Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein Troonrede 2013: “Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.”
Mirjan Oude Vrielink
Een uitgave van:
Platform31 Februari 2015
Inhoudsopgave
P.5
Inleiding
P.9
Samenvatting
1 Waaruit bestaat burgerkracht?
P.13
2 Burgerkracht ondersteunen: welke aspecten en wie?
P.21
3 Wat werkt bij het ondersteunen van burgerkracht?
P.27
4 Inzet van sociale wijkteams om burgerkracht te ondersteunen
P.35
Bijlage: overzicht van onderliggende interventies
P.43
P.45
Noten
P.47
Literatuur en bronnen
P.48
Colofon
Inleiding Hoewel het woord burgerkracht nog niet zo lang bestaat, is het niet meer weg te denken uit gemeentelijke nota’s over de drie decentralisaties in het sociale domein. Nico de Boer en Jos van der Lans bedachten de term en gebruikten hem voor het eerst in een essay uit 2011. Volgens hen fungeert het begrip sindsdien ‘als vlag op een nieuwe manier van werken, die institutionele en professionele vernieuwing paart aan de zich ontwikkelende capaciteiten van burgers op alle niveaus’ (2013:9). Deze vernieuwing moet ervoor zorgen dat problemen in het sociale domein beter en tegen lagere kosten worden opgepakt. Enerzijds door meer gebruik te maken van wat burgers zelf, met en voor elkaar kunnen doen en anderzijds door problemen meer in onderlinge samenhang aan te pakken. In voorgenomen wetgeving en gemeentelijk beleid is burgerkracht een gegeven én een streven. De gedachte is om vermogens van burgers te benutten waar het kan en te versterken waar dat nodig is. Dit roept de vraag op hoe gemeenten en professionals burgerkracht effectief kunnen ondersteunen en op wie zij zich dan richten.1 Een antwoord daarop is nog niet zo eenvoudig, onder meer omdat niet helder is waar burgerkracht precies voor staat. Het lijkt een verzamelbegrip voor tal van andere begrippen, zoals eigen kracht, zelfredzaamheid, buurtkracht en burgerinitiatieven, om er een paar te noemen. In deze studie leggen we het begrip burgerkracht in een aantal aspecten uiteen en reiken we inzichten aan om voor de ondersteuning van burgerkracht gericht interventies te selecteren of ontwikkelen. Omdat uit onderzoek blijkt dat gemeenten voor deze ondersteuning vaak sociale wijkteams 2 inzetten, beschrijven we wat deze teams kunnen betekenen. 3 De centrale vraag van dit rapport is: Hoe kunnen verschillende aspecten van burgerkracht effectief worden ondersteund en wat kunnen sociale wijkteams daarin betekenen?
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
5
Deze onderzoeksvraag bestaat uit de volgende deelvragen: −− Uit welke aspecten bestaat burgerkracht en welke invulling geven de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet hieraan? −− Welke aspecten van burgerkracht vragen een zekere vorm van ondersteuning? −− Wat werkt bij het ondersteunen van burgerkracht, volgens kennisinstituten met een eigen databank van beproefde interventies? −− Wat kunnen sociale (wijk)teams betekenen bij de ondersteuning van burgerkracht? In hoofdstuk 1 gebruiken we een begripsverkenning van Movisie (2013) om te achterhalen welke aspecten van burgerkracht in de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet impliciet of expliciet worden onderscheiden.
6
In hoofdstuk 2 beschrijven we hoe gemeenten kunnen bepalen of overheidssteun op zijn plaats is en wie, bij de verschillende aspecten van burgerkracht, behoefte aan ondersteuning kunnen hebben. Hoofdstuk 3 gaat in op de werkzame elementen bij de ondersteuning van burgerkracht, op basis van beschrijvingen van wat werkt door Movisie en het Nederlands Jeugdinstituut. In hoofdstuk 4 gaan we vervolgens specifiek in op de rol die sociale (wijk)teams kunnen vervullen bij de ondersteuning van burgerkracht.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
8
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Samenvatting
9
Burgerkracht geldt als gegeven én streven in wetgeving en gemeentelijk beleid op de terreinen van maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en werk en inkomen. Voor gemeenten en professionals is het nog zoeken wat dit precies van hen vraagt. Het doel van deze studie is meer helderheid daarin brengen.We leggen het begrip burgerkracht in een aantal aspecten uiteen en maken inzichtelijk hoe deze aspecten effectief kunnen worden ondersteund. Ook staan we stil bij de vraag welk aandeel sociale (wijk)teams in deze ondersteuning kunnen hebben, omdat onderzoek uitwijst dat gemeenten dergelijke teams vaak voor dit doel inzetten. De centrale vraag is: Hoe kunnen verschillende aspecten van burgerkracht effectief worden ondersteund en wat kunnen sociale wijkteams daarin betekenen?
Aspecten van burgerkracht In navolging van de bedenkers van de term
burgerkracht, Nico De Boer en Jos Van der Lans, omschrijven we burgerkracht als de vermogens van burgers om verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen leven, voor dat van anderen en voor de kwaliteit van de samenleving als geheel. Met behulp van een begrippenkader van Movisie omschrijven we deze vermogens in termen van eigen kracht, individuele zelfredzaamheid, collectieve zelfredzaamheid en zelfregie. Vervolgens analyseren we welke invulling het kabinet aan deze termen geeft in de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. De Boer en Van der Lans bepleiten een betere aansluiting op de vermogens van burgers; ondersteuning moet complementair zijn aan de verantwoordelijkheid die burgers kunnen dragen. Dat vormt ook het uitgangspunt van de wetgeving die per 1 januari 2015 inging. De gekantelde werkwijze maakt concreet hoe professionals kunnen zorgen dat burgers zoveel mogelijk zelf, met en voor elkaar doen
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
en organiseren om een concrete hulpvraag aan te pakken. Daarbij is het besef gegroeid dat hiervoor niet alleen ondersteuning nodig kan zijn voor de hulpvragers zelf, maar ook voor anderen in de sociale of fysieke omgeving van deze hulpvragers.
Vier situaties waarin aspecten van burgerkracht ondersteuning vragen
10
We onderscheiden vier situaties waarin burgers bij specifieke aspecten van burgerkracht ondersteuning nodig kunnen hebben (zie tabel 3): −− een hulpvrager (een persoon of huishouden) die rond een concrete hulpvraag ondersteuning nodig heeft voor meer zelfredzaamheid en zelfregie (kwadrant I) −− diezelfde hulpvrager die ondersteuning nodig heeft om zijn mogelijkheden en talenten voor de samenleving in te zetten als een wederdienst of tegenprestatie (kwadrant II) −− burgers in de sociale of fysieke omgeving, zoals mantelzorgers en vrijwilligers, die ondersteuning nodig hebben om informele zorg aan iemand te kunnen (blijven) geven (kwadrant III) −− een burgercollectief dat ondersteuning nodig heeft bij een eigen initiatief om in maatschappelijke noden te voorzien (kwadrant IV) Dat deze behoefte aan ondersteuning daadwerkelijk bestaat, stellen we vast aan de hand van enkele praktijkonderzoeken die hierop licht werpen.
Werkzame elementen in de ondersteuning van burgerkracht
wat drie kennisinstellingen met een eigen databank van effectieve interventies als werkzame elementen noemen. Leidend daarbij zijn de inzichten van Movisie over wat werkt bij zelfregie, mantelzorgondersteuning, vrijwillige inzet en buurtontwikkeling. Van de werkzame elementen bij het ondersteunen van wederkerigheid ontbreekt een overkoepelend beeld, omdat hierover (nog) geen kennis voorhanden is. In tabel 5 geven we weer wat in de vier onderscheiden situaties de werkzame elementen zijn. Dit is bedoeld als houvast voor het selecteren of ontwikkelen van interventies gericht op een effectieve ondersteuning van de verschillende aspecten van burgerkracht. Mogelijkheden voor een sociaal (wijk)team om burgerkracht te ondersteunen Dit brengt ons bij de vraag wat wijkteams kunnen betekenen voor het ondersteunen van burgerkracht. Het antwoord hierop is niet eenduidig, maar hangt samen met het handelingsbereik van een sociaal (wijk)team. Dit handelingsbereik wordt bepaald door vier aspecten. Ten eerste de doelgroep, die bepaalt welke hulpvragers bij het wijkteam terechtkunnen. Ten tweede de omvang van het taakgebied, die bepaalt of een team zelf kan vaststellen of een hulpvrager ondersteuning nodig heeft en of het die ondersteuning zelf kan bieden. Ten derde de vraag of het team ook taken heeft in de ondersteuning van eigen kracht, mantelzorg en vrijwillige inzet. Ten vierde de vraag op welke leefgebieden ondersteuning betrekking heeft en daarmee wat het team kan doen om wederkerigheid te ondersteunen. Hoe keuzes op deze vier aspecten doorwerken in de mogelijkheden van een wijkteam om burgerkracht te ondersteunen, is met een stroomschema inzichtelijk gemaakt (figuur 5).
Om de vraag hoe gemeenten en professionals burgerkracht effectief kunnen ondersteunen verder te beantwoorden, brengen we in kaart
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
12
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
1 Waaruit bestaat burgerkracht?
13
De term burgerkracht is bedacht door Nico de Boer en Jos van der Lans. Hij brengt tot uitdrukking dat burgers meer verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun leven, voor dat van anderen en voor de kwaliteit van de samenleving als geheel, en dat feitelijk ook al doen (2011: 40). 4 De auteurs gebruikten het woord voor het eerst in 2011 in een essay over de toekomst van het sociaal werk in Nederland, waarin zij betogen dat het sociaal werk voor een dubbele maatschappelijke opgave staat. Het moet enerzijds burgers met meervoudige problematiek beter ondersteunen en activeren en anderzijds beter aansluiten bij de individuele en collectieve vermogens van burgers (2011: 40, 44). Dit weerspiegelt de visie van toenmalig staatssecretaris Bussemaker, die in 2009 de acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl formuleerde. Deze bakens waren bedoeld als kompas voor een meer vraag- en resultaatgerichte uitvoe-
ring van de Wmo. Parallel hieraan gaf de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het startsein voor het programma De Kanteling, waarin concrete handreikingen werden gedaan voor een andere invulling van de gemeentelijke compensatieplicht. Bij een gekantelde werkwijze stelt de gemeente iemands zelfregie en zelfredzaamheid voorop en sluit eventuele ondersteuning daarop aan (in het volgende hoofdstuk gaan we hierop nader in). De gekantelde werkwijze maakt concreet wat het binnen de Wmo betekent om beter op de vermogens van burgers aan te sluiten. Kernbegrippen van deze wet zijn zelfregie, eigen kracht, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Omdat deze begrippen niet eenduidig worden gebruikt, heeft Movisie de meest gangbare definities omschreven in het onderstaande begrippenkader (Brink, 2013: 3), zie tabel 1.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Tabel 1: Kernbegrippen Wmo
Begrip
Kern
Kernvraag
Zelfregie
Zelf bepalen
Wat wil ik?
Eigen kracht
Zelf kunnen
Wat kan ik?
Zelfredzaamheid
Zelfstandig mee kunnen doen
Is compensatie nodig?
Eigen verantwoordelijkheid
Zelf moeten of mogen
Wat moet of mag ik zelf doen?
14
We vatten de toelichting bij deze aspecten van burgerkracht hieronder in eigen woorden samen en houden daarbij omwille van de redeneerlijn van ons betoog een iets andere volgorde aan. In de huidige Wmo hebben burgers een eigen verantwoordelijkheid om een zo zelfstandig mogelijk leven te leiden op een manier die bij hen past. Dit impliceert dat burgers, voor zover dat binnen hun vermogen ligt, zoveel mogelijk zelf doen en zelf organiseren (‘zelf moeten’) en handelen naar wat in eigen ogen een goed leven is (‘zelf mogen’). Eigen kracht verwijst naar iemands mogelijkheden om zelf een oplossing te vinden voor problemen of te voorzien in behoeften. Het gaat om wat iemand zelf kan doen of organiseren om belemmeringen als gevolg van een beperking of psychische problemen het hoofd
te bieden. Eigen kracht verwijst daarnaast naar de talenten en mogelijkheden waarmee iemand van betekenis kan zijn voor een ander of de samenleving als geheel, ondanks zijn beperking of psychische problemen. Zelfredzaamheid betreft het vermogen om met zo min mogelijk overheidssteun een zelfstandig leven te leiden. De eigen kracht bepaalt in welke mate mensen zonder compenserende voorzieningen zelfredzaam zijn. Tot zover strekt ook de eigen verantwoordelijkheid. Waar mensen verminderd zelfredzaam zijn, regelt de compensatieplicht in de Wmo uit 2007 dat burgers door de gemeente worden gecompenseerd voor de beperkingen die zij ondervinden in hun zelfredzaamheid en participatie.5 Dit is een resultaatverplichting, in de zin dat de compenserende voorzieningen het verschil in mogelijkheden om mee te doen opheffen
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
tussen mensen met en zonder beperking. Van collectieve zelfredzaamheid of samenredzaamheid is sprake als iemand persoonlijk verminderd zelfredzaam is, maar met hulp van zijn eigen netwerk, lotgenoten, en andere vormen van informele zorg toch met zo min mogelijk overheidssteun kan meedoen in de samenleving. Om een in eigen ogen waardevol leven te kunnen leiden, ook als iemand afhankelijk is van overheidssteun, is maatwerk nodig; ondersteuning die aansluit bij eigen mogelijkheden, wensen en voorkeuren. Bij zelfregie geven mensen zelf richting aan hun leven en beslissen ze zelf over eventuele ondersteuning daarbinnen. De gekantelde werkwijze bevordert dat gemeenten meer uitgaan van burgerkracht bij de invulling van de compensatieplicht die de oude Wmo hen oplegt. Bij een gekantelde werkwijze sluit je aan bij burgerkracht door burgers aan te spreken op hun eigen verantwoordelijkheid voor een volwaardige deelname aan de samenleving, voor zover hun eigen kracht reikt en voor zover zij zich met hulp uit hun sociale netwerk kunnen redden. Daarbij vormt de mate van individuele en collectieve zelfredzaamheid het ijkpunt voor de vraag of en welke ondersteuning (aanvullend) vanuit de gemeente nodig is om volwaardige deelname mogelijk te maken. Door de drie decentralisaties in het sociale domein staan gemeenten voor een aantal nieuwe opgaven. Hieronder verkennen we of in de wetgeving die aan de decentralisaties ten grondslag ligt eveneens aandacht is voor deze aspecten van burgerkracht. Daartoe analyseren we de ‘Memories van Toelichting’ van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet, aan de hand van het begrippenkader van Movisie.
De Wmo 2015 In de nieuwe Wmo hebben burgers een eigen verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen, het voeren van een gestructureerd huishouden en deelname aan het maatschappelijke verkeer. Deze eigen verantwoordelijkheid houdt ook in dat burgers met een ondersteuningsbehoefte die proberen in te vullen met gebruikelijke hulp van huisgenoten en binnen hun eigen sociale netwerk. Eigen kracht staat in de nieuwe Wmo voor iemands vermogen om zijn zelfredzaamheid en participatie te verbeteren en een eventuele behoefte aan beschermd wonen of opvang te vervullen. De gemeente is in de nieuwe Wmo pas aan zet als de collectieve zelfredzaamheid tekort schiet. Voor mensen die het ook met hulp uit het eigen netwerk niet redden, moet de gemeente beleid maken en zo veel mogelijk inzetten op ondersteuning met algemene voorzieningen. Waar de inzet van algemene voorzieningen niet mogelijk of niet toereikend is, moet de gemeente een maatwerkvoorziening treffen; een samenhangend ondersteuningsaanbod dat aanvullend is op de inzet van eigen kracht en, voor zover aan de orde, aanvullend op de gebruikelijke hulp of mantelzorg, hulp uit het sociale netwerk en algemene voorzieningen. Het ondersteuningsaanbod bestaat uit hulp bij het voeren van zelfregie, het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen of het ontmoeten van anderen, en is waar mogelijk gericht op het versterken van zelfregie, zelfredzaamheid en participatie. Ook de ondersteuning die de betrokken de mantelzorger nodig heeft, bepaalt mede het ondersteuningsaanbod. In de Wmo 2015 is zelfregie expliciet verankerd; mensen bepalen in de eerste plaats zelf hoe zij hun leven inrichten en deelnemen aan de samenleving. De gemeente moet ervoor zorgen dat mensen worden bijgestaan door een cliëntondersteuner als zij niet goed in
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
15
staat zijn zelf de regie over hun leven te voeren, hun hulpvraag te verwoorden, de mogelijkheden van het eigen sociale netwerk in kaart te brengen of keuzes te maken.
De Jeugdwet
16
De Jeugdwet ziet het als de eigen verantwoordelijkheid van jeugdigen, ouders en hun omgeving dat alle jeugdigen veilig en gezond opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. Bij problemen die op hun pad komen, dragen jeugdigen en hun ouders de verantwoordelijkheid om deze problemen zelf of met behulp van hun eigen netwerk op lossen. Eigen kracht heeft in de Jeugdwet betrekking op het vermogen tot opvoeden van ouders en het vermogen van jeugdigen om hun talenten te ontplooien en naar vermogen in de samenleving te participeren. Bij problemen verwijst eigen kracht naar de mogelijkheden om deze zelf of met hulp uit de omgeving op te lossen. De Jeugdwet bepaalt dat de gemeente een jeugdige of zijn ouders geen jeugdhulp hoeft te bieden voor zover de jeugdige en zijn ouders problemen zelf of met informele ondersteuning het hoofd kunnen bieden. De overheid komt pas als in beeld als ouders een onoverkomelijk probleem ondervinden bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen en de collectieve zelfredzaamheid tekort schiet. De ondersteuning vanuit de gemeente bevordert dan een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden. Het is gericht op het herstellen en versterken van het probleemoplossend vermogen van de jeugdigen, hun ouders en de maatschappelijke omgeving vanuit het streven dat overheidssteun overbodig is, omdat mensen en/in hun eigen verbanden op eigen kracht verder kunnen. Hierbij wordt ook gedacht aan het ondersteunen van vrijwilligers. Daarnaast dient de gemeente de collectieve zelfredzaamheid te
versterken door algemene voorzieningen te creëren die een rol vervullen in de ontwikkeling en het opvoeden van kinderen. Ouders hebben zelfregie over de opvoeding van hun kinderen, tenzij de opvoedings- en leefsituatie de ontwikkeling van kinderen bedreigt of als de jeugdige verdacht wordt van of veroordeeld is wegens een strafbaar feit. Het bepalen van de jeugdhulp gebeurt met inachtneming van de mogelijkheden en behoeften van de jeugdigen en de ouders.
De Participatiewet In de toelichting op de Participatiewet verwacht het kabinet van burgers dat iedereen die kan werken ook daadwerkelijk aan de slag gaat, door de eigen mogelijkheden te benutten en gebruik te maken van de kansen die de Participatiewet biedt om te werken of andere activiteiten te verrichten. Dit maakt duidelijk wat het kabinet als de eigen verantwoordelijkheid van burgers ziet als het gaat om hun arbeidsparticipatie, overigens zonder deze woorden expliciet te gebruiken. Eigen kracht staat voor het vermogen van mensen om al dan niet met begeleiding te werken in een reguliere baan of als dat (nog) een brug te ver is, op een andere manier te participeren in de samenleving. In de Participatiewet noemt de regering zelfredzaamheid als streven en brengt dit zonder nadere omschrijving in verband met het belang van maatwerk in het ondersteunen van mensen die zonder ondersteuning niet kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Het gaat dan om mensen met bijvoorbeeld een beperking, met een grote afstand tot de arbeidsmarkt of met complexe problemen. Met de Participatiewet wil het kabinet een activerend beleid voeren. De wet biedt gemeenten hiervoor een kader en een breed scala aan instrumenten om participatie te stimuleren.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Tabel 2: Invulling aspecten van burgerkracht in drie wetten
Eigen verantwoordelijkheid
Wmo 2015
Jeugdwet
Participatiewet
Zelfstandig leven en aan het maatschappelijk leven deelnemen.
Zorgen dat jeugdigen veilig en gezond opgroeien, hun talenten ontwikkelen en meedoen in de samenleving.
Benutten van mogelijkheden en kansen om te werken in een reguliere baan of op een andere manier maatschappelijk relevante activiteiten te verrichten.
Ondersteuningsbehoeften zelf en met hulp uit het sociale netwerk oplossen.
Eigen kracht
Vermogen om de eigen zelfredzaamheid of participatie te verbeteren.
Problemen zelf of met hulp van het sociale netwerk oplossen. Vermogen tot opvoeden (ouders). Vermogen om talenten te ontwikkelen en mee te doen in de samenleving (jeugdigen).
Vermogen om, al dan niet met begeleiding, te werken of op een andere manier van maatschappelijk nut te zijn.
Zelfredzaamheid
De gemeente is pas aan zet bij onvoldoende collectieve zelfredzaamheid. Ondersteuning richt zich op meer zelfredzaamheid, participatie en zelfregie.
De gemeente is pas aan zet bij onvoldoende collectieve zelfredzaamheid. Ondersteuning richt zich op sociaal herstel en versterking van het (collectieve) probleemoplossend vermogen.
De gemeente is aan zet als iemand als gevolg van een beperking of andere belemmeringen niet zelf in zijn bestaan kan voorzien, aan het werk kan komen en/of zelfstandig kan werken.
Zelfregie
Eigen wensen en voorkeuren zijn richtinggevend voor het eigen leven en eventuele ondersteuning daarbinnen.
Eigen wensen en voorkeuren zijn richtinggevend voor de opvoedings- en leefsituatie en eventuele ondersteuning daarbinnen.
(komt niet aan de orde)
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
17
Tabel 3: Vier situaties van ondersteuning van burgerkracht
Hulpvrager (persoon of huishouden)
18
Burgers in sociale omgeving
Ondersteunen burgerkracht rond concrete hulpvraag
Ondersteunen van burgerkracht voor de publieke zaak
Kwadrant I
Kwadrant II
Zelfregie en individuele zelfredzaamheid van hulpvrager
Maatschappelijk nuttige activiteiten door hulpvrager om iets voor de samenleving terug te doen
Essentie: ondersteunen van zelfregie en zelfredzaamheid
Essentie: ondersteunen of bevorderen van wederkerigheid (wederdienst of tegenprestatie)
Kwadrant III
Kwadrant IV
Collectieve zelfredzaamheid
Initiatieven van een groep burgers om in maatschappelijke noden te voorzien
Essentie: ondersteunen van informele ondersteuning
Essentie: op gang brengen of ondersteunen van initiatieven van burgercollectieven
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Gemeenten hebben de opdracht om in een verordening vast te leggen welke instrumenten onder welke voorwaarden en voor welke doelgroepen beschikbaar zijn. Daarbij kan de gemeente ook een tegenprestatie verlangen. Wanneer mensen ondersteuning aanvragen, stelt de gemeente op basis van een diagnose van hun mogelijkheden en behoeften vast of ze hiervoor in aanmerking komen en zo ja, welk instrument wordt ingezet. Ook kunnen afspraken worden gemaakt over welke activiteiten iemand als tegenprestatie verricht. Evenmin als eigen verantwoordelijkheid hanteert de kabinet in de Participatiewet het begrip zelfregie. Wel wordt opgemerkt dat mensen bij het aanvragen van een voorziening gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. De Wmo geeft gemeenten de opdracht ervoor te zorgen dat deze cliëntondersteuning beschikbaar is.
Ondersteuning van burgerkracht: vier situaties Hoe verhouden de beschreven aspecten van burgerkracht zich nu tot ondersteuning in de praktijk? Voor een antwoord op deze vraag keren we terug naar de opgave van de overheid om beter aan te sluiten bij de individuele en collectieve vermogens van burgers. Aansluiten betekent in dit verband: uitgaan van wat burgers voor zichzelf of een ander kunnen doen en organiseren rond een concrete hulpvraag, en daarnaast gebruikmaken van hun mogelijkheden om iets te doen voor de publieke zaak, de samenleving als geheel. Ondersteuning vanuit de overheid is hieraan complementair en richt zich op de vermogens van de hulpvragers of van burgers in de sociale omgeving.
Zie tabel 3. Aan de hand van dit kwadrant kunnen we inzichtelijk maken wat de uitgangspunten en doelstellingen van de besproken wetten betekenen voor praktijken van ondersteuning door gemeenten. Zo ziet het kabinet in alle drie de wetten voor gemeenten een taak weggelegd om hulpvragers aan te spreken op hun vermogen tot zelfregie of zelfredzaamheid (kwadrant I) en desgewenst ook op hun mogelijkheden om iets voor de samenleving terug te doen (kwadrant II). Het benutten van eigen kracht houdt in de Wmo 2015 en de Jeugdwet ook in dat het sociale netwerk een hulpvrager ondersteunt (kwadrant III). Wat burgers zelf kunnen doen (individueel, met en voor elkaar), vormt het ijkpunt voor de vraag of overheidssteun op zijn plaats is. Is dit het geval, dan kan deze ondersteuning gericht zijn op het versterken van de zelfregie of de individuele zelfredzaamheid (kwadrant I), de inzet van eigen kracht als wederdienst of tegenprestatie (kwadrant II) of op het versterken van de collectieve zelfredzaamheid (kwadrant III). Het kabinet heeft daarnaast als algemeen streven dat burgers initiatieven nemen die in maatschappelijke noden of behoeften voorzien, en dat gemeenten dit mogelijk maken (Kamerbrief participatiesamenleving d.d. 7 april 2014). Ondersteuning van burgerkracht neemt in dit verband de vorm aan van het faciliteren en stimuleren van deze initiatieven (kwadrant IV). In de volgende twee hoofdstukken verkennen we de ondersteuning van burgerkracht verder. Dat doen we aan de hand van enkele praktijkonderzoeken.
Het voorgaande betekent dat ondersteuning in de praktijk in vier situaties vorm kan krijgen.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
19
20
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
2 Burgerkracht ondersteunen: welke aspecten en wie?
21
In het vorige hoofdstuk hebben we het begrip burgerkracht ontleed en vier situaties onderscheiden waarin ondersteuning van burgerkracht aan de orde kan zijn: de kwadranten. Het kabinet hanteert in elk van deze vier situaties als uitgangspunt dat overheidssteun complementair is aan wat burgers individueel of samen kunnen. We beginnen dit hoofdstuk daarom met een korte beschrijving van de gekantelde werkwijze, die concretiseert hoe gemeenten hierbij te werk kunnen gaan. De werkwijze is ontwikkeld om een groter beroep te doen op de vermogens van burgers bij een aanvraag binnen de oude Wmo, maar het ligt voor de hand dat gemeenten de werkwijze blijven hanteren en breder gaan toepassen in het sociale domein.6 Als bij een hulpvraag blijkt dat de vermogens van burgers niet toereikend zijn, dan is ondersteuning van burgerkracht op haar plaats. In het vorige hoofdstuk hebben we geanalyseerd welke burgers bij welke aspecten van burgerkracht
behoefte aan ondersteuning zouden kunnen hebben. Hier werken we deze analyse nader uit, waarbij we aan de hand van praktijkonderzoeken in globale zin verkennen of deze behoefte zich daadwerkelijk voordoet en bij wie.
Aansluiten op vermogens van burgers: de gekantelde werkwijze Bij de gekantelde werkwijze doorloopt een hulpvrager een proces waarin wordt onderzocht of, en zo ja, welke ondersteuning vanuit de overheid nodig is. Dit proces loopt van een eerste contact via een gesprek naar een arrangement. Eventueel wordt als tussenstap een indicatie gesteld voor ondersteuning die niet vrij toegankelijk is (VNG, 2010b: 9, 10).7 In het gesprek onderzoekt de gespreksvoerder wat de hulpvrager wil bereiken, wat hierbij in de weg staat en hoe dit kan worden opgelost. Het resultaat van het hele proces moet zijn
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Tabel 4: Kern van de kanteling
Oude situatie (‘ongekanteld’)
Nieuwe situatie (‘gekanteld’)
claimgericht werken = denken in rechten
vraaggericht werken = denken in behoeften
aanbodgericht denken = voorzieningen als uitgangspunt, zoals omschreven in verordening en beleidsregels (‘verstrekkingenboek’)
resultaatgericht werken = problemen en behoeften in termen van participatie en zelfredzaamheid als uitgangspunt
verstrekken van (de goedkoopste adequate) voorziening, met een voorkeur voor bepaalde algemene en collectieve voorzieningen boven individuele voorzieningen
- benutten van de eigen kracht en de mogelijkheden van het eigen sociale netwerk
zorgen voor burgers
- het bieden van ondersteuning bij het zoveel r g) voor zi ( zoorganiseren en(eigen mogelijk zelf doen en nezelf i ng me en ge verantwoordelijkheid) l A - meer nadruk op wat de burger kan bijdragen om anderen te helpen (wederkerigheid) k) v e (w i j oor zien en in m e
- zo nodig bieden van ondersteuning op maat, met een voorkeur voor algemene en collectieve voorzieningen boven individuele voorzieningen
n
Al
g
ge
So
c iaa
l ne t we
rk
22
Eigen kracht
Figuur 1: Mogelijke schillen van ondersteuning
Figuur 2: Integrale ondersteuning van eigen kracht en sociaal netwerk
or g) voor zie ne ( z ni n
w i j k ) v o or zi en ne (
n
A
in g
Al
l ne t we
me
or g) voor zie ne ( z ni n
e em
d
n
w i j k ) v o or zi en ne ( in c
e rk
ge
n
n
S
iaa oc
lg e
ge
e em
ge
Al
me
ge
g
A
lg e
S
iaa oc
l ne t we
a
rk
b Eigen kracht
Eigen kracht
Bron: VNG (2013: 18,19)
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Al
ge
m
( zor g) voor zie ni n ene
ge
n
dat iemand zo goed mogelijk kan meedoen in de maatschappij of zo lang mogelijk zelfredzaam is in de eigen omgeving. Daarbij moet het afgesproken arrangement zo veel mogelijk aansluiten bij wat burgers zelf en met hun sociale netwerk kunnen organiseren om in hun ondersteuningsbehoefte te voorzien. Het zoeken naar oplossingen verloopt als het ware langs vier ‘schillen’ (zie figuur 1).8 Centraal staat de eigen kracht van een hulpvrager; dat wat hij zelf kan bijdragen aan het verminderen van door hem als gevolg van een (fysieke of psychische) beperking ervaren belemmeringen. Vervolgens kijken de hulpvrager en de professional naar wat het sociale netwerk zou kunnen bijdragen. Pas als de eigen kracht en de bijdrage uit het sociale netwerk niet toereikend zijn, is ondersteuning vanuit de gemeente aan de orde. Daarbij onderzoeken de hulpvrager en de professional eerst welke algemeen toegankelijke voorzieningen kunnen bijdragen aan het oplossen van ervaren belemmeringen en als dat tot onvoldoende compensatie leidt, welke (aanvullende) individuele ondersteuning nodig is. Tabel 4, overgenomen van het Sociaal en Cultureel Planbureau maakt inzichtelijk welke verandering met De Kanteling is begonnen (Den Draak, Mensink, Van den Wijngaart en Kromhout, 2013: 35).
Ondersteuning gericht op zelfregie en zelfredzaamheid - kwadrant I Bij de gekantelde werkwijze onderzoekt de gespreksvoerder hoe hulpvragers hun situatie en beperking ervaren, hoe zij in het leven staan en wat voor hen echt belangrijk is. Samen bekijken zij wat mogelijke oplossingen zijn, met als uitgangspunt dat de hulpvragers regie houden over hun situatie (VNG, 2012: 7-8, 22). Mensen ervaren zelfregie als ze (mede)zeggenschap hebben over wat ze doen en wat er met hen gebeurt, op basis van eigen waarden en
drijfveren (motivatie), daarin hun eigen kracht optimaal kunnen gebruiken en erkenning en steun van hun eigen netwerk ondervinden (Brink, 2013: 5). De doelgroep van de Wmo bestond in voorgaande jaren vooral uit burgers met fysieke beperkingen of die in sociaal opzicht in meer of mindere mate geïsoleerd waren geraakt. Zij konden met een zekere steun in de rug vaak na enige tijd weer een zelfstandig leven leiden. Daarnaast bestond de doelgroep uit ouderen die door het progressieve verloop van ouderdomsklachten vaker en voor langere tijd waren aangewezen op maatschappelijke ondersteuning, zoals hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en mobiliteitshulpmiddelen. Door de overheveling van AWBZ-taken binnen de Wmo 2015 komt daar een doelgroep bij. Die groep heeft vaak een blijvende beperking; het betreft mensen met verstandelijke beperkingen9, psychische, psychiatrische of psychogeriatrische aandoeningen10 of lichamelijke beperkingen11 (VNG, 2013: 12). Juist voor deze nieuwe cliëntengroepen is zelfregie en zelfredzaamheid niet vanzelfsprekend; gemeenten zullen daarbij moeten ondersteunen (vergelijk Van Vliet, Oude Avenhuis, Pansier en Schutte, 2012).
Ondersteunen van collectieve zelfredzaamheid – kwadrant III De overheveling van AWBZ-taken heeft tot het besef geleid dat de gekantelde werkwijze te eenzijdig is, omdat deze zich alleen richt op ondersteuning van de hulpvrager. De nieuwe cliëntgroepen hebben vaak blijvend of langdurig ondersteuning nodig. Om dan eveneens zoveel mogelijk aan te sluiten bij wat burgers zelf, met en voor elkaar kunnen doen, is ook ondersteuning van sociale netwerken nodig. Dit vergt dat deze netwerken worden bijgestaan door professionals van algemene (wijk)voorzieningen én uit de gespecialiseerde zorg de pijlen c en e in figuur 2.12
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
23
Bij sociale netwerken denkt het kabinet aan huisgenoten en mantelzorgers en in een breder verband aan familie, vrienden of buurtgenoten. Trekken we dit nog iets breder, dan komen ook vrijwilligers in beeld. Uit onderzoek is gebleken dat mantelzorgers en vrijwilligers alleen informele ondersteuning kunnen bieden wanneer zij zelf voldoende ondersteund worden (Van Vliet e.a., 2012). Bij collectieve zelfredzaamheid kan ook worden gedacht aan zelfhulpgroepen. Ook hier blijkt soms ondersteuning van een ervaringsdeskundige of professional nodig (Van der Meulen, 2014).
Ondersteunen van wederkerigheid – kwadrant II
24
Burgers krijgen niet alleen meer verantwoordelijkheid voor het oplossen van hun problemen of belemmeringen. Zij moeten ook naar vermogen meedoen in en bijdragen aan de samenleving. Daartoe wordt een moreel beroep gedaan op burgers. Aan uitkeringsgerechtigden kunnen gemeenten dit als een verplichte tegenprestatie opleggen, volgens het principe van wederkerigheid: ‘Voor wat, hoort wat’.13 Bij een wederdienst of tegenprestatie doen mensen iets voor een ander of in het belang van de samenleving. Bij een vrijwillige wederdienst - ook wel transactioneel vrijwilligerswerk genoemd - sluiten burgers met organisaties of instanties (schriftelijke) overeenkomsten over een dienst en daaraan gekoppelde wederdienst. De wederdienst wordt aan deze organisatie of instantie geleverd. Hierin verschilt de vrijwillige wederdienst van geleid vrijwilligerswerk, waarbij burgers met een organisatie of instantie een dienst overeenkomen volgens de afspraak dat de betrokken burgers ergens anders een tegenprestatie leveren. Denk bijvoorbeeld aan
re-integratietrajecten, waarbij de overheid aan uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie in de vorm van geleid vrijwilligerswerk kan opleggen, dat bij een andere organisatie dan de gemeente kan worden uitgevoerd. Onderzoek van het Verwey-Jonker-Instituut wijst uit dat een vrijwillige wederdienst in verschillende sectoren steeds anders werkt, maar de randvoorwaarde is steeds dat degene die de wederdienst levert daarbij enige ondersteuning krijgt (Van der Klein, Van den Toorn en Oudenampsen, 2013). Dat geldt ook als voor het ontvangen van een uitkering een tegenprestatie wordt gevraagd, zo blijkt uit onderzoek van Platform31 (Dorenbos en Van Niekerk, 2014: 27).
Ondersteunen van maatschappelijke initiatieven van burgers – kwadrant IV Tot slot staan we stil bij initiatieven van burgers om in maatschappelijke noden te voorzien. Dergelijke initiatieven kunnen een aanvulling zijn op algemene voorzieningen in een gemeente of hiervoor een (gedeeltelijke) vervanging vormen. In de eerder gepresenteerde figuren maken deze initiatieven deel uit van de derde ‘schil’. Of burgers in actie komen en of zij een initiatief tot een goed einde brengen, hangt af van vijf factoren: animo, contacten, toerusting, inbedding en empathie. Om burgerinitiatieven te faciliteren of te stimuleren kan bij een of meer van deze factoren ondersteuning nodig zijn (Denters, Tonkens, Verhoeven en Bakker, 2012). In het volgende hoofdstuk inventariseren we de werkzame elementen van interventies die bij het ondersteunen van burgerkracht kunnen worden toegepast.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
26
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
3 Wat werkt bij het ondersteunen van burgerkracht?
27
Wat werkt bij de ondersteuning van burgerkracht? Voor de beantwoording van deze vraag maken we gebruik van kennis uit de databanken met effectieve interventies van landelijke kennisinstituten. Het gaat om kennis over de werkzame elementen van interventies die kunnen bijdragen aan het ondersteunen van burgerkracht. Een interventie is een aanpak, geleid door een weldoordachte, doelgerichte en systematische werkwijze (een methode of methodiek) met een nader omschreven tijdsduur en frequentie.14 Op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, de jeugdzorg en werk hebben drie kennisinstellingen een eigen databank van effectieve interventies. Movisie heeft een databank met effectieve interventies in de sociale sector15, het Nederlands jeugdinstituut (Nji) met effectieve jeugdinterventies16 en Divosa17 met effectieve ‘interventies naar werk’. De websites van de genoemde kennisinstellingen geven een beknopte beschrijving
van de effectieve interventies in hun databanken. Het Nji beschrijft op basis van ‘wat-werktstudies’ wat werkt bij specifieke problemen, doelgroepen en werkwijzen.18 Movisie en Divosa gaan in hun beschrijvingen van interventies in op de werkzame elementen. In aanvulling hierop geeft Movisie op basis van een gecombineerde analyse van meerdere sociale interventies een overkoepelend beeld van werkzame elementen bij enkele specifieke onderwerpen: zelfregie, mantelzorg, vrijwillige inzet, buurtontwikkeling en eenzaamheid.19 Divosa beschrijft op basis van de interventies in de databank wat werkzame elementen zijn in de organisatorische aanpak en de bejegening van de cliënt.20 In deze studie gaat de aandacht uit naar wat werkt bij het ondersteunen van burgerkracht, opgevat als de vermogens van burgers om verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, voor een ander of voor maatschappelijke
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
28
noden. De overkoepelende beschrijvingen van Movisie bieden een bruikbaar aangrijpingspunt. De werkzame elementen bij het ondersteunen van zelfregie gaan deels ook over wat werkt bij individuele zelfredzaamheid, zoals hierna zal blijken (kwadrant I). De werkzame elementen bij mantelzorg en vrijwillige inzet geven zicht op effectieve aanpakken gericht op collectieve zelfredzaamheid (kwadrant III). De werkzame elementen bij buurtontwikkelingen op hun beurt, geven zicht op effectieve aanpakken gericht op buurt- of wijkgerichte initiatieven van burgers (kwadrant IV). Om een indruk te krijgen van de toepasselijkheid van deze werkzame elementen op het terrein van de jeugdzorg en werk, vermelden we hieronder wanneer vergelijkbare elementen zijn aangetroffen in beschrijvingen van wat werkt bij jeugdinterventies en interventies naar werk.21 In bijlage 1 hebben we op een rij gezet uit welke interventies de hieronder beschreven werkzame elementen zijn afgeleid.
Wat werkt bij het ondersteunen van zelfregie en zelfredzaamheid? Zelfregie wordt door Movisie uiteengelegd in: −− eigenaarschap: (mede)zeggenschap over wat iemand doet en wat er met hem gebeurt −− motivatie: het leven inrichten op basis van eigen waarden en drijfveren; de eigen kracht optimaal kunnen gebruiken −− contact: erkenning en steun van het eigen netwerk ondervinden Eigenaarschap en motivatie gaan over het zelf kunnen beslissen over het eigen leven en de zorg die iemand daarin ontvangt. Dat is wat we
in deze studie zelfregie noemen. De eigen kracht en steun van sociale netwerken bepalen iemands mate van zelfredzaamheid. We beschrijven hieronder achtereenvolgens wat werkzame elementen zijn bij het ondersteunen van de zelfregie en wat werkt bij de zelfredzaamheid van een hulpvrager.
Werkzame elementen bij zelfregie Movisie beschrijft vijf werkzame elementen voor het ondersteunen zelfregie; het zelf richting geven aan het eigen leven en het beslissen over eventuele ondersteuning daarin. Drie van deze werkzame elementen gaan over eigenaarschap, de andere twee over motivatie. Wat werkt bij het ondersteunen van eigenaarschap, is het houden of hernemen van autonomie. Professionals kunnen hieraan bijdragen door in gelijkwaardigheid, samen met cliënten, leer- of ontwikkeldoelen te formuleren. Ook kunnen zij een activerende en stimulerende rol vervullen. Cliënten kunnen ook hun autonomie houden of hernemen door met mensen die voor hen persoonlijk belangrijk zijn een plan op te stellen om problemen aan te pakken en dit plan gezamenlijk uit te voeren. Maatwerk is een tweede werkzaam element bij het ondersteunen van eigenaarschap. Het betekent een op een contact en een op de persoon toegesneden benadering, waarbij uit een breed scala aan activiteiten een pakket op maat wordt samengesteld. Het Nji noemt intensieve begeleiding op maat als een werkzaam element bij de arbeidstoeleiding van jongeren. Reflectie op de eigen situatie is het derde werkzame element bij eigenaarschap. Via reflectie werkt iemand aan meer inzicht in zichzelf en de eigen situatie. Mensen kunnen dit groepsgewijs doen door onderlinge uitwisseling van verhalen.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Bij het zelf beslissen over het eigen leven en eventuele ondersteuning daarbinnen, is aansluiten bij motivatie een werkzaam element. Professionals kunnen hierin een coachende rol vervullen om de intrinsieke motivatie, wensen en voorkeuren helder te krijgen en te versterken. Het Nji noemt aansluiten bij de motivatie als werkzaam element bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen en bij arbeidstoeleiding van jongeren. De coachende rol houdt dan in dat de professional met de cliënt verkent waarom deze aarzelt in de aanpak van zijn problemen en hem helpt zijn ambivalentie op te lossen. Een tweede werkzaam element bij het ondersteunen van de motivatie is het gericht zijn op positieve wensen en doelen. Bij de ondersteuning draait het om perspectief, hoop, inspiratie en toekomstwensen en meer concreet om het deelnemen aan de maatschappij en het maken van vrienden.
Werkzame elementen bij zelfredzaamheid Movisie beschrijft vijf werkzame elementen bij het ondersteunen van eigen kracht en twee bij het ondersteunen van steun en erkenning van sociale netwerken. Het eerste werkzame element om de eigen kracht te versterken, is ‘krachten centraal’: niet uitgaan van beperkingen of problemen, maar mogelijkheden, krachten, talenten en capaciteiten als aangrijpingspunt nemen. Het tweede werkzame element is werken aan zelfrespect en zelfwaardering. Vanuit een respectvolle relatie, waarin de ondersteuner vertrouwen toont en zich kwetsbaar opstelt, wordt gewerkt aan openheid en groei van zelfvertrouwen bij de cliënt. Dit kan onder meer via uitwisseling van ervaringen met lotgenoten.
Het derde werkzame element is het gericht leren en vaardigheden trainen om de regie te voeren. Het gaat om empowermenttraining, gericht op het vergroten van innerlijk leiderschap of zelfsturing, waardoor iemand het gevoel heeft controle te hebben over de eigen vaardigheden en erop vertrouwt een bepaald doel te kunnen bereiken. Het aanreiken van informatie en educatie is het vierde werkzame element. Professionals geven feitelijke informatie over problemen, over de gevolgen daarvan voor betrokkenen en over mogelijke oplossingsrichtingen. Ze versterken daarmee het vermogen tot zelfredzaamheid en zelfregie. Het vijfde en laatste werkzame element bij het versterken van eigen kracht is leren op maat. Hierbij wordt aangesloten bij de natuurlijke manier van leren van cliënten, hun motivatie en de ‘zones van naaste ontwikkeling’. Tevens leren zij nieuwe vaardigheden toepassen, onder andere door het gebruik van actuele situaties en gebeurtenissen in de trainingen. Het Nji noemt gerichte training – samen met het opdoen van praktijk- en werkervaring – als werkzaam element bij de arbeidstoeleiding van jongeren. Het netwerk betrekken is een werkzaam element volgens Movisie bij het creëren van sociale steun en meer begrip voor problematiek. Hiervoor wordt een beroep gedaan op bestaande contacten of gewerkt aan de uitbreiding of versterking van netwerken. Voor ouders van gezinnen waar geen of alleen alledaagse problemen spelen, noemt het Nji laagdrempelige ontmoetingsplekken als werkzaam element.22 Het tweede werkzame element bij het ondersteunen van contact is bemiddeling. Ondersteuners vervullen hierbij een brugfunctie tussen de cliënt en de samenleving. Of ze bemiddelen tussen een professional en een
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
29
cliënt en diens netwerk, om op die manier het vertrouwen te vergroten.23
Wat werkt bij ondersteunen van collectieve zelfredzaamheid? Met nieuwe doelgroepen in het vooruitzicht, is het besef gegroeid dat ondersteuning zich niet moet beperken tot hulpvragers, maar ook gericht moet zijn op informele ondersteuners, om zo de collectieve zelfredzaamheid te vergroten. Movisie heeft beschreven wat werkt als het gaat om de ondersteuning van twee soorten informele ondersteuners: mantelzorgers en vrijwilligers.
Werkzame elementen bij mantelzorgondersteuning
30
Voor mantelzorgondersteuning onderscheidt Movisie werkzame elementen bij het versterken van de competenties van de mantelzorger en bij samenwerking. Bij het versterken van de competenties van de mantelzorger noemt Movisie drie werkzame elementen. Het eerste is het informeren van mantelzorgers om hun kennis te vergroten. Het gaat om het geven van informatie over het aanbod aan voorzieningen, zodat mantelzorgers beter hun weg kunnen vinden in het ondersteuningsaanbod. Of om informatie over de ziekte of aandoening van degene die zij verzorgen, zodat mantelzorgers meer van de zorgsituatie begrijpen en daar met hun zorg beter op kunnen aansluiten. Het Nji noemt kennisoverdracht als werkzaam element bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen. Bewustwording is het tweede werkzame element bij het versterken van de competenties van mantelzorgers. Het gaat om mantelzorgers bewust te maken van hun situatie,
zodat zij beter zicht krijgen op hun grenzen en mogelijkheden. Dat kan onder meer door ervaringen uit te wisselen met lotgenoten. Het derde werkzame element is het opdoen van vaardigheden. Het kan daarbij gaan om vaardigheden om met de zorgsituatie te kunnen omgaan (‘coping’), communicatievaardigheden en het leren stellen van grenzen. Het Nji noemt het aanleren van (opvoedings)vaardigheden als werkzaam element bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen. Naast het versterken van competenties van mantelzorgers is samenwerken een vierde werkzaam element bij mantelzorgondersteuning. Dit geldt zowel voor samenwerking tussen organisaties, bijvoorbeeld om (over) belasting te signaleren en daar tijdig op te reageren, als binnen de eigen organisatie, om zo op elk organisatieniveau aandacht te garanderen voor (de randvoorwaarden) van mantelzorgondersteuning. Samenwerking kan, tot slot, ook betekenen dat de mantelzorger door het sociale netwerk wordt bijgestaan.
Werkzame elementen bij vrijwillige inzet Bij het ondersteunen van vrijwillige inzet noemt Movisie drie werkzame elementen. Inzetten op de eigen competenties en wensen van vrijwilligers is het eerste element. Dat kan door het aanbod van vrijwilligers te inventariseren en daar passende activiteiten bij te zoeken. Of door in een concrete situatie uit te gaan van wat iemand kan en wil in plaats van te denken in functies of activiteiten waarvoor vrijwilligers nodig zijn. Bij methoden gericht op activering door vrijwilligerswerk is het leren kennen en actief inzetten van de eigen competenties belangrijk. Wat verder werkt bij het ondersteunen van
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
vrijwillige inzet is een lokale aanpak en samenwerking. Dat wil zeggen dat de aanpak ruimte biedt voor een eigen invulling, toegesneden op de eigen organisatie, context of buurt. Samenwerking met lokale partners is daarnaast ook een werkzaam element om vraag en aanbod op elkaar te laten aansluiten. Dat kan betekenen dat lokale partners samenwerken bij de inzet van de methode of dat binnen de methode samenwerking tussen vrijwilligers en lokale partners tot stand wordt gebracht. Vrijwilligers persoonlijke benadeen en aandacht hebben voor hun lokale netwerk is een derde werkzaam element bij vrijwillige inzet. Mensen worden aangesproken op hun natuurlijke betrokkenheid bij een wijk of organisatie, hebben affiniteit hebben met de doelgroepwaar ze zich voor inzetten. Potentiële vrijwilligers identificeren zich met degene (vaak ook een vrijwilliger) die hen uitnodigt actief te worden. Het opbouwen of inzetten van lokale netwerken werkt bij het creëren van nieuwe sociale relaties.
Ondersteunen van maatschappelijke initiatieven: wat werkt? Movisie heeft in kaart gebracht wat werkt in aanpakken gericht op het mobiliseren van eigen kracht bij buurtontwikkeling. In termen van deze studie gaat het om het faciliteren en stimuleren van maatschappelijke initiatieven, maar dan met een focus op het buurtniveau. De beschrijving van de werkzame elementen bij buurtontwikkeling start vanuit het perspectief van professionals in de rol van procesbegeleider. Het eerste werkzame element is een persoonlijke, positieve en proactieve benadering in het aangaan van contacten met bewoners. Deze contacten kunnen bestaan uit het stimuleren
van deelname aan buurtgerichte initiatieven of uit het begeleiden van bewoners om tot uitvoering van initiatieven te komen. De professional kan zelf het contact leggen of bewoners via sleutelpersonen benaderen. Het aansluiten bij behoeften en capaciteiten van bewoners vormt een tweede werkzaam element. Deze aansluiting is van belang bij het bepalen van interventies voor buurtactivering, maar ook bijvoorbeeld bij het vormgeven van concrete activiteiten en initiatieven waarmee bewoners zelf aan de slag gaan. Het Nji noemt bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van jeugdigen een vergelijkbaar werkzaam element, namelijk het aanbieden van programma’s voor vrijetijdsbesteding en buurtactivering die voldoen aan behoeften van jeugdigen en ouders. Het meedoen laagdrempelig maken is ook een werkzaam element bij buurtontwikkeling. Dat kan bijvoorbeeld door het aanbieden van een platform voor bewoners; een plek om elkaar te ontmoeten en eventueel bij te dragen aan de organisatie van activiteiten. Kleinschaligheid en een activiteitenbudget helpen eveneens om de drempel voor deelname te verlagen. Het vierde werkzame element is empowerment, het vergroten van het vertrouwen en de vaardigheden van bewoners om een activerende interventie of een initiatief daarbinnen (steeds meer) zelf te dragen. Dat kan bijvoorbeeld door bewoners cursussen aan te bieden, ze in de organisatie te laten werken of met andere bewoners vaardigheden te laten delen. Samenwerking met andere belanghebbende partijen in en om de wijk is het vijfde werkzame element. Door deze samenwerking kunnen partijen een interventie of initiatief inbedden en de resultaten ervan verankeren. Zo ontstaat er continuïteit. Idealiter zijn de belanghebbende partijen – denk aan welzijnsinstellingen,
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
31
politie, woningcorporaties, scholen, jongerenwerk en gemeenten – van meet af aan betrokken. Tot slot wordt gewoon beginnen als werkzaam element genoemd. Vanuit kleine acties kan een activerende interventie organisch verder groeien en kan bij bewoners het vertrouwen ontstaan dat langer-durende of complexere acties ook haalbaar zijn.
ringskennis. Maar idealiter houdt de professional in elke situatie de werkzame elementen van bewezen aanpakken in het oog. Wie de werkzame elementen in één oogopslag wil zien, verwijzen we naar tabel 5).
Hierboven beschreven we de door Movisie geïnventariseerde werkzame elementen bij het ondersteunen van de door ons onderscheiden aspecten van burgerkracht. Onvermeld bleef wat werkt bij het ondersteunen van het aspect wederkerigheid. Hiervan heeft Movisie (nog) geen overkoepelende beschrijving. Ook Divosa en het Nji bespreken wederkerigheid niet.
32
Een aanpak kiezen vanuit werkzame elementen De gebruikte beschrijvingen van de werkzame elementen zijn nog vrij algemeen en weinig systematisch. Zo is niet altijd helder of de ondersteuning professionele inzet vereist of (ook) door ervaringsdeskundigen of lotgenoten kan worden geboden. Daarvoor is het nodig om het bronmateriaal in de databanken te raadplegen. Het gepresenteerde overzicht is dan ook vooral bedoeld als houvast bij het selecteren of ontwikkelen van interventies gericht op het ondersteunen van (bepaalde aspecten) van burgerkracht.24 Zo kan gerichter worden gezocht naar25 en gewerkt aan een effectieve aanpak om burgerkracht te benutten of te versterken. Naast een adequate selectie is ook een juiste toepassing van de interventie van belang.26 En als een professional, bij gebrek aan een pasklare interventie, is aangewezen op innovatie en improvisatie is het belangrijk te handelen op basis van erva-
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
34
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
4 Inzet van sociale wijkteams om burgerkracht te ondersteunen
In het voorgaande keken we naar werkzame elementen van interventies gericht op het ondersteunen van burgerkracht. Vrijwel alle grote gemeenten zetten hiervoor sociale (wijk) teams in, zoals wij in de inleiding al opmerkten. Om die reden staan we in dit hoofdstuk stil bij de vraag wat deze teams voor het ondersteunen van burgerkracht kunnen betekenen. Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven. Dat komt omdat sociale (wijk)teams zeer verschillend zijn vormgegeven en een verschillend ‘handelingsbereik’ hebben, zoals blijkt uit een recent onderzoek van de Universiteit Twente.27 Wat wijkteams voor burgerkracht kunnen betekenen, loopt daardoor uiteen. Voortbouwend op de vier situaties in ons kwadrant bekijken we de mogelijkheden van wijkteams in het ondersteunen van hulpvragers (kwadrant I en II), van hun netwerk (kwadrant III) en van burgers die iets voor hun buurt of wijk (kunnen) doen (kwadrant IV).
Handelingsbereik in een ondersteuningsproces Hieronder gaan we in op wat een sociaal (wijk) team voor het ondersteunen van burgerkracht kan betekenen binnen een concreet ondersteuningsproces. Figuur 3 laat zien welke taken het team in een dergelijk proces kan vervullen. In de signaleringsfase kan het team proactief signaleren, bijvoorbeeld door te werken vanuit een ‘eropaf’-benadering of te werken vanuit presentie in de wijk. Ook kan het team worden ingezet als laagdrempelige ingang voor hulpvragen of als meldpunt voor signalen van meervoudige problematiek. De keuze die hier wordt gemaakt, bepaalt wat het team in preventieve zin kan betekenen. Denk bijvoorbeeld aan het tijdig signaleren van een (dreigende) overbelasting van mantelzorgers.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
35
Figuur 3: Mogelijke taakgebieden van een wijkteam in drie fasen van een ondersteuningsproces
Vindplaats
‘eropaf’ en ‘ slim vinden’
Meldpunt/laagdrempelige ingang voor hulpvragen
Huisbezoek: vraagverheldering en afspreken oplossingen
beoordelen interveniëren
36
signaleren
potentiële doelgroep
Zo nodig toewijzen of doorverwijzen /toeleiden
Uitvoeren plan: Eigen kracht en sociaal netwerk
Algemene voorzieningen
Individuele ondersteuning
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Figuur 4: Mogelijke taken van een sociaal wijkteam, in de ondersteuning van burgerkracht
Organisaties en instanties in eerste lijn
Sociaal wijkteam
Uit individuele hulpvragen breder levende vraag afleiden Uit contacten in de wijk breder levende vraag afleiden / met burgers sociale agenda voor de wijk bepalen
Informele ondersteuning organiseren en ondersteunen
Burgers 37
Sociaal netwerk
Informele ondersteuners Organiseren collectief aanbod of (wijk)initiatieven
Basisvoorzieningen en algemene / selectieve preventie
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
38
In de beoordelingsfase vormt een sociaal (wijk) team zich een beeld van wat er in een huishouden speelt. In deze fase is aan de orde welke leefgebieden het sociaal (wijk)team in het plan van aanpak kan betrekken. Geïnspireerd door de zelfredzaamheidsmatrix (Lauriks e.a., 2013) worden deze leefgebieden vaak als volgt onderverdeeld: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, sociaal netwerk; maatschappelijke participatie, justitie. Het team bepaalt in samenspraak met het huishouden wat de leden van het huishouden zelf of samen met het netwerk kunnen doen om problemen op te lossen en welke (aanvullende) voorzieningen of individuele ondersteuning nodig zijn (kwadrant I). In deze fase kan het team ook ingaan op de mogelijkheden voor een wederdienst of tegenprestatie en welke eventuele ondersteuning daarbij nodig is (kwadrant II). Als voor het in gang zetten van individuele ondersteuning een verwijzing of indicatie nodig is, kan het wijkteam bevoegd zijn om de toegang tot die ondersteuning te verlenen. In de uitvoeringsfase kan een sociaal wijkteam zelf de professionele ondersteuning oppakken of dit aan andere organisaties overlaten.28 Wat het team zelf kan doen, hangt af van de expertise die het team bezit op de leefgebieden waarop ondersteuning nodig is. Dit is de breedte van de ondersteuning. De diepte van deze ondersteuning hangt enerzijds af van de mogelijkheden van het team om op het raakvlak met de tweede lijn meer specialistische ondersteuning te bieden. Anderzijds wordt de diepte bepaald door de vraag of het team actief is in de ondersteuning van eigen kracht en het sociale netwerk. In termen van ons kwadrant gaat het hier om de mogelijkheden van het team om een hulpvrager te ondersteunen bij zelfregie en zelfredzaamheid (kwadrant I) en
wederkerigheid (kwadrant II), naast het ondersteunen van het sociale netwerk bij het verlenen van informele zorg (kwadrant III). Aan het eind van dit hoofdstuk geven we het voorgaande schematisch weer in een stroomschema (zie figuur 5)
Handelingsbereik in de buurt of wijk Uit het eerder genoemde onderzoek van de Universiteit Twente blijkt dat sociale (wijk) teams niet alleen taken hebben in een concreet ondersteuningsproces. Zij kunnen ook worden ingezet voor het versterken van de sociale infrastructuur van een buurt en het organiseren of ondersteunen van collectieve voorzieningen voor wijkbewoners met vergelijkbare ondersteuningsbehoeften. De teams kunnen daarnaast een rol vervullen op het gebied van algemene preventie. In figuur 4 is gevisualiseerd wat dan de taken van een sociaal wijkteam kunnen zijn in de ondersteuning van burgerkracht. Bij het ondersteunen van burgerkracht in een buurt of wijk werkt een sociaal (wijk)team aan het op- of uitbouwen van sociale netwerken. Het ondersteunen van deze netwerken is dan niet gericht op het bevorderen van iemands collectieve zelfredzaamheid, maar op het voorzien in maatschappelijke noden van de buurt of wijk. Dat kan door met burgers samen collectieve voorzieningen in stand te houden, maar ook door het faciliteren of stimuleren van maatschappelijke initiatieven van burgers.29 Sociale (wijk)teams verschillen in wat zij voor het ondersteunen van burgerkracht in de buurt of wijk kunnen betekenen. Niet zozeer door keuzes in de vormgeving, maar door de context waarin de teams werken. Het aanbod aan algemene voorzieningen en preventie in een gemeente is vaak historisch gegroeid, waardoor behoorlijke verschillen bestaan in wat gemeenten hun burgers bieden. Ook maken
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
gemeenten politiek verschillende keuzes in de mate waarin zij individuele ondersteuning willen vervangen door collectieve voorzieningen (vergelijk VNG, 2010a: 21). Hierdoor kunnen sociale (wijk)teams die een breder levende hulpvraag signaleren in sommige gemeenten naar bestaand aanbod verwijzen, terwijl teams in andere gemeenten een collectieve voorziening moeten organiseren of (wijk)initiatieven moeten stimuleren.
Wat sociale wijkteams kunnen betekenen: een algemeen overzicht We vatten dit en het vorige hoofdstuk samen in twee overzichten: een stroomschema en een overzicht van werkzame elementen. Het stroomschema (figuur 5) maakt duidelijk wat wijkteams onder verschillende condities voor de ondersteuning van burgerkracht kunnen betekenen. We nemen daarbij als vertrekpunt dat het team of een andere organisatie heeft bepaald dat sommige aspecten van burgerkracht ondersteuning vragen. De onderstaande tabel, waarin we de resultaten van het vorige hoofdstuk bijeenbrengen, geeft aan welke werkzame elementen bij genoemd vertrekpunt relevant zijn voor de aanpak: het selecteren of ontwikkelen van interventies gericht op het ondersteunen van (bepaalde aspecten van) burgerkracht. De interventies zijn geclusterd naar vier door ons onderscheiden situaties waarin burgers in verschillende hoedanigheden (hulpvrager, mantelzorger, vrijwilliger of actieve burger) behoefte aan ondersteuning kunnen hebben.
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
39
Tabel 5: Overzicht van werkzame elementen in ondersteuning van burgerkracht, naar 4 situaties
Burgers in sociale omgeving
40
Hulpvrager (persoon of huishouden)
Ondersteunen burgerkracht rond concrete hulpvraag
Ondersteunen zelfregie
Ondersteunen zelfredzaamheid
Autonomie
Krachten centraal
Maatwerk
Zelfrespect en zelfwaardering
Reflectie op eigen situatie
Gericht leren en vaardigheden trainen
Aansluiten bij motivatie Gericht zijn op positieve wensen en doelen
Ondersteunen van burgerkracht voor de publieke zaak
Informatie en educatie Leren op maat Netwerk betrekken Bemiddeling
Ondersteunen mantelzorger
Ondersteunen vrijwillige inzet
Ondersteunen buurtgerichte initiatieven
Informeren Bewustwording
Inzetten op de eigen competenties en wensen
Vaardigheden
Lokale aanpak en samenwerking
Persoonlijke, positieve en proactieve benadering
Samenwerken tussen en binnen organisaties en met mantelzorger
Persoonlijke benadering en aandacht voor lokale netwerk
Aansluiten bij behoeften en capaciteiten Meedoen laagdrempelig maken Empowerment Samenwerking met andere belanghebbende partijen Gewoon beginnen
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Wijkteam kan niets betekenen
nee
Heeft het wijkteam uitvoerende taken in het ondersteuningsproces?
nee
Betreft het een breder levende ondersteuningsbehoefte
nee
Zijn er lokaal interventies die in de werkzame elementen voorzien?
ja
ja
ja
Wijkteam ontwikkelt op basis van ervaringskennis een interventie op maat
Wijkteam informeert gemeente over lacune in voorzieningen aanbod
nee
Heeft wijkteam taken in ontwikkeling van wijk of buurt?
Zijn in het wijkteam medewerkers uit de aanbiedende organisatie(s) actief?
ja
Wijkteam ontwikkelt collectief aanbod en/of ondersteunt initiatieven
nee
ja
Figuur 5: Mogelijke taken van een sociaal wijkteam, in de ondersteuning van burgerkracht
41
Het wijkteam zorgt voor doorverwijzing of toeleiding naar indicerende instantie
nee
Kan wijkteam toewijzen?
nee
Is de ondersteuning vrij toegankelijk?
nee
Heeft het wijkteams uitvoerende taken in het ondersteuningsproces?
ja
ja
ja
Het wijkteam zet de ondersteuning bij de aanbiedende organisatie in gang
Het wijkteam zorgt voor doorverwijzing of toeleiding naar de aanbiedende organisatie
Wijkteam voert zelf de interventie uit
Bijlage: overzicht van onderliggende interventies
43
Interventies worden gekenmerkt door een methodiek: een werkwijze volgens een bepaald systeem, die daardoor inzichtelijk en overdraagbaar is. Hieronder brengen we in beeld welke interventies Movisie heeft betrokken in de overkoepelende analyse van werkzame elementen bij zelfregie, mantelzorgondersteuning, vrijwillige inzet en buurtontwikkeling. Om een indruk te krijgen van de toepasselijkheid van deze werkzame elementen op het terrein van de jeugdzorg en werk, is gekeken naar vergelijkbare werkzame elementen in beschrijvingen van wat werkt door Nji en Divosa. We geven een overzicht van interventies die in relatie tot deze werkzame elementen zijn genoemd.
Methoden om zelfregie te ondersteunen : −− Vrijbaan Empowerment methode −− Eigen Kracht-conferentie −− Vrienden maken … kun je leren −− Op Eigen Benen −− Natuurlijk, een netwerkcoach! −− Kwartiermaken −− Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) −− Functie Assertive Community Treatment (FACT) −− Herstellen doe je zelf 30
Methoden om mantelzorg te ondersteunen 31 : −− Preventieve Ondersteuning Mantelzorgers (POM) −− Eigen Kracht-conferentie −− De zorg gaat door! −− Leren balanceren −− Op reis langs de voorzieningen −− Ontmoetingscentra voor mensen met dementie en hun verzorgers
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
−− Psychische problemen in de familie −− Naast de mantelzorger Methoden om vrijwillige inzet te ondersteunen 32 : −− Present Tijd voor elkaar −− EVC-procedure vrijwilligerscompetenties −− De Bijspringer −− Maatschappelijke Beursvloer −− ABCD methode −− De Bronmethodiek −− Senioren voor … uw gemeente
44
−− −− −− −− −− −−
Voorzorg Als het misgaat… bel ik jou Beter met thuis De Versterking Families First Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG) −− Jeugdhulp Thuis −− ReSet
Methoden voor buurtontwikkeling (Movisie 33): −− Woonatelier −− Kan wel! −− Eigen Kracht-conferentie −− TijdVoorElkaar −− Buurtgerichte sociale activering −− EigenWIJzebuurten (JUNIOR) −− Kulturhuske −− ABCD-methode −− Thuis op Straat (TOS) −− Maatschappelijke Beursvloer −− De Bronmethodiek −− Buurtreminiscentie. Methoden om eigen kracht te versterken (Nji, …) 34 : −− Eigen Kracht-conferentie −− Signs of Safety −− Motiverende gespreksvoering −− Oplossingsgerichte Therapie. Interventies waarin aandacht wordt geschonken aan het sociale netwerk van gezinnen 35 : −− Home Start −− KopOpOuders −− Kopstoring −− Moeders informeren moeders −− Peuter in Zicht!
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Noten
1
2
Deze website is in 2008 gestart
van een “goede diagnose” bepalen
op initiatief van het Ministerie van
wie ondersteuning nodig heeft
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In deze studie hanteren we de term
om aan de slag te komen en welk
(SZW), in samenwerking met het
‘ondersteuning’ in brede zin: het
instrument zij inzetten, gelet op
UWV WERKbedrijf, de gemeenten
kan gaan om vormen van hulp-,
de mogelijkheden en behoefte van
Groningen, Rotterdam en Utrecht,
dienst- en/of zorgverlening.
de individuele cliënt. Het is goed
RWI en Boaborea. Begin 2011 heeft
We hanteren in deze studie de term
denkbaar dat gemeenten voor een
Divosa de website op verzoek van
‘sociaal (wijk)team’ als verzamelbe-
gekantelde werkwijze kiezen als zij
het Ministerie van SZW overgeno-
grip voor een team van professio-
werk en inkomen meer met zorg en
men en de samenwerking met de
nals, doorgaans uit verschillende
welzijn willen verbinden (vergelijk
disciplines en organisaties, dat rond
Den Uyl en De Levita, 2012: 7, 10). Met ingang van dit jaar is de Wmo uit
ten geclusterd naar doelgroepen,
2007 vervangen door de Wmo 2015.
zie ook het rapport ‘Werkzame
of binnen een geografisch gebied.
Op diverse plaatsen in dit rapport
werkwijzen’: www.nji.nl/nl/
Voor dergelijke teams zijn verschil-
verwijzen we naar deze wetten als
lende benamingen in omloop, zoals
de oude en de nieuwe Wmo.
‘krachtteams’, en ‘basiszorgteams’.
6
7
Publicaties/Werkzame-werkwijzen. 19
www.movisie.nl ->kennisdos-
In meer algemene termen worden
siers -> effectiviteit -> werkzame
de stappen in dit proces aangeduid
elementen bij buurtontwikkeling,
Onderzoek van de Universiteit
als signaleren, beoordelen en
bij het ondersteunen van zelfregie,
Twente laat zien dat 19 van de 26
interveniëren (Mehlkopf, 2008: 6;
bij mantelzorgondersteuning, bij
onderzochte G32-gemeenten wijk-
Van der Aa e.a., 2002: 11).
vrijwillige inzet, bij buurtontwikke-
Bron: Vereniging van Nederlandse
ling, bij eenzaamheid
teams inzetten voor het ondersteunen van eigen kracht, mantelzorg
8
Gemeenten, Het gesprek. Deel IV:
en andere vormen van informele
Nieuwe doelgroep, ander gesprek,
ondersteuning (Oude Vrielink, Van
2013: 18.
der Kolk en Klok, 2014: 70). Een enquête van Stichting Vraagwijzer
9
(2014: 6) wijst uit dat het doel van
10 Cliëntgroepen: PSY/PS >18jr, PSY/
het sociale wijkteam volgens de meeste respondenten (90,6%) het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie is. Movisie maakt in dit verband een onderscheid tussen eigen kracht (het zelf kunnen), burgerkracht (het kunnen met en voor elkaar) en buurtkracht (het vermogen dat ingezet wordt om de omgeving leefbaar te maken). www.movisie.nl ->kennisdossiers -> effectiviteit -> werkzame elementen bij buurtontwikkeling 5
andere organisaties voortgezet. 18 Voor effectief gebleken ingrediën-
ning biedt aan een doelgroep en/
‘integrale teams’, ‘frontlijnteams’,
4
17 www.interventiesnaarwerk.nl.
vereist dat gemeenten op basis
concrete (hulp)vragen ondersteu-
3
en hun netwerk. De Participatiewet
Gemeenten zijn namelijk op basis van de maatwerkvoorziening in de nieuwe Wmo en de jeugdhulpplicht in de Jeugdwet verplicht tot een onderzoek waarin de situatie van de hulpvrager in kaart wordt gebracht en wordt bepaald of ondersteuning namens de gemeente op zijn plaats is. Beide wetten hebben als uitgangspunt dat deze ondersteuning aanvullend moet zijn op de
Cliëntgroep VG PS <18jr, PG 65+
11 Cliëntgroepen: mensen met auditieve of visuele beperkingen, LG, SOM 0-64, SOM 65+
20 www.interventiesnaarwerk.nl/ interventies-zoeken/algemeenwerkende-bestanddelen 21 De overkoepelende inzichten uit de ‘wat werkt studies’ van het Nji en de algemene beschrijving van werkzame elementen in de organisatorische aanpak en in de bejegening van de cliënt bieden zelfstandig geen aangrijpingspunt
12 VNG, Het gesprek. Deel IV: Nieuwe
voor een beschrijving van wat
doelgroep, ander gesprek,2013: 19.
werkt in aanpakken gericht op
13 Voor een aanzienlijk deel van de
burgerkracht. Een uitzondering
mensen die toestromen in de
vormt de ‘wat-werkt-studie’ over
Wmo draagt het leveren van een
de werkzame elementen bij het
maatschappelijke bijdrage en het
versterken van sociale netwerken
verrichten van zinvolle bezigheden
van gezinnen. Deze elementen zijn
ook bij aan hun welbevinden. In een
meegenomen in de beschrijving
dergelijke situatie is wederkerigheid
van wat werkt bij het ondersteunen
niet het (belangrijkste) motief (VNG, 2013: 12, 13). 14 www.movisie.nl/begrippenlijst/ effectieve-interventies; Yperen,
van zelfredzaamheid (kwadrant I). 22 www.nji.nl/nl/Watwerkt_Sociaalnetwerkversterken.pdf 23 De ondersteuner kan ook bemid-
Tom van (red.), 55 vragen over
delen tussen de cliënt en (teams
effectiviteit. Antwoorden voor de
van) professionals om duur-
jeugdzorg, Nji, Utrecht, maart 2010.
zame ondersteuningsrelaties te
15 www.movisie.nl/databank-effectieve-sociale-interventies 16 www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies
eigen mogelijkheden van burgers
realiseren, maar dit valt naar onze mening buiten de context van het ondersteunen van burgerkracht. 24 Hoe dit in zijn werk gaat, hangt af van de manier waarop de databank
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
45
toegankelijk is gemaakt en kan
30 Movisie (2013), Leaflet Werkzame
daardoor niet in algemene zin
elementen bij … ondersteunen
worden beschreven. Zo kent de
van zelfregie, verkregen via www. movisie.nl
databank van Movisie bijvoorbeeld een thematische ordening waarin
31
Movisie (2013), Leaflet Werkzame
mantelzorgondersteuning, vrijwil-
elementen bij … mantelzorgonder-
lige inzet en buurtontwikkeling
steuning, verkregen via
als thema’s zijn opgenomen. Het aanvinken van een thema geeft een overzicht van relevante inter-
www.movisie.nl 32
elementen bij vrijwillige inzet
op zelfregie en zelfredzaamheid te selecteren biedt de zoekfunctie een ingang. 25 Voor een eerste snelle verkenning zijn brochures met een globaal overzicht van mogelijke interventies verschenen. Zie bijvoorbeeld:
www.movisie.nl ->kennisdossiers -> effectiviteit -> werkzame
venties. Om interventies gericht 33
www.movisie.nl ->kennisdossiers -> effectiviteit -> werkzame elementen bij buurtontwikkeling
34 www.nji.nl/Eigen-kracht-PraktijkWat-werkt 35 Bartelink, Cora (2012), Wat werkt
Movisie, Vilans en Actiz (2014), Aan
bij het versterken van het sociale
de slag met sociale netwerken. De
netwerk van gezinnen?, Nederlands
44 meest bekende methoden ver-
Jeugdinstituut, p. 12-14
zameld ; Nji (2010) Het versterken
www.nji.nl/nl/Watwerkt_Sociaal-
van de eigen kracht en het sociale
netwerkversterken.pdf
netwerk van jeugdigen, ouders en gezinnen. 38 interventies uit de databank Effectieve Jeugdinterventies ; Veltman Marja en Marita
46
Meulmeester m.m.v. Marja van Middelaar (2014), Begeleiding nieuwe stijl. 29 beproefde methoden in kaart gebracht, Utrecht: Movisie, 26 Voor meer informatie hierover zie: www.nji.nl/Implementatie-enborging. 27 Oude Vrielink, Mirjan, Henk van de Kolk en Pieter Jan Klok (2014), De vormgeving van sociale (wijk) teams. Inrichting, organisatie en vraagstukken, Den Haag: Platform31. Dit rapport is gratis te downloaden via: www.platform31. nl/publicaties/vormgeving-sociale-wijkteams. 28 Als wijkteams de uitvoering (deels) aan andere organisaties overlaten, kan het team nog wel een regierol in de uitvoeringsfase vervullen. 29 Wanneer sociale netwerken worden ondersteund om op die manier burgerinitiatieven uit te lokken, spreekt men wel van het ‘vitaliseren’ van de wijkgemeenschap (Oude Vrielink en Van de Wijdeven, 2011: 443).
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
Literatuur en bronnen
Klein, Marian van der, Jessica van
Vereniging van Nederlandse
den Toorn en Dick Oudenampsen,
Gemeenten, De Kanteling finan-
Movisie, Vilans en Actiz (2014)
m.m.v. Diane Bulsink, Freek
cieel. Kosten en baten van een
Aan de slag met sociale netwerken.
Hermens, Maarten Davelaar en
nieuwe aanpak in de Wmo.
De 44 meest bekende methoden
Fabian Dekker (2013), Voor wat
Den Haag, oktober 2010.
verzameld en Het versterken van de
hoort wat? Ervaringen met vrijwil-
eigen kracht en het sociale netwerk
ligerswerk als wederdienst.
van jeugdigen, ouders en gezinnen.
Utrecht: Verwey-Jonker Insitituut
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010) Van eerste contact tot arrangement. Inhoudelijke keuzes bij De Kanteling,
Aa, Anja van der, Frank Beemer,
Lauriks, S., M.C.A. Buster, M.A.S. De
Theo Konijn, Marijke van Roost,
Wit, S. van de Weerd, G. Tigchelaar,
Den Haag: VNG
Herma de Ruigh en Mark van Twist
en T. Fassaert (2013) Zelfredzaam-
Vereniging van Nederlandse
(2002) Naar een methodisch kader
heid-Matrix. Amsterdam: GGD
Gemeenten (2010) Het Gesprek
voor ketenregie in het openbaar
Amsterdam
Deel II: Praktische Handreiking,
De Verbinding en Berenschot
Mehlkopf, P.J. (2008) ‘Een kwestie
Vereniging van Nederlandse
Procesmanagement
van goed regelen.’ Over multipro-
Gemeenten (2012) Het Gesprek.
bleemgezinnen, coördinatie van
Deel III: Een stap verder, Den Haag: VNG
Den Haag: VNG
bestuur. Den Haag: BMC,
Boer, Nico de en Jos van der Lans
zorg en gezinscoaching. Handrei-
(2013), Burgerkracht in de wijk.
king bij implementatie. Gouda:JSO
Sociale wijkteams en de lokalisering
expertisecentrum voor jeugd,
van de verzorgingsstaat. Den Haag:
samenleving en opvoeding,
Gemeenten (2012) Het gesprek deel IV: Nieuwe doelgroep, ander
Platform31, in opdracht van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikke-
Vereniging van Nederlandse
Meulen, Margit van de (2014)
gesprek, Den Haag:VNG
ling
‘Wat is zelfhulp’, in: Steyaert en Kwekkeboom (red.), Gesteund
Vliet, Nienke van, Irma Oude
Brink, Cora m.m.v. Nienke van der
door Zelfhulp, Utrecht: Movisie
Avenhuis, Louise Pansier en Sylvia
zelfredzaamheid en eigen verant-
Nji (2010) Het versterken van de
extramurale AWBZ- begeleiding
Schutte (2012) Cliëntgroepen
Veen (2013) Zelfregie, eigen kracht, woordelijkheid. De begrippen
eigen kracht en het sociale netwerk
Deel 2: mogelijkheden voor
ontward. Utrecht:Movisie/Aandacht
van jeugdigen, ouders en gezinnen.
vernieuwing,
voor iedereen
38 interventies uit de databank
Den Haag:Transitiebureau van het
Effectieve Jeugdinterventies Niekerk (2014) Vrijwilligerswerk
Ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
Dorenbos, Ruud en Mies van Oude Vrielink Mirjan & Ted van de
door bijstandscliënten. Een verken-
Wijdeven (2011) ‘Ondersteuning in
Uyl, Rogier den en Bob de Levita
nend onderzoek naar de gemeente-
vieren. Zichtlijnen in het faciliteren
(2012) Winst door verbinden
lijke praktijk. Den Haag:Platform31,
van burgerinitiatieven in de buurt’,
werk, activering en maat-
in: Beleid en Maatschappij (38) 4.
schappelijke ondersteuning,
Stichting Vraagwijzer (2014) Lande-
van het Ministerie van SZW en
Amsterdam: Radar, in opdracht
Draak Maaike den, Wouter Mensink, Mary van den Wijngaart, Mariska Kromhout (2013) De weg naar
lijk onderzoek sociale wijkteams.
het Ministerie van VWSWinst door
maatschappelijke ondersteuning.
Een onderzoek naar de stand van
verbinden werk, activering en
Een onderzoek naar de kanteling
zaken van de sociale wijkteams
maatschappelijke ondersteuning,
in tien gemeenten, Tweede
onder gemeenten en samenwer-
In opdracht van het Ministerie van
Wmo-evaluatie, Deelrapport De
kende organisaties voor maat-
SZW en het Ministerie van VWS,
kanteling in de Wmo. Den Haag: SCP
schappelijke ondersteuning,
Radar, oktober 2012.
Leiderdorp: stichting Vraagwijzer
Bouwen aan burgerkracht in het sociale domein
47
Colofon Uitgave Platform31 Auteur Mirjan Oude Vrielink (Oude Vrielink Advies) Adviseur: Lydia Sterrenberg (voormalig senior projectleider onderzoek, Platform31) Projectleider: Helga Koper (programmamanager, Platform31) Redactie Griffel & Bok Beeld Foto omslag: Arjen Born Fotografie Illustraties: Gerrie Hondius Grafisch ontwerp De Jongens Ronner Druk Platform P Oplage 250 februari 2015, © Platform31 ISBN 978-94-91711-19-0
“Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.” een samenwerking van
Troonrede 2013
Burgerkracht geldt als gegeven én streven in wetgeving en gemeentelijk beleid op de terreinen van maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en werk en inkomen. Maar gemeenten, professionals en burgers zijn nog aan ontdekken wat dit nu voor hen betekent. Wat is ‘burgerkracht’ precies? Deze studie laat zien uit welke aspecten burgerkracht bestaat en hoe je die als gemeente of professional effectief kunt ondersteunen. Daarbij kijken we met name naar de inzet van wijkteams voor deze ondersteuning. Wat zijn de werkzame elementen van hun interventies?
uitgave