity by reducing consumption of carbonated drinks: cluster randomised controlled trial. BMJ. 328 (7450), 1237. Jansen, J., Schuit, A. J., Lucht F. van der (2002). Tijd voor gezond gedrag, Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. Bohn Stafleu: RIVM. Jurg, M. E. (2005). Evaluatie JUMP-in, Kinderen Bewegen. Pilot 2002-2004. GGD Amsterdam. EDG reeks 20052. Kavey, R.W., Daniels, S.R., Lauer, R.M., Atkins, D.L., Hayman, L.L. & K. Taubert (2003). American Heart Association guidelines for primary prevention of atherosclerotic cardiovascular disease beginning in childhood. Journal of Paediatrics, 142: 368-72. Kemper, H. C. G., Ooijendijk, W. T. M. & Stiggelbout, M. (2000). Consensus over de Nederlandse norm voor gezond bewegen. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 78: 180-183. Kok, G., & Damoiseaux, V. (1996). Beïnvloeding van attitudes en gedrag. In: Klandermans, B. & Seydel, E. Overtuigen en activeren. Publieksbeïnvloeding in theorie en praktijk (pp. 4262). Assen: Van Gorcum. Kroon, M. L. A. de, Renders, C. M., Wouwe, J. P. van, Buuren, S. van, & HiraSing R. A. (2010). The Terneuzen Birth Cohort: MBI changes between 2 and 6 years correlate strongest with adult overweight. PloS ONE, 5 (2): e9155. Kuipers, E. (2010). Rapportage inventarisatie ouderbetrokkenheid. Den Haag: Nederlandse Hartstichting. Lissau, I. (2007). Prevention of overweight in the school arena. Acta Paediatr 96(s454): 12-18. MacKelvie, K.J., Khan, K.M., Petit, M.A., et al., (2003). A school based exercise intervention elicits substantial bone health benefits: a two year randomized controlled trial in girls. Pediatrics, 112 (6 Pt 1): e447. Meertens, R., Schaalma, H., Brug, J., & Vries, N. de (2001). Determinanten van gedrag. In: Brug, J., Schaalma, H., Kok, G., Meertens, R. M. & Molen, H. T. van der. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak (pp. 55-71). Assen: Van Gorcum. Must, A., & Tybor, D. J. (2005). Physical activity and sedentary behavior: a review of longitudinal studies of weight and adiposity in youth. International Journal of Obesity, 29 Suppl 2, S84-96. Neumark-Sztainer, D. R., Wall, M. M., Haines, J. I., Story, M. T., Sherwood, N. E., & Berg, P. A. van den
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 19 / 20
(2007). Shared risk and protective factors for overweight and disordered eating in adolescents. American Journal of Preventive Medicine, 33(5), 359-369. Newby, P. K. (2007). Are dietary intakes and eating behaviors related to childhood obesity? A comprehensive review of the evidence. Journal of Law, Medicine & Ethics, 35(1), 35-60. Oude Groeniger, I., Vries, M. de, & Oord-Jansen, S. C. van. (2010). Jeugdmonitor 2009. Resultaten van de regie Stedendriehoek. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel. Parfitt, G., & Eston, R. (2005). Investigating the relationship between children's habitual activity level and wellbeing. Acta Paediatrica, 94: 1-7. Rampersaud, G.C., Pereira, M.A., Girard, B.L, Adams, J, Metzl, J.D. (2005). Breakfast habits, nutritional status, body weight, and academic performance in children and adolescents. J Am Diet Assoc, 105(5), 743-60. Rennie, K. L., Johnson, L., & Jebb, S. A. (2005). Behavioural determinants of obesity. Best Practice & Research: Clinical Endocrinology & Metabolism, 19(3), 343-358. Robinson, T. N. (2001). Television viewing and childhood obesity. Pediatric Clinics of North America, 48(4), 1017-1025. Ronne de N. (2004). Betere schoolprestaties dankzij een goed ontbijt. Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszor,. (2) 34-37. Schönbeck, Y. & Buuren, S., van. (2010). Resultaten Vijfde Landelijke Groeistudie. TNO. Snoek, H. (2010). Families on the balance: eating behaviour and weight status of adolescents and their families. Nijmegen: Proefschrift Radboud Universiteit. Swinburn, B. A., Caterson, I., Seidell, J. C., & James, W. P. (2004). Diet, nutrition and the prevention of excess weight gain and obesity. Public Health Nutrition, 7(1A), 123-146. Timperio, A., Salmon, J. Ball, K. (2004). Evidence-based strategies to promote physical activity among children, adolescents and young adults: review and update. Journal of Science and Medicin in Sport 7 (1): Supplement:20-29. Verheul-Koot, M. A. (2002). Achtergrondinformatie 'Terug naar de gezonde basis', Campagne ter preventie van overgewicht bij kinderen in Nederland Oss: Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Visscher, T. L. S., & Schoemaker, C. (2008). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht en ondergewicht? Binnengehaald 22 september 2008 van http://www.nationaalkompas.nl / Gezondheidsdeterminanten / Persoonsgebonden / Lichaamsgewicht. Voedingscentrum (1998). Zo eet Nederland 1998. Resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 1997-1998. Den Haag: Voedingscentrum. Voedingscentrum (2008a). Ontbijt. Binnengehaald 11 juni 2008 van http://www.voedingscentrum.nl / Eten en gezondheid / Zwangerschap en kind / Ontbijt. Voedingscentrum (2008b). Tussendoor, drinken. Binnengehaald 11 juni 2008 van http://www.voedingscentrum.nl / Eten en gezondheid / Zwangerschap en kind / Vanaf 1 jaar / Tussendoor, drinken. Voedingscentrum (2009a). Gezond eten. Binnengehaald 12 mei 2009 van http://www.voedingscentrum.nl / Eten en gezondheid / Gezond eten. Voedingscentrum (2009b). Vak 1, Groente en Fruit. Binnengehaald 18 februari 2009 van http://www.voedingscentrum.nl / Eten en gezondheid / Gezond eten / Vakken schijf van vijf / Vak 1. Groente en Fruit. Voedingscentrum (2009c). Vak 5, Dranken. Binnengehaald 18 februari 2009 van http://www.voedingscentrum.nl / Eten en gezondheid / Gezond eten / Vakken schijf van vijf / Vak 5. Dranken. Voedingscentrum (2009d). Vanaf 1 jaar. Binnengehaald 14 april 2009 van http://www.voedingscentrum.nl / Eten en gezondheid / Zwangerschap en kind / Vanaf 1 jaar. Weinstein, N. D., Rothman, A. J., & Sutton, S. R. (1998). Stage theories of health behavior: Conceptual and methodological issues. Health Psychology,17 (3), 290-299.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 13:36:05 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 20 / 20