De eigen bijdrage bij AWBZ-zorg en Wmo-verstrekkingen en voorzieningen Han Willems Wmo-raad en Algemene Senioren Vereniging Zeist, versie 28 juni 2013 Langdurige zorg die niet is verzekerd op basis van de Zorgverzekeringswet, wordt meestal betaald via de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), uitgevoerd door de gemeente, worden burgers geholpen door het verstrekken van noodzakelijke voorzieningen, zoals een scootmobiel, hulp in de huishouding, bepaalde hulpmiddelen, en woonvoorzieningen. Er zijn veel vragen over de eigen bijdrage die burgers moeten betalen als zij aanspraak hebben op AWBZ- en/of Wmo-verstrekkingen en voorzieningen. In deze notitie kunnen niet alle regels en uitzonderingen worden behandeld, wij geven u vooral inzicht in de systematiek. In de bijlagen zijn op basis van de CAK-rekenmodule enige voorbeeldberekeningen opgenomen, de genoemde bedragen mogen slechts als een algemene indicatie beschouwd worden. Uitgebreide informatie en rekenvoorbeelden die men met eigen gegevens kan invullen, is te vinden op de website van het CAK www.hetcak.nl onder o.a. de paragraaf ‘Bereken uw eigen bijdrage’. De kern van de zaak Voor AWBZ-zorg en voor hulp op basis van de Wmo wordt een eigen bijdrage gevraagd. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) stelt de hoogte vast. Het bedrag is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Woont u thuis, of in een zorginstelling? Waar woont de echtgenoot of partner? Moet u zorgen voor kinderen? Wat is uw inkomen? Heeft u vermogen? De zorg voor mensen die in een zorginstelling wonen (dat heet: Zorg met verblijf) wordt uit de AWBZ betaald. De eigen bijdrage bestaat uit een vast bedrag per maand, met een maximum. Afhankelijk van de situatie geldt een laag of een hoog tarief, zie onder B. Het lage tarief is maximaal 797,80 euro per maand (u betaalt 12 maanden per jaar), het hoge tarief maximaal 2.189,20 euro (2013). Het precieze bedrag is afhankelijk van het bijdrageplichtig inkomen dat het CAK voor u vaststelt (zie ook onder A). Het vermogen in uw eigen huis kan daarbij een rol spelen (zie onder C). Mensen die zorg en hulp nodig hebben terwijl zij nog thuis wonen (dat heet: Zorg zonder verblijf) krijgen die op basis van de Wmo en/of op basis van de AWBZ, afhankelijk van de aard van de ondersteuning. Ook voor hulpmiddelen en voorzieningen uit de Wmo betaalt u meestal een eigen bijdrage. Deze verschilt per gemeente. De gemeente Zeist vraagt een eigen bijdrage voor hulp in het huishouden, vervoersmiddelen én woonvoorzieningen. Het totale bedrag van AWBZ- en Wmo-gerelateerde eigen bijdragen is per periode van 4 weken (u betaalt 13 periodes per jaar) aan een maximum verbonden. Ook dit maximum is van het bijdrageplichtig inkomen (zie bijlage 2 ) afhankelijk. Voert u een gezamenlijk huishouden met een of meer meerderjarige huisgenoten (bijv. een fiscale partner, inwonende broer/zus of goede vriend dus dit geldt niet voor kinderen of inwonende ouders) dan hangt de maximale periodebijdrage af van het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen. Indien partners beiden zorg en/of een voorziening ontvangen, betalen zij samen hoogstens éénmaal het maximum. De gemeente stelt de maximale periodebijdrage voor de Wmo vast, maar deze bijdrage alleen kan nooit hoger zijn dan de maximale periodebijdrage voor Zorg zonder verblijf.
1
A Het boxenstelsel, het bijdrageplichtig inkomen en de eigen bijdrage AWBZ en Wmo Het bijdrageplichtig inkomen is de basis voor de eigen bijdrage. Dit wordt, kort samengevat, bepaald door de optelling van de volgende bedragen - het belastbaar inkomen uit box 1 in het jaar dat 2 jaar vóór de toekenning ligt (T-2) - 8% van de grondslag sparen en beleggen uit box 3 in het jaar T-2. In sommige gevallen (zie onder C) omvat dit tevens het vermogen dat in het eigen huis is opgebouwd (de vermogensinkomensbijtelling VIB). Het boxenstelsel van ons Nederlandse belastingenstelsel omvat 3 boxen. In box 1 worden inkomsten uit werk, uitkering en woning belast. Box 2 gaat over het ‘aanmerkelijk belang’ (aanmerkelijk belang is een term in het Nederlandse belastingrecht betreffende het bezit van aandelen in een vennootschap door een natuurlijke persoon, dit wordt hier niet verder besproken). Box 3 is de box waarbinnen je overige beleggingen en spaargeld vallen. Ook onroerende zaken naast uw eigen huis (een 2e huis bijv.), rechten op onroerende zaken buiten uw eigen woning en schulden tellen mee in deze box. Omdat het deel van het vermogen dat tot een eigen bijdrage leidt (zie ook onder B en C) bij het belastbare inkomen van box 1 wordt opgeteld ter vaststelling van de hoogte van die eigen bijdrage spreekt de wet van een bijdrageplichtig inkomen. Dat is dus niet altijd hetzelfde als het belastbare loon (het verzamelinkomen) dat op de belastingaangifte in box 1 wordt vermeld. Welk deel van het vermogen moet worden meegerekend om tot dit bijdrageplichtig inkomen te komen? Dat betreft per 2013 8% van de zogenaamde grondslag sparen en beleggen (box 3), dat is dat deel van uw vermogen boven het heffingsvrije deel (in 2011, want daarover wordt dan berekend) van € 20.785,- per persoon. Soms is nog sprake van recht op toeslagen die het heffingsvrije deel vergroten, het CAK kan u informeren. Dit percentage geldt naast het in het verzamelinkomen van de belastingaangifte al inbegrepen fictief rendement van 4% op het vermogen. Bij de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage wordt het belastingjaar dat 2 jaar vóór de toekenning ligt (T-2), als uitgangspunt genomen. Het inkomen en het vermogen over 2011 worden dus gebruikt voor de bijdrage over 2013. Bij 18- of 19-jarigen wordt het anders berekend, zie de CAKwebsite. B. Eigen bijdrage: met of zonder verblijf? Er zijn in het algemeen twee situaties denkbaar die verschillend worden behandeld. 1. De cliënt woont nog thuis of in een niet AWBZ-instelling of tehuis en ontvangt de toegekende hulp en zorg aldaar: zorg zonder verblijf 2. De cliënt is opgenomen in een AWBZ-instelling: zorg met verblijf Ad 1. Zorg zonder verblijf Langdurige zorg zonder verblijf die niet is verzekerd op basis van de Zorgverzekeringswet valt meestal onder de AWBZ. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) bepaalt of en zo ja in welke omvang u aanspraak kunt maken op deze zorg (zie: CIZ Indicatiewijzer versie 6.0, in te zien via www.ciz.nl) . 2
Het uurtarief voor de eigen bijdrage wordt door de overheid bepaald en bedraagt in 2013 € 13,60 per uur of per dagdeel van maximaal vier uur indien de zorg wordt verleend in groepsverband (bijv. kleinschalig wonen in een particulier tehuis). Indien er sprake is van zorgverlening buiten groepsverband gedurende een deel van een uur, wordt de bijdrage naar evenredigheid berekend. Er geldt een inkomensafhankelijk maximum (in 2013 minimaal €18,60) per vier weken, dat verschilt naar leeftijd (tot 65 jaar en vanaf 65 jaar) en naar leefeenheid (gehuwd/samenwonend of alleenstaand). Dit maximum kan worden verhoogd indien het bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.208, afhankelijk in welke categorie iemand valt, 65+ of 65-, alleenstaand of meerpersoons. Voor details, zie de website van het CAK; in de bijlage treft u enige rekenvoorbeelden aan. Wanneer iemand gebruikt maakt van een volledig pakket AWBZ-zorg thuis (VPT, zie bijlage1) wordt een lage eigen bijdrage Zorg met Verblijf in rekening gebracht. Het CAK kan u dit uitleggen. De Wmo, uitgevoerd door de gemeente, is bedoeld om burgers in staat te stellen om optimaal mee te doen in de maatschappij, als zij dat zelf niet meer goed kunnen regelen, bijvoorbeeld door het verstrekken van hulp in de huishouding, van bepaalde hulpmiddelen of van woonvoorzieningen. U moet eerst een indicatie voor Wmo-ondersteuning hebben, zonder Wmo-indicatie geen Wmoondersteuning. Informeer bij het Wmo-loket van de gemeente als u meent aanspraak op de Wmo te moeten doen. Hier gaat het altijd om ondersteuning die in de eigen woonsituatie geleverd wordt, en u betaalt daarvoor een door de gemeente vast te stellen eigen bijdrage. Niet alle gemeenten vragen voor alle hulpmiddelen en voorzieningen een eigen bijdrage. Ook verschilt de hoogte van de eigen bijdrage per gemeente. In sommige gevallen hoeft u geen eigen bijdrage te betalen voor hulpmiddelen en voorzieningen uit de Wmo. Bijvoorbeeld als u al een eigen bijdrage betaalt voor zorg met verblijf. De vrijstellingen voor de eigen bijdrage staan op de website van het CAK. Maakt u gebruik van Zorg zonder verblijf én van de Wmo dan betaalt u voor deze zorg en voorzieningen samen per huishouden nooit meer dan de inkomens- en vermogensafhankelijke vastgestelde maximale bijdrage Zorg zonder verblijf. Dat wil zeggen dat het maximum van de eigen bijdrage voor de Wmo en de AWBZ samen geldt. Ad 2. Zorg met verblijf. Zorg met Verblijf is de naam voor de zorg die u ontvangt als u bent opgenomen in een AWBZinstelling. Een AWBZ-instelling is een instelling waar u woont én zorg krijgt: bijvoorbeeld een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting, een verpleegtehuis. De kosten worden betaald uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar u betaalt meestal ook een eigen bijdrage. Dat is afhankelijk van inkomen en vermogen, uw leeftijd, de gezinssituatie en uw door het CIZ uit te voeren indicatie. Zonder CIZ-indicatie geen recht op AWBZ-zorg. De eigen bijdrage bij Zorg met verblijf kent een zogenaamde hoge en een lage eigen bijdrage. De lage eigen bijdrage geldt o.a. voor mensen die weliswaar permanent zijn opgenomen in een AWBZinstelling, maar die de kosten voor een huishouden buiten de instelling ook nog houden; vaak betreft het een partner die nog thuis woont. Bij tijdelijke opname en gedurende de eerste 6 maanden van een eerste opname betaalt u ook de lage eigen bijdrage. Zie voor de overige voorwaarden de CAKwebsite. In 2013 bedraagt de lage eigen bijdrage minimaal € 152 per maand en maximaal €797,80 per maand, en de maximale hoge eigen bijdrage bedraagt €2189 per maand, alles dus afhankelijk van het bijdrageplichtige inkomen. Partners die beiden zijn opgenomen betalen dit maximum slechts 3
éénmaal. De berekening van het exacte bijdrageplichtige inkomen is voor de meeste mensen erg ingewikkeld. Op de website www.hetcak.nl kan een proefberekening worden gemaakt. Als u hier niet uitkomt, dan kunt u navraag doen bij deskundigen of het CAK In de bijlage 2 treft u wel enkele voorbeeldberekeningen aan, om u een idee te geven van de hoogte van de te betalen bijdrage in verschillende situaties. Kortingen op de eigen bijdrage waarop u recht heeft worden door het CAK automatisch berekend en verdisconteerd. C. Het eigen huis en het bijdrageplichtig inkomen Een apart punt vormt de wijze waarop het vermogen dat in een eigen huis is opgebouwd al dan niet mee telt bij de bepaling van het bijdrageplichtig inkomen. Deze paragraaf is alleen van belang voor mensen die voor Zorg met verblijf geïndiceerd zijn en verblijven in een AWBZ-instelling, en niet voor thuiswonenden. Voor thuiswonenden wordt het eigen huis nooit bij de bepaling van het bijdrageplichtig inkomen meegenomen. Zolang de (fiscaal) partner nog in de woning verblijft, telt de woning ook niet mee in het desbetreffende vermogen en dus ook niet voor de hoogte van de eigen bijdrage. Het komt voor dat mensen wel over vermogen beschikken maar dat dit vermogen niet vrij beschikbaar is omdat de eigen woning na de opname in een AWBZ-instelling alsmaar niet verkocht wordt. Door de belastingdienst zal de eigen woning de eerste twee jaar na opname in verpleeg- of verzorgingshuis nog als “eigen woning” aangemerkt worden in box 1. Als de woning leeg staat in afwachting van verkoop, is deze periode zelfs tijdelijk (tot 1 januari 2014) drie jaar, op basis van een regeling van het Ministerie van Financiën. Het CAK zal de eigen woning (zolang die belast wordt in box 1) dan niet betrekken bij de berekening van de eigen bijdrage. Voor de vermogensinkomensbijtelling (zodra het eigen huis belast wordt in box 3) wordt uitgegaan van vermogen in het jaar T-2. Dit betekent dat pas vier jaar (tijdelijk dus soms zelfs vijf jaar) na opname in verpleeg- of verzorgingstehuis, de oorspronkelijke “eigen woning” door het CAK wordt betrokken bij de berekening van de eigen bijdrage als gevolg van de vermogensinkomensbijtelling. Immers, pas na twee jaar zullen de woning én hypotheekschuld door de belastingdienst worden meegenomen in box 3 en weer twee jaar later zal dit vermogen in box 3 door het CAK worden betrokken bij de vermogensinkomensbijtelling. De cliënt heeft hierdoor vier jaar de tijd om de eigen woning te verkopen/ te verhuren en met de opbrengst daarvan deels mee te betalen aan de eigen zorg, net zoals mensen met een inkomen dat doen. Verder biedt het CAK nog de mogelijkheid om gedurende één jaar de lage eigen bijdrage te betalen in plaats van de hoge eigen bijdrage. Deze regeling wordt alleen aangeboden wanneer iemand al 6 maanden is opgenomen, maar het huis nog niet verkocht is. Dan telt het huis dus nog niet mee als vermogen in box 3, maar gaat de eigen bijdrage wel van een lage naar hoge eigen bijdrage. Hierdoor kan men in betalingsproblemen komen, vandaar deze specifieke extra mogelijkheid. Dit staat dus los van de vermogensbijtelling. Na dat jaar dient wel de te weinig betaalde eigen bijdrage alsnog betaald te worden. Voor mensen met een onverkocht huis die vóór 1 januari 2013 al in een AWBZ instelling verbleven, kan het CAK op aanvraag een betalingsregeling treffen. Deze betalingsregeling betekent dat deze cliënten uitstel van betaling bij het CAK kunnen aanvragen tot op het moment van verkoop van de woning, met een maximum van vier jaar. Het gaat hier uitsluitend om uitstel van betaling van het hogere bedrag dat men als gevolg van de VIB moeten betalen en het uitstel geldt tot uiterlijk 31 december 2016. 4
Bijlage 1: Volledig Pakket Thuis (VPT) Mensen met een AWBZ-indicatie voor zorg met verblijf kunnen voor rekening van de AWBZ alle zorg die ze anders in een instelling zouden krijgen ook thuis krijgen. De woonlasten vallen buiten de AWBZ. Daarmee is er sprake van het scheiden van wonen en zorg. De regeling die dit mogelijk maakt heet 'Volledig Pakket Thuis' (VPT). De zorg die u krijgt bij afname van het Volledig Pakket Thuis is grotendeels gelijk aan de zorg in het verzorgingshuis. Dit is inclusief huishoudelijke zorg en maaltijdverstrekking. De omvang van de zorg- en dienstverlening wordt bepaald door de zwaarte van de zorg die een cliënt nodig heeft (het zorgzwaartepakket) en zoals het CIZ die vaststelt (ZZP-indicatie). VPT is niet af te dwingen, de verzekerde moet het hierover eens worden met de aanbieder. De aanbieder is niet verplicht het VPT te leveren. Wat wordt er bekostigd door de AWBZ? De zorgaanspraken van VPT-cliënten zijn gelijk aan die van cliënten die in de instelling verblijven: toezicht en bescherming, zoals alarmopvolging en nachttoezicht - maaltijden verstrekking - huishoudelijke verzorging - recreatieve activiteiten - extra waskosten van kleding i.v.m. aandoening of ziekte - wassen van bedlinnen en handdoeken als deze in de instelling zelf ook wordt verstrekt - outillagehulpmiddelen: voorzieningen die voor meer mensen zijn te gebruiken, zoals een til-lift - gespecialiseerde behandeling mits de zorgaanbieders zijn toegelaten voor behandeling en de cliënt een passende indicatie heeft - toeslag extreme zorgzwaarte Voor rekening van de cliënt zijn de volgende kosten: - normale waskosten voor kleding. De cliënt kan desgewenst de was tegen een redelijke vergoeding door de instelling laten doen - gebruikelijke voorzieningen zoals energiekosten, communicatie apparatuur en multimedia - de woonlasten - de laatste zorg na overlijden (afleggen, opbaren e.d.). De eigen bijdrage is afhankelijk van het verzamelinkomen en is (2013) maximaal €797,80 per maand, overeenkomend met de lage intramurale eigen bijdrage. Met een Volledig Pakket Thuis dient men zelf een beroep te doen op de zorgverzekering voor: - Huisartsenzorg en tandheelkundige zorg - Medicijnen - Geneesmiddelen Voor vaste hulpmiddelen (bijv. een rolstoel) moet u een beroep op de Wmo doen via het Wmoloket in de gemeente.
5
Bijlage 2: Voorbeeldberekeningen van de eigen bijdrage Maximale eigen bijdragen Mensen met zowel een hoog eigen vermogen als een hoog inkomen betalen meestal een hoge tot maximale eigen bijdrage. Ook mensen met een relatief laag inkomen maar met een (zeer) hoog eigen vermogen betalen vaak een hoge eigen bijdrage. Zij zullen dan soms hun (liquide) vermogen moeten aanspreken. Het in stenen verankerde vermogen (het eigen huis, niet een 2e huis!) hoeft slechts onder voorwaarden (zie onder C. op pagina 4) te worden meegeteld bij de bepaling van het bijdrageplichtig inkomen en dus ook van de eigen bijdrage. De maximale eigen bijdragen zijn in 2013: Zorg zonder verblijf: eigen bijdrage voor zorg is niet gemaximeerd maar meestal veel lager dan Zorg met verblijf. De eigen bijdrage voor Wmo wordt per gemeente bepaald. Zorg met verblijf: lage eigen bijdrage maximaal €797,80 en hoge eigen bijdrage maximaal €2189,20 per persoon per maand. In sommige gevallen (zie website CAK) kan hierop een korting worden verleend. De maximale eigen bijdrage wordt voor fiscale partners die beiden in de instelling verblijven in totaal slechts één keer geheven. Van de voor deze verzekerden gezamenlijk berekende bijdrage is ieder van de echtgenoten een gedeelte verschuldigd naar rato van ieders aandeel in het inkomen. In de figuren 1-4 worden enige voorbeelden gegeven van de hoogte van de eigen bijdrage onder verschillende omstandigheden. Daarbij is steeds de berekening van het bijdrageplichtig inkomen overgenomen uit de rekenformule zoals die door het CAK (www.hetcak.nl) wordt vastgesteld. Deze berekening wordt hier dus niet nader getoond maar valt eenvoudig in te zien als u de getallen zelf invoert op genoemden website. In de voorbeeldberekeningen is soms sprake van een Wtcg-korting. De Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) is bedoeld voor chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en arbeidsongeschikten. Het CAK bekijkt of u aan de voorwaarden voldoet en berekent welke korting u krijgt. U hoeft dus zelf niets te doen. NB: De Wtcg wordt per 2014 (intramuraal) en 2015 (extramuraal) waarschijnlijk afgeschaft en deels vervangen door een andere compensatieregeling waarvan de uitwerking nog niet bekend is.
6
7
8
9
10
Bijlage 3. Eigen huis en eigen bijdrage: een voorbeeld Voor de duidelijkheid wordt hieronder een zeer vereenvoudigd tijdpad uitgewerkt voor een cliënt, zonder partner, die op 1 januari 2013 naar een verpleeg- of verzorgingshuis gaat en gedurende het hele tijdpad in bezit blijft van een woning. 1 januari 2013: Fiscale situatie: woning, hoewel fiscaal gezien niet meer een “eigen woning”, mag nog 2 jaar in box 1 en valt zodoende in box 1. Eigen bijdrage: eigen bijdrage wordt opgelegd op basis van het inkomen en vermogen box 3 van 2011. 1 januari 2014: Fiscale situatie: woning, hoewel fiscaal gezien niet meer een “eigen woning”, mag nog 1 jaar in box 1 en valt zodoende in box 1. Eigen bijdrage: eigen bijdrage wordt opgelegd op basis van het inkomen en vermogen box 3 van 2012. 1 januari 2015: Fiscale situatie: woning is fiscaal gezien geen “eigen woning” meer, de uitzondering van nog 2 jaar in box 1 is afgelopen. De woning valt vanaf dit moment in het vermogen onder box 3. Eigen bijdrage: eigen bijdrage wordt opgelegd op basis van het inkomen en vermogen box 3 van 2013. In 2013 zat de woning nog niet in box 3 en wordt dus nog niet meegenomen bij het bepalen van de eigen bijdrage. 1 januari 2016: Fiscale situatie: De woning valt in het vermogen onder box 3 Eigen bijdrage: eigen bijdrage wordt opgelegd op basis van het inkomen en vermogen box 3 van 2014. In 2014 zat de woning nog niet in box 3 en wordt dus nog niet meegenomen bij het bepalen van de eigen bijdrage. 1 januari 2017: Fiscale situatie: De woning valt in het vermogen onder box 3. Eigen bijdrage: eigen bijdrage wordt opgelegd op basis van het inkomen en vermogen box 3 van 2015. In 2015 zat de woning in box 3 en wordt dus meegenomen bij het bepalen van de eigen bijdrage. Eventueel kan bij het CAK een betalingsregeling worden aangevraagd.
11
Bijlage 4: Ontwikkelingen in de AWBZ en WMO Om de zorg toegankelijk, goed en betaalbaar te houden, voert het kabinet de komende jaren hervormingen door. Bijvoorbeeld op het gebied van de AWBZ. Ook neemt de overheid maatregelen zodat mensen langer zorg thuis kunnen krijgen (Wmo). De wijzigingen in de AWBZ en de WMO zijn nog volop in ontwikkeling. Voor de AWBZ: zie de nota ‘Hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg’, te downloaden via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wet-bijzondere-ziektekostenawbz/documenten-en-publicaties/publicaties/2013/04/25/hervorming-van-de-langdurigeondersteuning-en-zorg.html Het kabinet wil de AWBZ vanaf 2015 ingrijpend hervormen. Alleen de zwaarste, langdurige zorg wordt dan nog vergoed uit de AWBZ. Lichtere vormen van AWBZ-zorg gaan naar gemeenten of worden geregeld via de zorgverzekering. De taakverdeling ziet er vanaf 2015 zo uit:
Gemeenten: zorg aan huis Gemeenten gaan zorgen voor de begeleiding en persoonlijke verzorging aan huis. Zoals hulp bij aan- en uitkleden en haren wassen. Huishoudelijke hulp wordt alleen nog door de gemeente betaald als u een laag inkomen heeft.
Zorgverzekeraars: medische zorg Medische zorg, zoals verpleging en langdurige geestelijke gezondheidszorg, wordt geregeld in de zorgverzekering.
Rijksoverheid: langdurige zorg
Aanpassingen aan het regeerakkoord Het Regeerakkoord van Rutte II bevat een aantal maatregelen inzake de eigen bijdrage voor de AWBZ, die met het Zorgakkoord 2013 weer wat zijn afgezwakt. In het Zorgakkoord is afgesproken dat de in het regeerakkoord opgenomen verhoging van de eigen bijdrage per 1 januari 2014 wordt beperkt. Volgens het regeerakkoord zou de hoge eigen bijdrage voor de AWBZ voor bewoners van instellingen met ingang van 2014 worden verhoogd naar het niveau van zak- en kleedgeld. Daarnaast zal met ingang van 2014 de Wtcg-korting vermoedelijk worden afgeschaft maar er is nog geen duidelijkheid over aard en inhoud van een vervangende regeling. In het Zorgakkoord is afgesproken dat alle bewoners van een instelling een extra bedrag boven op het zak- en kleedgeld houden, waarbij dat bedrag kan verschillen tussen groepen. Langer thuis wonen is niet voor iedereen met een zorgzwaartepakket 3 en 4 mogelijk. Meer mensen kunnen vanaf 2015 in een instelling verblijven. In 2014 blijft extramurale dagbesteding beschikbaar. Ook op extramurale persoonlijke verzorging kan in 2014 volledig beroep worden gedaan. 12
In de Zvw wordt een nieuwe aanspraak opgenomen: thuisverpleging. Deze aanspraak omvat verpleging en indien onlosmakelijk daarmee verbonden ook verzorging. De wijkverpleegkundige draagt zorg voor de verbinding tussen het sociale en medische domein en wordt gepositioneerd in de Zvw. Het kabinet stelt hiervoor € 200 miljoen beschikbaar. Gemeenten worden gestimuleerd om sociale wijkteams op te richten. Het kabinet stelt hiervoor € 50 miljoen beschikbaar. Het op behandeling gerichte verblijf in een GGZ-instelling wordt in de Zvw ondergebracht. Het begeleid wonen dat gericht is op participatie vindt het kabinet meer passen binnen het gemeentelijke domein. Intramurale zorg in de kern-AWBZ is en blijft een verzekerd recht. Nieuwe cliënten kunnen in 2014 een beroep doen op huishoudelijke hulp. In 2015 blijft meer budget beschikbaar voor gemeenten met betrekking tot de (huishoudelijke) ondersteuning. Gemeenten houden 60% in plaats van 25% van de middelen. Het kabinet introduceert onder de Wmo een maatwerkvoorziening (oplopend tot ruim € 700 miljoen) ter vervanging van de compensatie eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Deze regeling kan worden ingezet in het brede sociale domein. De verhoging van de eigen bijdrage voor mensen die in een instelling verblijven wordt verzacht. Het kabinet creëert een recht op het pgb onder stringente voorwaarden in de nieuwe Wmo en de kern-AWBZ. De gewijzigde WMO zal per 2015 alle ingevoerde wijzigingen laten zien en alsdan in werking treden. De effecten van vermogensinkomensbijtelling voor cliënten die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben en in een AWBZ- instelling verblijven worden verzacht. Deze mensen gaan door deze verzachting minder eigen bijdrage betalen. De verzachting houdt in dat deze groep cliënten een extra vrijstelling van €10.000 krijgt bij het bepalen van de eigen bijdrage bovenop de fiscale vrijstelling van het vermogen in box 3. De fiscale vrijstelling is nu circa €21.000 per fiscale partner. Met deze verzachting bedraagt de vrijstelling van het vermogen in totaal circa € 31.000 (bij een eenpersoonshuishouden). Letselschade: voor alle cliënten die AWBZ-zorg ontvangen, wordt geregeld dat uitkeringen voor letselschade en bepaalde eenmalige uitkeringen niet meetellen bij het vermogen van box 3. Dit gebeurt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013. Ook voor deze groep betekent dit een lagere eigen bijdrage.
13