Onderzoeksrapport
De Boer Op “Positionering zorgboerderijen en de komende transities”
Wageningen, 12 mei 2014 Mariëlle van Tuil – 87070784307 – HSO-70324
In opdracht van: Coöperatie Boer & Zorg, Auktje Reiffers
Supervisor: chair group Health and Society, dr. ir. Lenneke Vaandrager
Onderzoeksrapport
De Boer Op “Positionering zorgboerderijen en de komende transities”
Wageningen, 09 februari 2014 Mariëlle van Tuil – 87070784307 – HSO-70324
In opdracht van: Coöperatie Boer & Zorg, Auktje Reiffers
Supervisor: chair group Health and Society, dr. ir. Lenneke Vaandrager
Samenvatting
De komende jaren gaat het kabinet een aantal beleidsveranderingen in het sociaal domein doorvoeren. Deze beleidsveranderingen hebben betrekking op de volgende vier onderwerpen: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Wet Passend Onderwijs; zowel voor primair als voortgezet onderwijs en de komst van de nieuwe Jeugd- en Participatiewet. Als intermediair tussen de zorgboerderijen en de zorgkantoren en de functie van kennisplatform, heeft de Coöperatie Boer & Zorg daarom dit onderzoek geïnitieerd. De focus van dit onderzoek ligt op de transities gerelateerd aan Onderwijs en Participatie. De achterliggende gedachte van dit onderzoek is dat de Coöperatie graag antwoord wil op de volgende vraag: “Op welke wijze kan een zorgboer hulp blijven bieden of gaan bieden in het licht van de komende transities en wie kan deze hulp betalen?”. Een aantal zorgboeren binnen de Coöperatie is al actief op het gebied van Onderwijs en/ of Participatie en heeft hier al resultaat mee geboekt. De zogehete ‘good practice’ zorgboeren. Hier wil de Coöperatie lering uit trekken voor de toekomst. Semi-gestructureerde interviews met 15 ‘good practice’ zorgboeren zijn uitgevoerd om een analyse te kunnen maken van de zorgboerderijen op het gebied van praktische invulling, samenwerking met organisaties en financiering. Daarnaast zijn de interviews uitgevoerd om in kaart te brengen welke kansen en bedreigingen zorgboeren ervaren gerelateerd aan de transities. Zorgboeren die actief zijn op het gebied van Onderwijs geven aan dat de activiteiten en de werkzaamheden op de boerderij in zijn algemeenheid een bijdrage leveren aan ‘praktijkgericht onderwijs’. Daarnaast kunnen zij een programma faciliteren waarbij inspanning kan worden afgewisseld met ontspanning. Hierbij werken zij samen met: de leerplichtambtenaar, de speciaal onderwijs scholen, reguliere scholen, particulieren zoals remedial teaching en instanties die betrokken zijn bij de kinderen zoals jeugdhulp. De financiering verloopt via: AWBZ, PGB, Zorg In Natura, Passend Onderwijs, een eigen bijdrage van de deelnemers en een stukje vrijwillige investering. Zorgboeren die actief zijn op het gebied van Participatie bieden sociale activering ter voorbereiding op re-integratie in het (werkende) leven. Activiteiten en werkzaamheden op de boerderij geven de deelnemers de mogelijkheid om werkritme op te doen en (sociale) vaardigheden te leren, die in het (werkende) leven belangrijk zijn. Hierbij wordt er samengewerkt met: de gemeente, het UWV, reintegratiebureaus, een jobcoachorganisatie, potentiële werkgevers voor de deelnemers en instanties die betrokken zijn bij de deelnemers zoals een collega zorgverlener. De financiering verloopt via: de gemeente, het UWV, Zorg In Natura, PGB, RIO, Wajong en een Jobcoachorganisatie. III
Kijkend naar de vier randvoorwaarden voor succesvolle innovatie (SI policy Framework) worden de meeste bedreigingen ervaren binnen de randvoorwaarde ‘Institutioneel’. De grootste bedreiging die door de zorgboeren wordt ervaren is dat de financiering die zij ontvangen minimaal is en zal afnemen of zelfs gaat stoppen. Daarnaast ervaren zorgboeren dat er veel onduidelijkheid is over de toekomst. Vooral binnen gemeenten is er veel onduidelijkheid over hoe zij het allemaal in de toekomst gaan aanpakken. De meeste kansen worden genoemd gerelateerd aan de randvoorwaarde ‘Interactie’. Kijkend naar de transities wordt de interactie tussen de zorgboerderijen en haar omgeving als essentieel omschreven. Zorgboeren benadrukken in dit onderzoek dat je jezelf individueel, maar ook samen met anderen zichtbaar moet maken en moet profileren: ‘De Boer Op!’.
IV
Voorwoord
In september 2013 ben ik gestart met mijn onderzoeksstage in het kader van mijn Master Health and Society aan de Wageningen Universiteit. Deze stage heb ik mogen vervullen bij de Coöperatie Boer & Zorg. In het kader van de transities in het sociaal domein heb ik onderzoek gedaan naar good practice zorgboerderijen. Zo heb ik gekeken hoe zij de onderdelen Onderwijs en Participatie hebben vormgegeven qua praktische invulling, samenwerking met organisaties en financiering. Daarnaast heb ik inzichtelijk gemaakt welke kansen en bedreigingen de zorgboeren ervaren in het licht van de komende transities in het sociaal domein. Na ruim 3000 km gereden te hebben, 15 boerenbedrijven bezocht en geïnterviewd te hebben, 100 uur bezig te zijn geweest met transcriberen, 60 uur met coderen en analyseren en nog heel wat uurtjes met schrijven is het onderzoeksrapport klaar. Deze onderzoeksstage was een leuke ervaring maar ook wel enorme uitdaging. Ik was niet thuis in de zorgsector en ook niet bekend met de transities. Daarnaast was de Coöperatie Boer & Zorg geheel nieuw voor mij. In een korte periode moest ik mijzelf wegwijs zien te maken. Het feit dat ik mijn onderzoeksstage heb gecombineerd met mijn bijna volledige baan zorgde ervoor dat ik gedwongen werd om creatief en efficiënt met mijn tijd om te gaan. Dit betekende volle dagen waarbij er heen en weer gesjeesd werd tussen werk en stage en ik dus niet altijd op kantoor aanwezig was. Kortom er werd een groot beroep gedaan op mijn zelfdiscipline, flexibiliteit en doorzettingsvermogen. Gelukkig heb ik uit vele hoeken steun ontvangen zodat ik deze onderzoeksstage heb kunnen afronden. Allereerst wil ik Auktje Reiffers bedanken voor het beschikbaar stellen van de stageplaats, de betrokkenheid bij de ontwikkeling van dit onderzoek en het gestelde vertrouwen in mij. Ook wil ik alle collega’s van de Coöperatie Boer & Zorg bedanken voor de gezellige momenten op het kantoor, hun luisterende oor en steun tijdens de uitvoering van deze onderzoeksstage. Een speciaal dankwoord voor Bertien Maas, Caroline Snoeij, Karola Schröder en de overige werkgroepleden voor hun feedback en steun tijdens mijn onderzoek. Verder wil ik alle zorgboerderijen bedanken voor hun enthousiaste medewerking aan het onderzoek. Ook wil ik dr. ir. Lenneke Vaandrager bedanken voor haar supervisie tijdens deze stage. Mede dankzij haar snelle en nuttige feedback heb ik deze stage kunnen afronden. Last but not least wil ik mijn werkgevers Miloš Bunda en Geert Geurken bedanken voor de vrijheid die zij mij gegeven hebben om naast mijn baan deze stage te kunnen afronden.
Mariëlle van Tuil Wageningen, 04 februari 2014 V
Inhoudsopgave
Samenvatting.......................................................................................................................................... III Voorwoord .............................................................................................................................................. V 1
2
3
4
Inleiding ........................................................................................................................................... 8 1.1
Het fenomeen zorgboerderijen ............................................................................................... 8
1.2
Coöperatie Boer & Zorg......................................................................................................... 10
1.3
Beleidsveranderingen in het sociaal domein, de komende transities .................................. 12
1.3.1
Begeleiding en persoonlijke verzorging van AWBZ naar Wmo ..................................... 12
1.3.2
Wet Passend Onderwijs: zowel primair als voortgezet onderwijs ................................ 13
1.3.3
De komst van de nieuwe Jeugdwet ............................................................................... 13
1.3.4
De komst van de Participatiewet ter bevordering van re-integratie ............................ 13
1.4
Doel en onderzoeksvragen .................................................................................................... 14
1.5
Praktische relevantie ............................................................................................................. 14
1.6
Onderzoeksmodel ................................................................................................................. 15
1.7
Leeswijzer .............................................................................................................................. 15
Theoretisch kader .......................................................................................................................... 16 2.1
System of Innovation (SI) policy framework ......................................................................... 16
2.2
Zorglandbouw in Nederland .................................................................................................. 18
2.2.1
Zorgboerderij als unieke plek om doelgroepen te re-integreren in de samenleving ... 18
2.2.2
Zorgboerderijen: een veilig plek tussen ziekte, verslaving en de samenleving ............ 18
2.2.3
Wederzijdse onduidelijkheid zorgboerderijen en gemeenten transitie AWBZ............. 19
Methode ........................................................................................................................................ 20 3.1
Semi-gestructureerde interviews met ‘good practice’ zorgboeren ...................................... 20
3.2
Onderzoekspopulatie en steekproefmethode ...................................................................... 20
3.3
Data collectie en analyse ....................................................................................................... 20
3.4
Ethische overwegingen ......................................................................................................... 23
3.5
Tijd en plaats van het onderzoek .......................................................................................... 23
Resultaten...................................................................................................................................... 24 4.1
Profiel ‘good practice’ zorgboeren ........................................................................................ 24
4.1.1
Onderwijs: praktische invulling, samenwerkingspartners en financiering ................... 26
4.1.2
Participatie: praktische invulling, samenwerkingspartners en financiering ................. 27
4.2
Infrastructureel...................................................................................................................... 29
4.3
Institutioneel ......................................................................................................................... 30
4.4
Interactie ............................................................................................................................... 33 VI
4.5 5
Discussie ........................................................................................................................................ 38 5.1
Terugkoppeling van de resultaten naar het theoretisch kader............................................. 38
5.1.1
Terugkoppeling van de resultaten naar andere wetenschappelijke onderzoeken ...... 38
5.1.2
Terugkoppeling van de resultaten naar het System of Innovation policy framework .. 39
5.2
De term ‘zorgboerderij’ is niet voldoende toereikend .......................................................... 41
5.3
Beperkingen en sterke punten van dit onderzoek ................................................................ 41
5.3.1
Selectie good practice zorgboeren ................................................................................ 41
5.3.2
Focus van dit onderzoek alleen op visie vanuit de zorgboeren .................................... 42
5.3.3
Open coderen ................................................................................................................ 42
5.3.4
Ontbreken inter-rater-agreement ................................................................................. 43
5.3.5
Inzicht in kansen en bedreigingen gerelateerd aan theorie over innovatie ................. 43
5.4 6
Capaciteit ............................................................................................................................... 35
Aanbeveling voor verder onderzoek ..................................................................................... 43
Conclusie ....................................................................................................................................... 44
Bijlagen .................................................................................................................................................. 46 Bijlage A
Interviewvragen Onderwijs zorgboerderijen ................................................................ 46
Bijlage B
Interviewvragen Participatie zorgboerderijen .............................................................. 49
Bijlage C
Interviewvragen Onderwijs & Participatie zorgboerderijen ......................................... 52
Referenties ............................................................................................................................................ 58
VII
1
Inleiding
De komende jaren gaat het kabinet een aantal beleidsveranderingen in het sociaal domein doorvoeren. Deze beleidsveranderingen hebben betrekking op de volgende vier onderwerpen: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Wet Passend Onderwijs; zowel voor primair als voortgezet onderwijs en de komst van de nieuwe Jeugd- en Participatiewet (Rijksoverheid, 2013a, 2013b, 2013c, 2013d, 2013e, 2013g). Dit betekent dat er van zorgboerderijen verwacht wordt dat zij succesvol meegaan in deze innovatie zodat zij, ook in het licht van alle genoemde transities, doelgroepen kunnen blijven bedienen in de toekomst. Als intermediair tussen de zorgboerderijen en de zorgkantoren en de functie van kennisplatform voor de zorgboeren, heeft de Coöperatie Boer & Zorg dit onderzoek geïnitieerd. De focus van dit onderzoek ligt op de transities gerelateerd aan Onderwijs en Participatie. Dit onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de kansen en bedreigingen, zoals deze nu worden ervaren door de zorgboeren, in het licht van de transities. Deze inleiding zal kort ingaan op het fenomeen zorgboerderijen, de Coöperatie Boer & Zorg en haar taken en verantwoordelijkheden en de beleidsveranderingen in het sociaal domein. Deze achtergrondinformatie mondt uit in het doel van dit onderzoek met de daarbij behorende onderzoeksvragen. Tot slot wordt de praktische relevantie van dit onderzoek beschreven.
1.1
Het fenomeen zorgboerderijen
De Federatie Landbouw en Zorg omschrijft een zorgboerderij als volgt op haar website: “Een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf waar mensen met een zorg of hulpvraag een passende dagbesteding vinden en/ of meewerken. Er wordt altijd gekeken naar iemands mogelijkheden, bijvoorbeeld eieren rapen, dieren voeren of planten oppotten. Een zorgboerderij speelt in op wat iemand kan!” (Federatie Landbouw en Zorg, 2013b). In de periode 2000 – 2009 is het aantal zorgboerderijen in Nederland toegenomen van 214 naar 1088 en het aantal zorgboerderijen is nog steeds groeiende (Federatie Landbouw en Zorg, 2013d). In totaal zijn er nu ruim 1500 zorgaanbieders in het groen, 735 hiervan zijn zorgboeren met het kwaliteitskeurmerk die lid zijn van de Federatie Landbouw en Zorg. De sector behaalt een omzet van naar schatting € 90 miljoen (Kos, 2013). Een zorgboerderij kent meerdere bestaansvormen. Zo kan er sprake zijn van instellingsboerderijen, kan de boerderij eigendom zijn van een agrarisch gezin en kan er een huurovereenkomst tussen een agrarisch gezin en een zorginstelling zijn afgesloten.
8
Het overgrote deel van de zorgboerderijen biedt dagbesteding aan mensen met een hulpvraag. Daarnaast zijn er ook boerderijen die zich richten op sociale activering, arbeidstraining, het bieden van een begeleide werkplek of het fungeren als logeeropvang of plek waar mensen kunnen ‘bijkomen’. Vanzelfsprekend richten zorgboerderijen zich dus op één of meerdere verschillende doelgroepen (Federatie Landbouw en Zorg, 2013a). Meer dan 23.000 mensen (ca. 10% van de totale zorgvraag) maakt dagelijks gebruik van deze vorm van zorg en/ of hulp. (Kos, 2013). In het licht van de komende transities, zoals omschreven in paragraaf 1.3, zijn de doelgroepen die aanwezig zijn op een zorgboerderij als volgt ingedeeld (Coöperatie Boer & Zorg, 2013): Tabel 1.1: Overzicht doelgroepen die aanwezig zijn op een zorgboerderij Kinderen t/m 12 jaar
Tieners t/m 17 jaar
(Jong) Volwassenen (vanaf 18 jaar)
Ouderen (vanaf 55 jaar)
Verstandelijke handicap
Verstandelijke handicap
Verstandelijke handicap
Verstandelijke handicap
Psychische aandoening
Psychische aandoening
Psychische aandoening
Psychische aandoening
Lichamelijke handicap
Lichamelijke handicap
Lichamelijke handicap
Lichamelijke handicap
Verslavingsproblematiek
Psychogeriatrie
Psychogeriatrie
Verslavingsproblematiek
9
1.2
Coöperatie Boer & Zorg
Coöperatie Boer & Zorg regelt de zorgcontracten en financiële afwikkeling van het aanbieden van Zorg In Natura door de aangesloten zorgboeren. Dit betekent dat de zorgboer in overeenstemming met de Coöperatie (en de zorgkantoren) bepaalt welke zorg een cliënt nodig heeft en hoe deze zorg geleverd gaat worden (Rijksoverheid, 2013b). De Coöperatie kan gezien worden als een schakel tussen de zorgkantoren en de zorgboerderijen. Daarnaast biedt de Coöperatie een platform voor kennis, informatie, advies, inkoopvoordeel en het uitwisselen van praktijkervaringen tussen zorgboeren onderling. Zo helpt de Coöperatie onder andere bij het maken van een vertaalslag van wetgeving naar de praktijk van de zorgboerderij. Hierbij wordt bij voorkeur aangesloten bij bestaande initiatieven. Op deze manier wordt voorkomen dat iedere zorgboer of zorgboervereniging het wiel zelf moet uitvinden. Momenteel zijn er 125 zorgboerderijen aangesloten bij de Coöperatie Boer & Zorg. Het werkgebied van de Coöperatie betreft vier provincies: Gelderland, Utrecht, Overijssel en Flevoland. De Coöperatie is verweven in een netwerk van verenigingen van zorgboeren en de Federatie Landbouw en Zorg. Een zorgboer kan er voor kiezen om zich bij een vereniging voor zorgboeren aan te sluiten. Als een boer dit doet dan maakt hij automatisch ook onderdeel uit van de Federatie. De Federatie Landbouw en Zorg vraagt zorgboeren om zich te kwalificeren voor een keurmerk. Om hiervoor in aanmerking te komen moet de zorgboer voldoen aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden (Federatie Landbouw en Zorg, 2013c). Op het moment dat de zorgboer het keurmerk behaalt, kan deze zorgboer ook lid worden van de Coöperatie Boer & Zorg. In hiërarchie staan de Federatie en de Coöperatie naast elkaar. Wat betreft de verenigingen van zorgboeren heeft de Coöperatie te maken met de volgende verenigingen waar zorgboeren aangesloten zijn: Vereniging zorgboeren Utrecht, Flevoland, OostGelderland, Overijssel, Rivierengebied en Bezig. Naast de Federatie en de verenigingen voor zorgboeren heeft de Coöperatie te maken met:
Diverse regio’s van de volgende zorgkantoren: Menzis Arnhem, Menzis Twente, Agis Utrecht, Agis Apeldoorn, Achmea Zwolle, Achmea Flevoland & VGZ Nijmegen.
WMO regio’s
Regio’s Passend Onderwijs –Primair Onderwijs
Regio’s Passend Onderwijs –Voortgezet onderwijs
Jeugdzorgregio’s
Arbeidsmarktregio’s
10
Het lastige aan deze organisatievorm is dat Coöperatie Boer & Zorg dus te maken heeft met een scala aan regio’s, maar dat deze regio’s allemaal een andere indeling hanteren en andere gemeenten tot hun regio rekenen. Deze diversiteit is weergeven in figuur 1.2 (met gebruikmaking van een congruentiekaart). Deze kaart drukt de mate van overeenkomst tussen de verschillende regioindelingen uit. Als twee of meer regio-indelingen identiek zijn dan is het gemiddelde congruentiepercentage 100%. In het kaartje is af te lezen dat de congruentie binnen de provincies waarin de Coöperatie actief is (Gelderland, Utrecht, Overijssel en Flevoland) over het algemeen niet heel hoog is. Dit betekent dat de regio’s waar de Coöperatie mee te maken heeft dus ook echt verschillend zijn ingedeeld qua gemeenten waar mee samengewerkt wordt. In het kader van de komende transities in het sociaal domein is het wel van belang dat deze regio’s op een overzichtelijke manier in kaart gebracht worden in relatie tot het werkgebied van de zorgboeren die lid zijn van de Coöperatie om zo ook daadwerkelijk op de komende transities in te kunnen spelen.
Figuur
1.2:
Congruentiekaart
diverse
regio’s
(Ministerie
van
Binnenlandse
Zaken
en
koninkrijkrelaties, 2013)
De coöperatie heeft de regio’s voor de werkbaarheid als volgt ingedeeld: Onderwijs (omvat de nieuwe Jeugdwet maar ook de Wet Passend Onderwijs voor zowel primair als voortgezet onderwijs) & Participatie (nieuwe Participatiewet ter bevordering van re-integratie). De Wmo heeft betrekking op iedere aangesloten zorgboerderij aangezien iedere zorgboer begeleiding biedt en dus te maken heeft met de Wmo.
11
1.3
Beleidsveranderingen in het sociaal domein, de komende transities
De komende jaren gaat het kabinet een aantal beleidsveranderingen in het sociaal domein doorvoeren. De beleidsveranderingen hebben betrekking op de volgende vier onderwerpen: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Wet Passend Onderwijs; zowel voor primair als voortgezet onderwijs en de komst van de nieuwe Jeugd- en Participatiewet. De komende transities zullen hieronder kort worden toegelicht. 1.3.1 Begeleiding en persoonlijke verzorging van AWBZ naar Wmo De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking ondersteuning kunnen krijgen zoals: huishoudelijke hulp of een rolstoel. De mensen waar het om gaat zijn bijvoorbeeld gehandicapten, ouderen of mensen met psychische problemen. Dankzij de Wmo worden deze mensen in staat gesteld om zo veel mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te kunnen participeren in de maatschappij. De Wmo wordt uitgevoerd door de gemeenten waarbij iedere gemeente andere accenten legt (Rijksoverheid, 2013f). De langdurige zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Op deze manier is gewaarborgd dat mensen geen hoge kosten hoeven te betalen als ze dure verpleging, verzorging of behandeling nodig hebben (Rijksoverheid, 2013a). Per januari 2015 wil het kabinet de AWBZ ingrijpend veranderen om zo de zorg in de toekomst betaalbaar te houden. Alleen de zwaarste, langdurige zorg wordt dan nog vergoed vanuit de AWBZ. De uitvoering van lichtere vormen van AWBZ-zorg zal worden ondergebracht bij de gemeenten en dus onderdeel gaan vormen van de Wmo. Het gaat om verzorging en begeleiding aan huis zoals hulp bij het aan- en uitkleden of haren wassen. De motivatie van het kabinet om deze AWBZ taken onder te brengen bij de Wmo is dat gemeenten beter kunnen inspelen op lokale omstandigheden en zorgbehoeften van de cliënten (Rijksoverheid, 2013g). Waar de bovenstaande informatie vorige week nog actueel was, worden er inmiddels alweer andere plannen gesmeed. Staatssecretaris van Volksgezondheid Martin van Rijn (PvdA) overweegt om zowel de persoonlijke verzorging als de verpleging, per 2015, onder te brengen bij zorgverzekeraars in plaats van de gemeenten (Wmo). De scheiding tussen verzorging en verpleging zou onwerkbaar zijn (NU.nl., 2013)
12
1.3.2 Wet Passend Onderwijs: zowel primair als voortgezet onderwijs Vanaf 1 augustus 2014 moeten scholen een passende onderwijsplek geven aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Kinderen met gedragsproblemen of een handicap hebben recht op een passende onderwijsplek en bij voorkeur krijgen zij deze in het reguliere onderwijs. Per regio gaan het speciaal onderwijs en reguliere scholen samenwerken om alle mogelijke soorten leerlingen een passende plek te bieden. Afspraken worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. Het Centrum Voor Indicatiestelling (CVI) verdwijnt en de leerling-gebonden financiering (rugzak) wordt afgeschaft. Het beschikbare budget gaat rechtstreeks naar de scholen die dit zo doeltreffend mogelijk inzetten. Voor de toekomst betekent dit dat toegang tot zorg en de financiering hiervan zal plaatsvinden via de samenwerkingsrelaties tussen de scholen (Rijksoverheid, 2013d). 1.3.3 De komst van de nieuwe Jeugdwet Per januari 2015 zal de financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid van de jeugdzorg en de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering worden overgedragen aan gemeenten. De motivatie om dit te doen is dat de gemeenten beter zorg op maat kunnen bieden op basis van de specifieke hulpvraag van kinderen/ jongeren en hun ouders/ verzorgers: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur (Nederlands Jeugd instituut, 2013; Rijksoverheid, 2013c). 1.3.4 De komst van de Participatiewet ter bevordering van re-integratie Mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn of een bijstandsuitkering hebben ervaren problemen bij het vinden van werk. Het kabinet wil met de Participatiewet deze mensen helpen om weer mee te kunnen doen in de samenleving en dus het verblijf in de Werkloosheidswet (WW) te verkorten. De participatiewet voegt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wajong samen. Voor volledig arbeidsongeschikten zal de bijstandsuitkering blijven bestaan. Het plan is dat de wet per januari 2015 wordt doorgevoerd. Echter gaat het hier om voorgenomen beleid, de Participatiewet moet nog verder worden uitgewerkt. Als dit gebeurd is moet de wet nog behandeld en goedgekeurd worden door de Tweede- en daarna de Eerste Kamer (Rijksoverheid, 2013e). Per januari 2015 geldt dat De Wajong er alleen is voor mensen die volledig en duurzaam niet kunnen werken. Het Werkbedrijf is het vangnet voor mensen die geen recht hebben op Wajong. Zij komen in dienst bij de gemeente, welke verantwoordelijk is voor het verzorgen van een uitkering op bijstandsniveau. Daarnaast wordt per januari 2015 de sociale werkvoorziening afgesloten voor nieuwe werknemers. Mensen kunnen vanaf die datum een beroep doen op het nieuwe werkbedrijf (zoals eerder omschreven). Gemeenten krijgen geld om straks 30.000 arbeidsgehandicapten een werkplek te bieden.
13
1.4
Doel en onderzoeksvragen
De overheid gaat verschillende beleidsveranderingen binnen het sociaal domein doorvoeren. Dit betekent dat zorgboeren mee moeten gaan in deze veranderingen om succesvol te kunnen blijven participeren. Als intermediair tussen de zorgboerderijen en de zorgkantoren en de functie van kennisplatform, heeft de Coöperatie Boer & Zorg daarom dit onderzoek geïnitieerd. De focus van dit onderzoek ligt op de transities gerelateerd aan Onderwijs en Participatie. De achterliggende gedachte van dit onderzoek is dat de Coöperatie graag antwoord wil op de volgende vraag: “Op welke wijze kan een zorgboer hulp blijven bieden of gaan bieden in het licht van de komende transities en wie kan deze hulp betalen?”. Een aantal zorgboeren binnen de Coöperatie is al actief op het gebied van Onderwijs en/ of Participatie en heeft hier al resultaat mee geboekt. De zogehete ‘good practice’ zorgboeren. Hier wil de Coöperatie lering uit trekken voor de toekomst. Het doel van dit onderzoek is om een analyse te maken van deze zorgboerderijen op het gebied van praktische invulling, samenwerking met organisaties en financiering. Daarnaast is het doel van dit onderzoek om in kaart te brengen welke kansen en bedreigingen zorgboeren ervaren gerelateerd aan de transities. De volgende twee onderzoeksvragen staan hierbij centraal: 1. Hoe hebben good practice zorgboeren, binnen het werkgebied van de Coöperatie, de onderdelen Onderwijs en Participatie vormgegeven qua praktische invulling, samenwerkingsafspraken met organisaties en de financiering? 2. Welke kansen en bedreigingen worden door deze good practice zorgboeren ervaren in het licht van de transities in het sociaal domein?
1.5
Praktische relevantie
Met de resultaten uit dit onderzoek kan de Coöperatie ondersteuning bieden bij de komende transities in de het sociaal domein, door bijvoorbeeld succesvolle initiatieven uit te rollen bij andere zorgboerderijen of binnen andere provincies waarin de zorgboeren zich bevinden. Belangrijk hierbij is dat er aangesloten wordt bij de mogelijkheden van de zorgboerderijen. Ook kunnen de resultaten uit dit onderzoek gebruikt worden om een invulling te geven aan een symposium als kennisplatform voor alle zorgboeren die aangesloten zijn bij de Coöperatie. Daarnaast kunnen de resultaten van dit onderzoek als input dienen voor de Coöperatie bij het maken van afspraken met ketenpartners, het opzetten van netwerkorganisaties en de contractering tussen zorgverzekeraars, gemeenten en zorgboeren.
14
1.6
Onderzoeksmodel
Om het doel van dit onderzoek te kunnen behalen waren een aantal stappen nodig. Deze stappen zijn schematisch weergeven in figuur 1.6. Het theoretisch kader (System of Innovation policy framework & wetenschappelijk onderzoek naar de zorglandbouw in Nederland), kennis binnen de Coöperatie Boer & Zorg en literatuur over de transities in de zorg, hebben als uitgangspunt gediend voor de ontwikkeling van de semi-gestructureerde interviews met ‘good practice’ zorgboeren. Uiteindelijk zijn vijftien zorgboeren geïnterviewd en is er een analyse gemaakt van kansen en bedreigingen zoals ervaren door de good practice zorgboeren.
Theoretisch kader Semi-gestructureerde interviews met 15 good practice zorgboeren Onderwijs en/ of Participatie Kennis Coöperatie Boer& Zorg transities
Analyse van kansen en bedreigingen ervaren door zorgboeren
Figuur 1.6: Schematische weergave onderzoek
1.7
Leeswijzer
Het tweede hoofdstuk van dit rapport staat in het teken van het theoretisch kader. Het System of Innovation (SI) policy framework wordt beknopt toegelicht en de toepassing van deze theorie binnen dit onderzoek wordt verduidelijkt. Daarnaast worden een aantal wetenschappelijke onderzoeken naar de zorglandbouw in Nederland aangestipt. In hoofdstuk drie is de toegepaste methode van dit beschreven. Hoofdstuk vier presenteert de onderzoeksresultaten. Hoofdstuk zes staat in het teken van discussie. In dit hoofdstuk zal het onderzoek kritisch worden beoordeeld. Tot slot is er nog hoofdstuk zes waarin de conclusie van dit onderzoek beschreven wordt.
15
2
Theoretisch kader
Het System of Innovation (SI) policy framework (Klein Woolthuis, Lankhuizen, & Gilsing, 2005) heeft de basis gevormd van waaruit dit onderzoek is opgezet. In paragraaf 2.1 wordt deze theorie beknopt toegelicht en wordt de toepassing binnen dit onderzoek besproken. In paragraaf 2.2. worden een aantal wetenschappelijke onderzoeken besproken gerelateerd aan de zorglandbouw in Nederland.
2.1
System of Innovation (SI) policy framework
Vanuit de System of Innovation benadering wordt een innovatie omschreven als een interactief proces zonder duidelijk begin of einde. Er is sprake van een niet-lineair proces omdat verschillende subtrajecten gelijktijdig plaats kunnen vinden. Een innovatie wordt eveneens bestempeld als een complex proces aangezien er een continue wisselwerking is tussen verschillende actoren (zoals weergeven in figuur 2.1) waarin feedback mechanismen een sleutelrol vervullen. Het bovenstaande beschreven proces is bepalend voor het succes van een innovatie (Klein Woolthuis et al., 2005; Vaandrager et al., 2010). In het onderstaande raamwerk zijn de verschillende actoren in kaart gebracht die een rol spelen in het proces van innovatie. Voor een succesvolle innovatie is het van belang dat de actoren over de juiste randvoorwaarden beschikken. Deze randvoorwaarden zijn eveneens in het onderstaande raamwerk weergeven: infrastructureel, institutioneel, interactie en capaciteit. Het ontbreken of niet voldoende aanwezig zijn van deze randvoorwaarden wordt in de theorie beschreven als ‘failures’. Op de volgende pagina zullen de randvoorwaarden voor een succesvolle innovatie beknopt worden toegelicht.
Figuur 2.1: Schematische weergave SI-policy framework (Klein Woolthuis et al., 2005)
16
Infrastructureel Infrastructureel heeft betrekking op de fysieke aanwezigheid en mogelijkheden van een organisatie zoals de accommodatie en de toegankelijkheid hiervan. Daarnaast omvat het de communicatie binnen de organisatie zoals ICT en de infrastructuur rondom wetenschap en technologie zoals de aanwezigheid van wetenschappelijke en toegepaste kennis en vaardigheden. Institutioneel Het institutionele kan opgedeeld worden in ‘hard’ en ‘zacht’. Hard refereert naar de formeel geschreven wetten en regels. Zacht heeft betrekking op de grotere context van culturele en politieke normen en waarden. Interactie Dit element verwijst naar de mate van interactie tussen de betreffende organisatie en haar netwerk. Hierbij kan er sprake zijn van een te sterk netwerk waarin te veel interactie plaatsvindt of een te zwak netwerk waarin te weinig interactie plaatsvindt. Capaciteit Capaciteit verwijst naar de aanwezige competenties, intellectuele capaciteit en bronnen binnen een organisatie zoals tijd en financiën. De System of Innovation benadering heeft de basis gevormd van waaruit dit onderzoek is opgezet aangezien alle transities in het sociaal domein, zoals omschreven in paragraaf 1.3, gezien kunnen worden als innovaties. De overheid gaat verschillende beleidsveranderingen binnen het sociaal domein doorvoeren wat betekent dat zorgboeren mee moeten gaan in deze veranderingen om succesvol te kunnen blijven participeren in het sociaal domein. Het doel van dit onderzoek was om een analyse te maken van kansen en bedreigingen zoals ervaren door good practice zorgboeren. Daarom zijn alleen deze partijen geïnterviewd en zijn de overige actoren (consumenten, kennis instituten en derden) buiten beschouwing gelaten. In figuur 2.1 is deze focus schematisch aangeduid met hulp van een oranje vierkant en het logo van Boer & Zorg. Voor alle good practice zorgboeren is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke kansen en bedreigingen zij ervaren. Deze zijn gerelateerd aan de vier randvoorwaarden voor succesvolle innovaties. In dit onderzoek ligt de nadruk dus vooral op de ervaren kansen en bedreigingen en niet op de mislukkingen/ failures.
17
2.2
Zorglandbouw in Nederland
In de wetenschappelijke literatuur zijn vele artikelen te vinden waarin kwalitatief onderzoek met betrekking tot zorgboerderijen in Nederland is gepresenteerd. Om een theoretisch kader te scheppen rondom het fenomeen zorgboerderijen wordt in deze paragraaf een aantal recente onderzoeken kort aangestipt. Deze theoretische achtergrond wordt in dit onderzoek gebruikt als referentiekader om de onderzoeksresultaten naar terug te kunnen koppelen. Zo kunnen bijvoorbeeld overeenkomsten en verschillen in kaart worden gebracht. Omdat dit onderzoek zich focust op ervaringen vanuit het perspectief van de zorgboeren, bieden de onderstaande onderzoeken inzicht in de perspectieven van deelnemers en derden zoals gezondheidsprofessionals en gemeenten. 2.2.1 Zorgboerderij als unieke plek om doelgroepen te re-integreren in de samenleving In een kwalitatief onderzoek van Hassink, Elings, Zweekhorst, van den Nieuwenhuizen, and Smit (2010) zijn deelnemers, zorgboeren en gezondheidsprofessionals geïnterviewd. De deelnemers werd gevraagd hoe zij de zorgboerderij ervaren, wat zij het meest waarderen aan de ervaring op de boerderij en wat ze zouden missen als ze de boerderij zouden verlaten. Bij de zorgboeren en gezondheidsprofessionals werd gevraagd naar redenen voor het plaatsen van deelnemers en welke aspecten van de zorgboerderij zij van waarde achten voor specifieke doelgroepen (deelnemers met psychische problemen, deelnemers vanuit Jeugdzorg en kwetsbare ouderen). Een belangrijke uitkomst van dit onderzoek is dat zorgboerderijen, door alle drie de partijen, als unieke plek worden ervaren vanwege de volgende karakteristieken: de persoonlijke aandacht en betrokkenheid van de zorgboer, een veilige setting, activiteiten voor een zinvolle dagbesteding en de groene omgeving. Zorgboerderijen worden op basis van dit onderzoek omschreven als een innovatieve manier om diverse doelgroepen weer te laten re-integreren in de samenleving en de kwaliteit van leven van deze deelnemers te verhogen (Hassink et al., 2010). 2.2.2 Zorgboerderijen: een veilig plek tussen ziekte, verslaving en de samenleving In een kwalitaitef onderzoek van Elings and Hassink (2008) zijn deelemers met een pyschiatrische of verslavingsachtergrond op verschillende zorgboerderijen geïnterviewd. Sociale aspecten die door de deelnemers als belangrijk worden ervaren zijn: het behoren tot een groep, het feit dat ze zich op de boerderij lekker voelen en de ongedwongenheid van de boerderij. Wat deelnemers ook waarderen is de ruimte en het feit dat ze een zinvolle dagbesteding hebben. Door hun aanwezigheid op de boerderij voelen deelnemers zich nuttig, gezonder en ontwikkelen ze zelfvertrouwen, zelfrespect en verantwoordelijkheidsgevoel. De aanwezigheid op de boerderij draagt er toe bij dat de deelnemers discipline en structuur (werkritme) opdoen wat weer als basis kan dienen in hun dagelijkse leven of nieuwe activiteiten zoals vrijwilligerswerk bij een externe organisatie (Elings & Hassink, 2008).
18
2.2.3 Wederzijdse onduidelijkheid zorgboerderijen en gemeenten transitie AWBZ In het onderzoek van Nowak et al. (2013) is gekeken naar hoe gemeenten en zorgboerderijen zich voorbereiden op de decentralisatie van de zorg voor demente ouderen en in welke mate er hierbij sprake is van interactie en communicatie tussen beide partijen. Uit het onderzoek komt naar voren dat er vrijwel nog geen sprake is van een samenwerking of communicatie tussen de gemeente en zorgboerderijen als het aankomt op de zorg voor demente ouderen. Gemeenten zijn zich onvoldoende bewust van de toegevoegde waarde die een zorgboerderij heeft binnen de transitie: begeleiding en persoonlijke verzorging van AWBZ naar Wmo. Andersom zijn zorgboeren onvoldoende op de hoogte van wat de gemeente van hen verwacht (Nowak et al., 2013).
19
3
Methode
3.1
Semi-gestructureerde interviews met ‘good practice’ zorgboeren
Om de onderzoeksvragen van dit onderzoek te kunnen beantwoorden zijn persoonlijke semigestructureerde interviews uitgevoerd met good practice zorgboeren. Kennis over de verschillende transities in het sociale domein, een pilot interview, gesprekken binnen de werkgroepen van Boer & Zorg en de theorie: System of Innovation (SI) policy framework hebben als uitgangspunt gediend voor de onderwerpen en interviewvragen welke zijn opgenomen in het interview (zie bijlage A t/m C).
3.2
Onderzoekspopulatie en steekproefmethode
De populatie die bij dit onderzoek van belang was, waren zorgboeren die al actief inspelen op de ontwikkelingen in het sociaal domein gerelateerd aan Onderwijs en/ of Participatie en hier al zichtbare resultaten mee hebben behaald, de zogehete ‘good practice zorgboeren’. De Coöperatie Boer & Zorg heeft uit haar netwerk vijftien zorgboeren geselecteerd welke zij bestempeld als good practice: doelgerichte steekproef. Bij deze steekproef heeft de Coöperatie zo goed als mogelijk rekening gehouden met de geografische spreiding van de zorgboeren binnen het werkgebied van de Coöperatie: Gelderland, Utrecht, Overijssel en Flevoland. Van deze vijftien zorgboeren werden er vijf bestempeld alszijnde ‘Onderwijs’, vijf alszijnde ‘Participatie’ en vijf alszijnde ‘Onderwijs en Participatie’. Alle vijftien zorgboeren zijn vervolgens telefonisch uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek.
3.3
Data collectie en analyse
De semi-gestructureerde interviews duurden tussen de 31 en 87 minuten. Alle interviews zijn opgenomen met behulp van een digitale voice recorder. De respondenten werden aangemoedigd om openhartig over verschillende onderwerpen te vertellen, omdat zowel open als verdiepende vragen werden gesteld om antwoorden te verduidelijken. Alle interviews zijn vervolgens getranscribeerd op woordniveau waarin versprekingen en pauzes zijn meegenomen: ‘…’ voor een korte pauze en ‘……’ voor een langere pauze. Daarnaast zijn geluiden als: “mmm”, “ehm”, “hmhm” van zowel de respondenten als de interviewer weergeven met: ‘…’. Vervolgens zijn alle transcripten geanonimiseerd en samengevoegd in een rtf bestand om de data te kunnen structureren en analyseren in Atlas.ti. Er is een systematische thematische (inhoudsanalyse) gedaan met gebruikmaking van de volgende stappen: (1) open/ bottum-up coderen, (2) axiaal coderen en (3) selectief coderen. Deze drie stappen worden met behulp van voorbeelden kort uitgelegd. 20
1. Open/ bottum-up coderen: met behulp van het open codeerhulpmiddel van Atlas.ti zijn één of meerdere codes toegekend aan quotes (tekstfragmenten). Deze codes zijn tijdens het lezen van de transcripten gemaakt met gebruikmaking van logische termen en beschrijvingen. Een quote bevat vaak meer informatie dan je zou verwachten bij de gegeven code: bijv. de vraag van de interviewer inclusief het complete antwoord van de respondent op deze vraag. Dit is opzettelijk gedaan zodat achterhaald kan worden welke respondent wat heeft gezegd (alle vijftien interviews zijn samengevoegd in één bestand nadat ze zijn gecodeerd) en dit geeft de mogelijkheid om antwoorden te analyseren in de context waarin ze zijn gezegd. Na het open coderen zijn alle transcripten nogmaals doorgelezen om veder te kunnen met het axiaal coderen. In het onderstaande figuur is een voorbeeld gegeven van het open coderen in Atlas.ti. De grijze staaf weergeeft de lengte van de quote. De gele ruitjes weergeven de codes die aan de betreffende quote zijn toegekend. Transcript fragment
Voorbeeld van open codering
I: Ja… Oké…… Dan wil ik als laatste vraag nog stellen… wat heb je nou als zorgboer nodig om in te kunnen spelen op alle transities op het gebied van participatie?... Over welke competenties moet je beschikken? R3: …… Ja, ik denk toch wel hetzelfde als ik net noemde inderdaad wat jij ook zei, netwerken (I: ja)… flexibel zijn… ondernemend hè? Out of the box kunnen denken (I: ja)…… (I: kunnen samenwerken, wat je net ook al noemde). Kunnen samenwerken, ja. Ja.
Figuur 3.3.1: Voorbeeld van open codering zoals toegepast op de interviewtranscripten
2. Axiaal coderen: in deze stap zijn codes (her)verdeeld, geclusterd (via de functie: merge codes) en zijn hoofdcodes en subcodes gevormd met gebruikmaking van ‘families’: codes met een soortgelijk onderwerp zijn gegroepeerd in een familie. Dit is gedaan om de grote hoeveelheid codes te kunnen ordenen en structureren. Uiteindelijk zijn 465 codes onderverdeeld in 5 families. De families zijn gemaakt met gebruikmaking van de ‘family manager’ in Atlas.ti. Op de volgende pagina is een is een voorbeeld gegeven van codes die zijn gegroepeerd tot de familie: ‘Kenmerken good practice zorgboeren’. Voor het leesgemak zijn niet alle codes in de familie weergeven, maar zij alleen de meest voorkomende codes gepresenteerd. Tussen haakjes is het aantal quotes per code weergeven.
21
Family – ‘Kenmerken good practice zorgboeren’
Code: Financiering onderwijs (7)
Code: Financiering zorg (re-integratie) (14)
Code: Kernbegrippen - Groeien, leren en ontwikkelen (13)
Code: Kernbegrippen/ Kracht – Natuur, ruimte en omgeving (8)
Code: Kernbegrippen/ Visie – Rust, regelmaat en structuur (5)
Code: Kracht – Deelnemers voelen zich gewaardeerd en nuttig (5)
Code: Kracht – Door deelname op zorgboerderij weer thuis of op school, of op het werk kunnen functioneren (17)
Code: Kracht – Maatwerk leveren (30)
Code: Kracht – Praktijkgericht onderwijs, spelenderwijs leren (inspanning – ontspanning) (14)
Code: Kracht – Sociale activering bijv. als voortraject voor re-integratie (35)
Code: Kracht – Vaardigheden leren (bijv. dierverzorging of vaardigheden die in het dagelijks leven belangrijk zijn (21)
Code: Kracht – Vangnet voor jongeren waarvoor de stap van school naar werk te groot is (11)
Code: Kracht/ Visie – Mensen weer terug laten komen in de maatschappij (8)
Code: Kracht/ Kans – Zorg inzetten om te produceren (geld genereren) (18)
Code: Kracht/ Netwerk – Betrokkenheid (wederzijds), integratie bij de gemeenschap (10)
Code: Kracht/ Visie – Uitgaan bij de mogelijkheden en behoeften van de deelnemers en daar op aansluiten (63)
Code: Middel – Activiteiten, werkzaamheden op de boerderij (deelnemers verantwoordelijkheden geven) (16)
Code: Middel – Zorgboerderij als tool om te ontdekken waar het hart van de deelnemers ligt, waar kwaliteiten liggen (6)
Code: Start Onderwijs (9)
Code: Start Participatie (10)
Code: Start Zorgboerderij (15)
Code: Werkritme opdoen (6)
Code: Zorgboerderij als vangnet voor mensen die uitvallen in de maatschappij of op school (50) Figuur 3.3.2: Voorbeeld van een familie zoals gemaakt tijdens het axiaal coderen
3. Selectief coderen: in deze stap zijn alle families onderverdeeld naar de elementen van de theorie: System of Innovation (SI) policy framework zoals omschreven in paragraaf 2.1. De codes die het meest toegekend waren zijn gebruikt als uitgangspunt voor het schrijven van de resultaten. Ondersteunende quotes zijn vervolgens geselecteerd als voorbeelden om de resultaten te illustreren in de praragrafen 4.1 – 4.5.
22
3.4
Ethische overwegingen
De zorgboeren zijn voorafgaande aan het interview persoonlijk geïnformeerd over het doel van het onderzoek en daarnaast was er ruimte om vragen te stellen aan de onderzoeker. Alle respondenten hebben mondeling Informed Consent gegeven om aan het onderzoek deel te nemen en toestemming gegeven om de interviews op te nemen. Deelname aan het interview was vrijwillig en zorgboeren konden zich ten alle tijden terugtrekken uit het onderzoek. Alhoewel deelname aan het onderzoek niet annoniem was is alle data vertrouwelijk verwerkt en zijn namen van bedrijven, medewerkers en deelnemers geannonimiseerd.
3.5
Tijd en plaats van het onderzoek
Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode september 2013 tot februari 2014, deze periode omvatte de volledige onderzoeksperiode en het schrijven van het onderzoeksrapport. De fase van dataverzameling is gestart in november 2013 en duurde vier weken, waarin de momenten van data verzameling flexibel waren. De persoonlijke semi-gestructureerde interviews hebben plaatsgevonden op de agrarische (familie)bedrijven van de verschillende zorgboeren om tevens kunnen zien en ervaren hoe er een invulling gegeven wordt aan Onderwijs en/ of Participatie.
23
4
Resultaten
In hoofdstuk worden de resultaten vanuit de semi-gestructureerde interviews met good practice zorgboeren gepresenteerd waarin diverse quotes zijn gebruikt om de resultaten te illustreren. Allereerst wordt er in paragraaf 4.1 een profiel van de good practice zorgboeren geschetst. Ook wordt kort beschreven hoe de onderdelen Onderwijs en Participatie op de zorgboerderijen zijn vormgegeven qua praktische invulling, samenwerkingsafspraken met organisaties en de financiering. In de paragrafen 4.2 – 4.5 wordt per randvoorwaarde voor succesvolle innovatie (infrastructureel, institutioneel, interactie & capaciteit) omschreven welke kansen en bedreigingen door de zorgboeren worden ervaren gerelateerd aan de transities in het sociaal domein.
4.1
Profiel ‘good practice’ zorgboeren
Zestien zorgboeren zijn telefonisch uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Uiteindelijk zijn vijftien zorgboeren geïnterviewd op hun eigen agrarische (familie)bedrijf. Eén zorgboer besloot niet deel te nemen vanwege gebrek aan tijd en mogelijkheden. Afhankelijk van het aantal betrokken personen bij de opzet en uitvoering van het onderdeel Onderwijs en/ of Participatie, hebben één of twee mensen van de zorgboerderij deelgenomen aan het interview. Van de vijftien zorgboerderijen geven er drie aan actief te zijn op het gebied van Onderwijs, geven er vijf aan actief te zijn op het gebied van Participatie en geven de overige zeven zorgboeren aan actief te zijn op het gebied van zowel Onderwijs als Participatie. In de tabel hieronder zijn een aantal algemene karakteristieken van de zorgboerderijen weergeven. Tabel 4.1: Karakteristieken van de zorgboerderijen die hebben deelgenomen aan het onderzoek Respondenten R1 + R1B R2 + R2B R3 R4 R5 + R5B R6 + R6B R7 + R7B R8 R9 R10 R11 + R11B R12 R13 R14 + R14B R15
Provincie
Start zorgboerderij
Onderwijs en/of Participatie (gestart sinds)
Flevoland Overijssel Gelderland Gelderland Overijssel Overijssel Overijssel Flevoland Overijssel Overijssel Overijssel Gelderland Overijssel Flevoland Gelderland
2011 2007 2007 1997 2009 2012 2005 2005 2013 2004 2008 2003 2010 2000 2003
Participatie (2011) Onderwijs (?) en Participatie (2013) Onderwijs (2009) en Participatie (2007) Onderwijs (2012) en Participatie (2011) Onderwijs (2011) Participatie (2012) Onderwijs (2011) en Participatie (2011) Onderwijs (2011) Participatie (2013) Onderwijs (2006) en Participatie (2004) Participatie (2008) Participatie (2004) Onderwijs (2013) Onderwijs (2007) en Participatie (2006) Onderwijs (2012) en Participatie (2003)
24
Wat uit de interviews heel duidelijk naar voren komt is dat de zorgboerderijen fungeren als ‘vangnet’ voor de mensen uit alle leeftijdscategorieën (zie paragraaf 1.1), die uitvallen of dreigen uit te vallen in de maatschappij. Dit komt vanwege het feit dat deze mensen op school of in het (werkende) leven niet goed kunnen participeren vanwege hun fysieke en/ of mentale beperking(en). De zorgboeren geven aan dat zij voor deze mensen juist wel een passende plek kunnen bieden omdat zij uitgaan van de mogelijkheden en behoeften van deze mensen en hier binnen het boerderijwezen op aansluiten. Zorgboeren geven aan ‘maatwerk’ te leveren: R10: Nou ja, die mevrouw kwam ook hier binnen, zeg maar, die… kwam uit de…… thuiszorg. En… die… kon het lichamelijk werk bij de thuiszorg ook niet meer aan, zeg maar. En… die is uiteindelijk… kwam ze werkloos thuis te zitten… En… die kwam hier ook binnen zo van: “ja, ik wil eigenlijk toch wel wat te doen hebben en… ik verveel me thuis en…”. Nou ja, goed, dan ga je met mekaar in gesprek over: “wat zou je dan nog kunnen doen? Zou je nog willen doen?”. En… op die manier… En… uiteindelijk… ja, is dat in opbouwfases natuurlijk iedere keer, kleine stukje opgebouwd, maar uiteindelijk… heeft ze nu… werkt ze nu op een woonlocatie… bij ons (I: Oké). Dus… Ja (I: Leuk). Ja, dat is wel heel… Ja. Ja, nou, dat is dan zeg maar, als je kijkt naar wat mensen dan nog wel kunnen… dat is dan gewoon… belangrijk, dat we daar goed naar kijken (I: Ja). Ja.
Door de zorgboeren worden de volgende kernbegrippen, die op de zorgboerderij centraal staan, benoemd: groeien, leren, ontwikkelen, natuur, ruimte, omgeving, rust, regelmaat en structuur. Daarnaast worden de kleinschaligheid, de huiselijkheid en de korte communicatielijnen omschreven als ‘kracht’ van de zorgboerderij. De zorgboeren geven aan dat zij de werkzaamheden en activiteiten op de boerderij inzetten om de deelnemers de vaardigheden te leren die voor hen in het dagelijks leven (op school), maar ook in het werkende leven belangrijk zijn voor hun zelfredzaamheid. Doordat de deelnemers actief op de boerderij participeren en verantwoordelijkheden krijgen voor bepaalde werkzaamheden voelen zij zich gewaardeerd en nuttig. Daarnaast krijgen zij hierdoor de mogelijkheid om te ontdekken wat ze leuk vinden om te doen en wat hun kwaliteiten zijn. Daarnaast kunnen deelnemers van elkaar leren en op een laagdrempelige manier succeservaringen opdoen. De zorgboeren geven aan dat er op de zorgboerderij, ondanks dat deze soms wat verder van de stads- of dorpskern afligt, wederzijdse betrokkenheid is bij de gemeenschap: R11: Nou de, de… middelen die, kijk, wij hebben hier verschillende werkplaatsen… werkplekken… ’t is een kaarsenmakerij (I: Ja). En… je kunt zeggen nou, de kaarsenmakerij van… je… je, je beperkt je alleen maar met kaarsen maken, maar in de kaarsenmakerij is ook… verkoop… van kaarsen (I: Oké). En dan krijg je contact met… mensen, die buitenaf een kaars gaan kopen (I: Ja).
Alle zorgboeren geven aan dat een groot aantal deelnemers, dankzij hun deelname op de boerderij, weer thuis, op school of in het werkende leven kan functioneren en dus weer terugkomen in de maatschappij.
25
4.1.1 Onderwijs: praktische invulling, samenwerkingspartners en financiering Praktische invulling Onderwijs Zorgboeren die actief zijn op het gebied van Onderwijs geven aan dat de activiteiten en de werkzaamheden op de boerderij in zijn algemeenheid een bijdrage leveren aan ‘praktijkgericht onderwijs’: R4: Een jaar geleden hebben we een jongen hier gehad, die… het op school niet goed kon. Hebben we samen gekeken dat ie een aantal dagen op de boerderij… structuur opbouwt en eigenlijk weer rust en op een spelenderwijs kon leren. Dan kun je denken aan het voorbeeld dat ie samen met *X* de paardenbak gemaakt heeft. Had *X* hem dus gevraag van: “wil je om de drie meter, wil je een paal neerleggen?”. Dus dan legt ie een meetlint uit en moet ie spelenderwijs moet ie… op drie meter een paal leggen en drie meter veder, dus dan moet ie toch wel in zijn hoofd rekenen van drie plus drie is zes, plus drie…
Daarnaast geven zij aan dat de boerderij een programma kan faciliteren waarbij inspanning (daadwerkelijke onderwijs op de boerderij) kan worden afgewisseld met ontspanning (bijv. lekker bezig zijn met de dieren) waarmee een school kan worden ontlast. Van alle geïnterviewde zorgboeren:
Is er één een particuliere school;
werken er zes intensief samen met het speciaal onderwijs omdat er een docent wordt ingehuurd die op de boerderij komt of omdat onderwijsmethoden ter beschikking worden gesteld vanuit het reguliere onderwijs;
en verzorgen de overige drie boerderijen met name de ontspanning, sociale vaardigheden en huiswerkbegeleiding (één of meerdere dagdelen per week), zodat de kinderen tot rust komen en hierdoor de rest van de week weer beter kunnen deelnemen binnen het speciaal onderwijs.
Samenwerkingspartners en afspraken Onderwijs Samenwerkingspartners die op het gebied van Onderwijs een rol spelen zijn: de leerplichtambtenaar, de speciaal onderwijs scholen, reguliere scholen, particulieren zoals remedial teaching en instanties die betrokken zijn bij de kinderen zoals jeugdhulp. Met de leerplichtambtenaar en de scholen wordt de afspraak gemaakt dat zij de verantwoordelijkheid en machtspositie hebben om kinderen te selecteren en door te verwijzen naar de boerderij. Daarnaast wordt afgesproken tussen de zorgboerderij, de scholen en andere betrokken instanties, dat zij samen werken aan de doelen van de kinderen en structureel communiceren over de voortgang van de kinderen. Daarnaast wordt afgesproken dat de scholen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het daadwerkelijke onderwijs en dat de boerderijen verantwoordelijk zijn voor de ontspanning, de huiswerkbegeleiding en het leren van de sociale vaardigheden.
26
Financiering Onderwijs Op het overgrote deel van de boerderijen wordt het onderdeel Onderwijs gefinancierd vanuit zorggelden bedoeld voor de dagbesteding zoals AWBZ (zorgzwaartepakket), PGB en Zorg In Natura. Op één van de boerderijen bestaat de financiering uit een combinatie van AWBZ gelden, een stukje vanuit Passend Onderwijs en een stukje onbetaald. Op een andere boerderij bestaat de financiering uit een stuk eigen bijdrage vanuit de deelnemers om de docent en de studiematerialen van te bekostigen, aangevuld met gelden vanuit Passend Onderwijs. Daarnaast wordt op één boerderij het onderwijsaanbod gefinancierd vanuit Passend Onderwijs. 4.1.2 Participatie: praktische invulling, samenwerkingspartners en financiering Praktische invulling Participatie Zorgboeren die actief zijn op het gebied van Participatie bieden sociale activering ter voorbereiding op re-integratie in het (werkende) leven. Activiteiten en werkzaamheden op de boerderij geven de deelnemers de mogelijkheid om werkritme op te doen en (sociale) vaardigheden te leren, die in het (werkende) leven belangrijk zijn. Op een groot deel van de bedrijven worden de activiteiten en werkzaamheden ingezet om de deelnemers tevens onderdeel te laten zijn van het agrarische productieproces waarmee geld gegenereerd wordt: R6: Ja, ik denk het feit dat ze hier, dat ze hier komen, dat ze… dat ze meedoen in de dagbesteding, zo van dat maakt al dat ze participeren (I: ja, oké) dat maakt al dat ze participeren, dat ze zich nuttig voelen en…… Nou ja wij, maar ook… kijk zij werken ook mee aan een… aan een goed product, aan een kwaliteitsproduct. Nou we hebben al heel veel prijzen gewonnen met onze wijnen en (I: oké). Nou, ook afgelopen zomer hebben we hier medailles gewonnen, dus dat… Ja, dat geeft natuurlijk ook een kick hè? Zo van, daar hebben ze aan meegewerkt, in meer of mindere mate, maar dat maakt niet uit, ook al is het maar heel klein, zo van dat kleine deel is niet minder belangrijk dan… dan het grote deel. Dus…
Samenwerkingspartners en afspraken Participatie Samenwerkingspartners die op het gebied van Participatie een belangrijke rol spelen zijn: de gemeente, UWV, re-integratiebureaus, een jobcoachorganisatie, potentiële werkgevers voor de deelnemers en instanties die betrokken zijn bij de deelnemers zoals een collega zorgverlener (GGz centraal). Met de gemeente, re-integratiebureaus het UWV en de jobcoachorganisatie, worden prijsafspraken gemaakt over het te lopen traject. Daarnaast hebben deze partners een signaleringsen doorverwijsfunctie ten opzichte van de deelnemer naar de zorgboerderij en wordt afgesproken dat er structureel gecommuniceerd wordt over de voortgang van de deelnemers. Met potentiële werkgevers voor de deelnemers worden stages georganiseerd zodat deelnemers kunnen ervaren hoe het is om op een extern bedrijf te werken. Met de instanties, die betrokken zijn bij de deelnemers, wordt afgesproken dat zij samen werken aan de doelen van de deelnemers en structureel communiceren over de voortgang van deelnemers. Daarnaast worden er, indien hier sprake van is, eventuele afspraken gemaakt over het onderaannemerschap. 27
Financiering Participatie Op een aantal boerderijen wordt het onderdeel Participatie gefinancierd vanuit de gemeente en/ of het UVW in het kader van sociale activering. Daarnaast worden op een aantal boerderijen de gelden vanuit Zorg In Natura en PGB ingezet om het onderdeel Participatie te financieren, maar wordt er ook gewerkt met onderaannemerschap. Op één van de boerderijen wordt aangegeven dat een Individuele Re-Integratie Overeenkomst (RIO) ook een mogelijk kanaal van financiering kan zijn als het gaat om participatie. Tot slot wordt er door een zorgboer aangegeven dat via de Wajong en financiering vanuit een Jobcoachorganisatie het onderdeel Participatie wordt bekostigd.
28
4.2
Infrastructureel 1
Kansen Een aantal van de zorgboeren benoemt dat de ligging van de zorgboerderij gunstig is. Aangegeven wordt dat de boerderij zich in een uniek (natuur)gebied bevindt of dicht bij verschillende stads- en/ of dorpskernen ligt. Dit maakt dat de boerderij zichtbaar is in haar omgeving en dat hierdoor deelnemers uit zichzelf naar de zorgboerderij komen. Op een aantal zorgboerderijen is er de mogelijkheid om uit te kunnen breiden met activiteiten op het terrein. Dit wordt door de zorgboeren omschreven als een kans om zich te kunnen ontwikkelen en in te kunnen spelen op de transities: R9: ……… Ja, ik, ik denk… dat wij nog kansen hebben voor… voor de groep van de gemeente uit de Bijstand…… Dat zullen, lang niet altijd, identiteitgebonden… mensen zijn zeg maar…… Maar ik denk dat daar wel… kansen liggen hier, voor… voor *X* (I: Oké). Ja. En zeker omdat we hier een stuk, een stuk… grond hebben, wat we nog helemaal kunnen inrichten (I: Ja). Nou daar kan je heel mooi… een… kijk, de, de Overheid vraagt hè, dat was vorige, van de week nog op de… op de radio. Van dat je voor je uitkering een prestatie moet gaan leveren (I: Ja). Nou en ik denk de mensen uit de WW, dat die, daar het eerst mee geconfronteerd gaan worden… En, ja… ik denk dat wij een bedrijf zijn, waar dat ook heel goed vormgegeven kan worden (I: Oké). Waar we ze dan… heel goed, met, met een CV opstellen en een sollicitatietraining… ook eerder klaar kunnen maken voor… voor de arbeidsmarkt (I: Ja). Ik denk dat daar voor ons kansen liggen (I: Oké). Ja.
Bedreigingen Waar het bij de ene zorgboerderij als een kans gezien wordt, vormt de ligging voor een aantal andere boerderijen juist een bedreiging. Omdat deze boerderijen op een afgelegen locatie liggen, maakt dit dat deze minder goed met te bereiken zijn met (al dan niet) het openbaar vervoer. Dit heeft soms tot gevolg dat deelnemers gehaald en gebracht moeten worden door de zorgboer zelf. Dit kost tijd en energie. Een enkele zorgboer geeft aan dat de boerderij gelegen is langs aan vrij drukke weg, wat onveilige situaties kan opleveren. Waar op de ene boerderij nog kansen zijn om uit te breiden, zijn er op andere boerderij juist geen of beperkte mogelijkheden. Zo wordt door enkele zorgboeren aangegeven, dat ze op hun huidige terrein geen mogelijkheid meer hebben om uit te kunnen breiden qua bebouwing (bijv. met een theeschenkerij). Ook wordt aangegeven dat uitbreiden een langdurig en ingewikkeld proces is qua het verkrijgen van vergunningen.
1
Infrastructureel heeft betrekking op de fysieke aanwezigheid en mogelijkheden van een organisatie zoals de
accommodatie en de toegankelijkheid hiervan. Daarnaast omvat het de communicatie binnen de organisatie zoals ICT en de infrastructuur rondom wetenschap en technologie zoals de aanwezigheid van wetenschappelijke en toegepaste kennis en vaardigheden.(Klein Woolthuis et al., 2005; Vaandrager et al., 2010).
29
4.3
Institutioneel 2
Kansen In het licht van de transities omschrijven de zorgboeren het als een kans om re-integratietrajecten via het UWV te mogen draaien. Sommige boeren hebben al wel de gunning van het UWV, maar andere boeren niet. Een aantal boeren omschrijft het als een kans, dat het landelijke kwaliteitskeurmerk van de Federatie Landbouw en Zorg een aanhangsel krijgt met ‘gunning UWV’. Dit, zodat zorgboeren in de toekomst hier een goedkeuring voor kunnen behalen wat hen in staat stelt om re-integratietrajecten via het UWV te kunnen faciliteren. Wat door zorgboeren ook wordt omschreven als een kans, is dat je Onderwijs en/ of Participatie aanbiedt, zoals de overheid dit graag ziet. Dit betekent voor Onderwijs bijvoorbeeld dat er met officiële lesmethoden gewerkt wordt en dat het onderwijs wordt gegeven door een gekwalificeerde docent. Voor Participatie betekent dit dat de activiteiten en werkzaamheden aansluiting vinden bij de participatieladder (zoals al in vele gemeenten wordt gehanteerd). Daarnaast betekent dit dat activiteiten moeten aansluiten op de gedachte achter de nieuwe Participatiewet. R10: Nou, wat ik gewoon heel belangrijk vind… is dat je, dat iedereen zich houdt bij zijn vak zeg maar… Dus… kijk ik ga geen… juffrouw spelen (I: nee), want daar ben ik niet goed in… en dat is ook niet mij vak (I: Nee). Dus… ’t is wel belangrijk, als je het goed wil doen, moet je ook zorgen dat je… een onderwijskracht hebt (I: ja) en die ook echt… in… in de functie van onderwijs, dat kan uitoefenen… Vind ik.
Sommige zorgboeren geven aan dat de gemeente positief is over de initiatieven van de zorgboerderijen en dat dit voor hen ook kansen biedt voor in de toekomst. Dit uit zich bijvoorbeeld in het feit dat de leerplichtambtenaar de zorgboerderij als serieuze partner ziet: R8: Daar zijn we wel mee bezig (I: oké) en langzaam maar zeker kom je daar ook steeds meer in… hè omdat je natuurlijk vanuit de leerplichtambtenaar en GGZ, wordt je steeds serieuzer… (I: genomen) genomen… En kom je ook meer in de samenwerkingsverbanden… (I: ja) langzaam maar zeker binnen dus (I: Oké. Ja.
Een aantal zorgboeren geeft aan dat het nu de tijd is om in te spelen op de komende transities door vast te beginnen met het draaien van pilots in het kader van Onderwijs en/ of Participatie: I: Dus eigenlijk in het licht van de ontwikkelingen zijn jullie bezig om bij de gemeentes jezelf (R4: ja) zichtbaar te maken (R4: ja, precies) en aan te geven (R4: ja) nou dit kunnen we betekenen en.. R4: Ja, ja, dit zijn de mogelijkheden en dit kunnen we doen (I: Ja). Ja, en laten we gewoon eens een pilot draaien, dat is het belangrijkste (I: ja). Als er één schaap over de dam is dan…
2
Het institutionele kan opgedeeld worden in ‘hard’ en ‘zacht’. Hard refereert naar de formeel geschreven wetten en regels.
Zacht heeft betrekking op de grotere context van culturele en politieke normen en waarden (Klein Woolthuis et al., 2005; Vaandrager et al., 2010).
30
Bedreigingen De grootste bedreiging die door de zorgboeren wordt ervaren is dat de financiering die zij ontvangen minimaal is en zal afnemen of zelfs gaat stoppen. Deze bedreiging wordt door de boeren op verschillende manieren omschreven. Onder andere: dat er vanuit het onderwijs geen financiering is voor het gedeelte ‘Onderwijs’ op een boerderij, het wegvallen van de doelgroepen met de lichtere zorgzwaartepakketten, de herkeuring binnen de Wajong, het feit dat bezuinigingen het onderaannemerschap het eerste zullen treffen en dat de zorg (te) ‘goedkoop’ moet, wat op een zorgboerderij gewoon niet mogelijk is: R3: ............... Ja, je weet gewoon dat er minder geld is hè? Ik merk, wij merken al met die participatiegroep, dat die bijna geen indicaties krijgen meer voor begeleiding groep (I: oké). Dus een heel aantal functioneren hier als vrijwilliger, zo noemen ze zichzelf ook vaak… Maar we hebben natuurlijk wel een salaris van een maatschappelijk werkster hè? We hebben al zo min mogelijk personeel (I: oké)… terwijl je wel ziet dat ze haar nodig hebben met gesprekjes, als het even niet gaat weet je wel?, dan weten ze: “o, ik kan even met… haar praten”. En dat kan je niet in de vorm van vrijwilligers doen. Dat… dat zie ik niet… voor me. Vrijwilliger, is toch een heel ander soort…
Daarnaast ervaren de boeren dat er veel onduidelijkheid is over de toekomst, met name dat er bij de gemeentes nog veel onduidelijkheid is over hoe zij het allemaal in de toekomst gaan aanpakken. Een aantal zorgboeren beschrijft dat door deze onduidelijkheid de zorginstellingen terughoudend zijn wat betreft een potentieel onderaannemerschap. Ook geeft een aantal zorgboeren aan dat het veel tijd en energie kost om op de hoogte te blijven van de meest recente ontwikkelingen, rondom de transities in het sociaal domein, en dat hierdoor andere zaken blijven liggen. Een aantal zorgboeren geeft aan geen Zorg In Natura te mogen leveren. Eén van de achterliggende redenen hiervoor is, dat een zorgboerderij nog niet het officiële landelijke kwaliteitskeurmerk van de Federatie Landbouw en Zorg heeft behaald. Het behalen van dit keurmerk is een langdurig proces waarin een audit plaatsvindt en allerlei processen beschreven moeten worden op papier. Een aantal boeren zit dus al wel in dit proces, maar heeft nog niet het officiële keurmerk behaald. Dit betekent dat zij nog niet aangesloten zijn bij de Coöperatie Boer & Zorg en zij dus nog geen Zorg In Natura mogen leveren. Wat tevens aangegeven wordt als bedreiging is dat het budget voor Zorg In Natura via de Coöperatie niet eindeloos toereikend is. Zo omschrijft een zorgboer dat de Coöperatie Boer & Zorg afspraken maakt met de zorgkantoren en dat het budget voor 2014 voor het leveren van Zorg In Natura, in het VGZ gebied, al is vergeven.
31
Een andere belangrijke bedreiging die door zorgboeren wordt omschreven is dat de budgetten voor Onderwijs en/ of Participatie niet op elkaar aansluiten of dat een deelnemer eerst een indicatie moet krijgen om de begeleiding op de zorgboerderij te kunnen financieren. R6: Dan zit je natuurlijk ook nog met het feit van… dat zijn vaak kinderen die wel een PGB hebben…… Die PGB, die… wordt nu dan vooral ingezet… op veelal op individuele begeleiding… Dat stukje individuele begeleiding, dat zou natuurlijk héél prima passen op een… op een begeleide werkplek (I: Ja). Maar dat zijn twee potjes, die, dat werkt niet met elkaar. Het ene mag eigenlijk niet uitgegeven worden aan het ander, terwijl… waar loopt het mis? Op het stuk… ja…… op de problematiek, daar loopt het op mis. Nou daar, daar hebben wij dus budget voor nodig, om dat werkbaar te maken (I: ja). Daar zou die PGB op ingezet kunnen worden… maar ja, dat is allemaal ingewikkeld en… gecompliceerd en… Dus… zorg en onderwijs… sluit gewoon niet op elkaar aan. R14: Een indicatie dat is nog erg… vanuit AWBZ zeg maar, vanuit zorg (I: Ja). Hè, de ziekte… kant gezien zeg maar een beetje, maar goed. Maar wij gaan natuurlijk uit van het positieve, dus eigenlijk wil iemand helemaal niet eerst ziek moeten worden verklaard (I: nee), voordat ie pas een stukje… (I: ja) praktijkbegeleiding gaat krijgen. Maar we ontkomen er nu nog niet aan om hem eerst in die… (I: ja) in die structuur te krijgen, want anders kunnen we het zeg maar niet leveren (R14B: Ja het wordt alleen maar erger met de Wmo zo). En dat is… dat is wel een lastig stuk (R14B: Ja, I: Ja). En dat is… dat is ook lastig want… moeten we ook vaak dat ouders zeg maar dan ook zeggen: “ja, das leuk en aardig, maar mijn kind heeft gewoon een klein beetje begeleiding nodig, moet ie dan eerst helemaal in die hele andere stoom terecht komen?”… Valt niet mee hoor (I: Nee). Het is echt… (I: Nee) Dus… ja.
Een aantal zorgboeren omschrijft dat het lastig is inzichtelijk te maken wat zorglandbouw oplevert. Aangezien het om maatwerk gaat wordt er getwijfeld of de individuele successen voldoende zijn om bijvoorbeeld de gemeente te kunnen overtuigen om met hen te gaan samenwerken. Het individueel bezig zijn: het leveren van maatwerk, wordt als kracht van de zorgboeren omschreven. Echter vormt dit tevens een bedreiging. Het leveren van maatwerk kost veel tijd en energie dit wordt niet altijd geheel financieel vergoed. Zorgboeren geven aan dat het leveren van maatwerk geld kost en dat ze dit niet kosteloos kunnen bieden. Hier komt bij dat zorgboeren beschrijven dat door de komst van de Wmo de lichtere zorg verdwijnt en de huidige zorg steeds intensiever wordt. Twee zorgboeren benoemen afhankelijk te zijn van de gunning van de gemeente om iets te mogen betekenen op het gebied van Participatie. Dit wordt eveneens als een bedreiging ervaren. R9: De… de… de gunning eigenlijk die je hebt, om, om vanuit de gemeente straks ook… trajecten te doen… Hè, het wordt op een gegeven moment, wordt… wordt het gegund aan… aan aanbieders… en zit jij daar bij of niet? (I: Jaja). Ik denk dat dat een… waar heel veel bedrijven zich zorgen om maken, van… hoe zorg je, dat je… het zo inricht… dat, dat de gemeente met jou in zee wil?
32
4.4
Interactie 3
Kansen De interactie tussen de zorgboerderijen en de omgeving wordt als essentiële kans omschreven in het licht van de komende transities. Alle zorgboeren geven nadrukkelijk aan dat het van belang is om jezelf zichtbaar te maken en jezelf te profileren. Dit wordt omschreven als een proces dat niet vanzelf gaat maar dat je als zorgboer zijnde zelf ‘De Boer Op’ moet en het initiatief moet nemen om contact te leggen met de omgeving. Als het gaat om het individueel profileren, dan worden open dagen omschreven als unieke mogelijkheid om de politiek, de gemeente, bedrijven en potentiële samenwerkingspartners en deelnemers uit te nodigen op de zorgboerderij. R4: … bijeenkomsten bijwonen natuurlijk als het gaat over transities en… participatie en dat soort onderwerpen. Daarnaast… hebben wij ze uitgenodigd hier zo, dus ze komen hier zo, verschillende gemeentes zijn geweest en… van: “nou, wat is de boerderij en wat doen wij in ’t kader van Wmo en allerlei dingen die daar omheen zitten”… Ja, ben zelf bij de wethouder geweest… voor een gesprek om te laten zien wat we doen en wat voor een mogelijkheden der zijn. Dus… Ja (I: Oké). Daar moet je zelf actief in bezig zijn.
Daarnaast wordt media aandacht bijvoorbeeld via de krant en de radio omschreven als een kans om de zorgboerderij te profileren. Ook mond tot mond reclame en zichtbaarheid in de omgeving door vrijwilligerswerk, worden als belangrijke PR middelen genoemd. R1: En waar, wat ook misschien wel heel belangrijk is, dat is dat wij doen ook zeg maar, als zorgboerderij, vrijwilligerswerk. Met onze deelnemers. Zo gaan we bijvoorbeeld één dag één ochtend in de week, gaan we naar het dorp hier in *X* en dan gaan we dus met onze deelnemers of re-integranten of wie daar op dat moment bij is of stagiaires van de *X* (dat is speciaal onderwijs). En dan gaan wij daar dat hele plantsoen hè de baan zeg maar gaan we wieden, gaan we schoonmaken, vuil rapen. Dus wat komt wijkbeheer doen, wijkbeheer: “oo ik heb grijpers voor je, alsjeblieft!”. (R1B: het duurde wel even…) De ondernemingsvereniging die zegt van, ja maar we hebben nu een stagiaire die krijgt alles voor elkaar. Die ga ik ook aannemen. Dus die zegt bijvoorbeeld het is mooi weer: “hé jongens, hup allemaal een ijsje”. Het leuke is dat mensen uit de omgeving kunnen denken van: “oh ja die groep van *X* is er weer, kom ik pak ook mijn schoffeltje, ik ga meedoen”. Dus op die manier creëer je ook een saamhorigheidsgevoel. Dat wordt opgemerkt door de gemeenschap.
Daarnaast beschrijven boeren dat het van belang is om een breed netwerk te hebben en dit netwerk ook goed te kennen. Bijvoorbeeld dat je als zorgboer potentiële bedrijven in je netwerk hebt, om Participatie deelnemers uit te kunnen plaatsen. Ook benoemen zorgboeren dat het een kans is om persoonlijk contact met je netwerk te onderhouden (o.a. communicatie over de voortgang en doelstellingen van deelnemers). Eveneens geven de zorgboeren aan dat nieuwsbrieven een rol spelen in de informatievoorziening en PR richting het netwerk. 3
Dit element verwijst naar de mate van interactie tussen de betreffende organisatie en haar netwerk. Hierbij kan er sprake
zijn van een te sterk netwerk waarin te veel interactie plaatsvindt of een te zwak netwerk waarin te weinig interactie plaatsvindt (Klein Woolthuis et al., 2005; Vaandrager et al., 2010).
33
Zorgboeren geven aan dat het van belang is dat je jezelf niet alleen profileert als individu, maar dat het een kans is om jezelf samen rondom de kleinschalige zorg te organiseren. Dit wordt gedaan in de vorm van verenigingen van zorgboeren, waarin collega zorgboeren met elkaar samenwerken. Daarnaast worden ook initiatieven beschreven als een zorgcoöperatie waarin zowel zorgboeren als zorgaanbieders met elkaar samenwerken. Vanuit een dergelijke samenwerking wordt naar de gemeente toe inzichtelijk gemaakt wat ze gezamenlijk kunnen betekenen, wat hierbij het financiële plaatje is en wat de opbrengsten zijn. Dit kan bijvoorbeeld tijdens transitiebijeenkomsten. Men vindt daarbij essentieel, dat ieder individu hierbij Onderwijs en/ of Participatie kan leveren vanuit de eigen visie, kracht en specialisatie. Het samen organiseren biedt kansen om onderling kennis met elkaar te kunnen delen, zodat je als zorgboer niet zelf het wiel opnieuw uit hoeft te vinden. Dit scheelt weer tijd en energie en meerdere zorgboeren weten ten slotte meer dan één. Bedreigingen Bedreigingen die door de zorgboeren op het gebied van interactie worden omschreven zijn: dat er nog geen contacten zijn met het UWV of re-integratiebureaus of dat deze nog niet direct enthousiast zijn om te gaan samenwerken, dat het soms lastig is om bij bedrijven binnen te komen en dat het als een hoge drempel ervaren wordt om bij de gemeente een voet aan de grond te krijgen: I: En zie je dat als een bedreiging voor je bedrijf, dat de gemeente daar zo… R2: Hoge drempel (I: Oké). Een hele hoge drempel waar je overheen moet. Ik heb hiervoor in de gemeente *X* gewoond en daar was, nou dat is nog geen vijftien kilometer hier vandaan, maar dat is een heel ander verhaal (I: oké). Die zijn heel anders, die zijn echt zo van: “o wat leuk en…”. Maar daar zou ik dus eerst gaan zitten (I: oké), die gemeente was al heel erg druk met ons zo van: “o en dan kunnen we daar wel en dan kunnen we dit wel en dan kun je zus wel”. Nou dat hebben ze hier nog niet eens overwogen (I: oké). Dus dat is… Ja het is een hele hoge drempel, maar uiteindelijk komen we hem over hoor, want ik ben een volhouder.
Eén van de zorgboeren beschrijft het als een bedreiging dat zorginstellingen de zorgboerderijen als concurrent zien: R6: Maar eigenlijk ja, de, ik denk dat de zorginstellingen eerder nog als een concurrent zien, dan als een samenwerkingspartner (I: Dat is jammer...) Ja, dat is jammer (I: Ja). Wij zijn gewoon een hele goede mogelijkheid om ja, tot verdere ontplooiing en ontwikkeling… En in een hele natuurlijk omgeving… Ja. I: En heb je enig idee hoe dat komt, dat ze jullie als concurrent zien? R6: Budgetten, het hangt gewoon samen met budgetten (I: echt budgetten weer) dat is gewoon (I: ja) op het moment dat het budget (I: ja) van dagbesteding hier naar toe gaat, dan hebben ze het zelf niet in the pocket (I: ja). Heel simpel.
34
4.5
Capaciteit 4
Competenties De zorgboeren noemen een scala aan competenties die zij inzetten op het gebied van Onderwijs en/ of Participatie of in het licht van de transities in de zorg. Hieronder zijn de meest genoemde kort omschreven. De overige competenties zijn gepresenteerd in een ‘wordcloud’. In het licht van de komende transities in het sociaal domein omschrijft een groot deel van de zorgboeren dat je ondernemend moet zijn: het zien van mogelijkheden en deze ook aangaan waarbij competenties zoals op de hoogte zijn van alle politieke ontwikkelingen, flexibel zijn, snel kunnen schakelen, volhouden en doorzetten worden benoemd. Andere competenties die genoemd worden zijn: kunnen netwerken, samenwerken, communicatief zijn, jezelf profileren en dat je jezelf kwetsbaar durft op te stellen en te ontwikkelen (met je netwerk als klankbord). Ook creatief met uitdagingen kunnen omgaan wordt benoemd, zoals het inspelen op de komende transities, maar ook bijvoorbeeld in het vinden van een passende oplossing met betrekking tot het begeleiden van deelnemers. Boeren benadrukken dat het belangrijk is dat je hart er moet liggen om met deze doelgroepen te werken en dus actief te zijn op het gebied van Onderwijs en/of Participatie. Als het gaat om de daadwerkelijke omgang met de deelnemers worden de volgende competenties als essentieel omschreven:
persoonlijke en individuele aandacht en betrokkenheid bij de deelnemers, vast gezicht;
inzicht hebben in de mogelijkheden van de deelnemers, realistisch zijn;
alert zijn op signalen om je heen, observeren deelnemers;
het hebben van een vertrouwensband met de deelnemers;
de deelnemers “loslaten” en hen zien als werknemers (participatie);
benadrukken wat goed gaat en dingen die minder goed gaan positief kunnen benoemen.
Zorgboeren geven aan dat je als zorgboer vooral moet vasthouden aan je eigen kracht, dat je dus doet waar je goed in bent. Daarnaast wordt het leveren en bewaken van kwaliteit als belangrijke competentie genoemd. Andere competenties die hier volgens de zorgboeren aan bijdragen zijn voornamelijk dat je als zorgboer over de juiste vaardigheden moet beschikken om met de doelgroep(en) te kunnen werken, dat je professioneel opgeleid bent en dat je vakmensen met expertise inzet op de boerderij (professie in huis halen).
4
Capaciteit verwijst naar de aanwezige competenties, intellectuele capaciteit en bronnen binnen een organisatie zoals tijd
en financiën.
35
Figuur 4.5: Wordcloud competenties zoals omschreven door good practice zorgboeren
Kansen In het kader van de Capaciteit beschrijven de zorgboeren dat het hebben van meerdere financiële pijlers binnen het bedrijf kansen biedt voor de toekomst. Door een divers en breed aanbod te hebben qua deelnemers en (takken) activiteiten kunnen namelijk financiële risico’s worden gespreid: R8: En we hebben natuurlijk ook… het melkvee tak die der… wij hebben nu jong vee, we willen weer gaan melken, dus we hebben hè altijd, doordat het natuurlijk een agrarisch bedrijf is, heb je natuurlijk meerdere poten onder je bedrijf. Dus ook als de ene iets minder gaat, dat de andere de klap een beetje kan… (I: oké) opvangen… Dus ja, we hebben het gewoon heel breed (I: Ja).Wel allemaal kinderen, heel specifiek (I: oké). Hè, daar hebben we wel gezegd: “we willen wel, we zijn daarin gespecialiseerd, daar ligt onze kracht, dus daar willen we ook in door” (I: Ja). En dat vlak doen we gewoon heel veel dingen. Dus het gezinshuis, de school, thuisbegeleiding… en en de zorgboerderij met weekend… begeleiding en naschoolse begeleiding… Dus ja.
Andere kansen die door zorgboeren omschreven worden zijn: het bieden van een volledig traject omdat zowel de onderdelen Onderwijs als Participatie op de boerderij kunnen worden aangeboden, het bieden van een competentiebeleid waarin de deelnemers structureel werken aan bepaalde competenties en hierdoor ook certificaten kunnen behalen en mogelijkheden voor sponsoring in de vorm van een stichting ‘Vrienden van …’. 36
Bedreigingen Zorgboeren geven aan zich bewust te zijn van het feit dat hun krachten ook een valkuil kunnen vormen. Eén van de dingen die door meerdere zorgboeren wordt aangestipt is dat er achter het zijn van het ‘vaste gezicht’ en de persoonlijke individuele aandacht voor de deelnemers ook wel een aantal bedreigingen schuil gaan. Zij geven aan dat dit zorgt voor een bepaalde kwetsbaarheid binnen het bedrijf, want wat als dit vaste gezicht wegvalt? Ook wordt aangegeven dat netwerken soms lastig is aangezien sommige zorgboeren zelf ook hulpverlener zijn omdat ze geen personeel hebben. Hierdoor hebben ze niet altijd de ruimte en de tijd om te investeren in hun netwerk of in de komende transities. Daarnaast schuilt in de persoonlijke aandacht en het niet hebben van personeel de bedreiging dat sommige zorgboeren 24/7 aan het werk zijn, waardoor er minder tijd voor hun privé- en gezinsleven overblijft. Naast het feit dat de kleinschaligheid van de boerderij als kracht wordt omschreven brengt dit de bedreiging met zich mee dat zorgboeren niet mee kunnen gaan in alle mogelijkheden die ze aangeboden krijgen. Tot slot benoemd één van de zorgboeren dat het huidige personeel te praktijkgericht werkt: I: Oké. Wat zou je omschrijven als de minder sterke punten van jullie bedrijf? R3: Ja, onze medewerkers zijn ontzettend praktisch. En soms zouden we willen dat ze iets meer…… ja op die ontwikkeling gericht zijn.
37
5
Discussie
In dit hoofdstuk zal het onderzoek kritisch worden beoordeeld. Allereerst worden de belangrijkste resultaten van dit onderzoek teruggekoppeld naar het theoretisch kader (5.1). Daarna wordt in paragraaf 5.2 de term ‘zorgboerderij’ ter discussie gesteld. In paragraaf 5.3 worden de beperkingen en sterke punten van dit onderzoek besproken. Tot slot wordt er nog een aanbeveling voor verder onderzoek gedaan in paragraaf 5.4.
5.1
Terugkoppeling van de resultaten naar het theoretisch kader
5.1.1 Terugkoppeling van de resultaten naar andere wetenschappelijke onderzoeken Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat zorgboerderijen fungeren als ‘vangnet’ voor de mensen die uitvallen of dreigen uit te vallen in de maatschappij. Zorgboeren geven aan voor deze mensen een passende plek te kunnen bieden omdat zij uitgaan van de mogelijkheden en behoeften van deze mensen en hier op aansluiten. De volgende kernbegrippen, die op de zorgboerderij centraal staan worden genoemd: groeien, leren, ontwikkelen, natuur, ruimte, omgeving, rust, regelmaat en structuur. Daarnaast wordt de kleinschaligheid, de huiselijkheid en worden de korte communicatielijnen omschreven als ‘kracht’ van de zorgboerderij. De zorgboeren geven aan dat ze de werkzaamheden en activiteiten op de boerderij inzetten om de deelnemers de vaardigheden te leren die voor hen in het dagelijks leven (op school), maar ook in het werk belangrijk zijn. Doordat de deelnemers actief op de boerderij participeren en verantwoordelijkheden krijgen voelen zij zich gewaardeerd en nuttig. Daarnaast krijgen zij hierdoor de mogelijkheid om te ontdekken wat ze leuk vinden om te doen en wat hun kwaliteiten zijn. Zorgboeren benoemen dat een groot aantal deelnemers dankzij hun deelname op de boerderij weer kan functioneren in de maatschappij. Deze resultaten uit dit onderzoek sluiten aan op andere kwalitatieve onderzoeken die gedaan zijn naar de landbouwzorg in Nederland. Zo zijn de belangrijkste uitkomsten uit een onderzoek van Hassink et al. (2010) dat zorgboerderijen door deelnemers, zorgboeren en gezondheidsprofessionals als unieke plek worden ervaren vanwege de volgende karakteristieken: de persoonlijke aandacht en betrokkenheid van de zorgboer, een veilig setting, activiteiten voor een zinvolle dagbesteding en de groene omgeving. Daarnaast worden zorgboerderijen omschreven als een innovatieve manier om diverse doelgroepen weer te laten re-integreren in de samenleving en de kwaliteit van leven van deze deelnemers te verhogen (Hassink et al., 2010). In een onderzoek van Elings and Hassink (2008) komt naar voren dat deelnemers een aantal sociale aspecten van de zorgboerderij waarderen: het behoren tot een groep, het lekker voelen en de ongedwongenheid van de boerderij. Daarnaast waarderen zij de ruimte en het feit dat ze een zinvolle dagbesteding hebben. Door hun aanwezigheid voelen
zij
zich
nuttig,
gezonder
en
ontwikkelen
ze
zelfvertrouwen,
zelfrespect
en 38
verantwoodelijkheidsgevoel. De aanwezigheid op de boerderij draagt er toe bij dat de deelnemers discipline en structuur opdoen. Dit kan weer als basis dienen in hun dagelijkse leven of nieuwe activiteiten zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk bij een externe organisatie (Elings & Hassink, 2008). 5.1.2 Terugkoppeling van de resultaten naar het System of Innovation policy framework Op de volgende pagina zijn de kansen en bedreigingen, zoals ervaren door de good practice zorgboeren, weergeven. Deze kansen en bedreigingen zijn in tabel 5.1.2. ingedeeld bij de randvoorwaarden voor succesvolle innovatie zoals beschreven in het System of Innovation policy framework (Klein Woolthuis et al., 2005). Kijkend naar de vier randvoorwaarden voor succesvolle innovatie (SI policy Framework) worden de meeste bedreigingen ervaren binnen de randvoorwaarde ‘Institutioneel’. Zorgboeren ervaren dat er veel onduidelijkheid is over de toekomst. Vooral binnen gemeenten is er veel onduidelijkheid over hoe zij het allemaal in de toekomst gaan aanpakken. Deze resultaten komen overeen met een ander wetenschappelijk onderzoek naar de consequenties van de decentralisatie van zorg voor demente ouderen in Nederland (Nowak et al., 2013). In het onderzoek van Nowak et al. (2013) is gekeken hoe gemeenten en zorgboerderijen zich voorbereiden op de decentralisatie van deze zorg en in welke mate er hierbij sprake is van interactie en communicatie tussen beide partijen. Hieruit komt naar voren dat er vrijwel geen samenwerking of communicatie is tussen gemeenten en zorgboerderijen. Daarnaast wordt aangegeven dat de gemeente zich onvoldoende bewust is van de toegevoegde waarde van zorgboerderijen. Andersom zijn zorgboeren onvoldoende op de hoogte van wat de gemeente van hen verwacht (Nowak et al., 2013). Het feit dat de gemeente zich niet bewust is van de toegevoegde waarde van zorgboerderijen kan er toe bijdragen dat er weinig communicatie is en dat er geen concrete afspraken gemaakt worden op het gebied van samenwerking rondom de transities. Dit wordt dan door de zorgboeren ervaren als onduidelijkheid. In dit onderzoek worden de meeste kansen omschreven binnen de randvoorwaarde ‘Interactie’. Kijkend naar de transities wordt de interactie tussen de zorgboerderijen en haar omgeving als essentieel omschreven door de good practice zorgboeren. Dit sluit logischerwijs aan bij de theorie over succesvolle innovaties. Hierin wordt een innovatie namelijk bestempeld als een complex proces aangezien er een continue wisselwerking is tussen verschillende actoren (Klein Woolthuis et al., 2005). Zorgboeren benadrukken in dit onderzoek dat je jezelf individueel, maar ook samen met anderen zichtbaar moet maken en moet profileren: ‘De Boer Op!’. Dit kan tevens ingezet worden om de communicatie met de gemeente op gang te brengen en inzichtelijk te maken wat de kleinschalige zorg binnen de transities kan betekenen.
39
Tabel 5.1.2: Kansen en bedreigingen zoals ervaren door good practice zorgboeren
Randvoorwaarden
Kansen
Infrastructureel
Gunstige ligging in uniek gebied Aanloop van deelnemers vanuit nieuwsgierigheid Mogelijkheid om uit te breiden met activiteiten
Re-integratietrajecten draaien via UWV Aanhangsel gunning UVW kwaliteitskeurmerk Federatie Landbouw en Zorg Onderwijs en Participatie aanbieden zoals de overheid het graag ziet (professioneel) Erkend worden door de leerplichtambtenaar Het feit dat de gemeente positief is over de zorgboerderij Het is nu de tijd/ kans om pilots te draaien op het gebied van Onderwijs en Participatie.
Institutioneel
Bedreigingen
Interactie
Jezelf zichtbaar maken en profileren: De Boer Op! Open dagen organiseren: de politiek, de gemeente, bedrijven en potentiële samenwerkingspartners en deelnemers uitnodigen Media aandacht en mond-tot-mond reclame Zichtbaarheid in de omgeving door vrijwilligerswerk Het hebben van een breed netwerk: kennis delen Persoonlijk contact met netwerk onderhouden Jezelf samen organiseren, profileren: verenigingen van zorgboeren of bijv. een zorgcoöperatie en gezamenlijk mogelijkheden inzichtelijk maken Uitwisselen van kennis: niet zelf het wiel opnieuw gaan uitvinden
Capaciteit
Het hebben van een breed aanbod, meerdere financiële pijlers binnen het bedrijf: risicospreiding Volledig traject van Onderwijs en Participatie Competentiebeleid met mogelijkheden tot het behalen van certificaten op de boerderij Sponsoring in de vorm van een stichting ‘Vrienden van…’
Ongunstige ligging hierdoor slecht bereikbaar met openbaar vervoer Deelnemers moeten gehaald en gebracht worden Geen mogelijkheden om uit te breiden op bestaand terrein Financiering is minimaal, neemt af of verdwijnt Veel onduidelijkheden over de toekomst, met name binnen gemeentes over hoe zij zaken willen gaan aanpakken Geen Zorg In Natura mogen leveren door ontbreken kwaliteitskeurmerk Budget Zorg In Natura via Coöperatie Boer & Zorg is niet eindeloos toereikend en voor 2014 al vergeven Budgetten Zorg en Onderwijs sluiten niet op elkaar aan Lastig om effecten zorgboerderij inzichtelijk te maken Leveren van maatwerk kost veel tijd en energie en dit wordt niet altijd vergoed Afhankelijkheid van gunning van de gemeente
Nog geen contacten met UWV of re-integratiebureaus of nog geen enthousiasme vanuit deze bedrijven om te gaan samenwerken Hoge drempel om bij de gemeente voet aan de grond te krijgen Zorginstellingen die zorgboerderijen als concurrent zien i.v.m. de budgetten die zij te besteden hebben
Persoonlijke en individuele aandacht, vast gezicht, kan ook zorgen voor kwetsbaarheid in bedrijf Netwerken is soms lastig omdat boeren zelf ook een stuk hulpverlening verzorgen 24/7 klaarstaan voor deelnemer, hierdoor minder tijd voor privé en gezinsleven Kleinschaligheid van de boerderij betekent dat niet aan alle mogelijkheden invulling gegeven kan worden Huidig personeel op zorgboerderij is te praktijkgericht
40
5.2
De term ‘zorgboerderij’ is niet voldoende toereikend
In haar communicatie gebruikt de landelijk Federatie Landbouw en Zorg, maar ook de Coöperatie Boer & Zorg de term ‘zorgboerderij’. Deze term is niet voldoende toereikend aangezien zorgboerderijen veel meer leveren dan alleen zorg. Vooral in het licht van de transities op het gebied van Onderwijs en Participatie zorgt deze term voor verwarring en de nodige discussie. Voor de communicatie en de profilering van de zorgboerderijen zou het goed zijn als er binnen de Federatie en de Coöperatie nagedacht wordt over een term die wel volledig de lading dekt. De term moet weerspiegelen dat boeren met behulp van de werkzaamheden op de boerderij ‘maatschappelijke ondersteuning’ leveren om deelnemers zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren in de maatschappij en waarmee de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de deelnemers wordt bevorderd.
5.3
Beperkingen en sterke punten van dit onderzoek
5.3.1 Selectie good practice zorgboeren Tijdens de uitvoering van dit onderzoek bleek dat sommige good practices nog helemaal niet zo actief waren op het gebied van Onderwijs en/ of Participatie. Dit betekent dat het beeld wat de Coöperatie heeft van de aangesloten zorgboerderijen niet geheel overeenkomt met de realiteit. Toch is besloten om de resultaten van deze zorgboerderijen mee te nemen in dit onderzoek. Zij kunnen namelijk inzicht geven in de bedreigingen die zij ervaren, waardoor het dus nog niet is gelukt om een structureel aanbod op de boerderij te realiseren. Hier kan de Coöperatie vervolgens weer op inspelen. Kritisch kijkend naar de geografische spreiding van de good practice zorgboeren kan gezegd worden dat de meesten zich bevonden in de provincie Overijssel. Daarnaast zijn er geen zorgboerderijen in de provincie Utrecht geïnterviewd. De zorgboerderijen waren dus qua geografische spreiding redelijk geclusterd in het noordoosten van Nederland. Tijdens de analyse van de kansen en bedreigingen ervaren door de good practice zorgboeren kwamen steeds dezelfde hoofdpunten naar voren. Deze hoofdpunten komen overeen met een ander wetenschappelijk onderzoek naar de consequenties van de decentralisatie van zorg in Nederland (Nowak et al., 2013). In het onderzoek van Nowak et al. (2013) is gekeken hoe gemeenten en zorgboerderijen zich voorbereiden op de decentralisatie van zorg voor demente ouderen en in welke mate er hierbij sprake is van interactie en communicatie tussen beide partijen.
41
5.3.2 Focus van dit onderzoek alleen op visie vanuit de zorgboeren Een beperking van dit onderzoek is dat alleen de ervaren kansen en bedreigingen vanuit het perspectief van de zorgboeren zijn onderzocht. In een proces van innovaties spelen meerdere actoren een rol en is het dus ook van belang om bij deze actoren na te gaan welke kansen en bedreigingen zij ervaren. De voornaamste reden hiervoor is, dat er tijdens een innovatie een continue wisselwerking is tussen verschillende actoren. Dit proces is bepalend voor het succes van een innovatie (Klein Woolthuis et al., 2005; Vaandrager et al., 2010). Het op de hoogte zijn van kansen en bedreigen zoals ervaren door andere actoren kan er toe bijdragen dat hier op ingespeeld kan worden. Dit draagt vervolgens weer bij aan het succesvol participeren binnen de transities in het sociaal domein. Voorbeelden van actoren die van belang zijn in de transities in het sociaal domein zijn de gemeente, de deelnemers, de wetenschap, maar ook de ‘makelaars’ tussen verschillende actoren zoals de Landelijke Federatie Landbouw en Zorg en de Coöperatie Boer & Zorg. Deze partijen zijn niet bevraagd in dit onderzoek. Uit het onderzoek van Nowak et al. (2013) komt naar voren dat er vrijwel geen samenwerking of communicatie is tussen gemeenten en zorgboerderijen als het aankomt op de decentralisatie van de zorg voor demente ouderen. Daarnaast wordt aangegeven dat de gemeente zich onvoldoende bewust is van de toegevoegde waarde van zorgboerderijen in deze transitie. Andersom zijn zorgboeren onvoldoende op de hoogte van wat de gemeente van hen verwacht (Nowak et al., 2013). Het onderzoek van Nowak et al. (2013) belicht dus niet alleen de ervaring vanuit de zorgboeren, maar ook vanuit de gemeente. Dit voorbeeld laat zien dat de visie van andere actoren dus ook van belang is om succesvol in een innovatie te kunnen participeren, omdat hier dan op ingespeeld kan worden. Als je niet weet wat er bij de andere actoren speelt, dan kun je er ook niet op anticiperen. 5.3.3 Open coderen Tijdens de analyse van de interviewtranscripten is het proces van ‘open’ coderen toegepast om de enorme hoeveelheid aan data te kunnen structureren. Het gevaar van open coderen is dat de onderzoeker tijdens het coderen al aan het interpreteren is en dat codes dus afhankelijk zijn van de interpretatie van de onderzoeker (Silverman, 2011). Tijdens het proces van het open coderen was de onderzoeker gefocust op kansen en bedreigingen binnen de randvoorwaarden voor succesvolle innovatie, zoals omschreven in het System of Innovation policy framework. Dit maakt dat het proces van coderen dus niet alleen gebaseerd was op de eigen interpretatie van de onderzoeker, maar dat er ook gebruikt is gemaakt van theorie om de data te structureren. Daarnaast bevatten de quotes vrijwel altijd het volledige antwoord van de zorgboer. Dit is met opzet gedaan om te kunnen zien welke zorgboer wat heeft gezegd (alle interviews stonden in één bestand toe ze werden gecodeerd) en om antwoorden in hun eigen context te kunnen analyseren. Door de analyse van de transcripten op deze manier transparant te maken is de kans op fouten (human error) geminimaliseerd. 42
5.3.4 Ontbreken inter-rater-agreement Bij het coderen van de interviews is vanwege de beperkte tijd voor dit onderzoek geen inter-rateragreement uitgevoerd. Dit betekent dat de transcripten maar door één onderzoeker zijn gecodeerd. Er is niet op een systematische manier gecontroleerd of een onafhankelijke onderzoeker de kansen en bedreigingen op eenzelfde manier zou toeschrijven aan de vier elementen van het System of Innovation policy framework. Echter zijn de resultaten en de codering hiervan besproken met de Coöperatie Boer & Zorg en de Wageningen Universiteit. Naar aanleiding van deze gesprekken zijn een aantal kansen en bedreigingen bij een andere randvoorwaarde voor succesvolle innovatie ingedeeld. 5.3.5 Inzicht in kansen en bedreigingen gerelateerd aan theorie over innovatie Een sterk punt van dit onderzoek is dat het inzicht geeft in de kansen en bedreigingen zoals ervaren door de zorgboeren en dat deze zijn gelinkt aan het System of Innovation policy framework. Zo worden in dit onderzoek niet alleen kansen en bedreigingen opgesomd, maar is ook inzichtelijk gemaakt hoe deze zich verhouden tot de randvoorwaarden voor succesvolle innovatie. Dit zorgt ervoor dat direct te zien is waar er aandacht nodig is. Dit maakt dat dit onderzoeksrapport van grote praktische waarde is voor de zowel de Coöperatie Boer & Zorg als de zorgboeren.
5.4
Aanbeveling voor verder onderzoek
In dit onderzoek zijn de kansen en bedreigingen vanuit het perspectief van de zorgboeren onderzocht. Om een succesvol in een innovatie te kunnen participeren is het van belang dat je ook kennis hebt van hoe andere actoren de transities in het sociaal domein ervaren (zoals omschreven in paragraaf 5.3.2). Aanbevolen wordt om nader onderzoek te doen naar de ervaringen van deze andere actoren. Te denken valt aan: de gemeente, (speciaal) onderwijs, het UWV, zorginstellingen, de deelnemers, de wetenschap, maar ook de ‘makelaars’ tussen verschillende actoren zoals de Landelijke Federatie Landbouw en Zorg en de Coöperatie Boer & Zorg. Dit zou kunnen in de vorm van focusgroep interviews waarbij verschillende actoren kunnen vertellen over de kansen en bedreigingen die zij ervaren in het licht van de transities.
43
6
Conclusie
Zorgboeren die actief zijn op het gebied van Onderwijs geven aan dat de activiteiten en de werkzaamheden op de boerderij in zijn algemeenheid een bijdrage leveren aan ‘praktijkgericht onderwijs’. Daarnaast kunnen zij een programma faciliteren waarbij inspanning kan worden afgewisseld met ontspanning. Hierbij werken zij samen met: de leerplichtambtenaar, de speciaal onderwijs scholen, reguliere scholen, particulieren zoals remedial teaching en instanties die betrokken zijn bij de kinderen zoals jeugdhulp. De financiering verloopt via: AWBZ, PGB, Zorg In Natura, Passend Onderwijs, een eigen bijdrage van de deelnemers en een stukje vrijwillige investering. Zorgboeren die actief zijn op het gebied van Participatie bieden sociale activering ter voorbereiding op re-integratie in het (werkende) leven. Activiteiten en werkzaamheden op de boerderij geven de deelnemers de mogelijkheid om werkritme op te doen en (sociale) vaardigheden te leren, die in het (werkende) leven belangrijk zijn. Hierbij wordt er samengewerkt met: de gemeente, het UWV, reintegratiebureaus, een jobcoachorganisatie, potentiële werkgevers voor de deelnemers en instanties die betrokken zijn bij de deelnemers zoals een collega zorgverlener. De financiering verloopt via: de gemeente, het UWV, Zorg In Natura, PGB, RIO, Wajong en een Jobcoachorganisatie. Kijkend naar de vier randvoorwaarden voor succesvolle innovatie (SI policy Framework) worden de meeste bedreigingen ervaren binnen de randvoorwaarde ‘Institutioneel’. De grootste bedreiging die door de zorgboeren wordt ervaren is dat de financiering die zij ontvangen minimaal is en zal afnemen of zelfs gaat stoppen. Daarnaast ervaren zorgboeren dat er veel onduidelijkheid is over de toekomst. Vooral binnen gemeenten is er veel onduidelijkheid over hoe zij het allemaal in de toekomst gaan aanpakken. De meeste kansen worden genoemd gerelateerd aan de randvoorwaarde ‘Interactie’. Kijkend naar de transities wordt de interactie tussen de zorgboerderijen en haar omgeving als essentieel omschreven. Zorgboeren benadrukken in dit onderzoek dat je jezelf individueel, maar ook samen met anderen zichtbaar moet maken en moet profileren: ‘De Boer Op!’.
44
Zorgboeren die nog niet actief zijn op het gebied van Onderwijs en/ of Participatie, kunnen leren van de good practice zorgboeren. Zo kunnen zij kennis vergaren over een mogelijke opzet van Onderwijs en Participatie qua praktische invulling, samenwerking met organisaties en mogelijkheden voor financiering. Het is hierbij belangrijk dat zorgboeren kritisch bij zichzelf nagaan of zij over de juiste mogelijkheden en competenties beschikken om ook daadwerkelijk met Onderwijs en/ of Participatie aan de slag gaan. Dit kunnen zij doen door zichzelf te spiegelen aan de good practices en te beoordelen of de boerderij zich in een omgeving bevindt (aanwezige samenwerkingspartners) die kansen biedt voor de toekomst. Daarnaast kunnen de zorgboerderijen lering trekken uit de kansen en bedreigingen zoals deze door de good practice zorgboeren worden ervaren. Het ontwikkelen van een eigen aanpak, passend bij de mogelijkheden van het bedrijf, is hierbij essentieel. Het is niet de bedoeling dat de aanpak van de good practices klakkeloos overgenomen wordt. Ondanks het feit dat het kansen biedt voor de toekomst is het zeker niet zo dat alle zorgboeren zich moeten gaan specialiseren op het gebeid van Onderwijs en/ of Participatie. De rol van de Coöperatie Boer & Zorg wordt in dit geheel gezien als het dienen van een kennisplatform voor alle zorgboeren welke bij de Coöperatie aangesloten zijn. De Coöperatie kan voorzien in kennis over een mogelijke aanpak voor Onderwijs en/ of Participatie en de daarbij behorende kansen en bedreigingen. Daarnaast kan de Coöperatie een rol vervullen bij het ondersteunen van de zorgboeren die al actief zijn op het gebied van Onderwijs en/ of Participatie door in de genoemde kansen en bedreigingen te faciliteren: bijvoorbeeld door een rol te vervullen bij het zichtbaar maken van de zorgboeren bij verschillende zorgkantoren en gemeenten. Maar bijvoorbeeld ook door ondersteuning te bieden bij het organiseren van netwerkbijeenkomsten, het vormen van netwerkorganisaties en het maken van afspraken met ketenpartners. Een voorbeeld hiervan is het realiseren een aanhangsel ‘re-integratie’ bij het kwaliteitskeurmerk van de Landelijke Federatie Landbouw en Zorg). Kortom, voor zowel de zorgboeren als de Coöperatie geldt dat als ze hulp willen blijven bieden en financiering willen waarborgen in het licht van de komende transities, dan moeten ze:
De Boer Op 45
Bijlagen
Bijlage A
Interviewvragen Onderwijs zorgboerderijen
Doel, missie, visie & strategie
Wat zijn de doelstellingen van de zorgboerderij?
Wat is de missie/visie/ strategie van de zorgboerderij?
Hoe lang zijn jullie al werkzaam op het gebied van onderwijs? Hoe is dit begonnen?
Strategie om op de komende ontwikkelingen in de zorg in te spelen: heeft er binnen jullie zorgboerderij al een vertaalslag van de komende wetgeving naar de praktijk plaatsgevonden? Hoe zijn jullie hier als zorgboeren al mee bezig? Wat hebben jullie bijvoorbeeld al ondernomen?
Product
Welke opleiding(en)/ cursussen bieden jullie de deelnemers aan?
Hoe zijn deze opleidingen/ cursussen vormgegeven? Welke competenties worden er aan de deelnemers geleerd? (beroepsgerichte opleidingen?) scholing ontwikkeling deelnemers
Hoe stimuleer je welke opleiding/ cursussen mensen gaan doen?
Hoe breng je de deelnemers een stapje hoger? Welke middelen zet je hiervoor in?
Wat (en hoe) rapporteer je met betrekking tot de voortgang van de deelnemers?
Wat zijn de resultaten tot nu toe?
Zijn er al resultaten beschikbaar van mensen die bijvoorbeeld door deelname op de zorgboerderij een diploma of certificaat hebben behaald? Kunt u hier voorbeelden van noemen?
Markt
Hoe ziet de doelgroep voor genoemd aanbod er precies uit? (Welke opleidingen, leeftijden)
Hoeveel deelnemers hebben jullie in het onderwijstraject?
Hoe komen mensen uit deze doelgroep bij jullie terecht? (hoe bereik je deze doelgroep?)
Doen jullie een intake met de deelnemers die in een onderwijstraject stappen? Hoe is dit vormgegeven?
46
Middelen
Hoe is de financiering van het genoemde aanbod geregeld?
Hoe is de pr & communicatie van de zorgboerderij vormgegeven?
Welke fysieke en ruimtelijke middelen zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke inhoudelijke middelen, werkwijze, methode zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke competenties van jezelf of het personeel zet je in binnen de zorgboerderij zowel op het gebied van ‘het product’ als ‘de markt’?
Wat de je aan scholing en ontwikkeling van jezelf en je medewerkers?
Wat doe je aan reflectie en controle van de kwaliteit op de zorgboerderij?
Netwerk algemeen
Met welke partners/ stakeholders werken jullie samen om doelstellingen van de deelnemers te behalen?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Hoe ziet het netwerk eruit als het aankomt op het ‘uitzetten’ van deelnemers?
Netwerk onderwijsinstellingen
Met welke onderwijsinstellingen werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk leerwerkbedrijven
Met welke leerwerkbedrijven in de omgeving werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk gemeente
Met welke gemeente(n) werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen? 47
Komende transities Verhoudingen tussen de zorgboeren en de gemeenten/ zorgverzekeraars/ scholen/ werkbedrijven, UWV omdat deze een groot deel van de touwtjes in handen gaat krijgen natuurlijk met alle veranderingen in de zorg die per 2015 zullen worden doorgevoerd.
Hebben jullie al samen met het netwerk nagedacht over de toekomstige samenwerkingen in het licht van de komende transities? Hoe zijn deze verhoudingen tot stand gekomen? Wat voor een rol hebben jullie hier als zorgboer in vervult? Was er hierbij ook samenwerking met andere partijen in het veld?
Wat doe je om jullie netwerk te onderhouden?
Indien nog geen sprake van netwerk
Hoe zou je graag willen dat jullie netwerk eruit ziet? (denk bijv. aan een individueel of een coöperatief netwerk?)
Extra
Wat zijn de sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de sterke punten vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten (bedreigingen) vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Welke kansen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Welke bedreigingen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Is er potentieel om de partners/stakeholders in de omgeving te beïnvloeden om met jullie te gaan samenwerken of m.b.t. financiering? In hoeverre zijn jullie hier al mee aan de slag geweest?
Wat heb je als zorgboer nodig om in te kunnen spelen op de komende transities? Over welke competenties moet je beschikken?
48
Bijlage B
Interviewvragen Participatie zorgboerderijen
Doel, missie, visie & strategie
Wat zijn de doelstellingen van de zorgboerderij?
Wat is de missie/visie/ strategie van de zorgboerderij?
Hoe lang zijn jullie al werkzaam op het gebied van participatie? Hoe is dit begonnen?
Strategie om op de komende ontwikkelingen in de zorg in te spelen: heeft er binnen jullie zorgboerderij al een vertaalslag van de komende wetgeving naar de praktijk plaatsgevonden? Hoe zijn jullie hier als zorgboeren al mee bezig? Wat hebben jullie bijvoorbeeld al ondernomen?
Product
Zijn jullie bekend met de participatieladder?
Welke cursussen/activiteiten bieden jullie de deelnemers aan? En( hoe) zijn deze gerelateerd aan de participatieladder?
Hoe stimuleer je welke activiteiten mensen gaan doen?
Hoe breng je de deelnemers dichter bij het behalen van hun diploma of certificaat? Welke middelen zet je hiervoor in?
Hoe zijn deze cursussen/ activiteiten vormgegeven? Welke competenties worden er aan de deelnemers geleerd? (beroepsgerichte opleidingen?) scholing ontwikkeling deelnemers
Wat (en hoe) rapporteer je met betrekking tot de voortgang van de deelnemers?
Wat zijn de resultaten tot nu toe?
Zijn er al resultaten beschikbaar van mensen die bijvoorbeeld door deelname op de zorgboerderij een stapje hoger op de ladder zijn gekomen of weer kunnen participeren in betaald werk? Kunt u hier voorbeelden van noemen?
49
Markt
Hoe ziet de doelgroep voor genoemd aanbod er precies uit?
Hoeveel deelnemers hebben jullie in het re-integratie/ participatie traject?
Hoe komen mensen uit deze doelgroep bij jullie terecht? (hoe bereik je deze doelgroep?)
Doen jullie een intake met de deelnemers die in een (re-integratie)traject stappen? Hoe is dit vormgegeven?
Middelen
Hoe is de financiering van het genoemde aanbod geregeld?
Hoe is de pr & communicatie van de zorgboerderij vormgegeven?
Welke fysieke en ruimtelijke middelen zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke inhoudelijke middelen, werkwijze, methode zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke competenties van jezelf of het personeel zet je in binnen de zorgboerderij zowel op het gebied van ‘het product’ als ‘de markt’?
Wat de je aan scholing en ontwikkeling van jezelf en je medewerkers?
Wat doe je aan reflectie en controle van de kwaliteit op de zorgboerderij?
Netwerk algemeen
Met welke partners/ stakeholders werken jullie samen om doelstellingen van de deelnemers te behalen?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Hoe ziet het netwerk eruit als het aankomt op het ‘uitzetten’ van deelnemers?
Netwerk leerwerkbedrijven
Met welke leerwerkbedrijven in de omgeving werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk onderwijsinstellingen
Met welke onderwijsinstellingen werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen? 50
Netwerk gemeente
Met welke gemeente(n) werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Komende transities Verhoudingen tussen de zorgboeren en de gemeenten/ zorgverzekeraars/ scholen/ werkbedrijven, UWV omdat deze een groot deel van de touwtjes in handen gaat krijgen natuurlijk met alle veranderingen in de zorg die per 2015 zullen worden doorgevoerd.
Hebben jullie al samen met het netwerk nagedacht over de toekomstige samenwerkingen in het licht van de komende transities? Hoe zijn deze verhoudingen tot stand gekomen? Wat voor een rol hebben jullie hier als zorgboer in vervult? Was er hierbij ook samenwerking met andere partijen in het veld?
Wat doe je om jullie netwerk te onderhouden?
Indien nog geen sprake van netwerk
Hoe zou je graag willen dat jullie netwerk eruit ziet? (denk bijv. aan een individueel of een coöperatief netwerk?)
Extra
Wat zijn de sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de sterke punten vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten (bedreigingen) vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Welke kansen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Welke bedreigingen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Is er potentieel om de partners/stakeholders in de omgeving te beïnvloeden om met jullie te gaan samenwerken of m.b.t. financiering? In hoeverre zijn jullie hier al mee aan de slag geweest?
Wat heb je als zorgboer nodig om in te kunnen spelen op de komende transities? Over welke competenties moet je beschikken?
51
Bijlage C
Interviewvragen Onderwijs & Participatie zorgboerderijen
Doel, missie, visie & strategie
Wat zijn de doelstellingen van de zorgboerderij?
Wat is de missie/visie/ strategie van de zorgboerderij?
Hoe lang zijn jullie al werkzaam op het gebied van onderwijs? Hoe is dit begonnen?
Hoe lang zijn jullie al werkzaam op het gebied van participatie? Hoe is dit begonnen?
(Hoe)
staan de onderwijs- en participatietrajecten op jullie zorgboerderij met elkaar in
verbinding?
Strategie om op de komende ontwikkelingen in de zorg in te spelen: heeft er binnen jullie zorgboerderij al een vertaalslag van de komende wetgeving naar de praktijk plaatsgevonden? Hoe zijn jullie hier als zorgboeren al mee bezig? Wat hebben jullie bijvoorbeeld al ondernomen?
Product onderwijs
Welke opleiding(en)/ cursussen bieden jullie de deelnemers aan?
Hoe zijn deze opleidingen/ cursussen vormgegeven? Welke competenties worden er aan de deelnemers geleerd? (beroepsgerichte opleidingen?) scholing ontwikkeling deelnemers
Hoe stimuleer je welke opleiding/ cursussen mensen gaan doen?
Hoe breng je de deelnemers een stapje hoger? Welke middelen zet je hiervoor in?
Wat (en hoe) rapporteer je met betrekking tot de voortgang van de deelnemers?
Wat zijn de resultaten tot nu toe?
Zijn er al resultaten beschikbaar van mensen die bijvoorbeeld door deelname op de zorgboerderij een diploma of certificaat hebben behaald? Kunt u hier voorbeelden van noemen?
Markt onderwijs
Hoe ziet de doelgroep voor genoemd aanbod er precies uit? (Welke opleidingen, leeftijden)
Hoeveel deelnemers hebben jullie in het onderwijstraject?
Hoe komen mensen uit deze doelgroep bij jullie terecht? (hoe bereik je deze doelgroep?)
Doen jullie een intake met de deelnemers die in een onderwijstraject stappen? Hoe is dit vormgegeven?
52
Middelen onderwijs
Hoe is de financiering van het genoemde aanbod geregeld?
Hoe is de pr & communicatie van de zorgboerderij vormgegeven?
Welke fysieke en ruimtelijke middelen zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke inhoudelijke middelen, werkwijze, methode zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke competenties van jezelf of het personeel zet je in binnen de zorgboerderij zowel op het gebied van ‘het product’ als ‘de markt’?
Wat de je aan scholing en ontwikkeling van jezelf en je medewerkers?
Wat doe je aan reflectie en controle van de kwaliteit op de zorgboerderij?
Netwerk algemeen onderwijs
Met welke partners/ stakeholders werken jullie samen om doelstellingen van de deelnemers te behalen?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Hoe ziet het netwerk eruit als het aankomt op het ‘uitzetten’ van deelnemers?
Netwerk onderwijsinstellingen
Met welke onderwijsinstellingen werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk leerwerkbedrijven
Met welke leerwerkbedrijven in de omgeving werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk gemeente
Met welke gemeente(n) werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen? 53
Komende transities Verhoudingen tussen de zorgboeren en de gemeenten/ zorgverzekeraars/ scholen/ werkbedrijven, UWV omdat deze een groot deel van de touwtjes in handen gaat krijgen natuurlijk met alle veranderingen in de zorg die per 2015 zullen worden doorgevoerd.
Hebben jullie al samen met het netwerk nagedacht over de toekomstige samenwerkingen in het licht van de komende transities? Hoe zijn deze verhoudingen tot stand gekomen? Wat voor een rol hebben jullie hier als zorgboer in vervult? Was er hierbij ook samenwerking met andere partijen in het veld?
Wat doe je om jullie netwerk te onderhouden?
Indien nog geen sprake van netwerk
Hoe zou je graag willen dat jullie netwerk eruit ziet? (denk bijv. aan een individueel of een coöperatief netwerk?)
Extra onderwijs
Wat zijn de sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de sterke punten vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten (bedreigingen) vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Welke kansen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Welke bedreigingen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Is er potentieel om de partners/stakeholders in de omgeving te beïnvloeden om met jullie te gaan samenwerken of m.b.t. financiering? In hoeverre zijn jullie hier al mee aan de slag geweest?
Wat heb je als zorgboer nodig om in te kunnen spelen op de komende transities? Over welke competenties moet je beschikken?
54
Product participatie
Zijn jullie bekend met de participatieladder?
Welke cursussen/activiteiten bieden jullie de deelnemers aan? En( hoe) zijn deze gerelateerd aan de participatieladder?
Hoe stimuleer je welke activiteiten mensen gaan doen?
Hoe breng je de deelnemers dichter bij het behalen van hun diploma of certificaat? Welke middelen zet je hiervoor in?
Hoe zijn deze cursussen/ activiteiten vormgegeven? Welke competenties worden er aan de deelnemers geleerd? (beroepsgerichte opleidingen?) scholing ontwikkeling deelnemers
Wat (en hoe) rapporteer je met betrekking tot de voortgang van de deelnemers?
Wat zijn de resultaten tot nu toe?
Zijn er al resultaten beschikbaar van mensen die bijvoorbeeld door deelname op de zorgboerderij een stapje hoger op de ladder zijn gekomen of weer kunnen participeren in betaald werk? Kunt u hier voorbeelden van noemen?
Markt participatie
Hoe ziet de doelgroep voor genoemd aanbod er precies uit?
Hoeveel deelnemers hebben jullie in het re-integratie/ participatie traject?
Hoe komen mensen uit deze doelgroep bij jullie terecht? (hoe bereik je deze doelgroep?)
Doen jullie een intake met de deelnemers die in een (re-integratie)traject stappen? Hoe is dit vormgegeven?
55
Middelen participatie
Hoe is de financiering van het genoemde aanbod geregeld?
Hoe is de pr & communicatie van de zorgboerderij vormgegeven?
Welke fysieke en ruimtelijke middelen zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke inhoudelijke middelen, werkwijze, methode zetten jullie in om doelen van de deelnemers te behalen?
Welke competenties van jezelf of het personeel zet je in binnen de zorgboerderij zowel op het gebied van ‘het product’ als ‘de markt’?
Wat de je aan scholing en ontwikkeling van jezelf en je medewerkers?
Wat doe je aan reflectie en controle van de kwaliteit op de zorgboerderij?
Netwerk algemeen participatie
Met welke partners/ stakeholders werken jullie samen om doelstellingen van de deelnemers te behalen?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Hoe ziet het netwerk eruit als het aankomt op het ‘uitzetten’ van deelnemers?
Netwerk leerwerkbedrijven
Met welke leerwerkbedrijven in de omgeving werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk onderwijsinstellingen
Met welke onderwijsinstellingen werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen?
Netwerk gemeente
Met welke gemeente(n) werken jullie samen?
Hoe is deze samenwerking vormgegeven?
Welke samenwerkingsafspraken zijn er gemaakt?
Hoe zijn deze tot stand gekomen? 56
Komende transities Verhoudingen tussen de zorgboeren en de gemeenten/ zorgverzekeraars/ scholen/ werkbedrijven, UWV omdat deze een groot deel van de touwtjes in handen gaat krijgen natuurlijk met alle veranderingen in de zorg die per 2015 zullen worden doorgevoerd.
Hebben jullie al samen met het netwerk nagedacht over de toekomstige samenwerkingen in het licht van de komende transities? Hoe zijn deze verhoudingen tot stand gekomen? Wat voor een rol hebben jullie hier als zorgboer in vervult? Was er hierbij ook samenwerking met andere partijen in het veld?
Wat doe je om jullie netwerk te onderhouden?
Indien nog geen sprake van netwerk
Hoe zou je graag willen dat jullie netwerk eruit ziet? (denk bijv. aan een individueel of een coöperatief netwerk?)
Extra participatie
Wat zijn de sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de sterke punten vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten van jullie bedrijf? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Wat zijn de minder sterke punten (bedreigingen) vanuit de omgeving? Heeft u enig idee hoe dit komt?
Welke kansen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Welke bedreigingen zou u als zorgboer omschrijven voor het bestaan van de boerderij in het licht van de komende transities?
Is er potentieel om de partners/stakeholders in de omgeving te beïnvloeden om met jullie te gaan samenwerken of m.b.t. financiering? In hoeverre zijn jullie hier al mee aan de slag geweest?
Wat heb je als zorgboer nodig om in te kunnen spelen op de komende transities? Over welke competenties moet je beschikken?
57
Referenties Coöperatie Boer & Zorg. (2013). Overzicht doelgroepen die aanwezig zijn op een zorgboerderij. Wageningen. Elings, M., & Hassink, J. (2008). Green Care Farms, A Safe Community Between Illness or Addiction and the Wider Society. Therapeutic communities, 29(3), 310-320. Federatie Landbouw en Zorg. (2013a). Deelnemers op een zorgboerderij Retrieved 05-09-2013, from http://www.zorgboeren.nl/praktischeinfo.php?id=2#.UiictNLwllc Federatie Landbouw en Zorg. (2013b). Dit is een zorgboerderij Retrieved 05-09-2013, from http://www.zorgboeren.nl/praktischeinfo.php#.UiicbtLwllc Federatie Landbouw en Zorg. (2013c). Kwaliteitswaarborg Zorgboerderijen Retrieved 10-09-2013, from http://www.landbouwzorg.nl/index.php?pagid=58&v=0&q=keurmerk Federatie Landbouw en Zorg. (2013d). Landbouw en Zorg Groeit Retrieved 05-09-2013, from http://www.landbouwzorg.nl/index.php?pagid=55&hb=72 Hassink, J., Elings, M., Zweekhorst, M., van den Nieuwenhuizen, N., & Smit, A. (2010). Care farms in the Netherlands: Attractive empowerment-oriented and strengths-based practices in the community. Health & Place, 16(3), 423-430. doi: http://dx.doi.org/10.1016/j.healthplace.2009.10.016 Klein Woolthuis, R., Lankhuizen, M., & Gilsing, V. (2005). A system failure framework for innovation policy design. Technovation, 25(6), 609-619. doi: http://dx.doi.org/10.1016/j.technovation.2003.11.002 Kos, J. (2013, 21-09-2013). Zorgboeren vitaliseren de zorg, NRC Handelsblad. Ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijkrelaties. (2013). RegioAtlas: RegioAtlas brengt regionale samenwerking in kaart, congruentiekaart Retrieved 10-09-2013, from http://www.regioatlas.nl/congruentiekaart/83|169|134|139|170 Nederlands Jeugd instituut. (2013). Ontwikkelingen: Jeugdwet naar Tweede Kamer Retrieved 10-092013, from http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/29/714.html Nowak, S. J. M., Molema, C. C. M., Baan, C. A., Oosting, S. J., Vaandrager, L., Hop, P., & De Bruin, S. R. (2013). Decentralisation of long-term care in the Netherlands: the case of day care at green care farms for people with dementia. Ageing & Society. doi: 10.1017/S0144686X13000937 NU.nl. (2013). 'Persoonlijke verzorging toch niet naar gemeenten' Retrieved 11-09-2013, from http://www.nu.nl/algemeen/3573248/persoonlijke-verzorging-toch-niet-gemeenten.html Rijksoverheid. (2013a). Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) Retrieved 09-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wet-bijzondere-ziektekosten-awbz Rijksoverheid. (2013b). Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ): Wat is het verschil tussen een persoonsgebonden budget (pgb) en zorg in natura? Retrieved 10-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wet-bijzondere-ziektekostenawbz/vraag-en-antwoord/wat-is-het-verschil-tussen-een-persoonsgebonden-budget-pgb-enzorg-in-natura.html Rijksoverheid. (2013c). Jeugdzorg: Betere zorg en ondersteuning voor kinderen en gezinnen Retrieved 10-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/nieuws/2013/07/01/betere-zorg-enondersteuning-voor-kinderen-en-gezinnen.html Rijksoverheid. (2013d). Plannen passend onderwijs Retrieved 09-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/plannen-passend-onderwijs Rijksoverheid. (2013e). Re-integratie: Participatiewet bevordert re-integratie Retrieved 09-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewet-bevordert-reintegratie Rijksoverheid. (2013f). Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Retrieved 09-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-ondersteuning-wmo 58
Rijksoverheid. (2013g). Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): veranderingen in de Wmo Retrieved 09-09-2013, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wetmaatschappelijke-ondersteuning-wmo/aanvragen-wmo Silverman, D. (2011). Interpreting Qualitative Data 4th Edition. London: SAGE Publications Ltd. Vaandrager, L., van den Driessen Mareeuw, F., Naaldenberg, J., Klerkx, L., Molleman, G., de Regt, W., & Zandvliet, J. (2010). De kennisinfrastructuur van de Openbare Gezondheidszorg: vorm en functioneren: ZonMW.
59