De Filoloog Anselmus van Antwerpen (t 1631)
EDERT 1889 kent men P. Anselmus als een vurig minnaar van zijn Nederlandsche moe dertaal — wat te dien tijde bij ontwikkelden zelden het geval was ; daarenboven heeft hij in 1614-1616 medegewerkt aan een ontworpen Latijnsch-Nederlandsch woordenboek, dat ech ter nooit uitgegeven werd. Ziehier wat we nopens dien filologischen arbeid vernemen. In 1562 drukte de vermaarde Plantijn een Dictionarium tetraglotton en in 1573 een Thesaurus theutonicae linguae. Van een anderen kant, leverde Kiliaan (Cornelis van Kiel) in 1574 een beknopt Dictionarium teutonico-latinum, dat spoedig heele maal herwerkt en naar den inhoud verdriedubbeld werd -, een uitgave van 1599, de laatste die de. schrijver zelf bezorgde, was wederom merkelijk vermeerderd en droeg den nieuwen titel van Etymologicum teutonicae linguae sive Dictionarium teutonico-latinum. Dit werk werd dikwijls herdrukt, zelfs nog in 1777. Kiliaans tekst was Nederlandsch-Latijnsch ; een LatijnschNederlandsch woordenboek ontbrak nog, als tegenhanger, en daar heeft dezelfde geleerde ook aan gewerkt, zonder dat het ooit tot een uitgave kwam. Voor een dergelijk ontworpen repertorium is het ook dat P. Anselmus zich verdienstelijk gemaakt heeft. Dat weten we door een interessanten brief, door den Pater op 6 November 1616 uit Essen, in Duitschland, naar den drukker Moretus gezonden. Die tekst berust in het Plantijn-Moretus-Museum te Antwerpen ; en daar hij weinig bekend is, herdrukken wij hem hier, gelijk hij in 1889 door den Heer E. Spanoghe uitgegeven werd 1). Domine Morete, Remitto vobis utrumque Dictionarium Kiliani, quod diligenter relegi et multis locis correxi ; et emendavi errores aliquos, qui per ignorantiam et inadvertentiam irrepserant in latino ; annotavi in mar*) SynonymJa latino-teutonlca (ex Etymologico C. Kllianl deprompta). Latlfnsch-Nederlandsch Woordenboek der XVIIe eeuw. Dl. I (AntwerpenG«nt-'a-Gravenhage 1889), blz. LXI-LXIV.
80 726
glne hoc verbo „deest" multa locaa), quae auctor vel omiserat, vel tibi flandricum non addidit — quod dominus poterit ex alio dictionario sup plere. Deinde ordinem retrogradum litteris a, b, c notavi et sic signavi ordinem. In altero dictionario flandrico-latino addidi plurima verba flandrica ez aliis dictionariis, quae autor non habebat ; item addidi aliqua pro verbia flandrica, vel proverbii vim habentia, quae omnia locis suis digessi. Mitto hic simul aliquot folia mei laboris, quod opus non possum per ficere, propter temporis penuriam qua hic laboro, ob quotidianas conciones meas et innumeras occupationes quibus hic fere semper ab haereticis et Catholicis interrumpor, tum etiam propter infirmam valetudinem, quae mihi vires scribendi paulatim adimit. Dominus poterit videre ex hisce foliis, quid praestiterim. Deinde judico opus non esse, omnia hic transscribere, nam littera Kiliani satis est legibilis et labor describendi totum esset adhuc diuturnus. Quare dominus aequi bonique consulat laborem meum et nobilissimum hunc linguae nostrae belgicae thesaurum, quam poterit citissime, in lucem semel edat. Hoc dico, quod sciam fore omnibus gratissimum illud Kiliani opus, quia valde desideratur tale dictionarium a linguae belgicae amatoribus. Remitto etiam mature domino hunc the saurum, antequam alicubi perdatur ; quia saepe hic de loco in locum migro et semper valde timui et solicitus fui de deposito hoc tam pretioso. Finem faciam et dominum denuo rogo, ut non diu amplius abscondat hunc thesaurum, sed ad omnium utilitatem edat et promat. Dominus Deus Moreti familiam, magni illius Plantini successores, de Ecclesia catholica et litteris tam bene meritos, conservet nobis diu et protegat. Dominus Moretus frater ex me salveat. Essendia, ex ducatu Montensi, 1616, 6° Novembris. D. V. Servus in Christo, P. ANSELMUS ANTWERPIENSIS, Capucinus.
Tot tweemaal toe dringt Anselmus er dus op aan, dat het Latijnsch-Nederlandsch woordenboek spoedig uitgegeven wor de. De drukker schijnt immers geaarzeld te hebben, of hij die onderneming wel zou aandurven. Meteen zendt de Pater drie verschillende werken, als hulpmiddelen bij de ontworpen uit gave : 1) Vooreerst, een gedrukt Promptuarium latinae linguae, met schrijfpapier doorschoten, waarop Kiliaan vroeger in twee ko lommen de Nederlandsche vertaling van den tekst bij geschre ven had ; Anselmus heeft er enkele vervolledigingen aan toe gevoegd. 2) Een schoon afschrift van denzelfden tekst, door Anselmus 9) Na de woorden „multa loca" zet de uitgever Spanoghe tusschen haakjes net woord „sic”, alsof die uitdrukking foutief was. Zou hij niet geweten heb ben dat het mannelijke locus ook een meervoud loca heeft ?
81 727
gemaakt, doch niet verder loopend dan het woord Allapsus• Hij vindt het nutteloos met het tijdroovend overschrijven voort te gaan, daar het geschrift van Kiliaan goed leesbaar is. 3) Een exemplaar van Kiliaans Etymologicum, door Anselmus, naar eigen getuigenis, met veel nieuwe uitdrukkingen ver meerderd. Beide eerste werken berusten thans nog op het PlantijnMoretus-Museüm. Het tweede is gedagteekend van 14 October 1614, dag waarop de Pater er mee begon, meent Spanoghe8). Het derde geschrift werd niet teruggevonden. Misschien be vatte het, buiten Anselmus' aanteekeningen, ook nog bijvoe gingen van anderen ; de brief zegt er niets van. In dat geval zou men het wellicht kunnen vereenzelvigen met een exem plaar van het Etymologicum, thans in de Nationale Bibliotheek in Den Haag 4), waarin feitelijk nota's van verschillende handen voorkomen. Wat daar ook van zij, een verdienstelijk man is stellig P. Anselmus. Edoch, de Heer Spanoghe, die hem aan de ver getelheid onttrok, moest bekennen dat hij over hem niets had kunnen ontdekken 6). Spoedig daarop 6) heeft hij toch een en ander mogen vernemen van P. Eugenius van Bomem, toen bibliothecaris van het klooster te Antwerpen. En hier kunnen we nog wat meer biografische gegevens verstrekken. Volgens zijn professieakte7) sprak P. Anselmus zijn gelof ten uit te Gent, op 20 April 1604, in de handen van Elisaeus van Nijvel, gardiaan en novicenmeester. Volgens dien tekst, was de novice omstreeks 1585 geboren en gedoopt onder den naam van Marten de Zoete, zoon van Marten en Anna de Weert. Deze laatste naam wordt in het grafschrift van Ansel mus' ouders 8) Sweerts geschreven. Beide vormen worden door een gebruikt. Aldus kent men een zekere Elisabeth „Sweerts, alias de Weert,” gestorven in 1549 9). Anselmus' moeder be 3) Loc. Cit., blz. LXV. 4) Dr. A. KLUYVER, Proeve eener critiek op het woordenboek van Kiliaan (s-Gravenhage 1884), blz. 8 -, SPANOGHE, Op. Cit., blz. CXXXVvv. 5) Loc. Cit., blz. LXIV, n.l. e) Ibtd., blz. CLII-CUV. T) ACB., I, 8747, p. 89. 8) Verzameling der Gral- en Gedenkachrllten van de Prov. Antwerpen, Dl. II (Antw. 1863), blz. 197. ®) Ibid., blz. 405.
82 728
hoorde aldus tot de bekende Antwerpsche familie van dien naam. Het grafschrift der ouders, in S.-Jacobskerk te Antwerpen, draagt het wapenschild der familie. Uit den tekst vernemen we dat de vader licenciaat was in beide rechten en advokaat bij het Hof van Brabant. Te Brussel geboren als zoon van Nikolaas, werd hij eerst op 10 December 1579 in de Antwerpsche poortersboeken ingeschreven. Anselmus had een jongeren broer, in 1612 ook Kapucijn geworden onder den naam van Hiëronymus van Antwerpen. Diens moeder wordt in sommige teksten wederom de Weert geheeten 10) en elders Sobeerts n ), natuurlijk een leesfout voor Sweerts ; bij de wijdingen wordt echter genoteerd dat de moe der Anna Swets heet12) — een andere vervorming van den zelfden naam. We bezitten ook het afschrift van een brief, door Ansel mus’ vader in 1612 geschreven13); en daaruit vernemen we, dat één van Anna's broers niemand anders was dan de Kapu cijn Seraphinus van Antwerpen, in 1590 in zijn geboortestad in geur van heiligheid overleden; en daar wordt de familie naam nu als Wieten aangegeven, wat stellig foutief is ; een Antwerpsch wijdingsregister14) heet Seraphinus ten andere uitdrukkelijk Swerts. P. Anselmus had twaalf broers en zusters en wellicht wa ren er nog meer. In den geciteerden brief van zijn vader lezen we vooreerst de namen van de drie oudste dochters : Anna, Catharina en Maria, allen reeds voor 1612 in Franciscaansche Orden ingekleed. Die kloosters worden niet nader aangeduid ; doch van elders weet men, dat Maria, geboren in 1591, bij de Antwerpsche Annuntiaten geprofest werd op 1 Mei 1611 ; bo vendien sprak in hetzelfde huis, op 11 Juni 1611, een jongere zuster haar geloften uit, nl. Magdalena de Zoete, geboren in 1600. Te dier gelegenheid liet Anna Sweerts voor de klooster kerk een zilveren monstrans maken 1B). ,#) n) “) ,s)
ACB., III, 3011, p. 105. Ibid., p. 111 ; ACB., I, 8747, p. 123. Gent, Bissch. Archief, Reg. Ordin. Annuarium, fase. II, pp. 118-120. Mechelen, Aartsbissch. Archief, Antverpiensia, reg. 48. — De vorm Wieten staat ook in de bekende HSS. van geciteerden brief. ,s) Verzameling, Op. Cit., Dl. VI (Antw. 1871), blz. 60-61.
83 729
De geciteerde brief van Marten de Zoete vermeldt die dochter Magdalena niet. Doch wel noemt hij twee zonen, Joannes en Antonius, die, volgens hun vader, ook neiging tot het kloosterleven laten blijken. W at er van Antonius geworden is, weten we niet ; maar Joannes is inderdaad de toekomstige Kapucijn P. Hiëronymus, reeds hooger vermeld. Verder kennen we nog een andere dochter, Christina, op 25 Juli 1647 overleden. Op 8 November 1622 was ze in S.-Jacobskerk met advokaat Peeter Rubens gehuwd16). Bij den ver koop van het ouderlijk huis, waarover verder, wordt die Chris tina vermeld, samen met haar broer Nikolaas en twee minder jarige zusjes, Elisabeth en Suzanna. De vier schijnen de eenige nog overlevende kinderen, die het kloosterleven niet omhelsd hadden. Daarenboven worden bij dezelfde gelegenheid nog twee andere zonen vermeld : Philippus, als Jezuïet in 1636 te Cassel (Fransch-Vlaanderen) gestorven17) en Melchior, Karmeliet Discals geworden, onder den naam van Melchior a Regibus (of a S. Ursula), in 1652 te Praag overleden18). Op 30 Juni 1613 had de familie te Antwerpen twee aaneenpalende huizen gekocht, op het uiteinde der Otto-Veniusstraat, tegen het Hopland, namelijk het huidig nummer 31 (het hoekhuis) en een deel van nummer 29. Dit laatste heette „de Artichocken". Het andere werd door den nieuwen eigenaar heelemaal veranderd. Hij maakte er een lusthof van, met een schoon heerenhuis ; het droeg den naam van „de Crieck” of „Het Crieckhof'19). Nu dat we de familie kennen, kunnen we ons voorgoed met Anselmus zelf bezighouden. Heel veel is er toch over hem niet bewaard. Nopens zijn eerste jaren in het klooster ver nemen we enkel den datum zijner priesterwijding : op 18 Sep tember 1610, te Mechelen20). In 1612 was het dan, dat hij, voorzeker op verzoek of althans ten gerieve van Philippus van 18) Deze bloedverwant van schilder Rubens was op 18 November 1597 in de Antwerpsche Kathedraal gedoopt (SPANOGHE, Op. Cit., blz. CLXIV). 1T) A. PONCELET, Nécrologe dea Jésuites de la prov. Plandro-Belge (Wetteren 1931), p. 51. *•) Verzameling, Op. Cit., Dl. V. (Antw. 1873), blz. 377. ,8) Recueil des Bulletins de la Propriété, année XV, 1883, pp. 12-13. *°) Mechelen, Aartbissch. Archief, Mechllniensla, reg. 60.
84
730
Kamerijk, zijn vader inlichtingen vroeg nopens zijn heiligen oom, Seraphinus van Antwerpen. Het uitvoerig antwoord van den vader heeft ons hier reeds groote diensten bewezen. Anselmus vertrok spoedig naar de Rijnprovincie, doch wanneer juist, staat niet vast Men beweert21) dat het om streeks 1615 zou geweest zijn ; maar wijl dezelfde bron er bij voegt, dat hij ginder slechts 5 of 6 jaar gebleven is (terwijl we toch van elders vernemen dat hij eerst in Juli 1626 terug keerde), weet men niet, in hoeverre die gegevens te betrouwen zijn. Met zekerheid verneemt men enkel, dat hij op 6 November 1616 te Essen is en vandaaruit zijn brief en zijn schriften, waar over hooger, naar de Moretussen opstuurt. In dat schrijven ge tuigt hij, dat hij sukkelt met zijn gezondheid, maar het overi gens toch heel druk heeft met zijn dagelijksche predikaties en allerlei beslommingen, ten bate van Katholieken en Protestan ten. Ook is hij veel op de baan, getuigt hij. Essen, waar hij toen verbleef, was een nieuwe stichting, in een midden dat grootendeels protestant was. Onder militaire bescherming kwamen de eerste kloosterlingen er in het begin van 1615 binnen, nl. Arsenius van Brussel, Telesphorus van Bergen en een derde, die niet bij name genoemd wordt 22), misschien wel Anselmus. Verscheidene malen heeft de Pater in Duitschland over heidsambten bekleed, doch weinig is daaromtrent bekend. En kel verneemt men dat hij sedert 1617 de eerste gardiaan was in de belangrijke stad Munster; later bekleedde hij er wederom de zelfde bediening in 1624 2S). Daarenboven was hij definitor in 1620-1621 en 1624-1625 24). Aldus bezitten we nog een stuk25), te Keulen op 20 Juni 1624 opgemaakt, waarop zijn eigenhandige handteekening voorkomt, samen met die van den Provinciaal en de overige definitoren. Wannéér Anselmus juist naar zijn vaderland weerkeerde, n ) ACB., III, 1005, p. 257, § 5. *») AOM C, t. XVI, 1900, pp. 181, n. 2, 251-252 ; A. JACOBS, Die rheinlachen Kapuzlner (Münster i. W. 1933), S. 19, 130. **) E. MOSSMAIER, Beitröge zur Geschlchte des ehemaligen Kapuzinerkiosters zu Münster i.W. (Paderborn 1937), S. 24, 96. w) HIEROTHEUS CONFLUENTINUS, Provincia Rhenana FF. MM. CC., ed. altera (Heidelbergae 1750), pp. 241, 254. “ J ACB., I, 4242.
85 731
staat ook niet vast ; het schijnt in Juli 1626 te zijn S6). Doch bij zijn familie vond hij veel veranderd. Zijn moeder was in 1624 overleden en zijn vader volgde haar, op 3 October 1625, in het graf. In 1626 werd de nalatenschap verdeeld j huizen en gronden werden „ter Vrydagsche Meret" verkocht. Qok het woonhuis, een „schoonen grooten speelhof metten nieuwen huyzinge”, samen met het aanpalend huis, werd te koop ge steld. Een zekere apotheker Peeter van den Broeck kocht het voor 2.272 gulden27). Nu werd Anselmus in 1626 gardiaan en predikant in Den Bosch en bleef het tot het volgend jaar28). Waar hij daarna verbleef, weten we niet. Enkel zien we nog dat hij te Brugge op 12 September 1630 als predikant en biechtvader goedgekeurd werd, met machtiging om zelfs ketters te ontslaan29) ; men kan vermoeden dat hij toen te Oostende of te Brugge zelf ver bleef. Doch reeds het jaar daarop stierf hij in het klooster te Antwerpen, op 18 November30). Antwerpen.
P. HILDEBRAND
9a) Te Munster, waar hij gardiaan was, was hij reeds op 30 Juli afwezig (Ehrenbreitstein, Prov. Archief der Kapuc., HS. Annales Conv. Monast., p. 25). 9T) Antwerpen, Stadsarchief, Requestboek 1626-1627, ff. 114, 126. M) Ten onrechte wordt dus bevestigd (ACB., III, 6015, p. 3), dat hij eerst in 1627 uit Duitschland terugkwam. w) Brugge, Bissch. Archief, Acta Eplsc., reg. XVI. *°) ACB., I, 7280, p. 88 ; III, 9009, p. 51 i Brussel, Koninkl. Bibl., HS. Goethals 67.
86 732