M200503
Omvang, kenmerken en belang van informele investeerders in Nederland
Jolanda Hessels Zoetermeer, augustus 2005
Omvang, kenmerken en belang van informele investeerders in Nederland Voor het vierde achtereenvolgende jaar blijkt uit de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) dat ruim 1% van de Nederlandse bevolking (ouder dan 18 jaar) in 2004 informele investeerder is. Om precies te zijn heeft in 2004 1,3% van de volwassen Nederlandse bevolking persoonlijk geld geïnvesteerd in de oprichting van een nieuw bedrijf van iemand anders. Dit is in vergelijking met de meeste landen relatief laag. Nederland scoort hiermee zowel onder het EU- (2,4%) als OESO-gemiddelde (3,0%). Wel blijkt dat het gemiddeld geïnvesteerde bedrag per informele investeerder in Nederland tot de hoogste behoort in vergelijking met dat van andere landen die deelnemen aan de Global Entrepreneurship Monitor. Startende ondernemers (mensen die zelf bezig zijn met de oprichting van een bedrijf of recentelijk een onderneming hebben opgericht) zijn vier keer zo vaak informele investeerder als mensen die niet zelf bezig zijn met het starten van een bedrijf. Informele investeerders schatten de eigen kennis en vaardigheden om zelf een bedrijf op te richten veel positiever in dan het gemiddelde van de Nederlandse volwassen bevolking. Ook beoordelen ze de kansen om een bedrijf op te richten vaker positief en geven ze minder vaak aan dat angst voor mislukking hen zou weerhouden van de oprichting van een eigen bedrijf. Leeswijzer Bij de start van een bedrijf kunnen ondernemers gebruik maken van diverse financieringsbronnen. Hierbij kan het gaan om eigen spaargeld, bankkredieten en in zeldzame gevallen ‘venture capital’. Ook kunnen startende ondernemers gebruik maken van kapitaalverstrekking door informele investeerders zoals familie, vrienden of ‘business angels’. Informele investeerders zijn een belangrijke bron voor de financiering van startende bedrijven. In deze rapportage staat deze laatste groep, de informele investeerders, centraal. De volgende onderwerpen komen aan bod: − Aandeel en ontwikkeling van informele investeerders; het aandeel informele investeerders in Nederland zal hierbij ook vanuit internationaal perspectief bekeken worden. − Structuurkenmerken van informele investeerders; hierbij komen onder meer arbeidskenmerken, en regionale en demografische kenmerken van informele investeerders in Nederland aan bod. Ook wordt nader ingegaan op de relatie van de informele investeerder met de ondernemer. Om structuurkenmerken van informele investeerders in kaart te brengen zijn de data zoals verzameld voor Nederland in het kader van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) voor de periode 20012004 gepoold (zie Bijlage I voor een nadere toelichting). In totaal leveren deze gepoolde data gegevens op over 141 informele investeerders. − Kapitaalverstrekking door informele investeerders; hierbij wordt ingezoomd op kapitaalverstrekking door informele investeerders in Nederland in 2004. De bevindingen voor Nederland over het geïnvesteerde bedrag per informele investeerder zullen daarbij in internationaal perspectief geplaatst worden. Ook onderwerpen als de verwachte terugverdientijd en het verwachte rendement van de investering komen aan bod. De resultaten zoals gepresenteerd in deze rapportage zijn in hoofdzaak gebaseerd op de bevolkingssurvey (Adult Population Survey) die jaarlijks in het kader van de Global
2
Entrepreneurship Monitor gehouden wordt. Een toelichting op de methode is opgenomen in Bijlage I.
Aandeel en ontwikkeling van informele investeerders Informele investeerders bezien vanuit internationaal perspectief Het aandeel informele investeerders in Nederland ligt al jaren even boven de 1 procent. In 2004 heeft 1,3% van de volwassen bevolking (leeftijd 18-64 jaar) in de afgelopen drie jaar persoonlijk geld geïnvesteerd in de oprichting van een nieuw bedrijf van iemand anders en in 2003 en 2001 was dit eveneens 1,3%. Alleen in 2002 ging het om 1 1,8%. Hiermee behoort het aandeel informele investeerders in Nederland elk jaar tot de laagste in vergelijking met andere landen die deelnemen aan GEM. Met een aandeel van 1,3% in 2004 scoort Nederland zowel onder het EU- als het OESO-gemiddelde. Het gemiddelde aandeel informele investeerders van EU-landen die deelnemen aan GEM is 2,4%. Voor de OESO-landen die deelnemen aan GEM bedraagt het aandeel informele investeerders gemiddeld 3,0% (zie figuur 1). Het aandeel informele investeerders is met 8,8% het hoogst in IJsland, op afstand gevolgd door landen als Frankrijk (4,9%), Nieuw-Zeeland (4,8%), de Verenigde Staten (4,3%) en Noorwegen (4,3%). Het aandeel informele investeerders is het laagst in Japan (0,3%) en Portugal (0,9%).
1
De exacte vraagstelling luidt: "Heeft u in de afgelopen drie jaar persoonlijk geld geïnvesteerd in de oprichting van een nieuw bedrijf van iemand anders? Hieronder valt niet het kopen van beursgenoteerde aandelen."
3
figuur 1
Aandeel informele investeerders per land, OESO-landen die deelnemen aan GEM, 2004
12,00
10,00
8,00
6,00
4,00
2,00
GEMIDDELDE
IJsland
Frankrijk
Nieuw-Zeeland
Verenigde Staten
Noorwegen
Polen
Italië
Denemarken
Australië
Canada
Duitsland
Griekenland
Spanje
Zweden
Ierland
Hongarije
Finland
België
Verenigd Koninkrijk
NEDERLAND
Japan
Portugal
-
Bron: EIM/GEM, 2004. De verticale ‘balken’ vertegenwoordigen het 95% betrouwbaarheidsinterval.
Het aandeel informele investeerders hangt veelal samen met het aandeel startende ondernemers dat een land kent zoals uitgedrukt in de ‘Total early-stage Entrepreneurial 1 Activity’ (TEA) - Index. Zo scoort Japan bijvoorbeeld het laagst van alle OESO-landen op zowel de TEA-index als het aandeel informele investeerders. En voor landen als de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland geldt dat zowel het aandeel startende ondernemers als het aandeel informele investeerders relatief hoog is.
1
4
De TEA-index bestaat uit een combinatie van 'nascent' ondernemers (mensen die momenteel actief bezig zijn met het opzetten van een eigen onderneming) en ondernemers in jonge bedrijven (mensen die momenteel een eigen bedrijf hebben dat minder dan 42 maanden oud is).
figuur 2
Total Early-stage Entrepreneurial Activity (TEA) indices per land, OESOlanden die deelnemen aan GEM, 2004
18,00
16,00
14,00
12,00
10,00
8,00
6,00
4,00
2,00
GEMIDDELDE
Nieuw-Zeeland
IJsland
Australië
Verenigde Staten
Canada
Polen
Ierland
Noorwegen
Verenigd Koninkrijk
Frankrijk
Griekenland
Denemarken
Spanje
NEDERLAND
Duitsland
Finland
Italië
Hongarije
Portugal
Zweden
België
Japan
-
Bron: EIM/GEM, 2004. De verticale ‘balken’ vertegenwoordigen het 95% betrouwbaarheidsinterval.
Sectororiëntatie informele investeerders In GEM worden vier grove bedrijfstakken onderscheiden. De informele investeerders investeren relatief vaak in de nijverheid & distributie en in de zogenoemde consumentgerichte sectoren. Er is een samenhang tussen sectoren waarin informele investeerders investeren en sectoren waarin startende ondernemers actief zijn. Onder startende ondernemers wordt verstaan het aantal mensen dat actief bezig is een onderneming op te zetten of ondernemer is in een eigen bedrijf dat jonger is dan 3,5 jaar. Tabel 1 geeft een overzicht van de verdeling van informele investeerders en startende ondernemers naar sector.
5
tabel 1
Verdeling informele investeerders en startende ondernemers naar sector, 2004, in procenten % van informele inves-
% van startende on-
teerders (N=35)
dernemers (N=93)
Primaire sector: agrarische sector, bosbouw, visserij en mijnbouw
8
12
30
30
25
27
37
31
100
100
Nijverheid & distributie: bouw, industrie, transport en groothandel Zakelijke diensten: o.a. financiële diensten, verzekeringen en onroerende goederen Consumentgerichte sectoren: o.a. detailhandel, horeca, gezondheidszorg, onderwijs en recreatie Totaal Bron: EIM/GEM, 2004.
Structuurkenmerken van informele investeerders (2001-2004) In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op de volgende kenmerken (zie Bijlage I voor een nadere toelichting op de methodologie): − relatie van informele investeerders met de ondernemer − arbeidskenmerken van de informele investeerders − houding en percepties van informele investeerders ten aanzien van het starten van een eigen bedrijf − regionaal patroon van informele investeerders − demografische kenmerken van informele investeerders. Relatie van informele investeerders met de ondernemer Informele investeerders behoren meestal tot de intimi van de ondernemer: familie, kennissen, vrienden en collega’s. Bij 41% is de informele investeerder een naast familielid (zie tabel 2). tabel 2
Relatie informele investeerder en ondernemer, 2001-2004, in procenten % van informele investeerders
Naaste familie Andere familie of bloedverwant
41 6
Collega
10
Vriend, buur of kennis
22
Een tot dan toe onbekende partij
12
Anders Totaal
9 100
Bron: EIM/GEM, 2004.
In figuur 3 wordt duidelijk dat de informele investeerders in veel OESO-landen voor een aanzienlijk deel bestaan uit familieleden van de ondernemer. In Italië is zelfs meer dan 70% van de informele investeerders een naast familielid.
6
figuur 3
Relatie informele investeerder en ondernemer, OESO-landen die deelnemen aan GEM, 2004, in procenten
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
naast familielid
ander familielid of bloedverwand
collega
vriend, buur of kennis
Italië
Hongarije
Ierland
Spanje
Polen
Verenigde Staten
NEDERLAND
Verenigd Koninkrijk
Australië
Griekenland
Finland
Zweden
Duitsland
Canada
Frankrijk
Denemarken
Nieuw-Zeeland
België
IJsland
Noorwegen
0
tot dan toe onbekende partij
Bron: EIM/GEM, 2004.
Arbeidskenmerken van informele investeerders Startende ondernemers zijn relatief vaak ook zelf informele investeerder (zie tabel 3). Gemiddeld heeft 6,3% van de startende ondernemers geïnvesteerd in de onderneming van iemand anders. Dit betekent dat startende ondernemers vier keer zo vaak geld investeren in andermans bedrijf dan mensen die niet zelf bezig zijn met het starten van een bedrijf. tabel 3
Aandeel informele investeerders onder startende ondernemers, 2001-2004, in procenten Aandeel informele investeerders
Startende ondernemers (N=462)
6,3
Nascent ondernemers (N=239)
5,4
Ondernemers in jonge bedrijven (N=231)
6,9
Gehele volwassen bevolking 2001-2004 (N=9675)
1,5
Bron: EIM/GEM, 2001-2004.
De meeste informele investeerders zijn fulltime werkzaam. Iets minder dan een vijfde heeft geen werk (zie tabel 4). Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen die werkloos zijn, maar bijvoorbeeld ook om mensen die gebruik maken van een VUT-regeling.
7
tabel 4
Werkstatus van informele investeerders, 2001-2004, in procenten % van informele investeerders
Fulltime werkzaam
69
Parttime werkzaam
13
Werkloos/geen werk
18
Weet niet/wil niet zeggen
0
Bron: EIM/GEM, 2001-2004.
Houding en percepties van informele investeerders ten aanzien van het starten van een eigen bedrijf Gelet op houding en percepties ten aanzien van het starten van een eigen bedrijf valt op dat informele investeerders de eigen kennis en vaardigheden die benodigd zijn voor het zelfstandig ondernemerschap veel positiever inschatten dan de Nederlandse bevolking gemiddeld (zie tabel 5). Ook zien zij vaker goede kansen om in de komende tijd een bedrijf op te richten in de eigen woonplaats. De angst voor mislukking ligt voor informele investeerders lager dan het landelijk gemiddelde. tabel 5
Houding en percepties van informele investeerders, 2001-2004, in procenten % van informele
% van totale vol-
investeerders
wassen bevolking
20
27
70
38
55
42
Angst voor mislukking zou mij ervan weerhouden een nieuw bedrijf op te richten Ik heb zelf kennis, vaardigheden en ervaring die nodig zijn om een nieuw bedrijf op te richten Er zijn in de komende zes maanden goede kansen om een bedrijf op te richten in de woonplaats* * 2002-2004 (deze vraag is pas gesteld sinds 2002). Bron: EIM/GEM, 2001-2004.
Regionaal patroon van informele investeerders In tabel 6 is een overzicht gegeven van het aandeel informele investeerders naar regio. Wat opvalt is dat met name in Zuid-Nederland het aandeel informele investeerders relatief laag is. In Oost-Nederland is het aandeel informele investeerders het hoogst. tabel 6
Prevalentie informele investeerders naar regio, 2001-2004, in procenten Aandeel informele investeerders
Noord-Nederland
1,3
Oost-Nederland
1,9
Zuid-Nederland
0,8
West-Nederland (Randstad)
1,6
Gemiddeld 2001-2004
1,5
Bron: EIM/GEM, 2001-2004.
8
Informele investeerders zijn naar verhouding het vaakst te vinden in gebieden die óf in zeer hoge mate verstedelijkt óf juist zeer landelijk zijn. Dit komt overeen met de verde1 ling voor startende ondernemers. Demografische kenmerken van informele investeerders Het aandeel informele investeerders in Nederland bedroeg voor de periode 2001-2004 gemiddeld 1,5%. Mannen zijn naar verhouding vaker informele investeerder (2,1%) dan vrouwen (0,8%). In tabel 7 is een overzicht gegeven van het aandeel informele investeerders per leeftijdscategorie. Er zijn vrijwel geen verschillen naar leeftijd. Voor elke leeftijdsgroep ligt het aandeel informele investeerders vrijwel op het gemiddelde. tabel 7
Prevalentie informele investeerders naar leeftijd, 2001-2004, in procenten Aandeel informele investeerders
18-34 jaar
1,4
35-44 jaar
1,5
45-64 jaar
1,5
Gemiddeld 2001-2004
1,5
Bron: EIM/GEM, 2001-2004.
Hoger opgeleiden investeren naar verhouding het vaakst in het bedrijf van iemand anders (zie tabel 8). In Nederland zijn het ook vooral de hoger opgeleiden die een eigen 2 bedrijf starten. tabel 8
Prevalentie informele investeerders naar opleiding, 2001-2004, in procenten Aandeel informele investeerders
Hoog (HBO-WO)
2,5
Gemiddeld (MBO, HAVO/VWO)
1,2
Laag (LBO, MAVO en lager)
0,9
Gemiddeld 2001-2004
1,5
Bron: EIM/GEM, 2001-2004.
1
2
Hessels, Jolanda, Niels Bosma en Sander Wennekers (2005). Nieuw ondernemerschap in herstel. Global Entrepreneurship Monitor 2004, Nederland, Zoetermeer: EIM. Idem.
9
Kapitaalverstrekking door informele investeerders (in 2004) Investeringsbedrag per informele investeerder In 2004 heeft in Nederland een derde van de informele investeerders een bedrag van € 10.000 of minder verstrekt; iets minder dan de helft investeerde tussen de € 10.000 en € 100.000 en ongeveer een vijfde investeerde meer dan € 100.000. Wat opvalt is dat in Nederland in vergelijking met andere landen het investeringsbedrag per informele 1 investeerder zeer hoog is (zie figuur 4) . Het hoge investeringsbedrag per informele investeerder voor Nederland hangt mogelijk samen met het feit dat relatief veel startkapi2 taal benodigd is om in Nederland een eigen bedrijf op te richten. In bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Ierland is het gemiddelde bedrag per informele investeerder een stuk lager, maar is naar verhouding ook minder kapitaal nodig om een bedrijf te starten. figuur 4
Investeringsbedrag per informele investeerder afgezet tegen het BNP per hoofd van de bevolking, 2004
35.000
Japan NEDERLAND
Bedrag per informele investeerder, US$
30.000
25.000
Griekenland
20.000
België Denemarken
Verenigd Koninkrijk Zweden
15.000
Nieuw-Zeeland Australië
10.000
Ierland
Frankrijk Canada Duitsland
Verenigde Staten IJsland
Spanje Polen
Italië
Portugal
Noorwegen
5.000
Finland Hongarije 0 0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
45.000
50.000
BNP per hoofd van de bevolking, US$
Bron: EIM/GEM, 2004.
1
2
10
Volgens de inschatting van een expert kan het relatief hoge bedrag per informele investeerder voor Nederland mogelijk verklaard worden doordat Nederlandse informele investeerders vaak in de wat grotere kansrijke starters investeren. In de GEM-enquête is gevraagd aan startende ondernemers om een inschatting te geven van het benodigde startkapitaal. Hieruit komt naar voren dat in Nederland het benodigde startkapitaal (uitgedrukt in US dollars en afgezet tegen het BNP per hoofd van de bevolking) per onderneming relatief hoog is in vergelijking met andere landen. Zie: Bygrave, William D. en Stephen Hunt (2004), Global Entrepreneurship Monitor. 2004 Financing Report, Babson College en London Business School.
Verwachte terugverdientijd en rendement op de investering Er is veel variatie in de periode waarin informele investeerders verwachten de investering terug te verdienen (zie tabel 9). Naarmate de kapitaalverstrekking kleiner is, is de verwachte terugverdientijd korter. Bij de grotere investeringen (meer dan € 100.000) wordt een termijn van minimaal 5 jaar verwacht. tabel 9
Verwachte terugverdientijd investering, 2004, in procenten (N=35) % van informele investeerders
In ongeveer 6 maanden
2
In ongeveer 1 jaar
17
In ongeveer 2 jaar
22
In ongeveer 5 jaar
12
In ongeveer 10 jaar
18
Waarschijnlijk nooit
7
Geen verwachting/weet niet Totaal
22 100
Bron: EIM/GEM, 2004.
Een opvallend hoog percentage van de informele investeerders (38%) verwacht geen enkel rendement op het geïnvesteerde vermogen te behalen (zie tabel 10). Bij de kleine bedragen (tot € 10.000) is dit aandeel zelfs 56%. tabel 10
Verwacht rendement op de investering, 2004, in procenten (N=35) % van informele investeerders
Geen
38
1 keer geïnvesteerd bedrag
20
1,5 keer investering
4
2 keer investering
6
5 keer investering
4
10 keer investering
14
20 keer investering
2
Weet niet/ wil niet zeggen Totaal
12 100
Bron: EIM/GEM, 2004.
Durfkapitaalregeling De durfkapitaalregeling (voorheen Tante Agaath-regeling) betreft een regeling die het starters gemakkelijker moet maken om voldoende startkapitaal te verkrijgen. De regeling maakt het aantrekkelijk voor informele investeerders om vreemd vermogen te verstrekken aan startende ondernemers. Iemand die een bedrag van ten minste € 2.269 leent aan een startende ondernemer kan door gebruik van deze regeling profiteren van een aantal fiscale voordelen. Zo is een particulier die rechtstreeks in een startende onderneming investeert onder deze regeling vrijgesteld van vermogensbelasting voor investeringen in durfkapitaal van Box 3 (tot maximaal € 50.185). Ook kan een informele investeerder het gerealiseerd verlies in Box 1 in aftrek nemen. Daarnaast krijgt de in-
11
formele investeerder een extra heffingskorting op het bedrag dat hij in totaal moet betalen aan inkomstenbelasting. De heffingskorting bedraagt 1,3% van de gemiddelde investeringen in risicodragend vermogen die in Box 3 zijn vrijgesteld en geldt alleen voor directe investeringen (niet via fondsen). In 2004 heeft ruim 20% van de informele investeerders gebruik gemaakt van de durfkapitaalregeling. Van degenen die geen gebruik van de regeling zeggen te maken geeft 42% aan de regeling niet te kennen (zie tabel 11). Met name onder de kleine kapitaalverstrekkers (tot € 10.000) is de regeling onbekend. Als redenen onder de categorie ‘anders’ zijn onder meer genoemd dat de investeerders het niet nodig achtten om gebruik te maken van de regeling, en dat ze buiten de voorwaarden van de regeling vallen en daar dus geen gebruik van kunnen maken. tabel 11
Redenen om geen gebruik te maken van de durfkapitaalregeling, 2004, in procenten (N=28) %
Regeling niet bekend Te ingewikkeld
42 5
Levert onvoldoende op
15
Anders
29
Weet niet/wil niet zeggen
10
Bron: EIM/GEM, 2004.
Een derde van de informele investeerders heeft suggesties gegeven voor een aanpassing van de durfkapitaalregeling (zie tabel 12). De gewenste aanpassingen gaan met name in de richting van een verhoging van de investeringsgrens. Onder de categorie ‘anders’ is genoemd dat de rente lager zou kunnen. tabel 12
Suggesties voor aanpassing durfkapitaalregeling, 2004, in procenten (N=13) %
Heffingskorting voor indirecte investeringen Verhoging investeringsgrens
44
Geen
22
Anders
19
Weet niet/w.n.z.
11
Totaal Bron: EIM/GEM, 2004.
12
5
100
Bijlage I Methodologie Representatieve bevolkingssurveys In elk land dat deelneemt aan de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) worden jaarlijks ten minste 2.000 volwassenen ondervraagd. Het centrale GEM Coördinatie Team in Londen verzorgt de harmonisatie van de verwerking van de data voor alle landen (in 2004 waren er 35 deelnemende landen). In Nederland zijn de surveys uitgevoerd door Survey@Marktonderzoek en zijn in 2004 3.500 volwassenen geïnterviewd. De data zijn herwogen op basis van de werkelijke verdeling van de Nederlandse populatie naar sekse en leeftijdscategorie. Op deze manier ontstaat een representatieve dataset. Gepoolde data 2001-2004 EIM participeert sinds 2001 in de Global Entrepreneurship Monitor en sindsdien zijn er jaarlijks representatieve bevolkingssurveys gehouden. In 2001 zijn hiertoe 2.000 volwassenen ondervraagd, in 2002, 2003 en 2004 ging het jaarlijks om 3.500 personen. In deze rapportage zijn deze vier afzonderlijke steekproeven aan elkaar gekoppeld. Deze data zijn vervolgens herwogen naar sekse en leeftijd. Door de data te poolen wordt een groter aantal waarnemingen van informele investeerders verkregen, dat het mogelijk maakt om nadere uitsplitsingen te maken naar bijvoorbeeld regio, leeftijd en opleiding. Deze rapportage bericht over respondenten in de leeftijdsgroep 18-64 jaar (in totaal 9.675 respondenten over de periode 2001-2003). De gepoolde data geven een gemiddeld beeld van structuurkenmerken van informele investeerders voor de periode 20012004.
13