Dakloos in Leiden Onderzoek naar omvang en kenmerken van de daklozenpopulatie
Lex Hulsbosch Sarala Nicholas Judith Wolf
Utrecht, oktober 2005 Trimbos-instituut
Colofon Onderzoek:
Opdrachtgever: Financier: Projectleiding: Projectuitvoering: Secretariaat: Productie:
Dakloos in Leiden: Onderzoek naar omvang en kenmerken van de daklozenpopulatie Gemeente Leiden Gemeente Leiden Judith Wolf Lex Hulsbosch Sarala Nicholas Diana de Ruijter Korver Trimbos-instituut
De uitgave Dakloos in Leiden; Onderzoek naar omvang en kenmerken van de daklozenpopulatie is te bestellen bij het Trimbos-instituut, Postbus 725, 3500 AS Utrecht, 030-2971108 of via de e-mail:
[email protected], onder vermelding van AU0293. De prijs van het rapport bedraagt €10,-- (inclusief verzendkosten). U ontvangt een acceptgirokaart voor betaling © 2005 Trimbos-instituut Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Trimbos-instituut.
Inhoud 1 1.1 1.2
Het onderzoek Doelen en doelgroepen Onderzoeksactiviteiten
5 5 5
2 2.1 2.2 2.3
Omvang van de daklozenpopulatie in Leiden Schatting en telling Schatting van het totaal Slotopmerkingen
11 11 12 13
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Kenmerken van feitelijk daklozen in Leiden Geslacht, leeftijd en etnische herkomst Burgerlijke staat en samenlevingsverband Maatschappelijke positie Slaaplocaties Duur van dakloosheid
15 15 16 16 18 20
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Kwaliteit van leven, gezondheid en middelengebruik Inleiding Kwaliteit van leven Gezondheid Middelengebruik
21 21 21 21 22
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Gewenste en gekregen hulp Inleiding Hulp gewenst Hulp gekregen Variaties in vraag - aanbod Contacten met instanties
25 25 25 27 27 34
6 6.1 6.2
Straatlocaties en nieuwe voorzieningen Straatlocaties Belangstelling voor nieuwe voorzieningen
37 37 39
7 7.1 7.2 7.3
Beschouwing Omvang van de daklozenpopulatie Profiel van feitelijk dakloze mensen Aanbevelingen
43 43 43 47
Bijlage 1 Lijst met deelnemende opvangvoorzieningen Bijlage 2 Informatie over de vangst hervangst methode Bijlage 3 Stroomschema interviews Bijlage 4 Tabellen Literatuur
51 53 55 57 71
3
1
Het onderzoek
1.1
Doelen en doelgroepen
In de zomer van 2005 vroeg de gemeente Leiden het Trimbos-instituut onderzoek te doen naar de populatie daklozen in Leiden. Doelen van het onderzoek waren: • Het maken van een schatting van de omvang van het aantal daklozen in Leiden. • Globaal inzicht krijgen in enkele kenmerken van de populatie en in de zorgbehoeften van dakloze mensen in Leiden. Wij maakten in het onderzoek een onderscheid tussen feitelijk en residentieel dakloze mensen (Wolf et al., 2002). • Feitelijk dakloze mensen zijn, hier globaal omschreven, mensen die voor hun overnachting vooral zijn aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen of bij familie, vrienden of kennissen; • Residentieel dakloze mensen zijn, hier globaal omschreven, mensen die als bewoner zijn ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Het gaat hierbij om internaten en sociale pensions en dergelijke. 1.2
Onderzoeksactiviteiten
• Om vast te stellen hoeveel daklozen er op een bepaald moment in de zomer van 2005 in de stad Leiden waren, maakten wij een omvangschatting van het aantal feitelijk daklozen en telden wij het aantal residentieel daklozen 1. • Voor het krijgen van inzicht in het profiel van, let wel, uitsluitend de feitelijk daklozen zijn interviews gehouden.
1
Het Trimbos-instituut heeft eerder vergelijkbare onderzoeken gedaan, onder andere in Utrecht (Reinking et al., 1998), Den Haag (Wolf et al., 2002) en Alkmaar (Hulsbosch et al., 2003).
5
1.2.1 Vaststellen van de grootte van de daklozenpopulatie Methode voor schatting feitelijk daklozen Voor de omvangschatting van feitelijk daklozen gebruikten wij de zogenoemde “vangst-hervangstmethode”. Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van geanonimiseerde registraties van feitelijk daklozen bij voorzieningen. Op grond van de overlap in het gebruik van deze voorzieningen wordt met behulp van statistische modellen geschat hoe groot de groep feitelijk dakloze mensen is. Het totaal aantal feitelijk dakloze mensen bestaat uit: • Het geregistreerde aantal • Het met behulp van statistische modellen bijgeschatte aantal Hoe groter het aantal geregistreerde dakloze mensen des te kleiner is het betrouwbaarheidsinterval van de omvangschatting en des te nauwkeuriger het resultaat. Inventarisatie en selectie van vindplaatsen Een inventarisatie vond plaats van de opvangvoorzieningen in Leiden. Op basis van de verzamelde informatie moest worden bepaald welke voorzieningen het meest geschikt waren voor de schatting van het aantal feitelijk daklozen (de criteria voor het gebruik van de vangst-hervangst methode staan in bijlage 2) en bij welke voorzieningen voor residentieel daklozen de tellingen moesten worden uitgevoerd. De opvangvoorzieningen benaderden wij telefonisch met als doel informatie in te winnen over de doelgroep, eventuele uitsluiting van bepaalde subgroepen, het werkgebied, het gemiddelde aantal bezoekers per dag, onderlinge verwijsrelaties tussen voorzieningen (naar elkaar doorverwijzen van bezoekers) en openingstijden. In bijlage 1 is een lijst opgenomen met de voor dit onderzoek geselecteerde voorzieningen. Registratieformulier Zowel voor de registratie bij de laagdrempelige opvangvoorzieningen (feitelijk daklozen) als voor de telling bij de (woon)voorzieningen (residentieel daklozen) ontwikkelden wij een registratieformulier. Met dit formulier telden we alle mensen die voldeden aan één van onze definities (feitelijk of residentieel dakloos). Ook konden we met de ingevulde formulieren dubbeltellingen opsporen. De gegevens die we verzamelden maakten het ons mogelijk iemand als uniek persoon te identificeren, zonder dat de anonimiteit van die persoon in gevaar kwam. Er werd gevraagd naar de volgende zaken: initialen (eerste letter van de voornaam en de eerste letter van de achternaam), geboortedatum en sekse. Daarnaast werd genoteerd op welke dag(en) iemand in de be6
treffende voorziening aanwezig was geweest. Ook werd notitie gemaakt van afwijzingen en de redenen hiervoor. Uitvoering De registratie van feitelijk daklozen werd uitgevoerd door medewerkers van de deelnemende voorzieningen. Zij registreerden dagelijks welke mensen gebruik maakten van hun voorziening. Bij de voorzieningen voor residentieel daklozen inventariseerden de medewerkers wie er in de onderzoeksperiode in de voorziening verbleef. Na afloop van de veldwerkperiode stuurden de medewerkers de ingevulde registratieformulieren terug naar het Trimbosinstituut. De gegevensverzameling voor het onderzoek vond plaats van 26 september tot en met 9 oktober 2005. 1.2.2 Interviews met feitelijk daklozen Voor het doen van de interviews zijn in totaal negen interviewers van het Trimbos-instituut ingezet, en zij kregen hiervoor instructies en een korte training. Interviews zijn afgenomen in de voorzieningen, maar ook op straat, namelijk op locaties waarvan bekend is dat daar regelmatig daklozen samenkomen2. Het interviewwerk bestond uit twee onderdelen: het screenen van mensen en het afnemen van interviews. Screening De interviewers benaderden de mensen, stelden zichzelf voor als medewerkers van het Trimbos-instituut, gaven daarna kort uitleg over het onderzoek en vroegen of zij aan dit onderzoek wilden meewerken. Iemand die niet wilde meewerken, werd gevraagd naar de reden van weigering. Bij de bezoekers die wilden meewerken werd verder gevraagd of: 1. Iemand al eerder aan het onderzoek had meegewerkt 2. Iemand feitelijk dakloos was.
2
De locaties zijn vastgesteld op basis van de input van de contactpersonen. Bij de interviews op straat werd door derden begeleiding geboden. De begeleiding kwam van een veldwerker van Parnassia (de heer J. Ramlal) en, bij interviews ’s avonds op Perron 1, van de politie Leiden (de heer W. van Vliet).
7
Was een bezoeker feitelijk dakloos en was hij of zij niet al eerder geïnterviewd, dan volgde het interview, overigens na ondertekening van een schriftelijke toestemmingsverklaring voor deelname aan het onderzoek. Op het formulier van de screener werden de volgende gegevens genoteerd: • Non-respons • Initialen (eerste letter voor- en achternaam) • Geboortedatum (dag, maand en jaar) • Sekse • Overnachtingsplekken van de afgelopen 30 dagen • Controle op feitelijke dakloosheid • Controle of iemand al eerder had meegewerkt Benadering, non-respons en uitval In totaal werden in de registratieperiode 196 bezoekers benaderd. Hiervan voldeden 111 mensen (57%) aan de selectiecriteria van feitelijke dakloosheid. Slechts 21 mensen (11%) voldeden niet aan de criteria. De rest van de mensen (64 mensen; 33%) wilde of kon niet meewerken aan het onderzoek. In tabel 1.1 staan de gegevens over benadering, non-respons en screening vermeld. Tabel 1.1
Benaderd
Benadering, non-respons en screening (aantallen en percentages) Dienstencentrum N=110 n %
Slaaphuis
110 100
De Zaak
Straat
Totaal
N=17 n %
Schuilplaats N=14 n %
N=24 N %
N=31 n %
N=196 n %
17
100
14
100
24
100
31
100
196
100
Non-respons
9
8
4
24
-
-
-
-
-
-
13
7
Niet feitelijk dakloos
13
12
-
-
2
14
4
17
2
6
21
11
Geëxcludeerd om 23 andere redena
21
6
35
4
29
5
21
13
42
51
26
Feitelijk dakloos
59
7
41
8
57
15
63
16
52
111
57
65
a. Andere reden: geen persoonlijke gegevens willen geven, geen legitimatiebewijs tonen, dubbeltelling, of interview niet gedaan.
8
Interview en dubbeltellingen In het interview werden vragen gesteld over: • Persoonlijke achtergrond (sociaaldemografische gegevens) • Middelengebruik • Lichamelijke en psychische gezondheid • Zorgbehoeften • Zorggebruik • Aanwezigheid op bekende straatlocaties in de stad De interviewers namen na afloop van een werkdag steeds contact op met een onderzoeker van het Trimbos-instituut. Hierbij gaf de interviewer door welke mensen die dag waren geïnterviewd (initialen, geboortedatum en sekse). De onderzoeker voegde deze informatie toe aan een databestand met daarin alle geïnterviewde mensen. Nadat van alle interviewers de informatie was ontvangen stuurde de onderzoeker een bijgewerkte registratielijst terug naar de interviewers (per e-mail). Op deze manier waren de interviewers steeds in het bezit van de meest recente interviewgegevens. Deze lijst gebruikten zij vervolgens bij het afnemen van de screener om te bepalen of iemand al eerder had meegewerkt. Er zijn met in totaal 111 feitelijk dakloze mensen interviews gehouden (zie tabel 1.1). Dit is gebeurd in de periode van 1 tot en met 14 augustus 2005. De mensen ontvingen een bedrag van €10,- na afloop van het interview. In bijlage 3 is de interviewprocedure in een stroomschema samengevat.
9
2
Omvang van de daklozenpopulatie in Leiden
2.1
Schatting en telling
We schatten eerst het aantal feitelijk dakloze mensen in Leiden. Daarna het totaal aantal dakloze mensen, bestaande uit zowel feitelijk als residentieel dakloze mensen. Figuur 2.1 geeft inzicht in de geregistreerde feitelijk daklozen. Figuur 2.1
Aantallen geregistreerde feitelijk dakloze mensen bij het Dienstencentrum, het Slaaphuis en bij De Zaak (Parnassia) en de overlap ertussen
Binnenvest Dienstencentrum
225
Binnenvest Slaaphuis
5
11
4 10
3 10
Parnassia De Zaak Er werden in de registratieperiode 244 feitelijk dakloze mensen geregistreerd bij het Dienstencentrum, 23 bij het Slaaphuis en 27 bij De Zaak. Vier mensen bezochten in de twee weken alledrie de voorzieningen. Voor de schatting van het aantal feitelijk dakloze mensen gebruikten we in eerste instantie de Petersen’s schatter (Seber G.A.F., 1982). Deze methode leverde echter wisselende resultaten op. Dit duidt erop dat onvoldoende is voldaan aan de eis van onafhankelijkheid. Hiermee wordt de methode onbetrouwbaar en is het beter volledig over te stappen op de Fienberg-methode. In de Fienberg-methode (Bishop, Fienberg, & Holland, 1975) wordt met behulp van een loglineair model het aantal personen geschat dat in geen van de instellingen is gezien. In het loglineaire model kan rekening gehouden worden met eventuele afhankelijkheidsrelaties tussen de instellingen, zodat de assumptie van onafhankelijkheid niet uit het oog wordt verloren (Smit, Brunenberg, & Heijden, 1996).
11
Het meest spaarzame en best passende loglineaire model (χ2 = 2,45; df = 4; p = 0,654) gaat uit van afhankelijkheid tussen het Slaaphuis en De Zaak. Met behulp van dit model vinden wij een ondergrens van 466 feitelijk dakloze mensen, een meest waarschijnlijke schatting van 493 en een bovengrens van 525. Uit figuur 2.1 is op te maken dat in totaal 268 daklozen zijn gezien binnen de drie voorzieningen. Dit betekent dat 54% van de totale groep feitelijk dakloze mensen door deze drie voorzieningen wordt bereikt. In vergelijking met enkele andere steden lijken de Leidse voorzieningen een vrij groot deel van de groep in beeld te hebben. Onderzoek in Utrecht leverde een bereik van 44% op (Reinking & Kroon, 1998). In Alkmaar werd een bereik van 49% gevonden (Hulsbosch, Nicholas, Smit, & Wolf, 2003). 2.2
Schatting van het totaal
Residentieel dakloze mensen In het Sociaal Pension en het Beschermd Wonen van Stichting De Binnenvest telden we de residentieel dakloze mensen. Deze groep bleek betrekkelijk klein: respectievelijk 25 en 17 mensen. In totaal ging het dus om 42 residentieel dakloze mensen in de periode van 26 september tot en met 9 oktober 2005. Totale groep Voor de omvangschatting van de totale daklozenpopulatie in Leiden telden we de gegevens van de feitelijk en residentieel daklozen bij elkaar op. Deze optelling geeft een ondergrens van 508, een bovengrens van 567 en een meest aannemelijke schatting van 535 (zie tabel 2.1). Tabel 2.1
Schatting van het aantal daklozen in Leiden a
Ondergrens
Est(N)
Feitelijk dakloos
466
493
525
Residentieel dakloos
42
42
42
Totaal
508
535
567
a. Est(N) = Het geschatte aantal daklozen.
12
Bovengrens
De gevonden resultaten voor de groep daklozen kunnen we afzetten tegen de totale Leidse bevolking. In januari 2005 telde Leiden 118.563 inwoners (bron: CBS). Afgezet tegen dit aantal, komen de onderzoeksresultaten overeen met 4,5 dakloze mensen per 1000 inwoners (ondergrens en bovengrens respectievelijk 4,3 en 4,8 daklozen per 1000 inwoners). In vergelijking met andere steden lijkt Leiden veel feitelijk daklozen te herbergen (zie tabel 2.2). Tabel 2.2
Schattingen van het aantal daklozen per duizend inwoners (vergelijking met eerder onderzoek) en absolute schattingsresultaten Ondergrens (n)
Est(N) a (n)
Bovengrens (n)
Leiden (2005)
4,3 (508)
4,5 (535)
4,8 (567)
Den Haag (2001)b
2,0 (725)
2,8 (1000)
3,4 (1200)
Alkmaar (2003)c
1,4 (115)
2,0 (150)
3,4 (250)
a. Est(N) = Het geschatte aantal daklozen per duizend inwoners. b. Bron: (Reinking et al., 2001) registratieperiode van een week. c. Bron: (Hulsbosch et al., 2003) registratieperiode van een week.
2.3
Slotopmerkingen
In de gebruikte schattingsmethode speelt de mate van overlap tussen (bezoekers van) de voorzieningen een belangrijke rol. Een kunstmatig hoge of lage overlap zal vertekende resultaten tot gevolg hebben. In dit onderzoek bleek Het Slaaphuis aan een vrij constante groep daklozen opvang te bieden. Hierdoor was het aantal verschillende geregistreerde personen bij deze voorziening wellicht aan de lage kant. Dit kan tot een (te) lage overlap met de andere voorzieningen hebben geleid en daarmee tot een overschatting van het aantal feitelijk dakloze mensen.
13
We onderwerpen de schatting aan een gevoeligheidsanalyse waarin we de overlap tussen het Dienstencentrum en het Slaaphuis respectievelijk twee en drie keer zo groot maken als in de originele registratiecijfers. Oftewel: er zijn dan schattingen met een overlap van 10 en 15 mensen tussen het Dienstencentrum en het Slaaphuis. In tabel 2.3 zijn de resultaten van deze extra analyses te zien. Direct valt op dat de resultaten nauwelijks wijzigen. De schatting is blijkbaar niet gevoelig voor een grotere mate van overlap tussen de twee voorzieningen. Tabel 2.3
Extra schattingen (met wisselende overlap tussen het Dienstencentrum en het Slaaphuis) van het aantal daklozen in Leidena, b a
Ondergrens
Est(N)
Bovengrens
Overlap 5 (Originele schatting)
466
493
525
Overlap 10
460
488
520
Overlap 15
457
483
513
Overlap Dienstencentrum - Slaaphuis
a. Est(N) = Het geschatte aantal daklozen. b. Het totaal aantal geregistreerde mensen blijft steeds gelijk (N=268).
14
3
Kenmerken van feitelijk daklozen in Leiden
Dit hoofdstuk schetst op basis van de 111 uitgevoerde interviews een profiel van de feitelijk dakloze mensen in Leiden. Aan de orde komen sociaaldemografische kenmerken, zoals geslacht, leeftijd en etnische herkomst, maar ook de maatschappelijke positie en recente slaaplocaties en de duur van dakloosheid in het leven. Voor zover mogelijk, worden de gegevens vergeleken met die uit andere onderzoeken onder deze groep in andere steden (Hulsbosch et al., 2003; Reinking et al., 2001; Reinking et al., 1998). 3.1
Geslacht, leeftijd en etnische herkomst
De populatie feitelijk daklozen in Leiden bestaat voor het merendeel uit mannen (89%). De gemiddelde leeftijd is 38 jaar, waarbij de jongst geïnterviewde persoon 19 jaar is en de oudste persoon 67 jaar. Een oververtegenwoordiging van mannen3 en een gemiddelde leeftijd van 37 à 38 jaar vinden we ook in andere onderzochte groepen feitelijk daklozen (zie tabel 3.1). Tabel 3.1
Geslacht, leeftijd en etnische herkomst van feitelijk daklozen in Leiden en andere steden
Geslacht
Leiden (2005) N=111 n %
Alkmaar (2003) N=22 N %
Den Haag (2001) N=103 n %
Utrecht (1998) N=150 n %
Man
99
89
20
91
82
80
138
92
Vrouw
12
11
2
9
21
20a
12
8
Leeftijd in jaren Gemiddeld (SD)
38 (8,4)
38 (7)
37 (9,8)
38 (10,4)
Spreiding
19 – 67
21 – 55
18 – 66
18 – 60+
Etnische herkomstb
N=110 n %
N=22 n %
N=103 n %
N=148 N %
Autochtoon
50
45
12
55
50
49
89
60
Allochtoon
60
55
10
45
53
51
59
40
a. Dit relatief hoge percentage komt door het doen van extra interviews met vrouwen (zie noot 4). b. Etnische herkomst volgens de 'brede' VNG-definitie: allochtoon= geboorteland respondent (R) niet NL of geboorteland van zijn/haar moeder en/of vader niet NL. 3
Den Haag heeft het grootste percentage vrouwen (20%), maar in dit onderzoek zijn bewust extra vrouwen geïnterviewd om een beter beeld van deze subgroep te krijgen.
15
De verhouding tussen autochtonen en allochtonen in de onderzochte daklozenpopulatie is vrijwel gelijk, respectievelijk 45% en 55%. De andere onderzochte groepen feitelijk daklozen bestaan verhoudingsgewijs uit iets meer autochtonen, maar niet is uit te maken of dit verschil significant is. 3.2
Burgerlijke staat en samenlevingsverband
Het merendeel van de feitelijk dakloze mensen in Leiden is nooit gehuwd geweest (65%) of is gescheiden (28%). Het grootste deel is ook alleenstaand (89%). Dit beeld is ook conform het profiel van andere groepen feitelijk daklozen. Tabel 3.2
Burgerlijke staat en samenlevingsverband van feitelijk daklozen in Leiden en andere steden
Burgerlijke staat Gehuwd
Leiden (2005) N=110 n %
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=103 N % n %
Utrecht (1998) N=140 n %
6
5
-
-
-
-
5
4
Gescheiden
31
28
-
-
34
33
48
34
Weduwstaat
1
1
-
-
-
-
-
-
72
65
-
-
65
63
87
62
n
%
n
%
n
Alleenstaand
98
89
-
-
97
Met partner
8
7
-
-
Met partner en kinderen
2
2
-
Eenoudergezin
1
1
Met anderen
1
1
Nooit gehuwd Samenlevingsverband
3.3
%
n
%
94
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Maatschappelijke positie
De geïnterviewden konden meer dan één inkomstenbron noemen, en daarom komen de percentages over de inkomstenbronnen opgeteld hoger uit dan 100. Het merendeel van de mensen (81%) leeft van een uitkering. Een derde van de groep geeft aan in het jaar voorafgaand aan het interview inkomsten uit betaald werk te hebben gekregen. En 15% van de mensen kreeg inkomsten uit, wat heet, illegale activiteiten. Hierin verschillen zij duidelijk van hun col16
lega's in Den Haag en Utrecht. Bij deze groepen feitelijk daklozen zijn veel hogere percentages illegale activiteiten gevonden, namelijk bij respectievelijk 52 en 34%. Overigens krijgen de Leidse daklozen meer dan de feitelijk daklozen in Den Haag en Utrecht inkomsten uit overige bronnen. Het opleidingsniveau van de Leidse daklozenpopulatie is (zeer) laag; 43% heeft geen of alleen lager onderwijs gehad en voor 49% is lager of middelbaar beroepsonderwijs de hoogst genoten opleiding. In de populaties in Den Haag en Utrecht is het percentage dakloze mensen met geen of uitsluitend lager onderwijs naar verhouding iets hoger en het percentage met ten hoogste lager beroeps, middelbaar voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs lager (zie tabel 3.3). Tabel 3.3
Inkomstenbronnen van de afgelopen 12 maanden en opleidingsniveau van feitelijk daklozen in Leiden en andere steden Leiden (2005) N=110 % n
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=94 n % n %
Utrecht (1998) N=140 n %
Uitkering
89
81
-
-
79
84
98
70
Legaal werk
36
33
-
-
34
36
35
25
Illegale activiteiten
17
15
-
-
49
52
47
34
Anders
15
14
-
-
31
33
35
25
Hoogst voltooide opleiding
N=110 n %
Geen/BuO/LO/LVO
39
43
-
LBO/MVO/MBO
54
49
HVO/VWO/HBO/WO
13
12
N=22 n %
N=103 n %
N=141 N %
-
53
52
72
51
-
-
34
33
48
34
-
-
16
16
21
15
17
3.4
Slaaplocaties
De meeste mensen (67%) overnachtten de maand voorafgaand aan het interview uitsluitend in Leiden. In die periode verbleef zo'n drie tiende deel 's nachts buiten Leiden en 5% had zowel binnen als buiten Leiden een slaapplek. Tabel 3.4
Leiden als overnachtingplaats voor feitelijk daklozen
Slaapplek
Leiden (2005) N=111 n %
Binnen de stad
74
67
15
68
-
-
-
-
Buiten de stad
32
29
1
5
-
-
-
-
5
5
6
27
-
-
-
-
Zowel binnen als buiten de stad
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=103 n % n %
Utrecht (1998) N=150 n %
In Alkmaar is dit gegeven ook onderzocht. Hier was (bij de kleine onderzochte groep) het percentage feitelijk dakloze mensen dat zowel binnen als buiten Alkmaar overnachtte in de maand voorafgaand van het interview aanmerkelijk groter, namelijk 27%. Ruim tweederde van de geïnterviewde mensen had in de afgelopen maand minstens één nacht op straat overnacht; voor bijna de helft (48%) was de straat de voornaamste slaapplek4. Bij familie en vrienden had in die periode de helft van de mensen voor minimaal één nacht een slaapplek; voor een derde was dit de voornaamste slaapplek. De nachtopvang werd in de genoemde periode relatief weinig gebruikt. Ruim een kwart (28%) sliep hier minstens één nacht en voor bijna een vijfde deel (18%) was dit de voornaamste slaaplek.
4
Dit is de locatie waar personen in de maand voorafgaand aan het interview meer dan veertien nachten sliepen.
18
Opvallend aan de Leidse daklozengroep, in vergelijking met de groepen in vooral Den Haag en Utrecht, is het lage percentage mensen dat in de maand voorafgaand aan het interview minstens één nacht in de nachtopvang slaapt. In Leiden is dat 28%, in Den Haag gaat het hierbij om 53% en in Utrecht om zelfs 68%. In Alkmaar maakte slechts 14% minstens één nacht van de nachtopvang; het vrijwel ontbreken van dit type voorziening – ten tijde van het onderzoek - kan dit lage percentage verklaren. Bij de nachtopvang als voornaamste slaaplocatie lijkt het verschil te verdwijnen; in Leiden gaat het hierbij om 18% en in Den Haag om 23%. Tabel 3.5
Slaaplocaties in de laatste maand van feitelijk daklozen in Leiden en andere steden Leiden (2005) N=111 n %
Slaaplocaties >1 nacht
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=103 n % n %
Utrecht (1998) N=139 n %
Buiten
74
67
18
82
70
69
94
68
Nachtopvang
31
28
3
14
54
53
95
68
Familie/vrienden
56
50
11
50
49
48
32
23
Elders
7
6
2
9
25
25
39
28
n
%
n
%
n
Buiten
53
48
16
73
42
Nachtopvang
20
18
1
4
Familie/vrienden
35
32
4
Elders
4
4
1
Voornaamste slaaplocatie
a
%
n
%
41
-
-
23
23
-
-
18
22
22
-
-
4
10
10
-
-
a. Voornaamste slaaplocatie waar personen in de maand voorafgaand aan het interview meer dan veertien nachten gebruik van maakten.
19
3.5
Duur van dakloosheid
Meer dan driekwart van de geïnterviewde daklozen is in totaal al minstens één jaar dakloos geweest, een krappe kwart is dus minder dan één jaar dakloos. Bijna 40% is in totaal al zeker vijf jaar dakloos geweest en bijna een vijfde van de mensen is opgeteld minstens al zeker tien jaar dakloos. Het gemiddelde aantal jaren dakloosheid bij de feitelijk dakloze mensen in Leiden is vijf jaar. Het gaat in Leiden dus, net als in de andere steden, om een groep mensen die chronisch dakloos is (zie tabel 3.6). Tabel 3.6
Feitelijk dakloze mensen in Leiden en andere steden: duur van feitelijke dakloosheid tijdens het leven
Duur feitelijke dakloosheid
Leiden (2005) N=109 % n
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=102 n % n %
Utrecht (1998) N=137 n %
< 1 jaar
25
23
5
23
20
20
35
26
1 tot 5 jaar
42
39
9
41
45
44
-
-
5 tot 10 jaar
22
20
4
18
20
20
-
-
10 jaar of langer
20
18
4
18
17
17
-
-
Dakloosheid in jaren Gemiddelde (SD)
5 (6)
4,7 (5,1)
4,9 (5,7)
5,6 (6,4)
Spreiding
0 - 30
0,3 - 16
0 - 37
-
20
4
Kwaliteit van leven, gezondheid en middelengebruik
4.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de subjectief ervaren algemene levenskwaliteit van feitelijk dakloze mensen in Leiden. Aan de orde komen ook de lichamelijke en psychische gezondheid en het middelengebruik. 4.2
Kwaliteit van leven
Over hun algemene levenskwaliteit oordelen de feitelijk dakloze mensen in Leiden niet positief. De gemiddelde score is 3,6 (SD=1,6) op een zevenpuntsschaal, lopend van 1=vreselijk tot en met 7=prima. Scores lager dan 4 duiden op een laag ervaren kwaliteit van leven (Wolf et al., 2002). In Leiden oordeelt ongeveer de helft van de daklozen negatief over hun levenskwaliteit. De subjectieve beoordeling van hun kwaliteit van leven loopt tussen groepen feitelijk dakloze mensen nauwelijks uiteen. Ook in de andere steden waarderen zij hun algemene levenskwaliteit als (erg) laag (zie 4.1). Tabel 4.1
Algemene ervaren levenskwaliteit van feitelijk dakloze mensen a Leiden (2005) N=110
Alkmaar (2003) N=21
Den Haag (2001) N=103
Utrecht (1998) N=136
3,6 (1,6)
3,8 (1,9)
3,5 (1,6)
3,98 (1,6)
Algemene levenskwaliteit Gemiddelde (SD)
a. Het gaat om gemiddelde scores op een schaal van 1=vreselijk tot 7=prima. In Utrecht liep de 7-puntsschaal van 1=kan niet slechter tot 7=kan niet beter
4.3
Gezondheid
De fysieke toestand van de feitelijk daklozen in Leiden is slecht en ook hierin verschillen zij niet van andere onderzochte groepen feitelijk daklozen. Hun score van 10,5 op een gestandaardiseerde schaal voor het meten van lichamelijke problemen wijst daarop5. Bij een score van 8 of hoger op de schaal is er sprake van een slechte fysieke gezondheidstoestand (Brink et al., 2003). De helft van alle geïnterviewde dakloze mensen in Leiden scoort boven die norm. De klachten met de hoogste gerapporteerde scores zijn: vermoeidheid / ge5
De Maudsley Addiction profile (Marsden et al., 1998)
21
brek aan energie, gebrek aan eetlust, kortademigheid / benauwdheid en maagpijn. Voor het vaststellen van de aanwezigheid van psychische problemen gebruikten we een Nederlandse vertaling van de 12-item versie van de General Health Questionnaire (Koeter & Ormel, 1991). Ruim tweederde (68%) van de mensen haalde een score die duidde op de aanwezigheid van psychische problemen. In Utrecht werd in 1998 ook bij twee derde van de groep feitelijk daklozen met de GHQ de aanwezigheid van psychische problemen vastgesteld (Reinking et al., 1998). In tabel 4.2 zijn de beide uitkomsten – fysieke problemen (MAP) en psychische problemen (GHQ) – voor de onderzochte populatie in Leiden gecombineerd. Tabel 4.2
Combinatie van psychische problemen (GHQ-12) en fysieke problemen (MAP) bij feitelijk daklozen in Leiden (N=110) Combinatie van problemen Geen psychische geen lichamelijke n % 25
23
Geen psychische, wel lichamelijke n % 10
9
Psychische, geen lichamelijke n % 29
27
Psychische én lichamelijke n % 44
41
De grootste groep daklozen (41%) heeft zowel psychische problemen als een slechte fysieke conditie. De meest gunstige categorie – geen psychische problemen en een normale of goede fysieke conditie – omvat nog geen kwart van de totale groep. De groep die alleen kampt met psychische problemen is drie keer zo groot als de groep met uitsluitend een slechte lichamelijke gesteldheid (27% tegenover 9%). Het gaat hier, let wel, om gegevens op basis van zelfrapportage. 4.4
Middelengebruik
Cannabis en cocaïne worden door een groot deel van de mensen gebruikt: iets meer dan de helft (55%) gebruikte de 30 dagen voorafgaand aan het interview wel eens cannabis, voor cocaïne gaat het om bijna de helft (49%) van de mensen. Heroïne werd in de maand voorafgaand aan het interview gebruikt door ruim een derde (37%) van de feitelijk daklozen in Leiden. Bijna driekwart
22
(74%) van de mensen gebruikte meerdere typen drugs in die periode, en kan polydruggebruiker worden genoemd. Stevig alcoholgebruik (minstens vijf glazen per dag) komt bij de helft van de groep voor. Tabel 4.3
Middelengebruik bij feitelijk daklozen in de maand voorafgaand aan het interviewa,b
Middelengebruik >1 dag
Leiden (2005) N=110 n %
Heroïne
41
37
13
59
-
-
46
35
Methadon
32
29
12
54
-
-
35
27
Cocaïne
54
49
18
82
-
-
45
34
Amfetamines
5
5
3
14
-
-
2
2
XTC
2
2
1
4
-
-
-
-
61
55
10
45
34
35
66
50
-
-
-
-
-
-
2
2
65
59
19
86
-
-
-
-
81
74
14
64
55
57
62
47
Alcohol (5 glazen of meer per dag)
54
50
14
64
25
26
41
31
Geen enkel middel gebruikt
13
12
-
-
-
-
-
-
Cannabis Hallucinogenen Hard Druga Polydrug
b
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=97 N % n %
Utrecht (1998) N=131 n %
a. Harddrug - Gebruik van heroïne, methadon, cocaïne, amfetamines, XTC, of LSD in de afgelopen 30 dagen. b. Polydrug - Meer dan één type drug gebruikt in de afgelopen 30 dagen.
In vergelijking met andere groepen feitelijk daklozen is het polydruggebruik van de Leidse daklozengroep hoog (74% tegen 64% in Alkmaar, 57% in Den Haag en 47% in Utrecht). Uitschieter is de Leidse daklozengroep ook wat betreft cannabisgebruik (55% tegen 45% in Alkmaar, 35% in Den Haag en 34% in Utrecht. Het percentage mensen in Leiden dat heroïne gebruikt is vrijwel even groot als dat in Utrecht (respectievelijk 37 en 35%). Vergelijkbaar in beide steden is ook het methadongebruik in de daklozenpopulaties (respectievelijk 29 en 27%). De daklozengroep in Alkmaar wijkt wat betreft hun druggebruik af van dit beeld. Hier was zes tiende van de daklozengroep heroïnegebruiker en meer dan de helft gebruikte methadon. 23
Vergeleken met de andere daklozenpopulaties is het percentage forse alcoholgebruikers in de Leidse daklozengroep hoog (50% tegen 26% in Den Haag en 31% in Utrecht). Alleen in Alkmaar werd een hoger percentage gevonden (64%). De Leidse feitelijk daklozen zijn in vergelijking met de andere beschreven groepen forse middelengebruikers. Iets meer dan een tiende deel (12%) gebruikte geen enkel van de nagevraagde middelen. Nagegaan is ook de combinatie met psychische problemen. Bij viertiende deel (42%) is sprake van de combinatie van harddruggebruik én psychische problemen, terwijl die van alcohol en psychische problemen bij een derde van de groep voorkomt. Kijken we naar de intensiteit van het middelengebruik, dan valt op dat cannabis nog het meest intensief wordt gebruikt, gemiddeld 12 van de 30 dagen voorafgaand aan het interview. Hierna volgt als meest gebruikt middel alcohol met bijna 11 dagen. Het gebruik van heroïne, cocaïne en methadon is nagenoeg gelijk: gemiddeld zo’n acht dagen in de maand voorafgaand aan het interview. Gegevens over de intensiteit van het middelengebruik staan in tabel 4.4. Tabel 4.4
Intensiteit van het middelengebruik in de afgelopen 30 dagen
Gemiddeld aantal dagen met gebruik
Leiden (2005) N=110 M
SD
Heroïne
8,3
12,8
Methadon
8,1
13,1
Cocaïne
8,3
11,9
Amfetamines
0,7
3,7
XTC
0,1
0,8
12,0
13,8
-
-
10,5
13,4
Cannabis Hallucinogenen Alcohol (5 glazen of meer per dag)
24
5
Gewenste en gekregen hulp
5.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over de gewenste en gekregen hulp, zoals ingeschat door de geïnterviewde dakloze mensen zelf. Eerst komen op 16 levensgebieden de ervaren zorgbehoeften aan bod en daarna de gekregen hulp. Nagegaan wordt tevens de verhouding tussen de gewenste en gekregen hulp. Vervolgens worden nog variaties in de afstemming van vraag en aanbod behandeld. 5.2
Hulp gewenst
De behoeften aan hulp zijn bij de feitelijk dakloze mensen nagevraagd op 16 leefgebieden. Gevraagd werd wat in de huidige situatie - op moment van interviewen - de behoefte aan hulp was. Hierbij is een schaal gebruikt die loopt van 1=geen tot 5=erg veel. Uitgaande van een tamelijk grote tot erg grote behoefte aan hulp (schaalwaarden 4 en 5) hebben de feitelijk daklozen in Leiden op gemiddeld 3,5 domeinen (SD=2,8) veel behoefte aan hulp. Die zorgbehoeften bestaan in hun ogen, niettegenstaande de hulp die zij (al dan niet) ontvingen in het half jaar voorafgaand aan het interview. Over die gekregen hulp straks meer. De mensen zeggen vooral veel behoefte te hebben aan hulp bij: • Huisvesting (65%) • Financiën (47%) • Gebitsproblemen (36%) • Het vinden van werk (33%) • Lichamelijke gezondheid (23%) Ook bij de feitelijk daklozen in andere steden zijn dit over het algemeen de grootste zorgbehoeften. In het oog springt, dat de groep in Leiden relatief minder zorgbehoeften formuleert bij dagbesteding, de lichamelijke gezondheid en bijvoorbeeld bij voeding en drugs. En onverlet de grote behoefte aan hulp bij financiële problemen (47%), is in Leiden het percentage daklozen dat hierbij hulp wil toch wat lager dan dat in andere steden (52% of hoger). Gebieden waarop de daklozen in Leiden weinig zorgbehoeften formuleren zijn: zelfverzorging (8%), relatie met familie (9%), sociale relaties (9%) en alcohol (9%). Op deze leefdomeinen formuleren daklozengroepen in andere steden doorgaans ook relatief weinig zorgbehoeften. De gevonden verschillen met de Alkmaarse daklozengroep - die veel behoefte aan hulp zeggen te heb25
ben bij bijvoorbeeld voeding, zelfverzorging en drugs - hangen samen met het feit dat deze groep voornamelijk bestond uit langdurig drugverslaafden, en zij er in menig opzicht nog slechter aan toe waren dan de groep in Leiden (cocaïnegebruik in maand voorafgaand aan interview: 82% tegen 34% in Leiden; heroïnegebruik: 59% tegen 35% in Leiden). De behoefte aan hulp bij psychische problemen is bij de Leidse groep lager dan bij die uit Alkmaar, maar is nagenoeg even groot bij de groep feitelijk daklozen in Utrecht6. In deze laatstgenoemde groep zei bijna een vijfde deel (18%) (tamelijk) veel behoefte aan hulp te hebben bij hun psychische toestand. Ook de behoefte aan hulp bij lichamelijke problemen is bij de groep in Leiden (23%) en Utrecht (21%) vrijwel even groot. Tabel 5.1
Feitelijk daklozen met (tamelijk) veel behoefte aan hulp op diverse leefdomeinen (scores 4 en 5 op een vijfpuntsschaal)
Behoefte aan hulp
Leiden (2005) N=110 n %
Huisvesting
71
65
15
69
72
72
-
-
Dagbesteding
19
17
8
37
46
47
-
-
8
9
3
14
18
18
-
-
Sociale relaties
10
9
3
14
17
17
-
-
Financiën
52
47
15
69
48
52
-
-
Het vinden van werk
36
33
5
23
32
33
-
-
Basisvaardigheden
15
14
4
18
-
-
-
-
Bescherming van de eigen veiligheid
10
9
5
23
12
14
-
-
Lichamelijke gezondheid
25
23
10
45
39
42
-
-
Voeding
17
15
12
55
-
-
-
-
9
8
6
27
-
-
-
-
Het gebit
40
36
8
37
56
61
-
-
Psychische gezondheid
22
20
9
41
-
-
-
-
Alcohol
10
9
3
14
8
13
-
-
Drugs
18
16
10
45
40
49
-
-
Vervoer
18
16
6
27
-
-
-
-
Relatie met familie
Zelfverzorging
6
Alkmaar Den Haag (2003) (2001) N=22 N=100 n % n %
Utrecht (1998) N=150 n %
In het onderzoek in Utrecht werd ook een vijfpuntsschaal gebruikt, maar de schaalwaarden zijn anders, namelijk 1=geen tot 5=veel. Ook werden maar op een beperkt aantal gebieden de zorgbehoeften in kaart gebracht.
26
5.3
Hulp gekregen
De mensen is ook gevraagd in hoeverre zij in de zes maanden voorafgaand aan het interview hulp kregen op de eerder genoemde leefgebieden. Tot de 'gekregen hulp' rekenen we de scores op alle schaalwaarden die ook maar in de richting van hulp wijzen (2=een beetje tot en met 5=veel). Gemiddeld kregen feitelijk dakloze mensen in Leiden op 3,6 (SD=3,2) domeinen (een beetje tot veel) hulp in de zes maanden voorafgaand aan het interview. De domeinen waarop een substantieel deel van deze groep zegt in die periode hulp te hebben ontvangen, zijn: • Financiën (48%) • Voeding (35%) • Lichamelijke gezondheid (31%) • Gebitsproblemen (29%) • Huisvesting (29%) Domeinen waarop in de bedoelde periode een klein deel van de daklozengroep hulp ontving, zijn: • Basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen (7%) • Alcohol (8%) • Vervoer (10%) • Relaties met familie (11%) en met vrienden en kennissen (14%) Eerder zagen we, dat slechts een klein deel van de feitelijk daklozen in Leiden op deze domeinen zorgbehoeften formuleerden. 5.4
Variaties in vraag - aanbod
De schakeling van vraag en aanbod kan verder worden onderzocht door te kijken naar minstens vier mogelijkheden die zich in de (hulpverlenings) situatie van dakloze mensen kunnen voordoen, namelijk 1) hulp gewenst én gekregen, 2) hulp gewenst en niet gekregen, 3) geen hulp gewenst, wel hulp gekregen en 4) geen hulp gewenst en geen hulp gekregen. Bij de eerst- en laatstgenoemde optie staan vraag en aanbod in verhouding tot elkaar, is er een match. Bij de tweede en derde hiervoor genoemde varianten zijn er fricties tussen gewenste en gekregen hulp. Let wel, het gaat hier om zelfrapportage. Het kan goed zijn dat een professional of bijvoorbeeld een naaste tot een ander oordeel komt over de gewenste en verleende hulp. 27
Bij de tweede variant - hulp gewenst, niet gekregen - is er sprake van onvervulde zorgbehoeften. Het kan zijn dat de behoeften zich bij de mensen pas zeer recent manifesteerden, er in het half jaar voorafgaand aan het interview geen hulp bij nodig was, en het te kort dag was om de hulp te krijgen. Aannemelijker is echter, dat de behoeften al langer bestonden, zeker gezien de langdurige dakloosheid van de meeste mensen, maar dat er desondanks geen hulp is geboden. Bij de derde variant - geen hulp gewenst, wel hulp gekregen - kan er sprake zijn van ongevraagde bemoeienis, daar waar de geïnterviewde daklozen al langer van mening zijn dat er geen hulp nodig is, maar hij/of zij al wel langer hulp krijgt. Het kan echter ook zijn, dat juist vanwege het feit dat hij/zij hulp krijgt en er wordt voorzien in datgene wat hij/zij zegt nodig te hebben, er geen duidelijke hulpbehoefte (meer) bestaat. Wij hebben de hiervoor genoemde vier mogelijkheden voor elk van de 16 leefdomeinen onderzocht. Hierna wordt eerst aangegeven wat het gemiddelde aantal domeinen is voor elk van de vier varianten. In bijlage 4 zijn frequentietabellen te vinden over de gewenste en ontvangen hulp. Hulp gewenst Ja
Nee
(1) Match
(2) Ongevraagde bemoeienis en/of vervulde zorgbehoeften
1,2 domein (SD=1,5)a
2,3 domeinen (SD=2,9)a
(3) Onvervulde zorgbehoeften
(4) Match
2,2 domeinen (SD=2,3)a
10,0 domeinen (SD=3,4)a
Hulp gekregen
Ja
Nee
a. SD= standaarddeviatie; afstand tot het gemiddelde (geeft de spreiding van de scores in de groep aan).
28
• Van een positieve match - hulp gewenst én gekregen - is sprake bij gemiddeld het minste aantal domeinen, namelijk 1,2. • Vanuit het perspectief van de dakloze mensen zelf is er bij gemiddeld tien domeinen een goede match, in de zin dat er bij hen zelf op die domeinen geen behoefte bestaat aan hulp en zij ook geen hulp krijgen. • Bij gemiddeld 2,3 domeinen bestaat de mismatch van ‘geen behoefte, wel hulp’. • Van onvervulde zorgbehoeften is sprake bij gemiddeld 2,2 leefdomeinen. Hierna gaan we meer in detail, op het niveau van de leefdomeinen, naar de aansluiting tussen vraag en aanbod kijken. Hiertoe clusteren wij de domeinen tot die van de bestaansvoorwaarden, relaties, zelfverzorging & bescherming, en gezondheid. In de figuren 5.5a tot en met 5.5d zijn per cluster de resultaten weergegeven. Bestaansvoorwaarden Dit cluster omvat huisvesting, financiën, dagbesteding, werk, basisvaardigheden, zoals lezen en schrijven, en vervoer. Figuur 5.5a
Bestaansvoorwaarden: aansluiting tussen hulpbehoefte en ontvangen hulp bij feitelijk daklozen in Leiden (N=110)
Vervoer Basisvaardigheden Het vinden van werk Financiën Dagbesteding Huisvesting 0%
20%
40%
60%
80%
Geen behoefte, Geen hulp
Geen behoefte, Wel hulp
Wel behoefte, Geen hulp
Wel behoefte, Wel hulp
100%
29
In dit cluster van de bestaansvoorwaarden komen de meeste onvervulde zorgbehoeften voor: hulp gewenst, maar niet gekregen. Bovenaan staat huisvesting (51%), wat niet heel verrassend is, gevolgd door: • Het vinden en behouden van werk (22%) • Financiën (22%) • Vervoer (14%) • Basisvaardigheden (11%) De match van ‘geen hulp gewenst-niet gekregen’ komt vooral voor bij de basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen etc), vervoer en ook dagbesteding. Het kan goed zijn dat de mensen zelf voldoende zelfredzaam zijn en weinig extra’s nodig hebben. Een positieve match ‘hulp gewenst én gekregen’ doet zich opvallend vaak voor bij de financiën. Een kwart van de dakloze mensen wil hier hulp bij en krijgt die ook. Daarmee is het echt een uitschieter, ook in vergelijking met dit soort positieve matches in de andere clusters. In het oog springt, zeker in samenhang met het voorgaande, dat er tevens bijna een kwart van de mensen is die bij hun financiën geen hulp wensen, maar die wel krijgen (ongevraagde bemoeienis). Het is goed mogelijk dat mensen niet gediend zijn van het type hulp (schuldsanering, budgettering). Relaties Dit cluster omvat relatie met familie en sociale relaties. Het laat zich aanzien, dat deze relaties bij de daklozen zelf, noch bij werkers erg in de schijnwerpers staan. De percentages mensen die ‘geen hulp wensen en geen hulp krijgen’ zijn in dit cluster zeer hoog. Dit roept wel vragen op. Bekend is immers, dat de relaties met familie en anderen over het algemeen conflictueus en breekbaar zijn, dat dakloze mensen hieronder niet zelden gebukt gaan, maar tegelijkertijd weinig hoop meer koesteren dat het nog goed kan komen. Het sociaal isolement is veelal groot (Doorn, 2002; Wolf, Bransen, & Nicholas, 2001). Er is maar een zeer klein percentage dat bij hun relaties en omgang met anderen hulp wenst en ook krijgt. Bij slechts een klein percentage is sprake van onvervulde zorgbehoeften; hulp wel gewenst, maar niet gekregen.
30
Figuur 5.5b
Relaties: aansluiting tussen hulpbehoefte en ontvangen hulp bij feitelijk daklozen in Leiden (N=110)
Sociale relaties
Relatie met familie
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Geen behoefte, Geen hulp
Geen behoefte, Wel hulp
Wel behoefte, Geen hulp
Wel behoefte, Wel hulp
Zelfverzorging & bescherming Dit cluster omvat voeding, zelfverzorging, gebit en bescherming van de eigen veiligheid. Gebitsverzorging staat hoog in de top-vijf als het om onvervulde zorgbehoeften gaat: een kwart wenst hier hulp bij, maar krijgt die niet. Een aanzienlijk deel van de mensen kan zich, als het gaat om de zelfverzorging, de eigen bescherming en voeding, naar eigen inzicht goed redden. Er is op deze vlakken geen hulpbehoefte en ook geen hulp. Voeding (11%) en gebitsverzorging (11%) horen, met overigens lage percentages, bij de top-vijf van domeinen met vervulde zorgbehoeften; hulp is gewenst én gekregen. Opvallend is, dat bij voeding (25%), gebitsverzorging (18%) en overigens ook zelfverzorging (18%), dakloze mensen (ook) het vaakst melding maken van, wat is getypeerd als, ongevraagde bemoeienis. Het kan zijn dat mensen hier 31
ongewenste druk ervaren om van het aanbod gebruik te maken of dat zij de begeleiding ervaren als bemoeizucht bij een zelf gekozen levensstijl. Figuur 5.5c
Zelfverzorging: aansluiting tussen hulpbehoefte en ontvangen hulp bij feitelijk daklozen in Leiden (N=110)a
Het gebit
Zelfverzorging
Voeding
Bescherming van de eigen veiligheid 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Geen behoefte, Geen hulp
Geen behoefte, Wel hulp
Wel behoefte, Geen hulp
Wel behoefte, Wel hulp
Gezondheid Dit cluster omvat de lichamelijke en psychische gezondheid, maar ook alcohol en drugs. Onvervulde zorgbehoeften in dit cluster zijn er bij de psychische gezondheid (13%) en bij de lichamelijke gezondheid (11%), en toch ook bij drugs; hulp vinden de mensen hierbij gewenst, maar zij krijgen die niet. Hoewel alle domeinen in dit cluster – vooral ook gelet op de vastgestelde problematiek op deze domeinen – opvallen vanwege de hoge percentages ‘geen hulp gewenst, geen hulp gekregen’, springt alcohol (85%) wel bijzonder in het oog. Overigens is het bekend, dat het bereik van de hulpverlening bij (ernstige) alcoholproblematiek, over het algemeen niet groot is. Eerder zagen we dat de helft van de onderzochte groep in Leiden fors alcoholgebruiker is. Gemiddeld zouden zij elf dagen in de maand voorafgaand aan het interview per dag vijf of meer glazen alcohol hebben gedronken. En als we specifiek op de psy32
chische gezondheid inzoomen dan moeten we concluderen dat, hoewel bij twee derde van de groep psychische problemen is vastgesteld, er bij twee derde (64%) geen sprake is van gewenste en gekregen hulp. Bij deze domeinen laat zich de vraag stellen of de dakloze mensen wel voldoende inzicht hebben in hun situatie, hulp bij hun problemen wensen en die zouden accepteren als zij die krijgen. Figuur 5.5d
Gezondheid: aansluiting tussen hulpbehoefte en ontvangen hulp bij feitelijk daklozen in Leiden (N=110)a
Drugs
Alcohol
Psychische gezondheid
Lichamelijke gezondheid 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Geen behoefte, Geen hulp
Geen behoefte, Wel hulp
Wel behoefte, Geen hulp
Wel behoefte, Wel hulp
Bij lichamelijke problemen is er nog de meest gunstige match in dit cluster; hulp is gewenst én gekregen. Als we het percentage van 12 echter afzetten tot de zeer slechte lichamelijke conditie van de mensen dan ziet het ernaar uit dat het aanbod tekortschiet. Bij de andere domeinen – psychische problemen en alcohol en druggebruik - is het beeld nog ongunstiger, gelet ook, zoals gezegd, op de gesignaleerde problemen bij de daklozengroep. Het maakt echter uit vanuit wiens perspectief de afstemming van vraag en aanbod wordt bezien. Want opvallend is, dat bij lichamelijke problemen, maar ook bij psychische problemen en drugs een behoorlijk percentage mensen rapporteert over ongevraagde bemoeienis; de hulp is niet gewenst, maar zij krijgen die wel. Het is denkbaar dat juist op de hier relatief hoog scorende domeinen de geïnterviewde daklozen niet zijn gediend van de geboden hulp. 33
Een gebrek aan inzicht in de eigen situatie kan hier meespelen. Zij kunnen de hulp echter ook ervaren als te bemoeizuchtig en/of als niet aansluitend bij hun levensstijl en bij wat zij aan hulp wensen. Die inzichten en ervaringen kunnen maken dat mensen geen behoefte aan hulp zeggen te hebben. 5.5
Contacten met instanties
Met welke instanties hebben de feitelijk dakloze mensen in Leiden in de zes maanden voorafgaand aan het interview contact gehad? Het Dienstencentrum van De Binnenvest is onbetwiste nummer één: 84% van de geïnterviewde mensen was hier in de genoemde periode binnengelopen. Daarnaast is er relatief veel gebruik gemaakt van De Schuilplaats (53%), De Zaak (47%) en het Slaaphuis (40%). Hierna volgt de methadonverstrekking van Parnassia (27%). Een vijfde deel van de daklozen deed een beroep op de crisisopvang van De Binnenvest. Erg weinig is er contact geweest met de jongerenwerker (4%). Ook zijn de spreekuren van het Riagg (in het Dienstencentrum) weinig bezocht (8%) en is er niet veel gebruik gemaakt van het Dagactiviteitencentrum van de Rijngeest Groep (11%). Tabel 5.2
Zorggebruik van feitelijk daklozen in Leiden (n=110) in de zes maanden voorafgaand aan het interview.
Contact gehad met
n
%
Veegploeg
25
23
De Zaak (dagbesteding)
52
47
Methadonverstrekking
30
27
DAC (dagactiviteitencentrum Rijngeest Groep)
12
11
Algemeen Maatschappelijk Werk
25
23
Stadsbank (schuldhulpverlening)
22
20
Het Dienstencentrum
92
84
Slaaphuis
44
40
De Schuilplaats
58
53
9
8
20
18
4
4
27
25
Spreekuren Riagg (Dienstencentrum) Crisisopvang (Binnenvest) Jongerenwerker Anders
34
Er zijn geen gegevens beschikbaar van de mate waarin de feitelijk dakloze mensen in Leiden in het verleden en heden contact hebben gehad met de gespecialiseerde hulpverlening, waaronder die van de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg.
35
6
Straatlocaties en nieuwe voorzieningen
6.1
Straatlocaties
In de interviews werden de mensen een lijst met bekende straatlocaties in Leiden voorgelegd met de vraag of zij hier in de maand voorafgaand aan het interview nog waren geweest. Gemiddeld bezochten de mensen in de bedoelde periode zo’n drie verschillende locaties (SD=2,2). Tabel 6.1
Bezochte straatlocaties door feitelijk dakloze mensen in Leiden in de maand voorafgaand aan het interview.
Plekken bezocht
n
%
Van der Werfpark
45
41
Perron 1
44
40
Huigpark
29
26
Het Levendaal
28
25
De Garenmarkt
22
20
De Kaasmarkt
48
44
De Burcht
51
46
Vrouwenkerkhof / Lange Mare
19
17
Anders
57
52
Aantal bezochte plekken Gemiddelde (SD)
3,1 (2,2)
Er lijkt niet één uitgesproken favoriete straatlocatie te zijn. De meest bezochte plekken zijn de Burcht (46%), de Kaasmarkt (44%), het Van der Werfpark (41%) en Perron 1 (40%). Kijken we specifiek naar de bezoekers van Perron 1, dan valt op dat in deze groep: • Het gemiddeld aantal overnachtingen op straat significant hoger is • Het gemiddeld aantal overnachtingen in de nachtopvang significant lager is • Het gebruik van heroïne en cocaïne significant hoger is Waarbij de bezoekers van Perron 1 zijn vergeleken met de feitelijk daklozen die in de maand voorafgaand aan het interview niet bij Perron 1 kwamen (zie 37
tabel 6.2). Tussen beide groepen zijn er geen significante verschillen in leeftijd, duur van dakloosheid, kwaliteit van leven en lichamelijke en psychische problemen. Tabel 6.2
Bezoekers van Perron 1 (in de maand voorafgaand aan het interview) en de feitelijk daklozen die hier niet kwamen (gemiddelden) Perron 1 bezocht in de afgelopen 30 dagen? Toetsgegevens a
Nee (N=66) M (SD) 39,0 (8,8)
Ja (N=44) M (SD) 37,0 (7,8)
Duur dakloosheid
5,3 (6,7)
5,0 (4,9)
t(106)=0,3; n.s.
Totaalscore MAP
9,2 (8,8)
12,6 (9,4)
t(108)=1,2; n.s.
Totaalscore GHQ
3,9 (3,4)
4,5 (3,4)
t(106)=-1,0; n.s.
Kwaliteit van leven
3,8 (1,7)
3,3 (1,5)
t(108)=1,6; n.s.
11,1 (12,8)
18,1 (12,4)
t(108)=-2,9; p<.01
In passantenverblijf
8,0 (12,3)
2,3 (7,5)
t(107)=3,0; p<.01
Bij familie/vrienden
10,4 (12,5)
8,0 (11,0)
t(100)=1,1; n.s.
In woonvoorziening
0,1 (0,9)
0,0 (0,0)
t(108)=0,8; n.s.
Middelengebruik Heroïne
4,4 (9,8)
14,2 (14,6)
t(69)=-3,9; p<.001
6,4 (12,3)
10,7 (14,0)
t(84)=-1,7; n.s.
4,1 (9,0)
14,7 (13,1)
t(70)=-4,7; p<.001
10,4 (13,7)
10,8 (13,2)
t(107)=-0,2; n.s.
Leeftijd
Overnachtingen Op straat
Methadon Cocaïne Alcohol (5 glazen of meer) a. T-toets; n.s. = niet significant.
38
t(108)=1,2; n.s.
6.2
Belangstelling voor nieuwe voorzieningen
6.2.1 Inloop waar alcoholgebruik is toegestaan De mensen werd gevraagd of ze gebruik zouden maken van een dagopvang of inloop waar alcohol kan worden gebruikt. Voor de helft van de mensen was deze vraag niet van toepassing7. De meningen van de rest (n=54) waren verdeeld. Van deze overgebleven groep zou ongeveer de helft (48%) de gebruiksruimte gaan bezoeken. Eén persoon (2%) gaf aan niet te weten wat hij of zij zou doen. Bijna een derde dacht de voorziening niet te gaan gebruiken. Bij een vijfde deel van de mensen bleef het antwoord onbekend. Tabel 6.3
Belangstelling van potentiële doelgroep (n=54) in Leiden voor gebruik van inloop waar alcoholgebruik is toegestaan.
Gebruik maken van inloop voor alcohol?
N=54 n
%
Nee
17
31
Ja
26
48
Weet Niet
1
2
Onbekend
10
19
Nagegaan is of er samenhang bestaat tussen het ingeschatte gebruik van de inloop en de intensiteit van het alcoholgebruik (zie tabel 6.4). De alcoholgebruikers die van de inloop gebruik denken te gaan maken gebruiken gemiddeld meer dagen in de maand voorafgaand aan het interview vijf glazen of meer alcohol. Dit verschil in intensiteit van het alcoholgebruik tussen de groep die wel een alcoholspecifieke gebruiksruimte zou bezoeken en de groep die dit niet zou doen is echter niet statistisch significant.
7
Mensen die in de afgelopen 30 dagen geen alcohol (dagen waarop minimaal 5 glazen werden gebruikt) of harddrugs (in dit geval: heroïne en/of cocaïne) hadden gebruikt, kregen de vraag over het bezoeken van een gebruiksruimte niet voorgelegd, omdat zij niet tot de doelgroep van zulke gebruiksruimten horen.
39
Tabel 6.4
Belangstelling voor gebruik van inloop waar alcoholgebruik is toegestaan in combinatie met de intensiteit van het alcoholgebruik (in de maand voorafgaand aan het interview). Gebruik maken van nieuwe voorziening? Nee/Weet niet (N=18) M (SD)
Ja (N=26) M (SD)
19,5 (12,5)
25,5 (9,5)
Toetsgegevens a
Gemiddeld aantal dagen gebruik van: Alcohol (5 glazen of meer)
t(30)=-1,7; n.s.
a. T-toets; n.s. = niet significant.
6.2.2 Inloop waar harddruggebruik is toegestaan En zou er gebruik worden gemaakt van een inloop waar het gebruik van harddrugs is toegestaan? Deze vraag bleek voor iets minder dan de helft (46%) van de mensen niet van toepassing. Van de overgebleven groep (n=60) zou de meerderheid een dergelijke voorziening wel benutten (55%). Een kwart van de mensen zou zich afzijdig houden. Acht procent van de mensen heeft nog twijfels over het al dan niet bezoeken van een gebruiksruimte. Bij iets meer dan een tiende deel bleef het antwoord onbekend. Tabel 6.5
Belangstelling van potentiële doelgroep (n=60) in Leiden voor gebruik van inloop waar harddruggebruik is toegestaan.
Gebruik maken van inloop voor harddrugs?
N=60 n
%
Nee
15
25
Ja
33
55
Weet Niet
5
8
Onbekend
7
12
Ook bij deze inloop onderzochten we de samenhang tussen het ingeschatte gebruik van de inloop en de intensiteit van het harddruggebruik. We richtten ons op het gebruik van heroïne, methadon en cocaïne. De uitkomsten vertonen hetzelfde beeld als bij de alcoholspecifieke gebruiksruimte. Bij de groep mensen die aangeeft geen gebruik van de voorziening te zullen maken ligt de intensiteit van het druggebruik steeds lager dan bij de groep die zegt wel naar 40
de voorziening te gaan. De gevonden verschillen zijn echter niet statistisch significant, wat betekent dat de twee groepen qua gebruiksintensiteit niet wezenlijk van elkaar verschillen. Tabel 6.6
Belangstelling voor gebruik van inloop waar harddruggebruik is toegestaan in combinatie met de intensiteit van het alcoholgebruik (in de maand voorafgaand aan het interview). Gebruik maken van nieuwe voorziening? Toetsgegevens a
Nee/Weet niet (N=20) M (SD)
Ja (N=33) M (SD)
12,1 (13,5)
18,6 (13,7)
t(51)=-1,7; n.s.
9,6 (13,9)
16,7 (14,8)
t(51)=-1,7; n.s.
13,5 (11,7)
17,3 (12,9)
t(51)=-1,1; n.s.
Gemiddeld aantal dagen gebruik van: Heroïne Methadon Cocaïne a. T-toets; n.s. = niet significant.
41
7
Beschouwing
7.1
Omvang van de daklozenpopulatie
Leiden blijkt een omvangrijke groep feitelijk dakloze mensen te herbergen. Op basis van bezoekersregistraties gedurende twee weken in het najaar van 2005 (26 september tot en met 9 oktober 2005) bij drie laagdrempelige voorzieningen, komen we tot een schatting van 493 mensen. Onder- en bovengrens van de schatting zijn respectievelijk 466 en 525 mensen. Samengenomen met de 42 residentieel dakloze mensen in de stad komt dit in Leiden neer op in totaal naar schatting 535 daklozen (minimaal 508 en maximaal 567 mensen). Er zijn geen andere schattingen voor Leiden beschikbaar waarmee de huidige resultaten kunnen worden vergeleken. Wel komt de schatting in dit onderzoek overeen met de cijfers die in de Monitor Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg (MMOV) voor de regio Zuid-Holland Noord zijn te vinden (Tielen, Detmar, & Detmar, 2004). Hierin wordt de totale groep Leidse dak- en thuislozen op ongeveer 500 geschat. Ook in vergelijking met enkele andere steden blijkt de Leidse groep daklozen groot te zijn. Kijkend naar het aantal dakloze mensen per 1000 inwoners is de groep in Leiden (4,5) beduidend groter dan die bij eerdere peilingen in bijvoorbeeld Alkmaar (2,0; peiling in 2003) en Den Haag (2,8; peiling in 2001) (Hulsbosch et al., 2003; Reinking et al., 2001). In schril contrast met de grootte van de groep (feitelijk) dakloze mensen in Leiden, staat de capaciteit van de opvang, zowel de nachtopvang (18 plaatsen) als de residentiële opvangplaatsen (43). 7.2
Profiel van feitelijk dakloze mensen
Er zijn in totaal 111 feitelijk dakloze mensen geïnterviewd, op diverse locaties, ook op straat. Dit aantal maakt ruim een vijfde deel uit van de geschatte omvang van deze populatie (n=493=100%). Het is veelal lastig uit te maken hoezeer de onderzochte groep representatief is voor de totale groep daklozen. Gezien het profiel van de groep en de overeenkomsten met andere ‘straatpopulaties’ (zie hierna) is het zeer aannemelijk dat dit onderzoek een getrouw beeld van de Leidse populatie daklozen schetst. Zwakke positie De groep feitelijk dakloze mensen in Leiden bestaat voornamelijk uit ongehuwde, alleenstaande mannen met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar. Het 43
merendeel (65%) is nooit gehuwd geweest. Met 55% zijn de allochtonen, in vergelijking ook met de inwoners van Leiden, sterk oververtegenwoordigd. De maatschappelijke positie van de mensen is zwak (uitkering, lage opleiding). Een krappe kwart is minder dan één jaar dakloos. Het merendeel hoort tot de zogenoemde chronisch daklozen en is gemiddeld in totaal al vijf jaar dakloos in hun leven. Voor overnachtingsplekken zijn de mensen veelal op de straat aangewezen. Bijna de helft heeft in de maand voorafgaand aan het interview veertien dagen of meer op straat geslapen. De dakloze mensen maken doorgaans weinig gebruik van de nachtopvang, wat overigens niets zegt over de bedbezetting van deze voorziening. Kwaliteit van leven en gezondheidstoestand niet best Over hun leven in het algemeen oordelen de daklozen niet positief, ongeveer de helft van de groep ervaart een lage levenskwaliteit. De gezondheidstoestand van de mensen laat sterk te wensen over. De helft van de daklozenpopulatie heeft - gemeten met een gestandaardiseerd meetinstrument - een slechte fysieke conditie. En bij twee derde zijn met een gestandaardiseerd meetinstrument psychische problemen vastgesteld. Een combinatie van psychische en lichamelijke problemen is gevonden bij vier tiende deel van de onderzochte groep. Het profiel van de feitelijk daklozen in Leiden komt sterk overeen met dat van de populaties feitelijk daklozen in andere steden (Hulsbosch et al., 2003; Reinking et al., 2001; Reinking et al., 1998). Dat is kortweg te typeren als: overwegend man, gemiddeld zo'n 37 à 38 jaar, ongehuwd, alleenstaand, zwakke maatschappelijke positie, lage kwaliteit van leven en slechte gezondheidstoestand. Fors middelengebruik Driekwart van de Leidse feitelijk daklozen gebruikt meerdere middelen naast elkaar. Cocaïne wordt door de helft gebruikt, heroïne door 37% en methadon door 29%. Ook cannabis is zeer gewild: meer dan de helft gebruikt dit. Het percentage stevige alcoholgebruikers (vijf glazen of meer per dag) is hoog (50%). De Leidse feitelijk daklozen zijn in vergelijking met de groepen feitelijk daklozen in andere steden (Alkmaar, Utrecht, Den Haag) forse middelengebruikers. Iets meer dan een tiende deel (12%) gebruikte geen enkel van de nagevraagde middelen.
44
De combinatie van harddruggebruik én psychische problemen komt bij 42% van de onderzochte groep voor, en die van alcohol én psychische problemen is bij een derde aanwezig. Nog geen aansluiting op de noden De mensen hebben vooral behoefte aan hulp bij (problemen met) huisvesting, financiën, gebitsverzorging, werk en de lichamelijke toestand. Dit zijn over het algemeen ook de meest voorkomende zorgbehoeften van feitelijk daklozen in andere steden. De aansluiting van de gekregen hulp op de geformuleerde zorgbehoeften is nog niet al te best. Het slechtst is de aansluiting bij de bestaansvoorwaarden (huisvesting, financiën, werk) en de gebitsverzorging van mensen, en, zij het in mindere mate, ook bij de lichamelijke en psychische gezondheid en het druggebruik. Gelet ook op de problemen die de mensen op deze domeinen ervaren, zijn dit onmiskenbare hiaten in het aanbod. Passend hierbij is de kanttekening dat als hulp beschikbaar komt, dit niet automatisch een oplossing betekent van alle problemen. Van zogenoemde vervulde zorgbehoeften - hulp gewenst en gekregen - is maar bij een klein deel van de onderzochte daklozengroep sprake. Bij slechts zes (van de in totaal 16 onderzochte) leefdomeinen is er een positieve match voor meer dan tien procent van de geïnterviewde mensen: financiën (25%), huisvesting (14%), lichamelijke gezondheid (12%), het vinden van werk, voeding en gebitsverzorging (alledrie 11%). Op basis van dit onderzoek is niet uit te maken of de geboden hulp passend of toereikend is. Daar waar de geïnterviewde dakloze mensen zelf aangeven geen hulp nodig te hebben en ook geen hulp te krijgen, laat zich bij sommige domeinen de vraag stellen of deze inschatting juist is. In het oog springen hier namelijk vooral de relaties met familie en vrienden en het alcoholgebruik. Bekend is dat de relaties van dakloze mensen met familie en vrienden nogal eens conflictueus en breekbaar zijn en niet zelden ook veel verdriet geven (Menger, Jezek, & Wolf, 2004). En het alcoholgebruik in deze daklozenpopulatie is, zie hiervoor, toch heel fors. Overigens blijkt steeds weer dat het bereik door de hulpverlening van mensen met alcoholproblemen slecht is. Ongevraagde bemoeienis – geen hulp gewenst, wel gekregen - komt vooral voor bij financiën, voeding, gebitsverzorging en zelfverzorging. Hierbij is het de vraag of de mensen de hulp echt niet wensen, of dat zij hier onwelwillend tegenover staan omdat zij zich mogelijk onder druk voelen gezet (schuldsanering, budgettering) of de begeleiding ervaren als bemoeizucht bij een zelf ge45
kozen levensstijl. Ook hier geldt dat op basis van dit onderzoek niet is uit te maken of de geboden hulp passend of toereikend is. Dat huisvesting een belangrijk probleem is voor daklozen, ligt voor de hand. Opvallend is wel dat zij de nachtopvang in Leiden, zoals gezegd, relatief weinig gebruiken. Dit maakt het huisvestingsprobleem alleen maar groter. Tijdens de onderzoeksperiode is bovendien gebleken dat de groep daklozen in de nachtopvang vrij stabiel is. Daarnaast is de capaciteit van de nachtopvang, zoals gezegd, beperkt: 18 plaatsen op 493 feitelijk daklozen. Voor veel mensen blijft de nachtopvang dus buiten bereik. De druk op de opvang in Leiden wordt nog eens vergroot door het geringe aantal plaatsen (43) in de residentiele opvang. Dus naast de slechte doorstroom van mensen binnen de nachtopvang, is er ook nog eens nauwelijks doorstroom mogelijk tussen de laagdrempelige opvang en de residentiële opvang. Kortom: de druk op het Leidse opvangcircuit is groot en daarmee ook de kans op het dichtslibben van de voorzieningen. Gezien de regiofunctie die Leiden binnen Zuid-Holland Noord vervult, is de beperkte opvangcapaciteit een groot aandachtspunt. Interesse voor nieuwe voorzieningen Er is bij de onderzochte groep dakloze mensen de nodige interesse voor de voorgestelde gebruiksruimten. Zowel een alcoholspecifieke gebruiksruimte als een voorziening waarin harddrugs gebruikt kunnen worden zal zeker door ongeveer de helft van de doelgroep – zij die deze middelen gebruiken - bezocht gaan worden. Het gaat hierbij overigens specifiek om de groepen daklozen voor wie een dergelijke voorziening ook relevant is. Mensen die geen alcohol en/of harddrugs (heroïne, cocaïne of methadon) hadden gebruikt in de 30 dagen voorafgaand aan het onderzoek, kregen de vraag niet voorgelegd. De interesse voor de gebruiksruimten is niet gerelateerd aan de intensiteit van het alcohol- of druggebruik. Het is dus niet zo dat vooral de mensen die veel gebruiken aangeven dat ze van een dergelijke voorziening gebruik zullen gaan maken. Trefpunten op straat Leiden kent verschillende locaties waar groepen daklozen samenkomen. Er bestaat niet één duidelijk favoriete locatie. De vier meest bezochte locaties zijn: De Burcht, De Kaasmarkt, het Van der Werfpark en Perron 1. De mensen die deze laatste locatie bezoeken zijn, in vergelijking met de mensen die hier niet komen, voor overnachtingsplekken meer op straat aangewezen. Ook maken zij minder gebruik van de nachtopvang. Het gebruik van heroïne en cocaïne ligt een stuk hoger dan bij de mensen die Perron 1 niet aandoen. Wat 46
betreft lichamelijke en psychische gezondheid zijn er geen aanwijzingen dat de Perron 1 groep er slechter aan toe is dan de overige daklozen. De bezoekers van Perron 1 kampen dus vooral met extra problemen bij huisvesting en harddrugs. 7.3
Aanbevelingen
Leiden heeft gezien haar inwonertal een niet onaanzienlijke daklozenpopulatie. Dit is mogelijk gerelateerd aan de regiofunctie van de stad. Drie tiende deel van de onderzochte groep overnachtte in de maand voorafgaand aan het interview (uitsluitend) buiten de stad Leiden. Van belang in dit verband is nader te onderzoeken wat van de dakloze mensen de laatste verblijfplaats is (binnen en buiten Leiden / de regio) en wat nodig en mogelijk is om mensen, als zij dakloos worden en zijn, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving op te vangen. Wat zijn factoren die dit mogelijk beletten? De daklozen in Leiden staan er niet al te best voor; de gezondheid laat te wensen over, de problemen met huisvesting zijn groot – zonder uitzicht op verbetering - en er zijn veel onvervulde zorgbehoeften. Hier volgen enkele aanbevelingen op grond van de bevindingen van dit onderzoek. • Leiden kent een aanzienlijke groep die chronisch dakloos is; bijna 40% is vijf jaar of meer dakloos. Gemiddeld zijn de mensen 5 jaar dakloos. Het is bekend, dat met het type onderzoek dat is uitgevoerd er al snel sprake is van een oververtegenwoordiging van mensen die langer in die toestand verkeren. Dit doet weinig af aan de resultaten. Het benadrukt integendeel, eerder het grote belang om preventief te werken, om bij dreigende dakloosheid vroegtijdig in te grijpen (voorkomen huisuitzettingen) en om bij recente dakloosheid voor een heel actieve benadering te kiezen die mensen weer op het goede spoor brengt. Want hoe langer mensen dakloos zijn, hoe kleiner de kans dat dit bestaan nog valt te keren (Doorn, 2002; Laere & Wit, 2005; Wolf, 2005). • Leiden heeft een grote groep feitelijk daklozen en slechts geringe opvangcapaciteit. Uitbreiding van de nachtopvang is een logische eerste stap om het probleem van onderdak aan te pakken.
47
• Ook het aantal plaatsen in de residentiële voorzieningen (Sociaal Pension en Begeleid Wonen) is gering. Dit belemmert de doorstroom van feitelijk daklozen naar een meer stabiele situatie. Uitbreiding van de laagdrempelige opvang is een eerste stap, maar zal op zichzelf waarschijnlijk onvoldoende zijn. Nodig is een bezinning op welke combinaties van huisvesting en begeleiding het beste bij de groep en bij de individuele personen passen. Is dat langduriger beschermd verblijf, begeleid zelfstandig wonen, of begeleid wonen in groepsverband, of zelfstandig wonen met ambulante begeleiding, of…. Nader onderzoek zal meer inzicht moeten geven in passende huisvestingsmogelijkheden, in combinatie met begeleiding. • Er zijn veel onvervulde zorgbehoeften bij de feitelijk dakloze mensen. Maatregelen voor deze groep mogen in Leiden daarom niet beperkt blijven tot uitbreiding van de opvangcapaciteit. Zicht hebben en houden op de individuele problemen en zorgbehoeften van de mensen is essentieel om (een deel van) de mensen naar een stabielere situatie toe te leiden. Een juiste en betrouwbare taxatie van de toestand van dakloze mensen is hierbij nodig. De gegevens die tegenwoordig ook in de maatschappelijke opvang worden verzameld voor de aanvraag en toekenning van AWBZzorgfuncties kunnen hierin een functie vervullen en zouden overigens ook goed kunnen worden ingezet voor beleidsontwikkeling bij de daklozengroep. Meer tegemoet komen aan de zorgbehoeften van dakloze mensen vraagt ook een systematische manier van werken. Een methodiek als het 8-fasenmodel dat door het NIZW is uitgewerkt (Leeuwen-den Dekker, 2004; Leeuwen-den Dekker & Heineke, 2004), is hiervoor bedoeld. Mogelijk nog belangrijker dan systematischer werken is het om voeling te houden met dakloze mensen, hun vertrouwen te winnen en aan te sluiten bij hun leefwereld en leefstijl (Baart, 2001). • De meest onvervulde zorgbehoeften zijn er bij huisvesting, werk, financiën en gebitsverzorging. Nagegaan moet worden welk concreet hulpaanbod er, even afgezien van opvangvoorzieningen, op deze gebieden nodig is voor feitelijk daklozen en wat er aan aanbod moet worden ontwikkeld of geïntensiveerd (schuldhulpverlening, een daklozentandarts, dagloonbedrijfjes). Een forse inspanning is nodig voor de verbetering van de kwaliteit van leven van de mensen.
48
• Onduidelijk is nog welke gespecialiseerde hulp de feitelijk daklozen in Leiden precies krijgen van de geestelijke gezondheidszorg, waaronder de verslavingszorg. Nagegaan moet worden of en hoe er bij deze groep beter en meer kan worden voorzien in de behoeften aan hulp bij psychische problemen en middelengebruik. Hoe kan de geestelijke gezondheidszorg deze groep beter bereiken? En hoe zou de hulp dan het beste aangeboden kunnen worden? Moet gedacht worden aan mobiele straatteams? • Er is animo voor gebruiksruimten. Als hierop wordt ingespeeld is het van belang duidelijk te zijn in de doelstelling van deze voorzieningen (Linssen, Graaf, & Wolf, 2002). Is het doel primair om mensen van de straat te halen met het oog op bestrijding van overlast (bezemwagen)? Of worden gebruiksruimten ingericht als vangnet, om druggebruikers de gelegenheid te bieden in relatieve rust hun drugs te gebruiken en hen van de meest noodzakelijke medische en maatschappelijke zorg te voorzien? Of, nog ambitieuzer, is er het streven om met de gebruiksruimten de bezoekers een springplank te bieden door te werken aan verbetering van hun leefomstandigheden, toeleiding naar andere voorzieningen en inschakeling van derden bij verdere resocialisatie?
49
Bijlage 1
Lijst met deelnemende opvangvoorzieningen
Instelling Stichting De Binnenvest Stichting De Binnenvest Stichting De Binnenvest Stichting De Binnenvest Parnassia Parnassia
Locatie Dienstencentrum Slaaphuis Sociaal Pension Begeleid Wonen De Zaak Veldwerk/ Methadonverstrekking
De Schuilplaats
Omschrijving Inloop/Dagopvang Nachtopvang Woonvoorziening Dagbesteding
Inloop/Dagopvang
Groep a FD FD RD RD FD FD FD
a. FD=Feitelijk Daklozen; RD=Residentieel Daklozen.
51
Bijlage 2
Informatie over de vangst hervangst methode
Criteria Voorwaarden voor het toepassen van de Petersen-schatter zijn (Smit et al., 1996): 1. Onafhankelijkheid In de registratie staan van een voorziening heeft geen invloed op de kans om in de registratie van een andere voorziening te staan. Anders gezegd: iedereen moet in principe vrij gebruik kunnen maken van de – bij het onderzoek betrokken – voorzieningen. 2. Homogeniteit De kans om geregistreerd te worden is voor ieder individu uit de doelgroep even groot. 3. Geslotenheid De populatie kent geen in- en uitstroom en is dus niet aan verandering onderhevig als gevolg van geboorte, sterfte en migratie. 4. Perfecte ‘record linkage’ Er moet met zekerheid vastgesteld kunnen worden of iemand al dan niet in beide registraties voorkomt. Personen moeten uniek geïdentificeerd kunnen worden. Op de Fienberg-schatter zijn alleen de voorwaarden 2 tot en met 4 van toepassing. In deze schatter kan namelijk worden gecorrigeerd voor afhankelijkheid tussen de registraties.
53
Petersen-methode (twee registraties) Wel in B
Niet in B
Totaal
Wel in A
n11
n12
N1
Niet in A
n21
n22
Totaal
N2
N*
Bij de subscripten van “n”: 1 = geregistreerd, 2 = niet geregistreerd. Het eerste subscript heeft betrekking op “A”, het tweede op “B”.
Het totaal aantal (feitelijk) dakloze mensen (N*) - wordt geschat aan de hand van de volgende formule:
N* =
N1 × N 2 n11
Het 95% betrouwbaarheidsinterval is als volgt te berekenen: N * ± 1,96
(N1 + 1)(N 2 + 1)(N1 − n11 )(N 2 − n11 ) (n11 + 1)2 (n11 + 2)
Bron: (Seber G.A.F., 1982)
54
Bijlage 3
Stroomschema interviews
Bezoeker benaderen "Meedoen aan onderzoek?"
Nee
Reden navragen en noteren bij non-respons
Uitleg geven over het onderzoek en de werkwijze
"Mogen we nog een paar korte vragen stellen?" Nee Bedank R en sluit af
Ja
Screener doorwerken Ja
Screener doorwerken
Is iemand feitelijk dakloos? Ja
Bedank R en sluit af
Nee
Komt R al voor in het registratieboek? Ja
Bedank R en sluit af Nee
Bedank R en sluit af
Wil R de verklaring van toestemming ondertekenen?
Ja Gegevens van screener op het registratieformulier zetten
Nee Bedank R en sluit af
Interview afnemen Bedank R, geef 10 euro en sluit af
55
Bijlage 4
Tabellen
Tabel 1
Demografische gegevens van de feitelijk daklozen.
Geslacht
Dien- Slaaphuis stencentrum N=65 N=7 n % n %
Man
59
Leeftijd in jaren
N=65
N=7
N=8
N=15
N=16
N=111
Gemiddeld (SD)
38 (7,9)
41 (7,4)
44 (8,6)
36 (9,5)
36 (8,6)
38 (8,4)
Spreiding
21 – 67
32 - 55
30 - 58
20 - 50
19 - 49
19 – 67
Burgerlijke staat
N=64 n %
n
N=7 %
N=8 n %
N=15 n %
N=16 n %
N=110 n %
Gehuwd
91
6
86
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=8 n %
N=15 n %
N=16 n %
N=111 n %
11
16
99
7
88
73
100
89
5
8
-
-
-
-
1
7
-
-
6
5
Gescheiden
15
23
4
57
3
38
4
27
5
31
31
28
Weduwstaat
1
2
-
-
-
-
-
-
-
-
1
1
Nooit gehuwd
43
67
3
43
5
63
10
67
11
69
72
65
Samenlevingsverband
N=64 n %
Alleenstaand
59
92
7
100
7
Met partner
4
6
-
-
Met partner en kinderen
1
2
-
Eenoudergezin
-
-
Met anderen
-
-
n
N=7 %
N=8 n %
N=15 n %
N=16 n %
N=110 n %
88
12
80
13
81
98
89
-
-
3
20
1
6
8
7
-
-
-
-
-
1
6
2
2
-
-
1
13
-
-
-
-
1
1
-
-
-
-
-
-
1
6
1
1
Etnische herkomsta
N=64 n %
Autochtoon
26
41
5
71
3
38
9
60
7
44
50
45
Allochtoon
38
59
2
29
5
62
6
40
9
56
60
55
Hoogst voltooide opleiding
N=64 n %
Geen/BuO/LO/LVO
27
42
4
57
2
25
3
20
7
44
43
39
LBO/MVO/MBO
30
47
1
14
4
50
10
67
9
56
54
49
7
11
2
29
2
25
2
13
-
-
13
12
HVO/VWO/HBO/WO
n
n
N=7 %
N=7 %
N=8 n %
N=8 n %
N=15 n %
N=15 n %
N=16 n %
N=110 n %
N=16 n %
N=110 n %
a. Etnische herkomst volgens de 'brede' VNG-definitie: Allochtoon= Geboorteland respondent (R) niet NL of geboorteland moeder en/of vader niet NL.
57
Tabel 2
Leiden als overnachtingplaats voor feitelijk dakloze mensen Dienstencentrum N=65
Slaaphuis Schuilplaats
De Zaak Straat
Totaal
N=7
N=15
N=111
Slaapplek
n
%
Binnen Leiden
45
69
5
71
Buiten Leiden
20
31
2
-
-
-
Binnen en Buiten Leiden Tabel 3
n
N=8 %
n
N=16
%
n
%
1
13
14
93
29
5
63
-
-
2
25
1
n
%
n
%
9
56
74
67
-
5
31
32
29
7
2
13
5
5
Slaaplocaties in de laatste maand van feitelijk dakloze mensen Dien- Slaaphuis stencentrum N=65
Slaaplocaties >1 nacht
N=7
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=8
N=15
N=16
N=111
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
Buiten
47
72
2
29
7
88
7
47
11
69
74
67
Nachtopvang
10
15
7
100
2
25
9
60
3
19
31
28
Familie/vrienden
42
65
-
-
3
38
5
33
6
38
56
50
Elders
4
6
1
14
1
13
1
7
1
6
7
6
N=65 n %
n
N=7 %
Buiten
35
54
2
Nachtopvang
6
9
Familie/vrienden
24
Elders
3
Voornaamste slaaplocatie
a
N=8 n %
N=15 n %
N=16 n %
N=111 n %
29
5
63
2
13
9
56
53
48
4
57
-
-
8
53
2
13
20
18
37
-
-
2
25
4
27
5
31
35
32
5
1
14
-
-
-
-
-
-
4
4
a. Voornaamste slaaplocatie waar personen in de maand voorafgaand aan het interview meer dan veertien nachten gebruik van maakten.
58
Tabel 4
Duur van feitelijke dakloosheid tijdens het leven. Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=65
N=7
N=7
N=15
N=15
N=109
n
n
%
n
%
Duur feitelijke dakloosheid
n
%
n
%
n
%
%
< 1 jaar
12
18
2
29
1
14
7
47
3
20
25
23
1 tot 5 jaar
26
40
2
29
4
57
4
27
6
40
42
39
5 tot 10 jaar
14
22
1
14
1
14
3
20
3
20
22
20
10 jaar of langer
13
20
2
29
1
14
1
7
3
20
20
18
In jaren Gemiddelde (SD)
5 (6)
8 (10)
5 (7)
3 (4)
5 (5)
5 (6)
Spreiding
0 - 30
0 - 25
0 - 20
0 - 11
0 - 20
0 - 30
Tabel 5
Inkomstenbronnen van de afgelopen 12 maanden Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=15
N=110
Geld uit uitkeringen
n 54
% 84
n 7
% 100
n 5
% 63
n 9
% 60
n 14
% 88
n 89
% 81
Geld uit legaal werk
16
25
3
43
3
38
7
47
7
44
36
33
Geld uit illegale bronnen
10
16
-
-
1
13
2
13
4
25
17
15
7
11
1
14
1
13
1
7
5
31
15
14
Anders Aantal inkomstenbronnen Gemiddelde (SD)
1,4 (0,7)
1,6 (0,5)
1,3 (0,7) 1,3 (0,5) 1,9 (0,8) 1,4 (0,7)
59
Middelengebruik in de afgelopen 30 dagen a,b
Tabel 6
Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
N=110
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
Heroïne
25
39
3
43
2
25
4
27
7
44
41
37
Methadon
16
25
3
43
2
25
4
27
7
44
32
29
Cocaïne
33
52
2
29
2
25
5
33
12
75
54
49
Amfetamines
3
5
1
14
-
-
-
-
1
6
5
5
XTC
1
2
-
-
-
-
1
7
-
-
2
2
34
53
2
29
4
50
9
60
12
75
61
55
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
36
56
3
43
4
50
8
53
14
88
65
59
Poly Drugb
81
74
4
57
5
63
10
67
15
94
81
74
Alcohol (5 glazen of meer per dag)
29
46
5
71
4
50
6
40
10
63
54
50
Middelengebruik >1 dag
Cannabis Hallucinogenen Hard Drug
a
a. Hard drug - Gebruik van heroïne, methadon, cocaïne, amfetamines, XTC, of LSD in de afgelopen 30 dagen. b. Poly drug - Meer dan één type drug gebruikt in de afgelopen 30 dagen.
60
Tabel 7
Lichamelijke Gezondheid (Maudsley-Schaal) in de afgelopen 30 dagen Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
N=110
Gemiddelde Scorea per item (SD) Gebrek aan eetlust
1,1 (1,4) 1,0 (1,5) 1,5 (1,4) 1,3 (1,4) 1,2 (1,6) 1,2 (1,4)
Vermoeidheid / gebrek aan energie
1,8 (1,5) 2,6 (1,3) 2,0 (1,5) 1,7 (1,4) 1,5 (1,4) 1,8 (1,4)
Misselijkheid
0,8 (1,2) 0,9 (1,5) 0,5 (1,4) 1,4 (1,5) 0,8 (1,2) 0,9 (1,3)
Maagpijn
1,0 (1,4) 0,4 (1,1) 1,9 (1,9) 1,5 (1,8) 0,6 (1,0) 1,1 (1,5)
Kortademigheid / Benauwdheid
1,3 (1,5) 0,7 (1,5) 1,4 (1,6) 1,3 (1,4) 1,1 (1,2) 1,2 (1,4)
Pijn in de borst
0,5 (1,2) 0,6 (1,1) 0,4 (1,1) 0,5 (0,8) 1,1 (1,5) 0,6 (1,2)
Pijnlijke gewrichten / stijfheid
1,0 (1,6) 1,4 (1,6) 0,9 (1,6) 0,7 (1,3) 1,1 (1,4) 1,0 (1,5)
Spierpijn
0,9 (1,3) 0,7 (1,3) 1,0 (1,5) 0,8 (1,3) 1,3 (1,5) 0,9 (1,3)
Doof of tintelend gevoel in armen en benen
1,0 (1,3) 1,3 (1,9) 0,8 (1,5) 0,9 (1,2) 0,8 (1,5) 1,0 (1,4)
Trillen / beven
0,8 (1,2) 1,0 (1,7) 1,1 (1,5) 0,9 (1,4) 1,4 (1,5) 0,9 (1,4)
Overall Gemiddelde Score (SD)
10,3 (9,1)
10,6 (10,6)
11,4 (9,5)
11,0 (7,9)
10,9 (10,9)
10,5 (9,2)
a. Maudsley-schaal: alle items gemeten op een 5-puntsschaal (0=helemaal niet t/m 4=voortdurend).
61
Tabel 8
Psychische gezondheid (GHQ-12) in de afgelopen paar wekena Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
N=110
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
Bent u de laatste tijd door zorgen veel slaap tekort gekomen?
30
47
4
57
3
38
7
47
6
38
50
45
Heeft U de laatste tijd het gevoel gehad dat U voortdurend onder druk stond?
24
38
3
43
2
25
9
60
6
38
44
40
Heeft u zich de laatste tijd kunnen concentreren op Uw bezigheden?
20
31
5
71
2
25
7
47
4
25
38
35
Heeft U de laatste tijd het gevoel gehad zinvol bezig te zijn?
26
41
4
57
2
25
5
33
6
38
43
39
Bent u de laatste tijd in staat geweest Uw problemen onder ogen te zien?
9
14
3
50
1
13
2
13
-
-
15
14
Voelde U zich de laatste tijd in staat om beslissingen (over dingen) te nemen?
16
25
2
29
1
13
6
40
3
19
28
25
Heeft U de laatste tijd het gevoel gehad dat U Uw moeilijkheden niet de baas kon?
27
42
4
57
1
13
9
60
2
13
43
39
Heeft U zich de laatste tijd alles bij elkaar redelijk gelukkig gevoeld?
31
48
5
71
2
25
7
47
6
38
51
46
Heeft U de laatste tijd plezier kunnen beleven aan Uw gewone dagelijkse bezigheden?
24
38
5
71
1
13
7
47
6
40
43
39
Heeft U zich de laatste tijd ongelukkig en neerslachtig gevoeld?
25
39
5
71
2
25
7
47
7
44
46
42
Bent U de laatste tijd het vertrouwen in Uzelf kwijtgeraakt?
16
25
3
43
1
13
5
33
2
13
27
25
Heeft U zich de laatste tijd als een waardeloos iemand beschouwd?
13
20
2
29
-
-
4
27
3
19
22
20
Aantal mensen met een score 3 of 4
Totaalscore GHQ Gemiddelde Score (SD)
4,1 (3,3)
7,5 (4,2)
2,3 (2,2)
5,0 (3,4)
3,2 (2,9)
4,1 (3,4)
GHQ_Case
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
42
66
5
83
4
50
12
80
10
67
73
68
Aantal mensen met een score of 3 of 4 op 2 of meer items
a. GHQ-12: alle items gemeten op een 4-puntsschaal (hogere scores zijn indicatief voor problemen).
62
Tabel 9
Feitelijk daklozen in Leiden met tamelijk of erg veel behoefte aan hulp op diverse leefdomeinen. Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
N=110
Behoefte aan hulp
na
%
% na
%
na
% na
%
Huisvesting
39
61
5
71
3
38
12
80
12
75
71
65
Dagbesteding
12
19
2
29
-
-
3
20
2
13
19
17
Relatie met familie
5
9
-
-
1
14
1
9
1
7
8
9
Sociale relaties
5
8
1
14
-
-
2
13
2
13
10
9
Financiën
28
44
2
29
3
38
9
60
10
63
52
47
Het vinden van werk
23
36
3
43
3
38
3
20
4
25
36
33
Basisvaardigheden
8
13
2
29
2
25
1
7
2
13
15
14
Bescherming van de eigen veiligheid
4
6
4
57
-
-
1
7
1
6
10
9
Lichamelijke gezondheid
14
22
3
43
3
38
2
13
3
19
25
23
Voeding
11
17
-
-
2
25
1
7
3
19
17
15
7
11
-
-
-
-
-
-
2
13
9
8
Het gebit
23
36
3
43
3
38
4
27
7
44
40
36
Psychische gezondheid
10
16
3
43
1
13
4
27
4
25
22
20
4
6
2
29
1
13
1
7
2
13
10
9
Drugs
10
16
2
29
-
-
2
13
4
25
18
16
Vervoer
12
19
2
29
1
13
-
-
3
19
18
16
Zelfverzorging
Alcohol
na
%
na
Aantal domeinen met tamelijk of erg veel behoefte aan hulp Gemiddelde (SD)
3,4 (2,8) 4,9 (3,7) 2,9 (2,4) 3,1 (2,1) 3,9 (3,6) 3,5 (2,8)
a=Aantal mensen dat tamelijk veel of erg veel behoefte aan hulp heeft (scores 4 t/m 5 op een vijfpuntsschaal).
63
Tabel 10
Feitelijk daklozen in Leiden die hulp hebben gekregen op 16 leefdomeinen in de afgelopen 6 maanden. Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=110
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
Hulp Gekregen
a
n
%
a
%
a
a
% n
%
a
% na
%
Huisvesting
21
33
2
33
1
13
5
33
3
19
32
29
Dagbesteding
14
22
2
29
1
13
11
73
-
-
28
25
6
11
1
20
1
14
1
10
1
6
10
11
Sociale relaties
11
17
1
14
1
13
2
13
-
-
15
14
Financiën
33
52
2
29
3
38
7
47
8
50
53
48
Het vinden van werk
20
31
1
14
1
13
4
27
4
25
30
27
Basisvaardigheden
6
9
-
-
1
13
1
7
-
-
8
7
Bescherming van de eigen veiligheid
8
13
2
29
1
13
4
27
1
6
16
15
Lichamelijke gezondheid
20
31
1
14
2
25
9
60
2
13
34
31
Voeding
20
31
1
14
4
50
9
60
5
31
39
35
Zelfverzorging
11
17
-
-
2
25
5
33
4
25
22
20
Het gebit
13
20
4
57
1
13
9
60
5
31
32
29
Psychische gezondheid
13
20
1
14
1
13
6
40
5
31
26
24
2
3
-
-
1
13
2
13
4
25
9
8
14
22
-
-
3
38
5
33
6
38
28
25
7
11
-
-
1
13
2
13
1
6
11
10
Relatie met familie
Alcohol Drugs Vervoer
n
n
n
Aantal domeinen waarbij hulp is gekregen Gemiddelde (SD)
3,4 (3,1) 2,6 (2,6) 3,1 (3,8) 5,5 (3,9) 3,1 (2,2) 3,6 (3,2)
a=Aantal mensen die een beetje, nogal, tamelijk veel of erg veel help hebben gekregen (scores 2 t/m 5 op een vijfpuntsschaal).
64
Tabel 11
Gewenste (in hoge mate) en ontvangen hulp (zowel in enige mate als in hoge mate) voor 16 leefdomeinen (N=110) Gewenste hulpa
Ontvangen hulp (enige mate)b n %
Ontvangen hulp (hoge mate)c n %
n
%
Bestaansvoorwaarden Huisvesting
71
65
32
29
5
5
Dagbesteding
19
17
28
25
12
11
Financiën
52
47
53
48
13
12
Het vinden van werk
36
33
30
27
11
10
Basisvaardigheden
15
14
8
7
-
-
Vervoer
18
16
11
10
2
2
8
9
10
11
2
2
Sociale relaties
10
9
15
14
3
3
Zelfverzorging Bescherming van de eigen veiligheid
10
9
16
15
2
2
Voeding
17
15
39
35
13
12
9
8
22
20
4
4
Het gebit
40
36
32
29
10
9
Gezondheid Lichamelijke gezondheid
25
23
34
31
10
9
Psychische gezondheid
22
20
26
24
10
9
Alcohol
10
9
9
8
1
1
Drugs
18
16
28
25
3
3
Relaties Relatie met familie
Zelfverzorging
a. Aantal mensen dat tamelijk veel of erg veel behoefte aan hulp heeft (scores 4 t/m 5 op een vijfpuntsschaal) b. Aantal mensen die een beetje, nogal, tamelijk veel of erg veel help hebben gekregen (scores 2 t/m 5 op een vijfpuntsschaal).
c. Aantal mensen die tamelijk veel of erg veel help hebben gekregen (scores 4 t/m 5 op een vijfpuntsschaal).
65
Tabel 12
Aansluiting tussen hulpbehoefte en ontvangen hulp bij feitelijk daklozen in Leiden (N=110) in de zes maanden voorafgaand aan het interview (op 16 leefdomeinen) HB(-) HO(-)a n %
HB(-) HO(+)a n %
HB(+) HO(-)a n %
HB(+) HO(+)a n %
Huisvesting
21
19
17
16
56
51
15
14
Dagbesteding
72
65
19
17
10
9
9
8
Relatie met familie
77
84
7
8
5
5
3
3
Sociale relaties
88
80
12
11
7
6
3
3
Financiën
33
30
25
23
24
22
28
25
Het vinden van werk
56
51
18
16
24
22
12
11
Basisvaardigheden
90
82
5
5
12
11
3
3
Bescherming van de eigen veiligheid
87
79
13
12
7
6
3
3
Lichamelijke gezondheid
64
58
21
19
12
11
13
12
Voeding
66
60
27
25
5
5
12
11
Zelfverzorging
81
74
20
18
7
6
2
2
Het gebit
50
45
20
18
28
25
12
11
Psychische gezondheid
70
64
18
16
14
13
8
7
Alcohol
94
85
6
5
7
6
3
3
Drugs
72
65
20
18
10
9
8
7
Vervoer
84
76
8
7
15
14
3
3
a. HB(-) = Geen hulpbehoefte; HB(+) = Wel hulpbehoefte; HO(-) = Geen hulp ontvangen; HO(+) = Wel hulp ontvangen.
66
Tabel 13
Zorggebruik van Feitelijk daklozen in Leiden in de afgelopen zes maanden. Dien- Slaaphuis stencentrum
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=8
N=15
N=16
N=110
N=64
N=7
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
Veegploeg
14
22
1
14
2
25
7
47
1
6
25
23
De Zaak (dagbesteding)
25
39
5
71
3
38
15
100
4
25
52
47
Methadonverstrekking
16
25
3
43
1
13
3
20
7
44
30
27
DAC (dagactiviteitencentrum Rijngeest Groep)
5
8
1
14
1
13
4
27
1
6
12
11
Algemeen Maatschappelijk Werk
12
19
2
29
2
25
6
40
3
19
25
23
Stadsbank (schuldhulpverlening)
12
19
1
14
1
13
5
33
3
19
22
20
Het Dienstencentrum
61
95
6
86
3
38
13
87
9
56
92
84
Slaaphuis
20
31
7
100
3
38
11
73
3
19
44
40
De Schuilplaats
28
44
6
86
8
100
13
87
3
19
58
53
6
9
-
-
-
-
1
7
2
13
9
8
11
17
2
29
1
13
5
33
1
6
20
18
2
3
-
-
1
13
1
7
-
-
4
4
13
20
2
29
1
13
5
33
6
38
27
25
Contact gehad met
Spreekuren RiaGG (in Het Dienstencentrum) Crisisopvang (Binnenvest) Jongerenwerker Anders Aantal contacten: Gemiddelde (SD) Tabel 14
3,5 (2,2)
5,1 (1,9)
3,4 (2,5)
5,9 (1,8)
2,7 (1,9) 3,8 (2,3)
Algemene ervaren levenskwaliteit van feitelijk dakloze mensen in Leiden (gemiddelde scores op een schaal van 1 tot 7)
Algemene levenskwaliteit Gemiddelde (SD)
Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
N=110
a
3,6 (1,7) 3,1 (2,1) 3,8 (1,4) 3,8 (1,4) 3,2 (1,4) 3,6 (1,6)
a. zeven puntsschaal van 1= vreselijk tot 7 = prima.
67
Tabel 15
Plekken bezocht in de afgelopen 30 dagen bij feitelijk dakloze mensen in Leiden. Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=64
N=7
N=8
N=15
N=16
N=110
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
Van der Werfpark
28
44
1
14
2
25
7
47
7
44
45
41
Perron 1
26
41
1
14
3
38
4
27
10
63
44
40
Huigpark
20
31
3
43
-
-
4
27
2
13
29
26
Het Levendaal
14
22
2
29
-
-
4
27
8
50
28
25
De Garenmarkt
10
16
-
-
-
-
5
33
7
44
22
20
De Kaasmarkt
29
45
3
43
3
38
8
53
5
31
48
44
De Burcht
30
47
3
43
2
25
7
47
9
56
51
46
9
14
1
14
1
13
5
33
3
19
19
17
33
52
6
86
3
38
9
60
6
38
57
52
Plekken bezocht
Vrouwenkerkhof / Lange Mare Anders Aantal bezochte plekken Gemiddelde (SD)
68
3,1 (2,2) 2,9 (2,0) 1,8 (1,6) 3,5 (2,3) 3,6 (2,4) 3,1 (2,2)
Tabel 16
Aandacht voor nieuwe voorzieningen.
Gebruik maken van inloop/dagopvangvoorziening voor alcohol?
Dienstencentrum
Slaaphuis
Schuilplaats
De Zaak
Straat
Totaal
N=29
N=5
N=4
N=6
N=10
N=54
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
9
31
2
40
1
25
2
33
3
30
17
31
16
55
2
40
1
25
3
50
4
40
26
48
Weet Niet
-
-
-
-
-
-
1
17
-
-
1
2
Onbekend
4
14
1
20
2
50
-
-
3
30
10
19
Nee Ja
Gebruik maken van inloop/dagopvangvoorziening voor Voor drugs?
N=34
N=3
N=3
N=6
N=14
N=60
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
Nee
12
35
-
-
-
-
1
17
2
14
15
25
Ja
17
50
3
100
1
33
3
50
9
64
33
55
Weet Niet
3
9
-
-
2
67
-
-
-
-
5
8
Onbekend
2
6
-
-
-
-
2
33
3
21
7
12
69
Literatuur Baart, A. (2001). Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma. Bishop, Y. M. M., Fienberg, S. E., & Holland, P. W. (1975). Discrete multivariate analysis: theory and practice. Cambridge: The MIT Press. Brink, W. v. d., Hendriks, V. M., Blanken, P., Koeter, M. W. J., Zwieten, B. J. v., & Ree, J. M. v. (2003). Medical prescription of heroin to treatment resistant heroin addicts: two randomised controlled trials. BMJ, 327, 310-315. Doorn, L. v. (2002). Een tijd op straat : een volgstudie naar (ex-)daklozen in Utrecht 1993-2000. Utrecht: NIZW. Hulsbosch, L., Nicholas, S., Smit, F., & Wolf, J. (2003). Dakloos in Alkmaar : onderzoek naar omvang en kenmerken van de daklozenpopulatie. Utrecht: Trimbos-instituut. Koeter, M. W. J. & Ormel, J. (1991). General Health Questionnaire: Nederlandse bewerking - Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger. Laere, I. v. & Wit, M. d. (2005). Dakloos na huisuitzetting Amsterdam: GG&GD. Leeuwen-den Dekker, P. v. (2004). Stap voor stap vooruit : het 8-fasenmodel voor de maatschappelijke opvang. SPH : Tijdschrift voor Sociaal Pedagogische Hulpverlening, 14-19. Leeuwen-den Dekker, P. v. & Heineke, D. (2004). Het 8-fasenmodel : planmatig werken in de maatschappelijke opvang. Utrecht: NIZW. Linssen, L., Graaf, I. d., & Wolf, J. (2002). Gebruiksruimten in beeld : handreiking bij organisatie en inrichting. OSV. Marsden, J., Gossop, M., Stewart, D., Best, D., Farrell, M., Lehmann, P. et al. (1998). The Maudsley Addiction Profile (MAP): a brief instrument for assessing treatment outcome. Addiction, 1998 Dec; Vol.93 (12), pp.1857-67.. Menger, R., Jezek, R., & Wolf, J. (2004). Eens was ik één van jullie... Een blik op de toekomst en de hobbels op de weg ernaar toe toe door dak- en thuisloze mensen. In M.Nuy & F. Brinkman (Eds.), Wanorde in een mensenleven. Een bezinning op thuisloosheid (pp. 105127). Amsterdam: SWP. Reinking, D. & Kroon, H. (1998). Opgevangen in Utrecht : dakloosheid en zelfverwaarlozing in de regio Midden-Westelijk Utrecht. Utrecht: Trimbos-instituut. Reinking, D., Nicholas, S., Leiden, I. v., Bakel, H. v., Zwikker, M., & Wolf, J. (2001). Daklozen in Den Haag : onderzoek naar omvang en kenmerken van de daklozenpopulatie. Utrecht: Trimbos-instituut. Seber G.A.F. (1982). The estimation of animal abundance and related parameters. High Wycombe: Charles Griffin & Company Limited.
71
Smit, F., Brunenberg, W., & Heijden, P. v. d. (1996). Het schatten van populatiegroottes: toepassingen en een voorbeeld. Tijdschrift voor sociale gezondheidszorg, 74, 171-176. Tielen, H., Detmar, B., & Detmar, H. (2004). Monitor Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg: Regio Zuid-Holland Noord Leiden: GGD Zuid-Holland Noord/OSPm. Wolf, J. (2005). Wat de opvang wil weten. Kennisprogramma Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang Amsterdam: SWP. Wolf, J., Bransen, E., & Nicholas, S. (2001). Mensen in de marge: kenmerken van sociale kwetsbaarheid. Justitiële Verkenningen, 27, 19-38. Wolf, J., Zwikker, M., Nicholas, S., Bakel, H. v., Reinking, D., & Leiden, I. v. (2002). Op achterstand : een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag. Utrecht: Trimbosinstituut.
72