Eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf en voor de Wmo De klant betaalt een eigen bijdrage voor de zorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) die deze thuis krijgt (zorg zonder verblijf), bijvoorbeeld verpleging en verzorging. Ook betaalt de klant een eigen bijdrage voor voorzieningen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), zoals een scootmobiel, huishoudelijke hulp of een woningaanpassing. Uitzonderingen zijn in de wet geregeld. De gemeenten Súdwest-Fryslân, Littenseradiel en De Friese Meren i.o. hebben beleid ontwikkeld over het al dan niet toepassen van eigen bijdragen. De eigen bijdrageregels zijn onlangs nog aangescherpt. Op onderdelen bestaan er enkele verschillen tussen de drie gemeenten. Hieronder beschrijven wij achtereenvolgens de huidige regels vanuit de AWBZ (paragraaf 1), de regels omtrent de eigen bijdrage vanuit de Wmo (paragraaf 2), de invulling bij Súdwest-Fryslân en Littenseradiel (paragraaf 3) en de invulling bij De Friese meren i.o. (paragraaf 4). Wat levert dat dan tot nu toe op? In paragraaf 5 een kort financieel overzicht. Met de ingezette Kanteling zullen de gemeenten zich steeds meer gaan richten op algemene en collectieve voorzieningen. Deze vormen van verstrekkingen zijn goedkoper te organiseren dan de individuele. In de laatste paragraaf wordt een relatie gelegd met eigen bijdragen.
1. AWBZ De eigen bijdrage voor de functies Begeleiding en Persoonlijke verzorging AWBZ is geregeld in het Bijdragebesluit Zorg. Hierbij geldt een inkomensafhankelijke bijdrage en deze is gemaximeerd tot een bepaald uurtarief of tarief per dagdeel. De rekenregels van de inkomensafhankelijke bijdrage zijn gelijk aan die van de Wmo. Dit geldt alleen voor personen van 18 jaar of ouder. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) stelt de hoogte van de eigen bijdrage vast en int deze. Hoogte eigen bijdrage zorg zonder verblijf AWBZ en/of hulp Wmo De hoogte van de eigen bijdrage hangt af van: •
het aantal personen binnen het huishouden;
•
de leeftijd;
•
het verzamelinkomen en dat van de eventuele partner;
•
het vermogen en dat van de eventuele partner;
•
de zorg, hulp en voorzieningen die men heeft ontvangen;
•
bij hulpmiddelen en voorzieningen uit de Wmo (anti-cumulatie).
1
Maximale eigen bijdrage Op basis van de gegevens over het (gezamenlijk) inkomen, leeftijd en huishouden berekent het CAK de maximale periodebijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is dan afhankelijk van enerzijds de maximale periodebijdrage en de kosten van de zorg of hulp. Zijn de kosten van de zorg of hulp lager dan de maximale periodebijdrage? Dan betaalt de klant minder dan de maximale periodebijdrage.
Tegelijk eigen bijdrage AWBZ en Wmo Als de klant zowel zorg uit de AWBZ als hulp uit de Wmo ontvangt, moet de klant 2 eigen bijdragen betalen. Maar die 2 bedragen mogen samen nooit hoger worden dan de maximale periodebijdrage die de klant voor 1 van die 2 zou moeten betalen. De eigen bijdrage van de Wmo wordt dan op de eigen bijdrage AWBZ in mindering gebracht. Eigen bijdrage voor 2013 berekenen Op de website van het CAK is een rekentool aanwezig. Korting op de eigen bijdrage Het CAK verrekent automatisch een korting van 33% op de eigen bijdrage volgens de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Volgens de bestaande kabinetsplannen eindigt deze korting met ingang van 1 januari 2014.
2. Wmo Op grond van artikel 4 lid 2 Wmo kan de gemeente “bij het bepalen van voorzieningen rekening houden met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.” Het benutten van deze capaciteit kan volgens rechtspraak door het toepassen van een eigen bijdrage of eigen aandeel. De Wmo biedt gemeenten de mogelijkheid aan personen van 18 jaar en ouder een eigen bijdrage te vragen voor bepaalde voorzieningen in natura en PGB’s. Bij een financiële tegemoetkoming kan de gemeente een eigen aandeel in de kosten in rekening brengen. In de AMvB Besluit Maatschappelijke Ondersteuning (Bmo)zijn nadere regels gesteld, waaronder de maximaal te stellen eigen bijdragen. Deze komen voor een belangrijk deel overeen met de hiervoor beschreven regels van de AWBZ. De belangrijkste bepalingen uit het Bmo: • • • • •
de hoogte van de eigen bijdrage is gelijk aan die van de AWBZ; geen eigen bijdrage voor een rolstoel; geen eigen bijdrage voor voorzieningen bestemd voor een kind; geen eigen bijdrage als er al wordt betaald voor Zorg met verblijf; de eigen bijdrage bij verblijf in een maatschappelijke opvang of vrouwenopvang mag niet leiden tot een inkomen onder de bijstandsnorm + standaard zorgpremie. 2
•
Voor woonvoorzieningen bij een eigen woning en roerende voorzieningen in eigendom geldt een maximale termijn van 39 perioden van vier weken.
Er heerst een landelijke discussie over de vraag of bij de toegang al rekening kan worden gehouden met het inkomen en vermogen van de aanvrager. Immers bij voldoende eigen middelen heeft de aanvrager voldoende “capaciteit” om zelf in de kosten te voorzien. Van belang zal zijn in welke mate de aanvrager hier ook direct over kan beschikken en hoe hij eerder mogelijk zelf het probleem oploste. Onderzoek naar de compensatieplicht vergt in ieder geval altijd een individuele afweging.
3
Huidig beleid van Súdwest-Fryslân en Littenseradiel
De regels van de eigen bijdrage/aandeel gelden voor alle Wmo-voorzieningen, met uitzondering van: a. de verhuiskosten- of inrichtingskostenvergoeding; b. het collectief vervoer; c. de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een auto. En met inachtneming van de wettelijke uitzonderingen, genoemd in paragraaf 2. De gemeenten sluiten volledig aan op de bepalingen van het Bmo. Dit betekent dat veelal de maximale grenzen worden benut. De gemeenten hebben ervoor gekozen om de duur van de eigen bijdragen/aandeel in de kosten voor alle woonvoorzieningen en roerende voorzieningen te beperken tot 39 perioden van 4 weken (= 3 jaar). In het BMO is dit slechts beperkt tot de bedoelde voorzieningen ‘in eigendom’. Voor het collectief vervoer en de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een auto wordt rekening gehouden met de kosten van het openbaar vervoer. Deze is bepaald op € 0,19 per kilometer. In het collectief vervoer wordt dit de eigen ritbijdrage bedoeld. Dit is geen eigen bijdrage, zodat het Bmo hierop ook niet van toepassing is. De eigen bijdrageregels zijn sinds 1 januari 2013 aangescherpt, in die zin dat er voor meer voorzieningen een eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor het uitstaand bestand van vervoersvoorzieningen wordt een overgangstermijn van zes maanden toegepast. Voor alle woonvoorzieningen die al vóór 1 januari 2013 zijn aangevraagd en toegekend wordt er geen eigen bijdrage/aandeel gevraagd. Dit geldt ook voor autoaanpassingen.
4
Huidig beleid van De Friese Meren i.o.
De regels van de eigen bijdrage/aandeel gelden voor alle Wmo-voorzieningen, met uitzondering van: a. het collectief vervoer; b. de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een auto. En met inachtneming van de wettelijke uitzonderingen, genoemd in paragraaf 2.
3
De Friese Meren sluit volledig aan op de bepalingen van het Bmo. Dit betekent dat veelal de maximale grenzen worden benut. Een beperking in duur van 3 jaar geldt uitsluitend voor die voorzieningen waarin de wet (het Bmo) dit voorschrijft. Voor het collectief vervoer en de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een auto wordt rekening gehouden met de kosten van het openbaar vervoer. Deze is bepaald op € 0,19 per kilometer. In het collectief vervoer wordt dit de eigen ritbijdrage bedoeld. Dit is geen eigen bijdrage, zodat het Besluit maatschappelijke ondersteuning hierop ook niet van toepassing is. De eigen bijdrageregels zijn sinds 1 januari 2013 aangescherpt, in die zin dat er voor meer voorzieningen een eigen bijdrage wordt gevraagd. Skarsterlân hanteert al sinds 2007 een eigen bijdrage op alle voorzieningen. Voor het gehele uitstaande bestand van vervoersvoorzieningen en in bruikleen verstrekte woonvoorzieningen van Gaasterlân-Sleat en Lemsterland wordt een overgangstermijn van zes maanden toegepast. Voor woningaanpassingen, autoaanpassingen en voorzieningen die al voor 1 januari 2013 in eigendom zijn verstrekt zal er achteraf geen eigen bijdrage worden gevraagd.
5. De inkomsten uit eigen bijdragen Uit de Wmo-monitor van het CAK blijken de volgende gegevens: Gemeente
aantal HH
aantal hulpmiddelen
afgedragen EB
Gaasterlân-Sleat
174
26
€ 286.298,62
Lemsterland
198
17
€ 175.817,06
Skarsterlân
402
158
€ 575.749,19
Súdwest-Fryslân
1251
98
€ 1.429.560,33
Littenseradiel
148
15
€ 190.738,86
6. Hoe verhoudt zich de eigen bijdrage zich tot de algemene en collectieve voorzieningen? Al bij de invoering van de Wmo stelde de Minister dat gemeenten voldoende beleidsvrijheid nodig hebben om de Wmo op lokaal niveau vorm te kunnen geven. Het kunnen voeren van een eigen bijdrage beleid maakt daar deel van uit. Het is echter onwenselijk dat de gemeenten een inkomensbeleid hanteren. Daarom is er sprake van een begrensde gemeentelijke vrijheid. Binnen deze grenzen hebben de gemeenten voldoende ruimte om een eigen bijdrage beleid te voeren. De VNG schrijft in een ledenbrief het volgende: “De Kanteling en het onderscheid tussen algemeen/collectief en individueel. In het licht van de Kanteling zullen gemeenten steeds meer algemene en collectieve Wmo voorzieningen in het leven roepen die voorliggend zijn aan individuele voorzieningen. Artikel 15 lid 1 van de Wmo verbindt de 4
eigen bijdrage aan een individuele voorziening. Daarentegen spreekt artikel 4 lid 1 van “voorzieningen” die het college moet treffen om burgers met een beperking te compenseren. In de Wmo en in de wetgeschiedenis van de Wmo is niet terug te vinden hoe gemeenten de eigen bijdrage moeten toepassen bij algemene en collectieve voorzieningen. Van de omslag van individueel naar algemeen/collectief wordt meestal gesteld dat deze kostenbesparend is. Maar als er bij een algemene/collectieve voorziening geen eigen bijdrage in de kosten zou mogen worden opgelegd, dan wordt de besparing hoogstwaarschijnlijk weer teniet gedaan. De VNG vindt dat de mogelijkheid van een eigen bijdrage of bijdrage in de kostprijs van algemene en collectieve voorzieningen onderzocht en uitgewerkt moet worden. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de cumulatie van eigen bijdragen of bijdragen in de kostprijs als deze niet via het CAK lopen. Waarschijnlijk zal de Wmo daarvoor moeten worden aangepast.” Sinds 1 januari 2013 is bij alle drie gemeenten het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) ingevoerd. Klanten rijden tegen een gereduceerd tarief met één van de drie gecontracteerde vervoerders. Voor het gebruik van het CVV betaalt de klant een eigen ritbijdrage, die afgestemd is op de kosten van het openbaar vervoer. Juist door de link te leggen met de kosten die een ieder maakt bij zijn verplaatsingen ligt het enigszins voor de hand om niet ook nog een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage in rekening te brengen. Daarmee zou een persoon met beperkingen in een nadelig positie terecht komen. Voor alle duidelijkheid: de eigen ritbijdrage is niet gelijk aan de eigen bijdrage en wordt ook niet gemeld bij het CAK. Het al dan niet kunnen vragen van een eigen bijdrage zal mogelijk afhankelijk zijn van de soort verstrekking. Het ligt voor de hand dat een eigen bijdrage kan worden opgelegd indien dit ook geldt bij de individuele voorziening. Ook kan in situaties rekening worden gehouden met de algemeen gebruikelijke kosten.
5