De gevolgen van het regeerakkoord voor het sociale domein in de gemeente Boxtel Informatieve notitie voor de commissie MZ Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling, februari 2013
Inleiding Op 29 oktober 2012 presenteerde een nieuwe regering het regeerakkoord met de titel ‘Bruggen slaan’. Er ontstond direct commotie, onder andere rondom de inkomensafhankelijke zorgpremie, de arbeidsmarkt en de werking van het zorgstelsel. Ongeveer een maand later leidde dit tot een aangenomen motie (Zijlstra-Samsom), waarin wordt verzocht af te zien van de invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie. Ondertussen zijn we een aantal maanden verder en worden de contouren van de in het regeerakkoord aangekondigde maatregelen duidelijker. Daarom willen wij u nu graag informeren over de stand van zaken ten aanzien van het sociale domein.
De drie grote decentralisaties Onder het motto Eén gezin, één plan, één regisseur vinden er in het sociale domein drie decentralisaties, kortweg de 3 D’s, plaats: - de invoering van de Participatiewet (tot voor kort de Wet werken naar vermogen (Wwnv); - de decentralisatie van taken van de AWBZ naar de Wmo; - en de decentralisatie van de Jeugdzorg van het rijk en provincie naar de gemeenten. De onderhavige notitie schetst de contouren van de drie decentralisaties, die in de loop van de tijd aangepast worden aan de definitieve wetgeving en richtlijnen. Het kabinet kiest in het regeerakkoord voor taakdifferentiatie tussen gemeenten: de decentralisaties zullen op langere termijn in beginsel gericht zijn op gemeenten met 100.000+ inwoners, waarbij wel ruimte wordt geboden voor maatwerk op basis van bevolkingsdichtheid of de geografische context.. Dit neemt niet weg dat ook gemeenten met minder dan 100.000 inwoners vanaf 2014 verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de Participatiewet en vanaf 2015 voor de begeleiding en langdurige zorg (vanuit AWBZ) en de jeugdzorg1
Voorgeschiedenis in gemeente Boxtel Op 15 mei 2012 bent u tijdens een speciale informatieavond geïnformeerd over de inhoud van de drie decentralisaties en de samenhang daartussen. Dat met de kennis van toen. Door de val van het Kabinet Rutte I zijn de wetsvoorstellen rond de decentralisaties controversieel verklaard. Met de komt van Rutte II en het regeerakkoord zijn evenwel de centrale uitgangspunten rond de decentralisaties grotendeels overeind gebleven: - De vraag van de burger staat centraal en niet het aanbod van organisaties. Dus “wat is nodig?", en niet "wat is het aanbod?". 1 Door de Van Haaftenversnelling wordt in Brabant al een voorschot genomen op de decentralisatie van de jeugdzorg door de provinciale taken al per 1 januari 2013 onder regie van de gemeenten te brengen.
1
-
-
-
Aan inwoners wordt waar mogelijk ondersteuning geboden in de nulde en eerste lijn, ofwel dichtbij, in het gewone leven, de eigen netwerken van mensen, en de sociale professionals als huisarts, maatschappelijk werk en collectieve voorzieningen. De tweede lijn, de specialisten (bijv. gespecialiseerde jeugdzorg, gespecialiseerde individuele begeleiding) wordt alleen ingezet wanneer er geen andere mogelijkheden zijn. Inwoners zoeken, samen met vrijwilligers en professionals, zoveel mogelijk de oplossingen dichtbij via het zogeheten arrangement. De geboden ondersteuning is altijd maatwerk op basis van een integrale benadering. De gemeente gaat uit van het zelforganiserend vermogen van onze inwoners. Zelforganisatie is de eigen kracht en mogelijkheden die mensen inzetten om samen met hun informele netwerken invulling te geven aan het leven. Ook in kwetsbare en afhankelijke situaties is het uitgangspunt dat inwoners primair verantwoordelijk blijven en zoveel mogelijk zelf de regie houden. De samenhang tussen de decentralisaties én met andere beleidsterreinen, met als uitgangspunt Eén gezin, één plan, één regisseur. We werken aan sociale innovatie, om ervoor te zorgen dat beoogde doelstellingen op een sociale manier worden behaald. Zonder deze vernieuwde instelling zijn deze zowel inhoudelijk als financieel niet haalbaar.
Meierijgemeenten De zes Meierijgemeenten onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor intergemeentelijke samenwerking. Het gaat om de gemeenten Boxtel, Haaren, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Schijndel en Vught. Deze gemeenten onderschrijven één gezamenlijke visie: ‘De samenwerkende Meierijgemeenten willen hun gezamenlijke kracht gebruiken om de toekomstbestendige uitdagingen aan te gaan vanuit hun eigen bestuurlijke autonomie en willen ambtelijke samenwerking op een schaal en met een inhoud die maximaal tegemoet komt aan het uitgangspunt dat dienstverlening zo dicht mogelijk bij de burger plaats dient te vinden.’ Op dit moment wordt er in voorbereiding op de komst van de grote decentralisaties, verschillend in intensiteit, met elkaar samengewerkt. De stand van zaken in de regio wordt hierna kort per decentralisatie toegelicht.
Gevolgen regeerakkoord 1) Decentralisatie AWBZ naar Wmo In het regeerakkoord staan de volgende maatregelen als het gaat om de AWBZ: - De AWBZ wordt vanaf 2015 beperkt tot een kern-AWBZ voor de intramurale zorg voor gehandicapten en ouderen. Dit geldt voor de zorgzwaartepakketten 5 en hoger. Mensen met zorgzwaartepakketten 1 t/m 4 krijgen geen indicatie meer voor verblijf. Dit betekent dat meer mensen thuis blijven wonen (extramuraal) en daarbij mogelijk ondersteuning nodig hebben vanuit de Wmo. - Ondersteuning, begeleiding en persoonlijke verzorging voor mensen die extramuraal wonen worden onder naar de Wmo gebracht met ruime beleidsvrijheid. De volgende fasering is hierop van toepassing. * In 2014 vervalt de aanspraak op dagbesteding binnen de functie begeleiding en in 2015 wordt dit onder de Wmo gebracht. Mensen kunnen in 2014 nog steeds gebruik maken van dagbesteding. Voor de groep nieuwkomers komt er een overgangsregeling. * In 2014 wordt de aanspraak op persoonlijke verzorging binnen de AWBZ beperkt. In geval van een indicatie voor minder dan 6 maanden kan een beroep worden gedaan op de Wmo. * In 2015 worden alle vormen van extramurale zorg naar het gemeentelijk domein overgeheveld.
2
Verder is voor de Wmo het volgende van belang: 2 - De norm voor gebruikelijke zorg wordt verhoogd van 60 naar 90 minuten per week; - De aanspraak op hulp bij het huishouden wordt beperkt tot cliënten met een laag inkomen. Voor nieuwe cliënten gaat deze maatregel in 2014 gelden. Voor bestaande cliënten gaat deze maatregel in 2015 in. Gemeenten behouden van het oorspronkelijke budget 25% voor het realiseren van een maatwerkvoorziening. - Voor hulpmiddelen, zoals een rolstoel en een scootmobiel, gaat een plicht tot hergebruik gelden. - Gemeenten krijgen vanaf 2015 de taak een maatwerkvoorziening te leveren voor inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten. Het wettelijk kader voor het uitvoeren van deze taak door gemeenten kan de Wmo of de Wet bijzondere bijstand zijn, maar ook een nieuw op te stellen wettelijk kader behoort tot de mogelijkheden. De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten, de daarmee samenhangende Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) en de Compensatie Eigen Risico (CER) worden afgeschaft. Een deel van de landelijke besparingen wordt toegevoegd aan het budget van gemeenten voor deze taak. Wijzigingen met betrekking tot de Zorgverzekeringswet (Zvw): - De intramurale langdurige geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de extramurale verplegingszorg wordt in 2015 ondergebracht onder de Zvw. - De verpleegkundige wijkzorg gaat per 2015 over naar de Zvw. Het kabinet gaat investeren in extra verpleegkundigen met een bedrag dat oploopt tot € 250 miljoen in 2017. - Zorgzwaartepakket 4 en vergelijkbare pakketten in de gehandicaptenzorg worden per 2016 voor nieuwe cliënten en herindicaties geschrapt (extramuralisering). - De extramurale verpleging wordt in 2017 onder gebracht bij de Zvw. Stand van zaken in Boxtel De gemeente is volop bezig met het bedenken en uitvoeren van creatieve en duurzame maatregelen om de beoogde doelstellingen te behalen. Zo is er bijvoorbeeld sinds 1 januari 2013 een nieuwe collectieve voorziening opgezet, namelijk de rolstoeluitleen. Het uitgangspunt bij deze decentralisatie is het ondersteunen van de (meest) kwetsbare burger en deze ondersteuning voor hen zo lokaal mogelijk organiseren. In het voorjaar 2013 wordt het nieuwe Plan Wmo 2013 - 2017 aan uw raad voorgelegd. Dit plan gaat uit van vraaggericht werken, het leveren van maatwerk (art. 4 Wmo: het compensatiebeginsel via het (keuken)tafelgesprek en arrangement), waarbij uitgegaan wordt van de eigen kracht en mogelijkheden van burgers en zijn/haar sociale omgeving. Stand van zaken regio De Meierijgemeenten (inclusief ’s-Hertogenbosch) trekken vanaf november 2011, onder ambtelijk voorzitterschap van Boxtel, gezamenlijk op met de voorbereidingen op de decentralisatie van de functie extramurale begeleiding. Medio 2012 is daar de persoonlijke verzorging bijgekomen. Zo zijn er bijeenkomsten georganiseerd voor doelgroepen, aanbieders, belangenorganisaties, Wmoadviesraden en werkbezoeken afgelegd. De komende periode (januari – juni 2013) worden in drie werkgroepen de mogelijkheden om zaken anders te organiseren (meer in het gewone leven) samen met de grootste huidige aanbieders in de regio, partijen op het gebied van sociaal-cultureel werk, maatschappelijk werk, sociale werkvoorziening en cliëntenorganisaties regionaal verder uitgewerkt. De concept-keuzenotitie wordt naar verwachting in juni 2013 aan u voorgelegd.
2 Gebruikelijke zorg: zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de AWBZ. Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen
geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
3
2) Decentralisatie Jeugdzorg Het regeerakkoord is helder over de inhoudelijke uitgangspunten voor de decentralisatie van de jeugdzorg. De decentralisatie omvat, per 1 januari 2015, alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de jeugd-GGZ die onder de ZVW valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie. Al deze zaken zullen worden vervat in een nieuwe Jeugdwet. De decentralisatie van de jeugdzorg heeft een sterke link met de stelselwijziging Passend Onderwijs. Deze stelselwijziging (ook wel de vierde Decentralisatie genoemd) wordt in de onderhavige notitie niet behandeld, maar heeft dus wel een inhoudelijke relevantie, voor de verdere uitwerking van de decentralisatie van de Jeugdzorg. Berichtgeving januari 2013: nog meer taken over naar de Jeugdwet In de hoofdlijnennotitie over de nieuwe Jeugdwet staat dat de functies begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf voor jeugdigen tot 18 jaar voor alle grondslagen ook worden overgeheveld naar de Jeugdwet. Het gaat hierbij concreet over somatiek, psychogeriatrie, verstandelijke beperking (IQ tot 50), lichamelijke beperking, zintuiglijke beperking en psychiatrische klachten anders dan gerelateerd aan een ontwikkelingsstoornis. Stand van zaken in Boxtel Per 1 januari 2013 is de enkelvoudig ambulante jeugdzorg van de provincie als pilot in de regio Noordoost-Brabant overgegaan naar de gemeente. Dit betekent dat de provincie verantwoordelijk blijft voor de financiering, maar dat de gemeente afspraken gaat maken met zorgaanbieders over de inzet en invulling van ambulante jeugdzorg. Het Centrum voor Jeugd en Gezin /CJG-casusoverleg beoordeelt of, en zo ja wat voor, ambulante jeugdzorg aan een jongere en/of het gezin geboden gaat worden. Dit betreft onder andere gezinsbegeleiding (thuis), trainingen, etc. Stand van zaken in de regio De invoerdatum is 1 januari 2015. Deze transitie pakken we op, samen met 19 andere gemeenten in de regio Noordoost-Brabant. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg jeugd Noordoost-Brabant heeft eind 2011 een aanjaagteam ingesteld om de transitie voor te bereiden. Dit aanjaagteam, met vertegenwoordigers uit de vier subregio's, ontwikkelde de afgelopen maanden, samen met de ambtelijke vertegenwoordigers uit alle gemeenten, een concept visie Transitie Jeugdzorg De betrokken portefeuillehouders hebben ingestemd met het concept en de te volgen inspraakprocedure. Naar verwachting wordt in mei 2013 het definitieve visiedocument aan alle regiogemeenten van Noordoost-Brabant ter vaststelling voorgelegd.
3) Decentralisatie Werken naar vermogen via de Participatiewet Het kabinet wil de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet op de sociale werkvoorziening (Wsw) en Wajong samen voegen tot één nieuwe wet: de Participatiewet, met daarbij één samengevoegd budget per 1 januari 2014. De nieuwe regels gaan gelden voor mensen die voor het eerst een beroep doen op een werk/inkomensvoorziening. De huidige Wajongers en Wsw-ers behouden hun rechten. Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die in staat is om te werken. Kerndoel van de wet is dat zoveel mogelijk mensen (met een arbeidsbeperking) aan het werk gaan bij ‘gewone werkgevers’. Voor de hele doelgroep, ongeacht of deze regulier of beschut werkt, komt het instrument loondispensatie en loonaanvulling beschikbaar. Loondispensatie houdt in dat werkgevers loon betalen in overeenstemming met de arbeidsproductiviteit van de werknemer.
4
Doelgroep Ongeveer 5,5% van de beroepsbevolking valt onder de Participatiewet. Deze cijfers voorspellen dat de Participatiewet gemeenten verantwoordelijk zal maken voor 5,5% van de beroepsbevolking. Dat is een toename van 1% (of 110.325 mensen) ten opzichte van het aantal mensen in de Wwb. Instroom sociale werkvoorziening De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt met ingang van 1 januari 2014. Gemeenten krijgen de ruimte om zelf een voorziening voor beschut werk te organiseren. Gemeenten krijgen middelen voor landelijk 30.000 plekken (ongeveer 1/3 van het huidige landelijke bestand). Er komt geen individuele norm per gemeente voor het aantal te realiseren plaatsen. Op het budget voor de sociale werkvoorziening, dat onderdeel wordt van een ontschot re-integratie budget, vindt een efficiencykorting plaats die uitgespreid is over zes jaar. Wie per 1 januari 2014 aangewezen is op beschut werk wordt onderdeel van een voorziening binnen de bredere Participatiewet. De verplichte regeling van het vorige kabinet “drie er uit, één er in” is komen te vervallen. Rol werkgevers Een belangrijk element in de Participatiewet is een quotumregeling voor het in dienst nemen van arbeidsbeperkten door grotere werkgevers (> 25 werknemers). Het kabinet heeft het voornemen deze quotumregeling vanaf 2015 in zes jaar stapsgewijs in te voeren. Wanneer een werkgever niet aan het quotum voldoet volgt een boete van € 5.000, - per werkplaats voor een arbeidsbeperkte. De regeling zal ook gelden voor de publieke sector. Het quotum draagt eraan bij dat mensen met een arbeidsbeperking de banen krijgen die zij verdienen te krijgen. Daarnaast is er een mobiliteitsbonus voor werkgevers. Deze krijgen een bonus (in de vorm van een premiekorting) voor het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder of iemand met een arbeidsbeperking Huishouduitkeringstoets De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een huishouduitkeringstoets. Dit voorkomt dat binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen. Tegelijkertijd loont het op deze manier wel om aan het werk te gaan, omdat inkomsten uit werk van een gezinslid niet verrekend worden met de uitkering in het huishouden. Het betreffende gezinslid is dan geen uitkeringsgerechtigde meer, de overige gezinsleden wel. Arbeids- en re-integratieplicht Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de arbeids- en re-integratieplicht en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen voortaan voor iedereen. Er zijn geen categoriale ontheffingen meer. Een individuele ontheffing heeft een tijdelijk karakter en betreft alleen de arbeidsverplichting. Permanente ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting bestaat alleen nog voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Stand van zaken in de regio Ook op het dossier ‘Werk’ wordt bestuurlijk en ambtelijk samengewerkt in de Meierijgemeenten. De gemeente 's-Hertogenbosch participeert in sommige deelprojecten. Na de val van het kabinet Rutte-1 is de uitwerking van de conceptvisie 'Route naar samenwerking' opgeschort. Drie deelprojecten zijn nader uitgewerkt: 1. (Sub)regionale werkgeversbenadering: dit dient aangepast te worden aan het nieuwe Regeerakkoord (o.a. quotumregeling) 2. Dienstverlening aan de klant: gezamenlijke dienstverlening is in ontwikkeling 3. Scenario's tot (intergemeentelijke) samenwerking: deze variëren van samenwerken tussen gemeenten op hoofdlijnen tot een intergemeentelijke dienst voor het gehele sociale domein. De scenario’s zijn inzichtelijk gemaakt. Voordat hier besluitvorming over plaatsvindt, is er een businesscase opgesteld. De eerste helft van 2013 zal ook gebruikt worden om de businesscase voor regionale samenwerking uit te werken. De businesscase zal vooralsnog het brede terrein van
5
het sociale domein (Participatiewet, Wmo en Jeugdzorg) beslaan, waarbij gestart wordt met één dossier (Participatiewet) en geleidelijk opbouwend naar het brede veld.
Samenhang! De meest ingrijpende wijzigingen ten opzichte van de eerdere wetsontwerpen zitten in de decentralisatie van taken van de AWBZ naar de Wmo. Het aantal taken dat naar de gemeenten komt wordt uitgebreid én de middelen worden verder beperkt (met tenminste 25%). Dit heeft gevolgen voor gebruikers, voor de gemeente en voor de organisaties en instellingen. Ook in onze gemeente zullen de inwoners de gevolgen van deze decentralisaties gaan voelen. De burger is en blijft het uitgangspunt voor de gemeente, zijn of haar vraag en/of behoefte staat centraal. Er is vanuit dit perspectief één (laagdrempelig) loket ingericht in St. Ursula. Hier kunnen inwoners terecht voor alle vragen over ondersteuning op de terreinen inkomen, opvoeding, welzijn en zorg. De decentralisaties bieden aan gemeenten dé kans om de zorg voor de (meest) kwetsbare burgers vanuit één visie en in samenhang uit te voeren. Door ontschotte budgetten en het verdwijnen van tegenstrijdige protocollen ontstaat de mogelijkheid maatwerk te leveren, toegespitst op het echte probleem. Kortom, de ondersteuning staat centraal! Het is daarom van belang dat de gemeente de drie decentralisaties in samenhang blijft bekijken, omdat burgers op dit moment tegelijk aanspraak maken op verschillende voorzieningen uit verschillende domeinen (zorg en werk bijvoorbeeld), terwijl daar overlap kan zijn. De gemeente krijgt nu de mogelijkheid haar huidige systeem van ondersteunen te herzien en door te ontwikkelen tot een solide en sociaal vangnet voor haar (meest) kwetsbare burger. In opdracht van het ministerie van SZW en het ministerie van VWS (oktober 2012) is er een verkenning gedaan voor gemeenten naar de kansen op verbinding. Zo kan er gedacht worden aan: - Integrale diagnose - Afstemmen en combineren beschut werken, dagbesteding en werkprojecten en vergroten uitstroomkansen - Benutten van de aanwezige infrastructuur - Mensen met uitkering inzetten bij maatschappelijke ondersteuning - Contracteren maatschappelijke ondersteuning onder voorwaarden en versterken ondernemerschap Kortom, de samenhang wordt door de gemeente gezocht in het beter samenwerken met professionals uit alle domeinen, de budgetten worden samengevoegd en er wordt gestreefd naar een integrale dienstverlening. Deze bundeling van kennis en expertise leidt tot kwalitatief hoogwaardige voorzieningen en een betere en efficiëntere dienstverlening.
Kern decentralisatiebrief minister van Binnenlandse Zaken, 19 februari jl. De minister van BiZa koppelt de voorgenomen bezuinigingen nadrukkelijk aan de passage uit het regeerakkoord waarin wordt gepleit voor een minimale gemeenteomvang van 100.000 inwoners. Om de uitvoeringskracht van gemeenten te borgen kiest het kabinet voor twee sporen: 1. Gemeenten worden op korte termijn gevraagd onder een aantal voorwaarden congruente samenwerkingsverbanden rond de decentralisaties te vormen. In het voorjaar 2013 (uiterlijk 31 mei) moet er duidelijkheid zijn over de verbanden waarin gemeenten de decentralisaties willen gaan uitvoeren. 2. Via een tweede spoor wordt de opschaling van gemeenten bevorderd, onder andere door provincies meer mogelijkheden te geven om herindelingen te initiëren. Hiertoe wordt een nieuw beleidskader gemeentelijke herindeling opgesteld en wordt gezocht naar (financiële)
6
prikkels gericht op opschaling (eerste helft van dit jaar). De rol van de provincie zal vergroot worden. Wanneer de gemeenten er onderling niet goed uitkomen of wanneer de provincie de inschatting maakt dat de uitkomst van het gesprek tussen gemeenten suboptimaal is voor de regio, zal de provincie een meer sturende, inhoudelijke rol moeten pakken, aldus de Minister. Door uw college is besloten tot een onderzoek naar de oprichting van één dienst voor het sociaal domein voor de gemeenten in de Meierij. Dit onderzoek vindt plaats in opdracht van de gemeenten St. Michielsgestel, Boxtel, Vught, Haaren, Schijndel en St. Oedenrode. Het Bureau KplusV gaat aan de slag om uiterlijk eind mei een beeld te hebben van mogelijke samenwerkingsvormen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het eerste spoor (congruent samenwerkingsverband), zoals dat door het kabinet wordt voorgestaan. Het plan van aanpak om te komen tot een verregaande samenwerking in de Meierij sluit in belangrijke mate aan bij de inzet van het kabinet zoals verwoord in de kamerbrief. Het Kabinet onderscheidt drie niveau waarop de werkzaamheden van de decentralisaties moeten worden uitgevoerd: 1. Taken die door de gemeente kunnen worden uitgevoerd (bijv. eerstelijnszorg en loketfunctie voor de burger). 2. Bijvoorbeeld taken op het terrein van inkoop moeten in de ogen van het Kabinet worden opgepakt op het niveau van minimaal 100.000 inwoners. 3. Onderwerpen als werkgeversbenadering, jeugdbescherming en –reclassering, Meldpunt huishoudelijk geweld, kindermishandeling en residentiële zorg moeten volgens het Kabinet bovenregionaal worden geregeld. Het Kabinet komt zo snel mogelijk met een brief aan de provincies en gemeenten over de uitwerking van bovengenoemd tweesporenbeleid. In deze brief zal worden ingegaan op de procesaanpak voor beide sporen en de criteria die het kabinet aan de samenwerkingsverbanden verbindt. De invulling van de voorgenomen decentralisaties vindt plaats aan de hand van een aantal randvoorwaarden: - Integraal budget: De budgetten voor WWB, Jeugdzorg, WMO en participatie zullen in stappen worden gebundeld. Het perspectief is een zo breed mogelijke ontschotting tot één integraal budget. De voorwaarden die door het kabinet aan de ontschotting worden gesteld zijn: geen verslechtering van doelmatigheid en doeltreffendheid, voortgang van de decentralisaties mag niet in gevaar komen, duidelijk eisen aan resultaten die de gemeenten geacht worden te bereiken, onderzoek naar taken, rollen en verantwoordelijkheden van rijk en decentrale overheden en afspraken over indexering. - Integraal aanbod / toegang: Uitgangspunten zijn de kanteling van de WMO, laagdrempelige toegang en één gezin, één plan, één regisseur. - Interbestuurlijk Toezicht: De Ministers houden de (systeem)verantwoordelijkheid voor de in de wetgeving vastgelegd taken op het sociale domein en zijn hiervoor verantwoording schuldig aan de Kamer. Gekeken gaat worden op welke manier het toezicht van de Minister op de uitvoering van de gedecentraliseerde taken zal plaatsvinden. Op lokaal niveau vindt horizontaal toezicht plaats (de gemeenteraad wordt actief geïnformeerd) - Interbestuurlijke informatie: Het kabinet kiest ervoor dat de spelregels voor interbestuurlijke informatie van toepassing zijn op de decentralisaties (ingevoerd in 2011). - Vermindering van regeldruk burgers, bedrijven en professionals. - Standaardisatie van hergebruik van informatie: In opdracht van de VNG en het Rijk is KING een verkenning gestart naar de informatievoorziening in het sociale domein. Inzet van goede ICT systemen wordt steeds belangrijker.
7
Financiële implicaties voor Boxtel Gemeenten worden door de hiervoor beschreven ontwikkelingen de komende jaren verantwoordelijk voor vrijwel de volledige ondersteuning van kwetsbare burgers. Deze complexe opdracht vraagt om grote veranderingen en totaal nieuwe financiële kaders. Gemeenten moeten daarbij zien in te spelen op omvangrijke vermindering van budgetten: kortingen vinden plaats op de budgetten voor AWBZ, op huishoudelijke hulp, op de jeugdzorg en op de budgetten die betrekking hebben op uitvoering van de Participatiewet. AWBZ-functies (begeleiding en verzorging) gaan per 2015 over naar de Wmo met een bezuiniging van 25%. In plaats van circa € 10 miljoen zal maar circa € 7,5 miljoen naar Boxtel komen. Het budget van huishoudelijke hulp (HH) in de Wmo wordt met 75% gekort: Het kabinet veronderstelt dat deze besparing gevonden kan worden door de HH te richten op "hen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen". De uitgaven voor HH in Boxtel nemen daardoor af van circa € 2,8 miljoen naar circa € 0,7 miljoen. Per 1 januari 2015 gaat de jeugdzorg volledig over naar gemeenten. Dit betekent een korting van circa 15% van het budget, afhankelijk van het over te hevelen macrobudget (de korting kan procentueel dus ook aanmerkelijk hoger zijn). Boxtel gaat er van uit dat € 1 miljoen aan taken op het terrein van de jeugdzorg overkomt met een budget van € 0,85 miljoen. De korting bedraagt dus ongeveer € 0,15 miljoen. De Participatiewet die de Wwb, Wsw en een deel van de Wajong samenvoegt, kent landelijk met € 1,2 miljard een grote financiële taakstelling. Op de beschikbare re-integratiemiddelen wordt een doelmatigheidskorting doorgevoerd oplopend tot netto € 138 miljoen in 2017. De WSD zal met de Wsw-gelden die de gemeente naar de WSD doorschuift, de grootste structurele ombuiging moeten bewerkstelligen, namelijk terug van zo’n € 9,2 miljoen naar € 8,4 miljoen. Op de re-integratiemiddelen zal de gemeente Boxtel nog met een korting van circa € 0,2 miljoen worden geconfronteerd. In voorgaande begrotingen is er bij grote decentralisaties altijd van uitgegaan, dat de vermindering van budgetten als gevolg van de ontwikkelingen in het sociale domein voor de Boxtelse meerjarenbegroting budgettair neutraal kunnen worden opgevangen. De gemeente Boxtel zou voor uitvoering van deze taken een budget ontvangen van ongeveer € 14,5 miljoen, maar daarop wordt een bedrag gekort van € 4,5 miljoen. In tijden van financiële krapte is het uiteraard niet mogelijk om als gemeente in het gat te springen, dat het Rijk laat vallen. Ook zullen we niet kunnen volstaan met het hanteren van de kaasschaaf. We zullen moeten zoeken naar nieuwe wegen. Vanuit de gemeente zullen we het geheel opnieuw en fundamenteel moeten doordenken, samen met onze burgers, zoals we dat ook hebben gedaan bij de kanteling van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Uiteraard bieden de budgetten die we wèl ontvangen in combinatie met de budgetten die we reeds inzetten in het sociale domein, nieuwe mogelijkheden en kansen om te doen wat er moet gebeuren. Ook zullen we met andere gemeenten, VNG en KING moeten nadenken over de vraag, of we zaken collectief en daarmee slimmer kunnen organiseren.
8
Tijdpad
Een fictieve casus Het gezin Van Dalen bestaat uit moeder Saskia, zoon Jeffrey van zestien jaar en dochter Amanda twaalf jaar. Saskia woont samen met de kinderen in een sociale huurwoning en ze leven van een bijstandsuitkering. De kinderen hebben verschillende vaders, met wie ze geen contact meer hebben. Saskia is sinds een auto-ongeluk mindervalide en heeft weinig structuurvermogen. Ze heeft daarom in haar huis aanpassingen gekregen via de gemeente, zodat ze zelfstandig kan blijven wonen samen met haar kinderen. Voorheen werkte ze als interieurverzorgster in een groot kantoorpand. Saskia wil graag weer aan het werk, vooral voor de sociale contacten. Maar door haar beperkingen kan ze niet meer aan de slag in haar oude functie. Begeleiding via CWI/UWV heeft nog geen nieuwe baan opgeleverd. Daarnaast lukt het Saskia niet goed om de kinderen alleen op te voeden. Vooral de gedragsproblemen van de kinderen trekken een zware wissel op het gezin. Zo af en toe helpt de buurvrouw haar. Op haar familie kan ze geen beroep doen, omdat haar ouders zijn overleden en andere familie ver weg woont. Vrienden is ze door het auto-ongeluk kwijtgeraakt. Ze krijgt wel individuele begeleiding voor haar beperkte structuurvermogen, maar slechts een paar uur in de week. Zoon Jeffrey is gediagnosticeerd met ADHD. Hij wordt snel boos en maakt vooral ruzie met zijn moeder. Jeffrey volgt onderwijs op een ROC, niveau 2. Dankzij een rugzakje krijgt hij extra begeleiding. Jeffrey heeft moeite zijn aandacht en concentratie vast te houden. Ook heeft hij last van veel onrust in zijn hoofd. Hierdoor
9
lukt school niet goed en uit frustratie spijbelt hij vaak. Ook is Jeffrey heel impulsief. Dit uit zich in het soms niet thuis slapen en experimenteren met drugs. In combinatie met zijn driftbuien leidde dit tot een eerste confrontatie met politie en justitie. Jeffrey is opgepakt voor vernieling van een bushokje en heeft daarvoor een taakstraf gekregen. Jeffrey wil veel liever werken dan op school leren. Op zaterdag werkt hij dan ook als vakkenvuller bij de plaatselijke supermarkt. Op het eerste gezicht is dochter Amanda een doorsnee jonge meid. Als gevolg van een licht verstandelijke beperking (IQ van 75) is ze echter beperkt sociaal redzaam en heeft ze moeite met leren. Amanda volgt speciaal onderwijs. Op school voelt ze zich veilig en krijgt ze de structuur en begeleiding die ze nodig heeft. Aan het eind van het schooljaar gaat Amanda naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Haar huidige school biedt dit niet. De laatste tijd vertoont ze thuis onwenselijk gedrag. Ze scheldt, is agressief en luistert niet. In de omgang met anderen vertoont ze echter juist sociaal wenselijk gedrag. Saskia maakt zich zorgen. Vooral om zoon Jeffrey, maar ook om Amanda. Zij lijkt het gedrag van haar broer over te nemen. Ze weet niet zo goed wat ze moet doen en bij wie ze moet zijn. Ze is bang dat de roddels van de buren leiden tot uithuisplaatsing van beide kinderen. Dit heeft ze laatst in een programma op televisie gezien. Uit de casus volgt dat het gezin op de volgende manieren te maken krijgt met de verschillende ontwikkelingen in het sociale domein.
Samenvatting casus Extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging naar Wmo
Individuele begeleiding van Saskia
Jeugdzorg
Gedragsproblematiek Jeffrey en Amanda
Participatiewet
Bijstandsuitkering van Saskia
Passend Onderwijs
Schoolsituatie Jeffrey en Amanda
Nieuwe situatie (indien kabinetsplannen in huidige vorm doorgang vinden)
Betekenis voor de instellingen
Wmo
Individuele begeleiding Saskia en structuur aanbrengen binnen het gezin.
Wet Zorg voor Jeugd
Gedragsproblemen van Jeffrey en de problematiek van licht verstandelijke beperking van Amanda.
Gemeente is vanaf 2015 verantwoordelijk voor zowel de jeugdzorg als de extramurale begeleiding voor Amanda en Jeffrey. Gemeente beoordeelt of en welke ondersteuning voor beide kinderen nodig is en levert zorg op maat voor het gezin en coördineert de samenwerking.
Participatiewet
Gemeente en Saskia werken vanuit haar mogelijkheden actief naar een aangepaste werksituatie in een bedrijf (loondispensatie en opbouw naar 100% minimumloon). Ondersteuning op school voor Jeffrey en Amanda wordt nu toegewezen door het samenwerkingsverband in plaats van het REC (Commissie voor indicatiestelling).
Passend Onderwijs
Gemeente is vanaf 2014 verantwoordelijk voor inzet Saskia naar aangepaste werksituatie (instroom in SWV is per 2014 niet meer mogelijk). School heeft vanaf augustus 2014 zorgplicht en dient voor de extra ondersteuning aan de beide kinderen af te stemmen met de gemeente. Vanaf 2015 gaan de middelen voor ambulante begeleiding naar samenwerkingsverband. Geen indicering meer en het rugzakje verdwijnt.
10