DE GEELSATINET IN DE PRAKTIJK. Bijdrage aan de Technische dag H.I.K. te Geel op 11.01.04. (Frans Begijn) Inleiding: Het is alweer zo’n dertig jaar geleden dat ik als jong kleurkanarieliefhebber een der allereerste shows bezocht georganiseerd door de V.v.N.K.in de kantine van de DAFfabriek niet ver van Geel. (was het te Oevel ?) Helemaal in m’n eentje toogde ik er heen in m’n veel te duur betaald krakkemikkig tweedehands fordje om de nieuwste kleuren te gaan bewonderen die een aantal topkwekers van toendertijd bijeengebracht hadden. Enigszins onwennig keek ik m’n ogen uit bij al die overweldigende schoonheid, de adrenaline spoot dan ook door m’n aderen want zoiets kweken dat zou ik ook wel willen, maar was op dat moment voor mij nog net iets meer dan een brug te ver. Na intussen als fervent liefhebber maar ook alweer drie decennia verder met veel enthousiasme en wisselend succes diverse kleurkanariekleuren te hebben gekweekt, is het alweer zo’n tiental jaren geleden dat ik de Geelsatinetten in het bruin opstartte. De Geelsatinet is een kleur die mij zeer nauw aan het hart ligt, en eigenlijk ben ik inmiddels een beetje met de Geelsatinetten getrouwd, dus kom er dan maar eens vanaf. Voorheen lag het in mijn bedoeling zo om de vijf a zes seizoenen de kweek van een ’nieuwe mutant’ op te starten, want dit was einde de zeventiger jaren toen ik de cursus voor kleurkanariekeurmeester onder supervisie van o.m. wijlen Herman Veerkamp volgde voor de N.B.v.V. min of meer een ‘eis’ van het voltallig docentenkorps om vooral de werking van kleurkanariefactoren en de samenstelling van de vederstructuur in de praktijk te toetsen. De Geelsatinet is echter véél langer blijven logeren dan aanvankelijk was voorzien, niet enkel en alleen doordat ik door de bijzondere kleuruiting gecharmeerd ben alsook de vrij hoge moeilijkheidsfactor om een puntgaaf exemplaar te kunnen kweken mij steeds blijft boeien, kortom ik amuseer me er in m’n vrije tijd nog steeds optimaal mee. Hierdoor kon ik er tot op dit moment in feite nooit echt afstand van doen ofschoon er wel reeds schuchtere pogingen werden ondernomen moet ik toegeven. Een nieuwe kleur op ’t hok geeft veelal een nieuwe uitdaging aan de liefhebber om mogelijk met nog meer enthousiasme de hobby te kunnen blijven uitoefenen, tenminste zo werkte het bij mij nog al eens in de praktijk in het verleden en trouwens nu eigenlijk nog steeds. Ze zitten er dus nog in volle glorie bij m’n Satinetten in ’t geel, of zoals men ze voorheen ook wel de Goudsatinetten pleegde te noemen. De benaming Goudsatinet spreekt trouwens de liefhebbers steeds nog meer aan dan de huidige naamgeving Satinet met geel maar dit even terzijde. Waarom het trouwens ook gemakkelijk houden als het moeilijk ook kan. De geelsatinet in de praktijk. In de voetsporen van collega’s die op 11januari j.l. in het auditorium van het H.I.K. te Geel eveneens hun bevinden hebben kunnen weergeven zal ik U via deze met een ruwe schets de methodiek trachten uiteen te zetten zoals deze in de praktijk wordt toegepast om met de Geelsatinet tot een aanvaardbaar eindresultaat te kunnen komen met het jongbroed. Aan de heren keurmeesters om een en ander tijdens het T.T. seizoen door hun beoordeling via bemerkingen op de keurbrieven aan de werkelijkheid te toetsen. De satinet met geel in de praktijk op het kweekhok blijkt een uiterst moeilijke vogel om deze naar de standaard op uiterst perfecte wijze te kunnen brengen.
Iets waar zelden of nooit door keurders tijdens keuringen en T.T ’s rekening mee wordt gehouden maar veelal toch ietsje ten onrechte vind ik. Witsatinetten of mozaiksatinetten daarentegen krijgen steeds veel meer respijt of voorkeur ofschoon deze stelling na evaluatie elk T.T.seizoen slechts mijn persoonlijke conclusie is. De Satinet met geel en dan nog voornamelijk de kortbevederde is een zeer fragile vogel die steeds van zijn verzorger extra aandacht opeist met betrekking tot bijvoorbeeld accomodatie – gezondheidszorg – conditie – bevedering etc. (roodoog, weet U wel) De potentiële Satinetgeelliefhebber die denkt zonder extra aandacht aan deze soort vogels te willen geven ook toppers te kunnen brengen komt aan het eind van de rit nogal eens bedrogen uit zoals hij zal merken. De Satinetfactor vererft geslachtgebonden met een recessief karakter en blijkt zowel een kwalitatieve als kwantitatieve beletter te zijn van de phaeomelanine. In combinatie met de intensieffactor geeft dit in de praktijk o.m. een zeer zacht fijne beige bestreping die in de flanken veelal niet of nauwelijks meer waarneembaar is. Sommige keurmeesters straffen de nauwelijks zichtbare flanktekening bij de intensieveGeelsatinet medogenloos af zonder in feite goed te beseffen wat in de praktijk echt haalbaar blijkt te zijn. De intensieve Geelsatinet moet uiteraard ook in het bezit zijn van de dubbele geelfactor met een snuifje blauwstructuur om de algehele helderheid ten goede te kunnen komen in de uiterlijke verschijningsvorm. Het verenkleed moet absoluut glanzen zodat men als het ware het Goud er vanaf kan lepelen. Om veel Geelsatinetten te kweken paren sommigen nogal eens Geelsatinet x Geelsatinet. Persoonlijk vind ik dit als kleurkanariekweker een min of meer platte manier om tot het beoogde resultaat te willen komen volgens de standaardeisen van deze kleur. Om blijvend goede Geelsatinetten te kweken is dit mijns inziens dan ook niet aan te bevelen. Na enkele kweekseizoenen deemstert de melanine n.l. zo diep weg dat er van bestreping nog nauwelijks sprake kan zijn en men ze eerder als verkapte Lutino’s dient te betitelen. Op termijn dus absoluut funest en men zag dan ook links en rechts fervente Geelsatinetkwekers uit het verleden de handdoek in de ring gooien wegens ‘te weinig punten’. Ideaal is in de praktijk het gebruik van Isabelgele of Bruingele splitmannen als partner voor Satinetgele poppen. Persoonlijk hield ik het steeds bij Bruingele heterozygote mannen, satinetverervend. De nateeltprognose voor wat het aantal te kweken Geelsatinetten betreft moet bij het gebruik van splitmannen uiteraard bijgesteld worden tegenover paringen van ‘vol’ op ‘vol’. De oogst van volgeelsatinetten valt dan ook het ene jaar wat mee en het andere jaar wat tegen met het gebruik van splitmannen, zoveel is duidelijk. Alles bij elkaar genomen zijn er echter in de praktijk beslist méér pro’s aan het gebruik van splitvogels dan contra’s om te streven naar het ideaalbeeld volgens de standaard, zo is hierin mijn ervaring. Belangrijk hierbij is echter het gebruik van Satinetgele poppen in de kweek die tevens in het bezit zijn van een zuivere ivoortint (structuur carotinoide), wat de helderheid van de Geelsatinet zonder ivoor in de nateelt ten goede kan komen en steeds een kleine surplus betekent tegenover exemplaren die daar niet over beschikken. (raar maar waar). Voor de Geelsatinetkweek in het algemeen gebruik ik dus Bruingele splitmannen én Bruingele poppen om melaninebehoud te bewerkstelligen en op die manier vogels te kunnen kweken die in het bezit zijn van toch nog voldoende pigment in de nateelt waar samenkomende factoren zoals genoemde Phaeo-beletters deze zullen trachten te minimaliseren. Steeds kweekkoppels zodanig samenstellen dat zo’n markant mogelijke bestreping kan/zal verkregen worden.
Anekdote: Leuke bijkomstigheid misschien is, dat door mij diezelfde Bruinen die steeds voor de Satinetfok ingezet werden én vanzelfsprekend steeds té licht waren om goede Bruinen naar de standaard te kweken sinds een drietal seizoenen in afzonderlijke lijn onderling onder strenge selectie worden gebruikt om Bruingeel-intensieven te kweken die tijdens de laatste T.T. te Geel voor Goud en Zilver borg stonden bij de enkelingen, om van een geweldige opsteker te spreken. Na veel wilde zuiderse verhalen dus deze keer eens geen parla Italiano’s bij de volgepigmenteerden maar doodgewone ‘oude Belgen’ met wreed-breed gestreepte grootouders die normaal voor de omschakeling naar de vernieuwde standaardeisen linea recta naar de opkoper zouden verhuizen wegens ‘een veel te grof pigment en niemand wil ze’. Zoals U ziet, niks in de mouwen, niks in de zakken, geen geheimen, gewoon gebruik van gezond boerenverstand en liefhebbersplezier dat ik met ieder van U wil delen. Deze bijkomstigheid even terzijde maar nu gauw terug naar de geelsatinet. Terugblik: Ik gaf op verzoek d.d. 11 januari j.l. aan mijn compaan / geestesverwant Roger Van Duyse uit Sint Niklaas een tweetal koppels mee naar het auditorium van het H.I.K. om deze nader onder de loep te laten nemen door de cameraman van dienst. Moeilijk om dit visueel te herroepen maar in de eerste T.T. kooi was er een koppel te zien die borg zouden staan voor uitsluitend Geelsatinet nakomelingen. In de tweede T.T. kooi zag U de combinatie zoals deze voor 95% in de praktijk door mij zou worden toegepast, de paring van Bruingeel split satinet (soms ook split ivoor) x Geelsat.ivoor. De voorkeur gaat vrijwel steeds uit naar de combinatie van een kort bevederde schimmelman x intensieve pop. Uit jarenlange ervaring is gebleken dat deze combinatie méér intensieve mannen geeft die voor T.T.’s in aanmerking komen. (opnieuw raar, maar waar) De vogels dienen uiteraard ‘goed aan de maat’ te zijn, blakend van gezondheid vooraleer men beide partners aan elkaar voorstelt ofschoon deze uitleg mij voor de meeste leden van de V.v.N.K. meer dan overbodig lijkt. De lengte van de bevedering bij de Satinetgeel is van cruciaal belang. Zogenaamde ‘matrassen’ dienen te worden geweerd en uitgesloten van verdere kweek indien men de ambitie oppert aan tentoonstellingen deel te willen nemen van Internationaal niveau. De Satinetgeel als zodanig heeft n.l. naar mijn ervaring de neiging om vrij gemakkelijk te lang van bevedering te worden indien de kweker hier niet voldoende alert op is. Steeds bij samenstellen van de kweekkoppels zeer in acht nemen dat minstens één der partners beschikt over nagenoeg korte bevedering. Lukt dit niet, dan beter géén paring toepassen tegen beter weten in omdat de nateelt zonder één uitzondering zal beschikken over té lange pluimen waarmee het hek meteen definitief van de dam is voor gebruik van een kweekschema van Geelsatinetten op termijn. Zélfs bij koppeling van een korte aan een matige bevederingslengte rollen er bij de Satinetgelen nog exemplaren uit die over een té lange bevederingslengte kunnen beschikken. Satinetgele poppen met een wit rugdek (we praten hier niet over splitten voor de rec.witfactor), maar zuivere Geelsatinetten die dus té witte veervelden in rug of nekdriehoek laten zien dient men eveneens best te weren voor verdere kweek naar T.T. exemplaren, daar ze steeds weer opnieuw nakomelingen geven die over hetzelfde euvel zullen beschikken. Strafpunten op de keurbrieven is onvermijdelijk het gevolg.
Uitgeloogde pennen zijn eveneens het gevolg van abusievelijk paringen waarbij veelal door de kweker vooraf niet voldoende werd nagedacht. Beter als kweker niet in een koppeling voorzien dan in een onverantwoorde koppeling waarbij men van tevoren reeds de inschatting kon maken dat het toch maar niks zou worden. ‘Pennen moeten beter doorgekleurd zijn’ is echter een ‘unforced error’ die men als keurder op de keurbrief mijns inziens nogal eens te gemakkelijk hanteert bij het beoordelen van de Geelsatinet. Maar ook als ‘forced error’ gebruikt men deze term nogal eens. Wat in de praktijk echt haalbaar is blijft steeds de kwestie en de een kan dat waarschijnlijk toch beter inschatten dan de ander. (kweek ze zelf eens een aantal jaren zou ik bijna zeggen) Het gevaar loert echter dat men liefhebbers hiermee zou kunnen ‘verplichten’ om vleugel en staartpennen vooraf te gaan ‘trekken’ om te trachten een betere doorkleuring te bewerkstelligen, iets wat absoluut verwerpelijk is en totaal niets meer van doen heeft met de kleurkanarieliefhebberij als zodanig. Topvogels worden voor 95% gekweekt door hen die het predikaat verdienen van Topkweker. De overige 5% zijn naar mijn mening louter toevalstreffers en zouden als het een beetje meezit ook door ieders Overgrootmoeder gekweekt kunnen worden. (met alle respect voor Overgrootmoeders overigens) Succes zal ook door velen worden afgewogen aan de hand van het aantal gekweekte exemplaren aan het eind van het seizoen doch niets blijkt echter minder waar te zijn… Met de standaardeisen als kweker onder de arm strevend naar kwaliteit dient toch voor ieder van ons als kleurkanarieliefhebber de hoogste prioriteit te hebben. Slechts op deze wijze werkt men daadwerkelijk mee aan het perfectioneren van de diverse kleurkanarievariaties, iets waar uiteindelijk elkeen van ons en aangesloten bij eender welke organisatie op termijn zijn profijt uit kan halen. Dit alles zal ook de kleurkanarieliefhebberij op termijn ongetwijfeld doen zegevieren. Tot Slot: Toen in december j.l. tijdens de kleurkanariespeciaalclubshow te Aalst Dhr.Désiré Noël mij vroeg om op 11 januari j.l. een bijdrage te leveren te Geel met betrekking tot de Geelsatinet moest ik hem spijtig genoeg meedelen dat uitgerekend die dag de vogels dienden te worden binnengebracht te Apeldoorn voor de Bondskampioenschappen van de N.B;v.V. die het weekend van 18 januari j.l. plaatsvonden. Désiré opperde onmiddellijk het idee toch in extremis een en ander uit te werken op papier zodat dit eventueel kon worden behandeld tijdens de Technische Dag in het H.I.K. te Geel. Mijn idee ging in de eerste plaats uit naar een tweetal A viertjes, waarop Désiré de wenkbrauwen fronsend naar me keek en zich tevens kennelijk afvroeg of er wel voldoende inspiratie met betrekking tot de Geelsatinet aanwezig zou kunnen zijn bij mij als betrokkene. Twee A viertjes zei U, (?) een heel boek kan ik zonodig volpennen over de onvolprezen Geelsatinet ofschoon ik het voorlopig hierbij dan toch even wil laten. Ik hoop met deze kanttekeningen in extremis toch nog een kleine bijdrage te hebben geleverd met mijn zienswijze t.a.v. de kweek van de Geelsatinet aan de Technische Dag die inmiddels naar verluid een énorm succes bleek te zijn en zodoende wellicht in de toekomst met betrekking tot de vele overige te bespreken kleuren voor herhaling vatbaar is. Aan ons dynamisch bestuur van de vereniging V.v.N.K. te Geel om een evaluatie te maken daarvan en dit verder naar waarde voor de toekomst in te schatten en te beoordelen.
Indien U zich als aandachtig lezer van dit artikel inmiddels zou afvragen of m’n onderneming naar de Bondskampioenschappen te Apeldoorn iets zou hebben opgeleverd dan prijs ik me gelukkig daar volmondig met ja op te kunnen antwoorden. Het leven blijft als kleurkanarieliefhebber dan ook meer dan moeite waard geleefd te worden. Frans Begijn 9190 Stekene. feb.2004.