Handreiking
De inspraak in het sociale domein verandert april 2015
Formele inspraak, medezeggenschap en participatie na de decentralisaties
Netwerk voor mensen met een beperking of chronische ziekte
Inhoud
Inhoud
2
Leeswijzer
3
Inleiding
4
Inspraak in de wet Wmo 2015 HLZ Regiotafels Participatiewet Wonen Onderwijs Jeugdwet Vervoer Toegankelijkheid Zorg
6 7 8 9 11 12 13 14 15 17
Nawoord: Participeren op niveau
19
Meer weten?
21
Leeswijzer
Kunnen meepraten en meebeslissen over lokaal beleid was altijd al belangrijk voor mensen met een beperking of chronische ziekte. Door de overheveling van een groot aantal landelijke taken rond Wmo, zorg, arbeid, inkomen en jeugdhulp is inspraak en medezeggenschap alleen maar belangrijker geworden. De handreiking Inspraak in het sociale domein gaat over de formele inspraak en medezeggenschap bij lokale beleidsontwikkeling en -uitvoering. De handreiking laat zien wat de wettelijke regels zijn voor gemeenten om de stem van mensen met een beperking of chronische ziekte te horen en te betrekken op verschillende beleidsterreinen.
In deze handreiking vindt u een globaal overzicht hoe de lokale en regionale medezeggenschap via adviesraden e.d. na de decentralisaties eruit gaat zien. Er verandert veel. De verschillende decentralisaties hangen nauw samen, maar de wijze waarop inspraak en medezeggenschap formeel geregeld zijn, verschilt per wet. U leest in deze handreiking hoe mensen met een beperking of chronische ziekte in hun gemeente kunnen meedenken en meebeslissen over beleid dat hen aangaat. Per beleidsterrein wordt de inspraak en medezeggenschap geschetst zoals die al-dan-niet formeel geregeld is in de decentralisatiewetgeving. Daarna leest u welke ontwikkelingen bij gemeenten te zien zijn, en vervolgens komen er een aantal adviezen voor belangenbehartigers om de stem van mensen met een beperking op lokaal niveau nog beter te kunnen laten horen.
3
Inleiding
Hoe kunnen mensen met een beperking of chronische ziekte in hun gemeente meedenken en meebeslissen over beleid dat hen aangaat? De nieuwe decentralisatiewetten zijn hierover niet helder en gemeenten kunnen veel zelf bepalen. Deze handreiking schept hopelijk enige orde in de chaos.
Huidige situatie De participatie van mensen met een beperking of chronische ziekte is in gemeenten verschillend geregeld. Gemeenten hebben een grote mate van vrijheid om inspraak en medezeggenschap zelf in te vullen. De meeste gemeenten hebben op dit moment burgerparticipatie nog georganiseerd in zogenaamde burgerraden: een Wmo-raad, een Wwb-cliëntenraad, een Wsw-raad, een senioren-, jongeren- en soms ook nog een gehandicaptenraad. Sommige gemeenten hebben al deze raden, sommige gemeenten hebben maar enkele raden; sommige gemeenten hebben geen raden, maar raadplegen zelf hun burgers over thema’s in een meer los verband. In een aantal gemeenten zijn raden samengevoegd tot een brede participatieraad voor het hele sociale domein. In andere gemeenten zijn de Wwb- en Wsw-raden samengevoegd. Jongeren- en seniorenraad kunnen bijvoorbeeld zijn opgegaan in een Wmo-raad. Soms is de gehandicaptenraad of het gehandicaptenplatform opgeheven of er dreigen bezuinigingen.
Wetgeving Artikel 4 van het VN-verdrag stelt dat personen met een handicap, via hun representatieve organisaties, actief betrokken moeten worden bij de ontwikkeling en implementatie van wetgeving en beleid. De Participatiewet en de Wmo 2015 sluiten het meest aan bij het VN-verdrag. In beide wetten is een artikel opgenomen over cliëntenparticipatie: de gemeenteraad moet bij verordening regels stellen over de wijze waarop cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, zoals het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen en over welke onderwerpen een regeling over medezeggenschap vereist is. Er staat ook dat zij ondersteuning moeten krijgen om hun rol effectief te kunnen vervullen. De Jeugdwet bijvoorbeeld, regelt geen collectieve belangenbehartiging door mensen met een beperking of hun representatieve organisaties richting gemeente,
4
m.u.v. de medezeggenschap van cliënten van jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en pleegzorgaanbieders. Ook de Wet medezeggenschap scholen en de Wet passend onderwijs regelen slechts de formele rol van ouders in een medezeggenschapsraad (vanuit de school) of ondersteuningsplanraad (vanuit het samenwerkingsverband). Collectieve belangenbehartiging richting gemeente wordt in de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs niet genoemd.
5
Inspraak in de wet
Dit hoofdstuk schetst kort de inspraak en medezeggenschap zoals die al-dan-niet formeel geregeld is in de decentralisatiewetgeving. Daarna leest u welke ontwikkelingen bij gemeenten te zien zijn, en vervolgens komen er een aantal adviezen voor belangenbehartigers om de stem van mensen met een beperking of chronische ziekte op lokaal niveau te kunnen laten horen. Elke gemeente mag zijn eigen keuzes in de formele inspraak- en adviesmogelijkheden in het sociale domein maken. Het betekent dat inspraak en medezeggenschap in elke gemeente anders geregeld kan zijn. Toch zijn er bij de verschillende beleidsterreinen wel een aantal ontwikkelingen te schetsen op het gebied van cliëntenparticipatie. Sommige beleidsterreinen worden opgesplitst en andere terreinen worden juist weer samengevoegd. Jeugdhulp bijvoorbeeld, is straks geen onderdeel meer van de Wmo. De Wsw en Wwb verdwijnen als aparte beleidsterreinen en gaan op in de veel bredere Participatiewet. Ook gemeentelijke overleg- en adviesorganen veranderen. Adviesraden, zoals Wsw-raad, verdwijnen en op andere beleidsterreinen verwacht de wet überhaupt geen inspraak van cliënten bij gemeenten, zoals bij de jeugdhulp. Daarnaast komen er nieuwe samenwerkingsverbanden. In sommige gemeenten gaat de Wmo-raad op in een bredere participatieraad. Andere gemeenten kiezen voor regionale samenwerking op een beleidsterrein, en daar zullen ook de adviesraden regionaal moeten gaan samenwerken.
Adviezen De inbreng van ervaringsdeskundigen blijft nodig om te komen tot goed gemeentelijk beleid. • Onderzoek welke mogelijkheden er in uw gemeente zijn om de stem van mensen met een beperking of chronische ziekte te laten horen. • Als inspraak en advies wettelijk zijn vastgelegd, zorg als lokale belangenbehartiger dat een en ander in uw gemeente goed geregeld is in de betreffende verordeningen. • Als inspraak en advies wettelijk niet zijn vastgelegd, zorg dan dat medezeggenschap van cliënten en gebruikers worden benoemd in de betreffende beleidsplannen en vervolgens goed geregeld worden in de verordeningen.
6
Wmo 2015 In de Wmo staat dat gemeenten niet alleen ingezetenen, maar ook cliënten en hun vertegenwoordigers moeten betrekken bij de uitvoering van de wet. De gemeente moet in de Wmo-verordening vastleggen hoe zij dit wil doen en welke taken zij aan een eventueel adviesorgaan geeft. De gemeenteraad beslist hier uiteindelijk over. Denk bijvoorbeeld aan het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen en over welke onderwerpen een regeling over medezeggenschap vereist is. Ook moet geregeld worden hoe cliënten en hun vertegenwoordigers ondersteuning krijgen om hun rol effectief te kunnen vervullen. Het betekent niet dat de gemeente verplicht is om een Wmo-raad in te stellen. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij burgers betrekken bij het Wmo-beleid. De gemeente moet ook de medezeggenschap van cliënten tegenover aanbieders regelen. Voorheen moesten aanbieders voldoen aan de Wet klachtenrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz). Onder de Wmo is het stellen van regels geheel aan gemeenten overgelaten. De gemeenteraad moet in de verordening in ieder geval vastleggen over welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap vereist is. Veranderingen In de oude Wmo staat dat gemeenten burgers en cliënten moeten betrekken bij het opstellen van beleid rondom maatschappelijke ondersteuning. Hierbij moet ook aandacht zijn voor de behoefte van kleine doelgroepen en individuele burgers. De gemeente moet cliëntenorganisaties tijdig informeren, zodat zij met voorstellen kunnen komen, en gemeenten moeten jaarlijks een onderzoek naar cliënttevredenheid doen en de resultaten publiceren. In veel gevallen heeft de gemeente gekozen voor een Wmo-raad. Die Wmo-raad is vaak een adviesraad van burgers op persoonlijke titel die gevraagd en ongevraagd adviseert aan het college van burgemeester en wethouders over het ontwikkelen van het gemeentelijk Wmo-beleid. Deze raden wegen de belangen van alle burgers en adviseren over de hele breedte van de Wmo. Vaak vertegenwoordigen zij geen achterban en hebben ook weinig contact met die achterban. Wmo-raden zijn geïnstitutionaliseerd en niet onafhankelijk. Door de drie decentralisaties wordt het sociaal domein van de gemeente groter en neemt de adviestaak van de Wmo-raad toe. Niet alleen in het aantal vragen, maar ook qua inhoud: over meer domeinen en beleidsvelden. In de nieuwe Wmo is veel overgenomen uit de oude wet, maar wie betrokken moet worden, is algemeen geformuleerd. In de nieuwe Wmo is de aandacht voor de belangen en behoeften van kleine, kwetsbare groepen verdwenen. Nieuw zijn de randvoorwaarden en de expliciete eis dat ingezetenen moeten worden ondersteund, zodat zij hun rol in het beleidsproces effectief kunnen vervullen. Wmo 2015: artikel 2.1.3 1. De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen. 2. In de verordening wordt in ieder geval bepaald: (…) a. ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn, vereist is. 3. In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij: a. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen;
7
b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen; c. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen; d. deel kunnen nemen aan periodiek overleg; e. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden; f. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie. Wmo 2015: artikel 3.2 1. Indien de aanbieder een voorziening levert als bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdelen e en f, treft de aanbieder (…) b. een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn.
Adviezen • Onderzoek of in de Wmo-verordening geregeld wordt dat cliënten vroeg in het besluitvormingsproces worden betrokken en dat zij de informatie en ondersteuning krijgen die nodig is om hun medezeggenschap effectief te kunnen uitoefenen. Het is belangrijk dat de verordening op dit punt een zo volledig mogelijk beeld van de Wmo-wettekst geeft. Hiertoe dient in artikel 21, lid 2 vóór het woord advies opgenomen te worden: ‘gevraagd en ongevraagd’. • Ga na hoe de medezeggenschapsregeling uitpakt bij kleine aanbieders. Zorg dat in de Wmo-verordening wordt opgenomen dat de gemeente naast periodieke overleggen met aanbieders en het jaarlijks cliëntervaringsonderzoek ook periodieke overleggen organiseert met de Wmo-raden, lokale belangenbehartigers en cliëntenraden, om feedback te verkrijgen ten aanzien van de naleving van de medezeggenschapsregelingen. • De decentralisaties hebben tot gevolg dat gemeenten op regionaal niveau gaan samenwerken. Het is van groot belang dat de inspraak en medezeggenschap van burgers ook op dit niveau goed geregeld wordt. Kijk met welke andere gemeenten op regionaal niveau wordt samengewerkt en zoek contact met belangenbehartigers uit die gemeenten. • Trek als belangenbehartigers samen op met de Wmo-raad. Zet daarbij ervaringsdeskundigen in, omdat de Wmo-raad vaak onvoldoende weet wat er speelt bij de lokale burgers met een beperking of chronische ziekte. • Zorg dat u als belangenorganisatie in de raadszaal zit als Wmo en inspraak in verordening worden besproken. Spreek in op momenten dat dat kan en bezoek alle bijeenkomsten die openbaar toegankelijk zijn.
Verder lezen • AVI-kennisdossier Cliënten- en burgerparticipatie in de Wmo: http://www.aandachtvooriedereen.nl/aandacht-voor-iedereen/kennisdossier-clienten-en-burgerparticipatie-in-de-wmo-4012.html • AVI-toelichting op wetsvoorstel Wmo 2015: http://www.aandachtvooriedereen.nl/aandacht-voor-iedereen/nieuwsbrief-aviextra-wmo-2015-3971.html • AVI-handreiking Wmo-modelverordening: http://www.aandachtvooriedereen.nl/component/option,com_docman/Itemid,298/ gid,814/task,doc_download/
HLZ Regiotafels Om de veranderingen in de langdurige zorg overal in het land goed te laten verlopen, heeft het ministerie van VWS regiotafels ingesteld. Een regiotafel is een overleg waarin de betrokken partijen uit een regio - zoals gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, woningcoöperaties en cliënten(organisaties) – met elkaar werkafspraken maken over de langdurige zorg en wonen in hun regio.
8
57 regiotafels Er zijn 57 regiotafels. In elke Wmo-regio (totaal 43) is er één, in een aantal (grote) Wmo-regio’s zijn er meerdere. De regiotafels zijn in 2014 ingesteld en het secretariaat van de regiotafels wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. De afspraken over de regiotafels lopen voor de periode tot en met 2016. Elke regiotafel maakt zelf afspraken over de te volgen werkwijze. Doel Het overleg is er op gericht om in de regio de veranderingen in de langdurige zorg te volgen (monitoren), in goede banen te leiden en om nieuwe zorginitiatieven te ontwikkelen. De deelnemers informeren elkaar over de gevolgen en effecten van de hervormingen in hun regio op hun werkterrein. Zo kunnen de verantwoordelijke organisaties eventuele knelpunten snel oplossen. Ook kunnen de deelnemers zo initiatieven voor zorgvernieuwing ontwikkelen. Deelnemende partijen Deelnemers aan het regionale overleg zijn gemeenten, cliënten(organisaties), zorgkantoren, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, woningcoöperaties, huisartsen en andere zorgprofessionals. Welke partijen deelnemen aan het overleg, verschilt per regiotafel. Iedere deelnemer zit er vanuit zijn eigen kennis en ervaring. Een onafhankelijke regiosecretaris voert de regie over de regiotafel.
Vertegenwoordiging cliënten Lokale cliënten(organisaties) zijn een belangrijke partij aan de regiotafels. Zij geven aan hoe cliënten aankijken tegen alle veranderingen en wat dit betekent voor hun leven. Zij praten mee over hoe de zorg en ondersteuning in hun regio goed geregeld blijft. Bijvoorbeeld over maatregelen die nodig zijn om het langer thuis wonen mogelijk te maken. Onderwerpen op het overleg Alle deelnemers aan het overleg kunnen relevante onderwerpen inbrengen en bespreekbaar maken. Vanuit het ministerie zijn zes onderwerpen (“scharnierpunten”) benoemd die in ieder geval aan de regiotafel worden besproken. Dit zijn: 1. Continuïteit van ondersteuning en zorg 2. Herstructurering van vastgoed (wonen) 3. Beperken van fricties op de arbeidsmarkt 4. Informatievoorziening 5. Voorkomen van administratieve lasten (bureaucratie) 6. Zorgvernieuwing (vernieuwing en innovatie).
Participatiewet In de Participatiewet staat dat personen die met de Participatiewet te maken krijgen betrokken moeten worden bij de uitvoering van de wet. Hoe dit gebeurt moet de gemeenteraad vastleggen in een verordening. Er worden minimale voorwaarden gesteld aan de gemeentelijke verordeningen. Wel dienen verordeningen en beleidsvoorstellen vooraf met cliënten of hun vertegenwoordigers besproken te worden. Zo kan de gemeenteraad hun oordeel betrekken bij het vaststellen van het beleid. Daarnaast moet de verordening regelen hoe cliënten of hun vertegenwoordigers worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. In de uitoefening van deze rol spreekt het voor zichzelf dat zij de mogelijkheid hebben advies te vragen aan derden. Belangrijke onderwerpen zijn bijvoorbeeld de
9
keuzes die de gemeente maakt voor beschut werk, loonkostensubsidie en de inzet van andere instrumenten en voorzieningen. De regering vindt het belangrijk dat voor cliëntenparticipatie de samenwerking wordt opgezocht, zowel binnen het sociale domein (bijvoorbeeld Wmo en AWBZ) als tussen gemeenten onderling. De Participatiewet laat de vorm van samenwerking met vertegenwoordigers van cliënten of andere cliëntenraden vrij. Gemeenten kunnen dit zelf via hun verordening regelen. De meest voor de hand liggende manier om cliëntenparticipatie vorm te geven is via het instellen van een gemeentelijk overlegorgaan, veelal aangeduid als cliëntenraad. Veranderingen Gemeenten waren verplicht een cliëntenraad SOZA (of Wwb-raad) te hebben. Deze adviesraden bestaan uit cliënten van de Wwb en personen die vallen onder het armoedebeleid van de gemeente. Vaak zijn het vertegenwoordigers van belangengroepen of mensen op persoonlijke titel. De SOZA / Wwb-raad krijgt alle voorstellen, wijzigingen en adviezen ter advisering voorgelegd, voordat zij naar het college van B en W of de gemeenteraad gaan. Zij adviseren het college van burgemeester en wethouders over het beleid en uitvoering van de Wwb, waaronder armoedebeleid, schuldhulpverlening en handhaving. Naast deze cliëntenraden, hebben de meeste gemeenten ook een Wsw-raad. Sinds 1 januari 2008 is cliëntenparticipatie via de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) geregeld. Wsw-gerechtigden hebben medezeggenschap gekregen over het gemeentelijke Wsw-beleid en de uitvoering daarvan. Bij de Wsw zijn dat alle mensen die geïndiceerd zijn, dus mensen die werkzaam zijn bij sw-bedrijven, maar ook de mensen die op de wachtlijst staan. Elke gemeente kan zijn eigen vorm van cliëntenparticipatie kiezen. In het kader van arbeidsmarktbeleid moeten gemeenten samenwerken met het UWV. In elf districten zijn er UWV-raden, maar er zijn 35 arbeidsmarktregio’s. Adviseren over arbeidsmarktbeleid vraagt dus om samenwerking met de cliëntenraden van andere gemeenten (in dezelfde arbeidsmarktregio) en de regionale UWV-cliëntenraad. Er is in een aantal gemeenten nu al sprake van samenvoegingen van twee of drie raden in bijvoorbeeld een Participatieraad. Verwacht wordt dat ook in andere gemeenten de bestaande adviesraden op zullen gaan in een nieuwe cliëntenraad. Participatiewet: artikel 47 De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop deze personen of hun vertegenwoordigers: (...) b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen; c. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen; d. deel kunnen nemen aan periodiek overleg; e. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden; f. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
10
Adviezen • Is er een cliëntenraad SOZA of Wwb? Vraag als belangenbehartigers spreektijd bij deze raad om mensen met een beperking of een chronische ziekte als nieuwe doelgroep te introduceren. Geef voorbeelden van mensen met een beperking die werken in de sw of het vrije bedrijf. Leg de verbinding met de Wmo (begeleiding). • Zoek samenwerking met andere patiënten- en gehandicaptenorganisaties om samen de stem van mensen met een beperking of chronische ziekte te laten horen. De cliëntenraad moet immers kunnen spreken namens álle cliënten. En zeker omdat een deel van het beleid op regionaal niveau wordt gemaakt, is het van belang om samen te werken met andere organisaties in uw regio • In de verordening moet opgenomen worden dat cliënten (of hun vertegenwoordigers) vroegtijdig in staat worden gesteld om gevraagd en ongevraagd advies te geven. Zorg dat u via de raad als belangenbehartigers ook daadwerkelijk in een vroeg stadium betrokken wordt. • Denk en praat mee over de ondersteuning van de cliëntenraad. Er moet in de verordening komen te staan “hoe cliëntenraden worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen”. Hoe wil de cliëntenraad worden ondersteund? Welke ondersteuning vindt u noodzakelijk (zoals ambtelijke ondersteuning, scholing, kunnen raadplegen deskundigen). • Maak gebruik van de mogelijkheden van het programma ‘PG werkt samen’. Ieder(in) maakt deel uit van dit programma. ‘PG werkt samen’ heeft een training voor belangenbehartigers en trainers van lidorganisaties om de samenhang en het samenspel met cliëntenraden beter vorm te geven.
Verder lezen • LCR (2014). Cliëntenraden denken en doen mee. Handreiking Participatiewet en maatregelen Wwb voor cliëntenraden: http://www.samenvoordeklant.nl/system/files/140828_2_def_handreiking_Participatiewet_Wet_maatregelen_Wwb.pdf
Wonen Zo’n 250 gemeenten hebben voor het beleidsterrein Wonen een Adviescommissie Wonen ingesteld. Deze adviescommissies worden nog wel VAC (vrouwenadviescommissie) of WAC (woonadviescommissie) genoemd. De Adviescommissie Wonen is een lokale woonconsumentenorganisatie. De commissies werken regelmatig samen met onder meer leden van ouderenbonden en gehandicaptenplatforms. Adviescommissies Wonen zijn onafhankelijk en hebben meestal een stichtingsvorm. In het kader van decentralisaties zijn ze in zoverre van belang, dat er ingezet wordt op langer zelfstandig wonen voor mensen met een beperking en ouderen. Dat stelt eisen aan de kwaliteit van woningen en een Adviescommissie Wonen kan hier bij bouwplannen en bij verbouw over adviseren. Er is geen wettelijke basis voor het functioneren van Adviescommissie Wonen. Wel wordt er soms op gemeentelijk niveau vastgelegd, dat de Adviescommissie Wonen geraadpleegd moet worden. Ieder(in) vindt dat de inspraak vanuit cliëntenperspectief in regionaal en lokaal woonbeleid bevorderd moet worden
Adviezen • Onderzoek hoe in uw gemeente de inspraak vanuit cliëntenperspectief in regionaal en lokaal woonbeleid is geregeld. Zorg dat de inspraak van gebruikersorganisaties, zoals lokale organisaties van mensen met een beperking of chronische ziekte, op richtinggevende documenten zoals gemeentelijke woonvisies, huisvestingsverordeningen, omgevingsplannen in de lokale regelgeving opgenomen wordt.
11
• Zorg dat gemeenten de samenwerking op lokaal niveau tussen Adviescommissie Wonen (VACpunt wonen) en lokale belangenbehartigers van mensen met een beperking of aandoening faciliteren. • Stimuleer dat woningen en woonomgeving geschouwd worden door mensen mét en zonder beperking en dat de ervaringen met alle betrokken besproken worden (uitvoerders, opdrachtgevers, beleidsmakers).
Onderwijs De Wet medezeggenschap scholen en de Wet passend onderwijs regelen de formele rol van ouders en leerlingen in een medezeggenschapsraad (vanuit de school) of ondersteuningsplanraad (vanuit het samenwerkingsverband). Voor adviesraden Leerlingenvervoer geldt geen wettelijk kader. Collectieve belangenbehartiging richting gemeente wordt in de Wet passend onderwijs niet genoemd. Samenwerking met belangenbehartigers van mensen met een beperking of chronische ziekte ook niet, maar is volgens Ieder(in) wel belangrijk. Ouders (en leerlingen) kunnen in een medezeggenschapsraad (MR) van school invloed uit oefenen op het ondersteuningsprofiel van de school. In de ondersteuningsplanraad (OPR) van het samenwerkingsverband van scholen in een regio, kunnen ouders invloed uitoefenen op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Zij kunnen zich bijvoorbeeld afvragen: • Wat levert de school aan ondersteuning? • Welke criteria hanteert men voor de toelating tot het (voortgezet) speciaal onderwijs? • Wat zijn de afspraken met de gemeenten? De MR en de OPR hebben geen formele lijn lopen naar de gemeenten en de lokale belangenbehartigers of de Wmo-raad. Ieder(in) wil zorgen voor een goede verbinding tussen belangenbehartigers in het onderwijs en de belangenbehartigers die met gemeenten om tafel zitten. Wet medezeggenschap op scholen • http://wetten.overheid.nl/BWBR0020685/geldigheidsdatum_15-08-2014 (Wet) • http://www.infowms.nl/wettekst-wms/ (Memorie van Toelichting)
Adviezen • De MR en de OPR hebben geen formele lijn lopen naar de gemeenten en de lokale belangenbehartigers, adviesraad leerlingenvervoer of Wmo-raad. Zorg daarom voor een goede verbinding tussen belangenbehartigers in het onderwijs en de belangenbehartigers die met gemeenten om tafel zitten. • Zoek ook contact met belangenbehartigers uit andere gemeenten waarvandaan leerlingen de scholen bezoeken.
Verder lezen • http://www.medezeggenschap-passendonderwijs.nl (tips over medezeggenschap en onderwijs) • Een Ieder(in)-handreiking over leerlingenvervoer is in ontwikkeling.
12
Jeugdwet In de Jeugdwet staat niets over collectieve belangenbehartiging door mensen met een beperking of hun representatieve organisaties richting gemeente, m.u.v. de medezeggenschap van cliënten van jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en pleegzorgaanbieders. De gemeenteraad moet in de verordening Jeugdhulp regelen op welke manier cliënten en vertegenwoordigers betrokken worden bij het beleid en hoe ze ervoor zorgt dat zij ook werkelijk in de gelegenheid zijn om dit doen. Inspraak, medezeggenschap en participatie zijn niet alleen belangrijk voor individuele jongeren en hun ouders, maar moeten ook op een collectief niveau goed geregeld worden. Het betekent bijvoorbeeld dat ook kleine doelgroepen de kans krijgen om hun behoeften duidelijk te maken. Ook moeten gemeenten zorgen dat iedere jeugdhulpaanbieder een eigen cliëntenraad heeft. Daarnaast is het volgens Ieder(in) belangrijk dat belangenbehartigers, ouders en jongeren in de beleidsontwikkeling van de gemeente kunnen participeren. Inspraak en medezeggenschap Artikel 2.2 van de Jeugdwet gaat over gemeentelijk beleidsplan. In lid e staat dat in het plan moet aangegeven “op welke wijze de gemeenteraad en het college zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen.” Paragraaf 4.2b Medezeggenschap heeft alleen betrekking op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, en op pleegzorgaanbieders. Artikel 4.2.5 1. Iedere jeugdhulpaanbieder en iedere gecertificeerde instelling stelt een cliëntenraad in, die binnen het kader van hun doelstelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van jeugdigen en ouders aan wie jeugdhulp wordt verleend of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitgevoerd, behartigt. Artikel 4.2.12 1. De pleegzorgaanbieder stelt een pleegouderraad in, die binnen het kader van zijn doelstelling de gemeenschappelijke belangen van de pleegouders behartigt. Een pleegzorgaanbieder kan deze verplichting ook nakomen door instelling van een pleegouderraad die voor meer dan één door hem in stand gehouden zorgeenheid werkzaam is.
Adviezen • Als belangenbehartiger kent u de praktijk van inspraak in uw gemeente, en kunt u nagaan of de gemeente inderdaad zorgt voor zaken als voldoende ondersteuning voor effectieve medezeggenschap en tijdige informatievoorziening. Ga na of inspraak, medezeggenschap en participatie goed geregeld zijn. Belangenbehartigers én (ouders van) jongeren met een beperking moeten een actieve rol hebben bij de totstandkoming van beleid. Hoe betrekt uw gemeente haar inwoners bij het jeugdbeleid? Is de inspraak, medezeggenschap en participatie van belangenbehartigers georganiseerd op een manier die u passend vindt? • Zoek als lokale belangenbehartiger de verbinding met cliëntenraden in het jeugddomein en ook met inspraakorganen in passend onderwijs.
13
Verder lezen • https://iederin.nl/downloads/dl.php?l=428_Handreiking_Beleidsplan_Jeugd.pdf (beleidsplan Jeugd) • https://iederin.nl/downloads/dl.php?l=436_Handreiking_Verordening_Jeugdhulp. pdf (verordening Jeugdhulp)
Vervoer De inspraak van cliënten en hun organisaties over openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer over voor het openbaar verkeer openstaande wegen is geregeld in de Wet personenvervoer 2000. In de praktijk loopt inspraak en medezeggenschap via de regionale of lokale ROCOV’s (Reizigers Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer). Een ROCOV is een overleg van verschillende consumentenorganisaties die gezamenlijk gebruikmaken van het adviesrecht waarin de Wet personenvervoer 2000 voorziet. ROCOV’s adviseren aan de vervoerders (concessiehouders) en gemeenten en provincies (concessieverleners). In de ROCOV’s is vaak ook plaats voor mensen met een beperking. In de meeste gevallen nemen zij deel op persoonlijke titel, niet als afgevaardigde of vertegenwoordiger van een belangenorganisatie van mensen met een beperking of chronische ziekte. Ook het vervoer voor ouderen en mensen met een beperking krijgt te maken met de decentralisaties. Gemeenten moeten het doelgroepenvervoer gaan regelen en wijzen mensen er op dat zij meer gebruik moeten gaan maken van het openbaar vervoer (OV als voorliggende voorziening). Inspraak en medezeggenschap Artikel 27 1. Voordat een concessie wordt verleend of gewijzigd, vraagt de concessieverlener advies aan consumentenorganisaties die voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden, over de aan de concessie te verbinden voorschriften. 2. De concessieverlener stelt de consumentenorganisaties in de gelegenheid met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht. 3. Het advies, bedoeld in het tweede lid, wordt gevraagd op een zodanig tijdstip dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op het voornemen. 4. De consumentenorganisaties worden door de concessieverlener zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven. Artikel 28 De concessieverlener informeert ten minste eenmaal per jaar de consumentenorganisaties, bedoeld in artikel 27, over de resultaten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven maatregelen die door hem zijn genomen en die de belangen van de reiziger raken. Artikel 31 1. De concessiehouder vraagt ten minste eenmaal per jaar advies aan consumentenorganisaties die voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden, over de door de concessiehouder voorgenomen wijziging van een dienstregeling, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen. 2. De concessiehouder stelt de consumentenorganisaties in de gelegenheid met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht.
14
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de aard van onderwerpen als bedoeld in het eerste lid. 4. Het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de door de concessiehouder te nemen beslissing. 5. Indien na het advies van de consumentenorganisaties een beslissing wordt genomen ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, worden de consumentenorganisaties door de concessiehouder zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes weken voor deze gevolg geeft aan de beslissing, schriftelijk hiervan in kennis gesteld. Indien het advies van de consumentenorganisaties niet of niet geheel is gevolgd, wordt aan de consumentenorganisaties tevens meegedeeld, waarom van dat advies is afgeweken en wordt hen de gelegenheid geboden nader te overleggen met de concessiehouder alvorens deze gevolg geeft aan de beslissing. 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de termijnen die bij de adviesprocedure en de overlegprocedure, bedoeld in dit artikel, in acht worden genomen. 7. Indien een voorgenomen wijziging van een dienstregeling, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen door de concessieverlener is geïnitieerd, vraagt in afwijking van het eerste lid die concessieverlener advies aan de in dat lid bedoelde consumentenorganisaties. Het tweede tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 32 1. De concessieverlener kan aan een concessie voorschriften verbinden. 2. Aan een concessie worden in ieder geval voorschriften verbonden ten aanzien van: a. de onderwerpen waarover en de consumentenorganisaties waaraan de concessiehouder advies vraagt als bedoeld in artikel 31; b. de onderwerpen waarover en de wijze waarop de concessiehouder de consumentenorganisaties, bedoeld in onderdeel a, informeert; advies van wezenlijke invloed kan zijn op het voornemen. (…)
Toegankelijkheid Hoewel lokale belangenbehartigers van mensen met een beperking of chronische ziekte in hun gemeente van oudsher zeer actief zijn op het terrein van toegankelijkheid, is er geen wettelijke basis voor inspraak en medezeggenschap op dit beleidsterrein. Wel heeft een aantal gemeenten een eigen Werkgroep Toegankelijkheid ingesteld die meedenkt over het gemeentelijk toegankelijkheidsbeleid. De belangenbehartigers die actief zijn op dit terrein richten zich meestal op de fysieke toegankelijkheid. Zij signaleren knelpunten, adviseren gemeenten over het toegankelijk maken van openbare ruimte of nieuwbouw, of werken mee aan het inzichtelijk maken welke accommodaties in hun gemeente wel of niet toegankelijk zijn. Een ander belangrijk regelmatig terugkomend aandachtspunt is de toegankelijkheid van informatie, toegespitst op de vraag of de gemeentelijke website voldoet aan de eisen voor het Waarmerk drempelvrij.nl, het Nederlandse kwaliteitsmerk voor toegankelijke websites. Veranderingen Op dit moment is het ministerie van Infrastructuur en Milieu bezig met de voorbereidingen voor een nieuwe wet: de Omgevingswet. Met de Omgevingswet wil het kabinet het omgevingsrecht makkelijker maken. Veel gemeenten vinden de regels voor ruimtelijke plannen nu ingewikkeld en onduidelijk. Door regels te vereenvoudigen en samen te voegen is het straks makkelijker om bouwprojecten te starten.
15
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 17 juni 2014 het wetsvoorstel ‘Omgevingswet’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer moeten het wetsvoorstel goedkeuren. Daarna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de wet in 2018 in werking. Ieder(in) streeft ernaar dat waar gemeenten verantwoordelijk worden voor de uitvoering, zij verplicht vooraf advies moeten vragen aan betrokkenen (inwoners, burgers). Het gaat hier zowel om woningen, voorzieningen (bijvoorbeeld wijkcentra) en openbare ruimte (bijvoorbeeld de inrichting van pleinen of verkeersoplossingen).
Adviezen • Onderzoek hoe in uw gemeente de inspraak en advies vanuit cliëntenperspectief op de vaak zeer verschillende terreinen van toegankelijkheid geregeld zijn. Zorg dat de inspraak van organisaties van mensen met een beperking of chronische ziekte, op richtinggevende documenten zoals omgevingsplannen en vergunningen voor bouw en verbouw van openbare gebouwen in de lokale regelgeving opgenomen wordt. • Stimuleer dat de openbare ruimte en openbare gebouwen geschouwd worden door mensen mét en zonder beperking en dat de ervaringen met alle betrokken besproken worden (uitvoerders, opdrachtgevers, beleidsmakers).
Schema: formele lokale inspraak, medezeggenschap en participatie Beleidsterrein
Is (was)
Wordt mogelijk … (gemeenten kunnen hun eigen oplossingen kiezen)
Wmo
Wmo-raad Cliëntenraad zorginstelling
Participatieraad
Inkomen Arbeid
Wwb-raad Cliëntenraad SOZA Wsw-raad
Participatieraad
Onderwijs
OPR (ondersteuningsplanraad) MR (medezeggenschapsraad)
OPR (ondersteuningsplanraad) MR (medezeggenschapsraad) OOGO (Op Overeenstemming Gericht Overleg)
Vervoer
Adviesraad leerlingenvervoer ROCOV Wmo-raad
ROCOV
Wonen
VACpunt wonen
Jeugd
Cliëntenraad jeugdhulpinstelling Wmo-raad Jeugdraad
Toegankelijkheid
Gemeentelijke Werkgroep Toegankelijkheid
16
Cliëntenraad jeugdhulpinstelling
Zorg De medezeggenschap van cliënten in de zorg is geregeld in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz). Instellingen voor gezondheidszorg, maatschappelijke zorg of verslavingszorg moeten een cliëntenraad hebben, dus ook zorginstellingen met Wlz- en Zvw-cliënten met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Cliënten, maar ook familieleden van cliënten kunnen via de cliëntenraad meepraten over het beleid van de instelling. De belangrijkste taak van de cliëntenraad is het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van mensen die op de zorg van die instelling zijn aangewezen. De cliëntenraad adviseert gevraagd en ongevraagd over allerlei zaken die met de dienstverlening te maken hebben. Het bestuur van de zorginstelling moet bij beslissingen rekening houden met het advies van de cliëntenraad. Soms worden er naast een centrale cliëntenraad ook lokale cliëntenraden of locatiegebonden cliëntenraden ingesteld. De centrale cliëntenraad houdt zich bezig met overstijgende zaken die voor alle cliënten van de zorginstelling belangrijk zijn. De lokale cliëntenraden richten zich meer op de praktische zaken die direct betrekking hebben op de cliënten in de specifieke voorziening of op de cliënten in hun wijk. De cliëntenraad heeft een aantal rechten: • Recht om te adviseren over alle onderwerpen die voor cliënten van belang zijn. In de wet staan dertien onderwerpen waarover de zorginstelling in ieder geval advies moet vragen aan de cliëntenraad voor er een besluit genomen wordt. • Recht op informatie: De zorginstelling moet de cliëntenraad tijdig en, desgevraagd, schriftelijk alle inlichtingen en gegevens verstrekken die de raad nodig heeft. • Recht op overleg: De cliëntenraad heeft recht op overleg met de directie over het beleid van de zorginstelling. • Recht op bindende voordracht één bestuurslid. • Enquêterecht: Als de zorginstelling een stichting of vereniging is, kan de cliëntenraad onderzoek laten doen naar het beleid en de gang van zaken binnen de zorginstelling op grond van art. 6.2 Uitvoeringsbesluit WTZi, tenminste als dit is opgenomen in de statuten van de zorginstelling. Veranderingen De plannen voor wetgeving rond medezeggenschap in zorginstellingen zijn de afgelopen jaren vaak gewijzigd. Eerst zou de Wmcz opgaan in de Wet cliëntenrecht zorg (Wcz). Begin 2013 werd besloten dat de Wcz niet door zou gaan. Daarna was het plan dat regelingen rond medezeggenschap zouden worden ondergebracht in de wet Goed bestuur in de zorg. Onlangs is besloten dat ook dit wetsvoorstel niet doorgaat. De stand van zaken is op dit moment dat de Wmcz blijft, maar op een aantal punten wordt aangepast. Als alles doorgaat krijgen cliëntenraden instemmingsrecht voor onderwerpen die de dagelijkse leefomgeving van cliënten raken. Denk daarbij aan onderwerpen als veiligheid, hygiëne, recreatiemogelijkheden en het opstellen van het zorgplan. Voorheen was er alleen verzwaard adviesrecht. Ook wordt de financiering van cliëntenraden verbeterd en het enquêterecht verruimd. De IGZ gaat toezicht houden op de wettelijke verplichting om medezeggenschap in te richten.
17
Deze wijzigingen moeten nog besproken worden in de Tweede Kamer. Verwacht wordt dat ze op z’n vroegst half 2016 doorgang zullen vinden. Inspraak en medezeggenschap
. http://wetten.overheid.nl/BWBR0007920/geldigheidsdatum_06-06-
18
Nawoord: Participeren op niveau Inspraak, medezeggenschap, lobby omvat naast de formele inspraak en advies ook alle andere activiteiten waarop mensen met beperkingen voor hun belangen opkomen. Mensen met beperkingen kunnen op verschillende manieren participeren bij de ontwikkeling van beleid. Daarbij verschilt hun invloed. De mate van invloed kan worden weergegeven als een participatieladder. Hoe hoger op de participatieladder, hoe meer verantwoordelijkheid de gemeente uit handen geeft en hoe groter de medezeggenschap van mensen met beperkingen. Belangenbehartiging kan op alle niveaus plaatsvinden. Het is een strategische keuze op welk niveau u wilt participeren in de beleidsontwikkeling. Bent u medebeslisser, dan betekent het dat uw belangenorganisatie medeverantwoordelijk wordt voor het beleid. Van oudsher speelden de meeste activiteiten van belangenbehartigers zich af op de niveaus 2 en 3. Echter, steeds vaker is er ook bij beleidsontwikkeling sprake van co-productie.
VEEL
5. meebeslissen
4. co-produceren invloed 3. adviseren WEINIG
2. raadplegen
1. informeren VEEL
invloed gemeente
WEINIG
1. Informeren De gemeente informeert mensen, maar geeft ze verder geen inbreng. De gemeente bepaalt de agenda vanaf het begin tot het eind. Ze houdt alle touwtjes in handen. Voorbeelden hiervan zijn het organiseren van informatieavonden of het verspreiden van informatie in huis-aan-huisbladen.
19
2. Raadplegen De gemeente beschouwt mensen met een beperking of chronische ziekte als gesprekspartner, maar verbindt zich niet aan de uitkomsten van de gesprekken. Denk hierbij aan groepsgesprekken, inspraakavonden, hoorzittingen en debatten.
3. Adviseren De gemeente betrekt mensen met beperkingen bij het opstellen van de agenda. De gemeente neemt het initiatief. Mensen met een beperking of chronische ziekte kunnen zelf problemen en mogelijke oplossingen aandragen. De gemeente verbindt zich in principe aan de adviezen, maar kan daar bij de besluitvorming beargumenteerd van afwijken. Adviesraden en expertmeetings zijn hiervan voorbeelden.
4. Co-produceren Co-produceren – samen een product maken - heet ook wel ‘doe-democratie’. Gemeente en mensen met beperkingen bepalen gezamenlijk de agenda: waaraan gaan ze werken, hoe gaan ze dat doen? Ze zoeken samen naar oplossingen. De gemeente verbindt zich in principe aan deze oplossingen. Voorbeelden hiervan zijn stuurgroepen of het vastleggen van afspraken in een convenant.
5. Meebeslissen De gemeente stelt de randvoorwaarden waarbinnen de mensen met beperkingen zelf de beleidsvorming bepalen. Ambtenaren hebben een adviserende rol.
20
Meer weten?
• AVI (2014). Kennisdossier: ‘Cliënten- en burgerparticipatie in de Wmo’. Downloaden via: www.aandachtvooriedereen.nl/aandacht-voor-iedereen/kennisdossier-clienten-en-burgerparticipatie-in-de-wmo-4012.html • Ieder(in) (2014). Handreiking Stappenplan voor effectieve belangenbehartiging: Utrecht: Ieder(in). Downloaden via website Ieder(in). • Koepel Wmo-raden, MOVISIE en Zorgbelang Noord-Holland (2013). Modellen voor lokale participatie – Een zoektocht naar toekomstbestendige, lokale burger- en cliëntenparticipatie. Downloaden via: www.movisie.nl/publicaties/modellen-lokale-participatie • LCR & Koepel Wmo-raden (2013). Samen sterk - Stroomlijning medezeggenschap in het sociale domein. Landelijke handreiking voor WWB-raden en Wmo-raden. Utrecht: Landelijke Cliëntenraad en Koepel Wmo-raden. Downloaden via: www.landelijkeclientenraad.nl/Content/Downloads/LCR-Handreiking-web.pdf • MOVISIE (2014). Cliëntenparticipatie bij beleid nieuwe Jeugdwet - Resultaten onderzoek onder gemeenten. Utrecht: MOVISIE.
21
Colofon
Uitgave 2015 Samenstelling Aartjan ter Haar Opmaak Catrien Brienen, Ieder(in)
22
De handreiking Inspraak in het sociale domein gaat over het beïnvloeden van de lokale beleidsontwikkeling en -uitvoering. De handreiking laat zien wat de wettelijke regels zijn voor gemeenten om de stem van mensen met een beperking of chronische ziekte te horen op verschillende beleidsterreinen.
Ieder(in) Bezoekadres Churchilllaan 11 3500 AD Utrecht Postadres Postbus 169 3500 AD Utrecht T 030-720 00 00 E
[email protected] I www.iederin.nl Twitter Facebook
24