De balans opmaken Titel Trebuchet bold 18 pt Een overzicht van de activiteiten die CrossOver in de jaren van zijn bestaan heeft ondernomen, om voor de verandering te zorgen
CrossOver Oktober 2012
Drop a pebble in the water: just a splash, and it is gone; But there's half-a-hundred ripples Circling on and on and on, Spreading, spreading from the centre, flowing on out to the sea. And there is no way of telling where the end is going to be. Drop a pebble in the water: in a minute you forget, But there's little waves a-flowing, and there's ripples circling yet, And those little waves a-flowing to a great big wave have grown; You've disturbed a mighty river just by dropping in a stone. ~By James W. Foley
Steentjes in het water laten vallen Waarschijnlijk is het gedicht van Foley nog het meest kenmerkend voor de activiteiten van CrossOver gedurende zijn bestaan. Waar maar mogelijk hebben we mensen op allerlei niveaus, van minister en staatssecretaris tot ouders van jongeren met een beperking, van nationale beleidsmakers tot belangenbehartigers, van directeuren van uitvoeringsinstellingen tot consultants bij commerciële adviesbureaus, van kennis voorzien over de wijze waarop zij naar jongeren met een beperking kijken en hoe ze dat anders, beter zouden kunnen doen. En langzamerhand zien we de kringen groter worden, van de steentjes die we in de afgelopen jaren in de diverse waters hebben laten vallen. We zien verschuivingen in denkwijzen en we zien her en der ook verschuivingen in handelwijzen. In dit verslag beschrijven we de steentjes die we hebben laten vallen. Wij stoppen. De kringen in het water gaan voort. Als iedereen een deel van de steentjes die CrossOver nog heeft liggen, oppakt en laat vallen, blijven de kringen doorgaan en blijven we stappen vooruit maken om de positie van jongeren met een beperking te verbeteren, thuis, op school, in hun vrije tijd en in werk.
Voorwoord Wie de jeugd heeft … Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Maar dat geldt kennelijk niet voor jongeren met een arbeidsbeperking. Deze jongeren worden in grote aantallen buiten de arbeidsmarkt geplaatst. Niet alleen tijdens de economische crisis maar ook ervóór en – als we niets doen – erna. CrossOver heeft in zijn bestaan geprobeerd daar verandering in te brengen door een cultuuromslag in de bedrijven en instellingen te bewerkstelligen. En door de schotten tussen onderwijs, sociale zekerheid, arbeidsmarkt en zorg weg te halen; schotten die de participatie van jongeren met een arbeidsbeperking – onbedoeld – in de weg staan. Door sociale partners op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Door de wetgever op botsende regels en wetten te wijzen enz., enz.. In welke mate dat gelukt is, kunt u in dit eindverslag lezen. CrossOver is in 2013 opgehouden te bestaan. Niet omdat de taak volbracht is, maar omdat een belangrijke voorzet is gegeven en andere partijen nu het stokje moeten overnemen. Die andere partijen zijn gevonden in een samenwerking tussen verschillende instellingen die het voornemen hebben een consortium te vormen. Het consortium moet het gedachtegoed van CrossOver uitdragen en verder brengen. Rest mij – namens het bestuur –grote waardering uit te spreken voor de medewerkers van CrossOver. Zij hebben van CrossOver met een sterke motivatie en enorme inspanningen een succes gemaakt. Hans Kamps (Voorzitter CrossOver)
Inhoud Het begin ........................................... Het plan ............................................ De issues ............................................ Wie is betrokken ................................... Hoe pakken we het aan? .......................... Wetten en regels .................................. Werkgevers problematiek ........................ Onderwijs ........................................... Thuis ................................................ De begeleiding ..................................... Speciale aandacht voor de gemeenten ......... Kennis ............................................... Financiële en economische aspecten ........... Wie was erbij ...................................... Tenslotte ...........................................
11 13 15 17 19 25 29 41 47 53 61 67 69 71 71
Het begin In opdracht van UWV stelt in 2005 het toenmalige Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) samen met TNO en REA College Nederland een contourennotitie op, waarin bepleit wordt een kenniscentrum op te richten rondom jongeren met een beperking en werk. Redenen om over te gaan tot de oprichting van het kenniscentrum zijn de volgende1:
Jongeren met een arbeidshandicap ondervinden problemen bij het vinden en behouden van werk.
Deze jongeren dienen in staat te worden gesteld zo zelfstandig mogelijk hun eigen mogelijkheden te ontdekken en te benutten. De hiervoor benodigde ondersteuning en faciliteiten worden door veel jongeren als onvoldoende ervaren.
Binnen de gebieden werk & inkomen, onderwijs, en zorg, is wel de nodige kennis en expertise beschikbaar. Deze zijn echter versnipperd aanwezig bij afzonderlijke organisaties en professionals. De kennis wordt binnen en tussen sectoren onvoldoende gedeeld, is niet eenvoudig toegankelijk en de ontwikkeling van de kennis verloopt traag. Tussen de sectoren lijken schotten te staan, waardoor de begeleiding van de jongeren onvoldoende op elkaar aansluit.
De belangenbehartiging van deze groep jongeren is mager. Zij zijn een diffuse groep die vele verschillende soorten belemmeringen ondervinden en zijn niet als groep georganiseerd. Binnen de betreffende patiëntenverenigingen is matig tot weinig aandacht voor de specifieke belangen van jongeren in relatie tot het vinden van werk.
Voor een deel ondersteunt de wet- en regelgeving de arbeidsintegratie, maar zijn deze mogelijkheden onvoldoende bekend bij zowel professionele instanties als jongeren en werkgevers. In wet- en regelgeving is soms onvoldoende ruimte voor de specifieke behoeften en unieke positie van arbeidsgehandicapte jongeren.
Goede cijfers over de omvang en samenstelling van deze groep jongeren ontbreken. Dit is al vaak gesignaleerd. Het aantal jongeren met een Wajonguitkering is niet meer dan een indicator voor de totale omvang. Het gaat om jongeren die in hun traject naar (betaald) werk extra ondersteuning nodig hebben in welke vorm dan ook. Een groep die deels onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. De geschatte omvang:150.000 à 200.000.
Het nog op te richten kenniscentrum heeft als taak om aanknopingspunten te vinden en te bieden om de geschetste problematiek beter aan te kunnen pakken. En er voor te zorgen dat eenieder die deze aanknopingspunten kan gebruiken, deze ook daadwerkelijk in handen krijgt. In 2006 wordt een eerste plan voor een kenniscentrum uitgewerkt en eind 2007 vindt de officiële start van het kenniscentrum plaats. De eerste jaren van het bestaan van het kenniscentrum heeft UWV via de ‘Verburg gelden’ voor de financiering gezorgd. Vanaf 2009 tot en met nu, eind 2012 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het kenniscentrum gefinancierd.
1
Kenniscentrum Jongeren met een arbeidshandicap en werk. NIZW
11
Het plan Een kenniscentrum is de naam, de invulling is beduidend breder. Het bestuur van CrossOver besluit begin 2008 dat het oprichten van een kenniscentrum onvoldoende kan zorgen voor de gewenste veranderingen. Het is aan CrossOver om een cultuuromslag te bewerkstelligen, aldus het bestuur: “een cultuuromslag waardoor jongeren met een beperking een zo groot mogelijke economische zelfstandigheid kunnen bereiken”.
CrossOver wil zoveel mogelijk jongeren met een beperking zelfstandig laten worden en een eigen plaats in de samenleving laten vinden. Daarvoor is een cultuuromslag nodig bij alle betrokken partijen: bedrijven, overheden, scholen en jongeren zelf. CrossOver ondersteunt deze partijen met doelgerichte kennis en advies om deze cultuuromslag te bewerkstelligen.
Het werken aan deze cultuuromslag hebben we stapsgewijs aangepakt. Als eerste hebben we vastgesteld, op basis van alle beschikbare documenten, experts en ervaringsdeskundigen, wat er bekend is over de problemen die jongeren met een beperking ervaren. Vervolgens hebben we een overzicht gemaakt van alle partijen, waarvan we op dat moment weten dat ze betrokken zijn bij jongeren met een beperking in werk en de voorbereiding naar werk. En hebben we van al deze partijen vastgesteld wat ze doen en of zij ‘onderdeel zijn’ van de problemen die deze jongeren ervaren; de feitelijke ‘probleemeigenaren’. Daarop volgend hebben we, op basis van alles van wat ons bekend is uit de wetenschap en van de experts en ervaringsdeskundigen, vastgesteld wat er anders moet en hoe dit het beste aan te pakken. Zodat er een blijvende verandering optreedt: een cultuurverandering! We beschrijven deze stappen, omdat elke stap inzicht geeft in hoe de wereld rondom de jongeren met een beperking in elkaar zit en wat er gebeurt. We beschrijven wat we hebben gedaan en waarom we dat hebben gedaan. We beschrijven onze ervaringen en wat onze activiteiten hebben opgeleverd. En we vragen aandacht voor wat er nog moet gebeuren, in ieder geval, om te zorgen dat jongeren met een beperking inderdaad een zo groot mogelijke economische zelfstandigheid bereiken. Noem het onze erfenis, er is nog veel werk te doen!
13
De issues Wat speelde niet, is de vraag die we in de 2008 aan elkaar stelden, toen we met onze inventarisatie begonnen. In de rapportages die destijds zijn verschenen rondom Wajongeren konden we sowieso meer dan honderd issues optekenen die als probleem werden gezien ‘met betrekking tot de arbeidsparticipatiekansen van jongeren met een arbeidshandicap’. Uit deze, meer dan honderd issues, hebben we een keuze gemaakt wat op te pakken. Alles kon niet en alles moest wel. Want dat was ons vanaf het begin af aan duidelijk. Alleen wanneer in samenhang de verandering zou worden aangepakt, zouden flinke stappen kunnen worden gezet. We kozen voor de volgende issues:
Algemene wet- en regelgeving 1
De algemene wet- en regelgeving levert regelmatig belemmeringen op voor de economische zelfstandigheid van jongeren met een beperking.
Werkgevers problematiek 2 3
4 5 6 7 8
Werkgevers hebben over het algemeen geen reëel beeld van jongeren met een beperking. Werkgevers hebben over het algemeen een onjuist beeld van de mogelijkheden, risico’s en de ondersteuning bij het in dienst nemen van jongeren met een beperking. Werkgevers hebben behoefte aan positieve prikkels om jongeren in dienst te nemen. Werkgevers moeten niet belast worden met administratieve en organisatorische zaken. Werkgevers hebben behoefte aan ondersteuning die hen concreet verder helpt. De rol van de sociale partners in relatie tot het vergroten van de arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking. Werkgevers zijn ondernemers; een axioma dat door de ‘buitenwereld’ vaak wordt vergeten.
Onderwijs 9
Jongeren met een beperking blijven vaak buiten hun schuld steken op een lager onderwijseindniveau dan tot hun mogelijkheden behoort. 10 Er is op alle niveaus sprake van een onderbesteding van capaciteiten bij een groot aantal leerlingen met een beperking. 11 Onderwijspersoneel beschikt over onvoldoende deskundigheid over jongeren met een beperking. 12 Het onderwijs in Nederland is gesplitst in jongeren die ‘normaal’ zijn en jongeren die ‘anders’ zijn. Na afloop van het onderwijs komen ze allebei in dezelfde maatschappij.
Voorbereiding op werk 13 Jongeren met een beperking hebben in veel mindere mate bijbaantjes en doen in veel mindere mate vrijwilligerswerk dan hun leeftijdsgenoten dat doen. 14 Er is een tekort aan stageplaatsen voor jongeren met een beperking. 15 Jongeren met een beperking ervaren knelpunten in voorzieningen voor hun stage en in hun werk.
15
Structurele arbeidstoeleiding binnen het vso en de praktijkschool 16 Voor veel jongeren is het vso of het praktijkonderwijs eindonderwijs. Aandacht voor effectieve methoden voor arbeidsoriëntatie en voorbereiding op werk wordt essentieel alsook structurele middelen voor de arbeidstoeleidingstaak.
Empowerment ouders 17 Ouders van jongeren met een beperking bezitten veelal onvoldoende deskundigheid over de mogelijkheden van hun kinderen en de wijze hoe deze mogelijkheden optimaal te exploiteren.
Empowerment jongeren 18 Jongeren met een beperking bezitten veelal onvoldoende deskundigheid over hun mogelijkheden en de wijze hoe deze mogelijkheden optimaal te exploiteren.
Verschillende financieringsstromen en verantwoordelijkheden 19 Jongeren met een beperking hebben veelal te maken met verschillende partijen die vanuit verschillende bronnen worden gefinancierd. 20 Jongeren met een beperking hebben veelal te maken met partijen die hun eigen verantwoordelijkheid hebben in hun positie naar de jongere toe.
De vele begeleiders van de jongeren 21 Jongeren met een beperking ontvangen vaak vanuit verschillende kanten begeleiding; in hoeverre deze begeleiding op elkaar is afgestemd en ‘vanuit de jongere’ wordt ingezet, is onbekend. 22 Begeleiders hebben een eigen beeld van jongeren met een beperking en hun kansen, mogelijkheden en capaciteiten en nemen deze eigen beelden als uitgangspunt.
Beleid zonder kennis over 23 Publieke- en overheidsdiensten hebben geen reëel beeld van jongeren met een beperking en maken beleid gericht op deze jongeren.
Methodieken, projecten, kennisdocumenten, experts, organisaties 24 Er is geen overzicht beschikbaar van methodieken, projecten en hun al dan niet aangetoonde effectiviteit, kennisdocumenten, experts en organisaties gericht op jongeren met een beperking en hun voorbereiding op hun toekomstige arbeidsparticipatie. 25 Er is geen ‘medium’ dat bestaande kennis rondom methodieken, projecten en hun al dan niet aangetoonde effectiviteit, kennisdocumenten, experts en organisaties verspreidt onder partijen voor wie dit mogelijk van belang is om te weten.
Vijfentwintig aandachtspunten om in de bestaanstijd van CrossOver op te pakken. Vijfentwintig punten die, wanneer herkend, opgepakt, aangepakt en verbeterd, daadwerkelijk een wezenlijke bijdrage leveren aan de huidige en toekomstige arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking.
16
Wie is betrokken Centraal in ons handelen staat de jongere met een beperking. Ons uiteindelijke doel is om de jongere met een beperking zo goed mogelijk geëquipeerd te laten zijn om deel te nemen aan de samenleving. In de praktijk betekent dit de jongere zo goed mogelijk ondersteunen om de eigen regie te kunnen voeren op het leven. En, eigen regie wil niet zeggen, het aanbieden van een snoepjesdoos om naar eigen wens het leven in te richten. Het gaat om zelfstandig in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, te kunnen wonen, werken en leven. Om dat te bereiken richten we ons op de omgeving van de jongere. Want in die omgeving vinden de activiteiten plaats die invloed hebben op de jongere. De jongere met een beperking zelf heeft slechts voor een heel klein deel invloed op zijn toekomst. Er zit namelijk geen directe relatie tussen de aandoening of chronische ziekte van de jongere en de mate waarin iemand kan participeren. Inmiddels weten we dat de mate waarin iemand kan participeren afhangt van vele factoren in de omgeving van de jongere. In feite gaat het dan om de vele organisaties die besluiten over de kansen van de jongeren. Denk aan beleidsmakers, bouwers van infrastructuur, beslissers over opleidingsmogelijkheden, beslissers en uitvoerders van ondersteuning, etc. etc. Het denken vanuit dat meervoudige perspectief is terug te vinden in het ICF-model dat we binnen CrossOver als standaard hanteren. Als we in de omgeving van de jongere gaan zoeken, onderscheiden we in totaal tussen de honderdvijftig en tweehonderd ‘typen organisaties’ die zich direct bezighouden met beleid en/of uitvoeringsactiviteiten gericht op jongeren met een beperking. Zie het volgende overzicht, waarin we de ‘hoofdpersonen’ schetsen in die betrokkenheid.
17
Hoe pakken we het aan? De werkelijkheid is complex. Een groot aantal issues, een groot aantal stakeholders; partijen die allemaal betrokken zijn en hun eigen aandeel hebben in het opgroei proces van de jongere en de onderwijs- en arbeidsparticipatie van hen. Wat helpt ons keuzes te maken? We nemen de praktijk in 2008 als uitgangspunt. Een voorbeeld: Neem Anne. Anne zit op de basisschool en komt niet mee. Ze is lastig naar haar klasgenoten, luistert niet naar de juf en leest het liefst in Griekse mythologieboeken. Anne haalt overigens alleen maar A’s voor haar Cito. Anne krijgt, na jaren problemen op school, in groep acht de diagnose ASS en de ouders wordt geadviseerd om Anne naar het speciaal onderwijs te laten gaan. Er is een havo op dertig kilometer afstand, hoger is er niet maar beter een havo speciaal dan gymnasium regulier, aldus de opvatting van de IB’er op school. Het ASS staat centraal in de keuze van de IB’er, en de IB’er denkt daarmee ook ‘goed’ te doen voor Anne; immers gelukkig niet meer in zo’n drukke school met andersdenkende klasgenootjes. De ouders van Anne zijn hoogopgeleid en benaderen Anne als kind dat straks een plaats moet gaan krijgen in de maatschappij, waarin ook andere mensen rondlopen. Het beschermende zien ze niet zo zitten. Ook geloven ze niet in een lager niveau opleiding omdat ze op internet hebben gelezen dat dit funest is voor het welzijn van Anne. Ze gaan actief op zoek en vinden een categoraal gymnasium in de buurt, dat bekend staat om haar strenge regels en vaste structuren. Hier is Anne zeer welkom. Anne zit inmiddels in klas 3, volgt extra vakken en heeft een tweetal vaste vrienden waar ze in haar vrije tijd mee optrekt. Wat als Anne ‘het had moeten hebben’ van de school? Op school ontbrak deskundigheid en werd niet nagedacht over het gehele kind en werd niet nagedacht over de impact van de schoolkeuze op de toekomst van Anne. Anne zou onder haar niveau gaan leren en in de wereld van ‘speciaal’ terecht zijn gekomen. Kortom, alle issues waar we aandacht aan moeten geven. Wat speelt hier onder meer? o
De docent van Anne beschikt over onvoldoende deskundigheid om met de leerling met een beperking om te gaan. De docent weet niet hoe de beperking te herkennen en hoe er mee om te gaan. Ook weet de docent niet wat de impact van de beperking is op de leer- en diplomamogelijkheden en op de toekomstige arbeidssituatie.
o
Dat komt omdat de school niet investeert in deskundigheidsbevordering rondom het hebben van een beperking en hoe er mee om te gaan.
o
Dat komt omdat de school niet gericht is op de impact van hun eigen handelen op de toekomstige (arbeids)participatie van de leerling. Omdat de school zich niet bewust is van het belang om hier wel gericht mee bezig te zijn.
o
Dat komt omdat de koepel van scholen, of gewoon direct het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet investeert in het bevorderen van de deskundigheid van scholen en haar docenten rondom het hebben van leerlingen met een beperking en hoe hier mee om te gaan.
o
En dat komt omdat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich niet bewust is dat het belangrijk is voor de toekomstige (arbeids)participatiekansen van jongeren met een beperking om dat wel te doen.
19
o
Dat komt omdat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onvoldoende samenwerkt met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de relatie tussen de schoolactiviteiten en werkactiviteiten van jongeren met een beperking.
En o
Dat komt omdat de huidige leerkrachten en docentenopleidingen geen of in ieder geval onvoldoende aandacht besteden aan de situatie die hun studenten in hun toekomstige arbeidssituatie tegenkomen, namelijk leerlingen met een beperking, en hoe hiermee om te gaan.
o
En dat komt omdat de meeste ouders over onvoldoende kennis en assertiviteit beschikken om met de school hierover in een zo vroeg mogelijk stadium het gesprek aan te gaan.
o
En omdat dit soort onderwerpen de televisie nooit halen en ook de kranten niet en er ook geen aandacht aan wordt besteed in ‘mainstream’ tijdschriften.
o
En omdat de jeugdgezondheidszorg het niet in zijn takenpakket heeft zitten, waardoor ouders er van op de hoogte zouden kunnen zijn.
o
Dat komt omdat ouderorganisaties veelal onvoldoende gericht zijn op de toekomstige (arbeids)participatie van jongeren met een beperking en hierover geen informatie verzamelen en verspreiden onder hun leden.
o
En dat komt omdat iedereen in het leven van de jongere gericht is op verbetering volgens de eigen normen en onvoldoende rekening houdt met de perspectieven van de leerling.
o
En dat komt omdat de gemeente geen beeld heeft van de mogelijkheden van jongeren met een beperking en daarom onvoldoende adequaat beleid kan maken gericht op de ontwikkeling van de jongere en de toekomstige (arbeids)participatie.
o
En nog een aantal andere redenen, die we pas in een later stadium hebben kunnen achterhalen.
Concluderend, hebben we een uitgangssituatie van een relatief simpel een eenduidig probleem van Anne, waarbij we als CrossOver het volgende stellen: Er is nergens sprake van onwil Er is sprake van een scala aan redenen waarom het niet gebeurt Het probleem structureel oplossen kan alleen wanneer de issues tegelijkertijd, en in samenhang worden aangepakt Dat wat moet gebeuren, bevindt zich op micro-, meso- en macroniveau Het voorbeeld van Anne staat symbool voor alle vijfentwintig issues zoals we die hebben onderscheiden en die we op willen pakken. We kunnen voor elk van de issues meerdere Anne’s beschrijven; we beschikken over casuïstiek in alle maten en vormen. Voor nu heeft het geen toegevoegde waarde, we hebben voldoende duidelijk gemaakt dat er in geen enkel geval sprake is van eenduidige problematiek. En dat alleen in samenhang en op vele plaatsen tegelijkertijd, issues ter verbetering dienen te worden opgepakt. En dat is wat we doen.
20
De werkwijze van CrossOver Een groot aantal partijen heeft een verantwoordelijkheid om te zorgen voor de verandering. Alleen wanneer iedereen haar deel aan veranderingen op zich neemt, zullen de jongeren met een beperking het verschil gaan merken, doordat ze meer kansen krijgen en meer duurzaam aan het werk kunnen. Als CrossOver hebben we in beeld gebracht wie de belangrijkste spelers zijn; de stakeholders. En deze stakeholders betrekken we bij ons handelen. We maken ze – nog meer - bewust van de rol die ze spelen en de impact die hun handelen heeft op de huidige en toekomstige arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking. En we gaan hen ondersteunen door hen handelingsperspectief te bieden indien ze daar behoefte aan hebben, om het anders te doen waar nodig. De feitelijke realisatie van die participatiegroei is daarmee niet bij een organisatie als CrossOver belegd. Als CrossOver kunnen wij slechts behulpzaam zijn in die realisatie. We verzamelen en verspreiden producten die gebruikers concreet op weg kunnen helpen. Daar waar het nog aan producten ontbreekt, zetten we aan tot de ontwikkeling ervan. We agenderen pijnpunten en ondersteunen bij de oplossingen ervan. We laten de samenhang zien, brengen partijen bij elkaar en bieden gelegenheid samen te werken aan het creëren van veranderingen. Wij zetten voor – het is altijd de ander die scoort! Wij, als CrossOver, zijn daarmee geen ‘probleemeigenaar’ van de issues. Dat kan ook niet want wij hebben geen enkele zeggingskracht over wat de stakeholders doen. Dat hebben de stakeholders alleen zelf of diegene die ‘over hen gaan’. Wij kunnen vinden dat jeugdgezondheidszorg rekening moet houden met de impact van de adviezen die ze ouders geven op de toekomst van hun kind. En wij kunnen hen trachten te overtuigen dat dit belangrijk is. Maar we ‘gaan er niet over’. Dat doen ze zelf en dat kan de gemeente en dat kan een zittende regering, bijvoorbeeld door aanvullingen te maken in de huidige richtlijnen. Wat we ook kunnen, is hen de tools geven hoe en wat aan te vullen en anders aan te pakken. In dat spelers- en spanningsveld van veranderingen die anderen moeten doorvoeren, moet er iemand zijn die kennis hierover verzamelt en laat zien hoe het anders kan, iemand die de aanzet geeft tot bruggen slaan en partijen bij elkaar brengt, iemand die, waar nodig, ondersteuning kan bieden in het proces van verandering. Kortom, we kunnen bewustwording creëren en ondersteunen in de stappen die stakeholders kunnen zetten als ze het anders willen doen. Dat doen we niet zomaar uit de losse pols. We weten immers dat ‘boekjes hierover schrijven’ weinig zoden aan de dijk zet als het gaat om een gedragsverandering te willen bereiken. Daarvoor moet veel meer gebeuren.
De theorie achter de strategie van CrossOver De strategie die CrossOver hanteert om, via bewustwording en het aanreiken van handvatten de kans op het maken van stappen te vergroten en onze ambitie dichterbij te brengen, zit opgesloten in de I-change theorie.
21
Het Integrated Model for Behavioural Change (De Vries et al., 20032) is een compilatie van een aantal sociaal-psychologische theorieën die hun waarde hebben bewezen bij veranderingsprocessen gericht op het veranderen van denken en handelen van mensen. Geïntegreerd in het model zijn het ASE-model3 voor gedragsverandering, gecombineerd met het Stages of Change model4 en communication persuasion model van McGuire5.
In het ASE-model wordt gesteld dat het anders gaan handelen voortkomt uit een intentie om inderdaad anders te handelen. En deze intentie wordt beïnvloed door de attitude van de persoon ten opzichte van dit nieuwe handelen. Een attitude is de resultante van een impliciete en expliciete afweging van de voor- en nadelen van het gewenste gedrag en de waarde die iemand hecht aan die voor- en nadelen. Deze intentie wordt tevens beïnvloed door de sociale invloed, dat is de norm die wordt ervaren vanuit de sociale omgeving van de persoon, i.c. de sociale druk en/of steun voor het nieuwe handelen. En tenslotte wordt deze intentie beïnvloed door de mate waarin iemand denkt het nieuwe handelen te kunnen toepassen, de zogenaamde eigen effectiviteit. Wanneer de persoon vervolgens een positieve intentie heeft, zou het nog kunnen zijn dat hij of zij wordt belemmerd om het nieuwe handelen daadwerkelijk uit te voeren omdat er bepaalde barrières zijn die eerste geslecht dienen te worden.
2
De Vries, H., Mudde, A., Leijs, I., Charlton, A., Vartiainen, E., Buijs, G., et al. (2003) The European Smoking Prevention Framework Approach (EFSA): an example of integral prevention. Health Education Research, 18, 611–626. 3 Fishbein, M., Cappella, J. N. (2006). The role of theory in developing effective health communications, Journal of communication, 56, 1-17. 4 Prochaska, J. O., & Velicer, W. F. (1997). The transtheoretical model of health behavior change. American Journal of Health Promotion, 12(1), 38-48. 5 McGuire, Persuasion Communication Model. In: Brug, J., Assema, van P. en Lechner, L. Assen (2007). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: een planmatige aanpak.: Koninklijke Van Gorcum BV.
22
Het Stages of Change model ‘zegt’ dat mensen in verschillende stadia verkeren vooraleer ze daadwerkelijk het gevraagde gedrag gaan uitvoeren. Een eerste stadium betreft dat van de precontemplatie. Dit houdt in dat iemand zich totaal niet bewust is van het feit dat een ander gedrag zinvol zou kunnen zijn of hiervan weliswaar weet heeft maar er om andere redenen niet aan wil beginnen. Vervolgens kan deze persoon overgaan tot het stadium van de contemplatie, hetgeen inhoudt dat de persoon zich bewust is van de mogelijke ‘voordelen’ van het gevraagde gedrag en open staat om er meer over te weten te komen (dit kunnen dus verschillende typen voordelen zijn, afhankelijk van de redenen waarom iemand in het eerste stadium zit). Daarna komt deze persoon in het ‘preparatie stadium, waarin de persoon concreet wil weten wat te doen om het gedrag uit te gaan voeren. Een laatste stadium betreft het ‘actie’ stadium, waarin de persoon het gedrag gaat uitvoeren. Bij alle genoemde stadia zijn specifieke acties vereist om de persoon succesvol te laten zijn en over te laten gaan naar een nieuw stadium dan wel het eindstadium te behouden en niet terug te vallen in oud gedrag (relapse). In het Persuasion-Communication Model van McGuire worden de verschillende stappen beschreven die mensen doorlopen van een eerste blootstelling aan een bericht tot en met een stabiele gedragsverandering in de gewenste richting. McGuire stelt dat de boodschap steeds van vorm verandert naarmate mensen verdere stappen nemen. Het verkrijgen van aandacht vereist een ander type voorlichting dan het verhogen van eigen-effectiviteit. Daarbij spelen de bron die de boodschap brengt, en de kwaliteit van informatie een belangrijke rol.
De rollen in de strategie van CrossOver In al ons handelen proberen we zoveel mogelijk ingrediënten van deze sociaalpsychologische theorieën te integreren. Dat vraagt veel van onze projectleiders, die bij voortduring vanuit een kader hun projecten moeten vormgeven en niet zomaar iets kunnen doen ‘omdat het zo leuk is’ of omdat iemand zegt dat het ‘uit eigen ervaring zo het beste is’. Elke projectleider is vanuit dat perspectief opgeleid en gecertificeerd in Prince2 projectmanagement. Dat betekent voor onze documentalist dat we up to date moeten blijven voor wat betreft alles wat er op ons terrein gebeurt; alle studies, projecten, rapporten, documenten, gebeurtenissen en andere zaken die relevant zijn om te weten, moeten worden verzameld en doorgegeven aan eenieder die het gebruiken kan. Communicatie speelt daarmee tevens een belangrijke rol voor CrossOver en communicatie wordt dan ook breed ingezet, via de website, sociale media, het organiseren van evenementen, papieren communicatiemiddelen, etc. De leden van het bestuur van CrossOver beschikken over een groot netwerk binnen relevante stakeholders, ze nemen zelf eveneens posities in waarin ze mede besluiten kunnen vormgeven. Ons bestuur speelt een belangrijke rol in het openen van deuren van deze stakeholders, van diegenen die over vijfentwintig issues gaan. En zonder drijvende krachten die bij voortduring zorgen dat alle zaken rondom de uitvoering van plannen, activiteiten en projecten geregeld worden, kan een organisatie niet draaien. Het officemanagement, de boekhouding zijn hierin onontbeerlijk. Kortom, een samenhangend en sterk team dat in de afgelopen jaren keihard heeft gewerkt aan de verandering. En wat we hebben gedaan aan de vijfentwintig issues, dat gaan we nu beschrijven, waarbij we ons beperken tot de hoofdzaken, en noemen we niet al die andere activiteiten die we ook in de jaren van ons bestaan hebben uitgevoerd. We beginnen bij het eerste issue.
23
Wetten en regels De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue Bepaalde wetten en regels gericht op jongeren met een beperking werken in een aantal gevallen contraproductief. Daardoor kunnen jongeren met een beperking minder goed participeren in onderwijs en arbeid, daardoor verslechtert hun positie op de arbeidsmarkt en is de kans op duurzame arbeidsparticipatie kleiner.
Onze ambitie Jongeren met een beperking kunnen leren en werken naar vermogen en wetten en regels zijn hierin ondersteunend en faciliterend.
Ons doel
‘Wetmakers en wetuitvoerders’ zijn zich bewust van het issue. ‘Wetmakers en wetuitvoerders’ beschikken over handvatten hoe het anders te doen.
Als we ons doel bereiken, is volgens het theoretische model dat we hanteren, de kans reëel dat er een verandering zal optreden en we dichterbij onze ambitie komen.
Onze strategie
We beschrijven de contraproductieve elementen in de verschillende wetten en regels. We beschrijven tegelijkertijd hoe ze, vaak vrij eenvoudig, kunnen worden opgelost. Resultaat: het Botsboek.
We zorgen dat de belangrijkste stakeholders kennis nemen van het Botsboek en we zorgen dat ‘ze er mee aan de slag’ willen.
We ondersteunen de stakeholders bij de implementatie van de oplossingen.
De uitvoering Het Botsboek, waarin opgenomen zestien gedetailleerd beschreven botsingen in weten regelgeving, inclusief oplossingen, is officieel aangeboden aan de toenmalige minister van SZW. We hebben voor een officieel overdrachtsmoment gekozen omdat het commitment van de minister om vervolgacties te organiseren hierdoor stijgt. Het Botsboek is eveneens verspreid onder andere stakeholders die betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van wet- en regelgeving van jongeren met een beperking. Denk aan de beleidsmakers van de ministeries van SZW, VWS en OC&W, de staatssecretaris van VWS, de staatssecretaris van OC&W, UWV, Gemeentelijke overheden en indicatiestellers zoals CIZ en REC’s. Ook is het Botsboek verspreid onder diegenen die in de concrete uitvoering te maken hebben met de tegenstrijdigheden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan professionals werkend bij UWV, re-integratiebedrijven, gemeentelijke sociale diensten, WMO-loketten, scholen, MEE’s, juridische dienstverleners en belangenorganisaties.
Het resultaat op korte termijn Direct na uitkomst van het Botsboek op 22 april 2009 heeft mevrouw Koser Kaya van D66 Kamervragen over de botsingen gesteld.
25
Op 15 juli 2009 werden de vragen door toenmalig minister Donner in een brief aan de Tweede Kamer uitgebreid beantwoord. Per botsing is aangegeven wat het ministerie er mee heeft gedaan. Uit de brief van Donner kunnen we afleiden dat: de Minister overleg heeft gevoerd met collega Ministeries over een aantal botsingen en hoe hiermee om te gaan, om vervolgens gezamenlijk een antwoord te formuleren: de eerste aanzet tot samenhang. En dat.. Drie botsen zijn opgelost door aanpassing van wet- en regelgeving. Twee botsen hebben geleid tot het aanspreken van de uitvoerders van wet- en regelgeving over de toepassing van de wetten en regels. Naar aanleiding van drie botsen het ministerie heeft besloten te onderzoeken of een regeling moet worden aangepast of een andere oplossing kan worden gevonden; bij één bots heeft dat geleid tot meer aandacht voor dit punt vanuit het ministerie en UWV. Bij vijf botsen de minister een betere uitleg heeft gegeven waardoor bij professionals meer inzicht is ontstaan in de uitvoering van de regelingen. Met deze uitleg staan professionals sterker ten opzichte van uitvoerders die de regelgeving niet correct uitvoeren. Acht botsen niet zijn opgelost. Daarmee kunnen we concluderen dat in de helft van de door ons gesignaleerde botsingen veranderingen zijn opgetreden. Ten aanzien van de botsingen die echt opgelost zijn, moeten we constateren dat de oplossing al in de steigers stond op het moment van het verschijnen van het Botsboek. Dat kunnen we onszelf dus niet toerekenen, ook al waren we in een eerder stadium wel al betrokken bij ‘het opbouwen van die steigers’. Bij de vijf botsen waar professionals met de uitleg van de minister hun werk beter kunnen doen is het Botsboek direct verantwoordelijk voor deze vooruitgang. In de jaren na verspreiding van de brief van de minister zijn er beduidend minder problemen geconstateerd bij de uitvoering van de regelingen. Daardoor verlopen procedures sneller en hebben jongeren minder last van de tegenstrijdigheden die er eerst waren.
Het resultaat op de lange termijn Het Botsboek, en dan met name de wijze waarop dit was opgebouwd, namelijk gedetailleerde kloppende informatie met evenzeer gedetailleerde adviezen over hoe de bots op te lossen, hebben er voor gezorgd dat CrossOver door het Ministerie van SZW en ook door UWV werd gezien als een constructieve partner bij de ontwikkeling van nieuwe wetten en regels en in de uitvoeringspraktijk. Beleidsambtenaren binnen het Ministerie waren enthousiast over de werkwijze en wilden graag meewerken aan de oplossingen. Het zoeken naar het ontstaan van bepaalde wetten en regels is een initiatief dat uit de beleidsambtenaren zelf is gekomen. CrossOver heeft, naar aanleiding van het Botsboek, keukentafelsessies georganiseerd. Aan deze sessies namen beleidsmedewerkers deel van verschillende Ministeries, van VNG, UWV en CIZ. In deze sessies kwamen de bestaande knelpunten aan de orde en de mogelijkheden en onmogelijkheden van de beleidsmedewerkers om deze knelpunten op te lossen. De resultante van deze keukentafelsessies blijft bij de keukentafel. Wel willen de projectleiders bij CrossOver die hiervoor verantwoordelijk waren kwijt dat de beleidsmedewerkers door deze sessies zijn gaan inzien dat wetgeving altijd dienstig moet zijn aan degenen die het betreft. En dat het zoeken is naar de marges die er zijn, die ze van hun ‘werkgever’ krijgen, om te zorgen dat dit inderdaad zoveel mogelijk gebeurt.
26
We kunnen niet vaststellen wat de keukentafelsessies hebben opgeleverd. Wel weten we dat de directe benadering van degenen die bij de totstandkoming van de wetten betrokken zijn en hen voorzien van nieuwe inzichten en handelingsperspectief, in hoge mate kan bijdragen aan de verandering die we voor ogen hebben. Ook werd CrossOver daardoor met regelmaat betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe wetten en regels. Dit jaar is CrossOver nog gevraagd om helder te maken waar knelpunten te verwachten zijn bij de geplande stelselherzieningen en hoe deze op te lossen. In hoeverre de inbreng van CrossOver vervolgens heeft geleid tot daadwerkelijke aanpassingen, weten we niet. Echter, wie had het anders gedaan als wij er niet waren geweest? CrossOver heeft, mede naar aanleiding van het Botsboek, met een aantal fractiemedewerkers van verschillende politieke partijen van gedachten gewisseld over de wetten en regels en de belemmeringen die jongeren hierin ervaren en hoe deze op te lossen. Voor een aantal fractieleden was dit nieuwe informatie waardoor ze zich bewust werden van de problemen voor de jongeren en graag ondersteuning zochten hoe deze problemen op te lossen. CrossOver heeft hen ondersteund bij het formuleren van moties, van Kamervragen en amendementen, alle gericht op het oplossen van bestaande problemen van jongeren met een beperking. Tot op heden, oktober 2012 ondersteunt CrossOver een aantal van hen, als ze twijfelen of ‘ze het goed doen’. CrossOver kon, waar nodig en mogelijk invloed uitoefenen op het voorkomen van nieuwe botsingen. Wederom, in hoeverre dit heeft geleid tot veranderingen die een positieve uitwerking hebben op de jongeren, kunnen we niet aangeven. Wel weten we dat aandacht voor het onderwerp binnen de tweede kamer een grotere kans op actie oplevert dan wanneer er geen aandacht voor is. En, we weten dat als wij niet de concrete ondersteuning hadden geboden over hoe de wetten en regels zo vorm te geven dat deze kansen bieden voor jongeren met een beperking om zich zelf te ontwikkelen tot zelfstandige en economisch onafhankelijke burgers, dit in het geheel niet was gebeurd.
En nu, in 2012 Belangrijk in de ontwikkeling van dit issue is de verschuiving die we hebben doorgemaakt, van speciale aandacht voor …., naar generiek. Inmiddels is duidelijk dat het moet gaan over algemene wetten en regels, die op iedereen betrekking hebben en tegelijkertijd niet belemmerend werken voor jongeren met een beperking: de inclusieve wet- en regelgeving. En er zijn nog steeds botsingen; nu en nog te verwachten. Als CrossOver er niet meer is, zullen anderen deze taak moeten overnemen. Het format dat ‘werkt’ ligt hiervoor klaar.
De samenhang laten zien Een laatste product dat CrossOver oplevert is het instrument samenhang. Een totaaloverzicht, noem het een landschap, van alle wetten en regels die met elkaar samenhangen in de werelden van onderwijs, zorg en werk. Iedere professional die te maken heeft met jongeren en dus automatisch met regels, kan op dit overzicht in één keer zien waar hij moet zijn voor het regelen van iets, bijvoorbeeld een voorzieningenvergoeding én wat daar nog meer mee samenhangt. Het is ontworpen vanuit het perspectief van de gebruiker. Via een mail worden zoveel mogelijk potentiele gebruikers gewezen op het bestaan er van, zodat een zo groot mogelijke groep jongeren baat heeft bij de parate en adequate
27
kennis van de professionals die hen ondersteunen. En daardoor beter kunnen participeren en we weer een stapje dichterbij onze ambitie komen.
28
Werkgevers problematiek De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue Werkgevers hebben over het algemeen geen reëel beeld van jongeren met een beperking en hebben over het algemeen een onjuist beeld van de mogelijkheden, risico’s en de ondersteuning bij het in dienst nemen van jongeren met een beperking. Werkgevers hebben behoefte aan positieve prikkels om jongeren in dienst te nemen, en hebben behoefte aan ondersteuning die hen concreet verder helpt. Ze moeten niet belast worden met administratieve en organisatorische zaken. De sociale partners kunnen een belangrijke rol spelen bij de vergroting van de arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking. En, niet te vergeten, werkgevers zijn ondernemers; een axioma dat door de ‘buitenwereld’ vaak wordt vergeten.
Onze ambitie Jongeren werken naar vermogen en worden hierin gefaciliteerd indien nodig.
Ons doel
Partijen rondom werkgevers beschikken over handvatten om werkgevers een reëel beeld te geven van jongeren met een beperking. Partijen rondom werkgevers beschikken over handvatten om werkgevers een reëel beeld te geven van de risico’s en de ondersteuningsmogelijkheden. Werkgevers beschikken over handvatten om, als ze open staan om jongeren met een beperking als werknemer in dienst te nemen, of een kans te bieden, hier gemakkelijk invulling aan kunnen geven.
Als we bereiken dat partijen handvatten hebben om werkgevers een reëel beeld te geven, over de jongere, over de risico’s en over de ondersteuningsmogelijkheden, dan is de kans groot dat deze informatie bij de werkgevers terecht komt. En als dat zo is, is er een gerede kans dat werkgevers een beter beeld krijgen en is er vervolgens weer een kans dat werkgevers daadwerkelijk actie ondernemen om jongeren een kans te geven, in de vorm van een stage, werkervaringsplaats, leerwerktraject of in dienst nemen. En die kans is groter dan toen ze nog niet dat reële beeld hadden. Daar voegen we nog aan toe dat we ook de werkgevers handvatten geven, zodat ze weten wat ze kunnen en moeten doen als ze stappen willen zetten. Kortom, we werken aan bewustwording en we werken aan het vergroten van het handelingsperspectief van de werkgever. En is de kans reëel dat er een verandering zal optreden en we dichterbij onze ambitie komen.
Onze strategie
We richten ons bewust op partijen rondom de werkgever. Als CrossOver zijn we geen probleemeigenaar en we zijn geen natuurlijke gesprekspartner voor werkgevers. We maken een overzicht van ‘partijen rondom de werkgever’.
Met de ‘partijen’ rondom de werkgever gaan we de dialoog aan op welke wijze wij hen kunnen ondersteunen zodat zij meer handvatten hebben voor werkgevers.
Waar mogelijk gaan we ondersteunen.
29
We verzamelen al het bestaande materiaal om werkgevers te ondersteunen. Het verzamelde materiaal, denk aan wetgeving, instrumenten, informatiekanalen, methoden, etc. gieten we in een voor werkgevers en hun omgeving hanteerbare versie; een document waarin alles is opgenomen ‘wat je moet weten als je van plan bent een jongere met een beperking in dienst te nemen’.
De uitvoering en de resultaten In de afgelopen jaren heeft een groot aantal activiteiten plaatsgevonden gericht op het bereiken van de doelen. Deels is dat gelukt, deels niet. Werkgeversnetwerk Omdat we weten dat alleen ‘door ons en voor ons’ het meeste oplevert, starten we met het oprichten van een werkgeversnetwerk, van grote vooraanstaande werkgevers die zich committeren aan ‘openstaan voor jongeren met een beperking’. In de tijd dat wij hiermee bezig zijn, blijken ook andere partijen hierin zeer actief te zijn. Het is de tijd dat ook het Ministerie van SZW werkt aan een netwerk, evenals MVO-Nederland. Het lijkt ons het beste als deze netwerken samenwerken. Onze pogingen om dit voor elkaar te krijgen, zijn niet gelukt. Elk netwerk blijkt zijn eigen belang te hebben en een eigen agenda waardoor samenwerking gehinderd wordt. Het netwerk dat wij ‘voor en door’ werkgevers wilden ontwikkelen, is niet van de grond gekomen. Omdat in alles wat bekend is over succes en werkgeversnetwerken als belangrijkste naar voren komt ‘dat het uit de werkgevers zelf moet komen’ hebben we uren en menskracht geïnvesteerd om het netwerk te ontwikkelen en te ondersteunen. Terugkijkend zien we dat onduidelijkheid bij leden over het doel ervan, het commitment dat ze aan zouden moeten gaan en door ons niet in te vullen eisen vanuit een mogelijke trekker hierbij een rol speelden. Inmiddels zien we dat dezelfde werkgevers – onder invloed van bewegingen als maatschappelijk verantwoord ondernemen, social return en cao-afspraken - individueel hun rol pakken en onderling voorzichtig tot uitwisseling van ervaringen komen. De P van people bij MVO Een van de partijen rondom de werkgever betreft MVO-Nederland. Zij zijn, als natuurlijk partner van werkgevers een meer logische partij om netwerken voor werkgevers op te richten. Ten tijde van de eerste plannen hieromtrent was de P van people nog niet door hen ingevuld. CrossOver heeft materiaal en kennis die tot zijn beschikking stond, overgedragen aan MVO-Nederland, zodat zij hun P van People beter kunnen invullen en vervolgens werkgevers van relevante kennis en handvatten kunnen voorzien. Bonden Andere partijen rondom de werkgever zijn de bonden. Met name hebben we CNV jongeren en (in mindere mate)FNV, beide heel actief op ‘ons terrein’ gefaciliteerd in de vorm van deelname aan begeleidingsgroepen en brainstormbijeenkomsten, en in de vorm van persoonlijk advies over hun ideeën en materiaal dat zij ontwikkelen. Zodat zij al onze kennis en handvatten in kunnen zetten in hun acties richting werkgevers. De huiverigheid wegnemen Werkgevers zijn huiverig om jongeren aan te nemen, vanwege de eerder genoemde redenen. Een van de wijzen waarop de huiverigheid kan worden weggenomen, is het creëren van bewustwording bij werkgevers over wat binnen hun bedrijf de mogelijkheden zijn om een jongere met een beperking aan te nemen.
30
Dat kan bijvoorbeeld door het ‘gratis’ laten zien aan een werkgever wat de mogelijkheden en de kosten zijn. Werkgevers zouden, op hun verzoek, dit kunnen laten onderzoeken. Vanuit het Ministerie van SZW werd dit idee omarmd, er werd een bedrag voor vrijgemaakt om te realiseren dat de adviseurs van de werkgevers betaald kregen voor hun activiteiten. De pot geld werd bij het Ministerie van Economische Zaken gestald, een meer natuurlijke zoekbron voor ondernemers dan het Ministerie van SZW. Werkgevers konden daar een Wajong Adviesvoucher aanvragen waarmee ze een adviseur zouden kunnen betalen. CrossOver heeft het idee gelanceerd en heeft in de begeleidingscommissie gezeten van de implementatie ervan. Vanaf het begin is aangegeven dat een voucher alleen niet voldoende is, het haalt drempelvrees weg maar daarna moet er een back up zijn, die klaar staat om actie te ondernemen als een werkgever daadwerkelijk door wil. In de pilotfase van het voucher project vormde dit geen onderdeel. Het voucher project is deels geslaagd. Ondernemers die voorheen er niet over dachten om een Wajonger aan te nemen, werden door de voucher geprikkeld om er wel over na te denken. Het aantal ondernemers dat er gebruik van heeft gemaakt is klein, de subsidiepot die er aan toegekend is, is niet leeg gegaan. En werkgevers die door het advies kansen zagen, liepen stuk in het systeem toen ze verdere stappen wilden zetten. Het idee is en blijft goed, de implementatie er van moet anders worden ingericht om het een succesvol instrument te laten zijn; het is altijd in combinatie met andere acties, dat is wel duidelijk geworden. Het voucher idee is opgepakt door een aantal partijen om de werkgever heen (onder meer job coach organisaties) die het in hun dienstverlening richting werkgevers opgenomen hebben. Two Ticks Terwijl we zoeken naar ‘evidence based materiaal’ dat werkgevers succesvol kan ondersteunen bij het in dienst nemen van jongeren met een beperking, stuiten we op het fenomeen ‘two ticks’. Het is een symbool dat staat voor een bedrijf dat zich heeft gecommitteerd aan het volgende: Een sollicitant met een beperking wordt, mits aan de minimale functie-eisen wordt voldaan, altijd uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. En, het bedrijf heeft jaarlijks overleg met gehandicapte werknemers over het optimaal inzetten van hun kwaliteiten, doet alle moeite om een werknemer in dienst te houden wanneer deze gehandicapt wordt en werkt mee aan jaarlijks reviewgesprek waarbij wordt gekeken hoe het gaat en waar verbetering mogelijk is, waarbij de reviewer het bedrijf zoveel mogelijk faciliteert en ondersteunt bij de totstandkoming van mogelijke verbeterpunten. In Engeland wordt dit instrument door duizenden werkgevers ingezet. Het Ministerie van SZW zag de voordelen van dit instrument, omdat het tegemoet komt aan de wensen van de werkgevers. Samen met het Ministerie heeft CrossOver een bijeenkomst georganiseerd waarbij alle relevante betrokkenen zijn uitgenodigd. Aanwezig waren werkgevers, bonden, uitvoeringsinstellingen, belangenbehartigers. De uitgangspunten van dit concept werden omarmd, wel was het de vraag in hoeverre een dergelijk instrument in Nederland zou werken. Dit heeft er toe geleid dat het Ministerie van SZW een onderzoek heeft gefinancierd om de haalbaarheid voor Nederland vast te stellen. CrossOver zat in de begeleidingsgroep van deze studie.
31
Uit de studie6 blijkt dat een overgrote meerderheid van de ondervraagde werkgevers positief staan tegenover een dergelijk symbool en de commitments die erbij horen. Het Ministerie kiest uiteindelijk voor het niet invoeren en eerst de ontwikkeling van de leerwerkbedrijven+ te stimuleren; dat zijn leerwerkbedrijven die door een + aangeven open te staan voor leerwerktrajecten voor jongeren met een beperking. Kenniscentra CrossOver richt zijn pijlen vervolgens op het ondersteunen waar mogelijk van de ontwikkeling van deze leerwerkbedrijven+, onder meer door het verzorgen van inhoudelijke workshops voor kenniscentra van de leerwerkbedrijven, gericht op beeldvorming en instrumenten. Procurement Policy Onze Engelse ervaringen hebben nog een tweede succeselement naar voren gebracht: procurement policy. Vrij vertaald betekent het voorkeursbehandeling. Het komt er op neer dat bedrijven die zich committeren aan bepaalde eisen gesteld door de opdrachtgever, een voorkeursbehandeling krijgen. Zo stelde de overheid in London de eis aan alle toeleveranciers van de Olympische Spelen dat zij two ticks moesten voeren. In een bijeenkomst voor het VSO, het Verbond Sectorwerkgevers Overheid, dat meer dan een miljoen werknemers vertegenwoordigt, hebben we zowel two ticks als het principe van procurement policy geïntroduceerd. De aanwezige directeuren van de belastingdienst, het waterschap etc. reageerden voorzichtig positief op deze instrumenten en besloten om hier intern verder over te praten. Procurement policy heeft geen voeten aan de grond gekregen in Nederland. Wel het begrip Social Return, waarmee in feite precies hetzelfde wordt bedoeld. Het inzetten van Social Return is door eenieder bij CrossOver waar maar mogelijk, aangekaart als instrument om op een positieve wijze te werken aan de vergroting van de kansen van jongeren met een beperking op de arbeidsmarkt. Een cultuurverandering De bond van uitzendbureaus benadert CrossOver met de vraag of we willen ondersteunen bij de uitvoering van afspraken over de indienstname van jongeren met een beperking in hun cao. Ook zij weten niet hoe hier invulling aan te geven. CrossOver biedt de bond verschillende mogelijkheden, waaronder die van het begeleiden bij een cultuurverandering binnen de uitzendbureaus als het gaat over het in dienst nemen van jongeren met een beperking; de moeilijkste route om invulling te geven. Immers, vijftig werkervaringsplaatsen regelen is een stuk gemakkelijker en die optie hadden ze ook. De bond gaat voor de moeilijkste variant, stelt hiervoor een interne projectleider aan en creëert een begeleidingsgroep waaraan ook CrossOver deelneemt. De bond is inmiddels twee jaar bezig en is er inmiddels, met steun van CrossOver, een kleine cultuurverandering op gang gebracht. In de komende jaren zal de bond en ook een aantal individuele uitzendorganisaties verder gaan met het doorzetten van de cultuurverandering. Als CrossOver mochten we bijdragen aan het begin ervan. Wajongwijzer.nl Het materiaal dat we hebben verzameld, om de werkgever direct te ondersteunen, hebben we vastgelegd in een web based informatie tool: de Wajongwijzer.
6 De studie is onvoldoende representatief voor alle werkgevers in Nederland
32
Het RWI heeft, in de tijd dat wij hier aan hebben gewerkt, eveneens in samenwerking met UWV, gewerkt aan een vergelijkbaar instrument. RWI is een van die ‘partijen rondom de werkgever’. Het ligt dan ook voor de hand om onze informatie onderdeel te laten worden van hun informatieaanbod. En dat is ook gebeurd; ons gehele product is overgenomen door het RWI7. Nu RWI niet meer bestaat, is CrossOver wederom op zoek gegaan naar een ‘logische partner’ voor de verspreiding van de Wajongwijzer. Want dat er behoefte aan is, dat weten we inmiddels. Sinds de start van de Wajongwijzer.nl minder dan twee jaar geleden, op 1 januari 2011, zijn er meer dan 30.000 bezoekers geregistreerd. We zien dat niet alleen werkgevers maar ook dienstverleners van werkgevers gebruik maken van de Wajongwijzer. AWVN heeft inmiddels kenbaar gemaakt de Wajongwijzer te adopteren en actief up to date te houden. Wajongpaspoort Bij het verzamelen van materiaal hebben we ook aandacht voor de verschillende afspraken bij cao-onderhandelingen, over het bieden van kansen voor Wajongeren. Immers, als al in een cao-afspraak vastligt dat een bedrijf zich committeert aan het bieden van kansen voor jongeren met een beperking, is de eerste stap gezet in het bereiken van de ambitie van CrossOver in deze. We hebben in het cao jaar 2009-2010 een inventarisatie gemaakt van alle cao’s waarin afspraken zijn gemaakt over werkervaringsplekken, stageplekken of werkplekken voor jongeren met een beperking, en hebben hierin opgetrokken met de AWVN; de partij in Nederland die betrokken is bij cao-afspraken. Vrij snel wordt duidelijk dat werkgevers niet weten hoe ze invulling moeten geven aan de cao-afspraken hieromtrent, zie het eerdere voorbeeld. CrossOver en de AWVN nemen daarom het initiatief voor een overleg met VNO-NCW en MKB, UWV, MVO Nederland en een bureau dat het secretariaat voert voor veel brancheorganisaties. De belangrijkste partijen zitten samen om tafel met de vraag: wat hebben werkgevers nodig om invulling te geven aan de cao-afspraken. In een zestal bijeenkomsten wordt gezamenlijk het Wajongpaspoort ontwikkeld: een handvat met tips en voorbeelden dat werkgevers ondersteunt bij de invulling van hun cao-afspraken. Inmiddels is het Wajongpaspoort werkelijkheid; ontwikkeld door en voor de werkgevers en door AWVN geadopteerd als instrument in te zetten voor werkgevers als ondersteuning. Het gegeven dat de ‘probleemdragers’ zich eigenaar hebben gemaakt van het probleem, laat de kans van slagen flink stijgen. Hetgeen ons weer dichter bij onze ambitie brengt. En de partijen aan tafel ontdekten de meerwaarde van het delen van informatie en het sparren over sociale problemen waar ze mee te maken hebben. Op eigen verzoek gaan de partijen hiermee door, straks zonder CrossOver. Begeleidingscommissies In de jaren van het bestaan van CrossOver is door een groot aantal opdrachtgevers als Ministeries, UWV en fondsen, onderzoek gedaan naar de issues en hoe er mee om te gaan. En zijn er projecten gestart om jongeren met een beperking meer kansen te geven. CrossOver was bij een groot aantal van deze onderzoeken en projecten betrokken en zette zijn kennis, netwerk en expertise in om de uitvoerders ervan te ondersteunen bij het bereiken van hun doelen.
7 Inmiddels is het RWI er niet meer en ‘hebben we de Wajongwijzer weer terug’.
33
De boodschap verspreiden En tenslotte hebben de projectleiders van CrossOver die dit onderwerp in hun pakket hebben, geen gelegenheid voorbij laten gaan om het issue te agenderen. Op congressen, het Ministerie, UWV, lokale werkgeversnetwerken, binnen de wereld van P&O’ers, de ondernemingsraden en de wereld van toekomstig managers, kortom alle partijen die uit de stakeholdersanalyse van CrossOver zijn gekomen die van belang zijn om bekend te zijn met de issues en de oplossingen, omdat ze vanuit hun positie allemaal een steentje kunnen bijdragen aan de oplossing en daarmee aan de ambitie van CrossOver. Tenslotte is recent naar alle stakeholders een persoonlijke mail gestuurd waarin het issue via CrossOver TV wordt weergegeven en informatie over de handvatten te vinden is.
En nu, in 2012 Cao-afspraken staan nog steeds en ondersteuning blijft nodig. Een aantal werkgevers heeft, vanuit hun eigen intrinsieke betrokkenheid met jongeren met een beperking, al succesvolle acties in de eigen organisaties ondernomen en duurzame arbeidsplaatsen gegenereerd. Een veel groter aantal heeft dat nog niet; informatievoorziening naar werkgevers toe blijft meer dan nodig. Het informeren van beleidsmakers over mogelijke instrumenten die aantoonbaar werken, blijft nodig. Het VSO heeft zich gecommitteerd aan het creëren van arbeidsplekken voor jongeren maar zoekt nog naar hoe dit te doen. Kortom, we zijn begonnen, we hebben voor een groot deel onze doelen bereikt en de ambitie dichterbij gebracht, maar er is nog een lange weg te gaan.
34
Speciale aandacht voor Personeelszaken Onbekend maakt onbemind. Dit algemeen bekende gegeven gaat ook op voor werkgevers. Zoals eerder aangegeven hebben werkgevers geen reëel beeld van de jongeren en niet van de mogelijkheden die er zijn om jongeren in hun bedrijf te laten werken. De voucher speelt in op de huidige situatie en is een externe kennisbron.
Interne expertise Beter zou zijn als er intern, ín het bedrijf kennis aanwezig is over jongeren en over mogelijkheden. Die kennis zou te vinden moeten zijn bij de meest voordehand liggende personen binnen een bedrijf, namelijk de P&O’er of de HRM’er. In veel organisaties is deze functie ingevuld; soms in deeltijd soms vervullen meerdere personen deze functie in een bedrijf. Hoe bij ons doel een zo groot mogelijke groep P&O’ers en HRM’ers te betrekken? 1 Dat kan door in te zetten op het creëren van bewustwording bij de huidige professionals en het aanreiken van handvatten aan hen. 2 Dat kan ook door het creëren van bewustwording bij opleidingen voor P&O/HRM. Zodat de opleidingen het onderwerp opnemen in hun curriculum en de studenten het standaard in hun pakket krijgen. En straks, als ze in de praktijk werkzaam zijn, het als vanzelfsprekend ervaren dat jongeren met een beperking in hun bedrijf werkzaam zijn. HR Wajong Community In eerste instantie heeft CrossOver op de huidige professionals ingezet. Samen met TNS NIPO heeft CrossOver een enquête uitgezet onder HR professionals om hun attitude ten aanzien van het in dienst nemen van Wajongeren te onderzoeken. Deze bleek positief voor een meerderheid van de HR-professionals. Op basis van deze positieve uitslag heeft TNS NIPO een HR-Wajong community ingericht, om hun kennis en vaardigheden te vergroten rondom het in dienst nemen en hebben van Wajongeren. Er was aandacht voor beeldvorming, instrumenten, best practices en wet- en regelgeving. Ook kunnen HR-professionals ervaringen uitwisselen. Al na korte tijd blijkt dat de community niet actief is, alhoewel ze allen van te voren hadden aangegeven actief mee te gaan doen. Het blijkt niet aan de onderwerpen te liggen, het komt omdat de HR professionals geen aandeel wilden leveren of geen tijd konden vrijmaken om mee te doen. Twee moderatoren zijn vervolgens dagelijks actief geweest om ‘meer traffic’ te genereren. Na een aantal weken is de community opgeheven; er blijkt toch geen behoefte te zijn. CrossOver besluit om de aandacht te focussen op de tweede groep, de professionals van de toekomst: de huidige student P&O/HRM die binnen een afzienbaar aantal jaren afstudeert en zijn kennis in de praktijk gaat toepassen.
Onze ambitie Jongeren met een beperking ervaren in hun werksituatie HRM’ers en P&O’ers die kennis hebben van de relatie tussen mogelijkheden in de persoon en mogelijkheden in het werk en de betekenis van het hebben van een beperking in deze relatie.
Ons doel
Opleidingsdirecteuren en docenten van HRM-opleidingen zijn zich bewust van het issue.
35
Opleidingsdirecteuren en docenten beschikken over handvatten om het anders te doen.
Onze strategie
We voeren gesprekken met opleidingen; docenten, lectoren, managers. Om vanuit hun perspectief het materiaal te ontwikkelen. Wetende dat we te maken hebben met een issue dat nog niet als zodanig door hen wordt herkend en erkend. We verzamelen wetenschappelijke artikelen, tijdschriftartikelen, boeken, collegegevers, experts, voorbeelden, best practices, etc. om invulling te geven aan de inhoudelijke handvatten. We ontwikkelen een scan voor opleidingen, om invulling te geven aan de procesmatige handvatten. We beschrijven de business case: waarom is het noodzakelijk hier in het curriculum aandacht aan te besteden? We zorgen dat elke opleidingsdirecteur beschikt over een informatiepakket, met daarin op film de sense of urgency en informatie over de handvatten. We ondersteunen waar mogelijk bij de implementatie.
Uitvoering In de uitvoering merken we dat het issue inderdaad nog niet als zodanig herkend en erkend wordt bij de opleidingen. Wel is, na uitleg er van, duidelijk sprake van een verandering. Het issue wordt nu herkend en ook wordt de noodzaak van opname in het curriculum gezien. Hoe dat tot stand moet komen, is vooralsnog niet over nagedacht. Het aanbieden van een scan om het huidige curriculum door te nemen op de bestaande aandacht die er aan wordt gegeven als ook concrete suggesties voor inpassing te geven, zijn vanuit dat perspectief zeer welkom. Positieve reacties In de persoonlijke benadering merken we de positieve attitude. Echter, de omzetting van positieve attitude en het bezitten van handvatten blijken vooralsnog onvoldoende om een gedragsverandering tot stand te brengen. Het lijkt er op dat er meer moet gebeuren. Als eerste is het belangrijk om uit te zoeken wat belemmerend werkt, wellicht zijn er barrières als werkdruk die van invloed zijn. Dat is aan eventuele erfgenamen om dat uit te zoeken. Wellicht is het nodig om meer in te zetten op de sociale invloed? In een artikel voor de Gids voor personeelsmanagement, dat nog uit moet komen, beschrijft CrossOver de noodzaak van aanpassing van de HRM opleiding vanwege de ontwikkelingen die in de arbeidsmarkt gaande zijn. Een eerste aanzet, maar niet voldoende. Ook hier moet nog meer gebeuren. Bereik Om het bereik zo groot mogelijk te maken, binnen de middelen en de tijd die beschikbaar is, zetten we in op ‘het verspreiden van de boodschap’ bij alle hbo-HRMopleidingen en hbo-opleidingen Bedrijfskunde Management Economie en Recht. Het gaat dan in totaal om 43 opleidingen. Elke opleiding wordt op persoonlijke titel benaderd via de mail, met een boodschap via CrossOver TV en de uitnodiging om gebruik te maken van alle handvatten die voor hen zijn ontwikkeld.
Resultaat op korte termijn Op korte termijn hebben we een paar kleine, doch ook directe successen geboekt.
36
Bij een HRM-opleiding zijn we uitgenodigd om een gastcollege te verzorgen voor de vierdejaars studenten. Voor deze studenten, die in het laatste jaar van hun opleiding zitten, blijkt het issue een eyeopener. Een dergelijk onderwerp zou volgens hen standaard in de opleiding moeten worden opgenomen. Ook heeft deze zelfde HRM-opleiding gevraagd om ‘de business case’ te formuleren, om de noodzakelijkheid van het opnemen in het curriculum te laten zien. Deze business case zou intern worden gebruikt om andere dan degenen die we hebben gesproken te overtuigen. Dat is nog niet gebeurd, wel is inmiddels vastgelegd dat in ‘de bachelor’ standaard een gastcollege over dit onderwerp wordt opgenomen. We zien ook een verandering bij een andere HRM-opleiding. In de eerste benadering van de opleiding blijkt duidelijk dat het issue voor de opleiding nieuw is. Aan de opleidingsmanager zijn concrete lessuggesties gestuurd en deze zijn weer verspreid onder de docenten. Momenteel lijkt de opleiding het issue als ‘normaal’ onderdeel van het opleidingspakket te zien, zo blijkt tijdens een recente terugkoppeling.
Resultaat op lange termijn De hier beschreven strategie is nog relatief vers. We kunnen nog niet spreken van een resultaat op de lange termijn.
En nu, in 2012 De basis is gelegd, er is materiaal om opleidingen te ondersteunen, het is duidelijk dat er een behoefte ligt, nu alleen nog een partij die deze door onszelf opgelegde taak van ons overneemt.
37
Speciale aandacht voor toekomstige werkgeverszaken Het issue Werkgevers vormen de arbeidsmarkt; daar zijn de banen te vinden voor wie dan ook. Als werkgevers bereid zijn om open te staan voor jongeren met een beperking, is het zaak dat arbeidsmarktbeleidsmakers dat ook doen en in hun beleidsbeslissingen rekening houden met de gehele beroepsbevolking; want dat doet de werkgever ook. Nu weten we dat arbeidsmarktbeleidsmaker in het algemeen uitgaan van de gemiddelde beroepsbevolking. Het is dus niet bekend wat de impact van hun arbeidsmarktbeleid is op jongeren met een beperking. Als arbeidsmarktbeleidsmakers uitgaan van de gehele beroepsbevolking, dan kan met beleid beter worden geanticipeerd op de toekomstige arbeidsmarktsituatie van jongeren met een beperking. En, als dat het geval is, is de kans groter dat zij werk vinden en behouden dan wanneer dat op ad hoc basis gebeurt.
Onze ambitie Jongeren met een beperking ervaren een arbeidsmarktbeleid gericht op het heden en de toekomst en op de gehele beroepsbevolking; er is één beleid voor iedereen.
Ons doel
Beleidsmakers, beleidsbeslissers en beleidsbeïnvloeders zijn zich bewust van het gesegregeerde beleid dat er is. Beleidsmakers, beleidsbeslissers en beleidsbeïnvloeders zijn zich meer bewust van het belang om één arbeidsmarktbeleid voor iedereen te maken, waarin niet alleen stilgestaan wordt bij het heden maar wat ook gericht is op de toekomst. Beleidsmakers, beleidsbeslissers en beleidsbeïnvloeders zijn bereid om vanuit geïntegreerd beleid te handelen als het gaat om (toekomstig) arbeidsmarktbeleid.
Als we ons doel bereiken, is volgens het theoretische model dat we hanteren, de kans reëel dat er een verandering zal optreden en we dichterbij onze ambitie komen.
Onze strategie
We zorgen dat we een gedegen basisstuk hebben, om het issue helder neer te zetten. We ontwikkelen een tool die kan worden ingezet door beleidsmakers, beleidsbeslissers en beleidsbeïnvloeders, om het geïntegreerde arbeidsmarktbeleid vorm te geven. We doen dat samen met hen, zodat hun commitment om er zelf mee te werken, wordt vergroot. We maken zoveel mogelijk gebruik van een face-to-face benadering om de kans te vergroten dat ons issue wordt ‘gehoord’. We zetten groepsgesprekken in, om de dialoog tussen partijen op gang te brengen en te leren van elkaar. We ondersteunen waar mogelijk de beleidsmakers, beleidsbeslissers en beleidsbeïnvloeders, die de verandering in gang willen zetten.
De uitvoering We hebben met beleidsmakers, beleidsbeslissers en beleidsbeïnvloeders face to face, en in groepsverband gesprekken gevoerd over het belang van het includeren van jongeren met een beperking in hun toekomstig arbeidsmarkt- en sociale zekerheid beleid.
38
Om hen bewust te laten worden tijdens de gesprekken over het belang van het includeren van jongeren met een beperking in dit beleid, hebben we hen vooraf een scenariostudie toegestuurd, waarin we de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de toekomst en de positie van jongeren met een beperking op deze arbeidsmarkt in vier mogelijke scenario’s weergeven. Deze scenario’s hebben we laten maken door senior beleidsmedewerkers van dezelfde organisaties, dus de organisaties die beleid maken, over beleid beslissen en beleid in het verleden aantoonbaar hebben kunnen beïnvloeden. De input voor de scenario’s, i.c. de kennis die nodig was om de toekomstscenario’s te kunnen maken, was afkomstig van senior experts die hun sporen reeds lang hadden verdiend op voor de arbeidsmarkt en sociale zekerheid relevante onderzoeksterreinen en van junior onderzoekers op dezelfde terreinen die hun frisse blik en verse kennis hierover lieten gaan in de vorm van essays. De inhoud van de individuele gesprekken en de groepsgesprekken was derhalve gebaseerd op een gedegen onderbouwing van het ‘punt dat we wilden maken’. Het doel van de individuele gesprekken en de groepsgesprekken was het creëren van bewustwording van het belang van het includeren van de impact van beleid op jongeren met een beperking, voor zover dat nog niet aanwezig was. En, waar mogelijk tot het bereiken van een uitgesproken intentie van de beleidsbeslisser, beleidsmaker en of beleidsbeïnvloeder om in de toekomst hiermee meer rekening te houden dan nu gebeurt. En als, dat gebeurt, brengt dat onze ambitie dichterbij. Verspreiding Een laatste actie vanuit CrossOver betreft het omzetten van de boodschap via CrossOver TV. Vanuit de stakeholders analyse is een overzicht gemaakt van relevante stakeholders; stakeholders ‘die wat kunnen met deze informatie’. Elk van hen wordt op persoonlijke titel benaderd via de mail, met de boodschap via CrossOver TV en de uitnodiging om gebruik te maken van alle handvatten die voor hen zijn ontwikkeld.
Het resultaat op korte termijn We hebben de stakeholders die we de scenario’s hebben toegestuurd, gevraagd of het lezen ervan hen tot bewustwording heeft gebracht dat er iets moet gebeuren en of het hun handelen zal gaan beïnvloeden. Een derde deel van de stakeholders heeft de vraag niet beantwoord. Twee van de landelijke partijen geven aan dat ze van tevoren er niet bij stil hadden gestaan en zich nu hebben voorgenomen dit in de toekomst zeker te gaan doen. De overige stakeholders zijn verdeeld: de helft zegt nu al te kijken naar de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de invloed daarvan op jongeren met een beperking, de andere helft deed dat ook al maar is zich nu meer dan tevoren bewust geworden over het belang om hier zicht op te hebben. De groepsgesprekken, waarbij verschillende stakeholders met elkaar het gesprek voerden over de toekomstige arbeidsmarkt en de invloed daarvan op jongeren met een beperking, hebben bij een op de drie deelnemers van wie we een antwoord hebben gekregen op de vraag hierover, gezorgd voor een grotere bewustwording van het belang van een inclusief (arbeidsmarkt)beleid, nu en in de toekomst. Onder de ‘meer bewusten’ bevinden zich tweede Kamerleden, topkader van vakbonden en leden van de SER. Onder de ‘reeds bewusten’ bevinden zich eveneens tweede Kamerleden, topkader van vakbonden, van landelijke adviesorganen en een landelijke uitvoeringsinstelling.
39
Het resultaat op de lange termijn Zelfs als slechts een of enkele deelnemers van de genoemde stakeholders, opererend op landelijk niveau op Ministeries, binnen vakbonden, werkgeversverenigingen, landelijke adviesorganen daadwerkelijk meer aandacht besteden aan de impact van toekomstig beleid op de arbeidsmarktkansen van jongeren met een beperking en dit leidt tot aanpassingen hiervoor in het beleid, dan stijgt het aantal jongeren dat in de toekomst een baan vindt, daadwerkelijk.
En nu, in 2012 Sinds de face-to-face contacten en de groepssessies worden we steeds meer gevraagd om onze ideeën toe te lichten. En worden we gevraagd om te ondersteunen bij het doorvoeren van veranderingen. We worden gevraagd door arbeidsmarktdeskundigen, politieke partijen, wetenschappelijke bureaus van politieke partijen en nog meer beleidsbeïnvloeders. Er zijn geen beleidsbeslissers die onze ondersteuning vragen. Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt, wellicht wel maar dan buiten onze aandacht. In de toekomst na CrossOver is het van belang om met dit issue door te gaan. We zijn er nog lang niet, er worden nog steeds twee soorten beleid gemaakt: een voor ‘normale werknemers’ en een voor ‘werknemers met een beperking’. En dat moet veranderen.
40
Onderwijs De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue Jongeren met een beperking blijven vaak buiten hun schuld steken op een langer onderwijseindniveau dan tot hun mogelijkheden behoort. Onder meer komt dat omdat zij geen stage kunnen lopen, omdat er geen stageplekken voor hen beschikbaar zijn. We zien bovendien op alle niveaus dat sprake is van een onderbesteding van capaciteiten bij een groot aantal leerlingen met een beperking. Ook beschikt het onderwijspersoneel over onvoldoende deskundigheid over jongeren met een beperking. Ook zien we dat het onderwijs in Nederland is gesplitst in jongeren die ‘normaal’ zijn en jongeren die ‘anders’ zijn terwijl ze na afloop van het onderwijs in dezelfde maatschappij komen. Voor veel jongeren is ‘dat andere onderwijs’, het vso of het praktijkonderwijs eindonderwijs. De aandacht voor effectieve methoden voor arbeidsoriëntatie en voorbereiding op werk, is deels aanwezig. De uitvoering ervan staat nog in de kinderschoenen. Tenslotte blijkt dat jongeren met een beperking tijdens de onderwijsperiode in veel mindere mate bijbaantjes hebben en in veel mindere mate vrijwilligerswerk doen dan hun leeftijdsgenoten dat doen. Het issue heeft daarmee meerdere onderwerpen waarvan vele elkaar raken. Aan deze onderwerpen geven we in ieder geval aandacht. Er zijn er nog veel meer in de onderwijsperiode van de jongere met een beperking, maar omdat we moeten kiezen, hebben we deze issues er uit gehaald.
Onze ambitie Jongeren met een beperking krijgen passend onderwijs.
Ons doel
Opleidingsdirecteuren en docenten van lerarenopleidingen zijn zich bewust van het issue en beschikken over handvatten om het anders te doen. Management van vso-scholen is zich bewust van het issue en beschikt over handvatten om het anders te doen. Management van mbo-scholen is zich bewust van het issue en beschikt over handvatten om het anders te doen. Het Ministerie van OC&W is zich bewust van het issue en accepteert handvatten om het anders te doen. Werkgeversorganisaties zijn zich bewust van het issue en beschikken over handvatten om het anders te doen.
Als we onze doelen bereiken, is de kans reëel dat er een verandering zal optreden en we dichterbij onze ambitie komen.
Onze strategie
Uit onze stakeholder analyse kiezen we de partijen waarvan we denken dat zij het meest invloed hebben op de verandering. En we verzamelen materiaal, enerzijds om hen de ‘sense of urgency’ te laten zien van de benodigde veranderingen en anderzijds om hen te kunnen voorzien van handvatten als ze besluiten om inderdaad de stap richting verandering te gaan zetten.
41
We kiezen dus in alle gevallen voor de lange termijn strategie voor het dichterbij laten komen van onze ambities. En voor de structurele inbedding ervan.
Immers, als een opleidingsdirecteur van een pabo zich bewust is dat het anders moet, is een volgende stap zijn docententeam hier bewust van maken en vervolgens om de handvatten te gaan gebruiken om het anders te doen. En dan krijgen de studenten de resultaten daarvan, en als zijn afgestudeerd zijn, krijgen ze de kans om dit in de praktijk te gaan toepassen en dan ondervindt de leerling uiteindelijk de resultaten. We gaan we er van uit dat de nieuwe leerkracht geen hinder ondervindt van bestaande opvattingen van het team en directie, die niet aansluiten bij ‘de nieuwe denkwijze’.
We voeren gesprekken met al deze partijen. Niet met iedere opleidingsdirecteur of manager, wel met enkelen. Omdat we van hen kunnen horen hoe het zit, en wat ze nodig zouden hebben. We gaan waar mogelijk in begeleidingsgroepen zitten van projecten en onderzoeken, we doen mee aan brainstormbijeenkomsten. We bieden onze diensten aan, bij partijen die verder willen.
De uitvoering In de afgelopen jaren heeft een groot aantal activiteiten plaatsgevonden gericht op het bereiken van de doelen. Deels is dat gelukt, deels niet. Stilstaan bij voortgang CrossOver heeft in het begin een inventarisatie uitgevoerd naar de problemen die binnen een ROC worden ervaren. Leerlingen van een ROC en met een beperking, nemen deel aan chatsessies en management en begeleiding van ROC’s zijn geïnterviewd. Een van de eerste problemen die naar voren komt is het gebrek aan inzicht in de eigen populatie jongeren met een beperking. Jongeren hoeven dat niet te melden, echter vaak komen de problemen die de jongeren ervaren pas in een laat stadium naar buiten, veelal te laat. De resultaten zijn teruggekoppeld naar de ROC’s en samen met hen is een top-5 van verbeterpunten opgesteld. Een van de punten is op dit moment te herkennen, namelijk het uitvoeren van een goede intake en dat is vanaf binnenkort bij ieder ROC een feit. Voor het overige hebben wij niet actief gevolgd in hoeverre de andere punten zijn opgepakt en hebben geleid tot een verbetering. Nieuw onderzoek naar de huidige situatie is wenselijk, gezien de ontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs binnen het mbo. Transitie school naar werk Een groot deel van de onderwerpen heeft te maken met de voorbereiding van de jongeren op de toekomstige werksituatie. Met name geldt dit voor jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs. Voor velen van hen is het vso eindonderwijs; hoe beter zij zijn geëquipeerd om de arbeidsmarkt op te gaan, hoe groter de kans dat zij duurzaam aan het werk blijven. Een eerste stap die CrossOver hierin heeft gemaakt, samen met de toenmalige WECraad, uitzoeken wat ‘de ideale transitieschool’ doet om zijn leerlingen succesvol voor te bereiden op de toekomstige arbeidsmarkt. Alle wetenschappelijke kennis over transitie school naar werk en jongeren met een beperking is geïnventariseerd en geanalyseerd op elementen die invloed hebben op een succesvolle transitie. De analyse laat zien dat er 26 punten van aandacht zijn bij het inrichten van de ideale transitieschool. Het gaat hier over inhoudelijke aandachtspunten.
42
Deze 26 aandachtspunten zijn vervolgens vertaald naar een vragenlijst; een checklist voor scholen om te kijken in hoeverre zij voldoen aan ‘de ideale transitieschool’ en waaraan ze nog moeten werken om hier dichterbij te komen. Van de iets meer dan tweehonderd vso-scholen die Nederland kent, heeft ongeveer een op de drie scholen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de checklist in te zetten. De overall resultaten zijn, geanonimiseerd teruggekoppeld naar de scholen, zodat elke deelnemende school eveneens een beeld heeft van de eigen positie ten opzichte van de andere scholen. Het lagere opleidingsniveau, de stageproblematiek, de aanwezige deskundigheid, een effectieve methodiekinzet en het hebben van vakantiebaantjes vormden alle onderdelen van de checklist. Dat betekent dat vanuit de wetenschap reeds bekend is dat deze elementen daadwerkelijk van invloed zijn op succes en het derhalve ‘gerechtvaardigd’ is om te zorgen dat hier verbetering in optreedt. Het transitiemonitorinstrument is ‘geadopteerd’ door de WEC-raad zodat zij het naar eigen wens kunnen inzetten bij scholen die daar behoefte aan hebben. Nu de WEC-raad er niet meer is, is het de vraag of deze onderwerpen nog de aandacht krijgen die het naar onze mening verdienen. Passend Onderwijs Het inrichten van passend onderwijs is een taak van het Ministerie van OC&W. De uitgangspunten van passend onderwijs zijn ook passend bij de ambities van CrossOver. Toch blijkt in de praktische uitwerking ervan nog veel niet geregeld en mogelijk leidend tot andere resultaten dan datgene wat met de wet op het passend onderwijs wordt beoogd. CrossOver heeft, in opdracht van de Evaluatie en advies commissie Passend Onderwijs de ervaringen van jongeren met een beperking met het onderwijs in kaart gebracht. Geïnventariseerd is welke ervaringen zij hebben met hulp op school, welke hulp of ondersteuning gemist werd, wat anders en beter kon. Wat bevorderende factoren waren voor een plezierige en succesvolle schooltijd - en hoe de school hen heeft voorbereid op een vervolgstudie of werk. De Commissie heeft de resultaten er van opgenomen in haar advies richting Ministerie. CrossOver heeft via zijn bestuur, met regelmaat contact gehad met het Ministerie van OC&W en het issue onder de aandacht van hen gebracht. Het Ministerie herkent en erkent grotendeels de onderwerpen binnen het issue en geeft aan dat zij, reeds voor het contact met CrossOver, aan alle onderwerpen aandacht geven en dat hier verbetering in zal optreden. Het doel ‘beschikken over’ handvatten is hier niet nodig omdat het ‘toch al gebeurt’. Het is aan anderen, na CrossOver, om te monitoren in hoeverre op de onderwerpen binnen dit issue inderdaad een verbeterslag is gemaakt. Lectorennetwerk en online bieb Een van de wegen om opleidingsdirecteuren van lerarenopleidingen bewust te maken van het issue is via hun lectoren; lectoren voeden het curriculum via publicaties en presentaties. CrossOver heeft een aantal sessies georganiseerd voor lectoren, om hen (nog meer) bewust te maken van het issue. Vervolgens is, op verzoek van een zestiental enthousiaste lectoren op LinkedIn een online omgeving gecreëerd met als doel informatie-uitwisseling en kennisdeling. Inmiddels hebben zich naast de lectoren, enkele onderzoekers, leden van kenniskringen en docenten aangesloten. Het netwerk is vermeld op de website van het forum voor praktijkgericht onderzoek, een online platform voor lectoren dat wordt gefaciliteerd door de HBO-raad.
43
Ook is er een online bieb opgezet, met relevante documenten, handreikingen, beeldmaterialen en gastdocenten. De online bieb is een plek waar lectoren en anderen gemakkelijk zaken kunnen plaatsen en er ook vanaf kunnen halen. Zolang CrossOver operationeel is, wordt de LinkedIn groep en online bieb ondersteund door CrossOver. Een bescheiden evaluatie van het lectorennetwerk en de bieb leert ons dat men deze omgevingen zinvol vindt, maar tegelijkertijd blijkt dat men er nauwelijks gebruik van maakt. Redenen: lectoren hebben veelal een parttime aanstelling en in die beperkte tijd zitten ze vol met hun primaire taak. Geïnformeerd worden vinden ze fijn, maar zelf actief zijn lukt niet. Met het stoppen van CrossOver stopt de bieb eveneens. Voor het voortbestaan van het netwerk zal er een nieuwe actieve coördinator nodig zijn. Lerarenopleidingen CrossOver heeft zich in eerste instantie gericht op de pabo’s, de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs. Uit de gesprekken die we hebben gevoerd met pabo’s blijkt dat een groot aantal van hen al bezig is met dit issue, gezien de komst van Passend Onderwijs. De toegevoegde waarde van CrossOver is daarmee minimaal. Een tweede focus is gericht op de tweedegraads lerarenopleidingen. Hiervan zijn er twaalf in Nederland. Bij alle twaalf opleidingen zoeken we naar de verantwoordelijken voor de curriculuminhoud. Elk van hen wordt op persoonlijke titel benaderd via de mail, met de boodschap via CrossOver TV en de uitnodiging om gebruik te maken van alle handvatten die voor hen zijn ontwikkeld en door te geven aan hun docenten. En dat is een curriculum scan, om te checken of er in het curriculum voor de toekomstige docenten (al voldoende) aandacht aan het issue wordt gegeven. En materiaal als wetenschappelijke artikelen, tijdschriftartikelen, boeken, gastcollegegevers, experts, voorbeelden, best practices, etc. om te gebruiken bij de aanpassing van het curriculum. Tenslotte bieden we hen de mogelijkheid om de scan en suggesties voor aanpassingen door CrossOver te laten uitvoeren, hetgeen na afloop van het bestaan van CrossOver niet meer mogelijk is en mogelijk door anderen kan worden overgenomen. Deze zelfde boodschap is door CrossOver verspreid tijdens een studiedag van de Vereniging van Lerarenopleiders VELON. Ik zoek werk en …. De zaken waar jongeren met een beperking tegenaan lopen zijn meestal niet anders dan die van elke willekeurige jongere. Het stuk dat wel anders is, kan grote impact hebben op de participatiemogelijkheden van de jongeren. CrossOver beschikt over een serie handvatten voor jongeren met een beperking, om hen te ondersteunen in hun zoektocht naar werk. De handvatten geven informatie over waar te zoeken, waar ondersteuning te vinden, waar aan te denken bij sollicitaties en waar op te letten bij de eerste werkmomenten. De boekjes geven generieke informatie en alleen daar waar nodig, specifieke informatie voor de specifieke beperking van de jongere. Er zijn dertien handvatten ontwikkeld. Ook zijn er voor werkgevers handvatten gemaakt. Als de jongere wordt uitgenodigd en de werkgever wil weten wat de impact is van de beperking op het werk, staat het allemaal bij elkaar in een handvat voor de werkgever. Ook hier geldt weer, alleen als het specifiek van toepassing is. Er zijn dertien werkgevershandvatten ontwikkeld. De handvatten zijn gewild. Met name vso-scholen maken er gebruik van in hun beroepsgerichte lessen: het handvat voor jongeren met autisme staat met regelmaat in de topdrie downloads van CrossOver.
44
Boris Scholen voor vso hebben een traditie in het primair onderwijs en leerkrachten van het vso zijn veelal basisschool leerkrachten. Kennis over de arbeidsmarkt is niet hun eerste aandachtspunt. We hebben al eerder gemeld dat het van belang is om de leerlingen voor wie het vso eindonderwijs is, zo goed mogelijk te equiperen voor de toekomst, in werk. Dat betekent dat de kennis over de arbeidsmarkt en over de mogelijkheden van die arbeidsmarkt voor de doelgroep jongeren van het vso, in de school moet komen. Vanuit de kant van de werkgevers wordt dit eveneens geconstateerd. De koepel van kenniscentra voor beroepsopleiding en bedrijfsleven heeft er baat bij dat alle toekomstige werknemers zo goed mogelijk zijn voorbereid op het werk dat er beschikbaar is. En zij zijn dus gebaat bij een goed opleidingstraject binnen de scholen. Het opleidingstraject binnen de bedrijven nemen ze zelf voor hun rekening. Echter, bedrijven hebben er weer baat bij als hun leerwerkmeesters kunnen omgaan met jongeren afkomstig van het vso; dus jongeren met een beperking. De kennis die vsoscholen hebben is in die zin essentieel om over te dragen naar het bedrijfsleven. Als scholen en bedrijven elkaar op die wijze vinden, dan worden vso-leerlingen met een uitstroomprofiel arbeid, beter dan nu meestal het geval is, voorbereid op duurzame arbeid. En wordt het stageprobleem eveneens aangepakt. Het project Boris speelt hier op in. In dit project, gefinancierd door het Ministerie van OC&W wordt gepilot met de toepassing van de methodiek Boris. De methodiek geeft invulling aan de wijze waarop leerlingen van het vso zich goed kunnen oriënteren op hun loopbaan, een passende opleiding krijgen en begeleid worden bij het vinden en houden van een werkplek. Waar mogelijk, zullen jongeren kunnen leren en werken naar vermogen en daarbij passende branche-erkende diploma’s en certificaten kunnen behalen. Scholen, kenniscentra en bedrijven werken hierin samen om deze doelen te bereiken. CrossOver is vanaf het begin actief betrokken bij dit project en heeft waar mogelijk en nodig, gevraagd en ongevraagd zijn input gegeven op de uitwerking en toepassing van de methodiek. CrossOver heeft hier veel mensuren in geïnvesteerd omdat de Boris werkwijze volledig aansluit bij de ambitie van CrossOver. Het project is afgesloten en positief geëvalueerd; scholen ervaren de concrete ondersteuning op het terrein waar ze zelf nog onvoldoende kennis over hebben en bedrijven ervaren de concrete ondersteuning in het begeleiden van een groep jongeren met beperkingen waarvan ze de gebruiksaanwijzingen nog niet kennen. Er zijn signalen dat het Ministerie van OC&W positief staat tegenover verdere verspreiding van de methodiek Boris en hier ook in wil investeren. Daarmee komt het bereiken van onze ambitie weer dichterbij. De boodschap verspreiden En tenslotte hebben de projectleiders van CrossOver die dit onderwerp in hun pakket hebben, geen gelegenheid voorbij laten gaan om het issue te agenderen; op congressen, het Ministerie, de HBO-raad, landelijke opleidingsraden, via artikelen in vakbladen gericht op de betrokken professionals. Kortom partijen die uit de stakeholdersanalyse van CrossOver zijn gekomen die van belang zijn, omdat ze vanuit hun positie allemaal een steentje kunnen bijdragen aan de oplossing en daarmee aan de ambitie van CrossOver.
En nu, in 2012 We hebben stappen gezet, niet zoveel als we wilden en hoopten. Er is nog veel werk te verrichten, dat beschrijven we ook. Het is nu aan anderen om ons werk voort te zetten.
45
46
Thuis De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue Ouders van jongeren met een beperking bezitten veelal onvoldoende deskundigheid over de mogelijkheden van hun kinderen en de wijze hoe deze mogelijkheden optimaal te exploiteren. En jongeren met een beperking zelf bezitten veelal onvoldoende deskundigheid over hun mogelijkheden en de wijze hoe deze mogelijkheden optimaal te exploiteren.
Onze ambitie Ouders van jongeren met een beperking zijn ‘ouders’ en hoeven niet de casemanagers te zijn van hun kinderen. Die ambitie ligt erg ver weg. Want dat betekent dat de personen betrokken bij de ouders en hun kinderen, empowerend moeten zijn naar ouders toe, deskundig in wat nodig is en snel en adequaat kunnen ondersteunen en die werkelijkheid is er nog niet. In de tussentijd is het van belang dat ouders voldoende geëquipeerd zijn om met hun omgeving om te gaan en hun kind de mogelijkheid te geven zich optimaal te ontwikkelen. En dus is onze ambitie: ouders voeden hun kinderen op in meedoen, nu en in de toekomst.
Ons doel
Partijen rondom ouders zijn zich bewust van hun rol die zij kunnen innemen om ouders ondersteunen en tegelijkertijd te equiperen met kennis en vaardigheden om hun kind te laten meedoen. Partijen rondom ouders beschikken over handvatten om ouders te ondersteunen.
Als we ons doel bereiken, is de kans reëel dat er een verandering zal optreden bij ouders en we dichterbij onze ambitie komen. Het tweede issue, de deskundigheid van de jongeren, is een uitvloeisel van de activiteiten gericht op de ouders. Als de ouders hun kind leren meedoen, dan gaat dit automatisch gepaard met de bevordering van de deskundigheid van de kinderen, hun kennis over hun mogelijkheden en de wijze hoe deze mogelijkheden optimaal in te zetten.
Onze strategie
We richten ons bewust op partijen rondom de ouders. Er is een groot aantal partijen die direct betrokken zijn bij de begeleiding en ondersteuning van ouders. Daarmee vormen zij een natuurlijke bron die blijvend ouders kan ondersteunen, in tegenstelling tot de rol van CrossOver. We maken een overzicht van ‘partijen rondom de ouders’.
Met de ‘partijen’ rondom de ouders gaan we de dialoog aan op welke wijze zij kunnen bijdragen aan het oplossen van het issue.
Voordat we dat doen, brengen we het issue in beeld. Zodat de partijen rondom ouders de ‘sense of urgency’ gaan voelen.
En we verzamelen handvatten voor ouders, die de partijen rondom de ouders kunnen inzetten richting ouders.
47
De uitvoering Een eerste stap is het zoeken naar een partij die zich ‘probleemeigenaar’ voelt. Deze partij blijkt in eerste instantie NSGK8. Eind 2008 organiseert CrossOver, samen met de NSGK een voorbereidende bijeenkomst voor partijen die betrokken zijn bij de belangenbehartiging van ouders van kinderen met een beperking. Het doel van de bijeenkomst is het uitwisselen van visies en ideeën over de rol van ouders bij de opvoeding richting zelfstandigheid van kinderen met een beperking en vaststellen waar de knelpunten zitten. De deelnemers aan de bijeenkomst zijn helder: ouders kunnen onvoldoende ouders zijn en ouders ontberen adequate steun. De rol van ouders Op basis van deze eerste inventarisatie besluit NSGK te investeren in een literatuuronderzoek naar de rol van ouders richting de economische zelfstandigheid van hun kind met een beperking. Het literatuuronderzoek wordt in 2010 afgerond met een rapport waarin als eerste nadrukkelijk de belangrijke positie van ouders in het leven van het kind wordt beschreven. Ouders met een kind, zowel met als zonder een beperking, vangen de opvoeding aan met een ‘gekleurd’ beeld; iedere ouder heeft andere wensen, verwachtingen normen en waarden naar hun kind toe. Beide ouders nemen hun kind meer in bescherming wanneer het kind een beperking heeft en moeders vertonen de neiging om overbeschermend te zijn naar hun kind. Meedoen leer je door mee te doen Op basis van dezelfde eerste inventarisatie, en in overleg met NSGK, zoekt CrossOver contact met ZonMw9. Naar de mening van CrossOver verdient het onderwerp aandacht vanuit de wetenschap en dient nieuwe kennis te worden verzameld om de zorg rondom kinderen en jongeren met een beperking te verbeteren, zodat onze ambitie dichterbij komt. ZonMw staat positief tegenover deze nieuwe invalshoek van onderzoek en investeert in het uitvoeren van een verkenning. Het doel van de verkenning is inzicht te krijgen in de bestaande lacunes en de wijze waarop momenteel in onderzoek en door de diverse betrokken instanties, zoals jeugdgezondheidszorg, onderwijs en jeugdbegeleiding, aandacht wordt besteed en rekening wordt gehouden met de toekomst van kinderen met een beperking. Een belangrijk element van de verkenning is het aantonen van de urgentie om in onderzoek en praktijk aandacht te besteden aan de toekomstperspectieven van kinderen met een beperking in de leeftijd tot twaalf jaar. Halverwege 2010 is deze verkenning afgerond en kunnen we, met een gedegen rapport in handen en samen met ZonMw op zoek naar financiers voor het programma. Want dat er nader onderzoek nodig is, blijkt duidelijk uit deze inventarisatie. We citeren: “Op grond van deze verkenning zijn er voldoende redenen om binnen ZonMw een programmalijn te ontwikkelen met het oog op de (toekomstige) participatie van 0-12jarige kinderen met een beperking. Deze programmalijn zou empirisch onderzoek moeten programmeren naar de mate waarin maatschappelijke participatie op de verschillenden levensdomeinen door kinderen met beperkingen feitelijk gerealiseerd wordt, welke de effecten van het wel/niet participeren op kind en gezin zijn, hoe maatschappelijke participatie bevorderd kan worden en wat dat betekent voor zowel de zorgvoorzieningen als de sociale en reguliere institutionele context.”
Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. 8 9
48
Vanaf het uitkomen van het rapport hebben we gesprekken gevoerd met een aantal fondsen en Ministeries, om aandacht te vragen voor het issue en het bijdragen in financiële zin, aan een onderzoeksprogramma binnen ZonMw. Op een Ministerie na, zijn alle gesprekken positief verlopen. Zeker de fondsen zien het belang van nader onderzoek op dit terrein en spreken de intentie uit om te investeren. Nu, eind 2012, vinden de laatste gesprekken plaats. Waar we gedurende ons bestaan samen met ZonMw optrekken, zal ZonMw dit vanaf 2013 alleen doen, om te realiseren dat meer onderzoek op dit terrein, alsook implementatietrajecten zullen worden ingezet. Bijeenkomsten voor ouders Samen met CrossOver organiseert NSGK eind 2010 en begin 2011 bijeenkomsten voor ouders, om hun ervaringen te horen. Dit is een van de aanbevelingen uit het literatuuronderzoek. Met name omdat er weinig over het onderwerp is geschreven en omdat het grootste deel van de literatuur uit de Engelstalige landen komt. De bijeenkomsten met de ouders bevestigen de conclusies uit beide rapporten. Met name constateren we het volgende:
De invloed van ouders richting economische zelfstandigheid van hun kinderen met een beperking is groot en veelzijdig. Ouders hebben een omgeving nodig die hen de regie laat en met hen en met hun kinderen samenwerkt als partners. Ouders van kinderen met een beperking hebben onvoldoende informatie en overzicht op wetten, regels, vergoedingen en mogelijkheden richting participatie van hun kinderen. De wetten en regels worden bovendien voortdurend gewijzigd waardoor het moeilijk is om op de hoogte te blijven. Ouders kunnen daarbij geholpen worden door professionals. Ze lopen daarbij aan tegen een veelheid van organisaties en hulpverleners die niet altijd goed op de hoogte zijn. Ouders hebben onvoldoende zicht op de consequenties van keuzen op korte en lange termijn voor participatie en kiezen vaak voor ‘speciaal’. Ouders zijn niet bekend met de consequenties van keuzes voor participatie in de toekomst. Aandachtspunt is dat hier ook nog weinig onderzoek naar gedaan is. Wel is duidelijk dat in de aandacht voor participatie in Nederland, de aandacht nu vooral uitgaat naar oudere kinderen en volwassenen en niet naar participatie in brede zin voor de groep van 0 - 12 jaar. Ook bij de overheid, organisaties en school is geen aandacht voor huidige en toekomstige participatie. Ouders van kinderen met een beperking kijken vanuit de beperkingen en zorgen en neigen naar overbescherming. Ze missen vaardigheden om hun kinderen te stimuleren naar eigen verantwoordelijkheid, zelfregie en (economische) zelfstandigheid. Ouders ontvangen hierbij weinig ondersteuning.
Voor CrossOver is dit voldoende, we willen nu niet meer afwachten en gaan zelf actief aan de slag. Vanaf dit moment verhogen we de intensiteit waarmee we met dit onderwerp bezig en stellen er een extra projectleider voor aan. In drie stappen We gaan in drie stappen op zoek naar antwoorden. 1 Een eerste stap betreft het verhelderen van de informatie- en ondersteuningsvraag van ouders van kinderen met een beperking: de needs assessment. 2 Een tweede stap betreft het verzamelen van informatie over waar ouders van kinderen met een beperking informatie en ondersteuning zoeken: het zoekgedrag. 3 Een derde stap betreft het inventariseren van het informatie- en ondersteuningsaanbod van partijen rondom de ouders.
49
Vervolgens zoeken we de verbinding tussen de drie stappen en stellen we de vraag: In hoeverre sluit de vraag om informatie en ondersteuning van ouders aan bij het informatie- en ondersteuningsaanbod van partijen rondom ouders en in hoeverre zoeken ouders bij die partijen die een informatie- en ondersteuningsaanbod hebben? Uit de needs assessment blijkt dat de informatie- en ondersteuningsbehoefte bij ouders zeer groot is. De informatiebehoefte van ouders is daarbij divers en varieert afhankelijk van de tijd die sinds de diagnose verstreken is. Ouders hebben tevens een grote behoefte aan ondersteuning, zoals emotionele ondersteuning rond het begrijpen en accepteren van de beperkingen van het kind. Op basis van de analyse van de resultaten stellen we een lijst op van vijftien thema’s over informatie en ondersteuning. Uit het zoekgedrag van ouders kunnen we afleiden dat zij met name informatie zoeken bij lotgenoten, op school en op het internet en bij familie en vrienden. Als het gaat over het zoeken naar ondersteuning komen wederom de lotgenoten en school in beeld, als ook de specialist en familie en vrienden. En als we kijken naar het bestaande informatie- en ondersteuningsaanbod bij verschillende partijen rondom de ouders, dan blijkt dat ouders een groot deel van deze partijen niet ziet als partijen om hun informatie en ondersteuning te halen. CrossOver ziet het als zijn taak om in de laatste maanden van zijn bestaan, de dialoog met deze partijen aan te gaan over de betekenis van deze bevindingen. Het zal ons niet lukken om hier nog voldoende tijd in te steken om met alle relevante partijen de dialoog aan te gaan. Wellicht dat er na CrossOver een partij is die deze taak oppakt. Ervaringen Ook al hebben we besloten ons voornamelijk op de partijen rondom de ouders te richten, we maken hierin een uitzondering door, in ieder geval bij één gelegenheid de ouders wel direct te benaderen. We kiezen hiervoor de Supportbeurs, waar veel ouders van kinderen met een beperking komen om informatie en ondersteuning te zoeken. Het doel van onze actie op de Support beurs is om op een ludieke en aansprekende manier zoveel mogelijk ouders en professionals te benaderen om hen te informeren over het belang van meedoen voor kinderen met een beperking. Daarmee is het doel dus bewustwording. We hebben een groot aantal ouders kunnen bereiken en een deel van hen heeft meegedaan aan een verhalenwedstrijd, waarbij ze hun ervaringen rondom ‘meedoen leer je door mee te doen’ hebben verwoord. In totaal vijftig ervaringsverhalen zijn er binnengekomen en gepubliceerd op onze website. De bewustwordingsactiviteiten op de beurs blijken bij de meeste ouders die wij bereikt hebben, niet zo nodig. Zij zijn al gericht bezig met hun kinderen te laten meedoen. Wel krijgen we tips die we kunnen verwerken in onze instrumenten naar ouders toe. En natuurlijk vormen de ervaringsverhalen een bron van informatie en inspiratie voor andere ouders. Naar een zevensprong Uit de literatuurstudie, de bijeenkomsten en de needs assessment blijkt een behoefte van ouders aan tips hoe meedoen te bevorderen. Dit brengt ons ertoe om mogelijke tips te verzamelen, voor ouders. Op basis van de ervaringsverhalen maar zeker ook op basis van alle tips die we in bestaande handleidingen, brochures hebben kunnen vinden, zijn we in staat de zevensprong naar zelfstandigheid te ontwikkelen.
50
De zevensprong naar zelfstandigheid geeft ouders inspiratie en een steuntje in de rug om kinderen en jongeren met een beperking zoveel mogelijk te laten meedoen in de samenleving; thuis, op school, in de buurt, met vrienden. Zodat hun kind zo zelfstandig mogelijk kan worden en leert om verantwoordelijkheid te dragen. De zevensprong geeft eveneens handvatten aan professionals zoals begeleiders, leerkrachten en consulenten die ouders, kinderen en jongeren ondersteunen bij het vinden van manieren om te participeren, nu en in de toekomst. Verspreiding Een laatste actie vanuit CrossOver betreft het omzetten van de boodschap voor ouders in filmvorm. Vanuit de stakeholders analyse is een overzicht gemaakt van relevante stakeholders; stakeholders ‘die wat kunnen met deze informatie’. Elk van hen wordt op persoonlijke titel benaderd via de mail, met de boodschap via CrossOver TV en de uitnodiging om gebruik te maken van alle handvatten die voor hen zijn ontwikkeld.
En nu, in 2012 We geven het al eerder aan, er is nog veel werk te verrichten om dichterbij de ambitie te komen. In het creëren van bewustwording bij relevante partijen zijn we geslaagd. Zie hiervoor alle individuele documenten. In het realiseren van het deze partijen laten oppakken van onze handvatten, of die van henzelf, en daadwerkelijk de verandering in gang zetten, zijn we deels geslaagd.
51
De begeleiding De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue Jongeren met een beperking hebben veelal te maken met verschillende partijen die vanuit verschillende bronnen worden gefinancierd. Deze partijen hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid in hun positie naar de jongere toe. In hoeverre de begeleiding vanuit verschillende kanten op elkaar is afgestemd en ‘vanuit de jongere’ wordt ingezet, is onbekend. Wel weten we dat begeleiders van jongeren met een beperking veelal uitgaan van hun eigen beeld van de jongere met een beperking en zijn kansen, mogelijkheden en capaciteiten.
Onze ambitie Jongeren ervaren de begeleiding die zij ontvangen als ‘een geheel’ en stimulerend en faciliterend voor de doelen die zij willen bereiken.
Ons doel
Professionals rondom de jongeren zijn zich bewust van de mate waarin zij empowerend handelen naar de jongere toe. Professionals rondom de jongeren met een beperking beschikken over handvatten hoe te handelen in samenhang en op een empowerende wijze naar de jongere toe.
Als we ons doel bereiken, is de kans reëel dat er een verandering zal optreden en we dichterbij onze ambitie komen.
Onze strategie
We brengen alle spelers in de wereld van de jongere met een beperking in beeld, als individuele spelers en als samenwerkingsverbanden.
We onderzoeken in een gemeente hoe de vraag van de jongeren aansluit bij de begeleiding die wordt geboden.
We stellen vast om welke professionals het gaat rondom de jongeren en welke partijen hun invloed kunnen uitoefenen op de handelwijze van de professionals.
We zorgen dat deze partijen zich bewust worden van het issue.
We verzamelen en ontwikkelen materialen om partijen te ondersteunen wanneer ze willen veranderen.
We ondersteunen waar nodig bij de implementatie.
De uitvoering CrossOver heeft via een literatuuronderzoek en een enquête informatie verzameld over de spelers in de werelden van, in eerste instantie onderwijs en werk en later is hier zorg bij gekomen. We brengen de spelers in beeld vanuit het perspectief van de jongeren. Dan zien we dat er in deze drie werelden van ondersteuning drie rollen zijn te onderscheiden: de rol van aanbieder, van gids en van toegangspoort. En dan is er nog een restcategorie die we niet kunnen scharen onder de anderen.
53
Als we alle spelers in beeld hebben, constateren we dat het aantal organisaties en het aantal organisatienetwerken dat zich richt op jongeren groeit. En blijken de netwerken niet dekkend te zijn, waardoor de aanpak van jongeren met een beperking niet sluitend is. Werkgevers zijn een speler maar blijken nauwelijks betrokken bij de ondersteuning van jongeren; het zijn werkgevers die jongeren vakantiebaantjes, stages en werk kunnen bieden. Ook zien we dat de organisaties die zich richten op het verwerven en behouden van werk door jongeren met een beperking, samenwerken in verschillende organisatienetwerken, waarbij sprake is van verkokering in beleidsterreinen. Bepaalde organisaties ontbreken en deelname aan netwerken bij sommige organisaties staat onder druk door het grote aantal organisatienetwerken. En tenslotte blijkt de effectiviteit van de dienstverlening van de organisaties en netwerken vrijwel niet te worden geëvalueerd, waardoor het onduidelijk is wat het resultaat is van hun inspanningen. Kortom, een situatie waarin het onduidelijk is of de jongere optimaal ondersteund wordt in zijn ontwikkeling, in zijn schoolcarrière en in werk. De bevindingen uit dit onderzoek, het eerste dat zich specifiek richt op organisatienetwerken, zijn afkomstig van documenten en een enquête onder een aantal spelers. De vraag is hoe deze situatie op regionaal niveau is, bijvoorbeeld in een gemeente. In hoeverre is er op regionaal niveau sprake van overlap, van synergie. Het inzicht hierin kan faciliterend zijn hoe de regionale samenwerking vorm te geven zodat de beschreven knelpunten worden opgelost. Er is een gemeente die deze vraag beantwoord wil zien en mee wil werken om, op basis van de resultaten in deze gemeente, een model te ontwikkelen voor de dienstverlening dat op landelijk niveau kan worden uitgerold. Helmond CrossOver brengt, samen met de gemeente Helmond in kaart wie betrokken is bij de ondersteuning van jongeren met een beperking. We kijken naar hun wettelijke taken maar ook naar wat ze nog meer doen. We hebben hiervoor organisaties geïnterviewd, waarbij we informeren naar hun algemene activiteiten en naar hun activiteiten specifiek gericht op jongeren en naar partijen met wie ze samenwerken. We pretenderen niet volledig te zijn, daarmee zouden we alle organisaties tekort doen die we niet hebben opgenomen. We laten wel zien dat Helmond zeer actief is, op alle fronten. Zowel scholen, toeleidings-organisaties als bedrijven zijn actief en werken intensief samen om de school- en arbeidsmarktcarrière van jongeren met een beperking zo soepel mogelijk te laten verlopen. Tegelijkertijd interviewen we jongeren uit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs; jongeren uit het reguliere onderwijs en jongeren uit het speciaal onderwijs, jongeren met een lichamelijke beperking maar ook jongeren met een visuele beperking of met gedragsproblemen. We brengen in kaart hoe zij de periode in school, en soms ook al in de toeleiding naar werk, hebben ervaren en welke steun ze daarbij hebben gekregen. Vrijwel alle jongeren zeggen aan het begin van het interview dat ze weinig problemen hebben ervaren in school en vaak ook nog in de toeleiding naar werk. Wanneer aan het einde de balans wordt opgemaakt blijkt dat iedere jongere meer dan eens de ervaring heeft gehad dat de ondersteuning die hij nodig had, niet of onvoldoende was geregeld. Dat ze wat fout gegaan is, niet meteen noemen is, omdat „dat er nu eenmaal bij hoort als je een beperking hebt‟, zo blijkt bij doorvragen.
54
We constateren dat ondersteunende organisaties een adequaat aanbod hebben maar dat er nog een slag te maken is in het denken en handelen vanuit het perspectief van de jongere en de impact van dat handelen op de toekomst van de jongere. Hoewel alle organisaties het perspectief van de jongere en zijn ontwikkeling hoog in het vaandel hebben staan, blijkt in de praktijk dit vaak niet het geval. Het basale denken vanuit de steunvragen van de jongere laat zien dat andere zaken geregeld moeten zijn, dan alleen het inrichten van organisaties en besluiten tot samenwerking en vastleggen in convenanten. Welke andere zaken dat zijn, wordt pas zichtbaar als je vanuit de steunvragen kijkt naar het benodigde aanbod. Onze conclusie is dat het handelen vanuit het perspectief van de jongere alleen kan wanneer alle partijen die bij de jongere betrokken zijn, meewerken aan deze denkomslag, op organisatieniveau en op individueel professioneel niveau. Onze aanbeveling is om op gemeentelijk niveau een regisseur aan te stellen die het perspectief van de jongere centraal stelt, en daarbij niet wordt gehinderd door eigenbelang. De regisseur is nodig om op gemeentelijk niveau de afstemming en samenwerking te regelen. De regisseur heeft maar één doel en dat is het creëren en bewaken van de randvoorwaarden waarbinnen de jongere met een beperking zich optimaal kan ontwikkelen en kan groeien. Het gaat dan om zowel de structuur van de ondersteuning, wie doet wat, als ook de inhoud en kwaliteit van de ondersteuning, de hoe vraag. Er is ook een regisseur nodig om de individuele jongere te ondersteunen: de casusgerichte regisseur. De casusgerichte regisseur heeft maar één doel en dat is het bewaken van de ondersteuning op casusniveau. En de regisseur moet door alle samenwerkende organisaties worden erkend. Beide rollen zijn essentieel bij het creëren van het dekkende aanbod. De rol van de afstemmingsregisseur is essentieel omdat er altijd een organisatie moet zijn die het initiatief neemt en die de mogelijkheid moet hebben om het dekkende aanbod op gemeentelijk niveau te regisseren. De rol van de casusgerichte regisseur is essentieel omdat alleen vanuit een duidelijke regierol het perspectief van de jongere en daarmee zijn ontwikkeling en groei, centraal kan blijven staan. Het vervolg: de afstemming geregeld Een direct gevolg van deze uitkomsten is de ontwikkeling van een serie workshops voor professionals in de ondersteuning van jongeren, gericht op het (nog beter) vanuit het perspectief van de jongere leren handelen. De workshops zijn uitgevoerd en uit de evaluatie ervan blijkt dat er stappen zijn gemaakt en het nu zaak is deze in de praktijk nog meer toe te passen. CrossOver is betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de workshops en Fontys Actief is eigenaar van de workshops, samen met de gemeente Helmond. CrossOver heeft geen zicht op de huidige inzet van de workshops. Het vervolg: de inclusievoorwaardencirkel De analyse in Helmond maakt duidelijk dat het vrijwel altijd gaat om de vraag achter de vraag. Het inrichten van het systeem van ondersteuning voor jongeren wordt uitgevoerd door mensen, mensen die voor organisaties werken waar mensen aan het hoofd staan. En mensen binnen overheden, zoals gemeenten, die beslissen over organisaties, systemen en structuren. Mensen die door hun houding en hun gedrag kunnen zorgen dat het wel of niet goed gaat. Het denken vanuit het perspectief van de jongere vraagt om een denkomslag van alle mensen die betrokken zijn bij de inrichting van het systeem van ondersteuning en de uitvoering ervan. In de workshops is aandacht voor de professionals.
55
De Inclusie Voorwaarden Cirkel is een instrument dat CrossOver heeft ontwikkeld, dat mensen binnen organisaties kan ondersteunen om vanuit dat perspectief het systeem en de uitvoering ervan in te richten. Het is een consensus based instrument, waarbij meerdere mensen, afkomstig uit verschillende lagen vragen beantwoorden en hun score met elkaar delen. Om vervolgens de dialoog aan te gaan in hoeverre zij voldoen aan de voorwaarden die noodzakelijk zijn om vanuit het perspectief van de jongere het beleid en de uitvoering in te richten. De basis voor het instrument vormt de randvoorwaardenkaart, die CrossOver samen met de Argumentenfabriek heeft ontwikkeld, waarbij we de voorwaarden in kaart brengen die nodig zijn om vanuit het perspectief van de jongeren te organiseren dat ‘alle kinderen en jongeren kunnen leren en werken naar vermogen’. Daarvoor hebben we ervaringskundigen en wetenschappers uit de werelden van onderwijs, zorg, werk en overheid met elkaar laten besluiten wat hierin het belangrijkste was. In twee workshops voor managers en professionals uit deze werelden hebben we de Inclusie Voorwaarden Cirkel getoetst op zijn toegevoegde waarde voor de praktijk. Op een enkeling na blijken de deelnemers de toegevoegde waarde er van te zien en spreken ze de intentie uit om het instrument in de eigen omgeving te gaan toepassen. CrossOver laat dit instrument na, zodat mogelijke erfgenamen het kunnen toepassen. Professionals van de toekomst Met name hbo-opleidingen in Sociale Studies leiden op tot de professionals die werken voor organisaties die een ondersteuningsaanbod hebben voor jongeren met een beperking. Ook de hbo-opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening blijken relevant. De vraag is in hoeverre deze opleidingen hun studenten voorbereiden op ‘werken met alle cliënten, dus ook met (jonge) mensen met een beperking; vanuit de inclusiegedachte’. De lessen uit onze eerdere studies laten zien dat het voor toekomstige sociale professional van belang is dat hij breed kijkt naar mensen, iedereen gelijkwaardig benadert en mensen in hun eigen kracht zet. En dat hij dit in samenhang doet met professionals uit aanpalende domeinen zoals onderwijs, zorg en sociale zekerheid. Iedere professional moet zich ervan bewust zijn, dat de wijze waarop hij handelt, impact heeft op de ontwikkeling van de jongere, op de onderwijsen arbeidsparticipatie van deze jongere een beperking. We kiezen ervoor om de opleidingen hierover te informeren, in de wetenschap dat een groot deel van hen hier nog onvoldoende aandacht aan geeft. Evenals bij andere relevante hbo-opleidingen, hebben we voor de opleidingen in de sociale, en sociaal juridische sector materiaal verzameld dat curriculummakers kunnen toepassen om, waar nodig, hun curriculum meer aan te laten sluiten bij de toekomstige praktijk van de huidige student als het gaat om de samenhang en het handelen vanuit het perspectief van de jongere. We hebben een inventarisatie gemaakt van deze opleidingen, met enkele ervan gesprekken gevoerd voor afstemming. De opleidingsdirecteuren van deze opleidingen benaderen we vervolgens op persoonlijke titel via de mail, met de boodschap via CrossOver TV en de uitnodiging om gebruik te maken van alle handvatten die voor hen zijn ontwikkeld en door te geven aan hun docenten. Ook hier betreft het een curriculum scan, om te checken of er in het curriculum voor de toekomstige hulpverleners (al voldoende) aandacht aan het issue wordt gegeven. En materiaal als wetenschappelijke artikelen, tijdschriftartikelen, boeken, gastcollegegevers, experts, voorbeelden, best practices, etc. om te gebruiken bij de aanpassing van het curriculum.
56
Tenslotte bieden we hen de mogelijkheid om de scan en suggesties voor aanpassingen door CrossOver te laten uitvoeren, hetgeen na afloop van het bestaan van CrossOver niet meer mogelijk is en mogelijk door anderen kan worden overgenomen. Verspreiding De samenhang, de rol van de professional, het handelen vanuit het perspectief van de jongere en de impact van handelen op de toekomst van de jongeren, heeft als rode draad door het bestaansleven van CrossOver gelopen. De lijst van momenten waarop we deze boodschap inbrengen in commissies, bij beleidsmakers op landelijk en lokaal niveau, bij directeuren in de zorg, directeuren en managers in de uitvoering, bij Ministeries, bij adviesorganen, begeleidingsgroepen, etc. etc. is lang. In onze jaarverslagen zijn hiervan overzichten te vinden.
En nu, in 2012 Er zijn veranderingen zichtbaar. Er is vanuit alle kanten beweging om te werken aan de begeleiding van jongeren met een beperking. We kunnen niet ‘berekenen’ hoe groot ons aandeel is geweest in veranderingen die in beleid en in organisaties hebben plaatsgevonden. We kunnen wel stellen dat we ‘erbij’ waren en dat we mee hebben geholpen om de beweging de juiste kant op te laten gaan.
57
Speciale aandacht voor: Begeleiding van jongeren met een psychische of psychiatrische beperking De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue In de begeleiding van jongeren met een psychiatrische stoornis is nog relatief weinig aandacht voor de samenhang tussen de behandeling en de schoolcarrière en het arbeidsleven van deze jongeren. De aanname is dat de zorg dominant is; onderwijs en arbeid komen pas in een veel later stadium aan de orde, met schooluitval en verlies van werk tot gevolg.
Onze ambitie Jongeren met een psychiatrische stoornis in behandeling ervaren een balans tussen de behandeling en hun school- en/of arbeidscarrière.
Ons doel
Er is inzicht in welke mate in de behandeling van jongeren met een psychiatrische stoornis aandacht wordt besteed aan het thema arbeidsparticipatie en welk beleid daaraan ten grondslag ligt. Er ligt een basis voor het creëren van een bewustwording bij stakeholders in de GGz, van de noodzaak om onderwijs en arbeid in de behandeling aandacht te geven en hiervoor beleid te ontwikkelen. Er ligt een basis om in vervolgstappen het toeleidingstraject naar werk voor jongeren met een psychiatrische stoornis in zorg en onderwijs beter te ontwikkelen.
Als we ons doel bereiken, kunnen er vervolgstappen worden gezet, die de kans vergroten dat er een verandering zal optreden in de begeleiding vanuit de GGz en we dichterbij onze ambitie komen.
Onze strategie
CrossOver voert samen met het Landelijk Platform GGz een onderzoek uit naar de stand van zaken in de begeleiding van jongeren met een psychiatrische stoornis. CrossOver en het Landelijk Platform GGz bundelen de resultaten en verspreiden deze onder stakeholders. Het Landelijk Platform GGz initieert, op basis van dit eerste vooronderzoek, vervolgstappen.
De uitvoering Door middel van literatuuronderzoek, interviews en expertbijeenkomsten is informatie verzameld over de stand van zaken in de GGz. De resultaten zijn weergegeven in een rapport ‘Werk in behandeling’. Uit het onderzoek blijkt dat in de behandeling van jongeren met een psychiatrische stoornis therapie en leren omgaan met de stoornis voorop staan. Aandacht zijn voor de rol van arbeid en onderwijs is er (nog) te weinig. Wel worden de contouren van een beginnende cultuuromslag gesignaleerd en een welwillende houding onder behandelaars. Dit is te herkennen aan een aantal goede voorbeelden, alsook een voorgenomen update van de kwaliteitsrichtlijnen.
58
Een belangrijke conclusie is dat er in het behandelbeleid veelal geen heldere visie is op de rol van onderwijs en arbeid. Daar waar het wel wordt benoemd, ontbreekt vaak de vertaling naar de praktische uitvoering. Financiering blijkt een groot struikelblok; bovendien is er voor de professionals die ermee moeten werken ook onvoldoende scholing in deze thematiek. Er is tegelijkertijd wel degelijk een bereidheid bij alle spelers in het veld om de noodzakelijke cultuuromslag te maken.
Het resultaat op korte termijn Voor het eerst ligt er een rapport waarin wordt geëxpliciteerd wat er in de praktijk van de GGz gebeurt op het gebied van de begeleiding van jongeren met een psychiatrische stoornis en de aandacht hierin voor onderwijs en werk. Met dit vooronderzoek heeft het Landelijke Platform GGz een handvat om met stakeholders de dialoog aan te gaan over de veranderingen die nodig zijn. Het uitbrengen van het rapport – dat overigens in het jaar van uitbrengen in de top-3 van downloads staat – heeft geleid tot een actieve LinkedIn groep die elkaar inmiddels ook live heeft ontmoet, om met elkaar te overleggen hoe dit issue nog meer aan te pakken. Dit vooronderzoek heeft eveneens de basis gevormd voor een vervolgonderzoek naar het issue.
En nu, in 2012 Werk komt steeds meer op de agenda van de GGz-instellingen. Het Landelijk Platform GGz blijft actief op dit terrein. In hoeverre onze eerste aanzet daar aan bijgedragen heeft, kunnen we niet vaststellen. Doordat we voor het eerst, samen met een organisatie die het stokje van ons kan overnemen, het issue hebben geëxpliciteerd, schatten we in dat we hier wel een rol in hebben gespeeld. We hebben in ieder geval onze doelen bereikt en zijn daarmee een stapje dichterbij onze ambitie gekomen.
59
Speciale aandacht voor de gemeenten Het issue Aandacht voor de samenhang is essentieel. Handelen vanuit het perspectief van de jongere ook. Nu de gemeenten een steeds grotere rol krijgen in het sociale domein, zijn we als CrossOver specifieke aandacht gaan geven aan de wijze waarop de gemeenten ondersteund kunnen worden in het werken in samenhang vanuit het perspectief van de jongere.
Onze ambitie Jongeren met een beperking kunnen zich ontwikkelen tot economisch zelfstandige volwassenen en ervaren ondersteuning hierin waar nodig.
Ons doel
Partijen binnen gemeenten zijn zich er bewust van dat het belangrijk is een adequaat beeld van deze jongeren te hebben alvorens knopen door te hakken over doelstellingen en aanpak. Men denkt na over de vraag: Wat zou ik moeten willen weten over deze jongeren in onze gemeente? Partijen binnen gemeenten zijn zich er van bewust dat een samenhangende aanpak nodig is en kansen biedt om met minder middelen toch meer resultaat te boeken, in termen van meer jongeren met een beperking die meedoen. Partijen binnen de gemeenten hebben handvatten om beleid in samenhang en vanuit het perspectief van de jongere te kunnen maken. Er is een overzicht van instrumenten die gemeenten kunnen inzetten om in samenhang en vanuit het perspectief van de jongere beleid te kunnen maken.
Onze strategie
We zien gemeenten niet als één partij maar maken onder meer onderscheid naar raadsleden, wethouders en ambtenaren. Daarbij besteden we bijzondere aandacht aan de raadsleden. We ontwikkelen een ‘instrument’ dat raadsleden stimuleert en ondersteunt om scherp te krijgen wat zij willen weten over deze jongeren en wat zij willen weten over wat nodig is om tot een samenhangend beleid te komen, om zo hun raadstaak goed te kunnen vervullen. Tevens stimuleren en ondersteunen wij raadsleden om hierover met het college het debat aan te gaan. Op deze manier bereiken we ook het college en de ambtenaren. We bieden handelingsperspectief door kennis te verspreiden over wie de jongeren met een beperking zijn en wat zij nodig hebben om maximaal te participeren. We bieden handelingsperspectief door het verzamelen en verspreiden van instrumenten en goede voorbeelden over de samenhang. We zorgen dat deze op ‘natuurlijke zoekbronnen’ van beleidsmakers bij gemeenten terecht komen.
Als degenen binnen de gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het maken en uitvoeren van beleid, denk aan wethouders, raadsleden, afdelingshoofden, stafmedewerkers, beleidsmedewerkers en andere uitvoerende professionals, meer kennis hebben over de mogelijkheden om in samenhang te werken en meer kennis hebben over de jongeren waar het over gaat en de problematiek die speelt, dan is er een reële kans dat ze gebruik maken van deze kennis en deze verwerken in hun handelen, dus in het maken en uitvoeren van beleid. En als dat zo is, dan komen we weer een stukje dichterbij onze ambitie.
61
De uitvoering We hebben een aantal activiteiten ondernomen om onze doelen te bereiken. De gemeenteraad aan zet De gemeenteraad geeft richting aan het gemeentelijke beleid en debatteert met het college over het voorgenomen beleid, controleert de uitvoering daarvan en beoordeelt de resultaten. Daarmee zijn de raadsleden binnen de gemeenteraad bij uitstek degenen die input kunnen gebruiken over wat nodig is en wat werkt. Een succesvolle participatievisie is niet gestoeld op vooronderstellingen waar jongeren met een beperking regelmatig tegenaan lopen, maar op feiten. Vanuit dat perspectief en het bevorderen van de bewustwording van de raadsleden, zonder te willen ‘zenden’, heeft CrossOver voor de gemeenteraadsleden checklist met een ‘elftal’ vragen ontwikkeld. Het zijn vragen die gemeenteraadsleden kunnen helpen om scherp te krijgen wat zij zelf willen weten over deze jongeren om hun raadstaak goed te kunnen vervullen en die zij mee kunnen nemen naar het debat met het college. Vragen als “Over wie hebben we het nu eigenlijk als we praten over jongeren met een beperking? Wie zijn die jongeren in onze gemeente? Wat zijn hun mogelijkheden en wensen? En hoe kunnen wij hen ondersteunen zodat zij maximaal participeren?” En vragen die zij kunnen stellen aan het college van wethouders over de wijze waarop zij vorm geven aan de samenhang van beleid voor jongeren met een beperking in hun gemeente. Denk aan vragen als “Wat is de visie van het college op de transities in het sociale domein en wat zijn de ambities ten aanzien van de participatie van deze doelgroep? En hoe denkt het college deze ambities te realiseren? Welk budget trekt het college hiervoor uit? Waarom kiest het college voor deze aanpak? Welke alternatieven zijn er? Welke uitgangspunten worden gehanteerd? Wat beschouwt het college als de verantwoordelijkheid van de jongeren zelf, hun omgeving, de betrokken organisaties en wat ziet de gemeente als haar eigen verantwoordelijkheid voor het leven van deze jongeren? Wordt alleen gekeken naar jongeren die een beroep doen op een uitkering of voelt het college een bredere verantwoordelijkheid?” De vragen kunnen ondersteunend zijn aan het formuleren van een visie op de participatie van jongeren met een beperking, als onderdeel van een brede visie op de participatie van jongeren in het algemeen. De zoektocht naar samenhang instrumenten Overal waar we op gemeentelijk niveau melden dat samenhang en werken vanuit het perspectief van de jongeren essentieel is, wordt gevraagd naar instrumenten om dit te realiseren. CrossOver heeft in de afgelopen jaren gezocht naar deze instrumenten. Tot nog toe zijn we op een instrument gestuit dat de potentie kan hebben om voor de samenhang te zorgen: Q-fit voor gemeenten. Samen met de ontwikkelaar van dit instrument toetsen we de toepassing er van op gemeente niveau en naar mogelijke aanpassingen om het huidige concept te verbeteren. Zodat de ontwikkelaar verder kan met een product dat invulling geeft aan de vraag van gemeenten. We investeren als CrossOver in dit instrument omdat de uitgangspunten van het instrument veelbelovend zijn. Deze zijn gelijk aan de uitgangspunten van een reeds succesvol samenhangende werkwijze in Schotland, namelijk Getting it right for every child en de Schotse beleidsmakers de succesvolle ingrediënten herkenden in het Nederlandse instrument.
62
Inspirerende voorbeelden De handelingsverlegenheid is groot onder gemeenten. Toch is er een aantal gemeenten dat gericht bezig is en al stappen heeft gezet om de samenhang vanuit het perspectief van de (jonge) burger in haar beleid op te nemen. Als CrossOver hebben we bij een vijftal gemeenten diepte-interviews afgenomen met de verantwoordelijken voor dit beleid. Hun inspirerende verhalen leggen we vast en komen in ieder geval op de site van de VNG en de CrossOver site. We weten dat goede voorbeelden ondersteunend kunnen werken voor diegenen die nog moeten aanvangen en op zoek zijn naar het ‘hoe dit aan te pakken’. Masterclass Een ander ‘handvat’ dat we ontwikkelen, is een video Masterclass. Aan de hand van foto- en filmmateriaal, cijfers en verhalen geven we de kijker meer beeld en gevoel bij wie de jongeren zijn: denk aan de diversiteit aan beperkingen en mogelijkheden, de impact van beperkingen en behoefte aan ondersteuning en eigen regie. En we maken aan de hand van casuïstiek duidelijk welke kansen een samenhangende aanpak vanuit het perspectief van de jongere biedt en hoe daar als gemeente invulling aan te geven. Het doel van deze masterclass is de kijker nieuwsgierig te maken en te triggeren op de vraag: wat zou ik nou moeten weten voordat we besluiten nemen over de doelstellingen en de aanpak? Verspreiding Een laatste actie vanuit CrossOver betreft het omzetten van de boodschap in filmvorm: Alle griffiers van gemeenten worden benaderd via de mail, met het verzoek de mail te verspreiden onder de raadsleden. De mail bevat de boodschap via CrossOver TV en de uitnodiging om gebruik te maken van alle handvatten die voor hen zijn ontwikkeld. Als de griffiers de boodschap onder hun raadsleden verspreiden, zullen rond de negenduizend raadsleden de boodschap ontvangen.
Het resultaat op korte termijn Op basis van het theoretische model dat we hanteren, zullen er minimaal een honderdtal raadsleden gebruik maken van de vragen en de handvatten die we hebben ontwikkeld; het kunnen er ook veel meer zijn. En als er gebruik van wordt gemaakt, stijgt de kans op verandering in die gemeente. En dan komen we weer een stapje dichterbij onze ambitie.
En nu, in 2012 De acties richting gemeenten zijn net in gang gezet. Er ligt materiaal dat kan worden gebruikt door eventuele erfgenamen om mee door te gaan. Er moet nog veel gebeuren om de samenhang bij gemeenten te creëren, vanuit het perspectief van de jongeren. CrossOver stopt, laten anderen doorgaan.
63
Speciale aandacht voor een aantal producten CrossOver heeft, al dan niet op verzoek, een aantal producten ontwikkeld om beweging te creëren. Deels is deze beweging door anderen overgenomen, deels moet hier nog het nodige gebeuren.
Beleid en Context Aan de ene kant vragen we steeds meer eigen verantwoordelijkheid van jongeren, aan de andere kant zouden maatschappelijke organisaties er juist wel eens weinig baat bij kunnen hebben om jongeren (met een beperking) neer te zetten als zelfstandige en verantwoordelijke burger. Fondsen en andere charitatieve organisaties willen de goedwillende burgers immers aansporen tot donaties en vrijwilligerswerk. Belangenorganisaties proberen voorzieningen te behouden of te verbeteren. Zorgaanbieders willen hun producten op de markt brengen. Vakbonden vragen aandacht voor gedwongen ontslagen in de zorg en het speciaal onderwijs. Door recente plannen en wetsvoorstellen staan organisaties, ook partijen die inclusie nastreven, vooraan op het Malieveld te roepen om specifieke regelingen voor ‘de meest kwetsbaren in onze samenleving’. Het is voorwaar niet eenvoudig om vandaag de dag een bestendige positie te beijveren als jongere met een beperking. Het ene moment moet je bij een sollicitatie fier en vol empowerment laten zien dat je in staat bent een functie uit te voeren; het volgende moment vraagt je patiëntenorganisatie je om hangend in je rolstoel meeslepend te zingen dat je achter de geraniums zult eindigen. CrossOver beschrijft dit dilemma in een verslag en wil daarmee een bijdrage leveren aan het debat hierover. Het bevat de weerslag van een aantal gesprekken met maatschappelijke organisaties, met ‘oudere’ jongeren en ‘echte’ jongeren. We dragen voorbeelden aan die niet per definitie goed of slecht zijn, maar wel spraakmakend en illustratief. Het rapport zet aan het denken, het brengt op ideeën. Het leidt tot herkenning en afkeuring, maar ook tot ontroering en instemming. Maar bovenal geeft het inspiratie. CrossOver heeft dit dilemma eveneens via CrossOver TV weergegeven en een voorbeeldenboek ontwikkeld, en naar eenieder gestuurd waarvan wij verwachten dat ‘ze er iets mee kunnen’. Zodat een groot aantal partijen, onder meer de fondsen, de media en communicatiebureaus geïnspireerd worden en in beweging gezet. Een interessante misvatting Een van de onderliggende overtuigingen waar we in de gesprekken tegenaan lopen is de overtuiging van fondsen, dat zij meer resultaat halen bij campagnes om geld of vrijwilligers binnen te behalen, als zij de kwetsbaarheid van deze jongeren meer benadrukken. Een eerste scan van verschillende onderzoeken laat zien dat een meer positieve benadering niet minder oplevert. CrossOver wil de hierboven genoemde beweging verder voeden door deze onderzoeksbevindingen nog terug te geven aan het veld.
Betekenis van werk voor jongeren Op verzoek hebben we een korte inventarisatie uitgevoerd naar de betekenis van werk voor jongeren. Het verslag hiervan is interessant voor diegenen die betrokken zijn bij de arbeidstoeleiding van jongeren.
64
Meten is weten Er is in Nederland onvoldoende inzicht in de arbeidsmarktpositie van jongeren met een beperking, noch in kwantitatieve noch in kwalitatieve zin. We hebben gezocht naar alle databronnen en alle opdrachtgevers voor dataverzameling en komen tot de conclusie dat het vooralsnog niet mogelijk is om dit inzicht te verkrijgen. Dat kan alleen als opdrachtgevers van dataverzameling samen gaan werken en vanuit vergelijkbare criteria data verzamelen. We hebben dit beschreven in een verslag en hebben in de afgelopen jaren dit issue bij meerdere partijen onder ogen gebracht. Er is nog geen verandering en voor opvolgers van CrossOver ligt hier nog een taak, om orde op zaken te stellen. Wellicht dat zij tevens het antwoord kunnen vinden op de vraag ‘waarom’ dit niet gebeurt.
Buitenland Eveneens op verzoek heeft CrossOver een aantal aansprekende en inspirerende praktijkvoorbeelden uit het buitenland geïnventariseerd en beschreven in een verslag. Het verslag is aangeboden aan de staatssecretaris die reageerde met de constatering “dat alles wat in het buitenland gebeurt, reeds door ons is ingezet”. Of dat zo is, laten we aan het oordeel van de lezer.
Jobcoach XXL En tenslotte hebben we, eveneens op verzoek, een overzicht gemaakt van alle job coach activiteiten. Nu steeds meer jongeren de gang naar de arbeidsmarkt (moeten) maken, wordt de jobcoach-voorziening een belangrijk instrument in het traject. Een jobcoach kan jongeren optimaal begeleiden, want niet alleen het succes van een plaatsing, maar ook het behoud van werk vraagt om professionele en kwalitatief uitstekende ondersteuning. CrossOver heeft het fenomeen ‘ jobcoach’ inzichtelijk gemaakt voor belanghebbenden. Aan de hand van ervaringen van beleidsmakers, uitvoerders, dienstverleners, jongeren met een beperking en hun ouders hebben we inzicht gekregen in de dagelijkse praktijk; de knelpunten, maar ook de kansen en mogelijkheden die dat oplevert. Genoeg om een handreiking te schrijven waarin we voor een zo breed mogelijk publiek inzicht geven in de voorziening ‘jobcoach’: het rapport ‘Jobcoach XXL’.
65
Kennis De beginsituatie in 2008 We beschrijven de situatie in 2008, toen we dit issue op pakten.
Het issue Er is geen overzicht beschikbaar van methodieken, projecten en hun al dan niet aangetoonde effectiviteit, kennisdocumenten, experts en organisaties gericht op jongeren met een beperking en hun voorbereiding op hun toekomstige arbeidsparticipatie. En, er is geen ‘medium’ dat bestaande kennis rondom methodieken, projecten en hun al dan niet aangetoonde effectiviteit, kennisdocumenten, experts en organisaties verspreidt onder partijen voor wie dit mogelijk van belang is om te weten.
Onze ambitie Zoekenden naar informatie over jongeren met een beperking kunnen vrijwel alle relevante informatie hierover vinden op een plek; er is voor hen een blijvend medium dat up to date informatie levert over methodieken, projecten en hun al dan niet aangetoonde effectiviteit, activiteiten, kennisdocumenten, experts en organisaties gericht op jongeren met een beperking en hun voorbereiding op hun toekomstige arbeidsparticipatie.
Ons doel
CrossOver is het medium dat up to date informatie levert over methodieken, projecten en hun al dan niet aangetoonde effectiviteit, activiteiten, kennisdocumenten, experts en organisaties gericht op jongeren met een beperking en hun voorbereiding op hun toekomstige arbeidsparticipatie. Er is een medium na CrossOver dat deze activiteiten voortzet.
Onze strategie en uitvoering
We verzamelen alle relevante informatie. We richten een toegankelijke website in, met verschillende portals voor specifieke doelgroepen, waarin informatie op maat te vinden is. We richten een kennisbank in. We verzamelen ervaringsdossiers. We zorgen voor een dagelijkse update van de website. We zetten sociale media in voor de verspreiding van onze informatie. We geven driemaal per jaar een posterzine uit, de CruX. Om de zes weken verschijnt de digitale nieuwsbrief inboX. Elke twee weken verschijnt de kennisboX; een automatische update van nieuwe onderzoeken uit de kennisbank van CrossOver. We zoeken naar erfgenamen.
Het resultaat De website van CrossOver www.kcco.nl is in de afgelopen twaalf maanden door meer dan 70.000 bezoekers bezocht. De jongerenwebsite www.eigenboontjes.nl heeft bijna 9.000 bezoekers gehad en de site www.allespelersinbeeld.nl is ongeveer 1.100 bezocht in diezelfde periode. De specifiek op de ouders gerichte portal kent in de afgelopen twaalf maanden iets meer dan 3.000 bezoekers, de werkgevers portal bijna 8.000 bezoekers en de gemeenteportal ongeveer 1.500 bezoekers. In de afgelopen twaalf maanden is de kennisbank meer dan 22.000 keer bezocht.
67
De LinkedIn van CrossOver kent iets meer dan 800 leden en er zijn in totaal 168 discussies gevoerd. Op Twitter hebben we 1.115 volgers. De cruX heeft 990 abonnees, de digitale nieuwsbrief heeft 463 abonnees en de kennisboX heeft 246 abonnees. En tenslotte CrossOver TV, recent ontwikkeld voor het verspreiden van de issues. Sinds half september zijn de filmpjes meer dan duizend keer bekeken en het aantal stijgt dagelijks.
En nu, in 2012 De website wordt goed bezocht, de informatie die er op staat wordt zeer gewaardeerd en als kwalitatief goed gezien en van toegevoegde waarde vanwege de brede benadering die we hanteren en bieden van informatie vanuit de samenhang en het perspectief van de jongere. Rest nu nog een partij die dit prachtige product van ons overneemt en actief onderhoudt, zodat onze ambitie werkelijkheid wordt en datgene waarom het ooit is begonnen omdat er een duidelijke behoefte bestond vanuit het veld, door een ander wordt voortgezet.
68
Financiële en economische aspecten Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in 2011 een budget gereserveerd van 165 miljoen euro om te werken aan de re-integratie van Wajongeren. Voor jaarlijks minder dan 1% van dat bedrag hebben we als CrossOver gewerkt aan de doelstellingen die we ons zelf hadden gesteld en die, bij het behalen ervan, bijdragen aan het dichterbij brengen van onze ambities. We vinden dat we het goed hebben gedaan: we hebben een groot aantal doelstellingen geheel bereikt en een beperkt aantal doelstellingen deels bereikt. Daarmee komt onze ambitie, het bereiken van een grotere arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking, dichterbij. We hebben bij enkele van onze activiteiten doorberekend wat de baten zijn in de vorm van ‘meer banen’ voor jongeren met een beperking. We hebben daarbij rekening gehouden met de grote hoeveelheid aannames die gepaard gaan met deze maatschappelijke kosten baten analyses en maken gebruik van conservatieve inschattingen. Als voorbeeld nemen we de maatschappelijke kosten en baten van de activiteiten gericht op het de toekomstige werkgeverszaken en de baten ervan; zie blz. 26. Op basis van de door ons gehanteerde theoretische modellen, mogen we er van uit gaan dat 2-3% van de door ons benaderde en betrokken op nationaal niveau opererende stakeholders, méér aandacht gaat besteden aan de impact van toekomstig beleid op de arbeidsmarktkansen van jongeren met een beperking, hetgeen vervolgens leidt tot aanpassingen hiervoor in het beleid. En dan stijgt het aantal jongeren dat in de toekomst een baan vindt daadwerkelijk. Laten we daarbij uitgaan van de doelgroep jongeren met een beperking, en dat zijn er in totaal een kleine 200.000: iets meer dan 70.000 jongeren in het speciaal onderwijs, ongeveer 40.000 jongeren in het regulier onderwijs met een ‘rugzakje’ en rond de 75.000 jongeren tot 27 jaar met een Wajong uitkering. Als van deze groep jongeren die nu en in de toekomst op zoek gaat naar werk, 0,1% meer dan nu een baan vindt doordat deze huidige beleidsmakers, beleidsbeïnvloeders en beleidsbeslissers meer rekening met hen gaan houden dan ze nu doen, dan zijn er ongeveer 200 jongeren meer dan nu aan het werk. Daarmee is sprake van een productiviteitsstijging door de arbeidsdeelname van deze 200 jongeren. En, uitgaande van de huidige wetgeving scheelt dat op jaarbasis zo’n 200 x € 15.000 = € 3.000.000 op jaarbasis aan bespaarde uitkeringen. En dat bedrag groeit doordat de aantallen accumuleren. In dit voorbeeld laten we zien dat dezelfde stakeholder, in dit geval het Ministerie van SZW, de kosten die zij investeert in onze activiteiten, na niet al te lange tijd jaarlijks dubbel terug zou verdienen als besparingen op de uitkeringen in de sociale zekerheid, waar ditzelfde Ministerie voor verantwoordelijk is. We laten het bij dit voorbeeld.
69
Wie was erbij CrossOver is CrossOver door zijn medewerkers; medewerkers die niet voor de ‘zekerheid’ van de arbeidsplek gaan maar voor de zaak zelf. Medewerkers die beperkt zijn in het aantal instrumenten die het tot hun beschikking heeft maar met grote ambities. Het zijn: Agnes van Wijnen - Ankie Verlaan - Annemarie Kohlenberg - Annemieke Scheyde Annette Weverling – Anouk Temmink – Arjan Keijzer – Audrey Martens - Bart van der Harst - Bertien Koopman - Branko Hagen - Brigitte van Lierop - Dorien Verhoeven - Enid Reichrath - Floor van den Bosch - Hannie van Leeuwen - Hans Kamps - Hans Spigt Harry Munnich – Jeanette Paul - John Wismans – Joleen Kieneker - Karsten Ronkes – Laura Flantua - Leon Bosch - Marieke de Koning - Marinka Traas – Martin Lammers Maurice Tick - Mijnie van der Stoel - Neeltje Huvenaars - Nico Blok – Petra Peeters Petra van der Wal – Remy van Kasteren - Robin Linschoten - Selle van der Woude – Sjoerd Toonstra - Suzanne Spee – Thedo Keizer – Wil Verlaan - Yolan Koster.
Tenslotte CrossOver werkt vanuit doelgerichte strategieën. We zetten in op het werken aan de bewustwording, daarbij zoveel mogelijk gebruikmakend van een individuele benadering. We zoeken de stakeholders, de ‘echte’ eigenaren van de issues die spelen. We achterhalen hun natuurlijk zoekbronnen en benaderen ze via deze kanalen. We ontwikkelen strategieën om hen open te laten staan voor onze informatie. We hanteren waar mogelijk wetenschappelijk onderbouwde informatie en reiken handvatten aan om ‘het anders dan tot nog toe gebeurt’ te gaan doen. Als de handvatten bestaan, liefst aantoonbaar werkende methoden, geven we ze door. Als ze niet bestaan, ontwikkelen we ze. We denken dat we daarmee de kans op bereiken van onze doelen vergroten. We hadden ook jaarlijks iedere twee weken een boodschap van 60 seconden kunnen uitzenden op de televisie. Dan waren we net zoveel geld kwijt geweest. Dat hebben we niet gedaan. Omdat we er zeker van zijn dat onze werkwijze vele malen meer heeft opgeleverd voor jongeren met een beperking en daar gaat het ons om. Het is niet afgelopen. Er moet nog aardig wat werk worden verzet voordat jongeren kunnen leren en werken naar vermogen. We hebben vanuit CrossOver onze bijdrage aan het dichterbij brengen van deze ambitie geleverd. Het is nu aan anderen om door te gaan of het op te pakken. Zoals in het begin aangegeven, gaan de kringen in het water voort. En, als u een deel van de steentjes die CrossOver nog heeft liggen, oppakt en laat vallen, blijven de kringen doorgaan en blijven we stappen vooruit maken om de positie van jongeren met een beperking te verbeteren, thuis, op school, in hun vrije tijd en in werk. Oktober 2012 Brigitte van Lierop10 10
Programma manager; verantwoordelijk voor de inhoud van onze activiteiten en schrijver van dit stuk
71