DE ACCORDEONIST
Je kan zeggen dat ik in een museum zit. Maar wat is een museum? Errol Gardner vond ik ook mooi om naar te luisteren. Maar die is dood. Oscar Peterson die kan ook niks meer.
Mijn vrouw heeft er nooit zoveel om gegeven. Je hebt mensen die er niet van houden. En mensen die er wel van houden. Als iemand veel noten hoort, dan kunnen ze het niet verwerken. Dan vinden ze het niet mooi. Maar iemand die een beetje ontwikkeld is die hoort veel meer. Muzikaal gesproken.
Een jeugd heb ik niet gehad. Mijn ouders hadden nooit van ontspanning gehoord. Anderen gingen ’s avonds voetballen maar ik niet. ‘Dan riep m’n vader hé hei je niks
te doen.
Mijn vader bouwde. Vierhonderd heeft ie gemaakt. Met de blote hand. Veertjes en alles. 1924 is ie begonnen. Een specialiteit.
Ik had een accordeon daar was een granaatscherf doorheen gegaan. De ene kant in, de andere kant d’r uit. Die had mijn vader gerepareerd. Daar heb ik mee op concours geweest. Heb ik de eerste prijs mee gehaald. Een paar weken later verkocht ie hem weer. Had ik weer niks.
Paganini heb ik op de Nederlandse kampioenschappen gespeeld. Toen werd ik derdes.
Lang geleje. In vierenvijftig. Een halve eeuw. Het was gewoon vriendjespolitiek! Harry Mooten speelde een nummer. Hij liet de helft weg. Deed alsof zijn accordeon kapot was. Zo kan ‘k ’t ook. Dan ben je geen echte kampioen. Je moet wel alle noten spelen. Vriendjespolitiek. Juryleden.
Ikzelf praat niet graag. Praat meer met muziek. Strak gestemd. Dat zit in mij. Als ik speel dan praat ik. Warme geluiden doen me wat. Het moet uit uw hart komen hè. Ik kan muziek horen,
dan weet je of dat het uit ’t hart komt, Of dat het gelogen. Je hebt van die mensen dan klinkt het wel goed. Maar het hart is zo zo. Je hebt mensen die denken dat het in ‘t trekken zit. Die trekken alles kapot.
Je moet het aanvoelen. De ene dag gaat het beter als de andere. Mijn vrouw heeft er nooit zoveel om gegeven. Die is ook niet zo muzikaal. Als we nou op een feestje zitten, ik noem maar wat, en er wordt gezongen, en je gaat over op een andere toonsoort. Dan zingt zij gewoon rechtuit. Dan blijft ze in dezelfde toonsoort.
Af en toe speel ik alleen. Als ik het nodig heb.
DE ACTIVIST
We zijn toeschouwers geworden. Van onze eigen wereld. Met z’n allen voor de televisie. Voor een voetbalwedstrijd. Of popconcert. Of een oorlog. Of een slagveld. Een ontvoerde. Executies. Gijzelingsdrama. Cabaret. Schijnemoties. Allemaal cabaret. Je zou je zo in de Dieze gooien. Zoals het nu gaat is het echt rampzalig. Onrecht. Er is zoveel onrecht. Daar moet je niet over
nadenken. Dat zit je maar in de weg. Dan kun je wel ophouden.
Privé heb ik altijd gevoeld voor collectieve actie. Je zet wat op touw. Iets wat niet eerder bestond. Demonstraties/ manifestaties. Dat was een prachtige tijd. Even zwart wit gezegd: Ik ging naar de kunstacademie. Maar ben begonnen als kraker. Toen heb ik mijn carrière eraan gegeven. Zwart wit gezegd. Kraken is per definitie de mooiste manier om in een stad terecht te komen. Nachten posten voor een pandje. Honderden mensen. De M.E. Dat was mooi.
Nu ben ik gelegaliseerd. Carrière kraker. Kraker zijn heeft status. Ik zit in de uitkering. Al vijfentwintig jaar! Vind ik een prachtig streven. Niet? Het hebben van een uitkering Is voor mij een vorm van actie voeren. Moreel heb ik van ze gewonnen. Moreel wel.
De actiebereidheid is weg. Iedereen zit maar voor de televisie. Een keertje per jaar demonstreren. Wat is dat nou? Voor een appel en een ei. Een petje op. Gratis treinkaartje En maar roepen het is niet eerlijk. Dat stelt toch niets meer voor?
Ik beheer de archieven. Schrijf alles op. Bewaar alles. Maak een krantje. Dat is mijn functie voor andere mensen. En mijn strijd voor het basisinkomen. Niet te vergeten. Ook solidariteit. Is een versleten begrip. Iets voor archieven. Iets om te bewaren.
Mijn fundamentele twijfel kwam toen ik de eerste steen gooide. Ik stond daar te wachten. Maar zij kwamen en begonnen met meppen. Terwijl ik stond te staan. Ik was geweldloos dacht ik. Ik deed geen niemand nog kwaad dacht ik. In seconden ging het. Ze sloegen gewoon. Ik wist niet wat ik doen
moest. Ik raakte hem. Door het scherm. Schrok me kapot. Ik kon niet zien wie het was gelukkig. Terreur? Als je verzet de kop indrukt dan geef je dat verzet gelijk. Als je het de kop indrukt. Dan komt het altijd boven. Kijk maar naar de Palestijnen. DE CAFÉ EIGENARESSE
Als ik van tevoren wist wat, dan was ik er nooit aan begonnen niet. Maar nou maak ik het af ook. Zeker weten. Met een stok nog krijgen ze me d’r nog niet uit. Dit is me hebben en houwen. Ik heb hier geld en liefde in gestopt. Dit leven. Wat ik afgelopen jaren heb
meegemaakt. Dat past niet in wat woorden. Ik ben onschuldig. Het is gewoon op me afgekommen.
Alles had met mekaar te maken. Eerst ging die ene, Dat was een vriend nota bene, En toen kwam die andere. Dood. Zodoende is die film begonnen helemaal. Ik kon er niks aan doen. Is er televisie van geweest. Politie en justitie. Sta d’r gewoon van te beven. Ben je weer d’r een bietje bovenop Waren we weer lekker op dreef. Komt die man in een keer binnen. Die man was zo sterk. Dat wil je niet geloven.
Die sloeg een politiepaard tegen de vlakte. Boem. Zo sterk als die was. Maar nu is ie dood. Nu slaat ie geen paard meer tegen de harses. Nu komt ie nooit meer binnen.
Kapot maken willen ze je. Gek. En de burgemeester die wil niet luisteren. Die zegt het is jouw eigen schuld. Maar ik heb toch niet geschoten? Ik heb toch de ambulance gebeld? Ik heb toch mijn lief en hebben en houwen erin gestopt? Dat mag je toch niet afpakken?
Het komt ze vinden het geen mooie buurt. Topcriminelen zeggen ze. Hebben hier rellen gehad.
Van voetbal en zo meer. Heeft de politie iemand dood gemaakt. Nee dit is geen mooie buurt. Maar ik heb nooit geen problemen gehad. Ik zeg het zo: Als je huurschuld hebt gaan wij met de pet voor je rond. Halen wij zo voor je op. Dat soort buurt is het. Lief en leed met mekaar. Stoeltje voor de deur in ‘t zonnetje. Biertje en gezellig met muziek en zo. Nu wil ie de buurt afbreken. De burgemeester. Van wegen brandgevaar zegt ie. Maar ik weet wel beters. Ik weet wel of wat hij wilt. Hij wil iedereen tegen de vlakte. Netjes en gordijntjes. Verschrikkelijk. En dan komen die anderen Die met de centjes.
Je kent dat soort. Die wonen in grote huizen. Nou die gaan niet met de pet voor je rond. Die zitten niet in het zonnetje. Die weten niet van gezelligheid. Die laten je in je eigen sop je gaar koken.
Ik vind: Iedereen moet van zijn eigen weten. Of je nou zwart of je nou blank. Of je nou van spruitjes of saté. Met rust laten. Dat moeten ze. Daar ben ik behoeftig aan. In het zonnetje. Ik ben in vijf jaar niet eens op vakantie geweest. Ik heb sowieso niet veel zomers gehad. DE CLOWN
Ge wil de mensen geluk geven. Dat is niet makkelijk. Geluk geven. Als ge zelf geluk hebt wilt ge ‘t liever houwen. Daar moet ge voor geboren. In uw bloed. Tussen lach en traan.
Het simpelste is het beste. Dat is de standaard. Hoe simpeler hoe beter. Ge moet gewoon uzelf zijn. Jezelf verkopen. Als ge gaat staan van hier ben ik, aanbid me maar. Dat proeft het publiek. Geen overdreven gebaren. Om ‘t volk plat te krijgen. Gewoon uzelf zijn, uw eigen verkopen.
Confetticabaret was ik bij. Heb ik dertig jaar bij gezeten. Matinees,
personeelsavonden. Vier voorstellingen in dertig jaar! Moet u zich voorstellen! Toen ben ik in het duo Twee Pinten gegaan. ‘Scheiden doet lijden.’ ‘Bij ons staat op de keukendeur.’ Vroegen ze wie schrijft nou iets op de keukendeur? Zagen ze helemaal niet zitten. De producenten. Werd toch een hit. Twintig duizend singels. Overal gedraaid. En een week later stonden we op televisie. Hebben wij televisie gehaald. Dat werd toen m’n bestaan. Bij een muziek en showbureau. Tot drie jaar terug hebben we ‘Twee Pinten’ gedaan. Daarna was ’t over. Soms zat je in de kleedkamer zegt een zangeresje ‘ik ben d’r
afgegaan, Ze hebben me met bier gesmeten’ Wij hebben nog nooit eraf gehoeven. Wij zijn nooit met bier gesmeten. Altijd succes gehad. Ge moet gewoon uzelf zijn. Niet duur of overdreven.
Ik heb de lach aan de kont. Dat kan ik niet helpen. Ik hoef maar te komen of lachsalvo. Mijn grote plezier in het leven is mensen laten lachen. Maar niet ten koste van. Kut, poep en godverdomme, daar hou ’k niet van. Toon is mijn held. Die heeft nooit niemand nodig gehad. Charly Chaplin, onvervangbaar. Laurel en Hardy. Ik vind nergens meer leuke clowns.
Nergens op deze wereld. Een clown wordt geboren. Dat voel je. Van binnen. Ergens had ik altijd clown willen worden. Dan had ik de wereld overgegaan. Jamaica, China. Maar het gewone leven heeft gewoon door moeten gaan.
DE DANSER
Ik weet. Het begon... Een doordeweekse avond. Het regende. Ik danste op Astor Piazzolla. De eerste keer. In de danszaal. Vreemde muziek. Voor mij. Tot dan toe de Foxtrot, de Wals en de Quickstep. Maar nooit de Argentijnse Tango. Ik raakte in..euforie. Kent u de Argentijnse Tango? De dans begon mij te dansen. Als het ware. Ze nam mij over. Ik verloor mijn partner. In de verte. Op wieken werd ik gedragen. Als het ware. Zo noem je dat. Ik wiekte en wiekte.
Ex-tase. Was compleet van de wereld. Tot ik tegen een pilaar aan botste en terugsloeg in deze wereld. De Tango. ‘Dance with an Angel’.
Het is mijn ambitie te dansen voor wereldvrede. Ja. Dat is mogelijk. Dat geloof ik. Of je nou fundamentalistisch of niet. In elk tempo. In de meest simpele beweging. Elk ritme. Elke bevolkingsgroep.
Ik was een kind. Hooguit vier of vijf of zes. Ik verbond mezelf met iets dieps in mij. Ik vloog van het huis weg
als het ware. Van mijn ouders, Mijn broers mijn zusjes. Weg. Een gebied buiten tijd en ruimte. Dat ken ik als kind. Dat is geen vreemd gebied voor mij. Daar is het onherbergzaam, Als het ware. Daar ben ik alleen.
Ik draag mijn dans op aan de kosmos. Aan de wereldvrede. Gebeurde vroeger ook al. Echt! Stammen in oorlog. Ze dansten om hun agressie kwijt te raken. En daarna rookten ze de vredespijp. Zo simpel. Maar het leven is niet meer simpel. Ze maken het te ingewikkeld.
Tegenwoordig. Je hebt geen muziek nodig. Geen drugs of discotheek. Geen oorlog. Dansen in het parlement van wereldvrede.
Laat me. Ik dans. Mijn ego valt. In de afgrond. Ik dans de dans niet meer. Ik ka-dans. De dans danst mij. Ik voel mijn lijf niet meer. Ik ben een instrument. Ik ben buiten. Een bekend gebied voor mij. Ik vlieg. Ik wil vrede. Ik vlieg, ik vlieg, ik vlieg… Zonder dat zou mijn leven vrij zinloos zijn.
DE EVANGELIST
Ik ben bruin van buiten En wit van binnen. Maar hier ben ik geboren en getogen. Je kunt hier leuk winkelen. Leuk uitgaan. Leuk wonen. Leuk wandelen. Ik zeg altijd. Ik ben een echte Bossche bol. Ik ben gelukkig. Dat mag iedereen zien aan mij.
Ik heb wel mijn tijd gehad. Natuurlijk. Een jaar in een andere stad. Een echt studentenjaar. Dat kun je zelf wel invullen. Me van feest naar feest gesleept. Nacht in nacht uit. Huis in huis uit. De volgende dag werd ik pas wakker.
Wist niet wat ik had gedaan. Verkeerde contacten. Façade. Gebrokenheid. Leegte.
Toen heb ik naar God gezocht. Uit vrije wil. Ik had Hem nodig. Een peiler. Ik heb Hem gevraagd. Toen kwam Hij. Mijn peiler. Ik heb gezocht. En gevonden. Niet alleen naar wat voor soort God. Natuurlijk niet. Maar wat je ermee doet. Ik bedoel in je leven. Je kunt wel geloven maar ja je moet er wel iets mee doen. Jezelf veranderen. Ik denk dat ik als persoon veranderd ben.
Als mens dan. Bijvoorbeeld: Vroeger had ik een ochtendhumeur. Nu realiseer ik me de liefde van God. Hij wilde zijn leven geven voor mijn leven. Zover strekt zijn liefde. Zo groot. Waarom zal ik nog kwaad zijn omdat mijn brood oud is? Nou? Waarom nog geïrriteerd omdat de koffie koud is? Nou? God helpt je. Je hoeft niet alles alleen. Dat heeft mij veranderd. Ik heb een peiler. Ik heb God in mij.
Veel mensen denken, als Christen moet je van alles. Maar ik moet helemaal niks. Ik hoef geen zieltjes te
winnen. Ik hoef niet hé weet je wel dat je Jezus nodig hebt! Dat maakt muren. Dat maakt veraf. Ik geloof in God. Dat straalt naar buiten. Dat is dichtbij. Meer is niet nodig.
Mijn God is levend. Die andere zijn..hoe zal ik het zeggen. Mijn God is liefde. Zoiets voel je. Daar komt geen terreur aan te pas. Vroeger wel. Maar dat is allemaal verleden tijd. Kijk hoe gelukkig ik ben. Dat wil ik aan jullie geven.
DE FESTIVALDIRECTEUR
Ik hou van kleine dingen.
Dat laatste kousenbandwinkeltje. Die nog maar een dag in de week open is. Ja. Geef mij maar die vrouw in dat winkeltje. Dan de grote verhalen. Zachte streken. Zijn groter dan wereldpolitiek. Een keer op de honderd een wondertje. In het theater. Dat is genoeg. Dat is de kwaliteit van het leven positief beïnvloeden.
We leefden in de keuken. Mijn familie en ik. De voorkamer ging alleen open op echte momenten. De keuken was ons gebied. Daar werd geleefd. Op vrijdag de woonkamer in. Zaterdagsmiddags de teil in. Zeep en haartjes kammen. Nog een uur op de bank voor
de t.v. Dat was een hoogtepunt in de week. We genoten.
Ik kom uit een bouwfamilie. Mijn broer is betonspecialist bij rijkswaterstaat. De ander heeft de boel overgenomen. Het bedrijf was aan huis. Het was een drukte. Na afloop werd in de keuken bier gedronken. Wij waren geen kindgericht gezin. We liepen er wat tussen door. Mijn moeder hield van me. En ik van haar. Dat was genoeg. Toen ze stierf heb ik het moeilijk gehad. Ik was sowieso een moederskindje.
Ik beweeg me op schollen. Ik formuleer voorlopig. Zoals aquarellen waar de
kleur uitveegt. Ik ben een tekenaar. Zo schrijf ik ook. Voorlopig. Dat woord past bij mij. Voorlopig. Twee stappen vooruit. En weer een achteruit. Als je aan het creëren bent is de beslissing de essentie. De essentie dat is.. Altijd anders. Dat verschilt van nacht tot nacht. Ik kan daar avonden mee bezig zijn. Van mijn tenen tot mijn kruin. Daarom heb ik ook moeite met vakanties. Wat doe ik hier? In dat land? Op die camping? Met die vrije tijd? Met deze mensen?
Ik ben geen schrijver die ’s ochtends vroeg opstaat met
drang om te schrijven. Nee. Dat kan ik niet. Ik ben wel altijd bezig met schrijven. Hoe sta je in de wereld? Hoe reageer je op dingen? Hoe komt het dat Nederland zo’n hysterisch land is Waar zit die bron van hysterie? Dat zijn de thema’s. En natuurlijk de vrouw van de fournituren. Die nog steeds open is. En die haar verhalen bewaart. In oude laden.
Die oude laden, open ik Als ik schrijf. Voorzichtig.
DE BEELDEND KUNSTENAAR
Sinds een jaar probeer ik weer onder de mensen te komen. Voorzichtig. Ik zat op een berg. Op de rand. Keek over de rand naar beneden.. Of het nog wel de moeite waard, om er te zijn bedoel ik. Had een strippenkaart op psychiatrie. De isoleercel ken ik van binnen. Ik wist niet of ik er mocht zijn. Van mezelf. Van anderen? Had me de afgrond ingedronken. Woog honderdennegen kilo. Van de jenever. Achteraf begrijp je niet hoe het zover heeft kunnen komen. Mijn God.
De wereld is wreed.
Daar ben ik achter. Maar ook mooi. Heel mooi. Mooi en wreed. Als kind verzamelde ik eieren. Die blies ik uit. Of kikkers die blies ik op. Ik wist niet dat ik vernietigde. Ik was nog een kind. Ik woonde op een tip buiten het dorp. Aan de rand van de bossen. Vrije veld. Het akker. Wij zeggen het ekker. Natuur was een balsem. Voor mij. Nog steeds.
Ik leef in beeld, ben meer een kijker. Er is een schilderij, Een man in zwarte jas op een berg staart de nevel in. Zo voelde ik me.
Het scherpst van de snede. David Kaspar Friedrich. Romantisch. Stuk.
Als je me recht op de man vraagt wat vind je van deze wereld. Een nachtmerrie. Dat zeg ik. Echt. Goya, Bacon zijn er niets bij. De wereld ligt aan gort. En intussen Mac Donalds, Coca Cola, en andere reclame. Zo deed Hitler het ook. Swastika’s. Nou ga ik ver hoor. Maar zo zie ik het wel. De Big Bad World als marktinstrument. Het marktgericht denken heeft het spirituele overgenomen. Het intuïtieve gevangen. Alles gaat per saldo. Nettoresultaat.
Een mens kost zoveel Euro’s. Of dollars. Behalve als je uit Afrika komt. Dan ben je gratis.
Ik vond dat ik schuld had. Schuld aan deze wereld. Vooral aan mezelf. En m’n ouders. Schuld is het ergste wat een mens kan overkomen. Dat je te laat bent, dat je een afspraak vergeten bent, dat je niet goed voor je kinderen bent, te zachtaardig, geen karakter, te gevoelig. Kisten en kisten vol.
Maar dat heb ik allemaal over de rand gesmeten. Nu sta ik s’ochtends om vijf uur op. Ik zie. Ik zie hoe de rode zon oppermachtig naar boven klimt. Boven de polder. Of hoe mijn duiven, mijn
tuimelaars, in de lucht zweven. En dan ineens zich fabelachtig naar beneden storten. En de vlucht weer oppakken.
Ik ben 54. En weer een kind. Allemaal clichés. Maar ze kloppen. Ik hou van clichés. Hartstochtelijk.
DE ILLEGAAL
Wat ik moet zeggen? Alles? Hoe ik ben hier gekomen? Ik weet echt niet beginnen met verhaal. Ik ben niet hier gekomen om werk of zo. Lang verhaal en reis.
Ik hier ben gekomen. Liever niet zeggen. Ik verlies paspoort. Ik niet terug kunnen. Ik bewijs dat ik kinderen. Ik bewijs dat ik getrouwd. Maar geen papieren. Slechte man. Hij was. Geen geld voor mijn kind. Hij veiligheid moet geven. Hij niks doen. Hij weg. Tunesië. Familie mij verstoten. Ik slecht.
Nu ik moet andere man trouwen. Mijn enige kans. Ik heb gezegd ik wil niet meer Arabisch man. Je mag niet praten. Je mag niet grapje maken. Je mag niks doen. Dat vind ik helemaal niet
leuk. Nu andere nationaliteit. Lieve man. Niet alleen slapen Ook lief. En zorgen. Voor mij en kindje. Enige kans. Is niet makkelijk. Is niet markt met mannen hier. Ik niet discotheek. Ik niet café. Ik kan niks. Ik ben moslimvrouw met hoofddoek. Vriendinnen me helpen. Tot nu drie mannen. Een is goed. Ik hoop. Belangrijk is hij van mijn kindje houden.
Soms ik ben bang. Ik een keer mijn ex-man wegbrengen Schiphol toe.
Afscheid nemen. Toe maar zeiden ze. Politieagent zegt ‘gebeurt niks.’ Ik voorzichtig naar binnen. Ik afscheid kussen aan mijn man, ineens deur op slot. Zij mij gevangen. Ik ook weg zegde hij. Hij lachen. Ik smeken, mijn hart aan hem geven. Hij nog harder lachen Ik alles aan hem geven. Toen ik vrij. Nooit meer terugkomen hij zeggen. Ik hem vergeven. Is zijn werk ik denk.
Nederlanders lief. Ik Nederlands leren. Zij mij caravan geven. Spullen brengen. Ik schoonmaken. Zij mij helpen. Nederlanders is mooie
mensen. Vind u niet?
DE KICKBOXER
Ik ben zelf nooit een schatje geweest, Laat ik het zo zeggen, Geen lieve jongen. Maar de ring dat was mijn redding. Je mag niet zwak zijn. Zwak zijn dat is je einde. Laat ik het zo zeggen: Niemand kan je helpen. Je moet het alleen doen. Je hoort niks. Bent van de wereld. Staat er alleen voor. Ik stap die ring in.
Zodra die bel gaat. Ik krijg een klap of tik of stoot. Dan voel ik een tinteling in mijn lichaam. Echt. Adrejaline. Oerinstinct. Een en al reflex. Je voelt je eigen ontzettend sterk. Laat ik het zo zeggen. Heb drie versleten nekwervels.
Mijn vader maakte me ’s nachts wakker. Keken we naar Mohammed Ali. Ken je die? Ken je die niet? Samen met m’n vader. Vond ik te gek. Beneden, op de bank. Zo is het begonnen. Mijn vader ging nooit mee. Hij kon het niet zien.
Denk ik. Maar als ik thuis kwam met een beker vond ie het prachtig.
Het heeft een slechte naam. Weet ik. Heb vrienden verloren. Doodgeschoten door een politieagent. Belde ze op. Hij is dood. Kan je niet voorstellen. Weg. Noodlot. Doet je wel iets. Was ik echt kapot van. In de bloei van zijn leven. En een ander. Die was zo sterk als een paard. Had geen grenzen. Toen is ie er aangegaan. Ook in de bloei van zijn leven. Laat ik het zo zeggen.
Mijn ergste nederlaag is geen nederlaag. De eerste ronde ging goed. Heel goed. De tweede ook. Ik draaide geweldig. Adrejaline. Liep tegen een stoot aan. Beng! De bel voor de derde ronde.. Ik herstelde snel. Wilde verder. Gooit mijn trainer de doek in de ring. Ik dacht wat gebeurt er? Ik kan makkelijk door. Gescheurde wenkbrauw Hij was bang. Dacht aan de volgende wedstrijd. De doek in de ring. Hij toonde geen vertrouwen in mij. Dat heb ik hem heel kwalijk genomen. Ik wilde winnen. Ik kon winnen.
Ik had moeten winnen. Dat deed me echt pijn. 45 partijen gebokst. Ik heb er maar drie verloren. DE RIJKE VROUW
Ik geef het maar eerlijk toe. Ik heb koopziekte. Als ik iets van slangenleer zie dan moet ik het hebben. Of een nieuw dekbed. Satijnen kussens. Fendi tasje, leuk antiek, Een leren belt, nagellak en remover. Dan moet ik dat hebben. Vreselijk hè? Niet dat ik over de balk smijt. Geen sprake van. Ik ben wel van de koopjes. Alleen wat kwaliteit heeft natuurlijk. Geen troep. Een vrouw op mijn leeftijd heeft dat nou eenmaal
verdiend. Je hoeft niet met minder genoegen te nemen. Toch? Ben je gek! Nou dan. Dat heeft een prijs. Het zijn mijn eigen centen. Althans de meeste.. En trouwens mijn man die heeft er ook wat aan. Dat straalt ook weer op hem af. Representatie. Het meeste trekt hij toch af van de belastingen. Wie doet dat niet? Daar ben ik vrij schaamteloos in. Hij ook.
En kom mij niet aan met verhaaltjes van zielig. Daarvan heb ik genoeg gehoord. Afrika, Afghanistan. Die kindjes in Brazilië. Ik bedoel eskaders.
Heb je dat gezien? Zag ik laatst als documentaire. In Rio de Janeiro geloof ik. Best wel heel erg hoor, inderdaad. Maar ja ze maakten er zo’n rommeltje van. En lijm snuiven. Allemaal Aids. Prostitueren. Zeg nou zelf, dat is toch geen leven. Niet dat ik het ermee eens ben, dat helemaal niet! De stakkers. Maar mag ik daarom niet een bankstel kopen?
Ik wil daar niet over praten. Nee. Zeg alleen dit. Moeders hebben toch ook rechten? Op een beetje liefde? Ik heb hem nota bene zelf uit mijn schoot gehad? Nota bene. Met zijn vuile was en
praatjes om geld. Een keertje bellen. Zou toch wel kunnen? Is toch niet teveel gevraagd? Na tien en een half jaar. Tien en een half jaar!
Ik ben blij met deze tijd. Ja. De tijd waarin je gewoon weer dingen mag zeggen. Een paar jaar geleden, je wist gewoon niet wat wel of wat niet. Op feestjes durfde je niet eens te praten. Echt. De intellectuele elite. Daarvan komt het. Je herkent ze zo. Onbestemde blouse. Bakkebaarden. Bah. Had je dat en dat boek niet gelezen. Of die en die film niet gezien.
Een ratrace tegen de klok. Dat was het. En saai! Dan werd je aangekeken. Alsof je dom was. Op receptie. Nee, het is echt een betere tijd. Veel beter. Nu. Op feestjes kan ik weer overal komen. DE SCHOUWBURGDIRECTEUR
Ze noemen me Lucky Luuk. En zo is het ook Lucky Luuk. Heb geluk gehad. Met alles. Het is allemaal naar me toe gekomen. Nooit solliciteren, niets. Komt ook, ik heb een goed naturel van nature. Kom natuurlijk over. Verbanden leggen,
analyseren, flux de bouche Dat is gebleven. Heb ik nog steeds, charme..
Dat was me wat. Toen de Duitsers uit den Bosch verdreven waren wilde ik mee. Dat leek me wel wat. Stoottroepen. Ben avontuurlijk aangelegd van nature. Ik ben nooit bang geweest voor autoriteit Ik kijk ze in de ogen en denk, doe maar gewoon Pa verbood het me. "Denk erom, niks stoms doen Je houdt je gedeisd!" Typisch Nederlands. Eerst wachten tot de kat uit de boom valt. Stil verzet Een draadje wol en bidden.
De oorlog. Een brisantbom in het
Volderstraatje. Het hele gezin Hurkens in een keer dood. Onze Fientje schreeuwde ‘mijn kleerkast staat in brand!’. Vader in pyjama met de lampetkan vol met water.
Hampden P1329 Zo heette het toestel. Van de brisantbom. Van de familie Hurkens. Ligt nu op de bodem bij Noordwijk aan zee. De oorlog… Wij naar buiten. Onder de bomen op de Parade. Moeder in bontjas, krulspelden nog in d’r haren. ‘Zoete moeder van Den Bosch bescherm ons’. Ja die oorlog dat was een tijd. Daar kan je boeken van schrijven. Heb ik dus ook gedaan.
Theater is ook oorlog. Niet een echte. Maar wel een slagveld. Vroegen ze me hier voor de schouwburg. 'n ingeslapen zooitje. Keek ik door een gaatje in het voordoek. Sliep het publiek al. Zaten ze te knikkebollen Die grijze hoofden Was het niet eens begonnen. Heb ik het abonnementensysteem afgeschaft. Een seizoen later speelde we quitte.
Maar dat is allemaal voorbij. Ik heb nu drie pensioenen en een AOW. Daar kan ik goed van rondkomen, heb niks te klagen. Lucky Luuk. Zo noemen ze mij. Ik heb er niet voor gekozen. Alles is me zomaar overkomen.
DE SMID
Wij moesten. We hadden niks te vertellen. Eerst was het hier voorbij. De oorlog.. Toen moesten we daar naar toe gemoeten. Java. West. Daar was het. Toeten nog blazen wisten we. Sumatra, Borneo, Batavia. Voor de rest niks. We waren jongens. Zesenveertig negenenveertig. Toen ik thuisgekommen was, was ik oud.
Ik heb altijd op Java. Een van de grootste debakels. Aller tijden.
En daar gingen we. Mosten we die en die bevrijden. Maar dat ging helemaal niet om te bevrijden. Dat ging om ping ping. Daar is het allemaal om gedraaid. Om geld te pakken. Kapitalisten.
En na afloop niemand die dorstte te praten. Alleen maar gekwaaitongt wordt er. Dat wij de beest uit hebben gehangen. En zulk soort dingen. Over ons. Smerige dingen.
Vorige week hebben we dan reünie gehad. Twintig duizend man bij mekaar. Twintig duizend. Staat in de krant: ‘Gisteren kwamen er twintig duizend man bij mekaar.
De staatssecretaris heeft even gesproken.’ Dat is al wat d’r staat! Terwijl toch drie jaar verschrikking. Als d’r iemand tegen de straat staat te plassen Zo’n artikel. Allemaal weg gezwegen wordt dat. Niet meer gepraat. Met de Molukkers ook hetzelfde. Allemaal koningsgezind. Moet je nagaan. In kampen hebben we die gestopt. Helemaal bedonderd zijn die. Die hebben hun bloed gegeven voor ons.
Nu is het anders. Nu ben je vrijwillig. Nu hebben ze zelf gekozen. Zitten ze drie of vier maandjes. Elke week mama bellen. Of liefje.
Komen weer thuis. Trauma team klaar. Salarisverhoging. Risico toeslag. Toen wij thuiskwamen: ‘Hier vijfenvijftig gulden, wegwezen.’
Tweeënzestig honderd zijn daar gebleven. En nu maar twee. Ik weet wel Doden kun je niet wegstrepen Tegen mekaar. Maar toch.
In de oorlog maken ze van ieders een beest. Je vecht niet voor je vaderland. Geloof me nou. Je vecht voor je eigen kop. We wisten van toeten noch blazen. Toeten noch blazen wisten we. Doden kun je niet
wegstrepen. Nooit.
DE VERLEGEN VROUW
My name is Surabi. Divine smell, sweat fragrance it means. I’m not smelling like that. No! Not at all. It was given to me. In Turkey. By a spiritual teacher. And it inspires me.
My old name meant shy.
I hated the name. They gave me the name because I was so silent. I was shy and silent. Very shy. Horrible. As a teenager always red face. Always pain. Blocking me. I tried to be invisible. To erase myself: Babyhood, hide.
We had two sisters. And I. When I was born my father expected a boy. In the hospital he said: if this one is also a girl don’t bring it home. You can leave it there. My mother told. I wasn’t wanted. He wanted a boy. I had to be left in the hospital bed.
Or given away to someone who cared.
I can’t get rid of this problem of my heart. You see. Last seven years I tried and tried. To get rid of my heart. Rid of my pain. Rid of myself. When a child is not wanted she feels.
I was afraid for ghosts, wild animals. Nightmares. So many times. I wanted to scream. Help. Help! But to whom? Who will come and help me? I feel I don’t belong to anywhere! Who will help me? Is anywhere there to help me?
Somebody who can rescue me? No answers.
I tried to become invisible. So many times I became invisible. I didn’t know if I existed at all. I lived in a corner. A cramped dark space. It’s so difficult to live sometimes.
But now I think loneliness has became my luxury. I’m looking for drops of paradise. That trickles in the dark space. Just a little one. A tiny drop. And my loneliness can become luxury.
DE BON VIVANT
Ik ben altijd nachtmens geweest. Elke nacht danste ik. Dronk ik. Vrijde ik. Vijftien jaar lang in Amsterdam. Leuke mannen. Wat een leuke mannen. Alles wat God verboden heeft. Ja ja. Ik ging uit in Extase, naar de Cassablanca. Leidseplein, Zeedijk. Heerlijk. Die tijd. Nog maar vijftien jaar geleden.
Mijn voet knakte om. Ik viel op de grond. Zo is het begonnen. Hing mijn been er bij als een los elastiekje Zo is het gebleven.
Het mechaniekje kapot. Maar hierboven is alles nog goed. Een keer op de miljoen. Zo vaak komt het voor. Doet er ook niet toe. Doet er helemaal niet toe. Wat moet je ermee?
Voor het eerst in elf jaar op vakantie geweest. Alkmaar. Ik durfde niet meer. Zo ver weg Alkmaar. Kun je nagaan. Zo ver weg..
Daarna kwam Berlijn. Ik dacht eerst dat red ik nooit. In die bus. Daar kom ik nooit aan. Tien uur zou het gaan duren. Berlijn was prachtig. Aangepast hotel. Je zag er niets van, enkel de
plinten. Nollendorfplatz, Friedrischstrasse. Een mens is tot veel in staat. Veel meer dan je zou denken. De nachten heb ik opgegeven. Paste niet meer in het plaatje. Thuisverzorging werkt maar tot twaalf uur. Tenzij je terminaal bent. Maar zoals je ziet ben ik dat niet. Nu slaap ik de nachten rond.
Ik heb een klein autootje. Daar hebben ze weer de spiegels afgeslagen. Mijn invalide autootje. Dat is telkens doelwit. Ik snap het niet. Wat is er nou leuk aan om dat ding te molesteren?
Ik ben niet zielig.
Alles went. Zelfs de pijn. Pijn is er vierentwintig uur per dag.
De Elvis imitator
Ik heb niks met de goeie man. Niet al te slim. Wordt geleefd door allerlei mensen. Relaties met vrouwen da gaat allemaal niet. Kinderen weet ie niet op te voeden. Nee is helemaal niks. Elvis.
Als sinterklaas surprise, zo is ’t begonnen. En dan bebabeloeba. Je doet een pak aan, een paar bakkebaarden, klaar. ‘You are nothing but a hound dog’. ‘Je bent niks anders als een
herdershond.’ In dialect. Doe ik dan hè. Was een succes.
Ik ben trainer in communicatieve en sociale vaardigheden. Omgaan met klantgerichtheid. Voor tapijtleggers. Daarom vind ik het heerlijk om op vrijdag dat pak aan te doen. Dan word je een ander iemand. Een stuk ad remmer. Met accent praten. Andere ideeën. Andere ingangen. Waarom gaat iemand iemand anders imiteren? Fransje Bauer, de Lee Towersen? Waarom wil je iemand anders zijn die succes heeft? Ik wil de grijze massa ontvluchten. Ik wil anders zijn dan anderen.
Ik wil..
Ik heb twee dochters. Een van veertien en een van zes maanden. Niet van dezelfde vrouw. Uiteraard. Op een gegeven moment merk je dat. Feestjes waar je nooit meer naar toe kan. Ik had een dochter, die zie je niet. Dat werkt allemaal niet meer . Botst, botst met elkaar.
Dan kan je gaan nadenken. Wacht ik nog op die kans? Gebeurt het dat ik ooit doorbreek? Er al zoveel die daarop wachten. Met mij. Op een doorbraak. Kan ik wel vinden, Kan ik wel denken dat ik origineler ben als de rest.
Beter als alle anderen. Maar ja. ‘Kom naar Amsterdam’ ‘Daar moet je wezen!’ The place to be! Ja, dat is misschien wel zo. Maar je kunt beter iemand zijn in Den Bos. Dan niemand in Amsterdam. Als je het mij vraagt.
Roy Orbison. Die zou ik graag imiteren. Omdat ie altijd zwart optrad. ‘Only the lonely’.
Spijt. Ik denk het nie. Het bloed stroomt.
DE KAASHANDELAAR
Mijn moeder is stadsgezicht. Ze hoort bij de stad. Ze komen bij ons van heinde en verre Drie generaties lang. Van heinde en verre. En nu zit ik erin. Ben ik ook stadsgezicht. Zo langzamerhand. Maar mijn moeder is de bekendste das waar.
Kaas, das wa we doen. Allerlei soorten kaas. Da’s ons product. Maar niet alleen product hoor, Vergis u niet. Kaas is ook een middel. Ik bedoel een middel om tot gesprek te komen. Met elkaar. Het is ook een sociale functie, kaas.
Met kaas kun je alle kanten uit. Zou je nie zeggen maar ’s
wel waar. Het is een beroep waar heel veel continuïteit in zit. Mits je je houdt aan de afspraken met je klanten natuurlijk. Die mag je nie bedriegen. Je moe geen veranderingen of extreme producten doen. Dan wordt het janboel. Loopt alles door mekaar en van je vandaan.
Ik heb ‘t wel eens geprobeerd hoor. Dee ik ineens jam op de plank. Mar-me-lade. Maar da werkt dus nie. Dan gaat het mis in de herkenbaarheid zogezegd. Ben je ineens niet meer stadsgezicht. Vragen ze was da dan? Zeg ik heerlijke marmelade mevrouw. Uit Engeland. Voor op de kaas. ‘Da blief ik nie’. Lopen ze zo weg naar een
ander.
Het liefst werk in de zomer. Met een goed temperatuurtje Maar das dan weer niet goe voor kaas hè. Kaas ga dan zweten. Moet de airco aan. Is het dag met het temperatuurtje. Nee bij kaas kom nog heel wat kijken.
Het is een hele wissel op ’t gezin. Da moe je nie onderschatten. Geen vrije tijd, geen weekends ook. In de weekends ligt namelijk de piek. Dan komt de meeste cliëntèle. En ’s avonds aan tafel geen praat. Normaal gesproken vertelt iedereen zijn dag. Bij ons hoef je niet te vragen: Wa heb je gedaan vandaag?
Of hoe was je werk? Je hebt immers toch allemaal hetzelfde meegemaakt. Heb je geen nieuwtjes. Gaat de maaltijd snel voorbij.
Toch blijf ik het doen. Kaas is de grootste basis van mijn bestaansrecht. Als dit wegvalt dan moet ik andere dingen. Dingen waar ik nie in thuis ben. En samen met je moeder, Da’s toch ook wel uniek. Wie kan da nou zeggen? Nee, met kaas kan ik het verste komen.
MISS UNIVERSE
Aandacht, daar ben ik gewoon heel eerlijk in. Ik ben ook een leeuw en dat komt ook goed uit want dat klopt precies.
Die aandacht is gewoon heerlijk. Dan heb ik uitstraling. Dan voel ik me gewoon bijzonder, Of apart. Of als je op de cat-walk loopt, Dat dan de mensen naar je kijken. Ik hou daar van. Dan ben je een keertje een jaartje lang de mooiste van het land. Wie kan dat nou zeggen?
Miss Tilburg ben ik geweest. Dan ga je een klein stapje hoger. Miss Den Bosch, miss Brabant, miss Nederland, en dan miss Universe. Maar niet miss Universe van heel de universe. Dat ben ik net niet geworden. Was ik twaalfdes geworden. Zover heb ik het niet gebracht. Miss Universe.
Iedereen zegt altijd het innerlijk dat is de schoonheid. Dat zeggen ze wel. Tsja. Ik vind altijd, ’t is, Dat kan ik nie omschrijven. Maar als ik iemand zie lopen dan zie ik gewoon of diegene gelukkig is of nie. Die straalt iets uit. Da vind ik de schoonheid. Karisma ja. Karisma dat heb je. Of niet. Daar kun je nie op trainen. Nee.
Het is wel een leuke verdienste d’r bij. Maar het is nie zo dat je d’r kan van leven. D’r zijn te weinig sponsors. Ik heb toch ook een huis waar ik de hypotheek van moet betalen? Maar als je Universe was geweest..
Een appartement en een secretaresse voor de deur en elke dag dingen doen. En als je geluk hebt, dan mag je in een soap spelen. Ik hoef niet in een soap. Ik ga net zo lief een eindje fietsen. En vogeltjes aanwijzen. Ik ben er klaar mee. Ik hoef het nie meer. Schoonheid.
Sta nu voor de klas. Kinderen. En da is het gewoon. Ik had mijn huisje en mijn boompje en nu mijn beestje. Ieder kind is anders. Ik kan er zo om lachen. Je hebt een jaar met zo’n kind. Die moet leren lezen en schrijven Da is natuurlijk geweldig. De maatschappij is veranderd. Haat. Ik vind het heel vervelend
dat er zoveel haat is want da hoeft helemaal nie. Ik heb kinderen in de klas dat zijn gewoon een scheetje. Echt. Met ieder kindje heb ik wel wat. Behalve met hele stille kindjes. Doe eens spontaan denk ik dan. Maar ja dat heeft dan met een stukje karisma te maken.
DE TROUWAMBTENAAR
Ik doe de hele dag niks anders. Als mensen verbinden. In de echt bedoel ik. Maar voor mij is dat niet automatisch. Niet op de automatische piloot. Je moet er wel wat van
maken. Driehonderdenvijftig Euro voor een half uurtje. Daar mag je toch wel wat voor bieden. Daar mag je wel wat voor verwachten. Het is het belangrijkste half uur in je leven. Zo moet je maar denken. Per slot. Per slot van de rekening.
Niet voor mij. Voor mij is ‘t gewoon werk. Zeven maal twee gezichten. Dus veertien gezichten op een dag. Dan moet je oppassen voor sleur. Sleur is dodelijk. Dan ga je haperen en krijg je toontjes. Dat merken de mensen. Dat is onpersoonlijk. Je geeft ze ‘t gevoel dat ze speciaal zijn. Dat is je werk. Gevoel geven.
Ik kom uit het zakenwereldje. Middenstander. Daar heb ik het geleerd. Serviceverlening. Dan maak ik het leuk. Het moet een beetje leuk. Dat is de service die je biedt
Mijn toga is mijn alles. Zonder toga is ‘t niet echt. Dan sta ik er zelf. Geen ornaat. Geen gezicht. Dan voel ik me bekeken. Het is net als acteurs. Die spelen ook een rol. Ik speel trouwambtenaar. Je kunt bij ons trouwen voor driehonderdenvijftig Euro. Inclusief de huur van zaal, gas en licht. Oké een paspoort kost honderd euro. Een rijbewijs kost tachtig euro.
Maar ik sta niet met een vegertje klaar d’r uit.
Goed, dan doe ik dus mijn toga om en begin. Eerst in de ogen kijken. Oogcontact is belangrijk. Om het persoonlijk te maken. Dan vertel ik wetenswaardigheden. Wie ze zijn en wat ze doen. Hoe ze mekaar hebben leren kennen. Dat weten zij al natuurlijk. Weet ik ook wel. Maar de anderen niet. En voor hun moet het ook aantrekkelijk blijven.
Het is heel afwisselend. Iedereen heeft zijn eigen verhaaltje. Homo’s bijvoorbeeld, dat zijn vaak niet de ongezelligste hoor. Die zijn spontaan. Dat geeft altijd een apart
sfeertje. Of in het ziekenhuis met stervende mensen. Is ook heel bijzonder. Maar ik wil wel eerst weten wat ze mankeren. Dat ik niet schrik. Je neemt het toch mee naar huis..
Mijn vrouw en ik wij kennen elkaar vijfenveertig jaar. Van de atletiekvereniging. Je danst een keertje met mekaar. Een zoentje hier of daar. En voor je het weet loop je bij mekaar naar binnen. Al vijftig jaar. © Kees Roorda 2005