de Alliantie Ontwikkeling
Herstructurering RandenbroekZuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp
Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
de Alliantie Ontwikkeling
Herstructurering RandenbroekZuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp
referentie
Witteveen+Bos van Twickelostraat 2
projectcode
status
AMF157-1/meis3/028
AMF157-1
definitief
projectleider
projectdirecteur
datum
mr. E. Buwalda
dr.ir. T.M.W. van den Broek
7 mei 2008
autorisatie
naam
paraaf
goedgekeurd
ing. B.J.J. Bossenbroek
Het kwaliteitsmanagementsysteem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000
postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
© Witteveen+Bos Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING
blz. 1
2. BODEMONDERZOEK 2.1. Inleiding 2.2. Afbakening vooronderzoek 2.2.1. Afbakening 2.2.2. Informatiebronnen 2.3. Voormalige, huidige en toekomstige situatie 2.3.1. Voormalige situatie 2.3.2. Huidige situatie 2.3.3. Toekomstige situatie 2.4. Beschikbare resultaten bodem 2.4.1. Algemene informatie bodemkwaliteit Amersfoort 2.4.2. Locatie 2.4.3. Resumé bodeminformatie locatie 2.4.4. Directe omgeving 2.5. Bodemopbouw en geohydrologie 2.6. Conclusies en aanbevelingen 2.6.1. Conclusies 2.6.2. Aanbevelingen
3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 5 10 10 11 12 12 13
3. KABELS EN LEIDINGEN 3.1. Inleiding 3.2. Relevante leidingen 3.2.1. Hoofdtransportleiding Vitens Midden-Nederland 3.2.2. Transportleiding waterschap Vallei & Eem 3.2.3. Overige planologisch niet of minder relevante kabels en leidingen 3.3. Conclusie en aanbevelingen
14 14 14 14 15 16 16
4. CULTUURHISTORIE 4.1. Inleiding 4.2. Inventarisatie cultuurhistorische waarden 4.3. Beleid en wetgeving in relatie tot geïnventariseerde waarden 4.3.1. Streekplan provincie Utrecht 4.3.2. MAP-Streekplan 2005-2007 4.3.3. Nota ‘Niet van Gisteren’ 4.4. Conclusie en vervolg
17 17 18 22 22 22 22 23
5. NATUUR 5.1. Inleiding 5.2. Toetsingskader 5.2.1. Gebiedsbescherming 5.2.2. Soortenbescherming 5.3. Beschermde gebieden 5.3.1. Natura 2000-gebieden 5.3.2. Ecologische Hoofdstructuur 5.4. Beschermde soorten 5.4.1. Methode 5.4.2. Gegevens per soortgroep 5.5. Globale Landschappelijke en ecologische waardebepaling van bomen 5.5.1. Inleiding
24 24 24 25 26 28 28 29 30 30 31 36 36
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
5.6.
5.5.2. Gebiedsomschrijving 5.5.3. Methode 5.5.4. Landschappelijke en cultuurhistorische inpassing 5.5.5. Ecologische waardering 5.5.6. Conclusie Conclusies 5.6.1. Beschermde gebieden 5.6.2. Beschermde soorten 5.6.3. Landschappelijke waarde van de bomen
6. WATER 6.1. Inleiding 6.2. Bestaande situatie en ontwikkelingen 6.2.1. Grondwatersysteem 6.2.2. Oppervlaktewatersysteem 6.3. Ontwikkelingen 6.3.1. Ecologische verbindingszone 6.3.2. Relatie met herinrichting Park Randenbroek 6.3.3. Waterhuishoudkundige verbetering bij de Randenbroek 6.4. Uitgangspunten duurzaam stedelijk waterbeheer 6.4.1. Waterberging 6.4.2. Afkoppelen van verhard oppervlak 6.4.3. Ontwatering 6.4.4. Duurzaam bouwen 6.4.5. Inrichting watergangen 6.4.6. Beheer en onderhoud 6.5. Conclusies
36 36 36 37 47 48 48 48 49 51 51 51 51 52 54 54 55 Berliozstraat
en
park 55 55 55 56 57 57 57 57 58
7. EXTERNE VEILIGHEID 7.1. Inleiding 7.2. Externe veiligheid 7.2.1. Wet- en regelgeving 7.3. Inventarisatie en toets 7.3.1. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28 7.4. Conclusie
60 60 60 60 61 62 63
8. VERKEER 8.1. Inleiding 8.2. Verkeersgeneratie 8.2.1. Toename verkeersgeneratie 8.2.2. Toename generatie ten opzichte van bekende intensiteiten 8.3. Ontsluiting autoverkeer en parkeren 8.3.1. Ontsluiting autoverkeer 8.3.2. Parkeren 8.4. Ontsluiting openbaar vervoer en fiets 8.4.1. Openbaar vervoer 8.4.2. Fiets 8.5. Conclusies
64 64 64 64 64 66 66 66 67 67 68 68
9. BEDRIJVEN- EN MILIEUZONERING 9.1. Inleiding 9.2. Bedrijven in en in de nabijheid van het plangebied
70 70 70
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
2
9.3.
Conclusie
72
10. LUCHTKWALITEIT 10.1. Inleiding 10.2. Toetsingskader 10.3. Uitgangspunten en invoergegevens 10.4. Resultaten 1.5. Conclusies
73 73 73 75 76 77
11. GELUID 11.1. Inleiding 11.2. Wettelijk kader 11.2.1. Geluidzones 11.2.2. Nieuwbouw 11.2.3. Aftrek op de berekende resultaten 11.2.4. Geluidnota gemeente Amersfoort 11.3. Uitgangspunten 11.3.1. Rekenmethode en rekenmodel 11.3.2. Verkeersgegevens en wegkenmerken 11.4. Resultaten en conclusie 11.4.1. Resultaten autonome situatie (peiljaar 2020) 11.4.2. Oplossingsrichtingen
78 78 78 78 78 79 80 80 80 81 82 82 83
12. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
84
laatste bladzijde
89
bijlagen I Regionale situatie II Luchtfoto onderzoekslocatie III Overzicht locatie met bodemgegevens IV Informatie bodemloket V Natuurloketgegevens VI Leefwijze vleermuizen VII Verbeteringsmaatregelen rondom Berliozstraat en Park Randenbroek VIII Externe veiligheidsberekeningen IX Ontvangen intensiteitsgegevens gemeente Amersfoort X Invoergegevens CARII-model XI Uitvoer CARII-model XII Geluidcontouren autonome situatie (peiljaar 2020) XIII Geluidcontouren A28 met geluidscherm (6,5 bij 875 meter)
aantal bladzijden 1 1 1 1 1 1 1 26 1 5 5 3 1
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
3
1. INLEIDING In het kader van Amersfoort Vernieuwt wordt de woonwijk Randenbroek-Zuid geherstructureerd. Amersfoort Vernieuwt is een grootschalig herstructureringsprogramma in Amersfoort, bestaande uit 32 projecten, die de komende ± 10 jaar moeten worden ontwikkeld. In Randenbroek-Zuid gaat het om de sloop van circa 190 woningen (portiek-etageflats) en de nieuwbouw van 200-300 woningen. Voor dit project is inmiddels door de Alliantie Ontwikkeling en de gemeente Amersfoort een projectplan vastgesteld. afbeelding 1.1. Overzicht plangebied1
7. 6.
Voor de herinrichting van Randenbroek-Zuid wordt momenteel gewerkt aan een stedebouwkundig plan. Het is voor de kwaliteit en haalbaarheid van het te ontwikkelen stedebouwkundig plan van belang dat eventuele ruimtelijk relevante randvoorwaarden inzichtelijk zijn, zodat hiermee rekening gehouden kan worden bij het opstellen van het stedebouwkundig plan. Hiertoe zijn de onderwerpen bodem, kabels en leidingen, cultuurhistorie, natuur, water, externe veiligheid, verkeer, milieuhygiëne, luchtkwaliteit en geluid onderzocht.
1
Dit betreft het plan- en studiegebied zoals opgenomen in het Projectplan herontwikkeling Randenbroek-Zuid, opgesteld door de Alliantie Ontwikkeling in samenwerking met gemeente Amersfoort in oktober 2007.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
De afzonderlijke onderzoeken zijn in deze rapportage gebundeld. De volgorde van de opgenomen deelonderzoeken is als volgt. In hoofdstuk 2 is het bodemonderzoek opgenomen. In hoofdstukken 3, 4 en 5 zijn respectievelijk de onderwerpen kabels en leidingen, cultuurhistorie en natuur opgenomen. Vervolgens komen in hoofdstuk 6, 7, 8 en 9 de onderwerpen water, externe veiligheid, verkeer en milieuhygiëne aan bod. In de hoofdstukken 10 en 11 wordt ingegaan op de onderzoeken naar luchtkwaliteit en geluid. In het laatste hoofdstuk, 12, zijn de conclusies en aanbevelingen van de afzonderlijke hoofdstukken samengevoegd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
2
2. BODEMONDERZOEK 2.1. Inleiding Het vooronderzoek naar de bodemsituatie is gebaseerd op de NVN 5725 [referentie 1] en heeft tot doel het geografisch besluitvormingsgebied2, de onderzoekslocatie voor bodemonderzoek en de onderzoekshypothese (per deellocatie) vast te stellen. Hiertoe is informatie verzameld over het historisch, huidig en toekomstig gebruik en de bodemopbouw/geohydrologie. Dit onderzoek is uitgevoerd volgens het kwaliteitssysteem van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v., dat gebaseerd is op NEN-ENISO 9001:2000 en gecertificeerd is door Lloyd's Register Quality Assurance. In paragraaf 2.2 is de afbakening van het vooronderzoek verantwoord. In de daarna volgende paragrafen 2.3 en 2.4 is per categorie een overzicht gegeven van geïnventariseerde gegevens. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de locatie en de directe omgeving. In paragraaf 2.5 is de bodemopbouw en de geohydrologie van de locatie en de omgeving beschreven. In paragraaf 2.6 zijn de conclusies en aanbevelingen van het vooronderzoek weergegeven. 2.2.
Afbakening vooronderzoek
2.2.1. Afbakening De onderzoekslocatie van de opdrachtgever, Randenbroek-Zuid te Amersfoort, is in onderhavig onderzoek aangemerkt als het geografisch besluitvormingsgebied en is aangegeven in bijlage I (regionaal) en II (luchtfoto onderzoekslocatie). Conform de richtlijnen in de NVN 5725 richt het vooronderzoek zich op het geografisch besluitvormingsgebied en de direct daaraan grenzende percelen. Het gebied van het vooronderzoek is eveneens weergegeven in bijlage III. Afhankelijk van het type bodemonderzoek dient tijdens het vooronderzoek op een bepaald niveau van verschillende categorieën informatie verzameld te worden [referentie 2]. In het kader van de beoogde bestemmingsplanwijziging dient de actuele bodemkwaliteit op de locatie te worden vastgesteld. Een vooronderzoek behorende bij type 3 onderzoek wordt daarom als meest geschikt geacht. Conform de NVN 5725 dient bij dit type vooronderzoek op het basisniveau3 informatie te worden verzameld over het huidig en toekomstig gebruik en de bodemopbouw/geohydrologie. In aanvulling hierop wordt voor dit onderzoek het verzamelen van informatie over de historie van het terrein ook wenselijk geacht. 2.2.2. Informatiebronnen Voor de uitvoering van het vooronderzoek zijn, in zijn algemeenheid, de volgende informatiebronnen geraadpleegd: - interview met betrokkenen; - gemeentelijk archief (Hinderwet/Wet Milieubeheer, bodemkwaliteitskaart, bodembeheerplan, bodemonderzoeken); - locatiebezoek en -inspectie; - literatuur (protocollen/richtlijnen, topografische atlas, bodemkaart, geohydrologische kaart); - beschikbare informatie Witteveen+Bos.
2.
Het geografisch besluitvormingsgebied is het gebied (bijvoorbeeld een perceel) waarover, op basis van de onderzoeksresultaten, een besluit moet worden genomen. Over het algemeen komt de onderzoekslocatie overeen met het geografisch besluitvormingsgebied.
3.
Het niveau waarop het vooronderzoek wordt uitgevoerd is bepalend voor de hoeveelheid informatie die binnen een bepaalde categorie verzameld dient te worden. Voor overzichtslijsten van te verzamelen informatie bij een bepaald type onderzoek op een bepaald niveau wordt verwezen naar de o-NVN 5725.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
3
2.3.
Voormalige, huidige en toekomstige situatie
2.3.1. Voormalige situatie De locatie is gelegen ten zuidoosten van het stadscentrum van Amersfoort. Tot de 19e eeuw kent de locatie een (overwegend) – extensief – agrarisch gebruik. Aan het einde van de 19e – begin 20e eeuw wordt gestart met bebouwing van dit deel van Amersfoort, maar is deze overwegend in de periode 1960 – 1980 gerealiseerd. 2.3.2. Huidige situatie locatie Over de huidige situatie en het gebruik van de onderzoekslocatie is onderstaande informatie beschikbaar: - eigena(a)r(en) : divers; - ligging : ten zuidoosten van het stadscentrum van Amersfoort (zie bijlage I en II); - ingesloten door : de wegen Heiligenbergerweg (westzijde), rijksweg A-28 (zuid-/zuidoostzijde), Valleikanaal (oostzijde), Euterpeplein (noordzijde), Ringweg Randenbroek, Weberstraat (noordwestzijde) en Haydnstraat; - kadastrale aanduiding : gemeente Amersfoort, diverse kadastrale perceelnummers; - huidig gebruik : wonen; - ondergrondse tanks : incidenteel aanwezig (geweest); - ondergrondse leidingen/kabels : aanwezig; - verharding : beton, klinkers, asfalt, onverhard. De onderzoekslocatie wordt ingesloten door de Heiligenbergerweg (westzijde), rijksweg A28 (zuid-/ zuidoostzijde), Valleikanaal (oostzijde), Euterpeplein (noordzijde), Ringweg Randenbroek, Weberstraat (noord-westzijde) en Haydnstraat. De locatie kent diverse kadastrale percelen en eigenaren. directe omgeving De onderzoekslocatie is gelegen ten zuidoosten van het stadscentrum van Amersfoort en wordt aan de zuidzijde ingesloten door de rijksweg A28. Aan de oostzijde wordt de locatie begrensd door het Valleikanaal, terwijl aan de westzijde de Heiligenbergerweg de begrenzing van de onderzoekslocatie vormt. Aan de noord-westzijde van de locatie wordt de locatie ingesloten door de Weberstraat, terwijl de Haydnstraat de noordbegrenzing vormt. De omgeving heeft overwegend een woonbestemming met plaatselijk ingeschakelde – kleinschalige – bedrijfslocaties. 2.3.3. Toekomstige situatie De functie en het gebruik van de locatie alsmede die van de directe omgeving zal na realisatie van de nieuwbouwwijk niet wijzigen. 2.4.
Beschikbare resultaten bodem
2.4.1. Algemene informatie bodemkwaliteit Amersfoort In opdracht van de gemeente Amersfoort zijn voor de gemeente een bodemkwaliteitskaart (BKK) en een bodembeheerplan (BBP) opgesteld. In de onderstaande subparagrafen is een beknopte toelichting/samenvatting weergegeven. bodemkwaliteitskaart In opdracht van de gemeente Amersfoort is een bodemkwaliteitskaart opgesteld [referentie 7].
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
4
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente bestaat uit 17 zones waarvoor een gebiedseigen bodemkwaliteit is vastgesteld in twee zones waarvoor nog niet voldoende gegevens beschikbaar zijn. De onderhavige locatie is ingedeeld in de zone ‘De Kruiskamp, De Koppel en Randenbroek’ (deelgebied 8). De 80-percentielwaarde (dieptetraject 0,0-1,0 m-mv) van de stoffen koper, kwik, lood, zink en PAK is groter dan de streefwaarde voor die stoffen (verhoogde achtergrondwaarden). Bij classificatie aan de 80-percentielwaarde is de zone licht verontreinigd. De 80-percetielwaarde voor de ondergrond (1,0-2,0 m-mv) van de stof PAK is groter dan de streefwaarde voor deze stof (verhoogde achtergrondwaarde). Bij classificatie aan de 80-percentielwaarde is de zone schoon (MVR-grond). bodembeheerplan In opdracht van de gemeente Amersfoort is een bodembeheerplan opgesteld [referentie 8]. In het bodembeheerplan zijn regels opgenomen op welke wijze hergebruik van grond mag plaatsvinden en welke procedures daarbij gevolgd moeten worden. Tevens is beleid opgenomen over terugsaneerwaarden en het vrijstellingenbeleid voor bodemonderzoek bij bouwaanvragen. Het gebruik van grond binnen of tussen de zones vindt plaats op basis van een grondstromenmatrix. Hierin is aangegeven of grondverzet mag plaatsvinden en zo ja, onder welke voorwaarden. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd: - de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem mag niet verslechteren; - schone grond is in elke zone uitwisselbaar; - licht verontreinigde grond wordt getoetst op de kritische parameters; - van grond afkomstig uit niet geclassificeerde gebieden dient de kwaliteit bepaald te worden voordat deze kan worden toegepast. Op basis van de bodemkwaliteitskaart is de zone, waarin de onderhavige locatie zich bevindt, licht verontreinigd. Bij voorgenomen hergebruik van licht verontreinigde grond dient een schriftelijke melding te worden gedaan bij de gemeente Amersfoort. De melding wordt beoordeeld en geregistreerd door het gewest Eemland. De melder ontvangt een schriftelijke bevestiging. De gemeente zorgt voor de handhaving van het grondstromenbeleid door steekproefsgewijs controles uit te voeren. Om de doelstelling van actief bodembeheer te realiseren worden in het kader van het communicatieplan zowel in- als externe partijen geïnformeerd. 2.4.2. Locatie Bij de gemeente Amersfoort zijn de milieuhygiënisch relevant geachte dossiers geraadpleegd. Op de onderzoekslocatie zijn, voor zover bekend, een 22-tal bodemonderzoeken en –saneringen uitgevoerd [referentie 9 tot en met 30]. Onderstaand zijn per onderzoek de relevant geachte resultaten weergegeven. Zwarteweg In mei 1989 is op de locatie Zwarteweg (zuidzijde huidig geografisch besluitvormingsgebied) een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 9]. De resultaten hiervan kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: de onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 0,5 hectare en is in gebruik geweest als autosloperij en stadskwekerij; in de grond op de zuidelijke locatiehelft en in het slib van de zuidelijke watergang is een sterk verhoogd gehalte (overschrijding toenmalige C-waarde) aan PAK gemeten. Voorts zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten (overschrijding toenmalige A-waarde) aan lood, EOX en cyanide (totaal) gemeten. In het slib zijn tevens licht verhoogde gehalten aan cadmium, kwik en lood gemeten; in de grond op de noordelijke locatiehelft zijn licht verhoogde gehalten aan lood en PAK gemeten; in het grondwater is een matig verhoogd gehalte (overschrijding toenmalige B-waarde) aan zink gemeten. De overige parameters zijn in licht verhoogde gehalten gemeten of overschrijden de detectielimiet niet.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
5
Op basis van de resultaten van het in mei 1989 uitgevoerde onderzoek heeft aanvullend/nader onderzoek plaats gevonden [referentie 10]. De resultaten hiervan kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - bij herbemonstering en –analyse van het grondwater is geen verhoogd gehalte aan zink gemeten; - er heeft geen uitloging van PAK naar het grondwater plaatsgevonden; - de verontreiniging met PAK in de grond neemt naar de diepte toe af. Op basis van de resultaten van de in 1989 uitgevoerde bodemonderzoeken is in opdracht van de provincie Utrecht een sanering van de verontreinigde grond uitgevoerd [referentie 11]. De resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - op basis van visuele afwijkingen aan maaiveld is een vakindeling op de locatie gemaakt, zijn boringen en analyses uitgevoerd; - op basis van visuele waarnemingen heeft ontgraving van de verontreinigde la(a)g(en) plaatsgevonden. Uit de toplaag is circa 650 ton sterk met PAK verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd. Uit de onderliggende laag is circa 72 ton matig met PAK verontreinigde grond ontgraven en van de locatie afgevoerd. Het verontreinigde slib en de onderliggende vaste bodem uit de zuidelijke watergang is verwijderd. Ter controle van het saneringsresultaat zijn een tweetal grond(meng)monsters geanalyseerd, waaruit blijkt dat in voldoende mate is ontgraven. Op de locatie aan de Zwarteweg 11 is in september 1995 een nader/afperkend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 12]. De resultaten van dit onderzoek kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - ter plaatse van de voormalige afleveringszuil en op het oostelijk locatiedeel zijn in de grond sterk verhoogde gehalten aan minerale olie gemeten. In de overig geanalyseerde grond(meng)monsters zijn geen verhoogde gehalten met betrekking tot de geanalyseerde stoffen gemeten; - in het grondwater zijn geen verhoogde gehalten gemeten; - in totaal is circa 15 m3 verontreinigde grond aanwezig en dient verwijderd te worden. Op de locatie Zwarteweg is in oktober 1995 een grondsanering uitgevoerd [referentie 13]. De resultaten daarvan kunnen als volgt worden weergegeven: - in totaal is ruim 19 ton verontreinigde grond ontgraven, in depot gezet en voor thermische reiniging afgevoerd naar Ecotechniek Bodem b.v. te Maarssen; - uit de resultaten van de controlemonsters van de putbodem en -wanden blijkt dat er plaatselijk in de bodem een licht verhoogd gehalte aan minerale olie is achter gebleven; - de ontgravingskuil is aangevuld met schoon zand. In december 1996 is een onderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van grond dat in depot was gezet op het gemeentelijk opslagterrein aan de Zwarteweg [referentie 14], waarvan de resultaten als volgt kunnen worden weergegeven: - de grond in depot is voornamelijk afkomstig uit plantsoenen van de gemeente Amersfoort. Daarnaast is tevens vrijgekomen grond uit kleine wegenbouw- en bestratingsprojecten opgeslagen in het depot; - de grond in depot is licht verontreinigd met PAK en minerale olie en is beperkt toepasbaar (S2grond). Tussen de huisnummers 9 en 11 is aan de Zwarteweg in mei 2000 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 15], waarvan de resultaten als volgt beknopt kunnen worden weergegeven: - aanleiding tot het onderzoek vormt het voornemen om op de locatie nieuwbouw (onderkelderde woning) te realiseren; - er zijn in de grond en in het grondwater geen verhoogde gehalten met betrekking tot de geanalyseerde stoffen gemeten.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
6
Verdistraat Aan de Verdistraat, aan de noordzijde naast het Valleikanaal, is in 1992 een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 17]. De resultaten daarvan kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - plaatselijk zijn enige puinresten aangetroffen; - in de bovengrond is een licht verhoogd gehalte (overschrijding toenmalige A-waarde) aan koper gemeten, terwijl in het grondwater een licht verhoogd gehalte aan arseen is gemeten; - op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek wordt het niet noodzakelijk geacht een nader onderzoek in te stellen. Aan de Verdistraat 53 is in opdracht van de gemeente Amersfoort, dienst SRO, in 1993 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 18]. De relevant geachte resultaten van dit onderzoek kunnen als volgt worden weergegeven: - aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek is de voorgenomen uitbreiding van de Anne Annemaschool op de locatie; - de onderzoekshypothese ‘niet verdachte locatie’ is niet juist gebleken; - er zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten (overschrijding toenmalige A-waarde) aan zink, PAK en minerale olie gemeten. Deze gemeten verhoogde gehalten worden gerelateerd aan de bijmengingen aan sintels, kooltjes en puin; - in het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan chroom gemeten. Aan de Verdistraat 53 is in opdracht van NV SRO 2002 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 19]. De resultaten daarvan kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor het perceel; - in de grond en in het grondwater zijn geen verhoogde gehalten met betrekking tot de geanalyseerde stoffen gemeten. Aan de Verdistraat 79 (wijksteunpunt) is in 1994 in opdracht van de gemeente Amersfoort een verkennend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd [referentie 20]. De relevant geachte resultaten van dit onderzoek kunnen als volgt worden weergegeven: - aanleiding tot het onderzoek is het voornemen om nieuwbouw op de locatie te realiseren (carport); - de locatie heeft altijd een agrarische bestemming gehad en thans (1994) in gebruik voor het weiden van paarden; - in de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan PAK gemeten, waarvan de oorza(a)k(en) niet bekend zijn; - in de ondergrond en in het grondwater zijn geen verhoogde gehalten met betrekking tot de geanalyseerde stoffen gemeten. Op 15 oktober 1996 is aan de Afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort door de afdeling Stedelijk Beheer verzocht om de bodemnulsituatie van onder andere het wijksteunpunt aan de Verdistraat 79 te bepalen [referentie 21]. Aanleiding tot het uitvoeren van een bodemnulsituatie-onderzoek op deze en andere locaties vormt het voornemen van de gemeente Amersfoort om in 1997 de onderhoudstaken waarvoor de afdeling SB verantwoordelijk is over te dragen aan de afdeling RWA van de gemeente. In het (bodem)archief van de gemeente Amersfoort is niet naar voren gekomen dat de overdracht dan wel de uitvoering van een bodemnulsituatie-onderzoek van het wijksteunpunt op de locatie aan de Verdistraat 79 daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Aan de Verdistraat 49 (oud huisnummer) is in 1996 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 22] waarvan de resultaten daarvan als volgt kunnen worden samengevat: - de onderzoekshypothese ‘niet verdacht’ wordt verworpen aangezien er (enige) verhoogde gehalten zijn gemeten; - in de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan kwik en zink gemeten. De grond onder de puin verharde toplaag is licht verontreinigd met PAK;
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
7
-
in de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten met betrekking tot de geanalyseerde stoffen gemeten; in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan arseen, chroom en koper gemeten.
Ter plaatse van de Verdistraat 55-57 is in 2000 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 23]. De resultaten van dit onderzoek kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - in de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten met betrekking tot de geanalyseerde stoffen gemeten. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK gemeten; - in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan chroom en lood gemeten. Ringweg Randenbroek In 1999 is op de locatie Ringweg Randenbroek 2-42 te Amersfoort een nulsituatie-bodemonderzoek Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks uitgevoerd [referentie 24], waarvan de resultaten als volgt kunnen worden weergegeven: - in de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten. In de ondergrond zijn sterk tot licht verhoogde gehalten aan minerale olie gemeten; - de verontreiniging in de grond concentreert zich rond de ontluchting van de tank,heeft een volume van circa 18 m3 en is vermoedelijk te wijten aan een lekkage van de toevoerleiding vanaf de tank naar het stookgedeelte; - in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan ethylbenzeen en xylenen gemeten. In september 1999 is de tank geamoveerd en de verontreinigde grond op de locatie Ringweg Randenbroek 2-42 verwijderd [referentie 25]. De resultaten kunnen als volgt beknopt worden weergegeven: - ter vervanging van de oude HBO-tank is op 30 augustus 1999 een nieuwe tank geplaatst; - de ontgraving van de verontreinigde grond en de amovering van de ondergrondse tank heeft op 8 september 1999 plaatsgevonden. De nog aanwezige sludge in de tank is afgevoerd naar Teeuwissen te Huizen. Het aanwezige leidingwerk is grotendeels verwijderd. De tank is afgevoerd ter verschroting naar Korlaar Recycling te Soest. De verontreinigde grond is ontgraven (in totaal 22,23 ton) en afgevoerd voor reiniging naar Recycle Centrum Soest; - de ontgravingskuil is aangevuld met circa 14 m3 ‘schoon’ zand; - in de controlemonsters van putbodem en -wanden zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Op de locatie aan de Ringweg Randenbroek 16a-42f is ter plaatse van het flatgebouw een ondergrondse HBO-tank aanwezig [referentie 26]. Ter plaatse zijn een tweetal bodemonderzoeken uitgevoerd, te weten een oriënterend en nader bodemonderzoek. De resultaten daarvan kunnen als volgt worden weergegeven: - in het kader van voormalige bedrijfsterreinen is in opdracht van de provincie Utrecht in 1998 een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd, waarbij in de grond en het grondwater nabij het ontluchtingspunt van de ondergrondse HBO-tank een verontreiniging met minerale olie is aangetoond; - in 1999 is op de locatie een nader bodemonderzoek uitgevoerd, waarbij geen verontreinigingen zijn aangetoond. Opgemerkt wordt dat de grond is vergraven. Ter plaatse van de eerder geconstateerde spot van verontreiniging wordt geen verontreiniging meer geconstateerd. Geraamd wordt dat circa 35 m3 verontreinigde grond aanwezig is, waarmee het een ernstig geval in de zin van de Wbb betreft. De provincie Utrecht dient een aanvraag tot een beschikking ernst en urgentie in, maar de definitieve beschikking is echter nooit opgesteld; - op 8 september 1999 is in opdracht van Kamerbeek Nieboer Vastgoed Management B.V. een tanken bodemsanering uitgevoerd. Voorafgaand aan de sanering is een bodemonderzoek uitgevoerd. Noot: gelet op het feit dat hoeveelheid ontgraven verontreinigde grond op de locaties Ringweg Randenbroek 2-42 en 16a-42f overeen komen en ook de andere, locatiespecifieke zaken overeen komen betreft het hoogstwaarschijnlijk één en dezelfde locatie.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
8
ecologische verbindingszone (langs Valleikanaal) In opdracht van de gemeente Amersfoort is in 2006 een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de ecologische verbindingszone (fase 2) uitgevoerd [referentie 27], waarvan de resultaten als volgt kunnen worden weergegeven: - aanleiding tot het onderzoek vormt het voornemen om een ecologische verbindingszone aan te leggen langs het Valleikanaal, waarbij grond zal vrij komen; - de bodem van poel 4a is tot circa 1,5 m-mv licht verontreinigd met PAK, minerale olie en EOX. Bij indicatieve toetsing aan het Bouwstoffenbesluit (Bsb) betreft het categorie 1 grond. In de laag 1,54,0 m-mv zijn geen verhoogde gehalten gemeten (indicatieve toetsing Bsb: schone grond); - in de grond uit het traject 0,0-1,0 m-mv ter plaatse van poel 4b is een sterk verhoogd gehalte aan kwik gemeten. Bij uitsplitsing van het mengmonster zijn in de deelmonsters geen verhoogde gehalten aan kwik gemeten (indicatieve toetsing Bsb: schone grond). In de laag 1,0-2,0 m-mv is een matig verhoogd gehalte aan zink en een licht verhoogd gehalte aan cadmium gemeten (indicatieve toetsing Bsb: categorie 1 of 2 grond). In de laag 2,0-4,0 m-mv zijn geen verhoogde gehalten gemeten (indicatieve toetsing Bsb: schone grond); - in de bovengrond ter plaatse van poel 6 is een licht verhoogd gehalte aan PAK gemeten. In de laag 0,5-2,0 m-mv is een sterk verhoogd gehalte aan PAK en zijn licht verhoogde gehalten aan koper, lood en zink gemeten. Bij separate analyse van de deelmonsters blijkt dat in twee monsterpunten in het traject 1,0-1,5 m-mv sterk verhoogde gehalten aan PAK worden gemeten. Tevens is in één van de twee monsters een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten. Bij indicatieve toetsing aan het Bsb blijkt dat de laag 0,0-1,0, 1,5-2,0 en 2,0-4,5 m-mv als schone grond kan worden gekwalificeerd en de laag 1,0-1,5 m-mv niet geschikt is voor hergebruik; - ter plaatse van de duiker onder de Van Randwijcklaan is in de bovengrond/tussenlaag een licht verhoogd gehalte aan PAK gemeten (indicatieve toetsing Bsb: schone grond); - onder het aanwezige asfalt van de voetpaden in traject 2 en 11 zijn in de grond geen verhoogde gehalten gemeten (indicatieve toetsing Bsb: schone grond); - het asfalt ter plaatse van voetpad 2 is geschikt voor hergebruik als regeneratieasfalt. Het asfalt ter plaatse van traject 11 is voorzien van een teerhoudende oppervlaktebehandeling en niet geschikt voor hergebruik. De onderliggende laag is niet teerhoudend en wel geschikt voor hergebruik als regeneratieasfalt. Heiligenbergerweg In 2006 is een historisch onderzoek voor de locatie Heiligenbergerweg 152 te Amersfoort uitgevoerd [referentie 28], waarvan de resultaten als volgt kunnen worden weergegeven: - op de locatie is een woonboerderij gesitueerd. Voordien was de locatie in gebruik als veehouderij. Vermoedelijk hebben in de jongveestal annex landbouwwerktuigenstalling in 1979-1980 autoherstelwerkzaamheden plaats gevonden; - op basis van de resultaten van het historisch onderzoek is de locatie ingedeeld in klasse 5 (potentieel ernstig verontreinigd) volgens de geldende NSX-score van de Circulaire Landsdekkend Beeld; - er wordt geadviseerd om een oriënterend bodemonderzoek op de locatie uit te voeren ter plaatse van het voormalige autoreparatiebedrijf (onderzoeksstrategie ‘heterogeen verdacht’; VED-HE) en de locatie op te nemen in de resterende werkvoorraad van de gemeente Amersfoort. Op de locatie Heiligenbergerweg 144-148 is in 2002 een historisch vooronderzoek uitgevoerd [referentie 29]. De resultaten daarvan kunnen als volgt worden weergegeven: - de locatie is plaatselijk bekend als ‘De Driehoek’ en is globaal gelegen tussen de Heiligenbergerweg, de Zwarteweg en de rijksweg A-28; - de volgende deellocaties worden, ten aanzien van potentieel bodembelastend, als ‘verdacht aangemerkt: ⋅ toegepaste halfverharding; ⋅ voormalige HBO-tank bij woonhuis op nummer 144; ⋅ opslag van diverse vaten op locatie F; ⋅ ondergrondse opslagtank op locatie F;
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
9
⋅
-
ketelhuis en opslagtank op perceel nummer 148; het wordt aanbevolen om voorafgaand aan eventueel uit te voeren bodemonderzoek nadere informatie in te winnen over het stoken van het woonhuis (is/was er een olietank aanwezig) in het verleden op nummer 148. Tevens dient uitsluitsel verkregen te worden over het verwerken van het sloopmateriaal van het ketelhuis, aangezien deze mogelijk asbesthoudend is geweest.
In 2002 is op de locatie Heiligenbergerweg 148 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 30], waarvan de resultaten als volgt beknopt kunnen worden weergegeven: - op de daken van enkele schuurtjes en op het maaiveld zijn enkele asbestverdachte plaatmaterialen aangetroffen. In de bodem is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen; - ter plaatse van de verharde paden en ketelhuis/olieopslag is ter hoogte van het ketelhuis – olieopslag is geen verontreiniging aangetoond; - ter plaatse van de met puin, slakken en kooltjes verharde paden zijn hooguit licht verhoogde gehalten gemeten; - op de als ‘onverdacht’ aangemerkte deellocaties zijn veelal licht verhoogde gehalten gemeten; - in het grondwater zijn matig verhoogde gehalten aan nikkel gemeten, die – gelet op het ontbreken van een duidelijk aanwijsbare bron – mogelijk als gevolg van (over)bemesting of als gevolg van veelvuldige overstroming van het gebied kan worden aangemerkt. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. In december 2002 is op de locatie Heiligenbergerweg 144+148 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [referentie 31]. De resultaten daarvan kunnen als volgt worden weergegeven: - op één gedeelte, ter plaatse van de kassen op nummer 144, is puin aan maaiveld toegepast. Echter niet op een zodanige wijze dat sprake is van een puinverhardingslaag. In deze laag zijn matig tot sterk verhoogde gehalten aan PAK gemeten; - op de ‘onverdachte’ terreindelen zijn veelal licht verhoogde gehalten gemeten; - in het grondwater zijn enige keren matig verhoogde gehalten aan nikkel gemeten, die – gelet op het ontbreken van een duidelijk aanwijsbare bron – mogelijk als gevolg van (over)bemesting of als gevolg van veelvuldige overstroming van het gebied kan worden aangemerkt; - vanwege de matig tot sterk verhoogde gehalten aan PAK ter plaatse van het met puin verharde pad rond de kassen wordt het aanbevolen om een nader onderzoek naar aard en omvang van deze verontreiniging in te stellen. Noot: gelet op het feit dat de resultaten van het onderzoek uit november 2002 [referentie 29] en december 2002 [referentie 30] (nagenoeg) overeen komen betreft het (nagenoeg) hetzelfde onderzoek. 2.4.3. Resumé bodeminformatie locatie De (belangrijkste) resultaten van het uitgevoerde archiefonderzoek zijn gevisualiseerd in een overzicht van de locatie en opgenomen als bijlage III in de onderhavige rapportage. Kortheidshalve wordt naar deze bijlage verwezen. 2.4.4. Directe omgeving Grenzend aan de onderhavige locatie en het geografische besluitvormingsgebied zijn diverse bodemonderzoeken en –saneringen uitgevoerd. Middels het raadplegen van het gemeentelijk archief en de statusinformatie van landsdekkend beeld, zoals weergegeven op de site van het bodemloket (zie bijlage IV; referentie 31), zijn deze geïnventariseerd. De resultaten van aangrenzende locaties zijn, voor zover bekend, niet van invloed op de onderhavige locatie. Voor de geohydrologische beschrijving en de bodemopbouw van de directe omgeving van de onderhavige locatie wordt verwezen naar de algemene beschrijving zoals weergegeven in hoofdstuk 5 van de onderhavige rapportage.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
10
2.5. Bodemopbouw en geohydrologie De beschreven bodemopbouw en geohydrologie is gebaseerd op de topografisch atlas en de bodem- en grondwaterkaart van Nederland [referentie 2 en 3] alsmede de resultaten uit de binnen het onderzoeksgebied uitgevoerde onderzoeken [referentie 9 tot en met 30]. De geohydrologische situatie rondom Amersfoort kan als volgt worden beschreven: de Amersfoortseberg ligt op de rand van de Utrechtse heuvelrug en de Gelderse vallei. Dit gedeelte van de stad ligt in de Gelderse vallei-gebied dat getypeerd wordt door de aanwezigheid van de eerste scheidende laag. Vanaf het maaiveld tot een diepte van circa 12,0 m-mv bevindt zich het eerste watervoerende pakket, voornamelijk bestaande uit uiterst fijn tot matig grof zand gevormd door de Formatie van Twente. Het onderste gedeelte bestaat uit een veenlaag met een dikte van circa 1,0 m. De eerste scheidende laag, bestaande uit klei, heeft een dikte van circa 6,0 m en behoort tot de Eemformatie. Het tweede watervoerende pakket, welke reikt tot circa NAP - 130 m, bestaat uit matig grof tot uiterst grof grindig zand. Deze laag is ontstaan door de Formaties van Drenthe, Enschede en Harderwijk. De tweede scheidende laag is circa 8 m dik en bestaan uit klei van de Formatie van Tegelen. Van het onderliggende watervoerende pakket zijn geen directe bodemgegevens bekend, maar bekend is dat het hier de Formatie van Maassluis betreft. De regionale grondwaterstroming is noordelijk gericht, richting de rivier de Eem. Noordoostelijk in de bebouwde kom van Amersfoort (wijk Rustenburg) lag het grondwaterbeschermingsgebied Amersfoort-Hogeweg. Dit grondwaterbeschermingsgebied is niet meer als zodanig in gebruik. De beperkingen die daaraan gekoppeld waren zijn daarmee vervallen. De volgende geohydrologische parameters zijn aan te houden voor deze situatie. Voor de transmissiviteit, kD-waarde welke de horizontale verplaatsing binnen het pakket weergeeft, wordt voor het eerste watervoerende pakket een gemiddelde waarde van 100 m2d-1 aangehouden. Voor de gemiddelde horizontale doorlatendheidscoëfficiënt van het eerste watervoerende pakket wordt een waarde van circa 5 md-1 aangehouden. De bergingscoëfficiënt, dimensieloze S-waarde welke de hoeveelheid vrijkomende water per stijghoogteverandering binnen het eerste watervoerende pakket aangeeft, heeft een gemiddelde van 4 * 10-4. Het stijghoogteverschil tussen het eerste en tweede watervoerende pakket is –0,5 meter. Dit houdt kwel in. Voor de eerste scheidende laag, welke zeer slecht waterdoorlatend is, geldt een verticale hydraulische weerstand van circa 2.000 dagen. Voor het tweede watervoerende pakket geldt een transmissiviteit van 6.000 m2d-1, een horizontale doorlatendheid van circa 50 md-1 en een bergingscoëfficiënt van 3 * 10-3. Van de tweede scheidende laag en het onderliggende watervoerende pakket zijn geen gegevens beschikbaar. In de onderstaande tabellen zijn de hydraulische gegevens (2.1) en de bodemopbouw (2.2) schematisch weergegeven.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
11
tabel 2.1. Schematische weergave hydraulische gegevens laag
kD (m2d-1)
k (md-1)
S (-)
c (d)
Δh (m)
100
±5
4 * 10-4
-
-0,5
-
-
-
± 2.000
-
600
± 50
3 * 10-3
-
-
e
1 watervoerende pakket 1e scheidende laag 2e watervoerende pakket 2e scheidende laag
-
-
-
*
-
onderliggende watervoerende pakket
*
*
*
-
-
Toelichting: *
geen gegevens bekend;
-
niet van toepassing;
±
globale benadering.
tabel 2.2. Schematische weergave bodemopbouw laag
diepte
formatie
bodemstructuur
1e watervoerende pakket
NAP – 4 m
Twente
uiterst fijn tot matig grof zand; veenlaag van
1e scheidende laag
NAP – 10 m
Eem
klei
2e watervoerende pakket
NAP – 130 m
Drenthe, Enschede en Harderwijk
matig grof tot uiterst grof grindig zand
2e scheidende laag
NAP – 138 m
Tegelen
klei
Maassluis
geen directe gegevens bekend
circa 1,0 m rond NAP
onderliggende watervoerende pakket
2.6.
Conclusies en aanbevelingen
2.6.1. Conclusies Op basis van het verrichtte vooronderzoek worden de volgende kernconclusies geformuleerd: - binnen het plangebied zijn een 22-tal bodemonderzoeken en –saneringen uitgevoerd; - alle uitgevoerde bodemonderzoeken en –saneringen, een enkele uitzondering daargelaten, zijn meer dan 2 à 5 jaar geleden uitgevoerd. De bodeminformatie voldoet daarmee niet aan de (gemeentelijk) vereiste ‘geldigheid’4; - het algehele beeld voor wat betreft de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) binnen de grenzen van de onderzoekslocatie wijkt niet af van het beeld in binnenstedelijk gebied. Er is sprake van diffuse verontreiniging van – met name – de bovengrond van met name enkele zware metalen en/of PAK. Plaatselijk zijn binnen het plangebied, als gevolg van (voormalige) (bedrijfs)activiteiten, enkele als ‘verdacht’ aan te merken deellocaties te onderscheiden. Op deze deellocaties zijn licht tot sterk verhoogde gehalten gemeten. Het betreft hier met name minerale olie, vluchtige aromaten, zware metalen en/of PAK; - in het grondwater worden plaatselijk matig verhoogde gehalten aan nikkel gemeten, dat – gelet op het ontbreken van duidelijke aanwijzingen dat zich binnen het plangebied een bron aanwezig is (geweest) – waarschijnlijk een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde betreft; - de beschikbare bodeminformatie is dekkend voor het gehele plangebied.
4
De ‘geldigheid’ van een bodemonderzoek hangt samen met en is afhankelijk van de mobiliteit van de parameter(s). Mobiele componenten worden doorgaans als tot 2 jaar na het uitvoeren van onderzoek nog als adequaat beoordeeld, terwijl voor immobiele componenten doorgaans een ‘geldigheid’ tot 5 jaar wordt gehanteerd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
12
2.6.2. Aanbevelingen Op basis van de resultaten van het onderhavige onderzoek wordt het 1) vanwege de planontwikkeling van het gebied 2) de daarmee samenhangende, diverse wettelijke vereisten ten aanzien van inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit in relatie tot de voorgenomen herstructurering en 3) vanwege het feit dat nagenoeg alle binnen het plangebied uitgevoerde bodemonderzoeken als niet adequaat worden beoordeeld noodzakelijk geacht dat bodemonderzoek binnen het gehele plangebied wordt uitgevoerd. Het wordt aanbevolen om voorafgaande aan de uitvoering van het bodemonderzoek, op basis van de resultaten van het onderhavige vooronderzoek, hiertoe een ‘op maat gesneden’ projectvoorstel op te stellen. Het verdient aanbeveling om voorafgaand aan de uitvoering van het bodemonderzoek het projectplan ter beoordeling voor te leggen aan de afdeling BGK van de gemeente Amersfoort.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
13
3. KABELS EN LEIDINGEN 3.1. Inleiding Ten behoeve van het opstellen van de stedebouwkundige randvoorwaarden zijn de kabels en leidingen die in plangebied liggen in beeld gebracht. Het in beeld in brengen van de leidingen in een plangebied is niet alleen relevant met betrekking tot het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden. Ook relevant is het voorkomen van extra kosten, door de bebouwing zo te situeren dat geen kosten gemaakt hoeven te worden om kabels en of leidingen te verleggen. Hieronder wordt nader ingegaan op de kabels en leidingen die in het plangebied liggen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar kabels en leidingen die mogelijk planologische gevolgen hebben en overige aanwezige leidingen in het plangebied. Er is een KLIC-melding verricht om informatie te verkrijgen over de kabels en leidingen die in het plangebied aanwezig zijn. 3.2. Relevante leidingen In het plangebied is een tweetal leidingen aanwezig die mogelijk consequenties hebben voor de planologische inrichting van het gebied. Welke leidingen het betreffen, waar ze liggen en hoe geadviseerd wordt ermee om te gaan, wordt in onderstaande twee paragrafen uiteengezet. 3.2.1. Hoofdtransportleiding Vitens Midden-Nederland Aan de noordzijde van het plangebied, direct ten zuiden van de Schuilenburgerweg, ligt een drinkwaterleiding (hoofdtransportleiding) met een diameter van 300 mm. Hoofdtransportleidingen voor drinkwater zijn van groot belang. Verleggen van een hoofdtransportleiding brengt hoge kosten met zich mee. Bovendien is het de vraag of de eigenaar - Vitens - mee wil werken aan het verleggen van de leiding. Aangezien de leiding aan de uiterste noordrand van het plangebied langs de bestaande Schuilenburgerweg gesitueerd is, lijkt het goed mogelijk met de ligging van deze leiding rekening te houden zonder dat de planvorming hiervan ernstige hinder ondervindt. Indien de huidige situatie aan de noordzijde van het plangebied gehandhaafd wordt (tot circa 10 m ten zuiden van de Schuilenburgerweg), zal de hoofdtransportleiding voor de verdere planvorming geen belemmering vormen.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
14
afbeelding 3.1. Situering van de hoofdtransportleiding
3.2.2. Transportleiding waterschap Vallei & Eem Direct ten westen van het Valleikanaal is de transportleiding ‘Leusden Centrum-Amersfoort’ (diameter 700 mm) van het waterschap gelegen. Het betreft hier een persleiding voor rioolwater afkomstig van het rioolgemaal Leusden centrum. Indien de transportleiding buiten openbaar terrein ligt, rust hier een opstalrecht op. Dit opstalrecht is over het algemeen gelegen in een strook grond van 3,5 m aan weerszijden van het hart van de leiding. Wanneer werkzaamheden in deze strook uitgevoerd gaan worden, is een vergunning van het waterschap Vallei & Eem nodig. Het verleggen van de leiding zal naar verwachting hoge kosten met zich meebrengen. Bovendien is het niet zeker of het waterschap Vallei en Eem aan een eventuele verlegging mee wenst te werken. De oostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het Valleikanaal. Aangezien de transportleiding direct ten westen van het Valleikanaal ligt, lijkt het goed mogelijk met de ligging van deze leiding rekening te houden zonder dat de planvorming hiervan ernstige hinder ondervindt. Met de ligging kan rekening worden gehouden door binnen 3,5 m vanuit het hart van de leiding geen bebouwing, verharding of iets vergelijkbaars toe te staan.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
15
afbeelding 3.2. Situering van de transportleiding ‘Leusden Centrum-Amersfoort’
3.2.3. Overige planologisch niet of minder relevante kabels en leidingen Voorts zijn er nog andere kabels en leidingen in het plangebied aanwezig die - planologisch gezien niet relevant worden geacht. Het gaat hierbij om: - glasvezelkabel (Eurofiber Nederland B.V.); - waterleidingennetwerk voor de thans aanwezige woningbouw met een diameter van maximaal 150 mm (Vitens Midden-Nederland); - ondergronds telefoonnetwerk met aansluitingen ten behoeve van woningbouw (KPN); - rioleringsnetwerk met aansluitingen ten behoeve van woningbouw (gemeente Amersfoort); - ondergronds elektriciteitsnetwerk ten behoeve van de in het plangebied aanwezige woningbouw (ENECO); - ondergrondse glasvezel- en coaxkabels en -leidingen (CASEMA). Rijkswaterstaat heeft aangegeven geen belangen in het gebied te hebben. Van werkzaamheden binnen een afstand van 10 m buiten de kant van de verharding van de rijksweg A28 dient evenwel melding te worden gemaakt bij de afdeling DVM-beheer van Rijkswaterstaat voor aanvullend tekeningenmateriaal. 3.3. Conclusie en aanbevelingen In het plangebied komen diverse kabels en leidingen voor. De meeste in het plangebied aanwezige leidingen vormen geen belemmeringen voor het nog te ontwerpen stedebouwkundig plan. Met betrekking tot de rijksweg A28 is van belang om rekening te houden met het feit dat wanneer werkzaamheden worden verricht binnen een afstand van 10 meter buiten de kant van de verharding van de rijksweg A28, alsnog contact opgenomen dient te worden met Rijkswaterstaat. Gebleken is dat mogelijke belemmeringen voor de herinrichting van het plangebied de aanwezigheid van de hoofdtransportleiding van Vitens Midden-Nederland en de transportleiding van het waterschap Vallei en Eem zijn. Aanbevolen wordt bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp rekening te houden met de ligging van deze leidingen. De overige aanwezige leidingen vormen geen belemmeringen voor het nog te ontwerpen stedenbouwkundig plan.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
16
4. CULTUURHISTORIE 4.1. Inleiding Om inzicht te verkrijgen in de randvoorwaarden met betrekking tot het aspect cultuurhistorie is een quick-scan uitgevoerd. Deze quick-scan is uitgevoerd op basis van algemeen beschikbare documenten, die tezamen een beeld vormen van mogelijk aanwezige cultuurhistorische waarden. Geadviseerd wordt om in een latere fase, in overleg met de gemeente, een uitgebreide cultuurhistorische inventarisatie op te stellen die als bouwsteen kan worden gebruikt voor het stedebouwkundig plan, zie daartoe ook paragraaf 4.4. In de literatuur treffen we verschillende afbakeningen van het begrip cultuurhistorie aan. Gezien de context van deze rapportage (randvoorwaarden opstellen voor een ruimtelijk inrichtingsvraagstuk), worden drie facetten van de cultuurhistorie beschreven, te weten: 1. archeologie, dat betrekking heeft op sporen in de bodem die informatie verschaffen over vroegere menselijke samenlevingen; 2. historische geografie, dat zich richt op de invloed van de mens op de huidige verschijningsvorm van het landschap; het gaat om de wisselwerking tussen de mens en de fysieke omgeving welke tot uiting komt in landschappelijke elementen en ruimtelijke patronen; 3. historische bouwkunde, dat zowel gaat over het exterieur, de bouwstijl of bouwtraditie (ook wel de architectuurgeschiedenis genoemd) als over de constructieve en technische kenmerken (ook wel de bouwhistorie genoemd) van gebouwen alsmede de bijbehorende tuinen. Ook de stedenbouw is onderdeel van dit facet. Veelal bepalen monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten dit facet. context en verplichtingen De verplichting om het thema cultuurhistorie mee te nemen als randvoorwaarde bij ruimtelijke ontwikkelingen is niet zo duidelijk als bijvoorbeeld bij de thema’s geluid (Wet geluidhinder) en ecologie (Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet). Voor het aspect archeologie is er echter wel een duidelijke verplichting, zie hierna. De verplichting met betrekking tot cultuurhistorie komt met name voort uit het provinciale streekplan dat aangeeft dat zorgvuldig omgegaan moet worden met cultuurhistorische waarden (zoals landschapselementen). Verder zijn enkele belangrijke cultuurhistorische gebieden en steden beschreven in de nota Belvedère. De Monumentenwet regelt de bescherming van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Tot voor kort was er voor de bescherming van archeologische waarden echter weinig geregeld. Het in 1992 tussen Europese lidstaten gesloten verdrag van Malta heeft de basis gelegd voor het volwaardig betrekken van archeologie in het ruimtelijke proces. Sinds 2007 geldt er een gewijzigde Monumentenwet en is het verplicht om een archeologisch proces te doorlopen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Gemeenten kunnen sindsdien ook bij bouwvergunningen aanvullende eisen stellen met betrekking tot archeologische waarden. leeswijzer De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. Gestart wordt met een inventarisatie van cultuurhistorische waarden, waarna dit gerelateerd wordt aan vigerend beleid en wetgeving zodat duidelijk wordt waar de prioriteiten en verplichtingen liggen. Tot slot worden de bevindingen en conclusies kort samengevat en worden aanbevelingen voor het vervolgtraject gegeven.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
17
4.2. Inventarisatie cultuurhistorische waarden Voor de inventarisatie van aanwezige cultuurhistorische waarden is een aantal bronnen geraadpleegd. Het betreft de volgende: - de nota Belvedère5 waarin belangrijke cultuurhistorische landschappen en stadskernen zijn benoemd; - de cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Deze atlas geeft alle belangrijke cultuurhistorische waarden aan, zowel archeologische, geografische als bouwkundige waarden; - de indicatieve kaart met archeologische waarden (IKAW) en archeologische monumentenkaart (AMK) van de RACM6, waarop bekende en te verwachten archeologische waarden zijn aangegeven; - de gemeentelijke archeoloog; deze heeft lokale informatie over archeologische waarden in het studiegebied en verschaft informatie over ligging in een archeologisch belangrijke plaats (ABP), die de gemeente via de monumentenverordening beschermd heeft; - rapport Architectuur en Stedenbouw 1940-1965 van bureau STOA (april 2007); - de gemeentelijke monumentenlijst, deze geeft informatie over aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten; - tot slot is de MIP-rapportage voor Amersfoort geraadpleegd, deze geeft informatie over aanwezige cultuurhistorische waarden in de gemeente. nota Belvedère Amersfoort wordt in deze nota een ‘in cultuurhistorisch opzicht belangrijke stad’ genoemd. In principe betreft deze aanduiding de historische binnenstad. Voor een dergelijke stad wordt vanuit cultuurhistorie extra beleidsmatige aandacht gevraagd voor het instandhouden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor essentiële historische elementen en structuren. Aangezien het onderhavige studiegebied niet tot de historische binnenstad behoort en ook geen waarden bezit die gelieerd zijn aan de historische binnenstad, zijn er geen randvoorwaarden die volgen vanuit de nota Belvedère. cultuurhistorische hoofdstructuur - cultuurhistorische atlas De cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht is de basis voor het provinciaal erfgoedbeleid. Deze atlas beschrijft de cultuurhistorische waarden in woord en beeld. Daarnaast bevat de atlas een richtinggevende visie waarin de provincie uiteenzet hoe objecten en structuren uit het verleden een plaats krijgen in toekomstige ontwikkelingen.
5
De nota Belvedère is samengesteld onder verantwoordelijkheid van de bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
6
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Verkeer en Waterstaat.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
18
afbeelding 4.1. Uitsnede 1 cultuurhistorische atlas
afbeelding 4.2. Uitsnede 2 cultuurhistorische atlas
Afbeeldingen 4.1 en 4.2 geven een uitsnede weer van de atlas op verschillende schaalniveaus, waarbij het plangebied is aangegeven met een blauwe cirkel. Voor het studiegebied zijn in de atlas drie relevante aanduidingen te zien. Het betreft de volgende: - een rode kleur over een deel van het studiegebied. De verklaring bij deze kleur geeft aan dat het gebied bewoond wordt en het gebied oorspronkelijk een kampverkaveling heeft uit 1900-1940. Deze verkaveling zou in het stedenbouwkundig plan kunnen worden opgenomen, deze is echter niet of nauwelijks zichtbaar in de huidige situatie en heeft dus geen waarde;
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
19
-
een aantal bruine stippen op een deel van het studiegebied. Deze geven de archeologische verwachting weer, zie daarvoor onder het kopje ‘IKAW/AMK’ en ‘gemeentelijke archeoloog’; een blauwe lijn ten oosten van het studiegebied. Deze blauwe lijn betreft de liniewal langs het Valleikanaal hetgeen samen met enkele forten elders de Grebbelinie vormt. Het Valleikanaal wordt zeer hoog gewaardeerd. In de atlas wordt aangegeven dat er vanwege het provinciale beleid eisen moeten worden gesteld in een ruimtelijk proces vanwege de aanwezigheid van een waterlinie. Zie verder hoofdstuk 3 over dit beleid.
Op de kaarten zijn verder geen andere cultuurhistorische waarden voor het studiegebied aangegeven. IKAW/AMK Aan de hand van de IKAW en AMK is inzicht te verkrijgen in de kans op het aantreffen van archeologische waarden. Afbeelding 4.3 geeft een uitsnede van deze kaarten weer, waarbij het studiegebied is aangegeven met een blauwe cirkel. afbeelding 4.3. Uitsnede IKAW en AMK
Op de IKAW wordt gewerkt met in principe vier kleuren: grijs, lichtgeel, donkergeel/oranje en zalm. Voor het plangebied zijn de kleuren grijs, lichtgeel en donkergeel aangegeven. Grijs betekent dat er geen verwachtingswaarde bekend is, vanwege een bebouwde omgeving. Een licht gele kleur betekent een lage verwachtingswaarde voor archeologische sporen. De kans op het aantreffen van archeologie is daar klein. De donker gele kleur betekent een middelhoge verwachtingswaarde op archeologische sporen. Wanneer deze twee kleuren op de IKAW worden doorgetrokken in het grijze gebied, blijkt dat het grijze gebied een lage tot middelhoge verwachtingswaarde heeft. Zoals eerder aangegeven zijn op de AMK alle belangrijke archeologische vindplaatsen aangegeven. Op bovenstaande kaart zijn dat de kleuren oranje en rood. Voor alle overige in het verleden uitgevoerde onderzoeken wordt verwezen naar het kopje ‘gemeentelijke archeoloog’. In de directe nabijheid van het studiegebied is ten westen van het studiegebied het landgoed Randenbroek als AMK terrein aangemerkt. Het betreft een terrein van archeologische waarde, vanwege de historische bebouwing op die
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
20
plaats. De eerste vermelding van bebouwing op dit terrein dateert uit 1349. Aangezien deze archeologische waarden duidelijk zijn afgebakend tot de grenzen van het landgoed, zal deze archeologische vindplaats zich niet uitstrekken tot het studiegebied. Het beleid van de provincie geeft in principe aan dat in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde en voor AMK terreinen nader archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Dit zou dus ook voor een groot deel van het studiegebied gelden. Gemeenten mogen echter binnen bepaalde kaders en in overleg met de provincie, zelf beleid opstellen hoe wordt omgegaan met archeologische waarden. Dat beleid geldt dan in plaats van het provinciale archeologiebeleid. Ook de gemeente Amersfoort heeft dergelijk beleid opgesteld, zie verder onder het volgende kopje. gemeentelijke archeoloog Met de gemeentelijke archeoloog is een oriënterend gesprek7 gevoerd over het beleid van de gemeente en de (te verwachten) archeologische waarden in het studiegebied. De gemeentelijke archeoloog heeft aanvullend op voorgaande inventarisatie het volgende aangegeven: - binnen het studiegebied liggen geen ABP's8, noch maakt het studiegebied deel uit van een ABP; - in het archeologisch Informatiesysteem staan geen vondstmeldingen, onderzoeken of waarnemingen geregistreerd binnen het studiegebied of in de directe omgeving; - ‘volgens het beleid van de gemeente Amersfoort acht ik nader professioneel archeologisch onderzoek binnen het studiegebied niet noodzakelijk’. rapport Architectuur en Stedenbouw 1940-1965 Het rapport Architectuur en Stedenbouw 1940-1965 van bureau STOA beschrijft de naoorlogse woningbouw van de stad Amersfoort. Ook de wijk Randenbroek wordt daarin beschreven. Wijken uit de tijd van de wederopbouw hebben met name een waarde vanwege de stedenbouwkundige opzet. Voor de wijk Randenbroek en in het bijzonder het studiegebied worden de volgende relevante waarden gegeven: - de hoofdstructuur van wegen. Met betrekking tot het studiegebied maakt ook de Verdistraat hier deel van uit; - de structuur van beken. De oostzijde van het studiegebied grenst aan het Valleikanaal, dat als beek zou kunnen worden aangemerkt; - groenstroken tussen de middelhoogbouw in de strokenverkaveling. monumentenlijst Op de gemeentelijke monumentenlijst staan geen (gebouwde) (rijks)monumenten aangegeven die in of direct nabij het plangebied liggen. MIP-rapportage Het Monumenten Inventarisatie Project, afgekort M.I.P., is een landelijk project dat tussen 1986 en 1995 werd uitgevoerd. Doel van het project was om per gemeente de waardevolle gebouwen en andere objecten in woord en beeld te beschrijven, zodat er meer zicht kwam op monumentenzorg en cultuurgeschiedenis. Met betrekking tot het studiegebied wordt in de MIP-rapportage aandacht besteed aan het Valleikanaal als onderdeel van de Grebbelinie. Aangegeven wordt dat het gaat om een zeer dominant en karakteristiek element in het landschap van Amersfoort, maar dat de liniedijk tussen de A28 en de voormalige schans aan de Glashut (die ten noordwesten van Amersfoort ligt) geheel in de stadsuitbreiding opging. Dit betreft ook het studiegebied. Zie verder ook hoofdstuk 3.
7
Gesprek met de gemeentelijk archeoloog Timo d’Hollosy van de gemeente Amersfoort op 14 januari 2008, via telefoon en e-mail.
8
Op de door de gemeenteraad aangewezen Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s) mag men niet dieper dan 30 cm graven zonder overleg met de archeologen.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
21
4.3.
Beleid en wetgeving in relatie tot geïnventariseerde waarden
4.3.1. Streekplan provincie Utrecht Het streekplan geeft aan dat de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Zoals in hoofdstuk 2 is gebleken, is voor de Grebbelinie aangegeven dat er eisen worden gesteld vanuit beleid. Het streekplan geeft aan dat daar de cultuurhistorie richting geeft aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Aan het veranderingsproces binnen gebieden met de aanduiding ‘eisen stellen’ wil de provincie vanuit cultuurhistorie voorwaarden verbinden, als kader bij het opstellen van ruimtelijke plannen en programma’s van eisen voor ontwerpen en inrichtingsplannen. Verandering van beeld en functie is in principe mogelijk als aantoonbaar is dat deze verandering zich ‘in de geest van’ de cultuurhistorische samenhang voltrekt. Op deze wijze levert cultuurhistorie een bijdrage aan (nieuwe) ruimtelijke kwaliteit. Het cultuurhistorische beleid van de provincie is verder uitgewerkt in de nota ‘Niet van Gisteren’, zie verder in deze paragraaf. 4.3.2. MAP-Streekplan 2005-2007 De provincie Utrecht wil een actieve rol vervullen bij de uitvoering van het Streekplan 2005-2015. Het meerjarenactieprogramma (MAP)-streekplan is één van de instrumenten. In het Streekplan staan 37 acties, waarbij vijf grote strategische projecten het hart vormen van de uitvoering. Een van deze vijf projecten is de Grebbelinie. Centrale doelstelling voor dit project is het vergroten van de (ruimtelijke) kwaliteit en functionaliteit van de Grebbelinie door het: - herstellen en beter herkenbaar en beleefbaar maken van waardevolle cultuurhistorische elementen en structuren; - versterken van de recreatief-toeristische mogelijkheden als belangrijke drager van de plattelandseconomie; - het versterken van de ecologische en landschappelijke waarden. Voor de Grebbelinie is hiertoe de gebiedsvisie ‘De Grebbelinie boven water!’ opgesteld met bijbehorend actie- en uitvoeringsprogramma. In de visie wordt aangegeven dat in Amersfoort de oude loop van de kade van de Grebbelinie niet is terug te vinden. In de eerste stadsuitleg is deze loop verdwenen. Het in de jaren dertig aangelegde Valleikanaal loopt als een brede vaart door Amersfoort, maar biedt weinig kwaliteit. Voor het stedelijk gebied Leusden-Amersfoort wordt als actie aangegeven het terugbrengen van de suggestie van de linie in Amersfoort door kunstprojecten en het verbeteren van de kwaliteit van het Valleikanaal, dit in het kader van een ‘lokaal ommetje’. In het uitvoeringsprogramma wordt dit geconcretiseerd met twee acties: - inrichting Valleikanaal als stadssingel, met natuurvriendelijke oevers als ecologische verbindingszone (loopt deels al); - kunstproject: Grebbelinie in de stad: kunstenaars uitdagen om de oude loop van de linie zichtbaar te maken. Met name de eerste actie kan goed worden meegenomen als randvoorwaarde voor de ontwikkeling van het studiegebied. 4.3.3. Nota ‘Niet van Gisteren’ In de nota ‘Niet van Gisteren: Hoofdnota Cultuurhistorische Hoofdstructuur en Beleidsvisie van de provincie Utrecht’ zijn de uitgangspunten en deelgebieden van de CHS meer in detail uitgewerkt. Met betrekking tot de Grebbelinie en het Valleikanaal geeft deze nota het volgende weer: ‘De belangrijkste opgave voor de Grebbelinie is het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen vanuit de samenhang van de
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
22
Grebbelinie als doorlopende verdedigingslijn en dit contextueel uitwerken. In dat licht kan de Grebbelinie bijvoorbeeld een belangrijke schakel worden tussen natuur, recreatie en waterberging. Voor het gegraven deel van het Valleikanaal betekent dit een strak profiel aan de verdedigde kant en een natuurlijk profiel met korte vegetatie aan de oostelijke inudatie oever.’ Met name dit laatste kan als randvoorwaarde worden meegenomen bij de herontwikkeling van het studiegebied. 4.4. Conclusie en vervolg Uit de inventarisatie en beschrijving van beleid en wetgeving is gebleken dat er geen archeologische waarden zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Dit geldt ook voor historisch bouwkundige waarden. Met betrekking tot historisch geografische waarden is gebleken dat het Valleikanaal als onderdeel van de Grebbelinie van historisch belang is. Voor zover (de oever van) het Valleikanaal meegenomen wordt bij de ontwikkeling van het studiegebied, wordt geadviseerd het volgende als randvoorwaarde mee te nemen. Het Valleikanaal moet ingericht worden als een stadssingel, met natuurvriendelijke oevers als ecologische verbindingszone. Vanwege de historische functie als onderdeel van de Grebbelinie betekent dit een strak profiel aan de westelijke (verdedigde) kant en een natuurlijk profiel met korte vegetatie aan de oostelijke (inudatie) oever.
Tevens is gebleken dat het studiegebied deel uit maakt van een wijk uit de tijd van de wederopbouw. Met name de stedebouwkundige opzet is daarvoor kenmerkend. Deze waarde heeft echter geen beleidsmatige of juridische status. Geadviseerd wordt om in een latere fase een cultuurhistorische inventarisatie uit te voeren die als bouwsteen kan dienen voor het stedebouwkundig plan. In die inventarisatie kan onder meer gebruik worden gemaakt van de volgende informatie: - historische kaarten en andere historische bronnen; - gesprekken met de gemeentelijke diensten; - informatie uit een veldinventarisatie, waarin onder meer gezocht kan worden naar mogelijk aanwezige relicten van de Grebbelinie. meldingsplicht archeologische vondsten Tenslotte moet bij de uitvoering van het project rekening worden gehouden met de meldingsplicht voor archeologische vondsten. Hoewel er geen archeologische resten in het studiegebied verwacht worden, kan dit namelijk ook niet geheel uitgesloten worden. De Monumentenwet (artikel 47) stelt dat indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, hij verplicht is dit direct te melden. De melding dient te gebeuren bij het Archeologisch Centrum van de gemeente Amersfoort.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
23
5. NATUUR 5.1. Inleiding Een mogelijke kans dan wel beperking bij de herstructurering van de Randenbroek-Zuid is de mogelijke aanwezigheid van soorten planten en dieren die worden beschermd door de Flora- en Faunawet en de gevolgen die dit kan hebben voor te voeren planologische procedures. In dit hoofdstuk wordt ingegaan in op de mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna in en in de omgeving van het plangebied aan de hand van verschillende bronnen op internet en in de literatuur. Daarnaast worden de consequenties en vervolgstappen ten aanzien van de Flora- en faunawet inzichtelijk gemaakt. Ook beschrijft dit onderzoek de mogelijke effecten op de in de omgeving gelegen beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur). Als laatste is er in het plangebied gekeken naar de landschappelijke waarde van de bomen. Aan de hand van deze waardebepaling kan er tijdens de uitvoer van de werkzaamheden worden besloten of bomen zullen blijven staan of plaats moeten maken voor de nieuwbouw. afbeelding 5.1. Ligging van het plangebied ten zuidoosten van Amersfoort [referentie 33.] 1:350000
5 km
1:18000
1 km
leeswijzer Paragraaf 5.2 geeft een beschrijving van het toetsingskader. In Nederland is de natuurbescherming opgesplitst in enerzijds bescherming van gebieden, anderzijds in bescherming van soorten. Paragraaf 5.3 geeft een beschrijving van de beschermde gebieden in de directe omgeving van het plangebied (Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur). Paragraaf 5.4 beschrijft de mogelijke aanwezigheid van beschermde diersoorten in het plangebied. Paragraaf 5.5 behandelt de in het plangebied aanwezige bomen en boomgroepen en kwalificeert deze op hun landschappelijk en ecologische waarde. Paragraaf 5.6 geeft de conclusie betreffende de effecten van de werkzaamheden op beschermde soorten en beschermde gebieden. Daarnaast worden de consequenties en vervolgstappen ten aanzien van soorten- en gebiedsbescherming inzichtelijk gemaakt (onder andere noodzaak tot nader onderzoek en ontheffingsaanvraag). 5.2. Toetsingskader Zoals in de inleiding beschreven kunnen ruimtelijke ontwikkelingen effecten hebben op actuele natuurwaarden. In Nederland is de natuurbescherming geregeld in enerzijds de bescherming van gebieden (Natuurbeschermingswet, Ecologische Hoofdstructuur, Provinciale programma’s), en anderzijds de bescherming van soorten (Flora- en faunawet).
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
24
5.2.1. Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op dit moment zijn drie gebieden van de eerste tranche definitief aangewezen tot Natura2000-gebied (deze gebieden zijn niet in de nabijheid van Randenbroek-Zuid gelegen). 116 HR-gebieden (van de eerste tranche) doorlopen de definitieve aanwijzingsprocedure tot Natura 2000-gebied. Naar verwachting zal het definitieve besluit in zomer van 2008 worden genomen. De al eerder aangewezen VRgebieden worden hierbij opnieuw aangewezen. Voor zover een gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen, is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet’98) al van toepassing. Als het genoemde definitieve besluit is genomen, valt ook de aanwijzing als Habitatrichtlijngebied onder de directe bescherming van de Nbwet ’98. Tot dat moment geldt de Nbwet formeel nog niet voor de status van Habitatrichtlijngebied, maar vallen de HR-gebieden wel nog onder de zogeheten rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. Dat betekent dat de toetsing moet plaatsvinden in het kader van relevante andere overheidsbesluiten (zoals een artikel 19 vrijstelling of een bestemmingsplan). Inhoudelijk is die bescherming echter in principe hetzelfde. Een belangrijk verschil tussen de huidige situatie en de situatie na de definitieve aanwijzing, ligt in de duidelijkheid over de toetsingscriteria van het beschermingsregime. De basis voor de toetsing ligt namelijk in de zogeheten instandhoudingsdoelstellingen. Die beschrijven de doelen voor natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten om een gunstige staat van instandhouding te waarborgen. In deze instandhoudingsdoelstellingen kunnen complementaire doelen zijn opgenomen voor vogelsoorten die in zeer ongunstige staat van instandhouding verkeren en voor habitattypen en -soorten die nog niet in het gebied voorkomen en die op landelijke schaal in een zeer ongunstige staat van instandhouding verkeren, maar waarvoor in het onderhavige gebied goede kansen aanwezig zijn voor ontwikkeling en vestiging. Met die complementaire doelen wordt binnen het netwerk van Natura 2000 een bijdrage geleverd aan de realisering van de landelijke doelen voor de betreffende habitattypen en soort(en). Die totale instandhoudingsdoelstellingen zijn pas definitief als het definitieve besluit is genomen. Tot nu toe vindt de toetsing plaats op basis van eerder vrijgegeven concept-doelen en de instandhoudingsdoelen die bij het ontwerpbesluit zijn gevoegd (wat begin 2007 ter inzage heeft gelegen). Dat geldt ook voor de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied, omdat destijds bij de eerste aanwijzing nog geen instandhoudingsdoelstellingen zijn gegeven. Het mogelijke verschil zit erin dat het Ministerie van LNV bij het definitieve besluit wellicht wijzigingen doorvoert in de instandhoudingsdoelstellingen ten opzichte van het ontwerpbesluit en in principe nog soorten en/of habitattypen kan schrappen of toevoegen. ecologische Hoofdstructuur In de Nota Ruimte, waarmee de Tweede Kamer op 17 mei 2005 en de Eerste Kamer op 17 januari 2006 heeft ingestemd, is een aantal uitwerkingen van ruimtelijke afwegingskaders voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangekondigd. De EHS beoogt de realisatie van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Door natuur te verbinden blijft diversiteit behouden en verkleint de kans op uitsterven van soorten. Het streven is om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 hectare aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden. Daarbij komen nog de ruim zes miljoen hectare natte natuur: meren, rivieren en de Nederlandse delen van de Noord- en Waddenzee. De provinciale uitwerking van de EHS wordt de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) genoemd. Aantasting van de (P)EHS mag niet leiden tot een nettoverlies aan natuurwaarden. Er geldt een ‘nee, tenzij’-regime, wat inhoudt dat aantasting van de (P)EHS in principe niet mag plaatsvinden tenzij er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Iedere provincie heeft deze voorwaarden in een zogeheten compensatiebeginsel vastgelegd (zie onderstaand kader) Een gebied kan tegelijk een Natura 2000-
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
25
gebied zijn en onderdeel zijn van de (P)EHS. Als er sprake zou zijn van tegenstrijdige vereisten, dan is het Natura 2000-beschermingsregime leidend. compensatiebeginsel Utrecht Het compensatiebeginsel geldt voor ruimtelijke ingrepen die schadelijk zijn voor natuur- en landschapswaarden in de streekplan-zones III en IV en in bossen (in alle streekplanzones). De provinciale uitwerking en toepassing van het compensatiebeginsel moet voorkomen dat natuur en landschap bij het ontplooien van diverse activiteiten in het landelijk gebied er ‘per saldo’ op achteruitgaan. In het geval dat er bijzondere natuur-, landschaps- en/of recreatieve waarden in het geding zijn, dient eerst te worden gezocht naar mogelijke minder schadelijke alternatieven, zoals een andere wijze van uitvoering of een alternatieve locatie. Als alternatieven ontbreken en de uitvoering van de activiteit als een zwaarwegend maatschappelijk belang wordt aangemerkt, dan moet de schade aan natuur en landschap worden gecompenseerd. De compensatieverplichting berust bij de initiatiefnemer van de activiteit.
5.2.2. Soortenbescherming De bescherming van soorten is in Nederland geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. Op grond van de Flora- en faunawet is een groot aantal dier- en plantensoorten aangewezen als beschermde inheemse soort. Ten aanzien van de beschermde inheemse diersoorten kent de Flora- en faunawet een verbod op het verontrusten, vangen en doden van soorten en het verstoren, vernielen en beschadigen van hun nesten, voortplantings-, rust- en verblijfplaatsen (artikel 9 tot en met 12). Ten aanzien van de beschermde inheemse plantensoorten geldt een verbod op het plukken en anderszins beschadigen (artikel 8). Voor alle soorten (beschermd en onbeschermd kent de Flora- en faunawet een zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Dit is een algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt. De beschermde dier- en plantensoorten die zijn opgenomen in de Flora- en faunawet zijn verdeeld in tabellen (zie verder kader). Tabel 5.1 geeft de algemene soorten weer, die licht beschermd zijn. In dit rapport wordt naar deze soorten verwezen als ‘tabel 1-soort’. Tabel 5.2 geeft de minder algemene, middelzwaar beschermde soorten weer. In tabel 3 staan soorten die worden genoemd in bijlage 1 van de AmvB Flora- faunawet en soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. In dit rapport worden soorten die staan vermeld in de tabellen 2 en 3 van de AmvB Flora- en faunawet aangeduid met de termen ‘tabel 2-soort’ respectievelijk ‘tabel 3-soort’. Alle inheemse vogelsoorten vallen onder dezelfde bescherming als de tabel 3-soorten. Het aanvragen van ontheffing voor het verstoren van broedende vogels en/of hun nesten is in principe niet mogelijk. Er is immers altijd een alternatief, namelijk werken buiten het broedseizoen. beschermingregimes Flora- en faunawet algemene soorten Voor algemene soorten (tabel 1-soorten of licht beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. minder algemene soorten Voor een aantal minder algemene soorten (tabel 2-soorten of middelzwaar beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. In deze gedragscode dient te worden vastgelegd dat: -
geen benutting of economisch gewin plaatsvindt;
-
zorgvuldig wordt gehandeld, wat onder meer inhoudt dat van de werkzaamheden geen wezenlijke invloed uitgaat op de betreffende soorten en dat in redelijkheid alles wordt verricht of gelaten om te voorkomen dat dieren worden gedood of verwond, of nesten en holen worden beschadigd, vernield of verstoord.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
26
Wanneer volgens een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Totdat een goedgekeurde gedragscode beschikbaar is, dient voor deze soorten echter nog wel ontheffing te worden aangevraagd. Voor alle soorten behalve vogels vindt bij de beoordeling van een ontheffing een zogenaamde lichte toets plaatst, wat wil zeggen dat alleen wordt getoetst of geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor vogels wordt getoetst volgens de uitgebreide toets, conform hetgeen hieronder is beschreven voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en soorten die zijn opgenomen in bijlage I van het Besluit vrijstelling. vogelsoorten Voor het verstoren van vogels (in het broedseizoen) is het aanvragen van ontheffing in principe niet mogelijk. Er bestaat immers altijd een alternatief, namelijk werken buiten het broedseizoen. soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en andere meer zeldzame soorten Voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en soorten die zijn opgenomen in bijlage I van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (tabel 3-soorten of zwaar beschermd) is een ontheffing noodzakelijk. Deze ontheffing kan alleen worden verleend als: -
er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang (waaronder de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling);
-
er geen andere bevredigende oplossing bestaat, en
-
geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
Voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling kan deze ontheffing alleen worden verleend mits: -
geen benutting of economisch gewin plaatsvindt (met het schaden van flora en fauna);
-
zorgvuldig wordt gehandeld (zie hierboven).
beschikbaarheid gedragscode Op het moment van schrijven is een aantal gedragscodes goedgekeurd, namelijk: - gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer 2004 (2005 - 1 januari 2010); - gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden (2005 - 1 januari 2009); - gedragscode flora en fauna van de Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard (2005 - 4 oktober 2010); - gedragscode Flora- en Faunawet, Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) (2006 - 8 februari 2011); - gedragscode Unie van Waterschappen (2005 - 28 oktober 2010); - gedragscode Recreatie door RECRON/HISWA (2006 - 27 januari 2011); - gedragscode Provinciale Infrastructuur (2007 - 8 mei 2012); - gedragscode Flora- en faunawet bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen (2006 2010). Het ministerie van LNV heeft vier nieuwe gedragscodes in het kader van de Flora- en Faunawet in ontwerp goedgekeurd. Het gaat om de volgende gedragscodes: - een gedragscode van het Interprovinciaal Overleg (IPO) voor het onderhoud van provinciale wegen; - de gedragscode ‘bestendig beheer van gemeentelijke groenvoorzieningen’ van de Vereniging Stadswerk Nederland en de Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG). Op deze code wordt in het volgende bericht nader ingegaan; - een eigen gedragscode van de gemeente Tiel, waarin behalve op beheer van het openbaar groen ook op bouwwerkzaamheden wordt ingegaan; - een nieuwe gedragscode van Bouwend Nederland en NEPROM voor bouw- en ontwikkelprojecten, groot en klein. Eenieder kan een gedragscode ter goedkeuring aan de Minister van LNV voorleggen. Indien volgens een goedgekeurde gedragscodes wordt gewerkt, is het aanvragen van ontheffing in principe niet nodig.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
27
Wanneer echter, tegen de regels van de gedragscode in, beschermde soorten en/of hun leefgebied wordt aangetast of verloren gaat, dient alsnog ontheffing te worden aangevraagd van de Flora- en faunawet. Rode Lijstsoorten 2004 Soorten vermeld op de Rode Lijst 2004 (hierna RL-soorten) genieten niet per definitie een juridisch beschermde status; daarvoor moeten deze soorten zijn opgenomen in de tabellen van de AmvB Flora- en faunawet. Een aantal provincies hebben in hun compensatiebeginsel of andere beleidsstukken opgenomen dat (de biotopen van) RL-soorten moeten worden gecompenseerd bij aantasting. De Provincie Utrecht heeft rode lijstsoorten niet opgenomen in hun compensatiebeginsel. Hierdoor genieten deze soorten binnen de provincie Utrecht geen beschermde status. 5.3.
Beschermde gebieden
5.3.1. Natura 2000-gebieden In de directe omgeving van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden (zie afbeelding 5.1) Groot Zandbrink op circa 5 km afstand en Arkemheen op circa 10 km afstand. Door de grote afstand tussen het gebied Arkemheen en de planlocatie en de ongeschikte biotopen voor kleine zwaan waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd in het Natura 2000-gebied Arkemheen wordt dit gebied verder buiten beschouwing gelaten. Groot Zandbrink is een Habitatrichtlijn gebied en behoort niet tot de gebieden uit de eerste tranche (zie paragraaf 5.2.1). Dit gebied is een heideterreintje op dekzanden ten zuiden van Leusden in de Gelderse Vallei. Het gebied bestaat voornamelijk uit (eiken)bos met in het centrale deel een laagte met natte en droge heide. Aan de uiteinden van deze laagte liggen op een drietal punten percelen blauwgrasland. Deze graslanden staan ’s winters onder invloed van lokaal grondwater dat vanuit de omliggende dekzandruggen toestroomt. ’s Zomers worden de percelen (met name het best ontwikkelde, zuidwestelijke perceel) gevoed door regionaal grondwater. Voor de volgende habitats zijn instandhoudingsdoelstelling voorgesteld: - H4010 - Vochtige heiden; - H4030 - Droge heiden; - H6230 - Heischrale graslanden; - H6410 - Blauwgraslanden; - H9190 - Oude eikenbossen.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
28
afbeelding 5.2.
Ligging Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied [referentie 33&36] 1: 330000
Arkemheen (VR)
5 km Groot Zandbrink (HR)
effectbeschrijving en consequenties Door de afstand tussen het Natura 2000-gebied en het plangebied (ongeveer 5 km) en de aard van de werkzaamheden in relatie tot de beschermde habitats worden zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase geen effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van dit beschermde natuurgebied. 5.3.2. Ecologische Hoofdstructuur De wijk Randenbroek vormt een onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) (zie afbeelding 5.3). De planlocatie wordt aan twee zijden ingesloten door ecologische verbindingszones in de vorm van een kanaal in het noordoosten en in het zuidwesten een brede sloot.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
29
afbeelding 5.3. EHS-gebieden in de omgeving van het plangebied [referentie 36.]
effectbeschrijving en consequenties Vanwege de ligging van het plangebied in PEHS-gebied kunnen de werkzaamheden een verstorende werking hebben op de PEHS. Door de herstructurering worden biotopen vernietigd of tijdelijk verstoord. Bij deze herstructurering wordt groot materieel ingezet dat ook verstorend werkt door een verhoogd geluidsniveau. Hierdoor kan bijvoorbeeld de functie van de ecologische verbindingszone tijdelijk verstoord worden. Aantasting van de (P)EHS mag niet leiden tot een nettoverlies aan natuurwaarden. Er geldt een ‘nee, tenzij’-regime, wat inhoudt dat aantasting van de (P)EHS in principe niet mag plaatsvinden tenzij er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Ten aanzien van verstoring van PEHS-gebied is de provincie Utrecht het bevoegd gezag. Daarom dient in overleg te worden getreden met de provincie de gevolgen voor de PEHS en vervolgstappen te bespreken. 5.4.
Beschermde soorten
5.4.1. Methode Op basis van de gegevens van het Natuurloket [referentie 33.], de verspreidingsgegevens van RAVON (reptielen, amfibieën en vissen) [referentie 36.], enkele literatuurbronnen en een veldbezoek is onderzocht of er wettelijk beschermde flora en fauna aanwezig zijn c.q. vrijwel met zekerheid kunnen worden verwacht. Voor de ecologische quickscan is steekproefsgewijs en op basis van de aanwezige biotopen een schatting gemaakt van de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Het Natuurloket verstrekt via het internet gegevens over het voorkomen van beschermde/ bedreigde flora en fauna in Nederland per kilometerhok. Het plangebied ligt in kilometerhok 156-461 en 156-462. Niet alleen gegevens van dit kilometerhok worden geraadpleegd maar ook van de omliggende kilometerhokken om een
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
30
vollediger beeld te krijgen van de natuurwaarden in en in de omgeving van het plangebied. In bijlage I zijn de Natuurloketgegevens weergegeven. 5.4.2. Gegevens per soortgroep vaatplanten gegevens In de kilometerhokken 156-461 en 156-462 is volledig onderzoek gedaan naar het voorkomen van vaatplanten. In kilometerhok 156-461 zijn vier tabel 1-soorten en drie rode lijstsoorten (RL-soorten) aangetroffen. In de goed onderzochte omliggende kilometerhokken zijn ook meerdere tabel 1-soorten en RL-soorten aangetroffen. veldbezoek Tijdens het veldbezoek is een opname gemaakt van de aanwezige vaatplanten. Tabel 5.1 geeft hier een overzicht van. Het gaat hierbij om voornamelijk algemeen voorkomende akkerkruiden, bomen en struiken. Half januari heeft het veldbezoek plaatsgevonden. Deze periode is niet optimaal om het voorkomen van beschermde vaatplantsoorten vast te stellen. Rond deze tijd zijn de meeste bloeiwijzen reeds verdwenen en bovengrondse delen van veel plantensoorten afgestorven. Hetzelfde geldt voor waterplanten die in deze tijd van het jaar zijn weggezakt of afgestorven. Het is daarom niet uit te sluiten dat tijdens het veldbezoek enkele soorten niet zijn waargenomen. Niettemin is het voorkomen van beschermde vaatplantsoorten niet te verwachten omdat de waargenomen vaatplanten een voedselrijk en vochtig tot nat milieu indiceren. Een groot deel van de in Nederland zwaarder beschermde vaatplanten komen namelijk voor op specifieke biotopen zoals blauwgraslanden en duinvalleien. Veelal zijn deze biotopen voedselarm tot matig voedselrijk, vochtig tot nat en kalkrijk of kalkhoudend. Deze specifieke biotopen komen niet voor in het plangebied. tabel 5.1. Waargenomen vaatplantensoorten tijdens het veldbezoek soort zwarte populier
zwarte els
zomereik
ruwe berk
schietwilg
gewone es
gele treurwilg
witte abeel
meidoorn
braam
pitrus
fluitenkruid
ridderzuring
distel
wilgenroosje
berenklauw
conclusie In het plangebied komen waarschijnlijk alleen algemeen voorkomende en licht beschermde soorten vaatplantsoorten voor. Ook kunnen in het plangebied soorten voorkomen die op de Rode Lijst (2004) staan vermeld. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen is een vrijstelling geldig op de verboden van de Flora- en faunawet voor tabel 1-soorten (licht beschermd). Het is niet waarschijnlijk dat zich zwaar(der) beschermde soorten onder de Flora- en faunawet zich in het plangebied bevinden. grondgebonden zoogdieren gegevens De kilometerhokken waarin de planlocatie zich bevindt zijn matig volledig en onvolledig onderzocht op het voorkomen van zoogdieren. Hierbij zijn in het zuidelijke deel van het plangebied één tabel 1-soort,
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
31
zes tabel 2/3-soorten, vijf habitatrichtlijnsoorten en één RL-soort aangetroffen. De tabel 1-soort is waarschijnlijk een muizensoort, konijn, haas, mol, wezel, woelrat of vos. Uit de combinatie van de aangegeven tabel 2/3 soorten en habitatrichtlijnsoorten in de kilometerhokgegevens van het Natuurloket kan worden opgemaakt dat op de planlocatie waarschijnlijk steen- of boommarter voorkomt en vijf vleermuissoorten (zie paragraaf 4.2.3). Steenmarters zijn middel zwaar beschermde soorten die vlakbij de mens kunnen leven en vaak hun intrek nemen in huizen, op de zolder of in een spouwmuur, of in auto’s onder de motorkap. Boommarters zijn zwaar beschermde soorten die in Nederland voorkomen in grote aangesloten gemengde bossen of in kleinere bosjes in de directe omgeving van grotere aangesloten bossen. Waarneming.nl meldt het voorkomen van boommarters in de omgeving van Amersfoort. De afstand tot het plangebied bedraagt minstens 10 km en lijkt moeilijk bereikbaar voor deze soort door de drukke infrastructuur rondom wijk Randenbroek. Andere zwaarder beschermde soorten zijn in het plangebied waarschijnlijk niet aanwezig vanwege het ontbreken van geschikte biotopen. veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn geen grondgebonden zoogdieren waargenomen. conclusie In het plangebied komen mogelijk licht beschermde grondgebonden zoogdieren voor. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen is een vrijstelling geldig op de verboden van de Flora- en faunawet voor tabel 1-soorten. In het plangebied komt waarschijnlijk steenmarter voor vanwege geschikte biotopen. Nader onderzoek zal uit moeten wijzen of steenmarters zich in de gebouwen bevindt. Wanneer dit het geval is dan zal ontheffing moeten worden aangevraagd. Het voorkomen van boommarter lijkt op basis van bronnenonderzoek en veldbezoek zeer onwaarschijnlijk. vleermuizen gegevens Vleermuizen gebruiken verschillende delen van het landschap voor verschillende doelen: holten en spleten in bomen en gebouwen als verblijfplaats en water, bos, parkachtig landschap en vooral overgangen en randzones als jachtgebied/ migratieroutes. In bijlage III wordt de levenswijze van vleermuizen nader toegelicht. Vleermuizen vallen onder het zware beschermingsregime (tabel 3-soorten) van de Flora- en faunawet. De vleermuissoorten die in het plangebied kunnen voorkomen zijn gebouwbewonende soorten als gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis of meervleermuis of boombewonende soorten als baardvleermuis of watervleermuis. veldbezoek In het plangebied zijn lijnvormige elementen aanwezig. Het Valleikanaal aan de oostkant van het plangebeid en de smallere sloot langs de A28 lijken geschikt als foerageergebied en migratieroute. Ook de begroeiing langs het grasveld aan de Zwarteweg zou hiervoor dienst kunnen doen. conclusie Het plangebied is waarschijnlijk geschikt als jacht gebied voor de in de omgeving levende vleermuispopulaties. Daarnaast kunnen in en in de directe omgeving van het plangebied vleermuisverblijfplaatsen voorkomen in holten van bomen of in gebouwen. Ook zijn lijnvormige elementen in de omgeving aanwezig die als migratieroute kunnen dienen. In het voorjaar (half maart), wanneer vleermuizen weer actief zijn, dient een zoogdierdeskundige een oriënterend onderzoek uit te voeren naar het voorkomen van vleermuizen en of negatieve effecten te verwachten te zijn door de werkzaamheden. Hierbij moet worden gekeken naar zowel verblijfplaatsen als jachtgebied en migratieroutes. Indien gebouwen worden gesloopt moet vooraf door een zoogdierspecialist het gebouw geïnspecteerd op verblijfplaatsen van steenmarter.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
32
vogels gegevens In en in de omgeving van de planlocatie is het voorkomen van grote hoeveelheden broed- en watervogels vastgesteld. In het kilometerhok 156-462 zijn 36 soorten broedvogels en 29 soorten watervogels aangetroffen, in 155-461 30 soorten broedvogels en 18 soorten watervogels. veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn weinig vogels aangetroffen als gevolg van de weersomstandigheden. Door de afwisseling tussen besloten tuinen en open terreinen lijkt de aanwezigheid van broedvogels zeer reeel. Spechtenholen zijn tijdens het bezoek niet aangetroffen, echter het plangebied kan een geschikte biotoop vormen voor spechten waardoor aanwezigheid van holen niet uit te sluiten is. conclusie De aanwezigheid van broedvogels in het plangebied is zeer aannemelijk. De aanwezigheid van spechtenholen is waarschijnlijk. Indien deze worden aangetroffen is voor het kappen van de boom waarin het hol zich bevindt een ontheffing nodig voor de verboden van de Flora- en faunawet. De verschillende waterpartijen en de oevers op de planlocatie kunnen een broedgelegenheid vormen voor verschillende watervogels, de stuiken en bomen in het plangebied voor zangvogels en holenbroeders. Werkzaamheden tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli9) kunnen deze vogels verstoren. Het aanvragen van ontheffing voor het verstoren van broedende vogels is in principe niet mogelijk. Er bestaat immers altijd een alternatief: werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn. Behalve werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn is het verstoren van vogels te voorkomen door: - de werkzaamheden voor het broedseizoen inzetten en dan continue doorwerken (werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stilleggen), zodat vogels niet gaan broeden in het gebied waar gewerkt wordt. reptielen Het Natuurloket heeft geen gegevens over het voorkomen van reptielen in de kilometerhokken waarin de planlocatie zich bevindt. In twee omliggende hokken is matig onderzoek verricht naar het voorkomen van deze soortgroep. Hierbij zijn in kilometerhok 155-461 één tabel 2/3-soort en één RL-soort waargenomen. Het gaat hier mogelijk om een hazelworm (tabel 3-soort) die bijvoorbeeld in de wegbermen van de A28 en struweel in het plangebied kan voorkomen. De RAVON-website bevestigt het voorkomen van hazelworm in het uurhok waarin de planlocatie ligt. Ook is het voorkomen van ringslang op de planlocatie niet uit te sluiten. Het Valleikanaal kan mogelijk dienen als een migratieroute voor deze soort, waardoor aanwezigheid niet uit te sluiten is. Andere beschermde reptielsoorten zijn onwaarschijnlijk op de planlocatie omdat zij in zeer specifieke biotopen voorkomen. veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn geen reptielsoorten waargenomen, omdat deze op dat moment in winterrust waren. conclusie Het voorkomen van de zwaar beschermde hazelworm is niet uit te sluiten. Nader onderzoek moet uitwijzen of hazelworm in het plangebied voorkomt en of verstoring plaatsvindt. Ook ringslang is niet uit te sluiten. Indien watergangen worden verstoord door de herstructurering moet nader onderzoek worden uitgevoerd naar het voorkomen van deze soort.
9
Het broedseizoen loopt gemiddeld van 15 maart tot 15 juli. Afhankelijk van het weer kan deze periode echter verschuiven. Bovendien zijn er vogelsoorten die tot in september broedsels kunnen hebben. Vaste nestplaatsen van bijvoorbeeld uil of specht zijn, indien functioneel, jaarrond beschermd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
33
amfibieën gegevens Volgens het Natuurloket is slecht tot geen onderzoek gedaan naar het voorkomen van amfibieën in het plangebied. In en in de omgeving van de planlocatie is één amfibiesoort aangetroffen, het zal gaan om een soort als bruine kikker of gewone pad. Uurhokgegevens van RAVON (Uurhok 34-51) geven het voorkomen van kleine watersalamander aan. Zwaarder beschermde amfibiesoorten zijn vanwege hun biotoopeisen niet te verwachten op de planlocatie. veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibiesoorten waargenomen, omdat deze op dat moment in winterrust waren. conclusie In het plangebied komen waarschijnlijk alleen licht beschermde soorten (tabel 1-soorten) voor. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen is een vrijstelling geldig op de verboden van de Flora- en faunawet voor tabel 1-soorten. vissen gegevens In het zuidelijke deel van het plangebied is redelijk onderzoek gedaan naar het voorkomen van vissen, hierbij zijn één tabel 2/3-soort, één habitatrichtlijn soort (bijlage IV) en twee RL-soorten aangetroffen. Hieruit kan in ieder geval worden opgemaakt dat Houting in het kilometerhok is waargenomen. In omliggende kilometerhokken is alleen in kilometerhok 157-462 onderzoek gedaan naar het voorkomen van vissen, daarbij zijn twee tabel 2/3-soorten en één habitatrichtlijn soort (bijlage IV) aangetroffen. Uurhokgegevens van RAVON geven het voorkomen van bermpje (tabel 2-soort), bittervoorn (tabel 3-soort), kleine modderkruiper (tabel 2-soort) en vetje (Rode Lijst 2004;kwetsbaar) aan. veldbezoek Door de grote hoeveelheid sloten, plassen en vijvers in het gebied is het voorkomen van verschillende beschermde vissoorten mogelijk zoals kleine modderkruiper en bittervoorn. De sloot langs de A28 is sterk geëutrofieerd en heeft waarschijnlijk ecologisch gezien geringe waarde, desondanks is het voorkomen van kleine modderkruiper en bittervoorn niet uit te sluiten. Op een groter schaalniveau bekeken daarentegen heeft deze sloot waarschijnlijk een belangrijke functie als migratieroute voor vissen vanaf het Eemmeer de Gelderse vallei in en omgekeerd. conclusie In het plangebied kunnen zwaar(der) beschermde soorten als bermpje, bittervoorn of kleine modderkruiper voorkomen. Het voorkomen van Houting is niet waarschijnlijk omdat deze soort riviergebonden is en al enige tijd in Nederland is uitgestorven. Indien watergangen worden verstoord door de herstructurering moet nader onderzoek worden uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. dagvlinders gegevens In en in de omgeving van het plangebied is goed onderzoek gedaan naar het voorkomen van dagvlinders, hierbij zijn geen beschermde soorten aangetroffen volgens het Natuurloket. De Vlinderstichting meldt het voorkomen van de zwaar beschermde (tabel 3-soort) heideblauwtje en drie RL-soorten (heivlinder (gevoelig), kleine parelmoervlinder (kwetsbaar), koninginnenpage (gevoelig)) in het uurhok waarin de planlocatie is gelegen. Het voorkomen van heideblauwtje op de planlocatie is onwaarschijnlijk door het ontbreken van geschikte biotoop namelijk heide en struwelen, en matig voedselrijk gras-
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
34
land. Plaatsing op de Rode Lijst betekent daardoor niet automatisch dat de soort beschermd is; daarvoor is opname van de soort in de Flora- en faunawet nodig. Andere beschermde vlindersoorten in Nederland komen slechts in zeer specifieke biotopen voor. veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn geen dagvlindersoorten aangetroffen omdat het veldbezoek in het verkeerde tijd van het jaar heeft plaatsgevonden. conclusie In het plangebied is het voorkomen van beschermde dagvlindersoorten niet waarschijnlijk. Nader onderzoek is niet nodig. libellen gegevens Het voorkomen van libellen is matig tot goed onderzocht in en in de omgeving van de planlocatie. Alleen in kilometerhok 157-462 is één RL-soort waargenomen. Volgens de Vlinderstichting kan het hierbij gaan om venwitsnuit (kwetsbaar) of bruine winterjuffer (bedreigd). Gegevens van waarneming.nl tonen aan dat het voorkomen van bruine winterjuffer in het plangebied het meest waarschijnlijk is aangezien soort zeer veel is waargenomen in de provincie Utrecht. Matig voedselrijk water met riet in de nabijheid van naaldbos is de ideale biotoop voor bruine winterjuffer en is veel te vinden is in en langs de Utrechtse heuvelrug. Venwitsnuitlibel is door haar verspreiding in Nederland minder aannemelijk in de omgeving van de planlocatie. Overige beschermde libelsoorten in Nederland komen slechts in zeer specifieke biotopen voor. veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn geen libelsoorten aangetroffen omdat het veldbezoek in de verkeerde tijd van het jaar heeft plaatsgevonden. conclusie Het voorkomen van bruine winterjuffer op de planlocatie is onwaarschijnlijk, daarbij is uitwijken naar alternatief gebied voor deze soort mogelijk indien een imago zich toch op de planlocatie bevindt. Verondersteld wordt dat er geen beschermde soorten op de planlocatie aanwezig zijn, nader onderzoek is niet nodig. overige ongewervelden Op de planlocatie en in de omliggende kilometerhokken is redelijk tot goed onderzoek gedaan naar het voorkomen van sprinkhanen, hierbij zijn geen RL-soorten aangetroffen. Sprinkhanen worden niet beschermd door de Ffw. Het voorkomen van nachtvlinders is in en in de omgeving van de planlocatie niet tot matig onderzocht, hierbij zijn geen beschermde soorten of RL-soorten aangetroffen. Naar het voorkomen van overige ongewervelden (bijen, kevers, mieren, medicinale bloedzuiger, mollusken en rivierkreeften) is door Natuurloket geen tot slecht onderzoek verricht. De soorten die hiervan beschermd zijn door de Flora- en faunawet zijn allen reeds uitgestorven in Nederland of slechts op zeer specifieke locaties aanwezig. conclusie Het voorkomen van beschermde ongewervelden op de planlocatie is zeer onwaarschijnlijk, nader onderzoek hoeft niet te worden verricht. Het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet nodig.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
35
5.5.
Globale Landschappelijke en ecologische waardebepaling van bomen
5.5.1. Inleiding Dit onderzoek heeft als doel om een globaal beeld te krijgen van de landschappelijke en ecologische waarde van bomen en boomgroepen in het plangebied Randenbroek zodat hiermee rekening kan worden gehouden in het voorontwerp. 5.5.2. Gebiedsomschrijving Het landschap ten oosten van Amersfoort, de Gelderse vallei, is te definiëren als een kleinschalig landschap; bomenrijen tussen landerijen, kleine bosjes en sloten bepalen hier het beeld. In afbeelding 5.3 is een overzicht gegeven van het plangebied en staan de locaties aangegeven van de bomen of boomgroepen die zijn beoordeeld op hun landschappelijke en ecologische waarde. In de afbeelding zijn enkele locaties van een nummer voorzien, waarnaar in de tekst wordt verwezen. Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van Amersfoort langs de A28. Woonwijk Randenbroek wordt getypeerd door een afwisseling van hoog- en laagbouw. Het aanwezige groen in de wijk bestaat uit solitaire bomen, boomgroepen en grasvelden. Een struiklaag is meestal afwezig. Uitzonderingen op de gebruikelijke beplanting vormen de bossage met zwarte els langs de sloot bij de snelweg A28 (locatie 015), het parkje langs de Valleikanaal ten noorden van de Verdistraat met daarin de grote bomen (locatie 002) en de begroeiing langs het grasveld aan de Zwarteweg. 5.5.3. Methode Voor de landschappelijke en ecologische waardebepaling zijn de bomen en boomgroepen in het plangebied beoordeeld aan de hand van de volgende karakteristieken: - soort; - kroonvorm; - vitaliteit; - leeftijd; - hoogte; - onderhoud; - locatie; - landschappelijke functie; - inpassing in naoorlogse stedenbouwkundige opzet; - aanwezigheid van nesten en holen (broedvogels en vleermuizen); - mogelijk onderdeel van het leefgebied van vleermuis (migratieroute, jachtgebied en verblijfplaatsen). De bovenstaande informatie is verwerkt tot een waardering in klassen: zeer waardevol, waardevol, weinig waardevol en niet waardevol. 5.5.4. Landschappelijke en cultuurhistorische inpassing In het deelonderzoek cultuurhistorie (quick-scan) van Witteveen+Bos [referentie 41] wordt verwezen naar het rapport Architectuur en Stedenbouw 1940-1965 van bureau STOA. Dit rapport beschrijft de naoorlogse woningbouw van de stad Amersfoort. Ook de wijk Randenbroek wordt daarin beschreven. Wijken uit de tijd van de wederopbouw hebben met name een waarde vanwege de stedenbouwkundige opzet. Voor de wijk Randenbroek en in het bijzonder het studiegebied worden de volgende relevante waarden gegeven: - de hoofdstructuur van wegen. Met betrekking tot het studiegebied maakt ook de Verdistraat hier deel van uit; - de structuur van beken. De oostzijde van het studiegebied grenst aan het Valleikanaal, dat als beek zou kunnen worden aangemerkt; - groenstroken tussen de middelhoogbouw in de strokenverkaveling.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
36
Naoorlogse wijken worden gekenmerkt door een grote samenhang is tussen de architectuur, de stedenbouwkundige structuur en de groenstructuur. In het algemeen kunnen diverse elementen worden benoemd: de hoofdwegen, de verkaveling en herhaling van kavels, de ritmische plaatsing van de bouwblokken, de open bouwblokkenstructuur, de relatie tussen bebouwing en openbare ruimte, zichtlijnen, samenhang in hoogte, de pulserende ruimtewerking, de symmetrische of asymmetrische straatprofielen, de relatie tussen architectuur en hoofdstructuur, de rechte lijnen, de stromende groene ruimten, differentiatie van het groen, binnentuinen en gemeenschappelijke tuinen, park, plantsoen, buurtscheidend groen, boombeplanting en architectonische detaillering. Naast deze fysieke aspecten zijn er ook mentale aspecten, zoals de grote openheid en rust. Grote delen van Randenbroek vallen qua woonmilieu in de categorie ‘naoorlogse hoogbouw’. Deze typen wijken verschillen in de mate waarin openbaar groen aanwezig is [referentie 38]. Het openbaar groen dat werd aangelegd had de volgende functies: - gemeenschappelijke tuinen; - bijdragen aan de verdeling van de wijk in buurten (wijkgedachte) [referentie 40]; - bijdrage aan de geometrische vorm van de wijk10 [referentie 40]. Voor de waardebepaling van de bomen in het plangebied wordt gekeken of de bomen passen binnen de genoemde stedenbouwkundige opzet. Voor de wijk Randenbroek wordt aangegeven dat er relatief veel klachten komen over ‘bomen en struiken’ [referentie 38]. De precieze aard van deze klachten zijn onbekend, maar kunnen samenhangen met de klachten over slecht onderhoud aan groendelen in voorgaande jaren [referentie 38]. Deze informatie geeft wel aan dat de bewoners de huidige groendelen beperkt waarderen. 5.5.5. Ecologische waardering De bomen zullen worden beoordeeld op hun ecologische waarde. Hierbij wordt gekeken of de bomen belangrijke nest- of verblijfplaatsen (kunnen) vormen voor de in het gebied aanwezige vogels of vleermuizen. Ook wordt gekeken of de bomen onderdeel uit maken van eventuele ecologische verbindingsroutes binnen de wijk waarvan amfibieën en grondgeboden zoogdieren gebruik van kunnen maken. In de volgende paragrafen worden de resultaten van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waardebepaling van de bomen of boomgroepen op de locaties 001 tot 019 beschreven.
10
Een bomenrij of bomengroep kan worden gezien als bouwmassa en daarmee onderdeel van de ruimtelijke compositie van de wijk.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
37
afbeelding 5.4.
Overzicht van het plangebied met de locaties waar een globale landschappelijke en ecologische waardebepaling is uitgevoerd 001
Ringweg Randenbroek
Verdiweg
A28
Heiligenbergerweg
locatie 001 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
zwarte populier en witte abeel; beide soorten zijn veelvuldig vertakt op drie tot vijf m hoogte; > 30 jaar; circa 25 m; in de noordelijke punt van Randenbroek, op een grasveld tussen flatgebouwen langs een sloot.
beschrijving Op deze locatie staan enkele zwarte populieren en een witte abeel. De bomen zien er vitaal uit. Landschappelijk gezien hebben de bomen een functie als afscherming van de flatgebouwen en invulling van het openbaar groen. Deze bomen zijn waarschijnlijk geplant tijdens de bouw van de wijk en passen daarom binnen de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet. De bomen markeren geen lijnen in het landschap. Vanuit ecologisch perspectief maken de bomen onderdeel uit van nest- en foerageergebied van vogels. klasse
weinig waardevol.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
38
afbeelding 5.5.
Locatie 001
afbeelding 5.6.
Locatie 002
locatie 002 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
zwarte populier (vier) en witte abeel (drie); bomen zijn zeer groot met goed ontwikkelde kronen; > 30 jaar; circa 25 m; rond een grasveld achter de flats aan de Weberstraat.
beschrijving Deze bomen zijn groot en vitaal en staan hier waarschijnlijk als omlijning van een grasveld. Ze hebben geen sterke landschappelijke functie als markering van een opvallend landschappelijke element. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt had deze boomgroep waarschijnlijk de functie van gemeenschappelijke tuin. Vanuit ecologisch oogpunt hebben deze bomen ecologische waarde als nest- en foerageergebied van vogels. De aanwezige struiklaag heeft tevens deze functie maar kan ook leefgebied vormen voor kleine zoogdieren zoals egel, huismuis en konijn. klasse locatie 003 - soort: - vorm: -
leeftijd: hoogte: locatie:
waardevol.
zwarte els en een gele treurwilg; de zwarte els heeft een goed ontwikkelde kroon. Van de treurwilg is één helft van de kroon uitgegroeid, de andere helft is afgebroken; beide 20 tot 25 jaar; circa 12 m; langs de vijver halverwege de Weberstraat.
beschrijving De zwarte els is qua vorm en ouderdom waardevol voor het landschap. De solitaire boom heeft een goed ontwikkelde kroon en lijkt goed onderhouden. De functie die de bomen van oudsher in wijk bekle-
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
39
den is waarschijnlijk die van de gemeenschappelijke tuin. De treurwilg is landschappelijk gezien minder waardevol door de slecht ontwikkelde kroon, maar heeft juist ecologisch gezien veel waarde. Onregelmatige bomen met gevarieerd omstandigheden (dood en levend) vormen biotoop voor verscheidene insectensoorten. Deze trekken vervolgens weer insecteneters aan, zoals vogels. Deze vogels kunnen in de zwarte els wel nest- en foerageergelegenheid hebben. klasse
de zwarte els is weinig waardevol, de treurwilg is zeer waardevol.
afbeelding 5.7.
locatie 004 - soort: - vorm: -
leeftijd: hoogte: locatie:
Locatie 003
afbeelding 5.8. Locatie 004
zwarte els (twee); de bomen staan op voldoende afstand van elkaar waardoor de kronen goed zijn ontwikkeld; 20 tot 30 jaar; tot 15 m; aan de Rameaustraat langs het schoolgebouw.
beschrijving De kronen zijn evenwichtig uitgegroeid waardoor deze bomen er vitaal uit zien. De markeringsfunctie is minimaal, de Ramaeaustraat wordt enigszins begeleid. Hierdoor dragen de bomen bij aan het versterken van de geometrische vorm van de wijk. Ecologisch gezien zijn deze bomen waardevol als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
waardevol.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
40
locatie 005 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
gewone es (vijf); enkele met zeer onevenwichtige kronen; 30 tot 40 jaar; circa 25 m; op het grasveld bij kruising Verdistraat- Weberstraat.
beschrijving De bomen hebben al op geringe hoogte vertakkingen waardoor de kronen een slordige indruk maken. De bomen hebben geen duidelijke functie als markering, maar doordat de bomen een groep vormen dragen deze bij aan de geometrische vorm van de wijk. Ze hebben enige ecologische waarde als nesten foerageergelegenheid voor vogels. klasse
weinig waardevol.
afbeelding 5.9.
Locatie 005
locatie 006 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
zwarte populier (vijf); smal en hoog; circa 20 jaar; 20 tot 25 m; langs de Weberstraat ter hoogte van de school voorbij de Verdistraat.
afbeelding 5.10. Locatie 006
beschrijving De bomen zijn door gebrek aan enige landschappelijke markering niet waardevol. Ze zijn vanwege hun beperkte grootte en vorm erg makkelijk vervangbaar. Net als de essen op locatie vijf dragen de zwarte populieren enigszins bij aan de geometrische vorm van de wijk. Ze hebben enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
41
klasse
weinig waardevol.
locatie 007 en 008 - soort: zwarte populier (vier), schietwilg (drie); - vorm: de zwarte populieren zijn op drie m hoogte sterk vertakt met een brede kroon, de schietwilgen zijn groot en hebben een goed ontwikkelde kroon; - leeftijd: allen circa 25 jaar; - hoogte: de populieren maximaal 20 m. De schietwilgen rond 25 m; - locatie: de populieren staan op het gras waar Weberstraat over gaat in Berliotzstraat. De schietwilgen staan tussen de flats aan de Berliotzstraat. beschrijving Door hun grootte en vitaliteit zijn de schietwilgen tamelijk karakteristiek. Landschappelijk geven ze de scheiding tussen bebouwing en landelijk gebied aan. De populieren zijn qua grootte en kroonvorm niet indrukwekkend en tevens vervullen deze bomen geen landschappelijke functie. Wel vormen de bomen een onderdeel van de ruimtelijke compositie van de wijk. Beide soorten hebben enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
de populieren zijn weinig waardevol. De schietwilgen zijn waardevol.
afbeelding 5.11. Locatie 007
locatie 009 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
afbeelding 5.12. Locatie 009
zwarte els (zeven); grote bomen met goed ontwikkelde kronen; 20 tot 25 jaar; circa 20 m; op het grasveld in de knik van de Haydnstraat.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
42
beschrijving De bomen markeren de knik in de Haydnstraat. De bomen zijn zeer groot en goed onderhouden. Daarbij levert deze rij bomen een grote bijdrage aan de geometrische compositie van de wijk. De bomen hebben enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
zeer waardevol.
locatie 010 en 011 - soort: zwarte els (> 50 stuks); - vorm: een lijnvormige beplanting met aansluitende boomkronen van zwarte elzen. Overgrote deel identiek van leeftijd en grootte; - leeftijd: 20 tot 25 jaar; - hoogte: circa 20 m; - locatie: langs het zuidelijk deel van de Mozartstraat tot aan de Verdistraat staat een lijnvormige, enkele bomenrij. Vanaf de Verdistraat tot aan de Ringweg Randenbroek staat aan beide kanten van de Mozartstraat een lijnvormige dubbele bomenrij. beschrijving De elzen markeren het verloop van de weg en zijn met deze grootte en stamdikte zeer grote bomen en daardoor zeer karakteristiek. Ook deze zwarte elsen leveren een grote bijdragen aan de geometrische vorm van de wijk. De bomen hebben enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. Ook vormt deze laan een lijnvormig element waardoor vleermuizen hier migratieroutes kunnen hebben. klasse locatie 012 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
zeer waardevol.
gele treurwilg; grote boom met een asymmetrische kroon; 20 tot 25 jaar; circa 18 m; bij de kruising van de Wagnerstraat en de Rossinistraat staat de boom op de oever van de grote vijver.
beschrijving Dit een zeer grote, goed gevormde boom. Daarbij markeert de boom de waterkant, wat deze boom enige karakteristieke landschappelijke waarde geeft. Vanuit bouwkundig oogpunt vormt deze boom waarschijnlijk een onderdeel van de gemeenschappelijke tuinen. De boom heeft daarnaast ook enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
waardevol.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
43
afbeelding 5.13. Locatie 012
locatie 013 - soort: - vorm: -
leeftijd: hoogte: locatie:
Amerikaanse eik (vijf); de bomen vormen een rij langs de Wagnerstraat en verschillen onderling in diameter en hoogte; variërend tussen 20 en 30 jaar; variërend tussen de 18 en 25 m; langs de Wagnerstraat direct na de kruising met de Ringweg Randenbroek.
beschrijving Ondanks dat de bomen het verloop van de weg markeren hebben deze bomen door hun rommelige uiterlijk en verschil in grootte en leeftijd weinig karakteristieke waarde. Ook past deze soort slecht binnen het landschappelijk karakter van Amersfoort en omgeving. Wat betreft de bouwkundige functie van de bomen wordt een kleine bijdrage geleverd aan de ruimtelijke compositie van de wijk. De bomen hebben daarnaast ook enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
weinig waardevol.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
44
afbeelding 5.14. Locatie 013
locatie 014 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
afbeelding 5.15. Locatie 017
zomereik (3 stuks); op twee m hoogte veelvuldig vertakt; 25 tot 30 jaar; circa 20 m; kruising Rossinistraat en Wagnerstraat.
beschrijving Eiken passen goed binnen het landschappelijke beeld van de omgeving van Amersfoort en zijn daarom van grote karakteristieke waarde. Doordat de bomen brede kronen hebben, vormen deze een opvallende groep en leveren daarmee een bijdrage aan de geometrische vorm van de wijk. De bomen hebben daarnaast ook enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
waardevol.
locatie 015 en 016 - soort: zwarte els (bossage); - vorm: opslag van zwarte elzen met sporadisch een zomer eik, berk en schietwilg; - leeftijd: maximaal 10 jaar; - hoogte: ongeveer 6 à 7 m; - locatie: bossage omringt het woonwagenkamp aan de Verdistraat, en ligt langs de sloot die de A28 begeleid. toelichting De boompjes zijn allen nog dun en niet hoog. Ze zijn daarmee niet landschappelijk karakteristiek. De historische waarde van deze bossage is nihil door de jonge leeftijd. Desondanks vormt de bossage een duidelijk onderdeel binnen de ruimtelijke compositie van de wijk. Ondanks de grotendeels dominante
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
45
aanwezigheid van zwarte els heeft deze bossage enige ecologische waarde als leef-, nest- en foerageerplaats voor bijvoorbeeld kleine zoogdieren, amfibieën en vogels. klasse
waardevol.
locatie 017 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte - locatie:
zwarte populier; grote zwarte populier met kromme stam en onevenwichtige kroon; ongeveer 30 jaar; circa 30 m; aan het eind van de Zwarteweg, waar de weg is afgesloten.
toelichting Door de onevenwichtige kroon en vanwege de afwezigheid van een markeringsfunctie is de boom landschappelijk gezien niet waardevol. Aangezien de boom buiten de woonwijk staat heeft valt de boom waarschijnlijk niet onder één van de in paragraaf 5.4 genoemde functies. De boom heeft in de huidige staat beperkte ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. Mogelijk kan de boom worden behouden als deze wordt geknot waardoor het landschappelijk karakter zal toenemen. Door het knotten van de boom kan deze ecologisch gezien aantrekkelijker worden. klasse locatie 018 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
weinig waardevol.
zomereik (~40); dubbele rij eiken met rechte stammen en goed ontwikkelde kronen; tussen de 20 en 25 jaar; maximaal 20 m; over een lengte van 150 m, ten zuiden van de kruising van de Haydnstraat en de Heiligerbergerweg.
beschrijving Eikenlanen passen zeer goed binnen het landschap van omgeving Amersfoort en markeren daarbij het verloop van de weg. Ook levert deze laan een duidelijke bijdrage aan de geometrische vorm van de wijk. De laan heeft ook ecologische waarde als migratieroute voor vleermuizen. Ook vormen oude eiken een biotoop voor insecten en de daarbij behorende predatoren. De bomen hebben daarnaast ook enige ecologische waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
zeer waardevol.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
46
afbeelding 5.16. Locatie 018
locatie 19 - soort: - vorm: - leeftijd: - hoogte: - locatie:
zwarte els (drie); grote bomen met goed ontwikkelde kronen; ongeveer 20 tot 25 jaar; maximaal 25 m; achter de flat bij de kruising Heiligerbergerweg en de Haydnstraat.
beschrijving Ondanks dat dit grote en goed onderhouden bomen zijn hebben ze slechts een kleine rol binnen het landschap en zijn daardoor weinig karakteristiek. Gezien de leeftijd van de bomen zullen deze niet onder een historisch bouwkundig beplantingsplan vallen. Wel hebben ze mogelijk waarde als nest- en foerageergelegenheid voor vogels. klasse
weinig waardevol.
5.5.6. Conclusie Bij de herstructurering dient het de aanbeveling om de zwarte elzen op locaties 004, 009, 010 en 011, de schietwilgen langs de Berliozstraat, de treurwilgen op locatie 003 en 012, de zomereiken op locaties 014 en 018 en de bossage op locatie 015 te behouden. Deze bomen zijn belangrijk bij integratie van het landelijk gebied binnen het stedelijk gebied en/of zijn ecologisch waardevol. Het verkrijgen van bomen met dezelfde vorm en grootte is op korte termijn onmogelijk hetgeen deze bomen uniek maakt. Daarbij bieden deze bomen fauna de kans zich te vestigen in de wijk doordat zowel nest- als foerageergelegenheid aanwezig blijven. Van de locaties die klasse ‘weinig waardevol’ en ‘niet waardevol’ hebben gekregen is behoud van de bomen mogelijk, maar deze zijn ook op een later tijdstip of andere plaats vervangbaar.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
47
5.6.
Conclusies
5.6.1. Beschermde gebieden Op circa 5 km afstand van de planlocatie ligt Natura 2000-gebied Groot Zandbrink (HR). Op circa 10 km afstand ligt Arkemheen (VR). Vanwege de afstand van de planlocatie ten opzichte van deze Natura 2000-gebieden en de aard van de werkzaamheden wordt verwacht dat de werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op de natuurwaarden/functies en instandhoudingsdoelstellingen in deze gebieden. Omdat de wijk Randenbroek in de PEHS ligt en ligt ingesloten door ecologische verbindingszones moet met het bevoegde gezag, de provincie, in overleg worden getreden ten aanzien van de gevolgen van de ingrepen in het gebied. 5.6.2. Beschermde soorten tabel 5.2. Overzicht beschermde soorten in het plangebied soortgroep
beschermde soorten in het plan-
kans op overtreding verboden
gebied aanwezig?
Ffw/compensatiebeginsel Utrecht?
gevolgen
ontheffing
in het plangebied komen mogelijk
in het kader van ruimtelijke ontwikke-
nader
licht beschermde soorten (tabel 1-
ling is voor tabel 1-soorten een vrij-
moet worden uit-
zwaarder
soort) en/of rode lijstsoorten (RL-
stelling geldig op de verboden van de
gevoerd naar het
schermde
soorten)
muurplanten
aanvragen Ffw?
vaatplanten
voor.
Zwaarder
onderzoek
ja,
indien be-
be-
Flora- en faunawet. Indien muurplan-
voorkomen
schermde muurplanten (onder an-
ten aanwezig zijn en verstoord wor-
muurplanten in de
worden aange-
dere varens) zijn mogelijk aanwe-
den zal ontheffingsaanvraag nodig
periode mei tot en
troffen
zig langs de sloot langs de Berli-
zijn
met september
van
otzstraat zoogdieren
in het plangebied komen mogelijk
in het kader van ruimtelijke ontwikke-
onderzoek
naar
ja, indien nest-
licht beschermde soorten (tabel 1-
ling is voor tabel 1-soorten een vrij-
steenmarters moet
en verblijfloca-
soort) voor. Ook steenmarter kan
stelling geldig op de verboden van de
worden uitgevoerd
ties
voorkomen op planlocatie
Flora- en faunawet. Steenmarter is
om nest- en ver-
worden
echter een tabel 2-soort, wanneer
blijflocaties vast te
gebouwen worden gesloopt waarin
stellen
gevonden
nest- of verblijfplaatsen voorkomen moet ontheffing worden aangevraagd vleermuizen
het plangebied maakt mogelijk deel
ja, indien lijnvormige elementen of
oriënterend
uit van het leefgebied van de in de
jachtgebied worden verstoord of als
muisonderzoek op-
vleermuison-
omgeving leven vleermuispopula-
bomen worden gekapt of gebouwen
starten in het voor-
derzoek
ties. Alle in Nederland voorkomen-
worden gesloopt waarin zich rust- en
jaar
dat het leefge-
de vleermuissoorten zijn zwaar be-
verblijfplaatsen bevinden
vleermuizen
schermd
vleer-
wanneer weer
actief zijn
ja indien uit het
bied
blijkt van
vleermuizen wordt verstoord
vogels
algemeen voorkomende soorten
ja
buiten
als houtduif en merel kunnen in
broedseizoen
bomen en bosschages broeden.
plangebied
Meerkoet en eend kunnen langs de
schikt maken (zie
watergang broeden reptielen
werken
of onge-
aanvragen ontheffing
niet
mogelijk
verder op)
hazelworm en ringslang komen
ja, hazelwormen ringslang zijn tabel
onderzoek naar het
ja, indien ha-
mogelijk voor in het plangebied
3-soorten en zodoende zwaar be-
voorkomen
zelworm wordt
schermd waarvoor ontheffing op de
hazelworm en ring-
aangetroffen
verboden van Ffw noodzakelijk is
slang moet worden
op de planloca-
uitgevoerd
tie
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
van
48
soortgroep
beschermde soorten in het plan-
kans op overtreding verboden
gebied aanwezig?
Ffw/compensatiebeginsel Utrecht?
gevolgen
ontheffing aanvragen Ffw?
amfibieën
waarschijnlijk
vissen
dagvlinders
alleen
tabel
1-
in het kader van ruimtelijke ontwikke-
soorten aanwezig zoals bastaard
ling is voor tabel 1-soorten een vrij-
kikker, bruine kikker, kleine water-
stelling geldig op de verboden van de
salamander en gewone pad
Flora- en faunawet
het voorkomen van beschermde
ja
geen
nee
indien delen van de
ja,
soorten kan niet worden uitgeslo-
sloot worden ver-
zwaar(der) be-
ten
stoord is aanvul-
schermde
vis-
lend
soorten
zijn
het voorkomen van beschermde
onderzoek
indien
nodig naar vissen
aangetroffen
nee
geen
nee
nee
geen
nee
nee
geen
nee
soorten en RL-soorten is onwaarschijnlijk libellen
het voorkomen van beschermde soorten en RL-soorten is onwaarschijnlijk
overige wervelden
onge-
het voorkomen van beschermde soorten en RL-soorten is onwaarschijnlijk
Het aanvragen van ontheffing voor het verstoren van de broedende vogels in het plangebied is in principe niet mogelijk (broedseizoen: 15 maart-15 juli11). Er bestaat immers altijd een alternatief: werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn. Behalve werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn is het verstoren van vogels te voorkomen door: - de werkzaamheden voor het broedseizoen inzetten en dan continue doorwerken (werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stilleggen), zodat vogels niet gaan broeden in het gebied waar gewerkt wordt. 5.6.3. Landschappelijke waarde van de bomen In de wijk Randenbroek zijn de locaties 002, 003 (treurwilg), 004, 007 (schietwilgen), 009, 010, 011, 012, 014, 015 en 018 aangeduid als waardevol of zeer waardevol (zie afbeelding 5.17) op landschappelijk, bouwkundig en ecologisch gebied. Naar behoud van deze bomen zou tijdens de herstructurering moeten worden gestreefd. Van de locaties ‘weinig waardevol’ en ‘niet waardevol’ is behoud van de bomen mogelijk, maar omdat deze makkelijk vervangbaar zijn hoeft geen rekening te worden gehouden met deze locaties tijdens werkzaamheden.
11
Het broedseizoen loopt gemiddeld van 15 maart tot 15 juli. Afhankelijk van het weer kan deze periode echter verschuiven. Bovendien zijn er vogelsoorten die tot in september broedsels kunnen hebben. Vaste nestplaatsen van bijvoorbeeld uil of specht zijn, indien functioneel, jaarrond beschermd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
49
afbeelding 5.17. Locaties bestempeld als ‘zeer waardevol’ 001
Ringweg Randenbroek
Verdiweg
A28
Heiligenbergerweg
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
50
6. WATER 6.1. Inleiding Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder (in dit geval waterschap Vallei & Eem) overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het aspect water. Er wordt eerst een beschrijving gegeven van de bestaande waterhuishoudkundige situatie en de waterhuishoudkundige ontwikkelingen. Vervolgens worden de uitgangspunten van het waterschap Vallei & Eem voor duurzaam stedelijk waterbeheer aangegeven. Tenslotte wordt aangegeven op welke wijze in het stedenbouwkundige plan en het vervolgtraject rekening gehouden kan worden met de uitgangspunten voor duurzaam stedelijk waterbeheer. Ten behoeve van het deelonderzoek water is informatie opgevraagd bij het waterschap Vallei & Eem omtrent de bestaande waterhuishoudkundige situatie en de aandachtspunten voor de toekomstige ontwikkelingen. Hiermee is een eerste start gemaakt met het proces van de watertoets. 6.2.
Bestaande situatie en ontwikkelingen
6.2.1. Grondwatersysteem Op de kaart in afbeelding 6.1 is de bodemkaart weergegeven. afbeelding 6.1.
Bodemkaart (www.bodemdata.nl)
Veengrond Zandgrond Bebouwing
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
51
Uit de bodemkaart blijkt, dat in het gebied sprake is van zandgrond. Langs de A28 is daarnaast sprake van een strook waarin oorspronkelijk veengrond ligt. In afbeelding 6.2 zijn de grondwatertrappen weergegeven. afbeelding 6.2.
Grondwatertrappen (bron: www.bodemdata.nl)
Grondwatertrap VI Grondwatertrap VI Grondwatertrap III Grondwatertrap II
Voor het plangebied kan uitgegaan worden van de grondwatertrappen II en III. Dit betekent dat er sprake is van relatief ondiepe grondwaterstanden, hetgeen overeenkomt met de opgave van het waterschap. In de onderstaande tabel zijn de grondwaterstanden die bij deze grondwatertrappen horen aangegeven. tabel 6.1. Grondwatertrappen en grondwaterstanden grondwatertrap
gemiddelde hoogste grondwaterstand
gemiddelde laagste grondwaterstand
II
minder dan 40 cm onder maaiveld
tussen 50 en 80 cm onder maaiveld
III
minder dan 40 cm onder maaiveld
tussen 80 en 1.20 cm onder maaiveld
6.2.2. Oppervlaktewatersysteem Op de onderstaande kaart wordt een overzicht gegeven van het oppervlaktewatersysteem in en om het plangebied.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
52
afbeelding 6.3.
Weergave oppervlaktewatersysteem
Watergangen Park Randenbroek
Watergang Berliozstraat Valleikanaal
Afvoerstuw Valleikanaal
Heiligenbergerbeek
Vosheuvelbeek Afvoerstuw Heiligenbergerbeek
: blauwe/rode watergang: gele watergang: groene watergang:
Watergang Zwarte weg
stromingsrichting primaire watergang secundaire watergang tertiaire watergang
Het plangebied ligt in twee peilgebieden: - het zuidelijke deel van het plangebied, het deel langs de A28 waar de Vosheuvelbeek ligt, ligt in een peilgebied met een streefpeil van NAP +1,10 m (zomerpeil) en NAP +0,85 m (winterpeil). Het waterpeil wordt gereguleerd door stuwen ter plaatse van: ⋅ kruising Heiligenbergerbeek/Vosheuvelbeek (Dorrestein). De stuw ligt benedenstrooms van het plangebied Randenbroek-Zuid. Het wateroverschot wordt afgevoerd op de Heiligenbergerbeek. Het Heiligenbergerbeek heeft een streefpeil van NAP +0,60 m (vast peil voor zomer en winter); ⋅ kruising Vosheuvelbeek/Valleikanaal. De stuw ligt op de rand van het plangebied RandenbroekZuid. Het wateroverschot wordt afgevoerd op het Valleikanaal. Het Valleikanaal heeft een streefpeil van NAP +0,50 m (vast peil voor zomer- en winter); - het overige deel van het plangebied ligt in het peilgebied van de stadsgracht. In dit peilgebied ligt ook de Heiligenbergerbeek. Het streefpeil is NAP +0,60 m (vast peil voor zomer en winter). Het waterschap heeft aangegeven, dat de peilen in het plangebied hoger kunnen zijn dan de streefpei-len. Hierbij wordt met name gedacht aan de sloot achter Berliozstraat en Zwarteweg. In deze sloot vindt in de bestaande situatie opstuwing plaats door kleine stuwconstructies. De primaire watergangen (hoofdwatergangen) zijn in onderhoud bij het waterschap. De tertiaire watergangen zijn in onderhoud bij de gemeente.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
53
6.3. Ontwikkelingen Het waterschap heeft aangegeven, dat er drie ontwikkelingen zijn die relevant voor de planontwikkeling Randenbroek-Zuid. Het betreft: - de inrichting van de ecologische verbindingszone over de route HeiligenbergerbeekVosheuvelbeek-Valleikanaal; - de herinrichting van het Park Randenbroek; - het verbeteren van de waterhuishoudkundige situatie bij de Berliozstraat. Onderstaand worden de ontwikkelingen verder toegelicht. 6.3.1. Ecologische verbindingszone Waterschap geeft uitvoering aan het Reconstructieplan Gelderse Vallei, waarin staat afgesproken om de Ecologische Hoofdstructuur en Ecologische verbindingszones te ontwikkelen. In het plangebied Randenbroek-Zuid is de ecologische verbindingszone gepland over de route HeiligenbergerbeekVosheuvelbeek-Valleikanaal. In de onderstaande afbeelding is het tracé van de ecologische verbindingszone weergegeven. afbeelding: 6.4.
Tracé ecologische verbindingszone en inrichtingsvisie Valleikanaal (bron Visiekaart 2027 en inrichtingsbeelden 2015 Valleikanaal, WVE)
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
54
6.3.2. Relatie met herinrichting Park Randenbroek Park Randenbroek is het park aan de westzijde van het plangebied Randenbroek-Zuid. Op dit moment maakt de gemeente in een breed gebiedsproces plannen voor het inrichten van dit park. Daarbij is de waterstructuur een belangrijk onderdeel. Een mogelijke combinatie van beide watersystemen ligt in de verbinding van de ecologische verbindingszone over de Heiligenbergerbeek-Vosheuvelbeek (zie boven). Ook is het wellicht mogelijk om een relict van een historische waterloop te restaureren (nu de tertiaire watergang achter de Berliozstraat) die vroeger naar het Park Randenbroek stroomde. 6.3.3. Waterhuishoudkundige verbetering bij de Berliozstraat en park Randenbroek Op dit moment is de waterhuishoudkundige situatie in de omgeving Berliozstraat slecht. Knelpunten zijn: - aanwezigheid van klasse 4 slib (in het verleden); - een beperkte waterdiepte; - terugstroom van oppervlaktewater naar de riolering (regenwaterstelsel); - geen doorstroming; - versnippering van groenzones door barrières (wegen). In het plan van aanpak ‘Waterbeheer rondom de Berliozstraat en Park Randenbroek’ zijn de knelpunten beschreven en zijn verbeteringsmaatregelen aangedragen. Op de kaart in bijlage 1 is een overzicht gegeven van de verbeteringsmaatregelen. Het betreft in hoofdlijnen: - het op diepte brengen van de watergangen (verdiepen bodempeil); - het verhogen van de overstortdrempel van het rioolstelsel (regenwaterstelsel), zodat terugstroom van oppervlaktewater naar het rioolstelsel wordt voorkomen; - het aanpassen van duikers onder de wegen, zodat de passeerbaar zijn voor (oever)fauna. Hiermee wordt migratie van fauna tussen de groengebieden verbeterd; - het realiseren van doorstroming door wateraanvoer vanuit het Afleidingskanaal. Het is van belang dat de verbeteringsmaatregelen (daar waar mogelijk) worden ingepast in de herstructurering van Randenbroek-Zuid. 6.4. Uitgangspunten duurzaam stedelijk waterbeheer In de nota ‘Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied’ van het waterschap Vallei & Eem zijn de uitgangspunten voor duurzaam stedelijk waterbeheer aangegeven. Daarnaast heeft het waterschap een aantal aandachtspunten aangegeven. Voor de herstructurering Randenbroek-Zuid zijn de volgende aspecten van belang: - de waterberging; - het afkoppelen van verhard oppervlak; - de ontwatering; - duurzaam bouwen; - inrichting watergangen; - beheer en onderhoud. Onderstaand worden de verschillende aspecten kort toegelicht. Tevens wordt aangegeven welke consequenties de verschillende aspecten hebben voor de herstructurering. 6.4.1. Waterberging Een toename van verharding (significant >1.000 m2) heeft effect heeft op onder andere peilstijging en afvoer in de reeds bestaande watergangen. Als de verharding toeneemt, is het noodzakelijk om buffering in de vorm van extra oppervlaktewater aan te leggen ter grootte van circa 10 % van dit verharde oppervlak. Nadere berekeningen kunnen dit getal specificeren. Op dit moment is niet bekend of de herstructurering Randenbroek-Zuid zal leiden tot een toename van verharding. Op het moment dat er inzicht is in de toekomstige verharding, dan kan vastgesteld worden of en welk percentage aan extra open water er nodig is.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
55
6.4.2. Afkoppelen van verhard oppervlak Het waterkwaliteitsbeheer en rioleringsbeheer wordt gericht op het schoon houden van water, het gescheiden houden van schoon en vuilwater en pas in laatste instantie op het zuiveren van water. Om schoon en vuil water te scheiden en water langer vast te houden in het systeem is in het waterbeheersplan Vallei & Eem voor nieuw stedelijk gebied aangegeven dat neerslag op verhard oppervlak (wegen en daken) zoveel mogelijk afgekoppeld dient te worden. Voor nieuw in te richten gebieden adviseert het waterschap daarom riolen van het gescheiden type (dit betekent afzonderlijke afvoer van hemelwater en afvalwater). Het waterschap onderscheidt de onderstaande manieren van afkoppelen: - afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater via oppervlakkige afvoer (bijvoorbeeld via een greppel in een berm); - afkoppelen en afvoer via een leidingensysteem met slibvang (rwa-riool); - afkoppelen en infiltratie. Afkoppelen via een infiltratievoorziening is voor Randenbroek-Zuid moeilijk uitvoerbaar vanwege de ondiepe grondwaterstanden. afbeelding 6.5.
Schema afkoppelen
Neerslag
Bergen
Afvoer naar Oppervlaktewater
Vegetatiedaken Aquaflow Regentonnen
Infiltreren
Oppervlakteinfiltratie Ondergrondse infiltratie
Oppervlakteafvoer
Ondergrondse buizenafvoer
Wadi’s Goten
Regenwaterriool
Doorlatende bestrating
Betonnen of gebakken stenen
Dicht achter het plangebied Randenbroek-Zuid liggen de Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek. Voor watersysteem van de Heiligenbergerbeek en de Vosheuvelbeek zijn door het waterschap hoge ecologische waterkwaliteitsdoelen gesteld. Door middel van het afkoppelen van relatief schoon hemelwater kan bijgedragen worden aan het bereiken van de waterkwaliteitsdoelen.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
56
6.4.3. Ontwatering In tabel 6.2 zijn de (gangbare) normen voor de ontwateringsdiepte (maaiveldhoogte ten opzichte van grondwaterstand) weergegeven. tabel 6.2. Ontwateringsdiepte grondgebruik
ontwateringsdiepte
bebouwing met kruipruimte
0,70 m-vloerpeil
bebouwing zonder kruipruimte
0,30 m-vloerpeil
primaire wegen
0,90-1,00 m-straatpeil
secundaire wegen
0,70 m-straatpeil
tuinen en openbaar groen
0,50 m-mv
In Randenbroek-Zuid is thans sprake van ondiepe grondwaterstanden. Daarom dient rekening gehouden te worden met het treffen van voorzieningen om te voldoen aan de ontwateringseisen. Het waterschap is geen voorstander van het creëren van onderbemalingen bij nieuwbouwprojecten om aan de ontwateringseisen te kunnen voldoen. Om voldoende ontwateringsdiepte te bereiken, en toch aan te sluiten bij bestaande grond- en oppervlaktewaterpeilen kan overwogen worden het terrein geheel of gedeeltelijk op te hogen in combinatie met kruipruimteloos bouwen. Verder kunnen ontwateringssloten aangelegd worden voor het verbeteren van de ontwatering. Het toepassen van drainagevoorzieningen is ongewenst. 6.4.4. Duurzaam bouwen In het verleden is gebleken dat koperen en zinken dakgoten een bron van vervuiling zijn voor het oppervlaktewater. Het toepassen van dergelijke materialen in dakmateriaal is dan ook niet toegestaan. Ook materialen met lood en andere uitlogende bouwmaterialen zijn niet toegestaan. Het dringend advies van het waterschap is om duurzame materialen te gebruiken in verband met emissies naar het regenwater en afstroming naar de Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek. 6.4.5. Inrichting watergangen Bij de herinrichting kan gedacht worden aan het dempen en graven van nieuwe watergangen. Voor de oeverinrichting van nieuwe watergangen kunnen de volgende vormgevingsaspecten aangehouden worden: - een onderwatertalud van 1:3 of flauwer; - een bovenwatertalud van 1:1½ of flauwer; - minimale waterdiepte voor watervoerende watergangen: bij voorkeur 1,0 m. Het waterschap streeft er naar dat de oevers in nieuw stedelijk gebied zo veel als mogelijk op natuurvriendelijke wijze wordt aangelegd. Het ruimtebeslag van natuurvriendelijke oevers is groter vanwege het flauwe talud (minimaal 1:4). Beschoeiingen zijn toegestaan. Hierbij mogen echter geen chemisch ver-duurzaamde materialen of andere materialen gebruikt worden die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Vanwege veiligheidsoverwegingen en vanwege beheer en onderhoud (maaien), dient rekening gehouden te worden met een boventalud van minimaal 1:4. Voor het toepassen van een kleinere helling voor het boventalud is nadere afstemming met de gemeente nodig. 6.4.6. Beheer en onderhoud De gemeente voert het beheer van de tertiaire watergangen. Het waterschap voert het beheer van de hoofdwatergangen. Watergangen kunnen vanaf de kant of varend onderhouden worden. Het waterschap heeft een voorkeur voor onderhoud vanaf de kant. Hiervoor is het noodzakelijk dat de watergangen in ieder geval aan één zijde langs openbaar terrein grenzen en er minimaal 4 m beschikbaar is voor een onderhoudszone. Vanaf 6 tot 8 m breedte is onderhoud vanaf één zijde niet meer mogelijk. In dat geval zijn aan weerszij-
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
57
den 4 m brede onderhoudsstroken nodig. Watergangen met een breedte van 16 m of meer kunnen niet vanaf de kant onderhouden worden. Voor varend onderhoud dient uitgegaan te worden van een waterdiepte van minimaal 0,7 m en een bodembreedte van minimaal 2 m. Verder dient een doorvaarthoogte van 1,0 m ten opzichte van het streefpeil aanwezig te zijn. Natuurvriendelijke oevers dienen hierbij maximaal 2-2,5 m breed te zijn. Ook dient rekening gehouden te worden met een inlaatplaats voor de onderhoudsboot (trailerhelling met tenminste halfverharding van tenminste 3 m breed met een talud van 1:5 of flauwer. Ook dient rekening gehouden te worden met aanwezigheid van een locatie van 10 bij 10 m, zodat de maaiboot kan keren (in verband met het opduwen van het maaisel). Bij steigers en vlonders mogen geen boten liggen die een belemmering vormen voor het reguliere onderhoud. 6.5. Conclusies Op basis van dit deelonderzoek, wordt aanbevolen om een aantal wateraspecten mee te nemen bij het stedenbouwkundig plan en vervolgtraject van de herstructurering Randenbroek-Zuid. Voor het versterken van het groenblauw in het gebied met het groenblauw in de omgeving zijn er de volgende kansen: - het gebied grenst aan de ecologische verbindingszone van Valleikanaal en de Vosheuvelbeek. Er dient daarom rekening gehouden te worden met een ‘groenstrook’ langs deze watergangen. Verder biedt de ecologische verbindingszone kansen voor versterking van het stedelijk blauw-groen met de ecologische verbindingszone; - ten westen van het Plangebied ligt het Park Randenbroek. De gemeente heeft het planvoornemen om het park te herinrichten. Wellicht kan hierbij een koppeling tussen het watersysteem van het park met die van het de ecologische verbindingszone over de Heiligenbergerbeek – Vosheuvelbeek gerealiseerd worden. Ook is het wellicht mogelijk om een relict van een historische waterloop te restaureren (nu de tertiaire watergang achter de Berliozstraat) die vroeger naar het Park Randenbroek stroomde. Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp, dient rekening gehouden te worden met de volgende waterhuishoudkundige randvoorwaarden: - op dit moment is de waterhuishoudkundige situatie in de omgeving Berliozstraat slecht, vooral de matige waterkwaliteit is een aandachtpunt. In het plan van aanpak ‘Waterbeheer rondom de Berliozstraat en Park Randenbroek’ zijn de knelpunten beschreven en zijn verbeteringsmaatregelen aangedragen. Het is van belang dat de verbeteringsmaatregelen (daar waar mogelijk) worden ingepast in de herstructurering van Randenbroek-Zuid; - het plangebied ligt in twee peilgebieden met verschillende afvoerwatergangen. Bij de herstructurering dient rekening gehouden te worden met het handhaven van de afwatering via de huidige en eventueel nieuwe sloten; - indien de herstructurering leidt tot een toename van het verhard oppervlak, dan dient rekening gehouden te worden met het realiseren van extra open water (circa 10 % ten opzichte van de toename van de verharding); - in het plangebied is sprake van ondiepe grondwaterstanden. Er dient daarom rekening gehouden te worden met (gedeeltelijk) ophogen of kruipruimteloos bouwen om te voldoen aan de ontwateringsdiepten; - in het gebied zijn geen mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater, gezien de aanwezigheid van veengrond en de hoge grondwaterstanden. Het hemelwater kan afgekoppeld worden op het oppervlaktewater. De voorkeur gaat uit naar afkoppelen via greppels in bermen. Hiertoe dient ruimte voor greppels in groenstroken langs wegen gereserveerd te worden. Een alternatief is afvoer via ondergrondse leidingen; - voor onderhoud van watergangen dient rekening gehouden met een onderhoudsstrook langs de watergangen. Een alternatief is varend onderhoud. Voor varend onderhoud dienen de watergangen en kunstwerken doorvaarbaar te zijn en dienen inlaatplaatsen gerealiseerd te worden;
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
58
-
bij de herstructurering dienen bij bestaande of nieuw te graven watergangen bij voorkeur natuurvriendelijke oevers aangelegd te worden; verder invulling aan duurzaam stedelijk waterbeheer kan gegeven worden door het toepassen van niet-uitlogende bouwmaterialen.
Voor de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp wordt aanbevolen om nadere afstemming met het waterschap te hebben, zodat nagegaan kan worden waar de herstructurering van randenbroek Zuid en de voorgenomen inrichtingsmaatregelen van de watergangen in de directe omgeving van Randenbroek-Zuid elkaar kunnen versterken. Om wateroverlast te voorkomen dient rekening gehouden te worden met extra open water en het (gedeeltelijk) ophogen van het gebied. Verder dient rekening gehouden te worden met het ruimtebeslag van afkoppelvoorzieningen, onderhoudspaden en (natuurvriendelijke) oevers.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
59
7. EXTERNE VEILIGHEID 7.1. Inleiding Randenbroek-Zuid ligt gedeeltelijk op minder dan 200 m afstand van de A28. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Bij de besluitvorming moet daarom rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Voor de besluitvorming is van belang dat tevens andere mogelijke risico’s in het kader van externe veiligheid in beeld worden gebracht, zoals bijvoorbeeld nabijgelegen inrichtingen die risico’s kunnen veroorzaken. Hieronder zijn de mogelijke belemmeringen en kansen voor de inrichting van het gebied met betrekking tot externe veiligheid in beeld gebracht. Bij gebleken belemmeringen zijn tevens mogelijke oplossingsrichtingen aangegeven. 7.2.
Externe veiligheid
7.2.1. Wet- en regelgeving Het transport, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen brengen risico’s met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading vrij kan komen. De discipline externe veiligheid houdt zich bezig met het beheersen van de hieraan verbonden risico’s voor mensen die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden. Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen: - transportassen, zoals wegen en spoorwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; - inrichtingen waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gericht op de bescherming van individuen die zich bevinden in beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten12, oftewel de risico-ontvangers. plaatsgebonden risico en groepsrisico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het plaatsgebonden risico. De grenswaarde die gehanteerd wordt voor het plaatsge-6 bonden risico is gesteld op 10 (kans van 1 op de miljoen per jaar) voor nieuwe situaties. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hoe meer mensen nabij de bron, hoe groter het groepsrisico. De oriënterende waarde voor situaties rondom transportassen is: - 10 doden: kans/jaar is 10-4; - 100 doden kans/jaar 10-6; -8 - 1.000 doden: kans/jaar is 10 . De oriënterende waarde voor situaties rondom inrichtingen is: - 10 doden: kans/jaar is 10-5; - 100 doden kans/jaar 10-7; -
-9
1.000 doden: kans/jaar is 10 .
Het bevoegd gezag dient over iedere toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico verantwoording af te leggen. 12
Een onderscheid tussen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten is gegeven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
60
regelgeving rond transportassen Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten: vervoer over de weg, het spoor, over het water (zee en binnenwater) en door buisleidingen. Langs transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, bestaat een grotere kans dat een ongeluk met gevaarlijke stoffen plaatsvindt dan elders. Het externe veiligheidsbeleid kan beperkingen opleggen aan langs zo’n transportas geprojecteerde plannen en projecten. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen13 (Circulaire RNVGS) schrijft het beleid voor waarmee een afweging plaats kan vinden tussen de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ruimtelijke structuur van de omgeving. Deze circulaire is van toepassing op alle transportassen met uitzondering van buisleidingen. Voor buisleidingen gelden afzonderlijke circulaires. In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor het PR ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld. Met betrekking tot kwetsbare objecten is het PR een grenswaarde, en tot beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Voor het GR is geen harde norm vastgelegd. Er is voor gekozen het GR als oriënterende waarde te handhaven. Over elke overschrijding van de oriënterende waarde, dan wel elke toename van het GR, moet verantwoording worden afgelegd. regelgeving rond inrichtingen In het Besluit externe veiligheid inrichtingen14 (hierna: Bevi) zijn de risiconormen voor externe veiligheid rond inrichtingen waarin productie, gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt vastgelegd. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij horende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Reve) naleven bij de vaststelling van ruimtelijke plannen. In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld; voor beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriënterende waarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. 7.3. Inventarisatie en toets Witteveen+Bos heeft een inventarisatie gedaan van in de omgeving van de planlocatie aanwezige risicobronnen. In de omgeving van de planlocatie bevindt zich één relevante risicobron, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg A28. In de omgeving van de planlocatie bevinden zich geen BEVI- en of BRZO-inrichtingen waarvan de 10-6risicocontour of de grens van het invloedsgebied overlapt met de planlocatie (zie de uitsnede van de provinciale risicokaart in afbeelding 7.1). Vanuit dit spoor zijn daarom geen beperkingen te verwachten.
13
Staatscourant 147, d.d. 4 augustus 2004.
14
Staatsblad, 10 juni 2004.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
61
afbeelding 7.1.
Uitsnede risicokaart provincie Utrecht (op 11 februari 2008). Plangebied rood omlijnd
7.3.1. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28 AVIV heeft in het kader van dit project risicoberekeningen uitgevoerd ten aanzien van de geplande ontwikkelingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28 (zie bijlage VIII). Hierin is ingegaan op zowel de hoogte van het PR als het GR. plaatsgebonden risico Uit de risicoberekeningen blijkt dat de 10-6-PR-contour op de as van de weg ligt, en daarom niet overlapt met de planlocatie. De berekende afstand vanaf het midden van de weg tot de PR-contouren wordt getoond in tabel 7.1. Buiten de weg is het plaatsgebonden risico overal kleiner dan de grenswaarde. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het realiseren van nieuwe bebouwing langs de weg. tabel 7.1. Ligging PR-contouren ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A28 wegvak A28
afstand (m)
10-6
10-7
10-8
0
100
177
Ook wanneer de intensiteit van het aantal transporten van brandbare gassen (overwegend LPG) 25 % hoger zou zijn, ligt de 10-6-PR-contour op de as van de weg. Overigens zullen langs de A28 geluidsvoorzieningen (schermen) worden gerealiseerd. Deze schermen beperken bij een calamiteit het verspreiden van alle gevaarlijke stoffen die zwaarder zijn dan lucht richting woongebied. Dit aspect is overigens niet meegenomen in het kwantitatieve onderzoek van AVIV.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
62
groepsrisico Het groepsrisico ligt in de huidige situatie ruim onder de oriënterende waarde en zal in de toekomstige situatie niet berekenbaar veranderen (zie afbeelding 7.2 en 7.3). De reden hiervoor is dat in RBMII het groepsrisico wordt bepaald door de BLEVE15 van een tankauto die is beladen met brandbaar gas (GF3, bijvoorbeeld LPG). Voor dit ongeval is het bepalende effectgebied cirkelvormig met een straal van 85 meter rond de risicobron (hier bijvoorbeeld een LPG-tankauto). Verreweg het grootste gedeelte van het nieuwbouwplan ligt op grotere afstand van de as van de weg. Bij een toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd door het betrokken bestuursorgaan. In onderhavig geval is gerekend met een mogelijke (fictieve) invulling van het plangebied. Hieruit blijkt dat sprake is van een toename van het groepsrisico. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat een verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Echter, aangezien gerekend is met een fictieve invulling, wordt geadviseerd om nogmaals het groepsrisico te berekenen als de invulling van het plangebied definitief is. Op basis van die resultaten kan dan een besluit worden genomen over de noodzaak van de verantwoording van het groepsrisico. afbeelding 7.2. en 7.3.
fN-curve GR in de huidige situatie (links) verandert niet berekenbaar in de toekomstige situatie
7.4. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de herstructurering van het plangebied. Het plangebied waarbinnen de herstructurering plaatsvindt ligt niet binnen een 10-6-PR-contour van een risicobron voor de externe veiligheid. Bij de berekening van het groepsrisico met de aangegeven maximale invulling is sprake van een (nietberekenbare) toename van de hoogte van het groepsrisico. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of bij een toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd door het betrokken bestuursorgaan. In onderhavig geval is de verwachting dat geen sprake zal zijn van een significante toename van het groepsrisico. Voor de externe veiligheidsberekeningen is in onderhavige situatie uitgegaan van een fictieve invulling van het plangebied. Geadviseerd wordt wanneer de invulling van het plangebied definitief is opnieuw externe veiligheidsberekeningen uit te voeren. Op basis van die resultaten kan vervolgens een besluit worden genomen over de noodzaak van de verantwoording van het groepsrisico. 15
Een BLEVE, uitgesproken als blevvie, is een afkorting voor ‘boiling liquid expanding vapour explosion’ (kokende vloeistofgasexpansie-explosie). Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. Als de vloeistof water betreft dan spreekt men vaak over een stoomexplosie. Een BLEVE kan voorkomen bij een houder die gevuld is met een stof die onder atmosferische omstandigheden een gas is maar onder druk een vloeistof is zoals LPG. De houder bevat dan een laag vloeistof met een laag gas erboven.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
63
8. VERKEER 8.1. Inleiding Verkeer is een belangrijk onderwerp bij (her)ontwikkeling van woningbouwlocaties. Bewoners willen hun huizen kunnen bereiken en hun auto parkeren. Tevens willen de huidige bewoners in het plangebied geen overlast ervaren als gevolg van de (her)ontwikkeling. In dit hoofdstuk zijn de verwachte gevolgen voor het verkeer beschreven, zoals verkeersgeneratie en parkeren. De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 8.2 wordt ingegaan op de verkeersgeneratie van het plangebied. Paragraaf 8.3 behandelt de afhandeling van auto’s binnen de wijk, daarbij wordt ingegaan op de ontsluiting van het verkeer op de omliggende straten en op het parkeren. Openbaar vervoer en fietsers behoeven extra aandacht. In paragraaf 8.4 wordt daarom uitgebreid ingegaan op deze twee vervoerwijzen. Tot slot zijn de belangrijkste conclusies samengevat in paragraaf 8.5. 8.2. Verkeersgeneratie Ontwikkelingen van een gebied leiden tot een verandering in de verkeersstromen. De verkeersbehoefte moet verwerkt kunnen worden door de wegen in het gebied en de wegen in de directe omgeving van het plangebied. In dit hoofdstuk is ingegaan op de verkeersaantrekkende werking van de plannen in vergelijking met het huidige verkeersaanbod. Omdat van zowel de huidige als van de toekomstige situatie de exacte aantallen verkeersbehoefte niet bekend zijn, wordt een inschatting gemaakt op basis van de nieuwe CROW-normen uit publicatie 256 ‘Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden’. 8.2.1. Toename verkeersgeneratie Omdat nog niet exact bekend is hoeveel woningen gerealiseerd zullen gaan worden in het plangebied is zowel gekeken naar de gevolgen voor het verkeer bij de realisatie van 200 woningen als bij de realisatie van 300 woningen. Op dit moment zijn in het plangebied 190 woningen aanwezig. Het bouwen van 200 woningen zal dus nauwelijks een effect hebben op de verkeersstromen binnen en direct buiten het plangebied. Wanneer 300 woningen worden gerealiseerd ligt dit anders. Volgens de genoemde CROW-norm levert een woning in woonmilieu III (centrum-stedelijk overig en buiten-centrum overig) op een gemiddelde werkdag 5,5 voertuigbewegingen. Een groei van 110 woningen levert dus ongeveer extra 600 voertuigbewegingen per etmaal op. 8.2.2. Toename generatie ten opzichte van bekende intensiteiten Van de gemeente Amersfoort is een overzicht ontvangen met daarin berekende intensiteiten voor 2007 en 2020, exclusief de ontwikkelingen in Randenbroek-Zuid. Deze verkeersintensiteiten zijn gegeven voor een aantal doorgaande wegen, zowel binnen de wijk Randenbroek-Zuid als voor belangrijke wegen in de omgeving van deze wijk. De ontvangen gegevens zijn voor de volledigheid opgenomen in bijlage IX. Om de intensiteiten te kunnen gebruiken voor lucht- en geluidsberekeningen zijn verkeersgegevens nodig van 2010 en 2018. Deze intensiteiten zijn berekend aan de hand van de bekende getallen, de berekende groei van het verkeersaanbod bij 300 woningen en enkele aannames. De resultaten van de berekeningen zijn terug te vinden in tabel 8.1.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
64
tabel 8.1. Gewijzigde verkeersintensiteiten bij ontwikkeling 300 woningen Randenbroek-Zuid locatie
2008
2010
2018
(zonder ontwikkeling)
(50 % ontwikkeld)
(100 % ontwikkeld)
12.685
12.835
12.895
10.970
11.370
12.790
1.235
1.335
1.495
740
895
940
1.285
1.370
1.545
1.760
1.940
2.240
910
1.015
1.180
Ringweg Randenbroek bij Heiligenbergerweg Heiligenbergerweg ten zuiden van Randweg Randenbroek Verdistraat ten oosten van Weberstraat Weberstraat ten noorden van Verdistraat Verdistraat ten oosten van Mozartweg Mozartweg ten zuiden van Randweg Randenbroek Mozartweg ten zuiden van Verdistraat
Bij de berekeningen is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: - basis zijn de van de gemeente Amersfoort ontvangen intensiteitsgegevens; - berekeningen voor 300 woningen zijn gebaseerd op een toename van 100 woningen ten opzichte van de bestaande situatie; - groei tussen 2007 en 2020 is gebaseerd op lineaire groei; - in 2008 is nog niets gerealiseerd, in 2010 is 50 % van de woningen gerealiseerd (dus de helft van het aantal extra bewegingen), in 2020 is dit 100 %; - niet al het verkeer passeert de genoemde locaties, daarom is een aanname gemaakt van het percentage extra verkeer dat een telpunt passeert: ⋅ Ringweg Randenbroek bij Heiligenbergerweg: 60 %; ⋅ Heiligenbergerweg, ten zuiden van Randweg Randenbroek: 20 %; ⋅ Verdistraat, ten oosten van Weberstraat: 20 %; ⋅ Weberstraat, ten noorden van Verdistraat: 20 %; ⋅ Verdistraat, ten oosten van Mozartweg: 20 %; ⋅ Mozartweg, ten zuiden van Ringweg Randenbroek: 50 %; ⋅ Mozartweg, ten zuiden van Verdistraat: 30 %. Voor de verdelingen in voertuigklassen en naar het moment van de dag kan worden uitgegaan van de verdelingen die door de gemeente Amersfoort zijn verstrekt. Deze zijn voor de volledigheid nogmaals weergegeven in tabel 8.2. tabel 8.2. Verdelingen verkeer in voertuigklassen en naar moment van de dag voertuigklassen locatie Ringweg Randenbroek
verdeling naar tijdstip
licht
mzw.
zwaar
23-7
7-19
19-23
95,0 %
4,0 %
1,5 %
6,4 %
81,0 %
12,6 %
95,0 %
4,0 %
1,5 %
6,4 %
81,0 %
12,6 %
98,5 %
1,0 %
0,5 %
6,3 %
79,6 %
14,1 %
98,5 %
1,0 %
0,5 %
6,3 %
79,6 %
14,1 %
bij Heiligenbergerweg Heiligenbergerweg ten zuiden van Randweg Randenbroek Verdistraat ten oosten van Weberstraat Weberstraat ten noorden van Verdistraat
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
65
voertuigklassen locatie Verdistraat
verdeling naar tijdstip
licht
mzw.
zwaar
23-7
7-19
19-23
98,5 %
1,0 %
0,5 %
6,3 %
79,6 %
14,1 %
98,5 %
1,0 %
0,5 %
6,3 %
79,6 %
14,1 %
98,5 %
1,0 %
0,5 %
6,3 %
79,6 %
14,1 %
ten oosten van Mozartweg Mozartweg ten zuiden van Randweg Randenbroek Mozartweg ten zuiden van Verdistraat
8.3. Ontsluiting autoverkeer en parkeren Weginfrastructuur kan niet onbeperkt worden benut. Dat betekent dat plannen die meer verkeer met zich meebrengen gevolgen kunnen hebben voor de bereikbaarheid. Het kan dus voorkomen dat door een ontwikkeling verkeerslichtenregelingen moeten worden aangepast of kruispunten volledig moeten worden gereconstrueerd. Een toename van verkeer kan ook gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. In paragraaf 8.3.1 is daarom aandacht voor de ontsluiting van het autoverkeer. Wanneer bewoners of bezoekers het plangebied zijn binnengereden willen zij hun voertuigen parkeren. Er moet dus worden voorzien in voldoende parkeerruimte. Deze voorzieningen kunnen zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte worden aangelegd. Een deel zal echter altijd openbaar toegankelijk moeten zijn voor bezoekers. In paragraaf 8.3.2 wordt verder aandacht besteed aan het parkeren. 8.3.1. Ontsluiting autoverkeer De ontsluiting van het autoverkeer dient bij voorkeur te worden gerealiseerd op dezelfde locaties als nu het geval is. Een verplaatsing van de toeleidende wegen zal leiden tot onnodige hoge herinrichtingskosten. Het aanbrengen van extra ontsluitingswegen is onwenselijk uit het oogpunt van verkeersveiligheid, een extra kruispunt levert immers extra conflictpunten op tussen langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer en deze verkeersstromen onderling. De Mozartweg en de Verdistraat maken deel uit van de plannen fietsroutes Valleikanaal. Wanneer deze variant gekozen wordt, zal de fiets hier een prominente plaats krijgen. De gevolgen hiervan op de verkeersveiligheid is aandacht in paragraaf 8.4. Het kruispunt van de Mozartweg en de Ringweg Randenbroek krijgt het meeste extra verkeer te verwerken. Daarom is voor dit kruispunt berekend of er mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn, zoals het plaatsen van verkeerslichten. Hiervoor is een berekening gemaakt met behulp van het intensiteitscriterium van Slop. Het intensiteitscriterium is een methodiek waarmee kan worden bepaald in hoeverre een ongeregelde situatie voldoet op basis van de kruispuntvormgeving, de snelheid en de intensiteiten in het 8e drukste uur. Er is hierbij gerekend met de intensiteiten van 2020, zodat ook de autonome groei mee is genomen. Voor zowel de situatie met 200 als met 300 woningen geldt dat op dit kruispunt verkeerslichten niet ongewenst, maar ook niet noodzakelijk zijn. De gemeente heeft echter al onderzoeken laten uitvoeren naar verkeerslichten of een rotonde op deze locatie. Dit blijkt, gezien de korte afstand tot de Heiligenbergerweg moeilijk. Dit kruispunt is dus een punt van aandacht bij de ontwikkelingen, bij de ontwikkeling van meer dan 250 tot 300 woningen zal wel serieus aandacht gegeven moeten worden aan een eventuele extra ontsluiting. 8.3.2. Parkeren De gemeente Amersfoort stelt haar parkeernormen zelf op en past deze regelmatig aan om beter te kunnen aansluiten bij de ontwikkelingen. Aan de hand van de concept parkeernormen voor 2008 is een berekening gemaakt van het aantal parkeerplaatsen dat bij de woningen moet worden aangelegd. De gemeente stelt hierover het volgende in haar beleid: - woning duur in de rest van de bebouwde kom: minimaal 2,00 parkeerplaatsen per woning; - woning goedkoop in de rest van de bebouwde kom: minimaal 1,70 parkeerplaatsen per woning.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
66
Vooralsnog gaan de plannen uit van een verdeling van 70 % woningen in de dure categorie en 30 % in de goedkopere prijsklasse. In tabel 8.3 zijn de aantallen weergegeven van het benodigd aantal parkeerplaatsen bij 200 en bij 300 woningen. tabel 8.3. Aantal te realiseren parkeerplaatsen bij 200 en 300 woningen aantal woningen
type woning
totaal
duur (70 %)
goedkoop (30 %)
200 woningen
280
100
380
300 woningen
420
155
575
De gehanteerde parkeercijfers zijn indicaties. De uiteindelijke hoeveelheid parkeerplaatsen moet definitief worden afgestemd met de gemeente Amersfoort. Omdat parkeerplaatsen op eigen terrein niet altijd worden gebruikt door bewoners en er op straat wordt geparkeerd, worden parkeerplaatsen op eigen terrein niet altijd volledig meegeteld. In ieder geval dient minimaal 0,3 parkeerplaats per woning openbaar toegankelijk te zijn voor bezoekers. Het meest voor de handliggende is om deze plaatsen aan te leggen op en langs de straat. Andere oplossingen zijn openbaar toegankelijke parkeergarages, of afgesloten parkeergarages waar ook bezoekers gebruik van kunnen maken (bewoners moeten garage op afstand kunnen openen voor bezoek). Belangrijke randvoorwaarde is dat deze plaatsen worden aangelegd in de directe omgeving van iedere woning. Binnen afzienbare afstand dient een openbare parkeergelegenheid aanwezig te zijn om te zorgen dat deze worden gebruikt en dat er geen wanorde ontstaat door her en der geparkeerde voertuigen. Zoals gezegd dienen de definitieve parkeervoorzieningen met de gemeente te worden afgestemd. De parkeerruimte in de wijk kan worden dubbelgebruikt. Functies binnen de wijk (bijvoorbeeld scholen) kunnen voertuigen laten parkeren in de omliggende straten. De bewoners van de wijk zijn overdag immers voor een groot deel weg met de auto. Parkeerplaatsen op privéterrein en in afgesloten garages zijn niet beschikbaar voor dubbelgebruik. Om te bepalen of dubbelgebruik mogelijk is dient dan ook een goede parkeerbalans te worden opgesteld wanneer het volledige bouwprogramma bekend is. 8.4. Ontsluiting openbaar vervoer en fiets Amersfoort heeft een zeer gunstige ligging in het land, centraal en aan een knooppunt van wegen en sporen. De aanwezigheid van een station met treinen naar alle grote steden in de Randstad en directe verbindingen met het oosten en het noorden maken Amersfoort tot een stad die bij uitstek geschikt is voor het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer. Een vereiste voor een succesvol gebruik van het openbaar vervoer is het kwalitatief goed inrichten van de mogelijkheden voor voor- en natransport. Goede fiets- en openbaar vervoerverbindingen tussen het plangebied en het station zijn daarom belangrijk. Ook voor bezoeken aan de binnenstad is de fiets of het busvervoer een goede optie, mits dit kan concurreren met de auto. In dit hoofdstuk is daarom aandacht voor de voorwaarden voor een succesvol gebruik van openbaar vervoer en de fiets. 8.4.1. Openbaar vervoer In de huidige situatie is het openbaar vervoer rond het plangebied redelijk tot goed verzorgd. Over de Heiligenbergerweg rijdt een groot aantal (streek)buslijnen en door het plangebied rijdt een stadsdienst. De bediening van de stadsdienst is beperkt tot een halfuursregeling. De bediening van de haltes langs de Heiligenbergerweg loopt in de spits op tot maximaal 14 bussen per uur. Wanneer de bushaltes blijven liggen op de huidige locaties heeft iedere woning in het plangebied binnen 400 m een stadsbushalte en binnen 600 m een streekbushalte. Vanaf deze haltes is het 8 (streekbussen) tot maximaal 17 minuten (stadsbus) naar het station. De streekbusroute biedt een snelle en frequente verbinding met het station. Bij de inrichting van de wijk moet dus rekening gehouden worden met goede looproutes richting deze haltes. De stadsdienst is tra-
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
67
ger en rijdt minder frequent. Deze bus zal waarschijnlijk minder worden gebruikt door forenzen en vooral een ontsluitende functie hebben voor bijvoorbeeld ouderen. Het succes van de stadsbus, met name voor de relatie tussen het plangebied en de binnenstad, kan worden vergroot door de frequentie te verhogen. Aandachtspunt moet ook de routering zijn, doordat de wijk naar het zuiden toe uitbreidt worden de loopafstanden groter. Bij de planning van de infrastructuur moet gekeken worden naar de mogelijkheden om deze loopafstanden te minimaliseren. 8.4.2. Fiets Het beleid is om voor korte afstanden zoveel mogelijk de fiets te nemen, dus een goede fietsroute tussen het centrum, het station en de planlocatie is zeer belangrijk. De gemeente heeft plannen om de fietsverbinding tussen het centrum en het Valleikanaal kwalitatief sterk te verbeteren. De plannen die daarvoor zijn uitgewerkt voorzien onder meer in vrijliggende fietspaden en op de Verdistraat is voorzien in fietsstroken. Deze hoogwaardige hoofdfietsroute loopt vlak langs en deels door het plangebied. Wanneer dit volgens de plannen wordt uitgevoerd kunnen de fietsers door de geplande woonstraten naar deze fietsstructuur rijden en vanaf daar veilig, direct en comfortabel richting centrum of station fietsen. De fiets is op deze afstanden een meer dan goed vervoermiddel de afstand tot de binnenstad is ongeveer 2 km en de afstand tot het station bedraagt ongeveer 3 km. 8.5. Conclusies De belangrijkste conclusies van het verkeersonderzoek zijn als volgt. productie en attractie Op de te ontwikkelen locatie in Randenbroek-Zuid zijn op dit moment 190 woningen. In de toekomstige situatie zullen dit 200 à 300 woningen worden. Wanneer het aantal woningen beperkt blijft tot 200 zal dit naar verwachting nauwelijks gevolgen hebben voor de verkeersgeneratie van het plangebied. Een uitbreiding van het aantal woningen met 110 brengt een extra verkeersproductie met zich mee van circa 600 voertuigbewegingen. ontsluiting autoverkeer De extra verkeersbewegingen moeten worden verwerkt door zowel het interne als externe wegennet. Aandachtspunten zijn hierbij de aansluitingen op het bestaande weggennet. Aansluiting op de bestaande woonstraten zal geen problemen opleveren. De aansluiting op de omliggende wegen is wel een punt van zorg. De hoeveelheid verkeer die het kruispunt van de Mozartweg en de Ringweg Randenbroek te verwerken krijgt behoeft aandacht. De gemeente heeft al onderzoeken uitgevoerd naar de mogelijkheden van een rotonde of verkeerslichten op deze locatie. Gezien de korte afstand tot het kruispunt met de Heiligenbergerweg is dit niet mogelijk. In het ontwerp van de fietsroutes wordt op deze locatie uitgegaan van een voorrangskruispunt met brede middengeleiders. De vraag is echter of dit voldoende zal zijn bij het realiseren van grotere aantallen woningen. Bij 250 tot 300 woningen zal daarom moeten worden nagedacht over alternatieve ontsluitingen. parkeren Het parkeren in de wijk is altijd een belangrijk aandachtspunt bij ontwikkelingen. De gemeente Amersfoort heeft eigen parkeernormen. De normen die gelden voor dit gebied hebben als uitkomst dat met de geplande woningdifferentiatie bij de ontwikkeling van 200 woningen 280 parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd. Bij 300 woningen is dit 575 parkeerplaatsen. De gebruikte normen zijn wel richtlijnen, wanneer veel parkeerruimte op eigen terrein wordt aangelegd zullen de normen hoger worden doordat bewoners lang niet altijd hun eigen parkeerterrein zullen gebruiken. Afstemming over de uiteindelijke hoeveelheid parkeerplaatsen met de gemeente is dus noodzakelijk. In de openbaarheid dienen ook voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn om bezoekers te kunnen laten parkeren.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
68
ontsluiting openbaar vervoer en fiets Amersfoort ligt zeer gunstig in het Nederlandse spoornetwerk, dit biedt mogelijkheden om het aandeel van de trein in de modal-split van de bewoners groot te maken. Een vereiste hiervoor is kwalitatief goed en comfortabel transport van en naar het station. Aan de rand van de wijk zijn reeds veel (streek) buslijnen die zeer frequent en binnen afzienbare tijd een reiziger op het station of in de binnenstad kunnen brengen. De routering van de stadsdienst behoeft nog wel aandacht, aangezien de wijk verder naar het zuiden wordt uitgebreid. De gemeente is reeds bezig met het inrichten van een hoogwaardige fietsroute over de Mozartstraat en de Verdistraat. Dit biedt kansen voor het bevorderen van het fietsgebruik richting stad en station. Het maken van goede aansluitingen voor de fietser op deze voorzieningen is daarbij een must.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
69
9. BEDRIJVEN- EN MILIEUZONERING 9.1. Inleiding Aanwezige bedrijven in en om het plangebied kunnen vanwege hun activiteiten en de milieubelasting die dit met zich meebrengt van invloed zijn op de herstructurering van Randenbroek-Zuid. In onderhavig hoofdstuk wordt ingegaan op de aanwezige bedrijven in en om het plangebied en de betekenis hiervan voor de herstructurering in verband met de milieubelasting. Aangegeven wordt wat de eisen zijn waar bij de realisatie van de nieuwe woningbouw rekening moet worden gehouden en welke mogelijkheden er zijn om met inachtneming van die eisen nieuwe woningbouw te realiseren. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van het projectplan en een luchtfoto. De locatie is tevens bezocht, waardoor de herkenbare bedrijven zijn geïnventariseerd in en rondom het plangebied. Voor het aanwezige ziekenhuis nabij de wijk is de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer opgevraagd bij de milieudienst Gewest Eemland. 9.2. Bedrijven in en in de nabijheid van het plangebied De planlocatie is gelegen in de bebouwde kom. Tijdens het bezoek aan de planlocatie zijn de onderstaande bedrijven waargenomen. Op de locatie van een tweetal bedrijven in het plangebied (een wormenkwekerij (Heiligenbergerweg 144a) en een gymzaal (nabij woonwagenkamp) zijn in het projectplan nieuwe ontwikkelingen voorzien (deze bebouwing is dan ook niet aangeduid als te handhaven bebouwing, zie afbeelding 9.1). Om deze nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, dienen de bedrijfsactiviteiten en de eventuele milieuvergunning ingetrokken te worden. In de analyse zijn deze activiteiten dan ook niet nader beschouwd. afbeelding 9.1.
Ligging van de inrichtingen in en nabij het plangebied
10. 9. 11.
3.
2. 4.
5. 1.
8. 7. 6.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Medicor Ziekenhuis-Elisabeth kerk diverse winkels en horeca uitvaartcentrum tandarts Anne Annema School Trafostation Prins Willem Alexanderschool zorgcentrum blokhuis diverse winkels en horeca Caecilia school voormalige boerderij antiekhandel kinderboerderij scouting De Vosheuvel school hoveniersbedrijf
12. 15.
13. 14.
16. 17.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
70
De waargenomen inrichtingen worden hieronder geclusterd behandeld. inrichting Wet milieubeheer Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Activiteitenbesluit. Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (milieuvergunning) vereist. Het ziekenhuis is als enige van de hierboven weergegeven bedrijven opgenomen in bijlage 1 van het Activiteitenbesluit en dient dan ook te beschikken over een milieuvergunning. Opgemerkt wordt dat de activiteiten van de waargenomen inrichtingen niet nader zijn beschouwd, waardoor niet met zekerheid vastgesteld kan worden of de bedrijven aan de minimale omvangeisen van de Wet milieubeheer voldoen. Een inrichting valt onder de Wet milieubeheer indien het een opgesteld elektrisch vermogen kent van 1,5 kW of een opgesteld thermisch vermogen van 130 kW. Veiligheidshalve is in deze analyse ervan uitgegaan dat deze inrichtingen onder de Wet milieubeheer vallen, aangezien ook niet gemelde inrichtingen onder een Besluit ingevolge de Wet milieubeheer vallen. normen Activiteitenbesluit De voornaamste milieuhinder van de bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen, is de geluidshinder. Het Besluit kent algemene geluidsvoorschriften die stellen dat een inrichting een langtijdgemiddelde geluidsniveau van 50, 45 en 40 dB(A) op de gevel van gevoelige gebouwen voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode toestaat. Daarnaast is een maximaal geluidsniveau van maximaal 70, 65 en 60 dB(A) op de gevel van gevoelige gebouwen toegestaan voor respectievelijk de dag-, avonden nachtperiode. Dit recht van bedrijven wordt bij veel kleinschalige bedrijven niet of maar gedurende enkele uren van de dag volledig gebruikt. Bij iedere nieuwbouw van woningen dient dan ook constant de milieuhinder van bedrijven bekeken te worden. Belangrijke aandachtspunten in deze zijn de ligging van de geluidsproducerende activiteiten, zoals bijvoorbeeld een schoolplein, ten opzichte van de nieuwe woningen. Ook de ligging van andere bebouwing tussen het bedrijf en de nieuwbouw speelt in deze mee. De bedrijven 2, 3, 4, 5, 10, 11, 14, 15 en 16 zijn waarschijnlijk geen knelpunt in de herstructurering van de woonwijk, omdat reeds bestaande woningbouw tussen de planlocatie is gelegen. Nummer 12 wordt na het beëindigen van de activiteiten (zie onder 2) een woonhuis, waardoor de Wet milieubeheer hierop niet meer van toepassing is. Het trafostation, nummer 7, overschrijdt gezien de activiteiten en bouwwijze de gestelde normen niet op woningen. De scholen (6 en 8) en het zorgcentrum (9) liggen in of naast het plangebied. Bij deze objecten is het van belang om rekening te houden met de geldende rechten van deze inrichtingen. Voor deze bedrijven is het van belang om vast te stellen of zij onder de Wet milieubeheer vallen en indien dit het geval is de geluidsactiviteiten te bepalen. Vooral een schoolplein is hierin een aandachtspunt. In de bedrijvenlijst zoals opgenomen in de uitgave Bedrijven- en Milieuzonering van de VNG wordt geadviseerd een indicatieve afstand van 30 meter tot woningen voor het aspect geluid aan te houden bij ruimtelijke planvorming. Uit deze afstand blijkt dat bij de ontwikkeling en projectie van de woningen aandacht voor deze inrichtingen moeten zijn. Medicor Ziekenhuis-Elisabeth Voor het Medicor Ziekenhuis is een milieuvergunning afgegeven op 23 juni 1995. Na deze revisievergunning zijn nog meerder veranderingen via een melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer doorgevoerd. Vanuit het gewest Eemland is enkel de melding van 18 april 2002 aangeleverd. Deze melding geeft onder andere deels inzicht in de akoestische situatie.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
71
Uit de melding van 18 april 2002 kan gehaald worden, dat de geluidsnormen vastgelegd in de vergunning van 23 juni 1995 respectievelijk 51, 45 en 40 dB(A) op de gevels van woningen van derden bedragen voor de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de maximale geluidsniveaus geldt een norm van respectievelijk 60, 56 en 56 op de gevel van woning van derden voor de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de nieuwe woningbouw is het van belang om niet in de ‘geluidscontouren’ van het ziekenhuis te bouwen. Daarnaast heeft de gemeente een norm van 51 dB(A) vergund gekregen, dat is hoger dan de grenswaarden van 50 dB(A) die normaliter gebruikelijk is voor industrielawaai op woning van derden. Voor de nieuwe woningen moet echter een grenswaarde van 50 dB(A) gehaald worden, aangezien het een nieuwe situatie betreft. Het verkrijgen van inzicht in de geluidsbelasting op de nieuwe woning in deze is dan van belang. Verder zijn voor het ziekenhuis al meerdere meldingen en een veranderingsvergunning aangevraagd. Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient altijd van de feitelijke situatie worden uitgegaan. Aangezien de feitelijke situatie niet geheel duidelijk in één akoestisch rapport is te herleiden, verdient het aanbeveling om meer inzicht in de huidige geluidsbelasting van het ziekenhuis te krijgen. Met betrekking tot het ziekenhuis wordt opgemerkt dat er plannen zijn om op termijn het ziekenhuis te verhuizen. Ten tijde van het opstellen van dit rapport is de definitieve verhuisdatum nog niet bekend. Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat zolang het ziekenhuis niet verhuisd is, bij de ontwikkelingen in het plangebied rekening gehouden dient te worden met de geluidscontouren van het ziekenhuis. 9.3. Conclusie Bij de projectontwikkeling en de verdere planvorming dient met de reeds bestaande bedrijven in en in de nabijheid van het plangebied rekening te worden gehouden. De geluidsnormen, en dus rechten, die de bedrijven bezitten moeten in acht worden genomen. Deze rechten betreffen echter juridische rechten en niet de feitelijke rechten. De feitelijke rechten moeten bepaald worden aan de hand van de activiteiten en de daaruit volgende gevolgen voor de omgeving. De ervaring leert dat de inrichtingen de huidige rechten vaak niet (volledig) benutten, waardoor woningbouw dichter bij de bedrijven mogelijk is. Voor de beide scholen en het verzorgingstehuis in het plangebied wordt geadviseerd om de indicatieve afstand aan te houden of anders aan de hand van een eenvoudige akoestische berekening te bepalen in hoeverre deze afstand ingekort kan worden. Voor het ziekenhuis (zolang dit nog niet verhuisd is) wordt geadviseerd om de feitelijke akoestisch situatie duidelijk in beeld te krijgen, zodat op basis daarvan de positionering van de nieuwe woningen bepaald kan worden. Voor nieuwe woningen geldt in principe een norm van 50, 45 en 40 dB(A) op de gevel van woningen voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de maximale geluidsniveaus wordt een maximale norm van 70, 65 en 60 dB(A) op de gevel van woningen voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode gehanteerd. Op dit moment kent het ziekenhuis een geluidsrecht van 51 dB(A) op de gevel van woningen in de dagperiode.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
72
10. LUCHTKWALITEIT 10.1. Inleiding Het luchtkwaliteitsonderzoek bestaat uit twee fasen. In fase 1 wordt door middel van berekeningen met het meest recente CARII-model de luchtkwaliteit berekend langs de belangrijkste ontsluitingswegen (Heiligenbergerweg, Ringweg Randenbroek, Verdistraat) op de projectlocatie en de directe omgeving in kaart gebracht. Berekend wordt wat de luchtkwaliteit is in het jaar van besluitvorming (2008) en in 2010, voor zowel de autonome als de plansituatie. De uitkomsten van de berekeningen worden getoetst aan de 1 %-norm uit de Regeling NIBM en, indien noodzakelijk, aan de grenswaarden ten aanzien van de luchtkwaliteitseisen als opgenomen in bijlage II bij de ‘Wet milieubeheer’. De berekende resultaten worden vertaald in uitgangspunten voor het te ontwikkelen stedenbouwkundig plan. Bij eventuele overschrijdingen wordt aangegeven wat dit betekent voor het opstellen van het stedenbouwkundig schetsontwerp in de vorm van kansen en bedreigingen. Tevens worden aanbevelingen gedaan hoe hiermee omgegaan kan worden. 10.2. Toetsingskader Op 15 november 2007 is de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden, ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit 2005 en de bijbehorende Regelingen. De wet bevat basisverplichtingen op grond van de EU richtlijnen16, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De ‘Wet luchtkwaliteit’ is geen separate wet, maar een onderdeel (titel 5.2) van de Wet milieubeheer en vormt het kader voor de nieuwe regels op het gebied van luchtkwaliteit: diverse EU richtlijnen inzake luchtkwaliteit
wijziging Wm (luchtkwaliteitseisen)
Besluit ‘niet in betekende mate bijdragen’
Regeling ‘beoordeling luchtkwaliteit 2007’
Regeling ‘niet in betekende mate bijdragen’
Regeling ‘projectsaldering luchtkwaliteit 2007’
De kern van het nieuwe toetsingskader blijft bestaan uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen, welke betrekking hebben op de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden in het algemeen alleen overschrijdingen verwacht voor NO2 en PM1017. In het onderhavig onderzoek zijn dan ook alleen de stoffen NO2 en PM10 onderzocht. De grenswaarden voor NO2 en PM10 zijn:
16
Richtlijnen nummers 85/337/EG, 96/62/EG, 1999/30/EG, 2000/69/EG, 2002/3/EG, 2003/35/EG en 2004/107/EG.
17
Andere stoffen die mede de luchtkwaliteit bepalen en waarvoor grenswaarden gelden, zullen naar verwachting nergens die grenswaarden overschrijden als gevolg van het wegverkeer (zie: ‘Preliminary assessment of air quality’, RIVM nr. 725601005 voor lood en zwaveldioxide nummer 725601007 voor koolmonoxide en benzeen en nummer 725601008 voor ozon).
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
73
tabel 10.1. Overzicht toetsingskader luchtkwaliteit grenswaarde (μg/m3)
stof
criterium
NO2
jaargemiddelde concentratie
NO2
uurgemiddelde concentratie (mag maximaal 18 keer per jaar worden overschreden)
PM10
jaargemiddelde concentratie
40
PM10
etmaalgemiddelde concentratie (mag maximaal 35 keer per jaar worden overschreden)
50
a.
40a) 200b)
De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 wordt in 2010 van kracht. In de jaren vóór 2010 zijn voor NO2 jaargemiddelde plandrempels van toepassing van 46, 44 en 42 μg NO2/m3 in respectievelijk 2007, 2008 en 2009.
b.
Tot 1 januari 2010 geldt voor wegen met tenminste 40.000 mvt/etmaal de uitzonderingsgrenswaarde van 290 μg NO2/m³ uurgemiddelde. In diezelfde periode zijn voor wegen met tenminste 40.000 mvt/etmaal voor NO2 tevens uurgemiddelde plandrempels van toepassing van 230, 220 en 210 μg NO2/m3 in respectievelijk 2007, 2008 en 2009.
De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan pas in werking treden als de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend. Dit zal naar verwachting niet eerder dan begin 2009 het geval zijn. In het Besluit ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tot het verlenen van derogatie door de EU is het begrip ‘niet in betekenende mate’ gedefinieerd als 1 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3 % van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de overige gevallen kan een project doorgang vinden indien - bijvoorbeeld met een luchtkwaliteitsonderzoek - aannemelijk kan worden gemaakt dat: - het project, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit18 (tot inwerkingtreding van het NSL maximaal 1 %) (Wm artikel 5.16.1.c), ofwel dat; - de luchtkwaliteit door het project, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°)19, ofwel dat; - bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege het project, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.1°)20. De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, ofwel dat; - er geen grenswaarden worden overschreden. De wijze van salderen in relatie tot het begrip NIBM is uitgewerkt in de Regeling ‘projectsaldering luchtkwaliteit 2007’.
18
Dit geldt ook in gevallen waar grenswaarden worden overschreden.
19
Dit komt overeen met de wijze van salderen conform artikel 7.3.a. uit het inmiddels ingetrokken Besluit luchtkwaliteit 2005.
20
Dit komt overeen met de wijze van salderen conform artikel 7.3.b. uit het inmiddels ingetrokken Besluit luchtkwaliteit 2005.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
74
De Regeling ‘beoordeling luchtkwaliteit 2007’ vervangt de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 en het Meeten rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 zijn regels beschreven met betrekking tot onder andere: - de manier van afronden (artikel 68); - de bepaling van de toetsingsafstand21 (artikel 70); - de voorgeschreven rekenmethoden (artikel 71); - de te gebruiken achtergrondconcentraties en emissiefactoren (artikel 66); - de dubbeltellingcorrectie (bijlage I, sub 5); - de zeezout aftrek (bijlage IV): ⋅ van de berekende jaargemiddelde concentratie mag een per gemeente verschillende concentratie worden afgetrokken; voor de gemeente Amersfoort bedraagt dit 4 μg PM10/m3; ⋅ van het berekende aantal overschrijdingen van de etmaalgemiddelde grenswaarde van 50 μg/m3 mag binnen heel Nederland 6 overschrijdingsdagen worden afgetrokken. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd conform bovenstaande toetsingskader. 10.3. Uitgangspunten en invoergegevens uitgangspunten Het studiegebied is als volgt afgebakend: - Ringweg Randenbroek bij Heiligenbergerweg; - Heiligenbergerweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek; - Verdistraat ten oosten van Weberstraat; - Weberstraat ten noorden van Verdistraat; - Verdistraat ten oosten van Mozartweg; - Mozartweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek; - Mozartweg ten zuiden van Verdistraat. De berekeningen zijn uitgevoerd met het CARII-model versie 6.1.1. De luchtkwaliteitberekeningen zijn uitgevoerd voor 2008, het jaar van besluitvorming, 2010, het jaar waarin de jaargemiddelde norm voor de NO2 concentraties in werking treedt en een doorkijk naar de toekomstige situatie (2018). Hierbij wordt opgemerkt dat de resultaten voor 2018 zijn berekend op basis van de prognose voor de emissiefactoren en achtergrondconcentraties voor 2017 (worst case). Bij de berekeningen in CARII is gebruik gemaakt van een 10-jarige meteorologie. Op basis van de rijksdriehoekscoördinaten en het gekozen jaar in het CARII-model wordt een regiofactor geselecteerd waarin de meteorologie is verwerkt. Op basis van de rijksdriehoekscoördinaten en het gekozen jaar wordt in het CARII-model de bijbehorende achtergrondconcentratie geselecteerd. Deze achtergrondconcentraties bevatten regionale invloeden van steden, drukke (snel)wegen en industriegebieden. invoergegevens Van de gemeente Amersfoort is een overzicht ontvangen met daarin verkeersgegevens voor 2007 en 2020. Op basis van de te verwachten toename van het verkeer ten gevolge van de herstructurering van
21
De toetsingsafstand voor NO2 is 5 meter tot de rand van de weg de voor PM10 op 10 m tot de rand van de weg. Indien gevoelige objecten, zoals afgescheiden fietspaden/voetpaden en woningen, binnen deze toetsingsafstand liggen moet worden getoetst ter hoogte van deze gevoelige objecten. In de modellering is het verkeer gesitueerd op de wegas. De berekeningsafstand in het model is dan ook gelijk aan toetsingsafstand plus een halve wegbreedte.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
75
Randenbroek-Zuid en interpolatie tussen deze jaren zijn verkeersintensiteiten vastgesteld22. De wegkenmerken zijn vastgesteld op basis van luchtfoto’s. De Regeling ‘beoordeling luchtkwaliteit 2007’ geeft in artikel 70 een afstand van 5 m als maximale toetsingsafstand voor NO2 en een afstand van 10 m voor PM10. In het onderhavige onderzoek is voor Ringweg Randenbroek en de Heiligerbergerweg uitgegaan van een rijstrookbreedte van circa 5 m, dat wil zeggen dat de dichtstbijzijnde toetsingsafstand overeenkomt met 10 m vanaf de wegas. Voor de overige wegen is uitgegaan van 5 m vanaf de wegas (worst case). In bijlage X zijn de verkeersintensiteiten en de wegkenmerken van de onderzochte wegvakken weergegeven, zoals die gebruikt zijn bij de invoer in CARII. 10.4. Resultaten situatie 2008 (zonder ontwikkeling) De resultaten voor de onderzochte wegen voor 2008, het jaar van besluitvorming, staan vermeld in tabel 10.2. De resultaten voor PM10 zijn niet gecorrigeerd voor zeezout (worst case). Het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2 concentratie van 200 ȝg/m3 bedraagt op de onderzochte rekenpunten nul, dus ver beneden de grenswaarde van 18 overschrijdingen per jaar. De resultaten zijn daarom niet opgenomen in tabel 9.1. tabel 10.2. Resultaten luchtkwaliteitberekeningen 2008 (zonder ontwikkeling) straatnaam
jaargemiddelde NO2
jaargemiddelde
[ȝg/m3]
PM10 [ȝg/m3]a
aantal overschrijdingsdagen etmaalgemiddelde PM10 b
Ringweg Randenbroek bij Heiligenbergerweg
38,0
30,9
34
Heiligenbergerweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek
36,6
30,5
32
Verdistraat ten oosten van Weberstraat
27,7
28,2
24
Weberstraat ten noorden van Verdistraat
27,0
28,0
24
Verdistraat ten oosten van Mozartweg
27,6
28,2
24
Mozartweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek
28,7
28,5
25
Mozartweg ten zuiden van Verdistraat
27,6
28,2
24
a. b.
Resultaten PM10 zijn exclusief zeezoutcorrectie; voor de gemeente Amersfoort is de correctie 4 μg/m³ jaargemiddelde. Resultaten PM10 zijn exclusief zeezoutcorrectie: voor heel Nederland bedraagt de correctie 6 overschrijdingsdagen.
situatie 2010 De resultaten voor de onderzocht wegen voor 2010, het jaar waarin de jaargemiddelde norm voor NO2 in werking treedt, staan vermeld in tabel 10.3. De resultaten voor PM10 zijn niet gecorrigeerd voor zeezout (worst case). Het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2 concentratie van 200 ȝg/m3 bedraagt op de onderzochte rekenpunten nul, dus ver beneden de grenswaarde van 18 overschrijdingen per jaar. De resultaten zijn daarom niet opgenomen in tabel 9.2.
22
Notitie Verkeerseffecten en parkeren Randenbroek-Zuid, concept, Witteveen+Bos, 29 januari 2008.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
76
tabel 10.3.Resultaten luchtkwaliteitberekeningen 2010 straatnaam
jaargemiddelde
jaargemiddelde
NO2 [ȝg/m3]
PM10 [ȝg/m3]a
aantal overschrijdingsdagen etmaalgemiddelde PM10 b
autonoom
plan 50 %autonoom
plan 50 %autonoom
plan 50 %
Ringweg Randenbroek bij Heiligenbergerweg
35,3
35,4
28,8
28,9
26
27
Heiligenbergerweg ten zuiden van Ringweg Randen-
34,3
34,3
28,5
28,5
25
25
Verdistraat ten oosten van Weberstraat
25,7
25,8
26,4
26,4
19
19
Weberstraat ten noorden van Verdistraat
25,0
25,2
26,2
26,2
19
19
Verdistraat ten oosten van Mozartweg
25,5
25,6
26,4
26,4
19
19
Mozartweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek
26,7
26,9
26,7
26,8
20
20
Mozartweg ten zuiden van Verdistraat
25,6
25,7
26,4
26,4
19
19
broek
a. b.
Resultaten PM10 zijn exclusief zeezoutcorrectie; voor de gemeente Amersfoort is de correctie 4 μg/m³ jaargemiddelde. Resultaten PM10 zijn exclusief zeezoutcorrectie: voor heel Nederland bedraagt de correctie 6 overschrijdingsdagen.
situatie 2018 (100 % ontwikkeld) De resultaten voor de onderzocht wegen voor 2018, 10 jaar na de planontwikkelingen, staan vermeld in tabel 10.4. De resultaten voor PM10 zijn niet gecorrigeerd voor zeezout (worst case). Het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2 concentratie van 200 ȝg/m3 bedraagt op de onderzochte rekenpunten nul, dus ver beneden de grenswaarde van 18 overschrijdingen per jaar. De resultaten zijn daarom niet opgenomen in tabel 10.4. tabel 10.4. Resultaten luchtkwaliteitberekeningen 2018 straatnaam
jaargemiddelde NO2
jaargemiddelde
[ȝg/m3]
PM10 [ȝg/m3]a
aantal overschrijdingsdagen etmaalgemiddelde PM10 b
auto-
plan
auto-
plan
auto-
plan
noom
100 %
noom
100 %
noom
100 %
Ringweg Randenbroek bij Heiligenbergerweg
27,0
27,2
25,9
25,9
18
18
Heiligenbergerweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek
27,0
27,1
25,9
25,9
18
18
Verdistraat ten oosten van Weberstraat
20,3
20,4
24,5
24,5
15
15
Weberstraat ten noorden van Verdistraat
19,8
19,9
24,3
24,4
14
14
Verdistraat ten oosten van Mozartweg
20,2
20,3
24,4
24,4
14
14
Mozartweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek
21,0
21,3
24,6
24,7
15
15
Mozartweg ten zuiden van Verdistraat
20,2
20,4
24,4
24,5
14
15
a. b.
Resultaten PM10 zijn exclusief zeezoutcorrectie; voor de gemeente Amersfoort is de correctie 4 μg/m³ jaargemiddelde. Resultaten PM10 zijn exclusief zeezoutcorrectie: voor heel Nederland bedraagt de correctie 6 overschrijdingsdagen.
10.5. Conclusies In dit onderzoek zijn de gevolgen van de herstructurering Randenbroek-Zuid in Amersfoort onderzocht met behulp van het CARII-model. De veranderingen ten gevolge van de herstructurering bedragen maximaal 0,3 μg/m³ (2018 Mozartweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek) en vallen daarmee onder de Regeling NIBM (niet in betekenende mate). Op basis van onderhavig onderzoek wordt tevens geconcludeerd dat alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitseisen Wet milieubeheer. Er is geen sprake van overschrijdingsgebieden voor de luchtverontreiniging. De herstructurering Randenbroek-Zuid levert voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit geen bezwaren op.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
77
11. GELUID 11.1. Inleiding Door middel van akoestisch onderzoek wordt de geluidbelasting in het te ontwikkelen gebied in beeld gebracht en daarmee de mogelijkheid om te bouwen op de ontwikkelingslocatie. Voor RandenbroekZuid zijn de relevante wegen de A28, de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek. 11.2. Wettelijk kader 11.2.1. Geluidzones In de Wet geluidhinder zijn de geluidszones gedefinieerd. De geluidszones zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden, bijvoorbeeld bij nieuwe bouwplannen. De wettelijke zonebreedtes zijn zo bepaald dat buiten de zones over het algemeen geen geluidsniveaus voorkomen die hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg (aantal rijstroken) en de aard van de omgeving (stedelijk en buitenstedelijk gebied). Onder stedelijk gebied verstaat men: - het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Onder buitenstedelijk gebied verstaat men: - het gebied buiten de bebouwde kom met inbegrip van het gebied binnen de bebouwde kom gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. De breedte van de zone dient voor iedere situatie bepaald te worden en kan variëren van 200 tot 600 meter. Iedere weg heeft van rechtswegen een zone. De volgende wegen zijn echter vrijgesteld van een zone: - wegen die zijn gelegen binnen een woonerf; - wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. tabel 11.1. Breedten van geluidzones aantal rijstroken
zonebreedtes [m] buitenstedelijk
binnenstedelijk
5 of meer
600
350
3 of 4
400
350
1 of 2
250
200
De A28 bestaat nabij op- en afrit Leusden uit 6 rijstroken. De geluidzone van een snelweg is altijd buitenstedelijk de toepasselijke zonebreedte bedraagt 600 meter. De Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek zijn tweebaans wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Amersfoort. De zonebreedte van deze wegen bedraagt 200 meter. De ontwikkelingslocatie is gelegen binnen de zone van de A28, Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek. 11.2.2. Nieuwbouw Bij nieuwbouw van woningen binnen de wettelijke geluidzones zal akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
78
Er dient binnen de vastgestelde zone van een weg onderzoek te worden gedaan naar: - de te verwachten geluidbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen; - de doeltreffendheid van bron en overdrachtsmaatregelen die moeten voorkomen dat de hoogst toelaatbare geluidbelasting van de gevel wordt overschreden. In tabel 11.2 zijn de toepasselijke grenswaarden voor nieuwbouw opgenomen. tabel 11.2. Grenswaarden wegverkeerslawaai voor nieuwe situaties situatie:
voorkeur
hoogst toelaatbare gevel-
hoogst toelaatbaar
nieuwe woning/ bestaande weg
grenswaarde
belasting met ontheffing
binnenniveau
nieuw te bouwen woningen1
48 dB
stedelijk: 63 dB
33 dB
buitenstedelijk: 53 dB vervangende nieuwbouw
48 dB
stedelijk: 68 dB
33 dB
buitenstedelijk: niet van toepassing 1.
Voor de ontwikkelingslocatie Randenbroek-Zuid zijn de grenswaarden voor nieuwbouw van toepassing.
Bij een geluidbelasting hoger dan 48 dB dient onderzocht te worden of door middel van bron- of overdrachtsmaatregelen, zoals stille wegdektypen en schermen, de geluidbelasting teruggebracht kan worden tot onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De gevelbelasting is echter niet altijd door maatregelen (voldoende afstand, type wegdek of schermen) onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te houden. In deze situatie kunnen (zie paragraaf 11.2.4) burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort voor nieuw te bouwen woningen een ontheffing verlenen tot de maximale grenswaarde van 53 dB ten gevolge van de A28 en 63 dB ten gevolge van de afzonderlijke gemeentelijke wegen (Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek). Het binnenniveau mag niet meer bedragen dan 33 dB. dove gevel In afwijking van artikel 1 Wet geluidhinder wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan (artikel 5 Wgh): - een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede; - een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Voor dove gevels wordt dus geen hogere waarde vastgesteld en behoeft bij een latere wijziging van de geluidbelasting ook niet aan een eventuele hogere geluidbelasting op de gevel te worden getoetst. 11.2.3. Aftrek op de berekende resultaten Het beleid van de Nederlandse overheid en de Europese Unie (EU) is erop gericht om de geluidsemissie van het verkeer te verminderen. Dit wordt bereikt door steeds strengere eisen te stellen aan de geluidsemissies van voertuigen en banden (in EU-verband) en door onderzoek naar stillere wegdekverhardingen te stimuleren (door de Nederlandse overheid). In de Wet geluidhinder is in artikel 110g van de Wet geluidhinder wordt de mogelijkheid geboden om hierop te anticiperen in het geluidsonderzoek. In het RMG2006 is nader aangegeven hoe hiermee omgegaan moet worden. In het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG2006) is geregeld dat, voorzover er geen sprake is van specifieke omstandigheden, de berekende geluidsbelasting verminderd mag worden met de aftrek ex artikel 110g van de Wgh alvorens toetsing aan de wettelijke grenswaarden plaatsvindt. De hoogte van deze aftrek is geregeld in artikel 3.6 van het RMG2006: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor de overige wegen;
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
79
- 0 dB bij de bepaling van de geluidswering van de gevel. Voor de A28 is een aftrek van 2 dB op de resultaten toegepast. Voor de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek bedraagt de aftrek 5 dB. 11.2.4. Geluidnota gemeente Amersfoort Ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder hebben burgermeester en wethouders de mogelijkheid om (naar boven) af te wijken van de in de Wet geluidhinder genoemde voorkeursgrenswaarden bij het bouwen op geluidsbelaste locaties of bij de aanleg of reconstructies van wegen in deomgeving van woningen. Om op een consequente manier met de ontheffingen om te gaan heeft de gemeente Amersfoort ontheffingscriteria en voorwaarden vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota. De ontheffingscriteria en voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 7 ‘Formulier/checklist ten behoeve van de hoger waarde procedure’ van de gemeentelijke geluidnota. De invulling (locatie en hoogte van de woningen) van het bouwplan is nog onbekend. Om te kunnen toetsen aan de voorwaarden uit de gemeentelijke geluidnota is nadere detaillering van het bouwplan noodzakelijk. Toetsing aan de gemeentelijke geluidnota heeft niet plaatsgevonden. 11.3. Uitgangspunten 11.3.1. Rekenmethode en rekenmodel De berekeningen zijn overeenkomstig het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG2006) uitgevoerd. De berekeningen zijn uitgevoerd volgens Standaard-Rekenmethode 2 van het RMV2002. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geonoise versie 5.41. In de berekening is met alle factoren die volgens het RMW2002 van belang zijn rekening gehouden, zoals afstandsreducties, reflecties, afschermingen, bodem- en luchtdemping. Er is gerekend met één reflectie en een sectorhoek van twee graden conform de afspraken tussen de Ministeries van VROM en V&W (Rijkswaterstaat) en diverse ingenieursbureaus. Het model is opgesteld op het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel. Alle items zijn ingevoerd met een hoogte ten opzichte van NAP. In afbeelding 11.1 is het rekenmodel afgebeeld. afbeelding 11.1. 3D-weergave rekenmodel
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
80
11.3.2. Verkeersgegevens en wegkenmerken intensiteiten De verkeersintensiteiten voor het peiljaar 2020 die in de berekeningsmodellen voor de dag-, avond- en nachtperiode worden gebruikt, worden uitgedrukt in het aantal motorvoertuigen dat per uur over de weg rijdt (gemiddeld over het jaar). De verkeersgegevens van de Rijksweg A28, de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek zijn op basis van het regionaal model aangeleverd door de gemeente Amersfoort. Aan de hand van de aangeleverde intensiteiten en verdelingen over de verschillende perioden en voertuigcategorieën zijn verschillende rijlijnen gemodelleerd. In afbeelding 11.2 zijn de gemiddelde weekdagintensiteiten per wegvak voor de A28 weergegeven. afbeelding 11.2. Gemiddelde weekdag intensiteiten A28 11900
Leusden
7200
005
004
59500
54802 47600 002
003 101
001
102 59800
103
71900
70030 104
105
12100
10200
Voor de Heiligenbergerweg en Ringweg Randenbroek zijn de weekdagintensiteiten opgenomen in tabel 11.3. tabel 11.3. Gemiddelde weekdagintensiteiten Heiligenbergerweg en Ringweg Randenbroek weg
gemiddelde weekdagintensiteit (peiljaar 2020)
Heiligenbergerweg
13.000
Ringweg Randenbroek
12.500
De gemiddelde weekdag intensiteiten dienen te worden verdeeld over de verschillende voertuigcategorieën per periode. Deze gegevens zijn in tabel 11.4 nader uitgewerkt. tabel 11.4. Weekdagintensiteiten per categorie en periode (peiljaar 2020) weg
etmaalin-
vak
tensiteit
dagperiode (aantal per uur)
avondperiode (aantal per uur)
lv
mv
zv
lv
mv
zv
nachtperiode (aantal per uur) lv
mv
zv
A28
001
54.802
2.702
254
437
1.340
107
184
680
98
168
002
47.600
2.347
220
380
1.164
93
159
590
85
146
003
59.500
2.934
276
474
1.455
116
199
738
106
183
004
7.200
411
13
22
200
5
9
110
5
9
005
11.900
680
21
36
331
9
15
182
9
15
101
71.900
3.642
322
554
2.231
184
317
534
114
196
102
59.800
3.029
268
461
1.855
153
264
445
95
163
103
70.030
3.547
314
540
2.173
180
309
521
111
191
104
12.100
691
21
36
336
9
15
185
9
15
105
10.200
583
18
31
283
7
13
156
7
13
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
81
weg
etmaalin-
vak
tensiteit
dagperiode (aantal per uur)
avondperiode (aantal per uur)
nachtperiode (aantal per uur)
lv
mv
zv
lv
mv
zv
lv
mv
zv
834
35
13
389
16
6
198
8
3
802
34
13
374
16
6
190
8
3
Heiligenbergerweg
--
13.000
Ringweg Randenbroek
--
12.500
lv / mv / zv = lichte voertuigen / middelzware voertuigen / zware voertuigen
Omdat de geluidemissie afhankelijk is van de motorvoertuigcategorie, wordt bij de berekening met deze motorvoertuigcategorieën afzonderlijk gerekend. Ook met de wettelijke rijsnelheden en de wegdekverharding wordt in de berekeningen rekening gehouden (zie volgende paragrafen). Ten slotte wordt rekening gehouden met de plaats op de weg waar het verkeer rijdt. Afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg worden per rijrichting één of meer rijstroken gemodelleerd. De rijlijnen zijn in overeenstemming met de ‘Handleiding Akoestisch Onderzoek Wegverkeer’ versie oktober 2007 gemodelleerd. wegdekverharding In tabel 11.5 zijn de wegdekverhardingen voor de wegen samengevat. tabel 11.5. Wegdekverharding weg
wegdektype
A28
hoofdrijbanen: ZOAB op- en afritten: DAB
Heiligenbergerweg
DAB
Ringweg Randenbroek
DAB
De parameters die de geluidsafstraling van deze wegdektypen bepalen zijn ontleend aan de CROWpublicatie 200 ‘De methode wegdek 2002 voor wegverkeersgeluid’ van april 2004. snelheden van de voertuigen De maximumsnelheid op de Rijksweg A28 bedraagt voor het peiljaar 2020 op de hoofdrijbaan 100 km/uur. Rekening houdend met de maximumsnelheid, zijn de snelheden in het rekenmodel voor de A28 als volgt ingevoerd: - bij een maximum toegestane snelheid van 100 km/uur is een snelheid van 100 km/uur ingevoerd voor lichte motorvoertuigen en van 80 km/uur voor vrachtwagens; - de op- en afritten zijn verdeeld over drie gelijke delen met een op- of aflopende snelheid van 90, 70 en 50 km/uur voor de lichte voertuigen en 80, 65 en 50 km/uur voor vrachtwagens.
De snelheid op de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek bedraagt voor alle voertuigcategorieën 50 km/uur. 11.4. Resultaten en conclusie 11.4.1. Resultaten autonome situatie (peiljaar 2020) In tabel 11.6 zijn de resultaten samengevat. De contouren zijn weergegeven op de kaarten van bijlage XII.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
82
tabel 11.6. Contourafstanden wegverkeer (ten opzichte van kantverharding weg) wegverkeer
contourafstand 48 dB op 7,51 m
53 dB op 7,5 m
58 dB op 7,5 m
63 dB op 7,5 m
hoogte
hoogte
hoogte
hoogte
95 m
--
15 m
<5m
Ringweg Randenbroek
100 m
--
25 m
< 10 m
Rijksweg A28
510 m
380 m
--
--
peiljaar 2020
Heiligenbergerweg
1.
Een waarneemhoogte van 7,5 meter komt overeen met 3 geluidsgevoelige bouwlagen.
Uit tabel 11.7 en de kaarten van bijlage XII volgt dat als gevolg van de A28 op geen enkel locatie binnen het ontwikkelingsgebied voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt eveneens op bijna alle locaties overschreden. Bebouwing zonder maatregelen is zeer beperkt/niet mogelijk. Voor grote delen van de ontwikkelingslocatie bedraagt de geluidbelasting minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek. Er is een smalle strook langs beide wegen waar eventueel gebouwd kan worden indien een hogere grenswaarde wordt verleend (geluidsbelasting tussen de 48 en 63 dB, zie kaarten in bijlage XII). Aan de randen van het plangebied op zeer korte afstand van zowel de Ringweg Randenbroek als de Heiligenbergerweg wordt de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB overschreden. Op deze locaties direct aan de weg kan zonder maatregelen niet worden gebouwd. 11.4.2. Oplossingsrichtingen algemeen Bebouwing op de ontwikkelingslocatie is zonder maatregelen zeer beperkt/niet mogelijk als gevolg van de hoge geluidbelasting van de A28. Het toepassen van geluidsschermen is het meest effectief om de geluidsbelasting te reduceren. Gesteld kan worden dat een voldoende hoog geluidsscherm bebouwing tot dicht langs de snelweg mogelijk maakt, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de hoogte van de nieuwbouw zelf. De bouwhoogte wordt gemaximaliseerd hetzij door de voorkeurswaarde, hetzij door de eventueel maximaal toegelaten ontheffingswaarde. De afweging die men hier moet maken zal een financiële zijn: een hoger (lees: duurder) geluidsscherm maakt bebouwing dichter bij de snelweg mogelijk, en dus meer opbrengsten. Hier is een optimum in te vinden (in combinatie met dove gevels). De realisatie van een geluidsscherm zal in overleg met Rijkswaterstaat moeten plaatsvinden. Mogelijk kan een scherm samen met Rijkswaterstaat worden geplaatst (Rijkswaterstaat in het kader van de Spoedwet (indien noodzakelijk) en de Alliantie Ontwikkeling in het kader van het nieuwbouwplan). Daarnaast kan gedacht worden aan het toepassen van dove gevels (mogelijk in combinatie met schermen). De dove gevel wordt niet getoetst aan de Wet geluidhinder. Het binnenniveau mag echter niet meer bedragen dan 33 dB. De woningen met dove gevel kunnen mogelijk voldoende afscherming realiseren waardoor achter de eerste lijnsbebouwing de geluidbelasting is gereduceerd tot onder de maximale ontheffingswaarde. resultaten geluidsscherm Voor het reduceren van de geluidbelasting tot onder de maximale waarde na ontheffing is een geluidsscherm nodig met een hoogte van 6,5 meter ten opzichte van kantverharding weg en een lengte van 875 meter. Met dit scherm kan de geluidbelasting binnen de ontwikkelingslocatie grotendeels worden teruggebracht tot de maximale ontheffingswaarde van 53 dB (waarneemhoogte 7,5 meter). In bijlage XIII zijn de contouren opgenomen voor de situatie met geluidsscherm.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
83
12. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN inleiding Ten behoeve van het opstellen van het stedebouwkundig ontwerp voor de herinrichting van Randenbroek-Zuid is voor diverse ruimtelijk relevante onderwerpen onderzocht welke kansen en beperkingen deze met zich meebrengen voor de invulling van het plangebied. Hieronder volgt per onderzocht onderwerp de conclusie waarbij tevens eventueel aanwezige kansen en beperkingen in beeld worden gebracht. Waar mogelijk worden ten aanzien van eventuele kansen en beperkingen aangegeven wat dit betekent voor de invulling(en) van het plangebied en worden aanbevelingen gedaan hoe hiermee omgegaan kan worden bij het ontwikkelen van het stedebouwkundig schetsontwerp. bodem Ten behoeve van het in beeld brengen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het plangebied is een vooronderzoek naar de bodemsituatie gebaseerd op de NVN 5725 uitgevoerd. Dit onderzoek heeft tot doel het geografisch besluitvormingsgebied23, de onderzoekslocatie voor bodemonderzoek en de onderzoekshypothese (per deellocatie) vast te stellen. Hiertoe is informatie verzameld over het historisch, huidig en toekomstig gebruik en de bodemopbouw/geohydrologie. Op basis van het verrichtte vooronderzoek worden de volgende kernconclusies geformuleerd: - binnen het plangebied is een 22-tal bodemonderzoeken en –saneringen uitgevoerd; - alle uitgevoerde bodemonderzoeken en –saneringen, een enkele uitzondering daargelaten, zijn meer dan 2 à 5 jaar geleden uitgevoerd. De bodeminformatie voldoet daarmee niet aan de (gemeentelijk) vereiste ‘geldigheid’24; - het algehele beeld voor wat betreft de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) binnen de grenzen van de onderzoekslocatie wijkt niet af van het beeld in binnenstedelijk gebied. Er is sprake van diffuse verontreiniging van – met name – de bovengrond van met name enkele zware metalen en/of PAK. Plaatselijk zijn binnen het plangebied, als gevolg van (voormalige) (bedrijfs)activiteiten, enkele als ‘verdacht’ aan te merken deellocaties te onderscheiden. Op deze deellocaties zijn licht tot sterk verhoogde gehalten gemeten. Het betreft hier met name minerale olie, vluchtige aromaten, zware metalen en/of PAK; - in het grondwater worden plaatselijk matig verhoogde gehalten aan nikkel gemeten, dat – gelet op het ontbreken van duidelijke aanwijzingen dat zich binnen het plangebied een bron aanwezig is (geweest) – waarschijnlijk een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde betreft; - de beschikbare bodeminformatie is dekkend voor het gehele plangebied. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat nagenoeg alle binnen het plangebied uitgevoerde bodemonderzoeken als niet adequaat worden beoordeeld. Op grond hiervan en mede ook gelet op de planontwikkeling en de daarmee samenhangende, diverse wettelijke vereisten ten aanzien van inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit in relatie tot de voorgenomen herstructurering wordt het noodzakelijk geacht dat bodemonderzoek binnen het gehele plangebied wordt uitgevoerd. Aanbevolen wordt om voorafgaand aan de uitvoering van het bodemonderzoek, op basis van de resultaten van het onderhavige vooronderzoek, hiertoe een ‘op maat gesneden’ projectvoorstel op te stellen. Het verdient aanbeveling om voorafgaand aan de uitvoering van het bodemonderzoek het projectplan ter beoordeling voor te leggen aan de afdeling BGK van de gemeente Amersfoort.
23
Het geografisch besluitvormingsgebied is het gebied (bijv. een perceel) waarover, op basis van de onderzoeksresultaten, een be-
24
De ‘geldigheid’ van een bodemonderzoek hangt samen met en is afhankelijk van de mobiliteit van de parameter(s). Mobiele com-
sluit moet worden genomen. Over het algemeen komt de onderzoekslocatie overeen met het geografisch besluitvormingsgebied. ponenten worden doorgaans als tot 2 jaar na het uitvoeren van onderzoek nog als adequaat beoordeeld, terwijl voor immobiele componenten doorgaans een ‘geldigheid’ tot 5 jaar wordt gehanteerd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
84
kabels en leidingen In het plangebied komen diverse kabels en leidingen voor. De meeste in het plangebied aanwezige leidingen vormen geen belemmeringen voor het nog te ontwerpen stedebouwkundig plan. Met betrekking tot de rijksweg A28 is van belang om rekening te houden met het feit dat wanneer werkzaamheden worden verricht binnen een afstand van 10 meter buiten de kant van de verharding van de rijksweg A28, alsnog contact opgenomen dient te worden met Rijkswaterstaat. De belangrijkste leidingen in het plangebied waarmee rekening gehouden dient te worden bij het opstellen van het stedebouwkundig schetsontwerp zijn de hoofdtransportleiding van Vitens MiddenNederland en de transportleiding van het waterschap Vallei en Eem. Geadviseerd wordt om bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp rekening te houden met de ligging van deze leidingen, aangezien het verleggen van deze leidingen een kostbare zaak is. cultuurhistorie Met betrekking tot cultuurhistorische waarden is uit de inventarisatie en beschrijving van beleid en wetgeving niet gebleken dat er archeologische waarden en historisch bouwkundige waarden zijn in het plangebied waar rekening mee moet worden gehouden. Het studiegebied maakt deel uit van een wijk uit de tijd van de wederopbouw waarvoor met name de stedenbouwkundige opzet kenmerkend is. Deze waarde heeft echter geen beleidsmatige of juridische status. Met betrekking tot historisch geografische waarden is gebleken dat het Valleikanaal als onderdeel van de Grebbelinie van historisch belang is. Voor zover (de oever van) het Valleikanaal meegenomen wordt bij de ontwikkeling van het studiegebied, wordt geadviseerd rekening te houden met de volgende randvoorwaarde: ‘Het Valleikanaal moet ingericht worden als een stadssingel, met natuurvriendelijke oevers als ecologische verbindingszone. Vanwege de historische functie als onderdeel van de Grebbelinie betekent dit een strak profiel aan de westelijke (verdedigde) kant en een natuurlijk profiel met korte vegetatie aan de oostelijke (inudatie) oever mee te nemen.’ Aanbevolen wordt om in een latere fase een cultuurhistorische inventarisatie uit te voeren die als bouwsteen kan dienen voor het stedenbouwkundig plan. In die inventarisatie kan onder meer gebruik worden gemaakt van de volgende informatie: - historische kaarten en andere historische bronnen; - gesprekken met de gemeentelijke diensten; - informatie uit een veldinventarisatie, waarin ondermeer gezocht kan worden naar mogelijk aanwezige relicten van de Grebbelinie. natuur De mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna in en in de omgeving van het plangebied is onderzocht aan de hand van verschillende bronnen op internet en in de literatuur. Daarnaast zijn de consequenties en vervolgstappen ten aanzien van de Flora- en faunawet en de mogelijke effecten op de in de omgeving gelegen beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur) inzichtelijk gemaakt. Daarnaast is in het plangebied gekeken naar de landschappelijke waarde van de bomen. Aan de hand van deze waardebepaling kan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden besloten of bomen blijven staan of plaats moeten maken voor de nieuwbouw. Gebleken is dat op circa 5 km afstand van de planlocatie Natura 2000-gebied Groot Zandbrink (HR) ligt. Op circa 10 km afstand ligt Arkemheen (VR). Vanwege de afstand van de planlocatie ten opzichte van deze Natura 2000-gebieden en de aard van de werkzaamheden wordt verwacht dat de werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op de natuurwaarden/functies en instandhoudingsdoelstellingen in deze gebieden.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
85
Omdat de wijk Randenbroek in de PEHS ligt en ligt ingesloten door ecologische verbindingszones moet met het bevoegde gezag, de provincie, in overleg worden getreden ten aanzien van de gevolgen van de ingrepen in het gebied. Mogelijk is ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Dit dient nader onderzocht te worden als het duidelijk is hoe het gebied ingericht zal worden. Het aanvragen van ontheffing voor het verstoren van de broedende vogels in het plangebied is in principe niet mogelijk (broedseizoen: 15 maart – 15 juli25). Er bestaat immers altijd een alternatief: werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn. Behalve werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn is het verstoren van vogels te voorkomen door: - de werkzaamheden voor het broedseizoen inzetten en dan continue doorwerken (werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stilleggen), zodat vogels niet gaan broeden in het gebied waar gewerkt wordt. Met betrekking tot de landschappelijke waarde van de bomen is op een tweetal locaties de treurwilg aangeduid als waardevol of zeer waardevol op landschappelijk, bouwkundig en ecologisch gebied. Dit geldt ook voor een tweetal schietwilgen en een zevental nadere bomen. Geadviseerd wordt te streven aar behoud van deze bomen tijdens de herstructurering. Een aantal bomen is aangeduid als ‘weinig waardevol’ en ‘niet waardevol’. Voor deze locaties geldt dat behoud van de bomen mogelijk is, maar omdat deze makkelijk vervangbaar zijn hoeft geen rekening te worden gehouden met deze locaties tijdens werkzaamheden. water Op basis van het onderzoek naar water, wordt aanbevolen om een aantal wateraspecten mee te nemen bij het stedenbouwkundig plan en vervolgtraject van de herstructurering Randenbroek-Zuid. Voor het versterken van het groenblauw in het gebied met het groenblauw in de omgeving zijn er de volgende kansen: - het gebied grenst aan de ecologische verbindingszone van Valleikanaal en de Vosheuvelbeek. Er dient daarom rekening gehouden te worden met een ‘groenstrook’ langs deze watergangen. Verder biedt de ecologische verbindingszone kansen voor versterking van het stedelijk blauw-groen met de ecologische verbindingszone; - ten westen van het Plangebied ligt het Park Randenbroek. De gemeente heeft het planvoornemen om het park te herinrichten. Wellicht kan hierbij een koppeling tussen het watersysteem van het park met die van het de ecologische verbindingszone over de Heiligenbergerbeek – Vosheuvelbeek gerealiseerd worden. Ook is het wellicht mogelijk om een relict van een historische waterloop te restaureren (nu de tertiaire watergang achter de Berliozstraat) die vroeger naar het Park Randenbroek stroomde. Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp, dient rekening gehouden te worden met de volgende waterhuishoudkundige randvoorwaarden: - op dit moment is de waterhuishoudkundige situatie in de omgeving Berliozstraat slecht, vooral de matige waterkwaliteit is een aandachtpunt. In het plan van aanpak ‘Waterbeheer rondom de Berliozstraat en Park Randenbroek’ zijn de knelpunten beschreven en zijn verbeteringsmaatregelen aangedragen. Het is van belang dat de verbeteringsmaatregelen (daar waar mogelijk) worden ingepast in de herstructurering van Randenbroek-Zuid; het plangebied ligt in twee peilgebieden met verschillende afvoerwatergangen. Bij de herstructurering dient rekening gehouden te worden met het handhaven van de afwatering via de huidige en eventueel nieuwe sloten; 25
Het broedseizoen loopt gemiddeld van 15 maart tot 15 juli. Afhankelijk van het weer kan deze periode echter verschuiven. Bovendien zijn er vogelsoorten die tot in september broedsels kunnen hebben. Vaste nestplaatsen van bijvoorbeeld uil of specht zijn, indien functioneel, jaarrond beschermd.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
86
-
-
-
-
-
indien de herstructurering leidt tot een toename van het verhard oppervlak, dan dient rekening gehouden te worden met het realiseren van extra open water (circa 10 % ten opzichte van de toename van de verharding); in het plangebied is sprake van ondiepe grondwaterstanden. Er dient daarom rekening gehouden te worden met (gedeeltelijk) ophogen of kruipruimteloos bouwen om te voldoen aan de ontwateringsdiepten; in het gebied zijn geen mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater, gezien de aanwezigheid van veengrond en de hoge grondwaterstanden. Het hemelwater kan afgekoppeld worden op het oppervlaktewater. De voorkeur gaat uit naar afkoppelen via greppels in bermen. Hiertoe dient ruimte voor greppels in groenstroken langs wegen gereserveerd te worden. Een alternatief is afvoer via ondergrondse leidingen; voor onderhoud van watergangen dient rekening gehouden met een onderhoudsstrook langs de watergangen. Een alternatief is varend onderhoud. Voor varend onderhoud dienen de watergangen en kunstwerken doorvaarbaar te zijn en dienen inlaatplaatsen gerealiseerd te worden; bij de herstructurering dienen bij bestaande of nieuw te graven watergangen bij voorkeur natuurvriendelijke oevers aangelegd te worden; verder invulling aan duurzaam stedelijk waterbeheer kan gegeven worden door het toepassen van niet-uitlogende bouwmaterialen.
Voor de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp wordt aanbevolen om nadere afstemming met het waterschap te hebben, zodat nagegaan kan worden waar de herstructurering van randenbroek Zuid en de voorgenomen inrichtingsmaatregelen van de watergangen in de directe omgeving van Randenbroek-Zuid elkaar kunnen versterken. Om wateroverlast te voorkomen dient rekening gehouden te worden met extra open water en het (gedeeltelijk) ophogen van het gebied. Verder dient rekening gehouden te worden met het ruimtebeslag van afkoppelvoorzieningen, onderhoudspaden en (natuurvriendelijke) oevers. externe veiligheid In de omgeving van de planlocatie bevinden zich geen BEVI- en of BRZO-inrichtingen waarvan de 10-6risicocontour of de grens van het invloedsgebied overlapt met de planlocatie. Vanuit dit spoor zijn daarom geen beperkingen te verwachten. In de omgeving van de planlocatie bevindt zich één relevante risicobron, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg A28. Het plangebied waarbinnen de herstructurering plaatsvindt ligt niet binnen een 10-6-Plaatsgebonden Risicocontour van een risicobron voor de externe veiligheid. Bij de berekening van het groepsrisico met de aangegeven maximale invulling is sprake van een (nietberekenbare) toename van de hoogte van het groepsrisico. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of bij een toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd door het betrokken bestuursorgaan. In onderhavig geval is de verwachting dat geen sprake zal zijn van een significante toename van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de herstructurering van het plangebied. Geadviseerd wordt wanneer de invulling van het plangebied definitief is opnieuw externe veiligheidsberekeningen uit te voeren. Op basis van die resultaten kan vervolgens een besluit worden genomen over de noodzaak van de verantwoording van het groepsrisico. verkeerseffecten en parkeren Ten aanzien van het onderwerp verkeerseffecten en parkeren is met name het aantal extra woningen dat gerealiseerd wordt van belang voor de verkeersgeneratie van het plangebied. Wanneer het aantal woningen beperkt blijft tot 200 zal dit naar verwachting nauwelijks gevolgen hebben, een uitbreiding van het aantal woningen met 110 brengt een extra verkeersproductie met zich mee van circa 600 voertuigbewegingen.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
87
Deze extra verkeersbewegingen moeten worden verwerkt door zowel het interne als externe wegennet. Aandachtspunten zijn hierbij de aansluitingen op het bestaande weggennet, waarbij met name de aansluiting op de omliggende wegen is een punt van zorg is. De hoeveelheid verkeer die het kruispunt van de Mozartweg en de Ringweg Randenbroek te verwerken krijgt behoeft aandacht. De gemeente heeft al onderzoeken uitgevoerd naar de mogelijkheden van een rotonde of verkeerslichten op deze locatie. Gezien de korte afstand tot het kruispunt met de Heiligenbergerweg is dit niet mogelijk. In het ontwerp van de fietsroutes wordt op deze locatie uitgegaan van een voorrangskruispunt met brede middengeleiders. De vraag is echter of dit voldoende zal zijn bij het realiseren van grotere aantallen woningen. Bij 250 tot 300 woningen zal daarom moeten worden nagedacht over alternatieve ontsluitingen. Met betrekking tot het parkeren heeft de gemeente Amersfoort eigen parkeernormen opgesteld. Ingevolge deze normen betekent dit dat met de geplande woningdifferentiatie bij de ontwikkeling van 200 woningen 280 parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd. Bij 300 woningen is dit 575 parkeerplaatsen. De gebruikte normen zijn richtlijnen, wanneer veel parkeerruimte op eigen terrein wordt aangelegd zullen de normen hoger worden doordat bewoners lang niet altijd hun eigen parkeerterrein zullen gebruiken. Afstemming over de uiteindelijke hoeveelheid parkeerplaatsen met de gemeente is dus noodzakelijk. In de openbaarheid dienen ook voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn om bezoekers te kunnen laten parkeren. Vanwege de gunstige ligging van Amersfoort in het Nederlandse spoornetwerk, biedt dit mogelijkheden om het aandeel van de trein in de modal-split van de bewoners groot te maken. Een vereiste hiervoor is kwalitatief goed en comfortabel transport van en naar het station. Aan de rand van de wijk zijn reeds veel (streek)buslijnen die zeer frequent en binnen afzienbare tijd een reiziger op het station of in de binnenstad kunnen brengen. De routering van de stadsdienst behoeft nog wel aandacht, aangezien de wijk verder naar het zuiden wordt uitgebreid. De gemeente is reeds bezig met het inrichten van een hoogwaardige fietsroute over de Mozartstraat en de Verdistraat. Dit biedt kansen voor het bevorderen van het fietsgebruik richting stad en station. Het maken van goede aansluitingen voor de fietser op deze voorzieningen is daarbij een must. bedrijven- en milieuzonering Bij de projectontwikkeling en de verdere planvorming dient met de reeds bestaande bedrijven in en in de nabijheid van het plangebied rekening te worden gehouden. De geluidsnormen, en dus rechten, die de bedrijven bezitten moeten in acht worden genomen. Deze rechten betreffen echter juridische rechten en niet de feitelijke rechten. De feitelijke rechten moeten bepaald worden aan de hand van de activiteiten en de daaruit volgende gevolgen voor de omgeving. De ervaring leert dat de inrichtingen de huidige rechten vaak niet (volledig) benutten, waardoor woningbouw dichter bij de bedrijven mogelijk is. Voor de beide scholen en het verzorgingstehuis in het plangebied wordt geadviseerd om de indicatieve afstand aan te houden of anders aan de hand van een eenvoudige akoestische berekening te bepalen in hoeverre deze afstand ingekort kan worden. Voor het ziekenhuis (zolang dit nog niet verhuisd is) wordt geadviseerd om de feitelijke akoestisch situatie duidelijk in beeld te krijgen, zodat op basis daarvan de positionering van de nieuwe woningen bepaald kan worden. Voor nieuwe woningen geldt in principe een norm van 50, 45 en 40 dB(A) op de gevel van woningen voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de maximale geluidsniveaus wordt een maximale norm van 70, 65 en 60 dB(A) op de gevel van woningen voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode gehanteerd. Op dit moment kent het ziekenhuis een geluidsrecht van 51 dB(A) op de gevel van woningen in de dagperiode. luchtkwaliteit Met behulp van het CARII-model zijn de gevolgen van de herstructurering van Randenbroek-Zuid in Amersfoort onderzocht voor luchtkwaliteit langs de belangrijkste ontsluitingswegen (Heiligenbergerweg, Ringweg Randenbroek, Verdistraat). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de veranderingen
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
88
ten gevolge van de herstructurering maximaal 0,3 μg/m³ (2018 Mozartweg ten zuiden van Ringweg Randenbroek) bedragen en daarmee onder de Regeling Nibm (niet in betekenende mate) vallen. Op basis van onderhavig onderzoek wordt geconcludeerd dat alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Er is geen sprake van overschrijdingsgebieden voor de luchtverontreiniging. De herstructurering Randenbroek-Zuid levert voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit geen bezwaren op. geluid Voor grote delen van de ontwikkelingslocatie bedraagt de geluidbelasting minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek. Er is een smalle strook langs beide wegen waar eventueel gebouwd kan worden indien een hogere grenswaarde wordt verleend (geluidsbelasting tussen de 48 en 63 dB, zie kaarten in bijlage XII). Aan de randen van het plangebied op zeer korte afstand van zowel de Ringweg Randenbroek als de Heiligenbergerweg wordt de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB overschreden. Op deze locaties direct aan de weg kan zonder maatregelen niet worden gebouwd. Als gevolg van de A28 kan op geen enkele locatie binnen het ontwikkelingsgebied voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt eveneens op bijna alle locaties overschreden. Bebouwing zonder maatregelen is zeer beperkt/niet mogelijk. Het toepassen van geluidsschermen is het meest effectief om de geluidsbelasting te reduceren. Gesteld kan worden dat een voldoende hoog geluidsscherm bebouwing tot dicht langs de snelweg mogelijk maakt, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de hoogte van de nieuwbouw zelf (hier is eventueel een optimum in te vinden in combinatie met dove gevels). De bouwhoogte wordt gemaximaliseerd hetzij door de voorkeurswaarde, hetzij door de eventueel maximaal toegelaten ontheffingswaarde. De afweging die men hier moet maken zal een financiële zijn: een hoger (lees: duurder) geluidsscherm maakt bebouwing dichter bij de snelweg mogelijk, en dus meer opbrengsten. Voor het reduceren van de geluidbelasting tot onder de maximale waarde na ontheffing is een geluidsscherm nodig met een hoogte van 6,5 meter ten opzichte van kantverharding weg en een lengte van 875 meter. Met dit scherm kan de geluidbelasting binnen de ontwikkelingslocatie grotendeels worden teruggebracht tot de maximale ontheffingswaarde van 53 dB (waarneemhoogte 7,5 meter). In bijlage XIII zijn de contouren opgenomen voor de situatie met geluidsscherm. De realisatie van een geluidsscherm zal in overleg met Rijkswaterstaat moeten plaatsvinden. Mogelijk kan een scherm samen met Rijkswaterstaat worden geplaatst (Rijkswaterstaat in het kader van de Spoedwet (indien noodzakelijk) en De Alliantie ontwikkeling in het kader van het nieuwbouwplan).
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
89
13. REFERENTIES 1. Bodem: Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, NEN 5740, NNI, oktober 1999. 2. Bodem: NVN 5725. 3. Circulaire ‘Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering’, Staatscourant 24 februari 2000, nr. 39. 4. Circulaire ‘bodemsanering 2006’, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, kenmerk LMV2006.260803, Staatscourant 2006, nr. 83, pagina 34. 5. Bodemkaart van Nederland, Stiboka, Wageningen, 1975. 6. Grondwaterkaart van Nederland, Dienst grondwaterverkenning, TNO, Delft, 1981. 7. ‘Bodemkwaliteitskaart gemeente Amersfoort’, projectnummer B99B0027, De Straat Milieuadviseurs B.V., Delft, 7 augustus 2002. 8. ‘Bodembeheerplan gemeente Amersfoort’, projectnummer B99BA0027, De Straat Milieu-adviseurs B.V., Delft, 14 augustus 2002. 9. ‘Indicatief bodemonderzoek locatie Zwarteweg’, rapportnummer 770-89/3, projectnummer 63313436, Heidemij Adviesbureau b.v., Hoofddorp, mei 1989. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Zwarteweg lokatie 1 – BS398. 10. ‘Aanvullend/nader bodemonderzoek locatie Zwarteweg’, rapportnummer 933-89/3, Heidemij Adviesbureau b.v., Hoofddorp, 1989. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Zwarteweg lokatie 1 – BS398. 11. ‘Evaluatierapport Zwarteweg Amersfoort’, rapportnummer 1989-25, Technisch Installatie- en Adviesburo Hopman, Zeist, november 1989. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Zwarteweg lokatie 1 – BS398. 12. Briefrapportage ‘Resultaten nader/afperkend bodemonderzoek conform offerte C95316’, kenmerk C95316/M95-149, Vink Aannemingsmaatschappij b.v., Barneveld, 28 september 1995. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Zwarteweg 11, 1995/ BS1096 – 47939. 13. ‘Evaluatierapport van de bodemsanering aan de Zwarteweg 11 te Amersfoort’, kenmerk LH/E95149, Vink Milieutechnisch Adviesburo b.v., Barneveld, oktober 1995. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Zwarteweg 11, 1995/ BS1096 – 47939. 14. Briefrapportage ‘resultaten grondonderzoek depot aan de Zwarteweg te Amersfoort’, kenmerk 96/1210, Waterland Advies, Utrecht. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Zwarteweg 11, 1995/ BS1096 – 47939. 15. ‘Verkennend bodemonderzoek Zwarteweg (tussen nr. 9 en 11) te Amersfoort’, opdrachtnummer 5192.00, Van Dijk geo- en milieutechniek b.v., De Meern. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Zwarteweg (tussen 9 en 11), 2000, 281512. 16. ‘Indicatief bodemonderzoek voormalige slachthuis Nijverheidsweg 29 te Amersfoort’, rapportnummer 91007, Technisch Adviesburo Hopmans en Peters, Zeist, juli 1991. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Nijverheidsweg-Noord 20 (vm. Slachthuis), 1990, BS294. 17. ‘Indikatief bodemonderzoek Verdistraat te Amersfoort’, rapportnummer 92398, Chemielinco b.v., Utrecht, 4 december 1992. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Verdistraat (noordzijde naast het Valleikanaal) Indicatief bodemonderzoek, 1992. 18. ‘Verkennend bodemonderzoek locatie schoolgebouw Verdistraat 53 te Amersfoort’, rapportnummer 111/4733/WM, Grontmij Advies & techniek b.v., Houten, november 1993. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Verdistraat 53, 1993/, BS.599 - 39572. 19. ‘Verkennend bodemonderzoek Verdistraat 53 Amersfoort’, rapportnummer AD402SR05 – 0249009/hb, Acorius Advies B.V., Amersfoort, 2 december 2002. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Verdistraat 53, 1993/, BS.599 - 39572. 20. ‘Verkennend bodemonderzoek Verdistraat 79 te Amersfoort’, rapportnummers 94722, Chemielinco b.v., Utrecht, 28 december 1994. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Verdistraat 79 Wijksteunpunt, BS.654 - 40169.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
90
21. Interne notitie gemeente Amersfoort d.d. 15 oktober 1996 betreffende verzoek uitvoering nulonderzoek wijksteunpunten. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Verdistraat 79 Wijksteunpunt, BS.654 - 40169. 22. ‘Verkennend bodemonderzoek t.b.v. overdracht van het wijksteunpunt aan de Verdistraat 49 te Amersfoort’, rapportnummer 5314.96, Van Dijk milieutechniek b.v, De Meern, 16 december 1996. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212, Hygiëne van de bodem – Verdistraat 79 Wijksteunpunt, BS.654 - 40169. 23. ‘Verkennend bodemonderzoek Verdistraat 55-57 te Amersfoort’, projectcode MT 100 AM 02 C – 0011044/fb, Milieu Techniek Eemland B.V., Soest. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: 1.777.212 – Hygiëne van de bodem Verdistraat 55-57, 2000, 242835. 24. ‘Bodemonderzoek Ringweg Randenbroek 2-42 Amersfoort’, projectcode MK-9916 – 9924032/fb, Milieu Techniek Eemland B.V., Soest. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiene van de bodem Ringweg-Randenbroek 2-42, 1999/, 92305. 25. ‘Evaluatierapport tank- en bodemsanering Ringweg Randenbroek 2-42 Amersfoort’; projectcode MT209KA01 – 9940048/sw, Milieu Techniek Eemland B.V., Soest. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Ringweg-Randenbroek 2-42, 1999/, 92305. 26. Brief gemeente Amersfoort aan Gewest Eemland d.d. 23 oktober 2003, kenmerk SOB/SB/MI/MZ/1231962. 27. ‘Amersfoort, Ecologische verbindingszone Fase 2 Verkennend bodemonderzoek’, rapportnummer 12.048_R_120.00, ProCensus, Baarn. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Ecologische verbindingszone fase 2 (langs Valleikanaal), 2006, 2287185. 28. ‘Historisch onderzoek Heiligenbergerweg 152 te Amersfoort’, projectnummer 20060034, GeofoxLexmond b.v., Oldenzaal, 11 augustus 2006. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Historisch onderzoek Heiligenbergerweg 152 Project Landsdekkend Beeld, 2006/, 2468512. 29. ‘Historisch vooronderzoek Heiligenbergerweg 144-148 te Amersfoort’, project 7220, Grondslag Milieukundig Adviesbureau b.v., Kamerik – Broek op Langedijk, 10 september 2002. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Heiligenbergerweg 144-148, 2002/, 887558. 30. ‘Verkennend bodemonderzoek Heiligenbergerweg 148 te Amersfoort’, project 7220, Grondslag Milieukundig Adviesbureau b.v., Kamerik – Broek op Langedijk, 21 november 2002. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Heiligenbergerweg 144-148, 2002/, 887558. 31. ‘Verkennend bodemonderzoek Heiligenbergerweg 144+148 te Amersfoort’, project 7220, Grondslag Milieukundig Adviesbureau b.v., Kamerik – Broek op Langedijk, 23 december 2002. Archiefkenmerken gemeente Amersfoort: -1.777.212 – Hygiëne van de bodem Heiligenbergerweg 144-48, 2002/, 887558. 32. http:\\www.bodemloket.nl. 33. gegevens van het Natuurloket op internet (www.natuurloket.nl). Het Natuurloket op internet geeft per kilometerhok informatie over de beschikbaarheid van verspreidingsgegevens en (indien gegevens beschikbaar zijn) de aanwezigheid van beschermde soorten, waarbij alleen het aantal beschermde soorten wordt vermeld. Informatie over de specifieke soorten en eventueel exacte vindplaatsen dient te worden opgevraagd. Hieraan zijn kosten verbonden. Natuurloket is op 27 september 2007 geraadpleegd. 34. Kaartmachine van de provincie Zuid-Holland voor de ligging van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). 35. Website van het ministerie van LNV met informatie over de ligging en begrenzing van Natura 2000gebieden. 36. Website van RAVON met verspreidingsgegevens van reptielen, amfibieën en vissen. 37. Waarneming.nl; vlinderstichting.nl. 38. Wijkatlas Randenbroek-Schuilenburg Wijk- en buurtanalyse voor Amersfoort Vernieuwt 2006 Onderzoek en Statistiek, gemeente Amersfoort, oktober 2006. 39. Typologie vroeg-naoorlogse wijken.
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
91
40. Stephan Bekx, afstudeeronderzoek aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, maart 2004. De dynamiek van de naoorlogse wijk. 41. Deelonderzoek cultuurhistorie (quick-scan), herstructurering Randenbroek-Zuid in Amersfoort. A.H. Janssen, Witteveen+Bos, februari 2008. . Deze tekst laten staan i.v.m. laatste pagina berekening; wordt niet geprint
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
92
BIJLAGE I
Regionale situatie
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE II Luchtfoto onderzoekslocatie
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE III Overzicht locatie met bodemgegevens
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE IV Informatie bodemloket
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE V Natuurloketgegevens
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE VI Leefwijze vleermuizen
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
Vleermuizen gebruiken verschillende delen van het landschap voor verschillende doelen: holten en spleten in bomen en gebouwen als verblijfplaats en water, bos, parkachtig landschap en vooral overgangen en randzones als jachtgebied. Ze maken gebruik van meerdere jachtgebieden, waartussen ze bewegen langs regelmatig gebruikte vliegroutes. Hiervoor gebruiken ze veelal lijnvormige elementen als bomenrijen en heggen. Ook wanneer vleermuizen van zomer- naar wintergebieden trekken, of bij uitwisseling tussen gebieden en populaties op grotere schaal spelen lijnvormige elementen in het landschap een rol. In de onderstaande afbeelding zijn enkele voorbeelden van vleermuisnetwerken weergegeven. In de winter houden vleermuizen winterslaap in koude, donkere, vochtige, vorstvrije, meestal onderaardse verblijven. Sommige soorten kunnen echter ook in bomen of op zolder overwinteren. In de zomer verzamelen de vrouwtjes zich in kraamkolonies, in boomholtes, spouwmuren, achter daklijsten en op zolders, waar ze gezamenlijk hun jongen krijgen. Een dergelijke kraamkolonie heeft veelal een aantal verblijfplaatsen, waartussen heen en weer verhuisd kan worden. Mannetjes leven in deze periode solitair of in kleine groepen. In het najaar verdedigen ze een individueel paarverblijf of paarterritorium tegenover andere mannetjes, terwijl ze luid roepend proberen de vrouwtjes te lokken. In onderstaande afbeelding zijn enkele voorbeelden van netwerken van dagelijks gebruikte vliegroutes in het landschap weergeven. Het gebruik van het landschap verschilt per soort. Watervleermuizen bewegen (blauw in onderstaande afb.) zich vanuit hun boom langs lanen, heggen en dicht boven water. Vanaf hun verblijfplaats in een woonhuis verspreiden gewone dwergvleermuizen (geel) zich langs allerlei geleidende structuren tot in alle hoeken van het landschap. Gewone grootoorvleermuizen (groen) uit de kerk verplaatsen zicht dicht langs structuren en gebruiken een beperkt gebied. Rosse vleermuis (rood) vliegen vanuit hun boom hoog boven het landschap naar hun jachtgebieden hoog boven water. Voorbeelden van netwerken tussen verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden van vleermuizen in een landschap
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE VII Verbeteringsmaatregelen rondom Berliozstraat en Park Randenbroek
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE VIII Externe veiligheidsberekeningen
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE IX Ontvangen intensiteitsgegevens gemeente Amersfoort
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
tzv RW Randenbroek
tov Weberstraat
tnv Verdistraat
tov Mozartweg
tzv RW Randenbroek
tzv Verdistraat
Heiligenbergerweg
Verdistraat
Weberstraat
Verdistraat
Mozartweg
Mozartweg
900
1740
1270
730
1220
10800
12700
1020
1980
1450
830
1400
13000
12500
2020
98,5%
98,5%
98,5%
98,5%
98,5%
95,0%
95,0%
weekdag lv
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
bij Heiligenbergerweg
Ringweg Randenbroek
weekdag 2007
Verkeersgegevens tbv Project Randenbroek-Zuid Peter Reffeltrath, gemeente Amersfoort afdeling verkeer en vervoer, 10 januari 2008
1
1,0%
1,0%
1,0%
1,0%
1,0%
4,0%
4,0%
samenstelling mv zv
0,5%
0,5%
0,5%
0,5%
0,5%
1,5%
1,5%
6,3%
6,3%
6,3%
6,3%
6,3%
6,4%
6,4%
verdeling 23 tot 7
79,6%
79,6%
79,6%
79,6%
79,6%
81,0%
81,0%
weekdag 7 tot 19
14,1%
14,1%
14,1%
14,1%
14,1%
12,6%
12,6%
19 tot 23
BIJLAGE X Invoergegevens CARII-model
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
2
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
3
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
4
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
5
BIJLAGE XI Uitvoer CARII-model
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
2
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
3
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
4
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
5
BIJLAGE XII Geluidcontouren autonome situatie (peiljaar 2020)
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1
BIJLAGE XIII Geluidcontouren A28 met geluidscherm (6,5 bij 875 meter)
Witteveen+Bos AMF157-1 Herstructurering Randenbroek-Zuid randvoorwaarden ten behoeve van stedebouwkundig ontwerp definitief d.d. 7 mei 2008
1