de flexibele stad - naar een duurzame stadsregio Wenen Oostenrijk
Brussel België
Kopenhagen Denemarken
Tübingen Duitsland
Antwerpen België
Utrecht Nederland
de flexibele stad - naar een duurzame stadsregio een internationale vergelijking tussen stadsregio’s
inspiratiedocument januari 2015
Inhoud 1
Voorwoord
Over de grenzen kijken
2
Inleiding
De flexibele stad - naar een duurzame stadsregio
3.1
Lokale flexibiliteit
Van nieuwbouw naar hergebruik
Wenen (AU): een nieuwe stad bovenop de oude
3.2
3.3
Kopenhagen (DK): van slachthuisterrein naar uitgaanscentrum
Gebruiks gerichte flexibiliteit
Van aanbod naar vraag
Wenen (AU): een vereniging voor geïntegreerde levensstijlen
Tübingen (D): organische stedenbouw
Tijd gerelateerde flexibiliteit
Van maakbaarheid naar onvoorspelbaarheid
Antwerpen (B): uitnodiging tot meer kwaliteit
4
Overzicht
5
Colofon
Brussel (B): toekomstbestendigheid op maat Instrumenten voor een duurzame stadsregio
Over de grenzen kijken voorwoord
In deze publicatie leest u over toevoegingen van woningen op bestaande gebouwen, creatieve oplossingen voor leegstaande panden en bijzondere vormen van samenleven. U leest over inspirerende manieren van ruimtegebruik in Wenen, Kopenhagen, Brussel, Antwerpen, en Tübingen. De voorbeelden uit Europa hebben Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl van temp.architecture geprojecteerd op projecten in Utrecht. Een mooie combinatie van twee van mijn portefeuilles, Wonen & Stedelijke Vernieuwing en Europa. Het is geen advies over hoe het moet. Het is bedoeld om u enthousiast maken om over de grenzen heen te kijken en zo met een andere bril naar de ontwikkelingen in onze eigen stedelijke regio te kijken. Waarom vinden we dit belangrijk? Stedelijke ontwikkeling krijgt steeds meer aandacht vanuit de landelijke en Europese politiek, vanwege voortgaande trek naar de stad en internationalisering. Daarnaast spelen stedelijke economieën een belangrijke rol in de welvaart. In Nederland is op meerdere plekken sprake van bevolkingskrimp, maar er zijn ook sterke groeiregio’s. Het gaat niet om individuele steden, maar om stedelijke regio’s. Provincie Utrecht is een voorbeeld van een sterke stedelijke groeiregio. Ondanks de trek naar de stedelijke regio is er een einde gekomen aan ongebreidelde stadsuitbreiding. Hierdoor komen stedelijke ontwikkelingen onder druk te staan. Vanuit onze provinciale betrokkenheid zien we als programma
Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling dat er een transitie plaats vindt in het stedelijke gebied: er ontstaat een breed pallet aan nieuwe manieren van ontwikkelen en samenwerking, op het proces, in de financiering, ruimtelijk en juridisch. Dit is in gang gezet omdat de gangbare manier van ontwikkelen stokte, maar ook omdat deze nieuwe vormen gebiedsontwikkeling leiden tot meer diversiteit en flexibiliteit. De schrijvers van deze publicatie tonen dat we daar als Nederland niet uniek in zijn, en dat we van elkaar kunnen leren. Wij hebben de afgelopen jaren veel positieve stedelijke ontwikkelingen gesignaleerd, aangejaagd en ondersteund. De komende jaren wordt het steeds belangrijker om gezamenlijk door te gaan op de weg die we zijn ingeslagen. Stedelijke ontwikkeling wordt daarbij steeds meer een samenspel tussen wonen, werken, recreatie en bereikbaarheid. Een trend die we op meerdere plekken in Europa waar nemen. Via samenwerking en kennisuitwisseling met andere regio’s kunnen we van elkaar (blijven) leren. Dit komt ook sterk terug in de Urban Agenda, waarmee Nederland zich tijdens het Nederlandse Europese voorzitterschap in 2016 inzet om te komen tot een verbeterde werkwijze op EUniveau (urban agenda for better regulation and innovation). Wij wensen u veel leesplezier en dagen u uit om met elkaar te blijven verbinden, versterken en vernieuwen. Ralph de Vries, gedeputeerde provincie Utrecht Portefeuille Wonen & Stedelijke Vernieuwing en Europa
stadsregio in provincie Utrecht - luchtfoto (bron: http://www.bing.com/maps/)
De flexibele stad naar een duurzame Europese stadsregio In 2007 woonden er voor het eerst meer mensen in de stad dan op het platteland. Wereldwijd verspreiden steden zich in rap tempo verder over het omliggende land. In hun streven naar duurzaamheid vangen Europese steden de groeiende vraag naar ruimte echter niet meer op met stadsuitbreidingen, maar vooral binnen hun stadsgrenzen. Dit “inbreiden” is complexer en vraagt daarom om een flexibeler instrumentarium dan stadsuitbreiding.
De flexibele stad naar een duurzame Europese stadsregio In 2007 woonden er voor het eerst wereldwijd meer mensen in de stad dan op het platteland. De komende eeuw zet deze verstedelijking door. “Megacities” zoals Shen Zen, Mumbai, Lagos en Sao Paulo verspreiden zich in rap tempo verder over het omliggende land. De groei van de Europese stad ziet er echter anders uit. Hoewel ook hier vaak een forse groei wordt voorspeld zien de meeste Europese steden af van nieuwe stadsuitbreidingen. Zij vangen de groeiende vraag naar ruimte op binnen hun stadsgrenzen. Verduurzaming Dit afzien van nieuwe stadsuitbreidingen is een bewuste keuze. Veel Europese steden zien in dat verdere stadsuitleg op gespannen voet staat met de wens duurzamer te worden. Een compacte stad immers kent minder verkeersbewegingen en een lagere CO2 uitstoot, waardoor het gemakkelijker is klimaatneutraal te worden. Zonder nieuwe stadsuitbreidingen kunnen gebieden rondom steden groen blijven. Door het verdichten van bestaand stedelijk weefsel worden kostbare voorzieningen zoals zwembaden en het openbaar vervoer intensiever benut. Het besluit de stadsgrenzen niet verder op te schuiven is, kortom, een belangrijke stap naar meer duurzaamheid.
Transformatie opgave De Europese stad vangt de groeiende vraag naar ruimte op door de transformatie van bestaand stedelijk weefsel. Dit betekent dat stadsdelen met een lagere dichtheid waar mogelijk worden verdicht en dat in onbruik geraakte gebieden een andere bestemming krijgen. Maar naast het huisvesten van nieuwkomers zorgt stadstransformatie er ook voor dat de stad toekomstbestendiger wordt. Veranderende behoeften van stadsgebruikers vragen immers voortdurend om aanpassingen. De toenemende vergrijzing, bijvoorbeeld, vraagt om andere woonmilieus. Oplopende kosten voor energie vragen om vastgoed dat energiezuiniger is. Zo draagt de transformatieopgave in belangrijke mate bij aan de verduurzaming van de Europese stad. Flexibel instrumentarium Na ruim een eeuw van grootschalige stadsuitleg is er in Europa vooral veel ervaring met het uitbreiden van de stad. Stadstransformatie is complexer dan stadsuitbreiding en vraagt daarom om een instrumentarium dat meer flexibiliteit biedt dan voorheen. Maar wat betekent dat, een flexibeler instrumentarium? Hoe kan meer flexibiliteit bijdragen aan de verduurzaming van de Europese stad?
Lokale flexibiliteit Stadstransformatie betekent dat locaties worden hergebruikt en aangepast. Anders dan bij stadsuitbreidingen op landbouwgronden buiten de stadsgrenzen, zijn omliggende bebouwing, eigendomsgrenzen en draagvlak bij transformatie telkens net anders. Hergebruik is nergens hetzelfde. Om succesvol te kunnen transformeren is daarom een instrumentarium nodig dat uniforme oplossingen vermijdt, maar op elke unieke plek het juiste maatwerk levert. De Europese stad is gemakkelijker te verduurzamen met een instrumentarium dat lokale flexibiliteit biedt. Gebruiksgerichte flexibiliteit De leefbaarheid in een stad neemt toe naarmate gebruikers meer invloed hebben op de inrichting van hun eigen leefomgeving. Toch is die invloed niet altijd vanzelfsprekend. Door het streven naar efficiency, uniforme regelgeving en institutionalisering van diensten kunnen individuele gebruikswensen danig worden beperkt of ondergesneeuwd. Voor een duurzame stad echter is voldoende vrijheid voor specifieke gebruikerswensen belangrijk. Bewoners die tevreden zijn, zullen immers in de stad blijven en in de stad blijven investeren. De Europese stad is dus beter te verduurzamen met een instrumentarium dat gebruiksgerichte
flexibiliteit biedt. Tijd gerelateerde flexibiliteit Niemand kan in de toekomst kijken. Politieke, technologische of demografische ontwikkelingen zijn lastig te voorspellen. Toch zijn deze ontwikkelingen van grote invloed op onze steden. Het is daarom verstandig om de belangrijke keuzes van nu zo te maken, dat er in de toekomst nog bijgestuurd kan worden. Wanneer er manoeuvreerruimte over blijft, kan op een later moment nog gereageerd worden op ontwikkelingen die we nu nog niet kennen. De Europese stad is gemakkelijker te verduurzamen met een instrumentarium dat tijd gerelateerde flexibiliteit biedt. Internationalisering Hoewel er verschillen zijn tussen Europese steden, zijn de uitdagingen waarvoor zij staan vergelijkbaar. Overal vraagt de verduurzamingopgave om een werkwijze die meer flexibiliteit biedt. Daarom hebben we in verschillende Europese landen gezocht naar goede voorbeelden van stadstransformatie. Hoe wordt bijvoorbeeld in Vlaanderen gewerkt aan verdichting? Hoe wordt in Wallonië industrieel erfgoed hergebruikt? Hoe versterken ze in Duitsland de bestuurlijke slagkracht? Hoe gaan ze in Denemarken om met ver-
duurzaming van bestaand stedelijk weefsel? En wat kunnen buitenlandse steden leren van Nederland? Deze studie heeft tot doel methodieken, principes en instrumenten uit buitenlandse voorbeelden te destilleren die mogelijkerwijze wat kunnen betekenen voor de Nederlandse situatie en de opgaven in de stadsregio Utrecht. De voorbeelden zijn - na een bondige analyse van het gebruikte instrumentarium - met een suggestieve illustratie telkens vertaald naar een situatie in de gemeente Utrecht en zijn ook elders in de provincie goed voorstelbaar. Hoewel deze illustraties geen formele status hebben, stellen ze toch vragen. Is het verduurzamen van de stad, zoals op de illustraties wordt gesuggereerd, een goed idee? Zo ja, wat zouden praktische belemmeringen kunnen zijn om tot realisatie over te gaan? Biedt het gepresenteerde instrumentarium uit de ons omringende landen oplossingen voor deze belemmeringen? Tom Bergevoet & Maarten van Tuijl temp.architecture
historische stad Utrecht (ca. 1900)
gemeente Utrecht (ca. 2000)
herontwikkelingslocaties gemeente Utrecht (2014 e.v.)
Lokale flexibiliteit Van nieuwbouw naar hergebruik Hergebruik van bestaand stedelijk weefsel is nergens hetzelfde. Om succesvol te kunnen transformeren is daarom een instrumentarium nodig dat op elke unieke plek het juiste maatwerk levert. De Europese stad is gemakkelijker te verduurzamen met een instrumentarium dat lokale flexibiliteit biedt. We laten hier twee voorbeelden zien van stadstransformatie: het verhogen van de bebouwingsdichtheid in Wenen door het toevoegen van dakopbouwen en het transformeren van een voormalig slachthuis in Kopenhagen.
Gürtel Dachausbau Wenen (AU)
lokale flexibiliteit
een nieuwe stad bovenop de oude Op de historische stad Wenen is een tweede stad gebouwd.
torische Europese steden onvoorstelbare hoeveelheid en rijkdom aan verschillende dak opbouwen.
In 1988 verschijnt in de Falkestrasse een opzienbarende dakopbouw naar ontwerp van Coop Himmelblau. Dit project opent de ogen van investeerders voor de mogelijkheden om in het gewilde centrum bouwvolume toe te voegen met mooi uitzicht, privacy en exclusiviteit. Om investeerders tegemoet te komen voert de stad Wenen vanaf 1996 een wijziging van de Wiener Bauordnung (bouwvoorschriften) door, die het optoppen mogelijk maakt. Met het aantreden van hoogbouwvoorstander Hans Hollein in 1998, als de nieuwe directeur bij de Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw (Fachbeirats für Stadtplanung und Stadtgestaltung), worden steeds excentrieker vormgegeven optoppingen positief beoordeeld. Zelfs trapeziumvormige doorsneden zijn toegestaan.
meer info: https://www.wien.gv.at/amtshelfer/bauen-wohnen/stadtentwicklung/baulicheanlagen/dachausbau.html
Zo levert het toevoegen van verdiepingen aan bestaand vastgoed - optoppen - sinds de jaren negentig van de vorige eeuw een substantiële en duurzame bijdrage aan de verdichtingsopgave van de stad. Bestaand voorzieningenaanbod en infrastructuur worden beter gebruikt, zonder verlies van open, groene ruimte. Het resultaat is een voor andere his-
WENEN demografie stad: demografie stadsregio: prognose: grootte:
1.800.000 1.800.000 20.000 groei per jaar (2 mln in 2045) 414 km2
uitdaging: Wenen is de snelst groeiende stad in het Duitse taalgebied. Veel nieuwkomers hebben een allochtone achtergrond (40% in 2012). Naast het duurzaam onderbrengen hiervan is het behoud van voldoende sociale cohesie een belangrijk aandachtpunt.
het dorp Borken en omgeving
procesmatig
juridisch
financieel
ruimtelijk
Opportuun handelen
Lokale vrijstelling
Upgraden
Optoppen
De oorspronkelijke aanleiding voor het optoppen van gebouwen is niet zozeer verdichting of duurzaamheid, maar vooral privé gewin van gebouweigenaren en ontwikkelaars. Optoppen is immers een winstgevende aangelegenheid. Begin jaren negentig pleiten investeerders bij de gemeente voor meer vrijheid. Ondanks het gehoor dat de gemeente geeft aan de roep tot het versoepelen van de regels, worden er toch veel dakopbouwen illegaal gerealiserd, zonder instemming van monumentenzorg. Gebouweigenaren en ontwikkelaars handelen hierbij opportuun. Vergunningen kunnen in Wenen ook naderhand verstrekt worden en het komt zelden of nooit tot een sloop bevel.
De stad Wenen moedigt het optoppen aan en benadrukt de relatie tussen het optoppen en haar streven naar verduurzaming en verdichting zonder verlies van groene ruimten. Met een lokale verordening heeft zij daarom het optoppen van gebouwen in de hele gemeente Wenen mogelijk gemaakt. Vanaf 2014 maakt de Weense Bouwverordening een dakopbouw tot twee verdiepingen zelfs mogelijk onder de noemer “lichte wijziging bestaand gebouw” en niet langer als “uitbreiding bestaand gebouw”, zolang het plan ten minste binnen een bepaalde hellinghoek van het dak blijft. Een vergunnning voor een “wijziging van een bestaand gebouw” is gemakkelijker te verkrijgen.
Het optoppen van bestaande gebouwen is een lucratieve manier van bouwvolume toevoegen aan de stad. Kostbare bouwvoorzieningen als een fundering, liftkoker of stoppenkast hoeven immers niet meer aangebracht te worden, die zijn er al. De verhouding tussen het bruto vloeroppervlak en het netto verhuurbaar oppervlak is bij een optopping bovendien gunstig. Lastiger te verhuren ruimten als een entreehal of trappenhuis bevinden zich in het bestaande gebouw. Meestal combineert een gebouweigenaar een optopping met het uitvoeren van groot onderhoud aan het pand. Zo komen de opbrengsten van de dakuitbreiding ten gunste van de verduurzaming van het geheel.
Na een aarzelend begin, eind jaren tachtig, met enkele bijzondere dakopbouwen, is het optoppen van bestaande, monumentale panden inmiddels onderdeel van de lokale bouwcultuur. De gevolgen zijn veelal positief: optoppen helpt bestaand vastgoed te verduurzamen, zorgt voor kapitaalkrachtige nieuwe bewoners in het centrum en heeft een heel nieuw architeconisch vocabulair aan de stad toegevoegd. Aanvankelijk waren veel dakopbouwen geconstrueerd uit staal. Recentelijk wordt meer gebruik gemaakt van lichtere houten constructies. Europese regelgeving stelt vanaf 2009 strengere constructieve eisen aan uitbreidingen van bestaande gebouwen.
leegstand en verval in het stadshart
de verdichtingsopgave in Utrecht
Utrecht kan nog héél wat hebben In de stadsregio Utrecht wordt een groeiende vraag naar ruimte voorspeld. De rode contouren rondom de stad, denkbeeldige “juridische” lijnen waarbuiten niet gebouwd mag worden, voorkomen verdere stadsuitbreiding. Net als andere Europese steden worstelt Utrecht daarom met de vraag waar de groeiende vraag naar ruimte onder te brengen. De wijze waarop in Wenen de stad wordt verdicht door optoppingen op bestaande, vaak monumentale panden - is op sommige plekken in Utrecht ook goed voorstelbaar. Met name op panden met platte daken aan bredere straten en openbare ruimten in de eerste ring rond de dichtbebouwde historische binnenstad, is dit voorstelbaar. Denk daarbij aan bijvoorbeeld de singels (Catharijnesingel) en doorgaande verkeersaders (Croeselaan). Ook aan de Maliebaan is het optoppen van bestaande panden goed denkbaar. Aan deze brede openbare ruimte staan relatief veel grotere panden met platte daken. Omdat de Maliebaan een breed profiel heeft zijn er geen problemen met daglichttoetreding.
Verschillende locaties nabij de Maliebaan.
Kødbyen Kopenhagen (DK)
lokale flexibiliteit
van slachthuisterrein naar uitgaanscentrum Aan de rand van het historische centrum van Kopenhagen ligt het slachthuisterrein Kodbyen. Het terrein bestaat uit een oudere Brown Meat City met donkere baksteen gebouwen en een nieuwere White Meat City, met witte functionalistische gebouwen uit 1931. Het complex is nog deels in gebruik door de vleesindustrie. Daarnaast hebben zich, net als in het Meatpacking district in New York en Smithfields in Londen, recentelijk tal van restaurants, cafés, galeries, creatieve bedrijven en nachtclubs in leeg gekomen gebouwen op het terrein gevestigd. Daarmee is Kodbyen de hipste buurt in Kopenhagen. De instroom van deze nieuwe functies is het resultaat van een bewuste keuze van de gemeente, die de eigenaar is van het terrein. Wanneer eind 20e eeuw de meeste vleesbedrijven wegtrekken en de buurt, met onder anderen een tippelzone, grimmiger wordt, besluit de gemeente in 2005 om in het gebied een creatieve, 24 uurs economie te stimuleren en functies, zoals bars, restaurants en clubs toe te laten. Kleine creatieve bedrijven mogen voor een laag bedrag leeg vastgoed huren. In 2007 bestempelt de Deense Monumentenzorg het complex tot nationaal cultureel erfgoed en wordt een masterplan goedgekeurd dat het mengen van functies mogelijk maakt.
Het gebied kent een surrealistische mix van uitgaanspubliek, kunstenaars en slagers die, goed zichtbaar door grote ramen, ook ‘s avonds aan het werk zijn. Het voormalige rangeerterrein tussen de gebouwen fungeert als groot open plein, waar ook markten worden gehouden. meer info: http://www.koedbyen.kk.dk/english/the-white-meat-cityof-copenhagen/
KOPENHAGEN demografie stad: demografie stadsregio: prognose: grootte:
500.000 inwoners 1.200.000 (Oeresund regio) groei tot 2020 10% 86 km2
uitdaging: Kopenhagen vangt de groeiende bevolking op met de transformatie van verlaten industrie- en haventerreinen. Daarnaast heeft de stad zich tot doel gesteld in 2025 de eerste klimaatneutrale stad ter wereld te zijn.
het dorp Borken en omgeving
procesmatig
juridisch
financieel
ruimtelijk
Storytelling
Programmatisch vrijgeven
Oplopende huuropbrengsten
Functiemenging
Hoewel het oude slachthuisterrein inmiddels een keur aan nieuwe functies heeft gekregen, is het verleden van de vleesindustrie er nog aanwezig. Monumentenzorg heeft vastgelegd dat in en aan de gebouwen niks mag worden gewijzigd. Zelfs de standaard witte tegels in het interieur moeten behouden en zichtbaar blijven. Hoewel dit voor sommige nieuwe functies een beperking is, houdt het gebied zo wel een sterke, eenduidige uitstraling waarmee duidelijk wordt: dit gebied heeft een bijzonder verleden. Deze manier van placemaking, waarbij karakteristieke elementen heel letterlijk verwijzen naar het verleden en uitnodigen tot het doorvertellen van het verhaal van de plek, wordt ook wel storytelling genoemd.
Het slachthuisterrein, dat decennialang aan de rand van de stad lag, is altijd ommuurd geweest. Zo kon de bedrijvigheid hier ongestoord haar gang gaan. Stadbewoners die niet direct in de vleesindustrie werkzaam waren, kenden het gebied alleen van de buitenkant. Dit verleden geeft het terrein nu een bepaalde gebruiksvrijheid. Hier kan 24 uur per etmaal levendigheid en rumoer zijn zonder dat iemand er last van heeft. Pas buiten de ommuurde randen van het terrein beginnen geluidgevoelige functies als bewoning. Het toestaan van programma’s die gemakkelijk tot overlast leiden, kan andere stadsdelen hiervan ontlasten.
Om de herontwikkeling van het terrein op gang te brengen laat de gemeente creatieve bedrijven aanvankelijk toe tegen lage huren. Momenteel zijn de kosten om het monumentale complex te onderhouden echter hoog, waardoor de gemeente onlangs de huren heeft verhoogd. De oorspronkelijke vleesbedrijven kunnen dit niet opbrengen en verdwijnen langzaam. Er zijn nu nog slechts 8 van de oorspronkelijk 50 vleesbedrijven over. Ook voor de kleine creatieve bedrijven wordt het zo steeds moeilijker. Op termijn denkt de gemeente eraan het complex te verkopen, hetgeen vrijwel zeker opnieuw zal leiden tot hogere, commerciële huurprijzen.
Het gemeentelijk masterplan maakt functiemenging mogelijk, waarbij de oorspronkelijke functies uit de vleesindustrie behouden kunnen blijven. Dit zorgt voor een soms surrealistische mix van uitgaanspubliek, kunstenaars en slagers die, goed zichtbaar door grote ramen, ook ‘s avonds aan het werk zijn. Deze mix maakt het gebied zo aantrekkelijk voor vooral jongere stadsbewoners. Het is op dit moment nog onduidelijk of de Deense Monumentenzorg zal instemmen met nieuwe bouwvolumes op dan wel naast de bestaande gebouwen, hetgeen een logische vervolgstap zou zijn gezien het feit dat de plek in korte tijd erg populair is geworden.
de transformatieopgave in Utrecht
Zóveel moois: als je het maar wilt zien... Buiten de historische binnenstad van Utrecht zijn recentelijk veel karakteristieke panden met een industrieel of bedrijfsmatig verleden leeg komen te staan, in afwachting van grootschalige gebiedstransformatie. Sommige (her)ontwikkelaars menen dat deze panden een efficiente herontwikkeling in de weg staan en breken ze daarom liever af. Toch kan behoud en hergebruik van deze panden wel degelijk bijdragen aan het succes van een herontwikkeling door deze te voorzien van het broodnodige karakter, dat bij nieuwbouw vaak ontbreekt. Denk aan grootschalige herontwikkellocaties zoals Rotsoord, de Cartesiusdriehoek, de tweede Daalse Dijk en de Merwedekanaalzone. De Merwedekanaalzone is een van de meest veelbelovende binnenstedelijke locaties voor woningbouw. Gezien de voorinvesteringen die hier gedaan moeten worden om woningbouw mogelijk te maken bestaat het gevaar dat alles gesloopt wordt om tot een efficiente herontwikkeling te komen. Toch is het ook hier interessant om gebouwen eerst te beoordelen op mogelijkheden voor herbruik, zoals dit gebouw aan de kanaalweg, oorspronkelijk bedoeld voor opslag en expeditie.
De Kanaalweg in de Merwedekanaalzone.
Gebruiksgerichte flexibiliteit Van aanbod naar vraag Een duurzame stad is een leefbare stad. Leefbaarheid neemt toe naarmate gebruikers meer invloed hebben. Gebruikersinvloed is echter, door bijvoorbeeld uniforme regelgeving en institutionalisering van diensten, niet vanzelfsprekend. De Europese stad is beter te verduurzamen met een instrumentarium dat gebruiksgerichte flexibiliteit biedt. We tonen twee voorbeelden van gebruiksgerichte herontwikkeling: de collectieve ontwikkeling van een complex voor alternatieve woonvormen in Wenen en de organische herontwikkeling van een kazerneterrein in Tübingen.
Sargfabrik Wenen (AU)
gebruiksgerichte flexibiliteit
Een vereniging voor geïntegreerde levensstijlen Uit onvrede met de focus van de woningmarkt op louter traditionele gezinswoningen richt een groep Weense idealisten in 1986 de Verein für Integrative Lebensgestaltung (Vereniging voor Geïntegreerde Levensstijlen) op. Doel van deze vereniging is de realisatie van een woongemeenschap waarin mensen met verschillende levensstijlen en culturele achtergronden naast elkaar kunnen leven. Na tien jaar van voorbereidingen wordt in 1996 de “Sargfabrik” opgeleverd op het terrein van een oude doodskistenfabriek, midden in Wenen. Het is dan het grootste in eigen beheer ontwikkelde woningbouwproject van Oostenrijk. Het complex is voor velen een inspirerende referentie voor innovatieve vormen van wonen en collectief ontwikkelen. Op het voormalige fabrieksterrein is een rijke, fijnmazige mix gerealiseerd van wooneenheden en collectieve voorzieningen. Onder de ruim 100 wooneenheden zijn woningen voor gehandicapten en tijdelijk verhuurbare wooneenheden. Er is een evenementenzone, geschikt voor concerten, dansen, toneelstukken, lezingen, theater en festivals voor kinderen. Verder is er een Finse sauna, een zwembad, een kleuterschool, een restaurant, een pub, een bibliotheek, daktuinen, een collectieve keuken, kantooreenheden etc. De
collectieve voorzieningen zijn ook toegankelijk voor buurtbewoners van buiten het complex. Door de bijzondere opzet is de Sargfabrik meer dan een woningbouwproject: het is een way-of-life. meer info: http://www.sargfabrik.at/
WENEN demografie stad: demografie stadsregio: prognose: grootte:
1.800.000 1.800.000 20.000 groei per jaar (2 mln in 2045) 414 km2
uitdaging: Wenen is de snelst groeiende stad in het Duitse taalgebied. Veel nieuwkomers hebben een allochtone achtergrond (40% in 2012). Naast het duurzaam onderbrengen hiervan is het behoud van voldoende sociale cohesie een belangrijk aandachtpunt.
procesmatig
juridisch
financieel
ruimtelijk
Pionieren
Anders bestemmen
Colleborative consumption
Vormgeven collectief
De lange voorbereidingstijd van 10 jaar bevestigt het vermoeden van de initiatiefnemers dat de woningbouwmarkt in Oostenrijk nog erg traditioneel georganiseerd is. Bij ontwikkelende partijen bestaat weinig bereidheid om af te wijken van de standaard en mee te gaan in specifieke wensen van gebruikers. De initiators moeten veel overtuigingskracht inzetten en weerstand overwinnen om realisatie voor elkaar te krijgen. Nu het project daadwerkelijk gerealiseerd is, draagt het bij aan de diversificatie van het woningaanbod en daarmee aan mentaliteitsverandering, één van de doelen bij oprichting van de Vereniging.
Het gewenste woonprogramma is binnen het juridisch kader van de stad niet zomaar mogelijk. Om de gewenste fijnmazige programmatische mix van openbare en private ruimten binnen het gestelde budget te kunnen realiseren heeft het complex daarom de bestemming Wohnheim (dormitory) gekregen. Daarmee ontstaat de juridische basis om bijvoorbeeld kleine, koppelbare wooncellen met gedeeld sanitair te realiseren, af te wijken van de parkeernorm en functies toe te voegen als een zwembad en een school. De bijzondere bestemming maakt het bovendien mogelijk een beroep te doen op speciale fondsen van de gemeente Wenen.
De Verein für Integrative Lebensgestaltung (VIL) is grondeigenaar, ontwikkelaar, exploitant en eigenaar van het condominium. Dit betekent in feite dat het bezit van het gehele complex in handen is van de leden. Om voor bewoning in aanmerking te komen nemen zij een aandeel in het vast kapitaal van de vereniging, dat terug komt wanneer het gebruik van het appartement stopt. Bijzondere functies als het zwembad, de gemeenschappelijke keuken en de dakterrassen zijn dus in gemeenschappelijk bezit en worden door bewoners onderling met elkaar gedeeld. Het collectieve gebruik van voorzieningen heet ook wel Collaborative Consumption.
De Sargfabrik is nadrukkelijk vormgegeven als collectieve woongemeenschap, als een dorp in de stad. De oranje gevels zorgen voor een heldere afbakening van deze gemeenschap. De routes door het complex zijn openbaar, de stad is welkom. Ook op gallerijen zijn ontmoetingsplekken. Er is een gemeenschappelijke keuken en de koppelbare woonunits dragen bij aan de collectiviteit. Daarnaast houden restanten van de oude Sargfabrik het bijzondere verleden van de plek in leven. Dat het gelukt is hier een hechte gemeenschap te laten ontstaan blijkt uit het feit dat er bijzonder weinig verloop is en in sommige wooneenheden zelfs een tweede generatie bewoners is neergestreken.
collectief wonen in Utrecht
Collectief werken aan betere voorzieningen Al neigen grotere ontwikkelaars nog steeds naar een wat standaard aanbod van nieuwbouwwoningen, ook in Utrecht nemen alternatieve woonvormen toe. Met de komst van de CPO’s (Collectieven voor Particulier Opdrachtgeverschap) neemt de variatie in het aanbod aan woningen toe. Het voorbeeld van de Weense Vereniging voor Geïntegreerde Levensstijlen laat zien dat dergelijke Collectieven niet alleen ten goede komen aan de diversificatie van het woningaanbod, maar ook kunnen bijdragen aan een gevarieerder en fijnmaziger aanbod aan voorzieningen. Aan de overzijde van de Tweede Daalse Dijk ligt een gebied dat wordt herontwikkeld. Met een Collectieve Partikuliere (CPO) ontwikkeling kan hier gewerkt worden aan diversificatie van het binnenstedelijke woningaanbod. Hoewel CPO inmiddels in Utrecht plaatsvindt, zijn partikuliere initiatieven tot collectieve voorzieningen nog schaars. Wanneer ontwikkelgroepen besluiten om in hun ontwikkeling ook voorzieningen mee te nemen voor de buurt, draagt dit bij aan de sociale cohesie.
De Tweede Daalse Dijk en omgeving.
Südstadt Tübingen (D)
gebruiksgerichte flexibiliteit
organische stedenbouw Begin jaren negentig kampt het Zuid-Duitse Tübingen met een tekort aan betaalbare woningen. Na het vertrek van het Franse leger komt er in 1991, na de val van de muur, een groot terrein midden in de stad vrij, waarop een reeks kazernes staan. Het gebied wordt door de Fransen teruggeven aan de Duitse staat, die het voor een relatief gering bedrag doorverkoopt aan de gemeente Tübingen. De gemeente geeft een woonbestemming aan het terrein. De oude kazernes en stallen worden verbouwd, op de open binnen terreinen wordt nieuwbouw toegevoegd. De plannen voor de nieuwe wijken Französsisches Viertel en Lorettoareaal krijgen een extreem hoge dichtheid in vergelijking met andere delen van de stad. Hierdoor wordt het bebouwen van de groene bosrijke omgeving voorkomen. Bij de ontwikkeling van het gebied staat kleinschaligheid voorop. Ook functiemenging is een belangrijk doel. In de onderste lagen van de gebouwen komen kleinschalige bedrijven, kantoren, buurtwinkels, horeca en buurtvoorzieningen. Deze doordachte mix leidt op elk uur van de dag tot levendigheid. In totaal worden zo 6500 nieuwe woningen en 2000 nieuwe arbeidsplaatsen aan de stad toegevoegd. Na voltooiing van het gebied wordt het snel ontdekt door andere
gemeenten in Noord-West Eruopa die denken over een alternatieve, meer gebruiksgerichte vorm van gebiedsontwikkeling. meer info: http://www.werkstatt-stadt.de/en/projects/74/
TÜBINGEN (D) demografie stad: demografie stadsregio: prognose: grootte:
51 000 84,496 100.000 inwoners in 2020 110 km2
uitdaging: Tübingen wil het omliggende Zuid Duitse landschap beschermen door hergebruik en verdichting. In bestaand stedelijk weefsel worden op verschillende plekken nieuwe bouwkavels toegestaan.
foto: Manfred Grohe het dorp Borken en omgeving
procesmatig
juridisch
financieel
Co-creatie
Globaal Bestemmingsplan
Local economy
De gemeente pakt de herontwikkeling van het terrein en de kazernes op in co-creatie met bouwgroepen. Een toekomstige bewoner, architect of procesbegeleider kan samen met anderen het initiatief nemen zo’n bouwgroep op te richten. Om een perceel te reserveren wordt een bouwgroep geacht een plan van aanpak op te stellen. Vervolgens wordt voor het perceel, in co-creatie met elkaar en met de gemeente, het programma van eisen vastgesteld. Omdat leden van de groepen zelf rollen op zich nemen in het ontwikkeltraject, sluiten de gebouwen beter aan op de wensen van de gebruikers en worden bovendien flinke kostenbesparingen bereikt.
Om te komen tot een gevarieerd stuk stad stelt de gemeente een globaal bestemmingsplan op, dat gemengde functies en sterk verschillende kavelgroottes in het gehele gebied toestaat. Het bestemmingsplan voorziet in een flexibele structuur, waarbij de nadruk ligt op de versterking van de openbare ruimte en de integratie van bestaande gebouwen. Voor nieuwe gebouwen worden een aantal randvooraarden gesteld. Op de begane grond zijn commerciële functies bijvoorbeeld verplicht. De bouwgroepen mogen hier zelf een verdere invulling aangeven. De uiteindelijke toewijzing en indeling van de percelen gebeurden in overleg met de bouwgroepen.
Om te voorkomen dat er overdag een spookstad onstaat, is bij de ontwikkeling heel bewust ingezet op het stimuleren van lokale bedrijvigheid. Zo levert de ontwikkeling naast de 6000 woningen ook 2000 banen in het gebied op. Het gaat hierbij om kleinschalige werkplaatsen, kantoren, winkels, horeca en andere voorzieningen, ondergebracht op de eerste twee lagen van de gebouwen, direct aan de openbare ruimte. Bijkomend voordeel hiervan is dat geld in de gemeenschap blijft, bewoners nabij hun woning kunnen werken en het gemakkeijk is een lokaal netwerk op te bouwen en in stand de houden.
IK
ruimtelijk
Toe-eigenen
Het zijn vooral de particuliere bouwgroepen die het succes van de wijk bepalen door op hun eigen wijze invulling te geven aan de plannen. De vrijheid de gebouwen op eigen wijze te programmeren en vorm te geven, zorgt er voor dat de bewoners zich de projecten volledig hebben toegeëigend. Opvallend is ook de mooie materialisering en uitwerking van de gebouwen. Geen gebouw lijkt op het aangrenzende. Omdat zij zelf mochten bepalen, is de verantwoordelijkheid voor het wel en wee in de wijk onder bewoners sinds de oplevering groot.
leegstand en verval in het stadshart
collectief ontwikkelen in Utrecht
Samen kun je écht meer bereiken Omdat gebiedstransformatie een ingewikkelde en kostbare aangelegenheid is, eisen professionals soms een dominante en bepalende rol op. Ook in Utrecht dreigt dit, zoals bijvoorbeeld op het Westplein. Op deze door verkeersstromen beheerste open ruimte is onder lastige voorwaarden woningbouw gepland. Het voorbeeld Tübingen laat zien dat óók bij ingewikkelde herontwikkelingslocaties bewoners een bepalende rol kunnen hebben. De herontwikkeling in deze Duitse stad kent een hoge dichtheid (200 woningen / ha). Wel is het belangrijk dat gemeente vooraf heldere eisen stelt en er een goede procesbegeleiding is. Het Westplein is, tussen de kop van Lombok en het Jaarbeursplein, een centraal gelegen woningbouwlocatie. Gezien de investeringen die hier gedaan moeten worden om woningbouw mogelijk te maken de infrastructuur moet er immers voor worden aangepast - bestaat het gevaar dat ontwikkeling door een beperkt aantal professionals wordt vormgegeven en daarmee op zichzelf blijft staan. Met een passende inrichting van het proces, zou het ook hier mogelijk moeten zijn om samen met bewoners de ontwikkeling vorm te geven, en te voldoen aan alle voorwaarden. Zo kan het gebied aansluiting vinden op de kleinschalige mix van wonen en werken verderop, in Lombok.
Het Westplein
Tijd gerelateerde flexibiliteit Van maakbaarheid naar onvoorspelbaarheid Niemand kan in de toekomst kijken. Daarom is het niet altijd verstandig nu al beslissingen te nemen met verstrekkende gevolgen voor de toekomst. Beter is het die keuzes zo te maken, dat er straks nog manoeuvreerruimte over blijft. Daarom is de Europese stad gemakkelijker te verduurzamen met een instrumentarium dat tijd gerelateerde flexibiliteit biedt. We analyseerden twee voorbeelden van ruimtelijke ingrepen die, zonder vooraf alles vast te leggen, al wel een toekomstperspectief bieden: het rollend fonds in Antwerpen en het duurzaam wijkcontract in Brussel.
AG VESPA Antwerpen (B)
tijd gerelateerde flexibiliteit
uitnodiging tot meer kwaliteit AG VESPA is het autonoom gemeentebedrijf voor vastgoedbeheer en stadprojecten van de stad Antwerpen. Het werd in 2003 opgericht als een bedrijf dat de gebouwen van de stad moest beheren en vooral verkopen. Ondertussen is AG VESPA uitgegroeid tot een volwaardige vastgoeddochter: als publiek bedrijf van de stad Antwerpen bouwt het vanuit een bedrijfseconomische invalshoek mee aan een leefbare stad, binnen de strategie die de stad uitbouwt in het kader van stadsontwikkeling. AG VESPA werkt als expert en ondernemer aan kwaliteitsvolle en duurzame vastgoed-, bouw- en stadsprojecten. Het grond en pandenbeleid heeft zich de afgelopen jaren geconcentreerd op de 19de eeuwse woonwijken die te kampen hebben met verloedering en leegstand en waar de private sector te weinig investeringsbereidheid toont. AG VESPA koopt er leegstaande en verwaarloosde panden of restpercelen aan. De panden worden volledig gerenoveerd of gesloopt en ingevuld met nieuwbouwwoningen. Daarna verkoopt AG VESPA de nieuwe woningen voor marktconforme prijzen aan particulieren, bij voorkeur gezinnen met kinderen. De verkoopopbrengsten komen terecht in een ‘rollend fonds’, waarmee opnieuw geïnvesteerd wordt in het grond- en pandenbeleid.
Tot nu toe werden binnen het grond- en pandenbeleid 272 wooneenheden opgeleverd, op 85 verschillende locaties. Tegelijkertijd zijn nog eens 28 projecten lopende, goed voor 147 bijkomende woningen. meer info: http://www.agvespa.be
ANTWERPEN demografie stad: demografie stadsregio: prognose: grootte:
510.000 +20% tot 2030 204 km2
uitdaging: Antwerpen verwacht de komende jaren een explosieve bevolkingsgroei.. De stad probeert nieuwkomers zoveel mogelijk op te vangen in bestaand stedelijk weefsel en ziet de bevolkingstoename als potentie om te vernieuwen.
het dorp Borken en omgeving
procesmatig
juridisch
financieel
ruimtelijk
Place making
Autonoom gemeentebedrijf
Rollend fonds
Verleiden
Het grond- en pandenbeleid heeft tot doel zichtbaar in te grijpen in woonwijken waar men te kampen heeft met verloedering en leegstand. Het opkopen van krotten moet leiden tot het geven van een positieve impuls aan een wijk. Bouwprojecten fungeren als voorloper en kwaliteitszetter. AG VESPA speelt daarmee een strategische rol bij nieuwe stadsprojecten. Door strategische grondposities in te nemen en daar nadrukkelijk in te zetten op kwaliteit, sterke architectuur en duurzaamheid in zijn vastgoedprojecten is AG VESPA voor het stadsbestuur een belangrijke schakel inzake het op gang brengen van stadsontwikkelingen en daarmee ook private partijen te inspireren.
AG VESPA beheert een vastgoedportefeuille die de stad zowel financieel als maatschappelijk ten goede komt. Door haar onafhankelijke positie lukt het uiteindelijk beter de stad te dienen. Met verhuur, verkoop en onderhoud van panden worden opbrengsten gegenereerd die de stad inzet om haar beleid te realiseren en die AG VESPA aanwendt om haar eigen werking te dragen. AG VESPA is als actieve onderneming een zelfstandige rechtspersoon. Dit verhoogt haar handelingssnelheid en helpt bijvoorbeeld bij het verwerven van Europese subsidies. Vespa begeleidt stadsprojecten waar ze een grondpositie heeft en die steunen op publiek-private samenwerking of een commercieel rendement beogen.
AG VESPA kan voor de uitvoering van het gronden pandenbeleid rekenen op budgetten vanuit het Vlaamse stedenfonds en het Federaal grootstedenbeleid. De nieuwe of gerenoveerde wooneenheden worden verkocht voor marktconforme prijzen. De gerealiseerde opbrengsten worden in een rollend fonds gestopt en daarmee integraal gereserveerd voor nieuwe projecten. Op die manier krijgt het verhaal een duurzaam karakter.
AG VESPA besteedt veel aandacht aan de selectie van de architecten. De geselecteerde, veelal jonge en talentvolle architecten ontwerpen kwaliteitsvolle woningen waar licht, lucht en ruimte centraal staan. Architectuur wordt bewust als middel ingezet om andere actoren te verleiden mee te werken aan een grotere ontwikkeling of verbetering. Zo hebben relatief kleine ingrepen een positieve, katalyserende impact. De architectonische kwaliteit verfraait het algemene straatbeeld van de woonwijken, hetgeen nieuwe bewoners aantrekt en verleidt tot private investeringen. Bewust wordt bij projecten vaak voor hoekpanden gekozen, aangezien deze meer impact op het straatbeeld hebben.
leegstand en verval in het stadshart
rollend fonds in Utrecht
Overheid kan de toon zetten In de Utrechtse Merwedekanaalzone komt herontwikkeling tot woningbouw maar moeizaam op gang. Complexe milieu-eisen in combinatie met een verdeeld eigendom liggen hieraan ten grondslag. Om straks tot een continu kwaliteitsniveau in het hele gebied te komen zou een gemeenschappelijk masterplan wenselijk zijn. Maar gezien verschillende stakeholders, ambities en schakelsnelheden is het de vraag hoe effectief zo’n masterplan kan zijn. Een continue kwaliteit lijkt daarom moeilijk vooraf te waarborgen. De Antwerpse aanpak met een Rollend Fonds, waarmee met relatief kleine ingrepen en investeringen op beeldbepalende plekken, een kwaliteitsniveau wordt gezet voor grotere herontwikkelingen, zou hier ook kunnen werken. Aan de kop van de Merwedekanaalzone ligt de Balijebrug, vanwaar de zone goed zichtbaar is. Direct naast deze brug heeft de gemeente bouwgrond en vastgoed in bezit. Door hier als eerste het initiatief te nemen tot herontwikkeling, kan de gemeente de toon zetten voor het kwaliteitsniveau van de herontwikkeling op aanpalende kavels, al heeft zij hier geen bezit. Deze ontwikkeling zou geinitieerd kunen worden door de Ontwikkel Maatschappij Utrecht (OMU), opgericht door de provincie Utrecht.
De kop van de Merwedekanaalzone, bij de Balijebrug.
Duurzaam wijkcontract
tijd gerelateerde flexibiliteit
Brussel (B)
toekomstbestendigheid op maat In delen van Brussel is de leefbaarheid de afgelopen decennia sterk achteruit gegaan. Het wegtrekken van kapitaalkrachtige bewoners, begonnen in de 19e eeuw, gevolgd door het verplaatsen van steeds meer bedrijvigheid naar buiten de stadsgrenzen, heeft de investeringskracht in de stad uitgehold. De komst van monofunctionele kantorenwijken om de groei van de Europese Unie te faciliteren, heeft ertoe geleid dat in de centraal gelegen delen van de stad alleen de kansarmen achterblijven. Wanneer het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 1989 autonoom wordt, ontstaat de kans om een nieuwe agenda vast te leggen. De leefbaarheid in bestaande stadswijken wordt een belangrijk speerpunt. Daarbij ligt de focus op drie zaken: het verbeteren van de kwaliteit van woningen, het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en het versterken van sociale netwerken. Dit leidt vanaf 1993 tot een geïntegreerd programma dat niet sectoraal is, maar waarin telkens een stadswijk met al haar facetten centraal staat. Daarom wordt dit programma het “wijkcontract” genoemd. Overheden gaan nadrukkelijk samen met de bewoners op zoek naar verbeteringen voor specifieke problemen in de wijk. Zo worden tot 2009 56 programma’s gedraaid. Sinds 2010 kent het wijkcontract een
sterk duurzame dimensie, onder de naam duurzaam wijkcontract. meer info: http://www.wijken.irisnet.be/nl/publicaties
BRUSSEL demografie Hoofdstedelijk Gewest: demografie stadsregio: prognose: grootte:
ca. 1.175.000 ca. 2.000.000 ca. +20% tot 2030 32,61 m2
uitdaging: Brussel verwacht een grote demografische groei. De stadsregio kan nauwelijks uitbreiden, omdat zowel de gemeentegrenzen als de grenzen van het Gewest zijn bereikt. Om voldoende ruimte voor ontspanning te houden is transformatie en verdichting noodzakelijk. Daarnaast kampt de stadsregio met verouderde stadswijken, waar de leefbaarheid onder druk staat.
foto: Brison het dorp Borken enSerge omgeving
procesmatig
juridisch
financieel
ruimtelijk
Lokaal herijken
Duurzaam wijkcontract
Maatschappelijk investeren
Verduurzamen
Volgens de campagne van het Hoofdstedelijk Gewest is het Duurzaam Wijkcontract “een oefening in democratie”. Vertegenwoordigers van overheden maken samen met de inwoners eerst een gedetailleerde diagnose van de wijk. Dit gebeurt onder anderen met zogenaamde ‘diagnosewandelingen’, waarbij ambtenaren en bestuurders samen met bewoners en ondernemers door de wijk lopen en tot een specifiek plan van aanpak komen. Gedurende de uitvoering van dit plan zijn er op gezette tijden terugkoppelmomenten waarbij bewoners kunnen reflecteren op de uitgevoerde plannen en zo het proces kunnen bijsturen.
Het Duurzaam Wijkcontract wordt afgesloten tussen het Gewest, de gemeente en de inwoners van een Brusselse wijk en legt het budget, de planning en het programma vast. De bewoners worden vertegenwoordigd door een democratisch gekozen wijkcommissie, die een belangrijke schakel is tussen grote overheidspartijen en sociale netwerken in de wijk. De wijkcommissie bestaat onder anderen uit minstens acht bewoners die zo goed mogelijk de bevolkingssamenstelling van de wijk vertegenwoordigen en op basis van kandidaatstelling door bewoners worden aangesteld. Na afloop van het programma moet er een netwerk zijn opgebouwd dat de ingeslagen koers eigenhandig door te zetten.
Vanuit de overtuiging dat nú investeren in leefbaarheid, hogere kosten op langere termijn beperkt, hebben diverse overheden geld vrijgemaakt voor de uitvoering van de wijkcontracten. Tot 2015 worden met ongeveer 44 miljoen euro elk jaar een reeks van vier programma’s ondersteund, vanaf 2015 worden deze aantallen en budgetten gehalveerd. Het geld is afkomstig van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de desbetreffende gemeenten, die voor minstens 5% aan de projectbegroting bijdragen. De Belgische Federale overheid vult dit budget aan en waar mogelijk wordt het verder aangevuld door kapitaalkrachtige lokale actoren als commerciële partijen (multinationals) of vastgoedeigenaren.
De wijkcontracten vormen een staalkaart van mogelijkheden voor verduurzaming van bestaande stadswijken. Natuurlijk is er aandacht voor het verbeteren van de energieprestaties van het bestaande vastgoed. Daarnaast wordt de bestaande woningvoorraad aangepast zodat het aanbod gevarieerder en de aanpasbaarheid in de toekomst groter worden. De openbare ruimte wordt klimaatbestendiger door verbetering van het afvalwaterbeheer en het verhogen van de biodiversiteit. Parken en pleinen worden zo heringericht dat deze beter bijdragen aan sociale cohesie. Op goed zichtbare plekken worden voorbeeldprojecten gerealiseerd, bedoeld voor navolging nadat het programma is afgelopen.
leegstand en verval in het stadshart
duurzaam wijkcontract in Utrecht
De bewoners weten het zelf écht beter In de Utrechtse wijk Ondiep woont een hechte gemeenschap die graag haar eigen boontjes dopt en het gezag wantrouwt. Na de rellen van 2007 heeft de gemeente veel tijd en geld gestopt in herstructurering van deze wijk. Toch stuitten deze investeringen op weerstand van bewoners. Ze zijn het niet eens met de plannen voor bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw. Samenwerking tussen bewoners, de gemeente en andere betrokkenen als de woningcorporatie volgens het Brussels wijkcontract zou een oplossing kunnen bieden. Het wijkcontract laat bewoners en belanghebbenden op gelijkwaardige manier samen bepalen hoe de wijk zich moet ontwikkelen. Om hun wensen gerealiseerd te krijgen zullen bewoners zich moeten verdiepen in de overwegingen van andere partijen, zoals de gemeente en andersom. Dit vergroot het draagvlak voor de gezamenlijk gekozen oplossingen. Ondiep kent weinig openbare ruimte, die bovendien stenig is en vooral voor auto parkeren wordt gebruikt. Het is goed voorstelbaar dat bewoners in het kader van het wijkcontract aangeven dat zij een betere inrichting van de openbare ruimte wensen. Het incidenteel afsluiten van straatdoorgangen (cul-de-sac), zoals in dit voorbeeld de Elsstraat ter plaatse van een basisschool, kan de openbare ruimte sterk verbeteren.
De Elsstraat in Ondiep.
LOKALE VRIJSTELLING
PROGRAMMATISCH VRIJGEVEN
ANDERS BESTEMMEN
GLOBAAL BESTEMMINGSPLAN
GEMEENTELIJK MARKTBEDRIJF
DUURZAAM WIJKCONTRACT
IK OPTOPPEN
FUNCTIE MENGING
VORMGEVEN COLLECTIEF
TOE-EIGENEN
VERLEIDEN
VERDUURZAMEN
UPGRADEN
OPLOPENDE HUUROPBRENGSTEN
COLLEBORATIVE CONSUMPTION
LOCAL ECONOMY
ROLLEND FONDS
MAATSCHAPPELIJK INVESTEREN
OPPORTUUN HANDELEN
STORYTELLING
PIONIEREN
CO-CREATIE
PLACE MAKING
LOKAAL HERIJKEN
de flexibele stad
naar een duurzame Utrechtse stadsregio
Verschillende locaties nabij de Maliebaan
Kanaalweg in de Merwedekanaalzone
Tweede Daalse Dijk en omgeving
Westplein
Kop van de Merwedekanaalzone
Elsstraat in Ondiep
Colofon Deze publicatie is gemaakt door temp.architecture. De inhoud ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de auteurs.
onderzoek, teksten, visualisaties, grafisch ontwerp:
temp.architecture.urbanism
De publicatie is gemaakt in samenwerking met de provincie Utrecht. Het verrichte onderzoek zal deel uitmaken van de publicatie ‘The flexible city, sustainable solutions for Europe in transition’, die in het najaar van 2015 zal verschijnen. Met dank aan: Stephanie van Schaik, Aart Reurink, Marleen Mesman (provincie Utrecht), Wim Beelen (gemeente Utrecht), Wietze Hagenaar (SenH Vastgoed beleggingen), Valerie Van de Velde, Isabelle Verhaert (gemeente Antwerpen), Sven Debruycker (Stadsgewest Brussel), Jørgen Abildgaard (gemeente Kopenhagen), Bettina Lamm (universiteit van Kopenhagen), Amaia Oiarbide, Pim Terhorst (temp.architecture). Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties konden worden achterhaald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met temp.architecture.
temp.architecture.urbanism Baarsjesweg 224 1058 AA Amsterdam +31 6 2895 1304 +31 6 4518 2968 www.temparchitecture.com
Temp.architecture, een bureau voor architectuur, stedenbouw en onderzoek, dat zich richt op stedelijke transformaties, werd in 2011 door Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl opgericht. De naam van het bureau is afgeleid van het begrip tijd. Het bureau werkt vanuit de overtuiging dat tijd een cruciale factor is om tot duurzame oplossingen te komen. Temp.architecture onderzoekt en ontwerpt aan de ruimtelijke opgave van de toekomst, waarbij naast transformatie ook het gebruik en onvoorspelbaarheid een centrale rol spelen. Het bureau werkt momenteel onder andere aan de verbouwing en renovatie van het Reddingmuseum Dorus Rijkers in Den Helder en, in een internationaal team van ontwerpers, aan de transformatie van een glasfabriek in Shenzen.
Maarten van Tuijl (1972) is afgestudeerd in advanced architectural design aan Columbia University New York, waar hij met het project minimal urbanism (1998) een studie heeft gedaan naar lichte precisieinterventies met een groot effect op de lange termijn voor de Amerikaanse stad Peekskill. Na onder andere gewerkt te hebben voor Rafael Vinoly, Atelier Zeinstra van der Pol en UN Studio richtte hij samen met de Japanse architecte Naoko Hikami het multidisciplinaire ontwerpbureau nama architecture (2002) op, waarmee hij onder andere het Openbaar Ministerie in Groningen, het bezoekerscentrum voor het landgoed Schovenhorst en diverse woningbouwprojecten gerealiseerd heeft. Maarten is naast ontwerper ook publicist, onderzoeker en docent aan de TU Delft en diverse academies.
Tom Bergevoet (1972) woonde na zijn studie Architectuur aan de TU Delft in Japan en onderzocht daar het razendsnelle verandervermogen van Japanse steden. Tom werkte voor SANAA (Tokio), OMA, architectenbureau Koen van Velsen en architectuurstudio Herman Hertzberger. Voor dit laatste bureau was hij onder andere projectleider voor het Muziekpaleis in Utrecht. Met Tom Bergevoet Architecture, dat in 2003 werd opgericht, won hij de prijsvraag voor een horecavoorziening aan de Noordoever van de Amsterdamse Sloterplas en realiseerde hij enkele particuliere woonhuizen en zorgvoorzieningen. Tom is naast architect ook publicist, onderzoeker en docent aan onder meer de faculteit Bouwkunde van de TU Delft en de Academie van Bouwkunst in Amsterdam.
de flexibele stad - naar een duurzame stadsregio
Utrecht Nederland Antwerpen België Tübingen Duitsland Kopenhagen Denemarken Brussel België Wenen Oostenrijk