Afrika Focus, Vol. 17, Nr. 1-2, 2001, pp. 15-50
DE EIGENNAAM EN HET "ZELFLOFDICHT" IN DE AFRIKAANSE ORALE LITERATUUR
Ngo Semzara KABUTA Vakgroep Afrikaanse Rozier 44 B - 9000 Gent
talen en
culturen
e-mail: n g o s e m z a r a . k a b u t a @ r u g . a c . b e
SUMMARY The proper name and "selfpraise poetry" in the African oral literature There is a particular selfpraise. Selfpraise
poetic genre in African oral literature, poetry is built on proper names and
1
based on formulas,
Een vroegere versie van dit artikel werd op het Time Festival "Grenzen" (27 april C 7 mei 1993, Gent) voorgelezen. We danken Dr. P. Hadermann voor haar constructieve opmerkingen.
15
with the metaphor and hyperbole as central style figures. In this article, we situate the proper name inside African culture and show the link between the proper name and selfpraise. Furthermore, we try to grasp the meaning of praising oneself in African culture. The study relies essentially on Cilubà and Kilubà data, but references are made to other languages, in order to show that the genre is not limited to the Lubà oral literature. The first part concentrates on name giving and its meaning. The second part is an analysis of selfpraise poetry, with examples in different languages.
Key Words: clan name, hyperbole, inner name, metaphor, literature, poetic name, proper name, praise name, selfpraise, name.
oral social
DE EIGENNAAM EN HET "ZELFLOFDICHT" IN DE AFRIKAANSE ORALE LITERATUUR In de Afrikaanse orale literatuur is er een zeer specifiek poëtisch genre, dat eruit bestaat zichzelf aan te prijzen. Dit gebeurt aan de h a n d van eigennamen en formules waarin de metafoor en d e hyperbool, als stijlfiguren, een centrale rol spelen. W e trachten in dit artikel enerzijds de eigennaam ethnolinguïstisch te benaderen, en anderzijds het verband tussen de eigennaam en het zelflof uiteen te zetten. Tegelijkertijd zullen we de betekenis van het zichzelf loven in Afrika bespreken. De studie is hoofdzakelijk gebaseerd op het Cilubà en het Kilubà, waarover w e rechtstreekse gegevens beschikken. O m d a t het opvalt dat gelijkaardige opvattingen t.o.v. de n a a m bijna overal in Afrika voorkomen, worden korte aanwijzingen naai- andere talen gegeven. In het eerste deel wordt de n a a m g e v i n g evenals de betekenis van de naam vooral bij de B a l u b à uiteengezet. In het tweede deel wordt wat we "zelflofdicht" noemen, besproken, m e t voorbeelden in verschillende talen. Het wordt duidelijk dat de eigennaam in dit
16
poëtische genre e e n cruciale plaats inneemt. E e n samenvatting besluit het artikel.
1. DE EIGENNAAM V e l e Afrikaanse g e m e e n s c h a p p e n schijnen m e e r belang te hechten aan de groep en de solidariteit binnen de groep dan aan het individu. Z o wordt b.v. bij de Lovedu" van Transvaal in Zuid-Afrika of de N u e r in Soedan het op d e voorgrond plaatsen van een individu systematisch o n t m o e d i g d . Hetzelfde geldt voor de Gurage in Ethiopië, waaiindividualisme en eerzucht fel bestreden w o r d e n . E e n a n d e r voorbeeld vinden we terug bij de San in Zuid-Afrika, die een h o o g s t egalitaire maatschappij vormen, zodanig dat zelfs het r o e m e n van e e n individu, dat elders zo gewoon is, bij hen uitgesloten i s . H u n literatuur beperkt zich dan ook tot een paar verhalen en liederen. A n d e r e v o o r b e e l d e n zouden k u n n e n aangehaald worden. M e n z o u hieruit de conclusie kunnen trekken dat bijna overal in Afrika de solidariteitswet e e n machtige r e m is voor de ontwikkeling en d e emancipatie van h e t individu en dat het persoonlijke belang alleen telt in zoverre het gelijk opgaat met dat van de groep. Er bestaan echter m i d d e l e n o m grenzen tussen de groep en het individu te plaatsen, zodat m e n tot e e n soort evenwicht k o m t en het individu aan de anonimiteit ontsnapt. Een middel daartoe is de n a a m g e v i n g . 3
4
5
2
De Lovedu maken deel uit van de Noord-Sotho groep.
3
Evans-Pritchard 1968: 211, 268 voor de Nuer en Krige 1963: 75-78 voor de LoDedu.
4
Shack 1974: 6-7, 15.
5
Hewitt 1980: 651.
17
1.1. CLANNAAM Bij de Balubà-Kàsaayï kan elk individu door de n a a m van zijn clan aangewezen worden. Het gaat o m een collectieve naam, die enigszins fungeert als familienaam, waardoor meer plaats wordt gegeven aan de groep dan aan het individu (bv: N d o b a , Kalenda). Door de clannaam n e e m t de mens deel aan alle realisaties van zijn voorouders. Dit verruimt de plaats die hij in de geschiedenis inneemt en dientengevolge geeft dit h e m m e e r waarde.
1.2. INNERLIJKE OF INITIALE NAAM In 't algemeen draagt de eerstgeborene de n a a m van een grootouder van vaders zijde (vrouwelijk voor het meisje en mannelijk voor de j o n g e n ) . Het tweede kind kan de n a a m van zijn vader of die van zijn o o m van vaders zijde dragen. H e t derde kind krijgt de n a a m van één van zijn grootouders van m o e d e r s zijde. Vanaf het vierde kind zijn de ouders vrij een n a a m te kiezen. Z o k u n n e n ze b.v. de n a a m van een vriend aan hun kind geven. In dit laatste geval ontstaat een verwantschapsrelatie tussen het k i n d en de vriend. Bij de Balubà-Katanga krijgt het kind bij de geboorte een innerlijke naam. Die naam wordt aan de z w a n g e r e moeder in een d r o o m "ingeblazen" door een gestorven voorouder, of door een willekeurige geest die in het kind wil voortleven. Die "inblazer" van de n a a m wordt ngudi (schaduw) genoemd. Zijn hele leven zal de naamdrager onder de bescherming van zijn ngudi staan . Dankzij die innerlijke n a a m wordt de mens aan de groep verbonden. Buiten de groep kan hij zich niet ontplooien. Die n a a m vormt, samen m e t de drie andere dimensies van de mens (nl. het lichaam, de geest en de schaduw) de vierde dimensie van de m e n s , zijn onsterflijke dimensie. Dankzij deze n a a m overschrijdt hij de grens van de tijd. Als zodanig heeft deze innerlijke n a a m een sacraal karakter. 6
6
T h e u w s 1962: 44.
18
D e n a a m m a a k t dus onderdeel uit van de persoonlijkheid. D e z e vaststelling h o u d t niet in dat de tijd cyclisch opgevat wordt, w a n t telkens w a n n e e r d e n a a m gegeven wordt, wordt alleen een g e d e e l t e van d e individualiteit geschonken. Het gaat eerder o m een tijdsopvatting in spiraal. M e n zou k u n n e n spreken v a n een e e u w i g e t e g e n w o o r d i g h e i d , die het verleden voortdurend re-actualiseert. Daar de n a a m zo'n grote rol speelt, volgt hieruit dat als m e n d e n a a m uitspreekt, er tegelijk sprake is van een diepgaande kennis. I e m a n d s n a a m uitspreken betekent h e m onthullen, zodanig dat het m o g e l i j k wordt h e m aan allerlei manipulaties te onderwerpen. H e t is dus niet verwonderlijk dat o o k de n a a m aan een reeks verboden o n d e r w o r p e n wordt, en dat er een ander soort van n a m e n bestaat die hoofdzakelijk b o o d s c h a p p e n zijn, gericht tot onzichtbare machten of tot k w a a d willige w e z e n s die het bestaan van het kind bedreigen. O m die w e z e n s te bedriegen en h e n te ontmoedigen, krijgt het k i n d een n a a m z o a l s Bààlufù (Tot-de-dood-bestemd) of M u n t u Mens-zonder-naam (cf. Personne in het F r a n s ) . Inderdaad, i e m a n d die geen n a a m heeft k a n niet gepakt w o r d e n . Bij de B a l u b à - K à s a a y ï bestaat een gelijkwaardige conceptie v a n de naam. E e n n a a m k a n van een voorouder geërfd w o r d e n . E r ontstaat een bijzondere b a n d tussen de voorouder en het k i n d door de i n v l o e d die de v o o r o u d e r o p deze n i e u w e n a a m d r a g e r voortaan zal uitoefenen. M.a.w., er wordt een circuit van energie mogelijk g e m a a k t t u s s e n d e doden en de l e v e n d e n , tussen de onzichtbare en de zichtbare w e r e l d e n . Zo'n n a a m n o e m t m e n dîna dyà ku cilelelu (naam van bij d e g e b o o r t e ) . Die n a a m wordt door de vader gegeven, maai- k a n o o k i n g e b l a z e n worden zoals bij d e Balubà-Katanga. V o o r dezelfde r e d e n e n als bij de Balubà-Katanga, w o r d e n er o o k zekere verboden aan gehecht. D e n a a m w o r d t liefst niet openbaar gebruikt, o m te vermijden dat d e la-acht die erin schuilt door k w a a d w i l l i g e geesten of m e n s e n zou gestolen en v e r k o c h t of vernietigd worden. Z u l k een n a a m is definitief, b e h a l v e als zijn drager h e l e m a a l van identiteit verandert, wat k a n g e b e u r e n als m e n van clan verandert, b.v. door desertie of, zoals het vroeger k o n gebeuren, door als slaaf verkocht te w o r d e n .
19
W a t de clannaam en de innerlijke n a a m gemeen hebben, is het feit dat zij de solidariteit tussen de mens en zijn groep sterk beklemtonen. Omdat de groep hier centraal staat, h e b b e n zulke n a m e n een enigszins onpersoonlijke waarde. Dankzij de innerlijke n a a m wordt een fundamenteel p r o b l e e m opgelost, te weten dat van de dood. Er bestaat inderdaad een diachronische lijn die de mens niet alleen met het verleden verbindt, maai ook met de toekomst, want zijn n a a m zal o o k aan een nabestaande gegeven worden. In zo'n systeem sterft m e n nooit, tenminste zolang de n a a m leeft. M e n kan hieruit concluderen dat het verdwijnen van grenzen aan de beide polen van iemands bestaan geruststellend is. Maai- tevens ontstaat een ander probleem. D e m e n s situeert zich inderdaad niet alleen in een verticaal of diachronisch perspectief, m a a r ook in een horizontaal, of synchronisch perspectief. De volgende vragen k u n n e n gesteld worden: "Hoe v e r h o u d e n m e n s e n zich tot elkaar?" of "Hoe situeert de m e n s zich sociaal?" O m hierop te antwoorden bestaat er een derde soort van n a m e n . -
1.3. UITERLIJKE OF SOCIALE NAAM Benevens n a m e n die de m e n s een eeuwige plaats geven, bestaan er namen die h e m sociaal situeren of bepalen, n a m e n die eigenlijk grenzen tussen h e m en de rest van de maatschappij plaatsen. D a t zijn namen die van h e m een individu m a k e n of uiterlijke n a m e n . Er zijn er een hele reeks. Zulke n a m e n zijn niet noodzakelijk definitief en kunnen dus, in tegenstelling met de eerste twee soorten n a m e n , overeenkomstig de evolutie van de persoon veranderen. Z o w o r d t de vrouw volgens de n a a m van haai- kind genoemd, zodra ze m o e d e r wordt (b.v. M w a N t ù m b à Ntùmbàs moeder), terwijl kinderen die geboren w o r d e n in bijzondere omstandigheden een bijzondere n a a m krijgen, een dîna dyà bupângù. Hier volgen voorbeelden bij de Balubà-Kàsaayi:
20
1.
Het eerste kind van tweelingen heet altijd Mbùùyï (of Cibwàbwà) en het tweede Kabangà (of Kânku of Nsànzà). In geval van drielingen, heet het derde kind Kàtùmà. Het k i n d dat vóór tweelingen geboren werd, verandert ook van n a a m en wordt Citwàlà g e n o e m d . Het kind dat op tweelingen volgt, is Muswâmbà (of Musùwâmbà). D e ouders van t w e e l i n g e n krijgen o o k n i e u w e n a m e n en worden Mwa Mbùùyï ( M b ù ù y i s moeder) en Shambùùyï (Mbùùyis vader). Of die n a m e n een betekenis hebben, dient n o g onderzocht te worden. M e n k a n voorlopig alleen een mogelijke verwantschap vaststellen tussen K a b a n g à en k u b a n g a beginnen, K à t ù m à en k u t u m a zenden, e n Citwàlà en kutwàla brengen.
2.
Het kind dat n a tenminste drie kinderen van hetzelfde geslacht k o m t is een Ngalula (iemand die de verandering teweegbrengt, cf. kwalula van plaats of vorm veranderen). Dit kind woi'dt gevolgd door een Kapinga (iemand die t e r u g k o m t , cf. k u p i n g a terugkomen). Een te v r o e g geboren kind is een Kabïshi (onvoldoende gekookt, cf. -bîshi rauw, niet rijp, ongekookt).
3.
Er b e s t a a n o o k n a m e n die in verband staan met d e o m s t a n d i g h e d e n van de geboorte, vb. 1. D a a r e n b o v e n b e s t a a n er talrijke b i j n a m e n zoals in vb. 2.
1. a. b. c. d.
Makènga Bintu Maweeja Mulopo
2. a. Dèkàpô b. Doei c. Dieu-le-veut
Lijden Rijkdom (gave van) God Heer: God
Open-dak (cf. Fr. décapotable) Dodge (cf. een Amerikaanse wagenmerk) God-wil-het
21
Bij de Balubà-Katanga zijn zulke namen tamelijk talrijk. Ze tonen de invloed en het impact van de Westerse beschaving. Iedereen kan zo'n n a a m geven. D e drager zelf m a g hier zijn volle inventiviteit uitoefenen.
3. a. Bùlùselè b. Onzêlè c. Moötöka d. Kidiyô
Brussel (cf. Fr. Bruxelles) Elf-uur (cf. Fr. onze heures) Wagen (cf. Eng. motor-car) Potlood (cf. Fr. crayon)
1.4. ANDERE NAMEN Er bestaan nog andere n a m e n bij de Balubà, die m e n o.a. in de dichtkunst aantreft. Die n a m e n behoren tot verschillende categorieën:
1. Mena àà bukalenga of titels, die aan ambtsdragers worden en die hun verantwoordelijkheden beschrijven: 4. a. Lwaba-ngombe
toegekend
Rundverdeler (waardigheidsbekleder kandidaat-hoofdman ) Ho ofd-v an-de-krijgslieden
b. Mwadyà-mvità
2. Mena àà mudimu of beroepsnamen: 5.Mukàngà-wa-kùdibo-bàfùla
3. Mena àà kil bwanga 6. Nkongölo
Mukànga-die-deel-uitmaakt-van-desmeden
of rituele namen: Rode-rituele-boom
22
4. G e h e i m e n a m e n : 7. Cipà-bantu-mikïïyà
5.
Hij-die-voorschriften-fouten-verleent
Makùmbii of k e n s p r e u k e n . D i e zijn de meest originele, d o o r d a t z e het individu niet alleen definiëren, maai" ook verheerlijken. H e t zijn namen van la-acht, min of meer geijkte w o o r d g r o e p e n of zinnen, die d e n a a m van de held in de heroïsche dichtkunst v a a k vergezellen of vervangen. Z e zijn samengesteld uit k r a c h t i g e beelden die zinspelen o p morele, lichamelijke of a n d e r e k e n m e r k e n v a n de betroffen persoon. In het dagelijkse l e v e n worden zulke n a m e n g e g e v e n door de m o e d e r o m het k i n d aan d e anonimiteit te doen ontsnappen. D i e n a m e n k u n n e n o o k d o o r d e drager zelf g e k o z e n of samengesteld w o r d e n om zich v a n d e m a s s a te onderscheiden. E e n h o o f d m a n geeft zichzelf zo een n a a m bij zijn bevestiging, vb. 8. D e m a k ù m b ù bestaan z o w e l v o o r individuen als voor clans of s t a m m e n , vb. 9.
. a. yànyï dïdi Ntalaja b. Bènga-nkunà-bakwàmatùnga-bèndangan
Mukwà Ndoba Wa mu Nnyemvwà Wa mùdï cyômba cïbènga ni muunyà Mudyà-ngombà
Mijn naam is De Vredestichter Vermijd-vijandigheden-opdatvolkeren-met-elkaar-omgaan
Afstammeling van Ndoba Afliomstig uit de Nnyemvwàberg Afliomstig uit het land waar maniok in de zon kookt Rundeter
D e primordiale geest of energie mvidi mukùlù, die vaak d o o r het woord God vertaald wordt, heeft talrijke k e n s p r e u k e n :
23
10. Mvïdi Mukùlù Maweeja Nnangila Dîb a-kàtàn gïla-ci shiki Wa-kutàngila-dyàmwoshansàsè
Primordiale Geest Beminbare Almachtige Zon-die-niemand-rechtstreeks-kanbekijken Degene-die-hem-bekijkt-verbrandtzich-aan-zijn-stralen
Zelfs voorwerpen, plaatsen en dieren krijgen een kenspreuk, altijd met d e bedoeling deze in 't bijzonder te b e s c h o u w e n :
11. a. Dîba Kàlààdi-mu-njila b. Mudimà Cyenda-bufùku
Zon Die-onderweg-nooit-slaapt Vleermuis Die- 's-nachts-wandelt
In samenhang met de n a a m vindt m e n talrijke w e r k w o o r d e n verschillende nuances rond het begrip verheerlijken: 12. a. kusansula b. kusanzulwila
met
Iemands naam bezingen, lof zin gen Iemand aanroepen, iemands tegenwoordigheid oproepen
A l die namen hebben een sacraal karakter, o m d a t ze de m e n s aanroepen op het niveau van wat m e n in 't C i l u b à mudibu noemt, d.w.z., de afstamming in o p k l i m m e n d e linie of m.a.w. zijn wortels. Iemands n a a m bezingen betekent i e m a n d tot zijn oorsprong terug doen keren en h e m tot zijn eigenheid of zijn essentie herleiden. In die zin wordt het mogelijk menselijke grenzen en tenslotte de dood te overschrijden. H e t w o o r d wordt in een bijzondere stijl gegoten, waar een bijzonder ritme aan gehecht wordt en dat in een bijzondere context voorgedragen wordt. Daarbij ontstaat een heel sterke emotie die het hele w e z e n van de mens aangrijpt. Dit n o e m t m e n majiya. Het is een soort h e i m w e e naai- de oorsprong, die het individu in staat stelt zijn
24
grenzen voorbij te gaan. D o o r de m e n s en zijn clan te verheerlijken, versterkt m e n de voornaamste culturele waarden. D e z e waarden zijn: 1. 2. 3.
de ditunga of maatschappij, die opgevat wordt als een verschrikkelijke kracht, de bantu of menselijke wezens en Mvïdi Mukùlù of Maweeja Nnangila of de oorspronkelijke geest en oorsprong van al de vitale energie die alle wezens b e w o o n t .
Die energie w o r d t aan het individu overgebracht door de voorouders. D a a r o m zijn d e voorouders en de ouders zo belangrijk in de L u b à cultuur en wordt het verleden (door middel van de voorouder's n a m e n ) ten zeerste gewaardeerd. D i e waarden w o r d e n aangevuld door sociale w a a r d e n zoals: h e t v o r m e n van een gezin en talrijke kinderen krijgen; materieel v o o r s p o e d i g zijn; in vrede leven, en aan de m a c h t d e e l n e m e n . Dit alles zijn verschillende middelen ter beschikking van het individu o m zijn kracht te vermeerderen en o m zijn l e v e n te verruimen. I e m a n d s n a a m oproepen of bezingen k o m t er op n e e r die verschillende w a a r d e n sterk bevestigen. 7
D e e i g e n n a a m is net zo belangrijk in andere maatschappijen in Afrika. Bij de Peul in West-Afrika onderscheidt m e n de yettoore (clannaam), de sowoore (bijnaam) en de innde of echte naam. D e innde is het wezen van d e p e r s o o n of tenminste, zijn intiemste teken. D a a r o m wordt het ook aan verboden o n d e r w o r p e n o m te verhinderen dat de persoon aan gevaarlijke manipulaties o n d e r w o i p e n wordt. D o o r d e innde w o r d t de persoon geïdentificeerd in s a m e n h a n g met zijn afstamming, w a a r v a n hij het voortbestaan verzekert. Het verschil m e t de B a l u b à is h e t feit dat dezelfde n a m e n n a vier generaties automatisch t e r u g k o m e n , zodanig dat hier misschien van een cyclische opvatting van de tijd gesproken kan worden. Verder w o r d t het verleden e v e n sterk gewaardeerd en de persoon zal volledig zichzelf zijn alleen op v o o r w a a r d e dat hij dit determinisme van zijn afstamming o p zich neemt. Dit determinisme wordt een ideaal en een referentiekader. V o o r uitzonderlijke personages bestaat een vierde
7
Mufuta 1968: 59-64.
25
benaming, de jammoore. Het vormt een soort compromis tussen de clannaam en de bijnaam. M e n kan ook zeggen dat de jammoore een ontwikkelde vorm van de bijnaam is, omdat hij de persoon op de meeste markante en pertinente manier kenmerkt door zijn specifieke kwaliteiten of representatieve daden op te roepen. D e jammoore is dus, door de grenzen die hij zo precies tussen de persoon en de rest van de maatschappij plaatst, de hoogste waarderingsvorm. Daardoor wordt de neiging tot het verlies van de individualiteit gecompenseerd, die het kenmerk is van de yettoore (of clannaam). D e jammoore is dientengevolge een v o r m van loftuiging en een beknopte definitie van de persoon. De jammoore is eigenlijk een kenspreuk zoals we die bij de Balubà gedefinieerd hebben. D e jammoore is zo belangrijk dat deze een eigen literaire genre w o r d t . 8
Bij de M o s i in Burkina Faso, vinden w e gelijkwaardige opvattingen betreffende de naam. Zij onderscheiden clannamen {sondre, m v . soanda) en individuele n a m e n (yure, m v . yuya). D e clannaam is een element van een zabyuya öf kenspreuk, die door een chef gekozen werd. De yure of individuele n a a m is voornamelijk een boodschap. Iemands naam uitspreken betekent iemand tot leven brengen door middel van het woord. W a n n e e r een wezen of een voorwerp genoemd wordt, wordt het tevens in leven geroepen, zozeer dat het verplicht is zich tegenwoordig te stellen en te verschijnen. In het woord sondre, kan men de kern sol herkennen, wat roemen betekent. D e sondre is dus een naam die in de alledaagse realiteit gebruikt wordt. In het woord yure is de kern yu aanwezig, m e t de betekenis: door het woord identificeren. De yure wordt dus met veel voorzichtigheid uitgesproken. Doch is dit niet o m dezelfde redenen als we tot nu toe gezien hebben, te weten dat de n a a m een gedeelte van de persoon is. W a t hier belangrijk is, is niet zozeer de persoonlijkheid van de naamdrager maar van de naamgever. D e yure is een signaal dat de dood tegenspreekt. Het streeft ernaar de familie beroemd te maken en het kind te beschermen. Volgens de M o s i is er altijd een realiteit die het individu overschrijdt, ten opzichte waarvan de ouders, door de naam te geven, stelling nemen. D e yure is een v o r m van dialoog m e t
Seydou 1977: 187-200.
26
bovennatuurlijke machten op lange termijn. H e t is een sacrale n a a m , een b o o d s c h a p aan die m a c h t e n : 9
13. a. Kayure b.Poko
Zonder-naam Meisje™
D e t w e e d e n a a m wordt aan een j o n g e n gegeven! O o k hier is de n a a m een echte kracht, die de levensloop kan veranderen. Gelijkaardige ideeën over de n a a m vinden w e terug bij de I g b o in N i g e r i a , de T s w a n a in B o t s w a n a , de G u r o aan de I v o o r k u s t , de R w a n d a , en in vele andere Afrikaanse g e m e e n s c h a p p e n en zelfs buiten A f r i k a . Z o n d e r er hier verder op te willen ingaan, is het nochtans interessant te vermelden dat de oudste ideeën die w e o v e r de n a a m hebben, o n s door de o u d e beschaving van E g y p t e g e l e v e r d worden. D e E g y p t e n a r e n h a d d e n naast een reeks bijnamen, e e n gebruikelijk n a a m of mooie naam en een formele n a a m of grote naam. Gewoonlijk erfde de j o n g e n zo'n n a a m van zijn grootvader of v a n een o o m op basis v a n gelijkenis. Het meisje werd daarentegen g e n o e m d 11
12
13
14
13
9
Ibid.: 8-18.
I0
H o u i s 1963: 75-76.
11
Egudu 1973: 10-11.
12
Schapera 1965: 23-24.
13
1 4
D e l u z 1970: 75-91. Coupez & Bizimana 1989: 159-183.
15
Zie. b.v. Armengaud 1990: 384-388 ; Budge (1926) 1977: 20, 31-37, 87, 203-207, 265 (de naam in Oud-Egypte); Cazeneuve 1984: 156-163 ; Erny 1972: 239-240; Fa'ikNzuji 1993: 81-86; Frazer (1927) 1983: 665-718 (taboes over de naam bij verschillende volleen); Kagame 1976: 247-258; Lévi-Strauss 1962: 226-252; Lohisse 1974: 116-120; Makando 1984 (naamgeving bij de Chagga); Ntahombaye 1983 (het hele boek is een studie van de naam in Burundi); Stefaniszyn 1954: 131-146 (naamgeving bij sommige volken in Zambia); Thomas & Luneau 1980: 35-38, 199200; Van Wing 1920: 254-258 (naamgeving bij de Bakongo).
27
-
volgens haai lichamelijke of morele kenmerken. Z o betekent b.v. Nefert mooi of goed; M a u s h e r a u Katje. Kinderen w e r d e n naai n a m e n van goden genoemd: Isis, H o r u s , enz. N a m e n bestaande uit hele groepen woorden waren o o k frequent: -
14. a. Tchet-Ptah-auf-ânkh b.Râmeses c. Per-â
Ptah-sprak-en-het-kind-leefde Zoon-van-Râ (cf. Ramses) Groot-huis-als-toevluchtsoord-ofschuilplaats-voor-alle Egyptenaren
D e n a a m speelde een grote rol op religieus gebied in die zin dat het voortbestaan van de m e n s n a de dood ervan afhing. D a a r o m was het beschadigen van een n a a m o p een graf zeer ernstig, want dit veroordeelde de eigenaar v a n de n a a m zowel in deze wereld als in het rijkdom van Osiris tot e e u w i g e vergetelheid. E e n n a a m vernietigen betekende de drager ervan vernietigen. E e n gevolg van dit geloof op historisch gebied was dat d e o u d e k o n i n g e n van E g y p t e m e e r b e z o r g d waren over het b e w a r e n v a n h u n n a a m dan van h u n heldendaden. D e legende van Râ en Isis levert verder een goed voorbeeld van het belang van de n a a m voor de Egyptenaren. R â slaagt er inderdaad in aan de macht van de grote G o d deel te n e m e n door h e m te verplichten zijn geheime n a a m te onthullen. D e n a a m had echt een m a g i s c h e macht, zodat de n a a m van een god of van een vijand kennen, betekende dat m e n macht op h e m had. Zo w e r d e n de n a m e n van de vijanden van de farao's op vazen of beeldjes geschreven, die daarna afgebroken en begraven werden. Tenslotte, is het interessant op te m e r k e n dat de persoonlijkheid uit verschillende elementen bestond: 1. 2. 3. 4. 5.
djet materieel lichaam, akh onsterflijk principe, ba geestelijk principe, ka de vitale energie die het leven shouyt s c h a d u w
onderhoudt,
70
Vercoutter 1990: 1009-1010 en ook Budge 1977: 272-275 (betreffende ka en ba).
28
2. HET ZELFLOFDICHT 2 . 1 . In Afrika w o r d e n al lang gedichten en kenspreuken s a m e n g e s t e l d o m bovenzinnelijke realiteiten aan te roepen, waaronder v b . g o d e n of overleden geesten die tot het statuut van v o o r o u d e r v e r h e v e n werden. D e z e realiteiten m a k e n zich openbaar door b e m i d d e l i n g van v o o r w e r p e n zoals de m a a n , de zon, de bergen, de rivieren of v a n de dieren e n insecten. Hier zijn een paar L u b à voorbeelden:
15. CILUBÀ
17
a. Mwanza-nkèngolô Wa-lulcùmba- Regenboog Die-de-regen-verwijdert mvula b. Lukàsu lwakudimina wadyà Het houweel bewerkt het land voor jou en je leeft Dîba diwààfwà lwàkwimbila Wanneer je sterft, graaft het een graf voor jou ngombà Spin Diegene-die-geen-boot-graagt c. Ntànda Kàlèmbo-bwâtu Utu nè bwèndè mu cyâdi Hij heeft zijn eigen boot onder de borst 1
In deze teksten, die een lovend karakter hebben, schijnt de m e n s de aangeroepen w e z e n s te vleien, terwijl hij zijn b e w o n d e r i n g uitdrukt voor het heelal als m y s t e r i e . 19
Er w o r d e n o o k gedichten samengesteld voor merkwaardige p e r s o n a g e s zoals h o o f d m a n n e n of koningen, krijgers, genezers of j a g e r s . Hier is e e n Z u l u voorbeeld:
17
K a b u t a 1995, Annex II : 92.
18
19
Ibid.: 160.
Cf. ookTheuws 1962: 56
29
16. ZULU
Ulungwana kaNdaba! Ulungwana woMbelebele, Olung'emanxulumeni, Kwaze kwas' amanxhulum' esibikelana. UNodumehlezi kaMenzi
USishaka kasishayeki kanjengamanzi Ulemb' eleq' amany' amalembe ngokukhalipha; UShaka ngiyesab' ukuthi nguShalca,
Dlungwana, Ndabas zoon! De-woeste van de Mbelebele brigade, Die razend werd in de wijde kraals, Zodat de hutten werden omgekeerd Hij-die-befaamd-is Menzis zoon,
terwijl hij zit,
Hij-die-slaat-maar-wordt-nietgeslagen, niet ais het water, Hakmes-die-andere-hakmessenoverschrijdt-in-scherpheid; Shaka, Ik vrees te zeggen dat het Shaka is, 20
Een m o e d e r kan o o k een gedicht voordragen aan haar kind, een vrouw aan haai m a n - namelijk gedurende de seksuele verhoudingen of een j o n g e m a n aan zijn vriendin. Hier is een D o g o n gedicht dat door een j o n g e m a n voorgedragen wordt op de eerste avond van het huwelijk: -
17. DOGON
Yagule binebanabine Giri tolo Koro ogo kaiíu Iru peu iru h u gala maiiu Bere pullo taga Bogu keme ku
Evenwichtig Meisje Met het oog zoals een ster Met een nek schitterend zoals het goud van de rijke Met de borst zoals de uier van een ooi Met de borst zoals een indigo-bol Met een buik (zo plat) als de sandaal van de Peul Met een navel zoals een pompoenkop.
21
Cope 1967: 88-89 Ganay 1942: 46-47.
30
W a t wij tot zover gezien hebben, heeft eigenlijk niets uitzonderlijks, want gelijkaardige teksten bestaan ook in andere culturen in d e wereld. W a t integendeel k e n m e r k e n d van Afrika is, is het bestaan v a n zelflovende kenspreuken en gedichten. Dit wil niet z e g g e n dat d e z e elders in de wereld o n b e k e n d zijn, maar ze k o m e n veel m e e r v o o r in Afrika. Deze teksten behoren tot wat we zelflofdicht noemen. Zelflovende teksten zijn heel oud in Afrika, want we vinden ze al o p graven in Oud E g y p t e :
18. Ik ben Khnum, je schepper! Mijn armen omringen je, Om je lichaam steviger te maken, Om je ledematen te beschermen. Ik leg op jouw een steen op een ander, Want ik ben de meester die maakt, Ik ben Diegene-die-zichzelf-gemaakt-heeft, 22
Laten w e ook dit uittreksel van de slag te K a d e s h lezen, w a a r i n Ramses II zijn krijgsdaden tegen de Syriërs looft. Het epos dateert uit het N i e u w e Rijk, r o n d 1296 v. J . - C :
- Lichtheim 1980: 98. Cf. ook Lichtheim 1976: 121 (formula for not letting the head of N be cut off in the necropolis): I am the Great one, son of the Great one, The Fiery one, son of the Fiery one, To whom his head was given after having been cut off. The head of Osiris shall not be taken from him, My head shall not be taken from me! I am risen, renewed, refreshed, I am Osiris!
31
19. Ik stond achter hen als een griffioen; ik viel al de landen aan, ik alleen. Want mijn infanterie en mijn wagenmenners waren mij ontvlucht; niemand van hen stond stil om achter zich te kijken. 23
Het extreemste geval is uiteraard dat van de eerste k o n i n g e n van Oud Egypte, die verheven w e r d e n tot goden. D e z e k o n i n g e n gaven aan zichzelf de offeranden van het volk en ook h u n eigen offeranden. Het is dus niet verwonderlijk dat een koning zoals A m e n h o t e p III zich een tempel liet b o u w e n (te Sulb) waarin hij zichzelf vereerde als god. Hier zijn b.v. s o m m i g e van de n a m e n die hij aan zichzelf gaf:
20. a. Neter A b. Neter Nefer c. Neb Ari Akht
de grote god weldadige god god schepper van alle
24
dingen
In s o m m i g e plaatsen in Afrika, bestaan zelfs gedichten waarin verpersoonlijkte dieren zichzelf loven, in de eerste persoon enkelvoud. Hier zijn resp. T s w a n a en Peul voorbeelden:
2 3
Lichtheim 1976: 62.
2 4
Cf. Budge 1977: 83.
32
21.
TSWANA
Ke motau-kgôbê-di-mabu Yo o ildtseng a le nosi Ke motho ke le nosi Se Ice se bônang ke dijô tsa me Nna tau ya mariri a magolo Ke phage ya mangana a magolo Tshethla ya dikgwa Tshitlha ya marota Ga ke tlhatlhelwe Ke tlhaga ke firêla mo dikgweng Ke êta ke okomêla ditsela Nna tshetlha ya dikgwa Thsetlha e marota a magolo Ke tsamaya ke ikôtlôlôla Mogala-gala yo motonna Mogarola-ngwana wa motho Tshetlha ya ga mma-tau le rra-tau Ke kôma-kôma ke itlhaganêla go aba Ka re ke fitlha fa thota ke a bôpa Ka ba ka fitlha lents we Nna motau wa dikgwa
Ik ben de Leeuw-de-gekookt-korenen-de-maïs-vol-stof Degene-die-enkel-door-zichzelfgekend-is Ik alleen ben een levend wezen ^ Alles wat ik zie is mijn voedsel Ik, de Leeuw-met-de-onmetelijkemanen Ik ben een Wilde-kat-met-dikkewangen De Gele-van-de-wouden De Gele-van-de-hoge-landen Ik word niet ingesloten Ik verschijn wanneer ik ommetjes en omwegen in de wouden doe Ik ga weg, en hef me op boven de wegen Ik, de Gele-van-de-wouden De Gele-met-machtige-schouders Ik ga weg, terwijl ik me uitstrek Verschrikkelijke-bruller, de Beroemde Degene-die-het-kind-van-de-manopenscheurt De Gele van Mevrouw Leeuw en Mijnheer Leeuw Wanneer ik mopper, verdeel ik En wanneer ik de top bereik, brul ik woedend luid En dan verlaag ik mijn stem Ik, de Leeuw-van-de-wouden. 2
26
27
26
2 3
Dit betekent: Ik overtref zozeer de andere dieren dat ik de enige ben die zich met het menselijke wezen kan vergelijken. 2 6
Cf. Lekgothoane 1938 : 192 en Van der Merwe 1941: 330 (tekst 22).
2 7
De andere dieren stellen zich tevreden met wat de leeuw laat eens hij verzadigd is.
2 8
Van der Merwe, 1941: 315, NE 19.
33
22. PEUL "Ga wi': Miin wi'ete "barooga, ammaa inae am tati: woabe "bi'an mi "barooga, woabe "bi'an rawaa"du ladde, woabe "bi'an "jagaawu, fuu ina am miin "barooga.
Hij zei: Ik ben Degene-die-men-leeuw-noemt, maar ik heb drie namen : Sommigen noemen me de Doder Anderen zeggen de Broesse-hond, Anderen zeggen de Leeuw, Al deze zijn mijn namen, ik de Leeuw. 29
D e lofdichten verschillen van elkaar in o m v a n g en ook in kwaliteit. H e t lofdicht van een g e w o n e mens bestaat gewoonlijk slechts uit een p a a r verzen, terwijl dat van een koning veel uitgebreider is, te meer daar lofdichten van belangrijke m e n s e n door specialisten samengesteld w o r d e n . W e h e b b e n gezegd dat iedereen zijn eigen lofdicht k a n maken door middel van een k e n s p r e u k of een gedicht. Nochtans is het niet verwonderlijk dat vooral de personen die een speciale reden h e b b e n om fier te zijn, deze kunst k u n n e n beoefenen, zoals krijgers, chefs, koningen, titelbehouders... D e persoon die niets groots heeft en zichzelf toch prijst, wordt b e s c h o u w d als een ijdeltuit of een leugenaar. Dit wil zeggen dat alles in het werk moet gesteld wordt o m het publiek te overtuigen dat m e n uitzonderlijke kwaliteiten bezit. In de streken waai" het individu over m e e r vrijheid beschikt o m in zijn eigen n a a m en dus de eerste persoon enkelvoud te gebruiken, is het genre meer ontwikkeld. Bij de Igbo, R w a n d a of Sotho g e m e e n s c h a p pen, b.v., waar het individu door de groep aangespoord wordt o m zichzelf te prijzen, wordt het genre v e e l v u l d i g b e o e f e n d . Zij g e b r u i k e n steeds de eerste p e r s o o n e n k e l v o u d : 30
2 9
Noye 1976: 48-49.
3 0
De taaie van deze beroepsdichter bestaat erin de kernspreuken en heldendaden van de vorser te verzamelen en hen in een gedicht op te nemen, waaraan hij een esthetische en gedenkwaardige vorm geeft.
34
23.
RWANDA
Ndi Muníhuzaeúmu wa Ruzirampuhwe nd iigihamé cy umurwaanyi síniitáiīk intaambara.
ík Degened ie-metd e-speerdd oo sla, zoon van Zond er-med elij d en ; ik ben een volmaakte strijd er: ik wijk niet af van d e strijd maar trek d e aand acht op me in d e strijd
Ndi Rusiingirizwa kub imaanzi ndi Rukagana báleuuka, Rusaangwa mu mihigo nd iisáta y umurwaanyi.
Ik ben Degened ie-geroem d -wor d t voor zijn d apperheid , ik ben Degenedie-hardnekkig-volhoudt-wanneer-deanderen-weglopen. Aan uitd agingen gewend, ik ben Strij d d en e-eivelwin d .
Nd inkaaka Rweema nkubitan ishem ábatágii" isheéja bágisheebeeka mu miheto.
Ik ben Ruw en Stevig: ik schiet neer met trots, terwijl d egenen d ie geen hoogmoed hebben hun krachten nog aan 't verspillen zijn aan hun bogen.
31
In s o m m i g e gemeenschappen, zoals de R w a n d a , de H i m a van U g a n d a of de S h o n a van Zambia, heeft het zelfprijzen dikwijls een agressief karakter en is b e s t e m d o m de superioriteit van een individu te bevestigen. Bij d e L oOedu of de San in Zuid-Afrika, daarentegen, is het eerder zeldzaam. Bij vele volkeren gebeurt het zichzelf prijzen in de l persoon m e e r v o u d . Zelflofdichten k o m e n o o k voor in de eerste persoon m e e r v o u d . Het gaat wel hier o m de hele groep die zichzelf tegenover andere groepen bevestigt, en niet o m een g e w o n e pluralis majestatis: s t e
3 1
Coupez 1970: 100.
35
24.
SHONA
Isú tiri váZombá ehaívo; VekwáChíhotá; Vémutúpó wéTembo; VáMáiómo; Vaerambizi Chivara, Ngwere, Njúma isíná nyangá Hatíitwé vékutámbwá navó. Takárámbá kukúndwá néanódyá sádza. Kare kédú taíti ánenge adaró, ádénha mago;
Ndísú vanáMapíngúnuré. Hatísi vékutámbá navó.
We zijn de oorspronkelijke mensen van Zomba; Die van 't land van Chihota Die van de Tembo Totem Degenen die naar hun dikke lippen genoemd worden ; Degenen die de gestreepte zebra omkeren Het beest met onschadelijke horens Het beest met geen enkele horen. Men speelt met ons niet. Niemand overwon ons In het verleden; indien iemand dat geduifd had, zouden we gezegd hebben dat hij een koekoekswesp beroerd had; We zijn Degenen-die-de-kracht-vantoverm iddelen-wegnemen Men speelt niet met ons. 32
Het zelflofdicht is hoofdzakelijk een mannelijk genre. Bij de D o g o n in Mali b.v., hebben de v r o u w e n geen eigen kenspreuk, m a a r wel een gemeenschappelijke kenspreuk die o p gelijk welke vrouw of meisje van toepassing is. Bij de L e g a in O o s t - C o n g o , draagt de vrouw de kenspreuk van haai' vader of haar man. N o c h t a n s vindt m e n in sommige streken (b.v. bij de Kuria in Kenya, de N d o n g a in Namibië, de B a l u b à in C o n g o , de Z u l u in Zuid-Afrika) vrouwelijke zelflofdichten, zelfs daar waai" v r o u w e n geen individuele kenspreuken hebben. Hier is een voorbeeld waarin een Z u l u vrouw haar moed, vastberadenheid, trots en zelfstandigheid beschrijft:
32
H o d z a 1979: 171-173.
36
25.
ZULU Ik ben Degene-die-hetwüdreservaat-doorkruist Dat geen meisje doorkruist Ik ben de dapperste onder de dapperen, Diegene-die-detovenaren-verlegen-maakt De Koppige-bewaardster De natie heeft over mij gezworen en heeft haar woorden gegeten Ze keert de koningen de rug toe en minacht de gewone mensen
NgiwuDabuli isiqiwu Esingadatshulwa intombi NguSibindingidi ogidela abathakathi
Upikelelela ngenkani UZulu wafunga waphindekezela. 33 Ushika amakhosi wazond' abantukazana
34
Uitzonderlijke v r o u w e n k u n n e n inderdaad zichzelf loven. L a t e n w e n o g een v o o r b e e l d aanhalen. E e n zekere L u n d a v r o u w (in N o o r d Z a m b i a ) , Kafuti Yamfwa, trouwde, in de laatste eeuw, m e t K a b w e b w e , de j o n g e r e broer van K o n i n g K a z e m b e V I . D a a r n a scheidde ze van K a b w e b w e o m m e t de k o n i n g zelf te t r o u w e n . L a t e r s m e e d d e ze s a m e n m e t Sunkutu een c o m p l o t tegen de k o n i n g , z o d a t S u n k u t u k o n i n g w e r d en ze t r o u w d e met h e m . Z e s m e e d d e een n i e u w complot met Kafuti tegen Sunkutu. Kafuti n a m de m a c h t over e n ze werd zijn k o n i n g i n . Maai Kafuti werd g e d o o d en verbrand d o o r L u k w e s a en ze slaagde erin o o k de koningin van L u k w e s a te w o r d e n . D o o r het feit dat ze m e t vele k o n i n g e n g e t r o u w d w a s geweest, w e r d Kafuti Y a m f w a d o o r de L u n d a b e s c h o u w d als h u n grootste k o n i n g i n . Z o is zij de enige koningin die op hetzelfde kerkhof b e g r a v e n w e r d waai" enkel de k i n d e r e n van k o n i n g e n b e g r a v e n werden. Z e k r e e g o o k een t r o m m e l n a a m , w a t normaliter v o o r b e h o u d e n is v o o r e d e l m a n n e n . Z e gaf zichzelf d e v o l g e n d e kenspreuk: -
Sunlculi & Miruka 1990: 74. Gunner & Gwala 1994: 210-211.
37
26.
BEMBA
Nine Nakafwaya, Cafwaya balume milonga
Ik ben de Verleidster Die een reeks mannen verleidde'
Hier is een N d o n g a voorbeeld, uit Namibië: 27. NDONGA Shityalaga shi hol'omvula; okambwa ke hol'omulilo, ka fa haka huhulukwa. ando okwa li okagwanga melundu, ando elumelinyika. ando okwa li elapi, ando okashapapa ku udha. mupopiwa neyeme, muhokolwa nehodhi tali gu. nda fOmwiingilisa, nda fOmundowishi ta lal'evi.
Shitjalaga houdt van regen De kleine hond die van vuur houdt Schijnt zich te venvannen Indien het een klein gras in 't veld was, Zou het een lumelinghika-wortelknol zijn Indien het een pagne was Zou het zeker een shapapa-pagne zijn (Ze is) Diegene-waarover-men-metklacht-spreekt Diegene-waarover-kwaadgesprokenwordt-met-vallende-tranen Ik ben gelijk aan de Engelsman Ik ben gelijk aan de Duitser, die het land verovert. 36
Op grond van het soort helden kan m e n twee grote types van het zelflofdicht onderscheiden. Het "krijgertype", dat vooral de herdersgemeenschappen kenmerkt, en het "vredelievende type", dat meestal eigen is aan l a n d b o u w g e m e e n s c h a p p e n . Het gaat hier wel o m nuanceverschillen en niet o m scherpe grenzen.
Chiwale 1962: 56. We beschikken alleen over de Bemba vertaling van deze tekst. Het is echter hoog waarschijnlijk dat deze oorspronkelijk in het Kilubà was, zoals alle andere kenspreuken afkomstig uit de Lwapula-vallei in Noord-Zambia. 3 6
Dammann & Tirronen 1975: 206-217.
38
Het theatrale karakter van het zelfprijzen is frappant. D e z e k u n s t wordt inderdaad enkel in bepaalde omstandigheden beoefend of e e r d e r "geënsceneerd" en in gemeenschappen waai" b e s c h e i d e n h e i d en matigheid aanbevolen worden. W a t het laatste punt betreft, w e t e n w e dat in vele Afrikaanse gemeenschappen het individu een g e r i n g e r e plaats inneemt d a n de groep. W a t het eerste p u n t betreft, zijn de omstandigheden gewoonlijk de volgende: voor of n a een strijd, gedurende een drinkpartij, wanneer de jongelui uit een i n w i j d i n g s k a m p k o m e n , w a n n e e r krijgers zich vóór de koning k o m e n voorstellen, of g e w o o n w a n n e e r m e n vóór een groot gevaar staat. D.w.z. dat men zichzelf niet o m het even w a n n e e r of h o e looft. E r zijn grenzen die d o o r de gemeenschap bepaald zijn, en b i n n e n d e z e grenzen worden afwijkingen aan de regels toegestaan. O p deze m a n i e r blijft de g e m e e n s c h a p het individu controleren. Er bestaan n o c h t a n s Afrikaanse g e m e e n s c h a p p e n die gebaseerd zijn op de zelfbevestiging van het individu (of tenminste van s o m m i g e individuen) en o p het b e n a d r u k k e n v a n verschillen. Zo werden de j o n g e cadetten bij het koninklijke hof in R w a n d a getraind o m zich superieur te v o e l e n en leerden daarbij h o e zelflovende gedichten samen te stellen. D e I g b o g e m e e n s c h a p is er één waarin het individu leert enkel op zichzelf te rekenen en succes te verwerven door zijn eigen i n s p a n n i n g e n . W a n n e e r iemand dit doel bereikt heeft, heeft hij het recht op een titel. Bij die gelegenheid, draagt hij een zelflofdicht voor. M e r k op dat het v o l g e n d e gedicht uitsluitend uit poëtische n a m e n bestaat:
39
28.
IGBO
Abu m: Egbulie m ugwu Opaji eche ani
Ik ben: Degene-die-heuvels-bewerkt (d. i. buitengewoon sterk) Degene-die-de-aarde-trotseert-metjamswortels Mes-die-de-struiken-ontrukt (d.i. geen moeilijkheid ontmoedigt of stopt hem) Jamsopslagplaats-die-ruim-is Struik-die-rijkdom-voortbrengt Struik-die-kolossaal-is Struik-die-verschrikkelijk-is Houweel-gebruiker-die-door-hongeronaangetast-is 37
Mma na-asu offia Oba di iwhe Offia di aim Offia di ugonodu Offia di egwu Aguu egbu onye ji ogu
3S
H e t gaat, bij het zelfprijzen, o m een praktijk. D e z e praktijk schijnt psychosomatisch te zijn. Enerzijds beantwoordt ze aan d e fundamentele behoefte van de m e n s o m succes, macht, erkenning te hebben, o m b e m i n d te worden, o m i e m a n d te zijn. D e z e behoefte blijkt niets anders te zijn dan een behoefte aan roem, of, uiteindelijk, een behoefte naar onsterfelijkheid. D e z e behoefte is zo sterk dat m e n in zekere culturen een paradijs of zelfs een hel uitgevonden heeft, alsof het veiliger was de e e u w i g e v l a m m e n van de hel te verdragen dan in het niets weg te zinken. Anderzijds is het zelfprijzen een techniek die op ritme steunt, d.w.z. een verschijnsel dat inwerkt op het hele lichaam en een beweging teweegbrengt. H e t bewustzijn dat m e n bestaat, staat in nauw verband m e t de mogelijkheid o m te b e w e g e n , namelijk volgens een ritme te b e w e g e n , d.w.z., o m te dansen.
Jamswortels spelen een grote rol in Igbo dieet en cultuur. Het is een symbool van rijkdom. 38
Egudu 1975: 30-33.
40
3. FORMELE KENMERKEN 1.
H e t zelflofdicht wordt over het algemeen gekenmerkt d o o r het gebruik van d e eerste p e r s o o n enkelvoud met als attribuut een prijsnaam of "poëtische n a a m " . D e z e kan een echte n a a m , een metafoor of een beschrijving zijn (vaak door een relatieve structuur vertaald). Dit geheel wordt doorgaans gevolgd d o o r een uitbreiding. W a n n e e r de v o o r d r a g e r in de n a a m van zijn g r o e p spreekt, kan hij de eerste persoon m e e r v o u d gebruiken. S o m s w o r d t de eerste persoon e n k e l v o u d gebruikt o m de g r o e p te v e r t e g e n w o o r d i g e n , ten opzichte van andere groepen, die als vijandig b e s c h o u w d w o r d e n .
2.
Poëtische n a m e n (ware en fictieve eigennamen, die v a a k metaforisch zijn) k o m e n dus veelvuldig voor. D e e m o t i o n e l e kracht van d e fictieve p e r s o o n s n a a m in het zelflofdicht is te verklaren d o o r verschillende factoren. T e n eerste is het zijn metaforische karakter, dat toelaat het individu te identificeren m e t dieren, b o m e n , of bovennatuurlijke wezens, terwijl dit i n d i v i d u een zeer grote vrijheid krijgt o m zich in o m het even w a t te metamorfoseren. T e n t w e e d e bestaat de structuur van z o ' n v e e l a l uit de n a a m vergezeld van een aanvulling. D e z e vertelt ons iets over de n a a m , en benadrukt de verschillen met de soortgelijken. B o v e n d i e n vindt m e n vaak blijkbare overbodige informatie in die zin dat de aanvulling de n a a m slechts schijnbaar definieert. Maaiin realiteit herinnert de aanvulling slechts aan de kwaliteiten die inherent zijn aan de n a a m . M.a.w., er is een herhaling o p semantisch vlak. D e z e herhaling benadrukt datgene dat impliciet is aan de n a a m . D a a r o m n o e m t m e n zo'n n a a m een uitgebreide n a a m . T e n derde is deze n a a m vaak hyperbolisch, wat z e k e r bij draagt tot het groter m a k e n van de drager en tot het h e m toekennen v a n gigantische dimensies. H e t v o o r d r a g e n vereist, in een orale cultuur, steeds de a a n w e z i g h e i d van een publiek. Meestal k e n n e n de t o e h o o r d e r s echter de uitgebreide n a m e n en k u n n e n ze in h u n geest de n a m e n al vervolledigen, w a n n e e r die geuit worden zonder a a n v u l l i n g . 41
Uiteindelijk is het duidelijk dat de opeenstapeling van speciale n a m e n een heftige ontroering bij de toehoorder opwekt. Zo'n ontroering kan de mens tot de meest g e w a a g d e of irrationele handelingen leiden. D a a r o m kan echt gezegd w o r d e n dat de eigennaam, met name wanneer die gebruikt wordt als, of binnen, een kenspreuk, een dwingende m a c h t op het individu uitoefent. D o o r de emotionele macht van de p e r s o o n s n a a m , b e n o e m e n we h e m poëtische naam. De emotionele kracht van de poëtische n a a m wordt gesteund of versterkt door sociologische en historische gegevens, waarover we het gehad h e b b e n in het eerste gedeelte. D e poëtische naam is ook het vervoermiddel bij uitstek voor de vitale energie. Normaliter wordt mijn n a a m door i e m a n d anders uitgesproken. Ik zelf gebruik bijna nooit mijn eigen n a a m o m tot mezelf te spreken. W a n n e e r iemand mijn n a a m uitspreekt, doet hij mij ontstaan, wordt hij een soort spiegel die mij voor mezelf onthult. W e l n u , wanneer ik mijn eigen naam aanroep, doe ik mezelf ontstaan, en eigen ik m e onrechtmatig het voorrecht van de andere toe. D a a r o m wordt zo'n handelwijze o n t m o e d i g d en b e s c h o u w d als trots, grootspraak of zelfs als een soort geestesstoring. D o o r dit verbod te overtreden, te trotseren, w o r d t een soort b e d w e l m i n g , een gevoel van opgewondenheid, of zelfs van oneindige vrijheid ondervonden. Het psychologisch gevolg is vergelijkbaar met dat van drugs, dat het individu in staat stelt gelijk welk gevaar uit te dagen. W e stellen vast dat het uitspreken van e i g e n n a m e n zo efficiënt is, dat het individu tot zelfoverwinning k o m t .
42
29.
CILUBÀ
Dyànyî, "nNnyuunyi-wa-mukùtà-wanshoobola-mwadi Cishèèneenà wàdila ku mubwelu Nnyuunyi-wa-nselembwà-mwinamutooyi Ndi Mulùmaa-nldma-nsàmbàà-mwïtù
Diitu-kàsoôlasoolà wa kusoèla wàya mpeesà Dyànyî ndi Cyàmabèèla-mangi Ngulubaa-Kayombo 3.
Mijn naam is de
Schreeuwende-uil
De Uil-die- 's-avonds-schreeuwt Luidruchtige-Nselembwa-vogel Ik ben de Mannelijke-aap-die-vande-ene-tali-naar-de-andere-in-'twoud-springt Het Woud-dat-men-niet-ontgint, diegene die het ontgint wordt door klimmende netels gestoken Mijn naam is Zeug-met-talrijkeuieren ik Kayombos zoon 39
Zoals in d e meeste orale teksten is de formule een voorkeursstructuur. Er bestaan verschillende soorten formules: fonologisch (b.v., het N k o r e ebyevugoheeft altijd e e n dalende intonatie);
of Zulu
izibongo-vers
morfologisch (b.v. de herhaling van de kern in het n a a m w o o r d en in het w e r k w o o r d is een geliefkoosde formule in het zelflofdicht en ook elders: cf. vb. 26 hierboven, waarin de kern -fway"verleiden" herhaald wordt). syntactisch (b.v. poëtische n a a m plus uitbreiding: cf. n o g m a a l s vb. 26, waarin de n a a m Verleidster aangevuld wordt door "Die een reeks m a n n e n verleidde"). H e t zelfprijzen kan, net zoals het lofdicht in het a l g e m e e n , uitgesproken, gezongen, of iets tussen de beiden zijn. W a n n e e r het uitgesproken wordt, is het t e m p o gewoonlijk zeer snel, terwijl het stemregister h o g e r ligt dan in de gebruikelijke taal. D e tekst w o r d t voorgedragen in segmenten (verzen) waarvan de lengte of de d u u r
Eigen verzameling. In Kabuta 1995, Annex II: 25, vindt men een licht verschillende variant. Zie ook vb. 29 hierboven.
43
ongeveer dezelfde zijn, of soms afhankelijk hoeveelheid lucht in de borstkas van de dichter. 4.
zijn
van
de
O p het semantisch vlak worden bij voorkeur twee stijlfiguren gehanteerd: de hyperbool en de metafoor. E e n essentieel k e n m e r k van het genre is inderdaad de overdrijving en de afwezigheid van bescheidenheid, wat gepaard gaat m e t de meeste gewaagde metaforen:
30. KILUBÀ Nine 'Mpulumba' wa mayenze, Kayo kalukimba ntanda, Lukusu lwaponeshe mulima; Musenga, uwailikishe mpili.
Mijn naam is de Leeuw-met-manen, De Kayo rivier die een wijde streek bedekt, De Steen van de Mukusu dat de vleermuis doodt; Het Zand die de heuvels bedekte. 40
31. SHONA Yamira, ungátí ígúmbo rémhuru; Kuimanikira, yádzvóva sehandira. Iní muzúkúi'ú wa VáZémo;
Héyi Chamakuwendé; Svetafuru, masángó apémbéré. Mukandazema; Mutámbákwadzáswa. Kushándíswá kútósvaga mhikinyuro.
4
Wanneer hij ' rechtop staat, denkt men dat het kalf spoot is; Sluit hem op en hij brult als een stier Ik ben de kleinzoon van Mevrouw Lust; Ziehier het artikel waarover ik het heb; Een schuim-nipper, die de wouden vrolijk doet dansen. Hij-die-een-geur-uit als de bok; Hij-die-speelt-waar-de-meisjes-hundag-doorbrengen. Om hem te gebruiken, moet u naar een hefboom zoeken. 42
4 U
Ibid.: 37.
4 1
De dichter heeft het over zijn penis.
4 2
Hodza & Fortune 1979: 393.
44
3.1. COMPOSITIE Het zelflofdicht is een samenstelling van poëtische n a m e n en kenspreuken, die m e n gekregen heeft, of die m e n aan zichzelf geeft. A l de c o m p l i m e n t e n die de anderen ons m a k e n zijn de voortreffelijke ingrediënten v o o r dit genre, o m d a t zij het bewijs zijn dat o n z e w a a r d e door anderen e r k e n d wordt. O n d e r de e i g e n n a m e n k o m e n o o k de n a m e n van de voorouders aan bod, m e t n a d r u k op h u n p o s i t i e v e kanten. M e n aarzelt ook niet o m alle m e n s e n aan te halen die zich in het verleden onderscheiden h e b b e n en aan wie m e n biologisch w e l of niet verbonden is. Dit wil zeggen dat die b e r o e m d e m e n s e n niets anders dan verdienstelijke en waardevolle individuen h e b b e n k u n n e n voortbrengen. D e n a d r u k wordt gelegd op kracht, m a c h t , m o e d , e n de uitzonderlijkheid. Daarbij m o e t e n w e o p m e r k e n dat er v a a k een specialist op het v l a k van het samenstellen bestaat. Z o zal een l i a of T h o n g a v r o u w (in Zambia) b.v., die een zelflofdicht wil m a k e n , een schets aan een specialist voorleggen, die haar zal helpen o m h e t te verbeteren. D a a r n a repeteert ze de tekst g e d u r e n d e een paar d a g e n voor ze het in het openbaai kan voordragen. D e D i n k a van S o e d a n , de R w a n d a , b.v. w e n d e n zich ook tot een specialist. -
4. CONCLUSIE Samenvattend k u n n e n w e het v o l g e n d e zeggen: 1. W a n n e e r m e n b.v. zegt : "Ik b e n X", gebruikt m e n een metafoor. Het gaat echter o m een heel bijzondere metafoor. D e e i g e n n a a m X vervoert een heleboel emotionele, sociologische en historische g e g e v e n s die een zekere duurzaamheid h e b b e n . In de poëzie spreekt m e n van een p o ë t i s c h e n a a m . W e h e b b e n o o k gezien dat d e vitale energie, die centraal staat in de Afrikaanse denkwijze, o.a. langs de n a a m en dus o o k langs de poëtische n a a m v a n een individu naar een ander overgebracht wordt. "Ik b e n X" b e t e k e n t dus zich i n t i e m identificeren m e t die p e r m a n e n t e g e g e v e n s . Verschillende p o ë t i s c h e
45
eigennamen vatten verschillende gegevens samen, waarvan de toehoorders min of meer op de h o o g t e zijn. O m d a t de poëtische n a a m zo semantisch beladen is, is het niet verwonderlijk dat hij in zichzelf een volwaardig constituent is van de poëzie en dat vele lofdichten enkel uit poëtische n a m e n bestaan of, tenminste, er een groot aantal van bevatten. 2 . H e t zelflofdicht heeft als doel de positieve specificiteit van de mens te benadrukken. Het bevestigt de individuele of g e m e e n schappelijk identiteit. Het kan een theatraal aspect h e b b e n of g e w o o n een ideaal voor de mens uitdrukken. Het zelflofdicht is uiteindelijk de uitdrukking van het genoegen dat m e n in het bestaan heeft, het is een uitzonderlijke ervaring waarbij de dood momenteel ontkend wordt. 3. Het zelflofdicht is het poëtische uiteenzetten van een zelfportret. W a n n e e r m e n zo'n portret aan andere wil laten zien, vermijdt m e n een geringschattend exemplaar te kiezen. M e n kiest integendeel het mooiste en zelfs een geïdealiseerd portret. D e literaire idealisatie wordt bereikt d.m.v. allerlei kunstgrepen op fonologisch, morfologisch, syntactisch en semantisch vlak. D o o r het voordragen van een zelflofdicht, verplicht de m e n s zich plechtig o m tegelijk sterk en uitstekend te blijven. Daaruit blijkt dat de mens niet alleen aangespoord wordt met het l o v e n d e beeld dat hij aan zichzelf geeft overeen te komen, maai' o o k dat zijn echte concurrent, die hij voortdurend moet overschrijden, zichzelf is.
46
5. BIBILIOGRAFIE ARMENGAUD, F., "Nom", EU, 16, 384-388, 1990. AYISI, E.O., An Introduction ed., Norwich, 1979.
to the Study of African Culture. Fletcher & Son Ltd, 2d
BUDGE, E.A.W., (1926), The Dwellers on the Nile. Dover, New York, 1977. BURTON, W.F.P., Luba Tervuren, 1961.
Religion
and Magic
in Custom
and Belief.
CAZENEUVE, J., (éd.), Histoire des Dieux, des Sociétés et des Hommes. Paris, 1984.
KMMA,
Hachette,
CHIWALE, J.C., Central Bantu historical texts III: Royal Praises and Praise Names of the Lunda Kazembe of Northern Rhodesia: The Meaning and Historical Background. Rhodes Livingstone Institute, Lusaka, 1962. COPE, A.T., Izibongo: Zulu praise-poems. COUPEZ, A., Littérature
OUP, Oxford, 1968.
de cour au Rwanda. OUP, Oxford, 1970.
BIZIMANA, S., "Les évitements verbaux en Rwanda", Bulletin des Séances, (2), KAOS, Brussel, 159-183, 1989. DAMANE, M. & SANDERS, P.B., Lithoko : Sotho Praise-Poems. Press, Oxford, 1974. DAMMANN, E. & TIRRONEN, T.E., Ndonga-Anthologie. Dietrich Reimer, 1975.
N°34
The Clarendon
Berlin 1975, Verlag von
DELUZ, A., Organisation sociale et Tradition Orale : Les Guro de Cahiers de l'Homme, Mouton, Paris, 1970.
Côte-d'Ivoire.
EGUDU, R.N. & NWOGA, D.I., Poetic Heritage: Igbo Traditional Verse. NwankwoIfejika & Co. Ltd, Enugu, 1973. ERNY, P., L'enfant et son milieu en Afrique noire. Paris, PBP, Paris, 1972. EVANS-PRITCHARD, E., (1937), Les Nuer. Gallimard, Paris, 1968. FAIK-NZUJI, M., La puissance du sacré : l'homme, la nature et l'an en Noire. La Renaissance du Livre, Brussel, 1993.
47
Afrique
FINNEGAN, R., 1970, Oral Literature in Africa. OUP, Oxford. Oral Poetry : Its nature, significance and social content. CUP, Cambridge, 1977. FRAZER, J.G., (1927), Le Rameau d 'Or. R. L affont, 1983, tome 1, Paris, 1983. de GANAY, S., Les Devises d es Dogons. Institut d'ethnologie, Musée de l'Homme, Paris, 1941. GUNNER, L ., "Forgotten men: Zulu bards and praising at die time of the Zulu kings", African Languages Langues africaines, 2, 71-90, 1976. GWALA, M. (éd.), Muslio. Zulu Popular Praises. Witwatersrand University Press., Johannesburg, 1991. FURNISS, G., (ed.), Power, Cambridge 1955.
Marginality
an d
African
Oral Literature.
CUP,
HEWITT, R., "The oral literature of the San", In: Andrzejewski & Piaszewicz, S. & Tyloch, W., (ed.), Literatures in African Languages : Theoretical issues and sample surveys. CVP Wiedza Powszechna-Warszawa, 1985. HODZA, A.C. & FORTUNE, G.,. Shona Praise Poetiy. OL AL , Oxford, 1979. HOUIS, M., Les Noms ind ivid uels chez les Mosi (Haute-Volta).
IFAN, Dakar, 1963.
KABUTA, N.S., La formule et l'autopanégyrique d ans les trad itions africaines. Etud e structurelle. Doctoraal proefschrift, UL B, Brussel, 1995.
orales
"L'autolouange dans les traditions orales africaines", Entre-vues, revue trimestrielle pour une pédagogie de la morale, Brussel, N° 31-32, septembre (een verkorte versie van dit artikel is verschenen in Initiations N°13, oktober 1996, Brussel), 1996. KAGAME, A., Introd uction aux grand s genres lyriques d e l'Ancien Rwand a. Butare. 1976. La philosophie Bantu comparée. Présence Africaine, Paris, 1969.
EUR,
KRIEL, A., Roots of African Thought : I Manipulating Actions. Balkema, Cape Town., 1984. Roots of African Thought : II Sources of Power. UNISA, Pretoria, 1989. KRIGE, J.D. & E.J., (1954), "The L oūedu of the Transvaal", African World s, D. Forde, (ed.), Stud ies in the cosmological di eas and social values of African peoples. OUP, L ondon, 1963. KUNENE, D.P., Heroic poetiy of the Basuto. OUP, Oxford, 1971.
48
LEKGOTHOANE, S.K., "Praises of animals in Northern Sotho", Bantu WUP, 12, Johannesburg, 189-213, 1938.
Studies,
LÉVI-STRAUSS, C., La Pensée sauvage. Pion, Paris, 1962. LICHTHEIM, M., Ancient Egyptian Literature. Volume I: The Old and Middle Kingdoms. UCP, Los Angeles, 1975. Ancient Egyptian Literature. Volume II: The New Kingdom. UCP, Los Angeles, 1976. Ancient Egyptian Literature. Volume III: The Late Period. UCP, Los Angeles, 1980. MAKAMBO, E.A.M., The Personal Nomenclature licentieverhandeling, Dar es Salaam University, 1984.
of the
Wachagga.
Ongep.
MUFUTA, P., Le chant kasàlà des Lubà. Julliard, Les Classiques Africains, Paris, 1968. LOHISSE, J., La communication
tribale. Edition Universitaire. Paris, 1974.
MORRIS, H.F., The Heroic Recitation of the Bahinia ofAnkole. N'SANDA, W., Epopée Kiguma: Essai d'un licentieverhandeling, UNAZA, Kinshasa, 1970.
genre
OUP, Oxford, 1964.
littéraire
lega.
Ongep.
NOYE, D., Blasons peuls : Eloges et satires du Nord-Cameroun. 1976.
P. Geuthner, Paris,
NTAHOMBAYE, Ph., Des noms et des hommes: Aspects sociologiques du nom au Burundi. Karthala, Paris, 1983.
psychologiques
OKPEWHO, I., African Oral Literature : Background, Bloomington & Indianapolis, 1992.
character and continuity.
OPLAND, J., Xhosa oral poetiy: Aspects of black South African tradition. Studies in Oral and Literate Culture. CUP, Cambridge, 1983. RICARD, A., Littératures 1995.
d'Afrique
SCHAPERA, I., (éd.), Praise-poems
et
IUP,
Cambridge
noire. Des langues aux livres. Karthala, Paris,
ofTswana
chiefs. OUP, Oxford, 1965.
SEBEOK, T.A., (éd.), Speech Surrogates: Drum and Whistle Systems in to Semiotics. Parts 1 et 2, Mouton, The Hague, Paris, 1976.
Approaches
SEYDOU, C , "La devise dans la culture peule : évocation et invocation de la personne". Cf. G. CALAME-GRIAULE, uitg., Langage et culture africaines, essai d'ethnolinguistique. F. Maspéro, Paris, 1977.
49
SHACK, W.A., MARCOS, H.-M., (ed.), Gods and Heroes: Oral Traditions Gurage of Ethiopia. Clarendon Press, Oxford, 1974.
of the
STEFANISZYN, B., "African Reincarnation Re-examined", African Studies, WTJP, 13/3-4, Johannesburg, 131-146, 1954. SUNKULI, L.O. & MIRUKA, O., A Dictionaiy Kenya Ltd, Nairobi., 1990.
of Oral Literature.
Heinemann
TEMPELS, P., La Philosophie bantoue. Présence Africaine, Paris, 1948. THEUWS, Th., De Luba-mens. KMMA, Tervuren, 1962. THOMAS, L.-V. & LUNEAU, R., La terre africaine et ses religions. Paris, 1980.
L'Harmattan,
VAN DER MERWE, D.F., Johannesburg, 307-337, 1941.
WTJP,
"Hurutshe Poems", Bantu
Studies,
VAN WING, J., (z.d.), Etudes Bakongo : II Religion et magie. KB KI, Brussel. VERCOUTTER, J., "La religion égyptienne", EU, 7: 1006-1016, 1990. ZAHAN, D., Religion, spiritualité et pensée africaine. Payot, Paris, 1970. ZUMTHOR, P., Introduction à la poésie orale. Seuil, Paris, 1983.
50
15/4,