Onderzoek naar aard, omvang en spreiding van de risicogroep voor meisjesbesnijdenis in Noord Nederland en een inventarisatie van relevante uitgangspunten, organisaties, professionals en activiteiten om een aanpak van meisjesbesnijdenis in Noord Nederland mee te starten
Het project 'Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking in Noord Nederland' wordt mede mogelijk gemaakt door:
Financier onderzoek Gemeente Groningen, Dienst OCSW (uit OGGz-middelen) Auteur Drs. S. Buurma, CMO Groningen Voorkant KragtVorm, Groningen Uitgave CMO Groningen Wegalaan 3-5 Postbus 2266 9704 CG Groningen T (050) 577 01 01 E
[email protected] www.cmogroningen.nl De publicatie kan gratis gedownload worden via onze website www.cmogroningen.nl of door te mailen naar
[email protected] onder vermelding van titel van de publicatie, uw naam en afleveradres.
© CMO Groningen, januari 2010 Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.
Inhoudsopgave
1.
Inleiding onderzoeksfase Project Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking in Noord Nederland
5
1.1. 1.1.1. 1.1.2. 1.1.3. 1.1.4. 1.1.5. 1.1.6. 1.1.7.
Achtergronden en Aanleiding van het onderzoek Achtergronden van meisjesbesnijdenis Vormen van meisjesbesnijdenis Meisjesbesnijdenis en religieuze aspecten Lichamelijke en psychische gevolgen van meisjesbesnijdenis Wie lopen risico besneden te worden Meisjesbesnijdenis in Nederland Aan de slag in Noord Nederland: onderzoeksfase
5 5 5 5 6 6 7 7
1.2.
Bepaling risicolanden voor Noord Nederland
8
1.3.
Doelgroep van het project in Noord Nederland
10
1.4.
Vraagstellingen van het onderzoek
11
1.5.
Indeling van het rapport
11
2.
Wat is de aard, omvang en spreiding van de risicogroepen in Groningen, Friesland en Drenthe
13
2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3.
Nederland Prevalentiecijfers in Nederland Risicotaxatie Risicogroep in Nederland
13 13 13 14
2.2. 2.2.1. 2.2.2.
Noord Nederland Cijfers risicogroep in Noord Nederland Risicogroep per provincie
16 16 19
2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.3.4.
Provincie Groningen Risicogroep in de provincie Groningen Risicogroep provincie Groningen per gemeente Totalen per risicoland in de gemeente Groningen Bevolkingscijfers AZC’s provincie Groningen
20 20 21 23 25
2.4. 2.4.1. 2.4.2. 2.4.3. 2.4.4.
Provincie Friesland Risicogroep in de provincie Friesland Risicogroep provincie Friesland per gemeente Totalen per risicoland gemeente Leeuwarden Bevolkingscijfers AZC’s provincie Friesland
26 26 27 29 30
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
1
2.5. 2.5.1. 2.5.2. 2.5.3. 2.5.4. 2.5.5.
Provincie Drenthe Risicogroep in de provincie Drenthe Risicogroep provincie Drenthe per gemeente Totalen per risicoland gemeente Emmen Totalen per risicoland gemeente Assen Bevolkingscijfers AZC’s provincie Drenthe
31 31 32 33 35 36
2.6. 2.6.1. 2.6.2.
Aanbevelingen voor het project in Noord Nederland Samenvatting van de cijfers Vergelijking uitgangspositie pilotgemeenten met Noord Nederland Aanbevelingen Noord Nederland
37 37 37
3.
VGV-beleid: wie heeft waarin een verantwoordelijkheid?
39
3.1. 3.1.1. 3.1.2. 3.1.3.
VGV-beleid VGV-pyramide Beleidsdoelen VGV Samenwerking met de doelgroep: Niet over maar dóór!
39 39 40 40
3.2.
Rad van samenwerking
41
2.6.3.
3.3.
38
Welke organisaties/ketens hebben wanneer een verantwoordelijkheid in de aanpak van VGV? 3.3.1. Primaire preventie 3.3.2. Secundaire preventie 3.3.2.1. Organisaties met een meldplicht 3.3.2.2. Handelingsprotocol VGV bij minderjarigen 3.3.3. Tertiaire preventie
43 44 45 45 46
3.4.
Aanbevelingen en sociale kaart
46
4.
Welke bestaande interventies, signalen, kennis en ervaring zijn er in het noorden?
47
4.1.
Eerste oriëntatie
47
4.2. 4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.2.5. 4.2.6.
Internationale en landelijke activiteiten Internationale dag tegen meisjesbesnijdenis Pharos Landelijke conferentie 25 november 2009 Verklaring tegen meisjesbesnijdenis Ambassadeurs Bespreekbaar maken van VGV: lesmap en gespreksprotocollen Activiteiten FSAN i.s.m. Pharos en VON Resultaten uit de pilotregio’s
47 47 47 47 48 48 48
4.2.7. 4.2.8.
2
43
48 49
Onderzoeksbureau CMO Groningen
4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.3.3. 4.3.4. 4.3.5. 4.3.6.
51 51 51 51 52 52 52
4.3.7. 4.3.8. 4.3.9. 4.3.10. 4.3.11. 4.3.12. 4.3.13.
Activiteiten in Groningen, Friesland en Drenthe Zelforganisaties AMK GGD’en Stichting Sincerité Groningen Maatschappelijk Juridische Dienstverlening Groningen Sinne Welzijn in Leeuwarden (voorheen HWL) en De Klaproos Maatschappelijke Onderneming Smallingerland (MOS) Voorlichting in AZC's in Friesland Fier Fryslân Verwijsindex/Zorg voor Jeugd Groningen Informatie Centrum Gynaecologie i.s.m. Jasmijn Vrouwen-Project 'Samen Verder' i.s.m. Noorderpoort Home-Start
4.4.
Tot slot
54
5.
Literatuurlijst
55
6.
Bijlagen
57
52 53 53 53 53 53 54
Bijlage 1 Typen meisjes besnijdenis Bijlage 2 Definities en begripsbepalingen Bijlage 3 Aanvullende cijfers CBS 2009 Provincie Groningen Bijlage 4 Aanvullende cijfers CBS 2009 Provincie Friesland Bijlage 5 Aanvullende cijfers CBS 2009 Provincie Drenth
57 59 61 65 69
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
3
4
Onderzoeksbureau CMO Groningen
1. Inleiding onderzoeksfase Project Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking in Noord Nederland 1.1. Achtergronden en Aanleiding van het onderzoek 1.1.1. Achtergronden van meisjesbesnijdenis Meisjesbesnijdenis is een eeuwenoud gebruik in 28 Afrikaanse landen en in enkele landen in het Midden Oosten en Azië. Meisjesbesnijdenis is een ingreep aan de uitwendige geslachtsorganen, waar geen medische noodzaak voor is. Ouders laten de besnijdenis uitvoeren uit ouderliefde, om het meisje te beschermen en om haar toekomst veilig te stellen. Het besnijdenisritueel wordt gezien als een vreugdevolle gebeurtenis, een feest dat het meisje volwaardig toegang biedt tot de gemeenschap. De volgende redenen worden gegeven (AJN, 2005): • Het besnijden bepaalt mede de vrouwelijke etnische identiteit van het meisje. Het markeert de toetreding tot de eigen groep of samenleving. • Het beschermt de maagdelijkheid van het meisje • Het vergroot haar huwelijkskansen • Het besneden zijn lijkt de enige manier om dochters een respectabel leven te laten leiden. Het gaat om een eeuwenoude traditie waarbij de familiedruk om deze in stand te houden groot is. • Een niet besneden meisje beschouwt men als onrein, haar wordt ongeremd seksueel gedrag toegedicht en zij kan worden verstoten. 1.1.2. Vormen van meisjesbesnijdenis Er zijn verschillende manieren waarop de vrouwelijke geslachtsorganen worden besneden. Het varieert welk deel van de geslachtsorganen verminkt wordt, en de mate waarin. Dit is afhankelijk van wat lokaal gebruikelijk is, heeft te maken met de wens van de ouder(s) en hangt af van diegene die de besnijdenis uitvoert. De World Health Organization (WHO) onderscheidt vier vormen (zie ook bijlage 1) 1 : Type 1. Gedeeltelijke of totale verwijdering van de clitoris, en/of de voorhuid. Deze vorm wordt clitoridectomie genoemd. Type 2. Gedeeltelijk of totale verwijdering van de clitoris en de kleine schaamlippen, met of zonder verwijdering van de grote schaamlippen. Dit wordt ook excisie genoemd. Type 3. Vernauwen van de vaginale opening door wegsnijden en aan elkaar hechten van de kleine schaamlippen en/of de grote schaamlippen, met of zonder verwijdering van de clitoris. Dit wordt ook infibulatie genoemd. Type 4. Alle andere schadelijke handelingen aan de vrouwelijke geslachtsorganen om niet-medische redenen, zoals prikken, piercing, kerven, schrapen en wegbranden. 1.1.3. Meisjesbesnijdenis en religieuze aspecten Er zijn islamitische landen die het besnijden van meisjes niet kennen (zoals Marokko, Algerije en Tunesië) en ook in Saudi-Arabië, een zeer islamitisch land, komt het niet voor. Hoewel de mensen die meisjesbesnijdenis 1
Bron: website www.meisjesbesnijdenis.nl van Pharos Focal Point
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
5
toepassen overwegend moslim zijn, betekent dit dus niet dat het een islamitisch gebruik is. Noch de Koran of de Bijbel spreken over besnijdenis van meisjes als een religieuze plicht waaraan gelovigen moeten voldoen. Hoewel het niet in de Koran staat, houden mensen desondanks vast aan de overtuiging dat je besneden moet zijn om een goede moslimvrouw te zijn. Die overtuiging is van generatie op generatie overgegeven en zit diep geworteld. In november 2006 heeft de Duitse mensenrechten-organisatie Target een conferentie georganiseerd aan de Al Azhar Universiteit in Egypte. Doel van de bijeenkomst was om antwoorden te geven op de vele vragen die er zijn over meisjesbesnijdenis en de islam. De aanwezige vooraanstaande geestelijk leiders hebben zich na uitvoerig beraad uitgesproken over het gebruik van vrouwelijke genitale verminking: het wordt geclassificeerd als strafbare agressie en als een misdaad tegen de mensheid. Om die reden mogen moslims volgens hen het gebruik niet langer praktiseren. Doorslaggevend voor het uitspreken van de fatwa waren de verhalen van artsen over de gevolgen voor de gezondheid. Een moslim dient de integriteit van het menselijk lichaam te beschermen, en meisjesbesnijdenis staat daarmee haaks op de essentie van de islam 2 . 1.1.4. Lichamelijke en psychische gevolgen van meisjesbesnijdenis Meisjesbesnijdenis kan psychische klachten en problemen met betrekking tot seksualiteit veroorzaken. De kans op lichamelijke klachten en medische complicaties is groot, zowel tijdens en na de ingreep o.a.: • ernstige pijn • plasproblemen • bloedverlies • infectie • overlijden Op de langere termijn kunnen de volgende klachten voorkomen o.a.: • pijnlijke seksuele gemeenschap • menstruatieklachten • urineweginfecties • chronische pijn in de onderbuik • onvruchtbaarheid • verloskundige complicaties • psychische problemen 1.1.5. Wie lopen risico besneden te worden Meisjesbesnijdenis vindt meestal plaats op de leeftijd van 4 tot 12 jaar, maar in een aantal culturen wordt een paar dagen na de geboorte al besneden. Ook tot vlak voor het huwelijk kan meisjesbesnijdenis nog plaatsvinden. Migratie kan ook bijdragen aan besnijdenis op latere leeftijd. Landelijk wordt de gehele groep in Nederland woonachtige meisjes in de leeftijd van 0 tot 20 jaar die één of meer ouders hebben afkomstig uit één van de landen waar vrouwelijke genitale verminking voorkomt als risicogroep voor besnijdenis aangemerkt. De inschatting van de WHO is dat tussen de 100 tot 140 miljoen vrouwen en meisjes wereldwijd besneden zijn. De inschatting van UNICEF is dat per jaar drie miljoen meisjes in 2
6
Bron: website www.meisjesbesnijdenis.nl van Pharos Focal Point
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Afrika een risico lopen om besneden te worden. De schattingen zijn verder dat in Europa 500.000 vrouwen besneden zijn en dat elk jaar ongeveer 180.000 vrouwelijke immigranten in Europa een besnijdenis ondergaan of gevaar lopen besneden te worden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2009). 1.1.6. Meisjesbesnijdenis in Nederland Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is meisjesbesnijdenis bekend geworden in Nederland met de komst van Somaliërs. Ook andere bevolkingsgroepen die in Nederland gevestigd zijn passen meisjesbesnijdenis toe. Voor het besnijden van meisjes worden verschillende termen gehanteerd. In Engelstalige landen wordt gesproken van female genital mutilation (FGM), circumcision, cutting, of female genital cutting. In Franstalige landen wordt de term mutilation genital feminine of excision gehanteerd. In Nederland werd voorheen vooral de term vrouwen-besnijdenis gehanteerd, maar is inmiddels vervangen door vrouwelijke genitale verminking (VGV) 3 . In 1993 heeft de regering het standpunt ingenomen dat alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden zijn. Dit verbod sluit aan bij het WHOstandpunt om geen enkele vorm van meisjesbesnijdenis te verrichten 4 . Meisjesbesnijdenis wordt als een vorm van kindermishandeling beschouwd. In 2004 wordt ook het in het buitenland laten besnijden van meisjes woonachtig in Nederland, onder de Nederlandse wet strafbaar gesteld. Het kabinet heeft in 2005 in aansluiting op een advies van de commissie ‘bestrijding vrouwelijke genitale verminking’ van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) besloten tot een landelijke aanpak ontwikkeld door Pharos 5 en FSAN 6 gericht op voorkomen en vroegsignalering van meisjesbesnijdenis. Voor de pilotprojecten, die liepen van 2006 tot en met 2009, zijn gemeenten geselecteerd met de grootste aantallen vrouwen en meisjes afkomstig uit de risicolanden voor VGV. Dit waren de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Tilburg, Utrecht en Eindhoven (Van Montfoort, 2009). 1.1.7. Aan de slag in Noord Nederland: onderzoeksfase CMO Groningen heeft in samenwerking met Nuance Consult het initiatief genomen tot een eerste inventarisatie van de omvang van de problematiek in Noord Nederland. Op een expertmeeting en een bijeenkomst voor zelforganisaties in juni en augustus 2008 is geconstateerd dat er behoefte is aan preventie, voorlichting, training en versterking van de ketenaanpak rond meisjesbesnijdenis. Bij de organisaties voor vrouwenopvang in het Noorden bleken soortgelijke ideeën in ontwikkeling te zijn. Deze inventarisatie heeft tot voldoende aanknopingspunten geleid om ook in de 3
Bron: website www.meisjesbesnijdenis.nl van Pharos Focal Point Bron: website www.meisjesbesnijdenis.nl van Pharos Focal Point 5 Pharos: het landelijk kennis- en adviescentrum op het gebied van de gezondheid van vluchtelingen en nieuwkomers. Pharos professionals en organisaties die zorg- en dienstverlening aan deze groepen willen verbeteren en hun gezondheid willen bevorderen. Daartoe ontwikkelt Pharos praktisch toepasbare kennis en interventies (www.pharos.nl). 6 Federatie van Somalische Associaties in Nederland is een platform dat is opgericht in 1994. FSAN is een organisatie van Somalië voor Somalië en zet zich in voor de bevordering van de participatie van Somalië in de Nederlandse samenleving. FSAN is een belangrijke belangenbehartiger en spreekbuis van de Somalische gemeenschap in Nederland. Er zijn momenteel 50 zelforganisaties bij FSAN aangesloten. De aangesloten Somalische zelforganisaties werken lokaal. Zij zetten zich in voor de ondersteuning van de Somalische gemeenschap in hun gemeente of regio. Zij zijn verenigd in de FSAN raad van aangeslotenen, het hoogste orgaan (www.fsan.nl). 4
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
7
drie noordelijke provincies aan de slag te gaan met de door Pharos en FSAN ontwikkelde aanpak ter bestrijding van meisjesbesnijdenis/VGV. Hiertoe hebben Partoer CMO Fryslân, Enova Drenthe, CMO Groningen, Nuance Consult en Fier Fryslân samen een projectvoorstel geschreven voor de aanpak in de drie noordelijke provincies (Papma M. et. al, 2009). Omdat de precieze situatie in de drie noordelijke provincies niet bekend is, vormt een onderzoeksfase onderdeel van het project. Met de uitkomsten van de onderzoeksfase kan bepaald worden waar de aanpak in Noord-Nederland zich op zal gaan richten. 1.2. Bepaling risicolanden voor Noord Nederland In de schaal waarop en de vorm waarin vrouwen worden besneden bestaan grote verschillen. Zo wordt vrouwenbesnijdenis in Indonesië alleen uitgevoerd bij het moslimdeel van de bevolking en beperkt het zich hier tot de “mildste” vorm. In landen in de Hoorn van Afrika (Egypte, Soedan, Eritrea, Djibouti, Ethiopië en Somalië) daarentegen wordt meer dan driekwart van de vrouwelijke bevolking besneden en een groot deel van hen ondergaat de meest ernstige vorm 7 . Pharos hanteert op haar website een lijst van 29 risicolanden waarvan het percentage besneden vrouwen bekend is. Het gaat om 28 Afrikaanse landen en Jemen in Azië (zie figuur A en Tabel 1). Figuur A. Landen waar besnijdenis voorkomt en prevalentie besneden vrouwen
Bron: NIDI Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute op www.meisjesbesnijdenis.nl
7
8
NIDI Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute op www.meisjesbesnijdenis.nl
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Uit onderzoek blijkt dat vrouwelijke genitale verminking ook gepraktiseerd wordt in andere landen. In de volgende landen zijn gevallen van VGV gerapporteerd, maar zijn geen landelijke prevalentiecijfers bekend. Dit zijn India, Indonesië, Noord Irak (Koerdistan), Israël, Maleisië en de Verenigde Arabische Emiraten. Er zijn anekdotes bekend over vrouwelijke genitale verminking uit de volgende landen: Colombia, Oman, Peru en Sri Lanka, maar ook hier ontbreken alle cijfers. De landen waar gemeenschappen naar geëmigreerd zijn, als Australië, Nieuw Zeeland, Noord-Amerika en Europa zijn niet in de lijst (tabel 1) opgenomen 8 . Tabel 1. Risicolanden, prevalentie VGV 9 en wetgeving in land van herkomst 10 Risicoland Prevalentie Wetgeving Somalië 97,9% geen specifieke wetgeving Egypte 95,8% sinds 1996 verboden Guinee 95,6% sinds 2000 verboden Sierra Leone 94% geen specifieke wetgeving Mali 91,6% geen specifieke wetgeving Djibouti 93,1% sinds 1995 verboden Soedan 90% sinds 1946 infibulatie verboden 11 Eritrea 88,7% sinds 2007 verboden Gambia 78,3% geen specifieke wetgeving Ethiopië 74,3% geen specifieke wetgeving Burkina Faso 72,5% specifieke wetgeving tegen VGV Mauretanië 71,3% geen specifieke wetgeving Liberia 45% geen specifieke wetgeving Tsjaad 44,9% geen specifieke wetgeving Guinee Bissau 44,5% geen specifieke wetgeving Ivoorkust 41,7% sinds 1998 verboden Kenia 32,2% sinds 2001 verboden bij kinderen < 18 jaar Senegal 28,2% sinds 1999 verboden CAR 12 25,7% sinds 1996 verboden Jemen 23% geen specifieke wetgeving Nigeria 19% geen federale specifieke wetgeving 13 Benin 16,8% sinds 2003 bij wet verboden Tanzania 14,6% sinds 1998 verboden D. R. Congo 14 5 - 13% onbekend Togo 5,8% sinds 1998 verboden Ghana 3,8% sinds 1994 verboden Niger 2,2 sinds 2003 verboden Kameroen 1,4% geen specifieke wetgeving Oeganda 0,6% geen specifieke wetgeving Bron: Website Pharos: WHO, 2008
8
Bron: website www.meisjesbesnijdenis.nl van Pharos Focal Point Percentage besneden meisjes en vrouwen in de risicolanden in de leeftijd van 15 tot 49 jaar 10 Deze gegevens zijn herzien in november 2008. De gegevens zijn ontleend aan Eliminating Female Genital Mutilation. An Interagency Statement (2008). Geneva (WHO). 11 Lichte vorm van incisie toegestaan. 2003 nieuwe wet tegen VGV, maar deze is onduidelijk 12 Centraal Afrikaanse Republiek 13 Op statenniveau wel verwijzingen 14 Democratische Republiek Congo 9
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
9
De financiële middelen in de landelijke aanpak zijn verdeeld naar rato van het aantal meisjes (0 t/m 19) afkomstig uit de drie grootste risicolanden in Nederland (Egypte, Ethiopië en Somalië) in de zes gemeenten. De zes pilotprojecten hebben zich bij hun preventieve aanpak VGV niet beperkt tot de drie, landelijk gezien, grootste gemeenschappen, ook landen als Ghana, Soedan en Eritrea werden als doelgroep genoemd. Landelijk zijn gedurende de pilotprojecten gezamenlijke afspraken gemaakt, om de lijst van risicolanden, die op de website van Pharos staat vermeld (tabel 1), te hanteren (van Montfoort, 2009, p.16). Dit bevordert de eenduidigheid in het gebruik van de cijfers over aantallen meisjes per gemeente. Om deze reden is er in het onderzoek in Noord-Nederland voor gekozen de cijfers van deze risicolanden in kaart te brengen. Landen waar gevallen van VGV zijn gerapporteerd, maar waar geen prevalentiecijfers van bekend zijn, zijn in navolging van landelijke afspraken niet bij het onderzoek betrokken. 1.3. Doelgroep van het project in Noord Nederland In het projectplan van de drie noordelijke provincies zijn de volgende doelgroepen bepaald: 1. Risicogroep a. Alle inwoners in Noord Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) met als herkomstland 15 een van de 29 door Pharos gedefinieerde risicolanden (tabel 1): i. Mannen ii. Vrouwen iii. Meisjes die het risico lopen besneden te worden (0 tot 20 jarigen in groep ii) 2. Intermediairen a. Zelforganisaties, religieuze leiders, sleutelfiguren, gezagsdragers per provincie, afkomstig uit de risicolanden b. Professionals i. Werkzaam in de zorg, o.m. consultatiebureaus, verloskundigen, vroedvrouwen, GGD/JGZ, medewerkers meldpunten (AMK/ASHG), asielzoekerscentra ii. Werkzaam in de strafrechtketen: o.a. hulpverleners, medewerkers meldpunten, politie, OM iii. Onderwijs
15
Zie voor de omschrijving van de begrippen ‘inwoners’ en ‘herkomstland’ bijlage 2.
10
Onderzoeksbureau CMO Groningen
1.4. Vraagstellingen van het onderzoek In het projectvoorstel van de drie noordelijke provincies (Papma M. et.al.; 2009) worden vijf onderzoeksvragen geformuleerd. Deze zijn voorafgaande aan het onderzoek aangepast naar praktische uitvoerbaarheid gelet op het karakter van de onderzoeksfase (inventariserend en niet netwerkvormend) en teruggebracht tot drie vragen. In het projectvoorstel werd gevraagd om zicht te krijgen op de onderlinge contacten tussen de zelforganisaties en vertrouwensbanden tussen professionals en de risicogroep. Om deze vragen te kunnen beantwoorden bevindt de onderzoeker zich al in de netwerkfase van het project. Deze fase van het project zal gedaan worden door een projectgroep met een projectleider en niet door de onderzoeker. Voor de onderzoeksfase van het project is het relevant om in beeld te brengen welke intermediairen er zijn in Noord Nederland die een verantwoordelijkheid hebben in de aanpak van meisjesbesnijdenis, zowel zelforganisaties als professionele organisaties, om samen een projectgroep mee te vormen. In de netwerkfase en tijdens de uitvoering van het project zal gaandeweg duidelijk worden hoe de banden tussen de intermediairen en de risicogroep daadwerkelijk zijn en verder vorm kunnen krijgen. De vragen zijn zo geformuleerd dat de antwoorden een praktisch overzicht vormen van wat relevant is voor de start van de netwerkfase en de uitvoering van het project: 1. Wat is de aard, omvang en spreiding van de risicogroep in Groningen, Friesland en Drenthe? 2. VGV-beleid: wie heeft waarin een verantwoordelijkheid? 3. Welke bestaande interventies, kennis en ervaring zijn er in Nederland en specifiek in de drie noordelijke provincies? 1.5. Indeling van het rapport De aard, omvang en spreiding van de risicogroep in de drie noordelijke provincies is terug te vinden in hoofdstuk 2. De gegevens vindt u achtereenvolgens voor Nederland, Noord Nederland en per provincie. De beantwoording van vraagstelling 2 is terug te vinden in hoofdstuk 3. Eerst wordt beschreven waar beleid, voor de aanpak van VGV in haar volle breedte, aan zou moeten voldoen. Daarna volgt een beschrijving van de groepen die daarin een verantwoordelijkheid hebben. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 4, vindt u een overzicht van activiteiten met betrekking tot meisjesbesnijdenis/VGV die al hebben plaatsgevonden elders in het land. Ook vindt u activiteiten die er zijn geweest of gepland staan in de drie noordelijke provincies. Een overzicht van deze activiteiten biedt aanknopingspunten om in het project mee aan de slag te gaan.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
11
12
Onderzoeksbureau CMO Groningen
2. Wat is de aard, omvang en spreiding van de risicogroep in Groningen, Friesland en Drenthe 2.1. Nederland 2.1.1. Prevalentiecijfers in Nederland In Nederland is geen prevalentieonderzoek uitgevoerd. Wel hebben de afgelopen jaren zowel TNO 16 als de RVZ 17 een bijdrage geleverd aan meer informatie hierover. In 2005 is door de GGD Tilburg en Amsterdam een schatting gemaakt op basis van interviews met gezondheidspersoneel, waaruit zij de conclusie trokken dat ongeveer 50 meisjes jaarlijks worden besneden. Deze schatting is gebaseerd op zeer summiere gegevens en moet met veel voorzichtigheid worden gehanteerd (RVZ, 2005; in TNO, 2009 p7) TNO heeft een onderzoek uitgevoerd onder verloskundigen in Nederland om meer zicht te krijgen op de prevalentie in Nederland. Omdat het in Nederland niet mogelijk is om zonder medische redenen de genitalia van vrouwen en meisjes te onderzoeken op verminkingen is de zwangerschap het aangewezen moment om vrouwen te onderzoeken op al of niet besneden zijn. De meerderheid van de zwangere vrouwen komt tijdens de zwangerschap in aanraking met de verloskundige. In 2006 startte 75% van alle zwangeren de verloskundige zorg bij een verloskundige. Slechts 23% startte voor controle van de zwangerschap in de 2e lijn bij de gynaecoloog. De resterende 2% was onder controle bij verloskundig actieve huisartsen. In het kraambed werd in 2006 10,5% van de 2e overgedragen naar de 1e lijn (Stichting PRN, 2006 in TNO-rapport, mei 2009). Deze cijfers laten zien dat een groot deel van alle zwangere vrouwen in aanraking komt met een verloskundige. Om via de zwangerschap iets te weten te komen over vrouwenbesnijdenis is de verloskundigenpraktijk dus een goede ingang. De prevalentie van VGV in de verloskundigenpraktijk moet niet verward worden met de totale prevalentie van vruchtbare vrouwen en meisjes in Nederland. Het vertelt iets over de prevalentie bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd, maar zegt weinig over de prevalentie bij jonge meisjes. TNO concludeert in haar onderzoek dat 4 van de 10 zwangere vrouwen uit risicolanden die bevallen in Nederland, besneden zijn (TNO, 2009, p. 4). 2.1.2. Risicotaxatie Uit gesprekken van de onderzoeker met een aantal projectleiders van de landelijke pilotregio’s komt naar voren dat zij de prevalentie in hun werkgebied niet onderzocht hebben voordat zij met een aanpak meisjesbesnijdenis begonnen zijn. Dit werd voor de uitvoering van het project niet relevant bevonden. Vanwege het preventieve karakter van de projecten ging in eerste instantie de aandacht uit naar de meisjes die nog niet besneden zijn, om deze groep te bereiken. In de pilotsteden zijn de risicogroep en het aantal meisjes van 0-20 jaar binnen deze groep in kaart gebracht. Prevalentiecijfers koppelen aan de hoeveelheid meisjes die afkomstig is uit een risicoland en in Nederland woonachtig is, levert geen betrouwbaar beeld op. Dat de meisjes uit een risicogroep komen wil nog niet zeggen dat zij daadwerkelijk risico lopen om besneden te worden. Een voorbeeld: In Ghana wordt 4% van de meisjes besneden. In het Oosten is 16
17
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek Raad voor de Volksgezondheid & Zorg
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
13
een gemeenschap waar de prevalentie boven de 80% ligt, terwijl het in andere gebieden helemaal niet voorkomt. Aan de andere kant is afkomstig zijn uit een gemeenschap waar het besnijden van meisjes geen gebruik is, geen garantie voor de veiligheid van een meisje: als een vrouw trouwt met een man uit een gemeenschap waar het wel voorkomt, lopen zij en haar toekomstige dochter een risico. De koppeling tussen besneden moeder en dochter in de leeftijd van 0-20 jaar zegt pas iets als er met hen gesproken is en op basis daarvan een inschatting gemaakt kan worden van het risico dat het meisje loopt. Hiervoor heeft een werkgroep onder leiding van de Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) een Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis (AJN, 2005) ontwikkeld, de zogenaamde risicotaxatie meisjesbesnijdenis. Met de risicotaxatie wordt een inschatting gemaakt van het risico dat een meisje loopt om besneden te worden. De inschatting wordt gemaakt op basis van de criteria die zijn genoemd in het gespreksprotocol (o.a. land van herkomst, prevalentiecijfer meisjesbesnijdenis in land van herkomst, moeder wel/niet besneden, oudere zusjes wel/niet besneden, aanwezigheid familie/omgevingsdruk, gezin wel/niet regelmatig terug naar land van herkomst). In de pilotprojecten werden deze gegevens waar mogelijk verzameld. Door middel van deze gegevens krijg je een betrouwbaarder beeld van het aantal meisjes dat risico loopt om besneden te worden en het aantal vrouwen dat besneden is. Voor ons project in de drie noordelijke provincies is het, in navolging van de landelijke pilotprojecten, niet zinvol om voor de start van het project, onderzoek te doen naar de prevalentie van besneden meisjes en vrouwen in Noord Nederland. Het in kaart brengen van deze gegevens vormt onderdeel van de uitvoeringsfase van het project. 2.1.3. Risicogroep in Nederland Onder risicogroep in Nederland verstaan we: Alle inwoners in Nederland met als herkomstland 18 een van de 29 door Pharos gedefinieerde risicolanden (de 29 landen in tabel 1). Binnen deze totale groep onderscheiden we in het bijzonder het aantal meisjes dat mogelijk risico loopt besneden te worden, de 0 tot 20-jarigen. Om vraagstelling 1, Wat is de aard, omvang en spreiding van de risicogroep in Groningen, Friesland en Drenthe?, te kunnen beantwoorden wordt eerst een overzicht gegeven van de landelijke cijfers van de risicogroep, zodat daarmee de drie noordelijke provincies vergeleken kunnen worden. Op basis daarvan kan de projectgroep gerichte keuzes maken: op wie, wat en waar gaat het project zich richten. De cijfers van CBS in dit rapport zijn bevolkingsaantallen die geregistreerd zijn in januari van 2009. Uit de cijfers van CBS komt naar voren dat de uit risicolanden afkomstige gemeenschap in Nederland uit iets meer dan 125.000 mannen en vrouwen bestaat. Dit is de landelijke doelgroep voor preventieactiviteiten (tabel 2). De groep meisjes (0-20 jaar) woonachtig in Nederland, met één ouder of beide ouders afkomstig uit één van de risicolanden heeft een grootte van 25.000. Het landelijke aantal meisjes van 0 tot 20 jaar (25.000) behoort tot een risicogroep, maar of er daadwerkelijk een risico is voor het meisje 18
Zie voor de omschrijving van de begrippen ‘inwoners’ en ‘herkomstland’ bijlage 2.
14
Onderzoeksbureau CMO Groningen
hangt, zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, af van haar familie. De cijfers geven de grootte van de groep aan, maar bieden geen uitsluitsel. Tabel 2. Risicogroep in Nederland Risicoland Totaal per risicoland Somalië 21.798 Egypte 19.976 Ghana 19.733 Ethiopië 10.946 Nigeria 9.453 D. R. Congo 20 7.889 Soedan 6.398 Sierra Leone 6.008 Guinee 3.284 Liberia 3.063 Kenia 2.963 Kameroen 2.408 Tanzania 1.929 Togo 1.654 Senegal 1.498 Oeganda 1.423 Ivoorkust 1381 Eritrea 1.152 Gambia 783 Jemen (Azië) 520 Burkina Faso 463 Mauritanië 437 Niger 376 Benin 345 Guinee Bissau 334 Mali 252 Djibouti 187 Tsjaad 155 21 CAR 66 Risicogroep 126.874 landelijk
Totaal mannen 11.753 12.321 9.809 5.834 5.147 4.055 3.998 4.000 2.193 1.813 1.356 1.201 953 1.035 895 750 787 556 475 315 263 355 267 221 193 119 75 98 33 70.870
Totaal vrouwen 10.045 7.655 9.924 5.112 4.306 3.834 2.400 2.008 1.091 1.250 1.607 1.207 976 619 603 673 594 596 308 205 200 82 109 124 141 133 112 57 33 56.004
Meisjes 19 0-20 jaar 4.398 4.081 3.826 1.843 2.210 1.773 1.133 913 541 648 654 491 445 285 307 200 269 221 174 103 103 46 52 60 49 67 54 26 13 24.985
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
Uit tabel 2 blijkt dat de meeste meisjes uit de risicogroep woonachtig in Nederland afkomstig zijn uit Somalië, Egypte, Ghana, Ethiopië, Nigeria, D.R. Congo, Soedan en Sierra Leone. Het totale aantal mensen woonachtig in Nederland afkomstig uit deze 8 risicolanden is 102.201 (81% van het totaal), het aantal meisjes van 0-20 jaar binnen deze gemeenschappen is 20.177 (81% van het totale aantal risicomeisjes). In de zes landelijke pilotprojecten heeft men met name de focus gericht op risicogroepen 19
Bij het aantal vrouwen worden alle in Nederland woonachtige vrouwen genoemd, waaronder de 0-20 jarige meisjes. De 020 jarige meisjes worden ook apart genoemd en mogen dus niet opgeteld worden bij het aantal vrouwen. 20 Democratische Republiek Congo 21 Centraal Afrikaanse Republiek
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
15
afkomstig uit Somalië, Egypte en Ethiopië. Daarnaast is er in sommige steden ook een focus geweest op risicogroepen uit Ghana, Soedan en Eritrea. 2.2. Noord Nederland 2.2.1. Cijfers risicogroep in Noord Nederland In totaal zijn er in Noord Nederland 7371 mensen woonachtig die tot de risicogroep behoren. Het aantal mensen afkomstig uit Somalië is in de drie noordelijke provincies veruit de grootste risicogroep met 1932 personen. Dat is meer dan een kwart (26%) van het totaal aantal mensen afkomstig uit de risicolanden. Daarachter vinden we Egypte met 974 personen (13%). Tabel 3. Risicogroepen in Noord-Nederland Risicoland Totaal per Totaal risicoland mannen Somalië 1932 1055 Egypte 974 602 Nigeria 666 328 Soedan 518 348 D.R. Congo 486 276 Sierra Leone 445 305 Ethiopië 402 243 Ghana 256 138 Guinee 254 183 Liberia 194 130 Kameroen 175 97 Kenia 150 63 Tanzania 161 87 Togo 142 92 Ivoorkust 106 61 Senegal 91 52 Oeganda 89 44 Gambia 57 36 Eritrea 55 31 Niger 41 35 Jemen 40 26 Benin 35 28 Djibouti 26 11 Mali 23 8 Guinee Bissau 18 11 Burkina Faso 15 6 Mauritanië 15 12 Tsjaad <5 <5 C.A.R. <5 <5 Risicogroep 7371 4312 Noord Nederland
Totaal vrouwen 877 372 338 170 210 140 159 118 71 64 78 87 74 50 45 39 45 21 24 6 14 7 15 15 7 9 <5 0 <5
Meisjes 0-20 jaar 396 240 193 102 118 72 79 69 42 45 31 40 37 29 24 30 14 11 10 <5 9 5 8 6 <5 22 <5 <5 0 <5
3059
1625
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
22
Aantal kleiner dan 5 personen
16
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Somalië en Egypte vormen samen ruim een derde van de risicogroep in Noord Nederland (totaal 39,4%). In Figuur 1 is dit terug te zien. Figuur 1. Percentages grootste risicogroepen in Noord Nederland
Het totale aantal meisjes van 0 tot 20 jaar in Noord Nederland is 1625. De meeste meisjes (1200) zijn afkomstig uit Somalië, Egypte, Nigeria, Soedan, Congo, Sierra Leone en Ethiopië, dat is bijna drie kwart (73%) van het totaal aantal risicomeisjes. Figuur 2 laat de percentages per land zien. Figuur 2. Procentuele verdeling risicomeisjes 0-20 jaar in Noord Nederland
Als we de landelijke gegevens vergelijken met de cijfers in Noord Nederland zien we een aantal overeenkomsten en verschillen (tabel 4, Figuur 3 en 4)) Tabel 4. Vergelijking risicolanden Nederland met Noord Nederland Noord Nederland Nederland Risicoland Totaal % Risicoland Totaal 1 Somalië 1 Somalië 1932 26,2 21.789 2 Egypte 974 13,2 2 Egypte 19.976 3 Nigeria 666 9 3 Ghana 19.733 4 Soedan 518 7 4 Ethiopië 10.946 5 D.R. Congo 486 6,6 5 Nigeria 9.453 6 Sierra Leone 445 6 6 D.R. Congo 7.889 7 Ethiopië 402 5,5 7 Soedan 6.398 Totalen 5.423 73,5 Totalen 96.184
% 17,2 15,7 15,6 8,6 7,5 6,2 5 75,8
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
17
De zeven grootste risicogroepen in zowel Nederland als Noord Nederland vormen driekwart van het totaal. Zes van de zeven landen zijn gelijk. Bij beide staan Somalië en Egypte bovenaan. Er wonen gemiddeld meer mensen uit Somalië in Noord Nederland dan landelijk gemiddeld (26,2% ten opzichte van 17,2% landelijk). Er wonen gemiddeld minder mensen uit Ghana in Noord Nederland (3,5% ten opzichte van 15,6% landelijk). In Noord Nederland wonen relatief meer mensen uit Sierra Leone (6% ten opzichte van 4,7% landelijk). Er woont een relatief grote groep mensen uit Nigeria in Noord Nederland. Omdat er relatief meer mensen uit Sierra Leone in Noord Nederland wonen, dan mensen uit Ghana, staat Sierra Leone in de lijst van de zeven grootste risicolanden in Noord Nederland. De verdeling in Noord Nederland van de zeven grootste risicogroepen en overige landen is te zien in figuur 3. Ter vergelijking geven we ook de landelijke verdeling van de zeven grootste risicogroepen en de overige landen in figuur 4. Figuur 3. Procentuele verdeling van de risicogroepen in Noord Nederland
Figuur 4. Procentuele verdeling van de risicogroepen in Nederland
18
Onderzoeksbureau CMO Groningen
2.2.2. Risicogroep per provincie In deze paragraaf is te zien hoe de risicogroep over de provincies Groningen, Friesland en Drenthe verdeeld is. De totalen zijn terug te vinden in tabel 5. De verdelingen zijn terug te vinden in figuur 5, 6 en 7. Tabel 5. Risicogroepen in Groningen, Friesland en Drenthe Provincie Totaal Totaal Totaal Meisjes risicogroep Mannen Vrouwen 0-20 jaar Groningen 2766 1716 1050 527 Friesland 2810 1562 1248 662 Drenthe 1795 1034 761 436 Noord NL 7371 4312 3059 1625
% risicomeisjes van de totale risicogroep 19,1 23,5 24,3 22,1
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
In de provincie Friesland wonen de meeste mensen afkomstig uit de risicolanden (2810) en de meeste risicomeisjes (662). De provincie Groningen zit daar dicht achter met 2766 personen en 527 risicomeisjes. In Drenthe is de totale risicogroep een stuk lager ten opzichte van de andere twee provincies met 1795 mensen. Wat wel opvalt is dat Drenthe relatief gezien meer risicomeisjes in haar provincie heeft wonen, ten opzichte van haar totale risicogroep, dan de andere twee provincies; 24,3% ten opzichte van 19,1% in Groningen en 23,6% in Friesland. Figuur 5. Totalen risicogroep en risicomeisjes 0-20 jaar per provincie 3000 2500 2000 Totaal risicogroep
1500
Meisjes 0-20 jaar
1000 500 0 Groningen
Friesland
Drenthe
Figuur 6. Verdeling van de risicogroep per provincie
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
19
Figuur 7. Verdeling van de risicomeisjes 0-20 jaar per provincie
Nu duidelijk is hoe de Noord Nederlandse-risicogroep verdeeld is over de drie provincies, is het vervolgens interessant om te bekijken hoe de verdeling van de risicogroep in de provincies is. Dit staat per provincie en per gemeente in de volgende paragrafen. 2.3. Provincie Groningen 2.3.1. Risicogroep in de provincie Groningen In de provincie Groningen bestaat de risicogroep uit 2766 mensen afkomstig uit 28 van de 29 risicolanden (tabel 6). Er zijn geen mensen afkomstig uit de Centraal Afrikaanse Republiek woonachtig in de provincie Groningen. De negen grootste gemeenschappen (>100 personen) zijn afkomstig uit Somalië (637), Soedan (293), Egypte (290), Nigeria (233), Sierra Leone (189), Congo (153), Ethiopië (153), Ghana (120) en Guinee (113). Zij vormen bijna 80% van het totaal (figuur 8). Figuur 8. Verdeling risicolanden provincie Groningen
Deze negen gemeenschappen zijn verantwoordelijk voor 422 meisjes in de leeftijd van 0 tot 20 jaar. Ook dat vormt 80% van het totale aantal risicomeisjes, dat 527 bedraagt.
20
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Tabel 6. Risicogroep en -landen Provincie Groningen Risicoland Totaal per Totaal risicoland mannen Somalië 637 361 Soedan 293 208 Egypte 290 182 Nigeria 233 134 Sierra Leone 189 133 D. R. Congo 153 87 Ethiopië 153 97 Ghana 120 72 Guinee 113 84 Liberia 84 58 Tanzania 65 37 Kameroen 64 30 Kenia 62 28 Senegal 59 37 Togo 46 34 Oeganda 45 26 Ivoorkust 42 26 Gambia 22 16 Mali 14 <5 Benin 13 10 Eritrea 13 10 Niger 13 12 Jemen 12 9 Mauritanië 11 10 Guinee Bissau 9 5 Djibouti 6 <5 Burkina Faso <5 <5 Tsjaad <5 <5 Risicogroep provincie Groningen 2.766 1716
Totaal vrouwen 276 85 108 99 56 66 56 48 29 26 28 34 34 22 12 19 16 6 10 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0
Meisjes 0-20 jaar 128 51 57 53 26 33 25 27 19 18 11 10 16 17 7 <5 8 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0
1050
527
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
2.3.2. Risicogroep provincie Groningen per gemeente Het totaal van de risicogroep in de provincie Groningen (2766 personen) uitgesplitst naar de Groninger gemeenten staat in tabel 7. In de gemeente Groningen is de risicogroep het grootst met 1514 personen. Alle andere gemeenten zitten daar ruim achter. In de gemeenten Hoogezand, Winschoten, Stadskanaal, Delfzijl en Pekela zijn de totalen bijna 100 personen of meer. Hoe deze totalen zijn opgebouwd per risicoland is terug te vinden in de bijlagen. De gemeente Groningen staat in de volgende paragraaf. Deze zes gemeenten huisvesten samen 76% van de risicogroep in de provincie Groningen (figuur 9). De andere 19 van de 25 Groninger gemeenten huisvesten minder dan 63 personen afkomstig uit de risicolanden.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
21
Tabel 7. Risicogroep provincie Groningen per gemeente Gemeente in Risicogroep Totaal Totaal Groningen per gemeente Mannen Vrouwen Groningen 1514 969 545 Hoogezand 161 96 65 Winschoten 126 74 52 Stadskanaal 115 74 41 Delfzijl 100 63 37 Pekela 98 76 22 Haren 62 33 29 Vlagtwedde 61 32 29 Veendam 58 32 26 Eemsmond 48 32 16 Slochteren 44 24 20 Scheemda 42 20 22 Leek 39 24 15 Appingedam 36 24 12 Zuidhorn 34 19 15 Marum 33 20 13 De Marne 33 18 15 Bedum 31 16 15 Menterwolde 26 12 14 Winsum 25 15 10 Loppersum 22 7 15 Bellingwedde 19 12 7 Grootegast 14 9 5 Ten Boer 13 9 <5 Reiderland 12 6 6 Provincie 2766 1716 1050 Groningen
Meisjes 0-20 jaar 266 34 27 20 17 5 18 15 13 6 12 15 9 8 9 6 7 8 7 6 10 <5 <5 <5 <5 527
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
De gemeente Groningen huisvest 55% van de totale risicogroep in de provincie Groningen (figuur 9). Figuur 9. Verdeling risicogroep provincie Groningen per gemeente
22
Onderzoeksbureau CMO Groningen
2.3.3. Totalen per risicoland in de gemeente Groningen De totalen per risicoland in de gemeente Groningen is te zien in tabel 8. Dit zijn de cijfers afkomstig van de gemeente Groningen zelf. Deze cijfers wijken iets af van de cijfers van het CBS. Deze verschillen zijn er altijd, omdat de gemeente nog mutaties meeneemt die na 1 januari binnenkomen en nog over het voorgaande jaar gaan. Tabel 8. Risicolanden in de gemeente Groningen Risicoland Totaal Totaal risicoland mannen
Totaal vrouwen
Meisjes 020 jaar
Somalië
246
139
107
54
Soedan
202
149
53
33
Egypte
151
93
58
28
Nigeria
129
88
41
22
Ethiopië
112
74
38
16
Sierra Leone
109
71
38
20
D.R. Congo
104
63
41
20
Ghana
79
44
35
20
Guinee
64
47
17
11
Senegal
43
29
14
11
Kenia
42
18
24
9
Liberia
42
33
9
7
Tanzania
40
20
20
7
Kameroen
38
19
19
5
Oeganda
33
18
15
<5
Togo
25
21
<5
<5
Ivoorkust
19
11
8
5
Gambia
14
11
<5
0
Eritrea
8
8
0
0
Mali
8
<5
7
<5
Mauritanië
7
7
0
0
Djibouti
5
<5
<5
0
Benin
<5
<5
<5
<5
Guinee Bissau
<5
<5
<5
<5
Niger
<5
<5
<5
<5
Jemen
<5
<5
0
0
Burkina Faso
<5
<5
<5
0
Tsjaad Totaal gemeente Groningen
<5
<5
0
0
1537
979
558
278
Bron: Gemeente Groningen, Dienst OCSW, Groningen 2009
De cijfers van CBS voor de gemeente Groningen zijn terug te vinden in de bijlagen. In dit rapport hanteren we in deze paragraaf de cijfers die de
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
23
gemeente Groningen zelf heeft aangeleverd, omdat we daarmee vervolgens de cijfers van de risicomeisjes verdeeld over de postcodegebieden in de gemeente Groningen kunnen weergeven. Het totale aantal personen in de risicogroep is 1537 (cijfers CBS 1514). De grootste gemeenschappen in de gemeente Groningen zijn hetzelfde als de grootste gemeenschappen in de provincie Groningen. Het aantal personen uit Somalië is het grootst (16%), daarna volgen de risicolanden Soedan, Egypte, Nigeria, Ethiopië, Sierra Leone en D.R. Congo (figuur 10). De totalen van deze 7 gemeenschappen zijn allemaal boven de 100 personen en samen vormen zij 68% van de totale risicogroep in de gemeente Groningen. Figuur 10. Verdeling risicolanden gemeente Groningen
In de gemeente Groningen wonen volgens de cijfers van de gemeente Groningen 278 meisjes in de leeftijd van 0 tot 20 jaar (cijfers CBS 266 meisjes). De verdeling van deze meisjes over de postcodegebieden is terug te vinden in tabel 9 en figuur 11. Tabel 9. Risicomeisjes gemeente Groningen per postcodegebied Meisjes 0-20 Postcodegebied jaar Paddepoel
36
Oosterpark
27
Indische Buurt
23
Beijum-Oost
21
De Wijert
20
Selwerd
16
Vinkhuizen
16
De Hoogte
14
Corpus den H.
12
Oranjebuurt
10
Lewenborg-Z
10
Beijum-West
10
Overige 25 postcodegebieden Totaal risicomeisjes gemeente Groningen
63 278
Bron: Gemeente Groningen, Dienst OCSW, Groningen 2009
24
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Het postcodegebied waar de meeste risicomeisjes wonen is Paddepoel (36). De som van de postcodegebieden Paddepoel, Oosterpark, Indische Buurt, Beijum-Oost en De Weijert vormt bijna de helft van het totaal aan risicomeisjes. In de overige 18 postcodegebieden wonen minder dan 10 meisjes. Figuur 11. Verdeling risicomeisjes 0-20 jaar per postcodegebied 13%
Paddepoel Oosterpark 10% Indischebuurt 8%
54%
Beijum‐Oost De Wijert
8% 7%
Overige postcodegebieden
2.3.4. Bevolkingscijfers AZC’s provincie Groningen De AZC’s in Groningen bevinden zich in Ter Apel (gemeente Vlagtwedde), Bellingwolde (gemeente Bellingwedde), Delfzijl (gemeente Delfzijl), Tabel 10. Risicogroepen in AZC’s Provincie Groningen Risicoland Totaal per Totaal Totaal risicoland Mannen Vrouwen Somalië 723 504 219 Eritrea 54 41 13 Guinee 43 33 10 Sierra Leone 21 14 7 Nigeria 20 12 8 Soedan 18 15 <5 Ethiopië 13 9 <5 Oeganda 13 10 <5 Ivoorkust 12 11 <5 Liberia 10 8 <5
Meisjes 0-20 jaar 71 <5 <5 <5 <5 0 0 0 0 0
Egypte Kameroen Jemen Gambia Niger D.R. Congo Ghana Guinee-Bissau Kenia Togo
8 6 5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5
6 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0 0 <5
<5 <5 <5 0 0 0 0 <5 <5 0
0 <5 <5 0 0 0 0 0 0 0
Totaal AZC’s Groningen
955
674
281
81
Bron: Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, Den Haag 2009
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
25
Musselkanaal (gemeente Stadskanaal) en Oude Pekela (gemeente Pekela). Tot voor kort was het Formule 1 Hotel in de stad Groningen ook een AZC. In totaal bevinden zich 955 personen uit de risicolanden in AZC’s in de provincie Groningen (tabel 10), met name Somaliërs (723 personen). De cijfers in tabel 10 zijn gemeten op 1 november 2009. Deze gegevens zijn daardoor niet te vergelijken met gemeentelijke bevolkingscijfers van CBS op 1 januari 2009. Wat we er wel uit kunnen concluderen is dat er momenteel veel mensen, afkomstig uit een van de risicolanden, woonachtig zijn in een van de AZC’s in Groningen. 2.4. Provincie Friesland 2.4.1. Risicogroep in de provincie Friesland In de provincie Friesland bestaat de risicogroep uit 2810 mensen afkomstig uit alle 29 risicolanden (tabel 11). De acht grootste gemeenschappen (>100 personen) binnen de risicogroep zijn afkomstig uit Somalië (804), Egypte (335), Nigeria (265), D.R. Congo (212), Sierra Leone (187), Soedan (124), Ethiopië (112), en Ghana (101). Zij vormen 76% van het totaal (figuur 12). Figuur 12. Verdeling risicolanden provincie Friesland
26
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Tabel 11. Risicogroep en -landen in de provincie Friesland Risicoland Totaal per Totaal Totaal risicoland mannen vrouwen Somalië Egypte Nigeria D. R. Congo Sierra Leone Soedan Ethiopië Ghana Guinee Kameroen Liberia Togo Tanzania Kenia
804 335 265 212 187 124 112 101 86 81 76 76 64 50
411 207 108 123 128 78 74 50 58 48 52 48 35 14
393 128 157 89 59 46 38 51 28 33 24 28 29 36
Meisjes 0-20 jaar 172 87 84 53 32 25 18 34 18 13 18 16 18 15
Ivoorkust Oeganda Eritrea Gambia Senegal Niger Jemen Djibouti Benin Mali Burkina Faso Guinee Bissau C.A.R. Mauritanië Tsjaad Risicogroep Friesland
50 33 28 24 21 20 17 11 11 9 5 <5 <5 <5 <5
28 12 15 15 9 15 11 <5 9 <5 <5 <5 <5 0 <5
22 21 13 9 12 5 6 7 <5 5 <5 <5 <5 <5 0
12 6 6 6 9 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0 <5 <5 0
2810
1562
1248
662
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
2.4.2. Risicogroep provincie Friesland per gemeente In de gemeente Leeuwarden is de risicogroep het grootst met 870 personen (tabel 12). Dat aantal vormt 31% van de totale risicogroep in Friesland (figuur 13). Zeven gemeenten hebben een risicogroep met totalen van boven de 100 personen. In de gemeenten Heerenveen, Smallingerland en Ooststellingwerf is het totaal van de risicogroep meer dan 200 personen. Daarna volgen Tytsjerksteradiel, Sneek en Dongeradeel. Van deze gemeenten zijn in Bijlage 2 de tabellen met risicolanden per gemeente opgenomen. Van de gemeente Leeuwarden is deze te vinden in de volgende paragraaf. De andere 24 gemeenten hebben risicogroepen kleiner dan 75 personen. Op Vlieland woonden op de peildatum, 1 januari 2009, geen personen afkomstig uit risicolanden.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
27
Het totale aantal risicomeisjes in Friesland is 662. Daarvan woont 30,8% in de Gemeente Leeuwarden (204 meisjes). Tabel 12. Risicogroep per gemeente in Friesland Gemeente Risicogroep Totaal Provincie Friesland per gemeente mannen
Totaal vrouwen
Meisjes 0-20 jaar
Leeuwarden
870
485
385
204
Heerenveen
231
129
102
56
Smallingerland
220
120
100
64
Ooststellingwerf
203
100
103
46
Tytsjerksteradiel
196
117
79
34
Sneek
169
101
68
39
Dongeradeel
147
80
67
24
Opsterland
74
42
32
19
Skarsterlân
58
32
26
18
Ameland
57
36
21
5
Franekeradeel
56
38
18
11
Lemsterland
48
23
25
10
Boarnsterhiem
44
28
16
9
Achtkarspelen
41
20
21
10
Bolsward
40
24
16
11
Het Bildt
37
27
10
<5
Harlingen
36
18
18
12
Terschelling
35
25
10
7
Leeuwarderadeel Kollumerland en Nieuwkruisland
34
20
14
6
32
17
15
10
Weststellingwerf
29
10
19
11
Wymbritseradiel
26
11
15
9
Wûnseradiel
25
10
15
9
Menaldumadeel
20
11
9
5
Dantumadeel
19
11
8
6
Littenseradiel
17
5
12
8
Gaasterlân-Sleat
14
6
8
5
Nijefurd
12
8
<5
<5
Ferwerderadiel
12
7
5
<5
Schiermonnikoog
8
<5
7
<5
Vlieland Risicogroep Friesland
0
0
0
0
2810
1562
1248
662
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
28
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Figuur 13. Verdeling risicogroep per gemeente in Friesland
2.4.3. Totalen per risicoland gemeente Leeuwarden Zoals in de vorige paragraaf al aangegeven is in de gemeente Leeuwarden het totaal van de risicogroep het grootst, namelijk 870 personen. Dat is 31% van het totaal van de risicogroep in Friesland. Daarom geven we de cijfers van de risicogroep per herkomstland voor de gemeente Leeuwarden afzonderlijk weer in tabel 13. In de gemeente Leeuwarden is de uit Somalië afkomstige gemeenschap het grootst met 176 mensen (20%). De gemeenschappen uit Nigeria en Egypte vertegenwoordigen respectievelijk 100 en 99 personen. Sierra Leone heeft met 75 personen de vierde plek. Deze vier landen samen vormen meer dan de helft van de risicogroep in de gemeente Leeuwarden (figuur 14). In de gemeente Leeuwarden woont, afwijkend van de herkomstlanden die landelijk en in Noord Nederland het grootst zijn, een grote groep mensen afkomstig uit Kameroen (51 personen) en Togo (45 personen). Deze gemeenschappen zijn groter dan het aantal mensen afkomstig uit Soedan en Ethiopië (respectievelijk 43 en 42 personen) woonachtig in de gemeente Leeuwarden. Figuur 14. Verdeling risicolanden gemeente Leeuwarden
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
29
Tabel 13. Risicolanden in de gemeente Leeuwarden Risicoland Totaal Totaal Risicoland mannen
Totaal vrouwen
meisjes 0-20 jaar
Somalië
176
99
77
41
Nigeria
100
36
64
31
Egypte
99
58
41
30
Sierra Leone
75
54
21
10
Ghana
51
25
26
15
Kameroen
51
29
22
8
D. R. Congo
45
25
20
11
Togo
45
27
18
12
Soedan
43
28
15
8
Ethiopië
42
25
17
9
Guinee
28
19
9
6
Kenia
19
6
13
<5
Liberia
17
14
<5
<5
Oeganda
13
<5
10
<5
Senegal
10
<5
6
<5
Niger
10
7
<5
<5
Tanzania
9
5
<5
<5
Jemen
9
6
<5
<5
Djibouti
7
<5
5
<5
Ivoorkust
6
<5
<5
<5
Gambia
<5
<5
<5
<5
Burkina Faso
<5
<5
<5
<5
Eritrea
<5
<5
<5
0
Mauritanië
<5
0
<5
<5
Tsjaad
<5
<5
0
0
Guinee Bissau
<5
<5
0
0
Benin Risicogroep gemeente Leeuwarden
<5
<5
0
0
870
485
385
204
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
2.4.4. Bevolkingscijfers AZC’s provincie Friesland In Friesland bevinden de AZC’s zich in Appelscha (gemeente Ooststellingwerf), Burgum (gemeente Tytsjerksteradiel), Drachten (gemeente Smallingerland) en St. Annaparochie (gemeente Het Bildt). In totaal is de risicogroep in de Friese AZC’s 793 personen. Tabel 14 laat zien dat de grootste gemeenschap in de Friese AZC’s afkomstig is uit Somalië (590 personen). Veel kleiner zijn de risicogroepen uit Guinee (47), Sierra Leone (39) en Eritrea (32). Zoals ook bij de bevolkingscijfers van de AZC’s in Groningen is aangegeven, zijn de cijfers van de AZC’s niet te vergelijken met de cijfers van CBS, omdat ze een ander meetmoment hebben. De belangrijkste conclusie die uit de cijfers te
30
Onderzoeksbureau CMO Groningen
trekken valt, is dat de AZC’s een belangrijke vindplaats zijn van mensen uit de risicolanden. Tabel 14. Risicogroepen in AZC’s in Friesland 1 november 2009 Risicoland Totaal Meisjes Totaal per Totaal risicoland Mannen Vrouwen 0-20 jaar Somalië 590 335 255 79 Guinee 47 29 18 5 Sierra Leone 39 28 11 5 Eritrea 32 13 19 <5 Nigeria 18 9 9 <5 Ivoorkust 15 7 8 <5 Soedan 13 10 <5 <5 Oeganda 9 <5 7 <5 Ethiopië 7 <5 <5 <5 Kameroen 5 <5 <5 0 Ghana <5 <5 <5 <5 Liberia <5 0 <5 <5 Togo <5 <5 <5 <5 D.R. Congo <5 0 <5 <5 Burkina Faso <5 <5 0 0 Egypte <5 <5 0 0 Gambia <5 0 <5 0 Jemen <5 <5 0 0 Kenia <5 <5 0 0 Mali <5 <5 0 0 Tsjaad <5 <5 0 0 Totaal AZC’s 793 447 346 110 Friesland Bron: Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, Den Haag 2009
2.5. Provincie Drenthe 2.5.1. Risicogroep in de provincie Drenthe In de Provincie Drenthe bestaat de risicogroep uit 1795 mensen afkomstig uit 27 van de 29 risicolanden (tabel 15). Er wonen geen mensen afkomstig uit de Centraal Afrikaanse Republiek en Mali in Drenthe. Figuur 15. Verdeling risicolanden provincie Drenthe
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
31
De zes grootste gemeenschappen (>100 personen) van de risicogroep in Drenthe zijn afkomstig uit Somalië (491), Egypte (349), Nigeria (168), Ethiopië (137), D.R. Congo (121) en Soedan (101). Deze zes gemeenschappen vormen 76% van de totale risicogroep in Drenthe (figuur 15). De gemeenschappen afkomstig uit Somalië en Egypte zijn samen goed voor bijna de helft van de risicogroep in Drenthe (47%). Tabel 15 . Risicogroep en -landen in de provincie Drenthe Risicoland Totaal Totaal Totaal risicoland mannen vrouwen Somalië 491 283 208 Egypte 349 213 136 Nigeria 168 86 82 Ethiopië 137 72 65 D. R. Congo 121 66 55 Soedan 101 62 39 Sierra Leone 69 44 25 Guinee 55 41 14
Meisjes 0-20 jaar 96 96 56 36 32 26 14 5
Kenia Ghana Liberia Tanzania Kameroen Togo Ivoorkust Eritrea Senegal Oeganda Jemen (Azië) Gambia Benin Djibouti Niger Burkina Faso
38 35 34 32 30 20 14 14 11 11 11 11 11 9 8 6
21 16 20 15 19 10 7 6 6 6 6 5 9 <5 8 <5
17 19 14 17 11 10 7 8 5 5 5 6 <5 5 0 <5
9 8 9 8 8 6 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0 <5
Guinee Bissau Mauritanië Tsjaad Totaal provincie Drenthe
5 <5 <5
<5 <5 <5
<5 <5 0
<5 0 0
1795
1034
761
436
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
2.5.2. Risicogroep provincie Drenthe per gemeente In vijf van de twaalf Drentse gemeenten is de risicogroep groter dan 100 personen. De gemeente met de grootste risicogroep is de gemeente Emmen met 451 personen. Daarachter volgt de gemeente Assen met 436 personen (tabel 16). Emmen en Assen vormen samen bijna de helft van de totale risicogroep in Drenthe met 49,4%. Meppel, Hoogeveen en Coevorden hebben ook een risicogroep met meer dan 100 personen (respectievelijk 195, 148 en 140 personen). De verdeling hiervan is te zien in figuur 12. Van de gemeenten Emmen en Assen staan in de volgende paragraaf de totalen
32
Onderzoeksbureau CMO Groningen
per risicoland. Van de gemeenten Meppel, Hoogeveen en Coevorden zijn deze tabellen te vinden in bijlage 3. Tabel 16. Risicogroep provincie Drenthe per gemeente Gemeente in Risicogroep Totaal Drenthe per gemeente mannen Emmen 451 260 Assen 436 273 Meppel 195 95 Hoogeveen 148 81 Coevorden 140 80 Noordenveld 96 54 Aa en Hunze 81 54 Westerveld 63 38 Midden-Drenthe 53 27 Tynaarlo 49 29 Borger-Odoorn 44 22 De Wolden 39 21 Risicogroep 1034 provincie Drenthe 1795
Totaal vrouwen 191 163 100 67 60 42 27 25 26 20 22 18
Meisjes 0-20 jaar 107 101 64 34 21 30 16 15 15 11 11 11
761
436
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
Figuur 16. Verdeling risicogroep provincie Drenthe per gemeente
2.5.3. Totalen per risicoland gemeente Emmen In de gemeente Emmen vormt, met een derde van het totaal, de gemeenschap afkomstig uit Somalië de grootste risicogroep met 143 personen (tabel 17). Egypte vormt een vijfde van de risicogroep in de gemeente Emmen. Somalië en Egypte samen vormen ruim de helft van de risicogroep in de gemeente Emmen (figuur 17). De gemeenschappen afkomstig uit Nigeria, Ethiopië en Sierra Leone zijn groter dan 25 personen. Deze vijf landen samen vormen 72% van de risicogroep in Emmen.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
33
Tabel 17. Risicolanden in de gemeente Emmen Risicolanden Totaal per Totaal risicoland mannen
Totaal vrouwen
Meisjes 0-20 jaar
Somalië
143
77
66
30
Egypte
84
50
34
24
Nigeria
42
22
20
15
Ethiopië
31
16
15
7
Sierra Leone
25
17
8
5
Guinee
19
15
<5
<5
D.R. Congo
15
6
9
6
Kenia
11
6
5
<5
Togo
11
7
<5
<5
Ghana
11
5
6
<5
Liberia
10
6
<5
<5
Tanzania
10
5
5
<5
Kameroen
9
6
<5
<5
Soedan
8
6
<5
<5
Benin
6
6
0
0
Ivoorkust
5
<5
<5
<5
Senegal
<5
<5
<5
<5
Niger
<5
<5
0
0
Jemen
<5
<5
0
0
Eritrea
<5
0
<5
0
Mauritanië
<5
0
<5
0
Guinee Bissau
<5
<5
0
0
<5
0
0
260
191
107
Oeganda <5 Risicogroep gemeente Emmen 451
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
Figuur 17. Verdeling risicolanden gemeente Emmen
34
Onderzoeksbureau CMO Groningen
2.5.4. Totalen per risicoland gemeente Assen In tabel 18 en figuur 18 is te zien dat in de gemeente Assen de gemeenschap afkomstig uit Egypte het grootst is met 138 personen, dat is bijna een derde van de totale risicogroep in de gemeente Assen. Dit is anders dan alle andere grote gemeenten in Noord Nederland, waar de gemeenschap uit Somalië steeds het grootst is. De gemeenschappen uit Egypte, Nigeria, Somalië en Soedan vormen samen twee derde van de totale risicogroep in de gemeente Assen. D.R. Congo, Ethiopië en Sierra Leone vormen samen 16% van de totale risicogroep. De overige 18 landen vormen slechts 17% van het totaal. Tabel 18. Risicolanden in de gemeente Assen Risicolanden Totaal per Totaal risicoland mannen
Totaal vrouwen
Meisjes 0-20 jaar
Egypte
138
91
47
32
Nigeria
54
28
26
19
Somalië
52
32
20
8
Soedan
49
34
15
10
D.R. Congo
27
15
12
9
Ethiopië
23
12
11
6
Sierra Leone
21
14
7
<5
Guinee
8
7
<5
0
Ghana
8
<5
<5
<5
Jemen
8
<5
5
<5
Tanzania
7
<5
<5
<5
Oeganda
7
<5
<5
<5
Djibouti
5
<5
<5
<5
Kameroen
5
<5
<5
<5
Liberia
<5
<5
<5
0
Guinee Bissau
<5
<5
<5
<5
Ivoorkust
<5
<5
<5
<5
Senegal
<5
<5
0
0
Benin
<5
<5
0
0
Kenia
<5
<5
<5
<5
Eritrea
<5
<5
0
0
Burkina Faso
<5
<5
0
0
Mauritanië
<5
<5
0
0
Togo
<5
<5
0
0
Niger
<5
<5
0
0
436
273
163
101
Totaal gemeente Assen
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
35
Figuur 18. Verdeling risicolanden gemeente Assen
2.5.5. Bevolkingscijfers AZC’s provincie Drenthe In Drenthe bevinden de AZC’s zich in Gees (gemeente Coevorden), Emmen (gemeente Emmen), Geeuwenbrug (gemeente Westerveld) en Zweelo (gemeente Coevorden). De totale risicogroep in de AZC’s in Drenthe telt 409 personen (tabel 19). Meer dan de helft daarvan is afkomstig uit Somalië. Ook in Drenthe zijn, net als in Groningen en Friesland de AZC’s een belangrijke vindplaats voor mensen afkomstig uit de risicolanden van meisjesbesnijdenis. Tabel 19. Risicogroep in AZC’s in de provincie Drenthe Risicoland Totaal Totaal Onbekend risicoland Mannen Somalië 279 177 1 Guinee 34 24 0 Sierra Leone 22 17 0 Eritrea 16 10 0 Nigeria 15 5 0 Ethiopië 9 5 0 Soedan 7 <5 0 Liberia 5 <5 0 Togo 5 <5 0 Benin <5 <5 0 Guinee Bissau <5 0 0 Ivoorkust <5 <5 0 Kameroen <5 <5 0 Niger <5 <5 0 Burkina Faso <5 0 0 D.R.Congo <5 0 0 Gambia <5 <5 0 Mauritanie <5 <5 0 Tsjaad <5 <5 0 Uganda <5 0 0 Risicogroep 256 1 AZC’s Drenthe 409
Totaal Vrouwen 101 10 5 6 10 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0 <5 0 <5 <5 0 0 0 <5
Meisjes 0-20 jaar 33 5 <5 <5 5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0 <5 0 <5 <5 0 0 0 <5
152
64
Bron: Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, Den Haag 2009
36
Onderzoeksbureau CMO Groningen
2.6. Aanbevelingen voor het project in Noord Nederland 2.6.1. Samenvatting van de cijfers De totale risicogroep in Noord Nederland telt 7371 personen. Per provincie ziet dat er als volgt uit: In de provincie Groningen bestaat de totale risicogroep uit 2766 personen. Daarvan zijn de negen grootste gemeenschappen (>100 personen) afkomstig uit Somalië, Soedan, Egypte, Nigeria, Sierra Leone, D.R. Congo, Ethiopië, Ghana en Guinee. Zij vormen bijna 80% van het totaal. De gemeenten in de provincie Groningen waar de grootste risicogroep woont zijn de gemeenten Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Winschoten, Stadskanaal, Delfzijl en Pekela. In deze zes gemeenten samen woont 76% van de totale Groningse risicogroep. In Friesland telt de totale risicogroep 2810 mensen. Daarvan zijn de acht grootste gemeenschappen (>100 personen) afkomstig uit Somalië, Egypte, Nigeria, D.R. Congo, Sierra Leone, Soedan, Ethiopië, en Ghana. Zij vormen 76% van het totaal. De gemeenten in de provincie Friesland waar de grootste risicogroep woont zijn de gemeenten Leeuwarden, Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf, Tytsjerksteradiel, Sneek en Dongeradeel. In deze 7 gemeente samen woont 72% van de Friese risicogroep. In Drenthe telt de totale risicogroep 1795 personen. Daarvan zijn de zes grootste gemeenschappen (>100 personen) afkomstig uit Somalië, Egypte, Nigeria, Ethiopië, D. R. Congo en Soedan. Deze zes gemeenschappen vormen samen 76% van de totale risicogroep in Drenthe. De gemeenten in de provincie Drenthe waar de grootste risicogroep woont zijn de gemeenten Emmen, Assen, Meppel, Hoogeveen en Coevorden. In deze vijf gemeenten samen woont 76% van de Drentse risicogroep. Voor elke van de drie provincies geldt dat de AZC’s een belangrijke vindplaats vormen voor mensen uit de risicolanden. 2.6.2. Vergelijking uitgangspositie pilotgemeenten met Noord Nederland Landelijk is men in 2006 in de pilot-gemeenten aan de slag gegaan met de drie grootste gemeenschappen afkomstig uit de risicolanden Somalië, Egypte en Ethiopië (tabel 20). Ghana is in eerste instantie buiten beschouwing gelaten, omdat de prevalentie in land van herkomst erg laag is. Zoals al eerder is aangegeven zegt de prevalentie in land van herkomst weinig over de prevalentie in Nederland. Daarom hebben sommige pilotregio’s hun aandacht ook gericht op mensen afkomstig uit o.a. Ghana, Soedan en Eritrea. De aantallen van de gemeenschappen afkomstig uit Somalië, Egypte en Ethiopië destijds in Utrecht en Eindhoven zijn in omvang vergelijkbaar met de aantallen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe nu. Het totaal van de risicomeisjes in Noord Nederland is 1625, waarvan zich 662 meisjes in Friesland, 527 in Groningen en 436 in Drenthe bevinden.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
37
Tabel 20. Vergelijking pilotregio’s en Noord Nederland: omvang risicomeisjes 0-20 jaar In Nederland wonende meisjes 0-20 jaar Pilotafkomstig uit de landelijk 3 grootste risicoTotaal gemeente gemeenschappen Somalië Egypte Ethiopië Amsterdam 396 1026 274 1696 Rotterdam 686 59 312 1057 Den Haag 527 382 82 991 Tilburg 545 29 21 595 Utrecht 193 40 59 292 Eindhoven 218 29 29 276 Provincie Groningen 128 57 25 210 Friesland 172 87 18 277 Drenthe 96 96 36 228 Bron cijfers pilot-gemeenten: Van Montfoort, Woerden 2009 Bron cijfers Noord Nederland: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2009
2.6.3. Aanbevelingen Noord Nederland De aantallen in tabel 20 rechtvaardigen ook voor Noord Nederland de focus van het project op de gemeenschappen afkomstig uit Somalië, Egypte en Ethiopië. De gemeenschappen uit Somalië en Egypte vormen in Noord Nederland daadwerkelijk een groot aandeel in de totale risicogroep in Noord Nederland (40%). De gemeenschap afkomstig uit Ethiopië vormt echter een kleiner aandeel in de totale risicogroep, dan het aantal mensen afkomstig uit Nigeria, Soedan, D.R. Congo en Sierra Leone in Noord Nederland. Per provincie en per gemeente kan de nadruk dan ook beter gelegd worden op risicogemeenschappen die daar het meeste voorkomen. Waar mogelijk dient de projectgroep zich te richten op de totale risicogroep in een gemeente.
38
Onderzoeksbureau CMO Groningen
3. VGV-beleid: wie heeft waarin een verantwoordelijkheid? 3.1. VGV-Beleid 3.1.1. VGV-piramide Door alle activiteiten die de afgelopen jaren al hebben plaatsgevonden in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking is steeds duidelijker geworden waar goed VGV-beleid zich op moet richten. In de VGV-piramide, die is ontwikkeld in een evaluatie voor beleidsmakers (B&A Consulting bv, 2009), zijn vier niveaus van primaire doelgroepen te onderscheiden met een verschillend zwaartepunt.
Bron: B&A Consulting bv, 2009
De landelijke pilots hebben zich met name gericht op preventie en vroegsignalering, dus op de twee onderste niveaus van de piramide. Ook de twee bovenste lagen verdienen aandacht in een project dat de volle breedte van het VGV-probleem wil aanpakken. De aantallenpijl geeft aan dat de doelgroep waarop de preventieve aanpak zich richt, op de onderste trede van de piramide het meest omvangrijk is. Hoe hoger in de piramide hoe meer de aanpak zich concentreert op specifieke cases en personen, waarbij de urgentie toeneemt om te handelen.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
39
3.1.2. Beleidsdoelen VGV Om VGV in haar volle breedte aan te pakken dienen er acties ondernomen te worden, gericht op zowel primaire, secundaire, als tertiaire preventie. We formuleren de volgende beleidsdoelen: 1. Primaire preventie, het streven naar het effectief voorkomen van besnijdenis door: a. attitudeverandering bij de ouders b. attitudeverandering in de eigen gemeenschap c. attitudeverandering bij professionals d. vroegsignalering 2. Secundaire preventie: a. zorg voor het besneden meisje b. registratie en opvolging van signalen c. melding ‘kindermishandeling’ en actie binnen de justitiële keten 3. Tertiaire preventie: behandeling van klachten die ontstaan zijn na de besnijdenis bij meisjes die net besneden zijn en vrouwen die (lang) voor hun verblijf in Nederland besneden zijn. 3.1.3. Samenwerking met de doelgroep: Niet óver maar dóór! Uit de pilotprojecten en uit literatuur wordt, naast de geformuleerde beleidsdoelen en fasering van preventie, duidelijk, dat de aanpak van VGV staat of valt bij participatie van de doelgroep zelf. De veronderstelling hierbij is dat participatie een positieve invloed heeft op de gezondheid. Participatie is enerzijds een strategie voor gezondheidsbevordering en anderzijds een doel op zich (Verwey-Jonker Instituut, 2006). Activiteiten voor de doelgroep hebben de meeste kans van slagen als zij uitgevoerd worden door belangrijke personen uit de doelgroep zelf. Opbouwen van een netwerk met mensen uit de doelgroep vormt dan ook een cruciale peiler in VGV-beleid. In de voorlichting aan de doelgroepen is het de kunst om aangrijpingspunten te vinden om het over het onderwerp meisjesbesnijdenis te hebben. Met de deur in huis vallen is meestal niet de weg. Zo is er in Rotterdam samenwerking gezocht met jonge allochtone vrouwen en mannen. Zij worden getraind om meisjesbesnijdenis met leeftijdsgenoten te bespreken in de brede context van seksualiteit, intimiteit en interculturalisatie. Een brede kijk op de aanpak van VGV maakt het van belang om naast sleutelfiguren ook te zoeken naar boegbeelden in religieuze kring en de media. Religieuze leiders worden aangespoord om meisjesbesnijdenis te verwerpen en te benadrukken dat het niets te maken heeft met het geloof. Vanuit de pilots ontstond ook de behoefte om het onderwerp veel breder onder de aandacht te brengen in onze samenleving door massamediale voorlichtingsactiviteiten te ontplooien, zoals dat ook gebeurt bij huiselijk geweld (B&A Consulting bv, 2009).
40
Onderzoeksbureau CMO Groningen
3.2. Rad van samenwerking Welke groepen hebben een verantwoordelijkheid in de aanpak van VGV? Uit gegevens van de pilotprojecten komen we tot een overzicht van partijen die samen verantwoordelijk zijn voor de aanpak van VGV. In het evaluatieverslag van de zes pilot-projecten (B&A Consulting, 2009) spreekt men over het zogenaamde Rad van Samenwerking waar omheen de landelijke en lokale overheden hun verschillende rollen spelen. Dit rad bestaat uit 5 ketens, te weten: Keten van Zelforganisaties/sleutelpersonen en boegbeelden, Keten van onderwijs en kinderopvang, Medische keten, JGZ-keten en Justitiële Keten.
Bron: B&A Consulting bv, 2009
Naar recente inzichten over de aanpak van meisjesbesnijdenis van Pharos, de pilotprojecten en andere initiatieven elders in het land voegen we daar in dit onderzoek de Asielketen als aparte keten aan toe. Het belang hiervan komt duidelijk naar voren in het artikel in Phaxx (tijdschrift van Pharos, nr 2/2009) naar aanleiding van voorlichtingen over meisjesbesnijdenis die gegeven zijn in AZC’s in Oost Nederland: “In een AZC is het makkelijk om mensen bij de voorlichting te betrekken. Als ze eenmaal door Nederland verspreid zijn, kost het veel tijd en energie om mensen te bereiken.” en “Mensen die kort in een AZC wonen zijn net sponzen, zij zuigen alle nieuwe informatie op. Zij willen alles weten en vertellen het aan elkaar door.” De organisaties in de Asielketen vallen onder de Justitiële-, de JGZ- en de Medische keten, maar vormen een specifiek punt van aandacht bij de preventieve aanpak. In de pilotprojecten is daar niet tot nauwelijks aandacht aan besteed en dit werd achteraf als een gemiste kans gezien. Daarom wordt de Asielketen in dit rapport expliciet als zesde keten genoemd. De noodzaak van deelname van de keten van Zelforganisaties/ sleutelpersonen en boegbeelden hebben we in de vorige paragraaf al toegelicht.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
41
Bij de invulling van de ketens kunt u denken aan: 1. Keten van Zelforganisaties/sleutelpersonen en boegbeelden Boegbeelden zijn o.a. o Religieuze leiders o Bekende voortrekkers o Media o overig 2. Keten van onderwijs en kinderopvang o School-maatschappelijk werk o Kinderopvang o Peuterspeelzalen o Scholen (basisonderwijs en voortgezet onderwijs) o Schoolartsen o overig 3. Medische keten o Gynaecologen o Overige specialisten (urologen, plastisch chirurgen) o Verloskundigen/kraamverzorgers o Huisartsen o GGZ o Jeugdzorg o overig 4. JGZ-keten o GGD/JGZ 0-19 jaar o Thuiszorg o Preventieve Gezondheidszorg Asielzoekers o Maatschappelijk werk o Welzijnsorganisaties o Leger des Heils o Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) o Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) o overig 5. Justitiële keten o AMK o Raad van de Kinderbescherming o Politie o Openbaar Ministerie o Jeugdzorg o overig 6. Asielketen o Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) o Menzis o GGD Nederland (Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers, PGA) o Gezondheidscentrum voor Asielzoekers (GCA) o Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) o overig
42
Onderzoeksbureau CMO Groningen
3.3. Welke organisaties/ketens hebben wanneer een verantwoordelijkheid in de aanpak van VGV? Als we de beleidsdoelen combineren met de zes ketens komen we tot onderstaande inzichten. 3.3.1. Primaire preventie Het streven naar het effectief voorkomen van besnijdenis door o.a.: a. Attitude verandering bij de ouders • JGZ: o.a. door middel van het Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis (AJN) en de daarbij behorende folders ‘Mijn ouders zeggen nee’ in diverse talen tijdens alle contactmomenten • Artsen en verloskundigen: voorlichting geven over vroege en late risico’s van VGV op lichamelijk, psychisch en reproductief gebied • Opvanghuizen (Blijf van m’n lijf): voorlichting geven • AZC’s, ATC’s: voorlichting geven • Welzijnsinstellingen/Maatschappelijk werk: voorlichting geven • Gemeenten o Voorlichting aan nieuwkomers o Wetshandhaving o VGV opnemen in maatwerkdeel van het basistakenpakket (BTP) van de JGZ b. Attitude verandering in de gemeenschap • Zelforganisaties o Voorlichting aan ouders, vooral moeders, en meisjes o Ouders weerbaarder maken o Voorlichting aan de hele gemeenschap m.b.v. sleutelfiguren en regionale ambassadeurs • Geestelijk leiders: voorlichting over interpretatie van de geloofsvoorschriften • Scholen: o VGV opnemen in lessen over seksuele voorlichting o Aandacht voor lichamelijke integriteit en relationele vorming op school o Gebruik maken van lespakketten van Pharos/Rutgers Nisso Groep c. Attitude verandering bij professionals Ook bij professionals moet het onderwerp op hun netvlies staan als zij met de doelgroep in contact komen. Daarbij gaat het om: • Actief aankaarten • Bij alle meisjes at risk • Vanuit een respectvolle bejegening voor de eigen cultuur • Met een duidelijke boodschap: het mag niet • Met kennis van zaken • Handelen volgens de Meldcode en het Handelingsprotocol Deskundigheidsbevordering (geaccrediteerde trainingen) kan worden vorm gegeven met behulp van Pharos en FSAN voor alle ketenpartners.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
43
d. Vroegsignalering Het herkennen van de meisjes at risk, dus van signalen van een op handen zijnde besnijdenis: • Er circuleren geruchten over een komende besnijdenis o O.a. Leerkrachten, eigen gemeenschap, jongerenwerk, JGZ, AZC • Het meisje laat voorzichtig zelf iets los o O.a. Leerkrachten, eigen gemeenschap, jongerenwerk, JGZ, AZC • Een op handen zijnde vakantie in combinatie met andere aanwijzingen o O.a. Leerkrachten, eigen gemeenschap, jongerenwerk, JGZ 3.3.2. Secundaire preventie Het zo vroeg mogelijk opsporen van besneden meisjes en het signaleren van de gevolgen van de ingreep om vervolgens hulp te kunnen bieden, zowel voor lichamelijk als psychische problemen. Gelijktijdig volgt melding en actie binnen de justitiële keten vanwege kindermishandeling. Bij secundaire preventie gaat het om: a. Herkennen van signalen dat een meisje besneden is, registratie en opvolging van deze signalen. Het Gespreksprocotol Meisjesbesnijdenis geeft handvatten voor de JGZ. Er is een signaalwijzer voor leerkrachten door de AJN ontwikkeld. Relevante partijen zijn o.a. JGZ, onderwijs, medische disciplines, leerplichtambtenaar, jongerenwerk, welzijnsorganisaties, maatschappelijk werk. b. Zorg voor het besneden meisje: medische en psychische begeleiding bieden waar nodig, eventueel doorverwijzen voor behandeling (tertiaire preventie). c. Melding en actie binnen de justitiële keten Er is een melding gedaan van een slachtoffer van meisjesbesnijdenis. Onder andere de volgende organisaties zijn vervolgens betrokken bij een goede afhandeling van de melding: • Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) • Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld • (Zeden)Politie • Openbaar Ministerie • Raad voor de Kinderbescherming • Organisaties met een meldplicht (in de volgende paragraaf wordt hier verder op in gegaan)
44
Onderzoeksbureau CMO Groningen
3.3.2.1. Organisaties met een meldplicht 23 Landelijk wordt gewerkt aan een Wet meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze meldcode wordt verplicht gesteld voor instellingen en professionals in de volgende sectoren: o Gezondheidszorg o Onderwijs o Kinderopvang o Maatschappelijke ondersteuning o Jeugdzorg o Justitie o Politie Instellingen stellen zelf hun meldcode vast met inachtneming van de eisen die daaraan in de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling zullen worden gesteld. Instellingen moeten er verder voor zorgen dat professionals in hun instellingen ook met de meldcode kunnen werken. Dit is voor veel organisatie nog in ontwikkeling. Van professionals wordt verwacht dat zij de meldcode bij hun werkzaamheden betrekken en alert zijn op signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hoe eerder professionals geweld signaleren, hoe eerder slachtoffers hulp kunnen krijgen. Voor het melden van kindermishandeling bestaan de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling. Voor het melden van huiselijk geweld bestaat op dit moment nog geen meldpunt. De Wet meldcode zal voorstellen daar verandering in te brengen. Voor de meldpunten huiselijk geweld zal worden aangesloten bij de 35 bestaande Steunpunten Huiselijk Geweld. Zij krijgen onder andere onderzoeksbevoegdheid, zodat naar aanleiding van een melding actie kan worden ondernomen. 3.3.2.2. Handelingsprotocol VGV bij minderjarigen Er is in augustus 2009 door Pharos een Handelingsprotocol vrouwelijke genitale verminking bij minderjarigen tot stand gekomen met medewerking van een adviescommissie waarin vertegenwoordigers zaten van betrokken partijen. De deelnemers kwamen van politie, AMK, Raad voor de Kinderbescherming, Pharos, FSAN en een aantal projectleiders van de preventieprojecten VGV van de GGD’en in de 6 pilotregio’s. Dit protocol wordt onderschreven door de Ministeries van VWS, Jeugd en Gezin en Justitie (Raad voor de Kinderbescherming), de GGD Nederland en de branche commissie Bureaus Jeugdzorg van de MOgroep Jeugdzorg. Dit Handelingsprotocol kan gebruikt worden tot het afgestemd wordt op de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals voorgesteld door het kabinet. Het Handelingsprotocol is bedoeld voor iedere professional en vrijwilliger die te maken krijgt met (een vermoeden van) vrouwelijke genitale verminking bij minderjarigen: zij moeten weten hoe te handelen en wij zij daarbij op welk moment kunnen inschakelen (Pharos, 2009).
23
Informatie afkomstig van de website www.meldcode.nl
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
45
3.3.3. Tertiaire preventie Onder tertiaire preventie verstaan we behandeling van klachten die ontstaan zijn na de VGV (medisch en psychosociaal). Tertiaire preventie richt zich naast behandeling van besneden meisjes ook op klachten bij vrouwen die reeds (lang) voor hun verblijf in Nederland zijn besneden. In de pilotprojecten was er nog weinig aandacht voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van reeds lang geleden besneden vrouwen. De primaire preventie vormde het speerpunt. Dit kwam tijdens de evaluatie van de projecten naar voren. Met ondersteuning door Pharos wordt daar nu meer de aandacht op gevestigd, omdat het als gemis wordt ervaren. Relevante partijen bij tertiaire preventie van VGV zijn o.a. verloskundigen, kraamverzorgers, huisartsen, gynaecologen, psychologen en seksuologen en overige medisch specialisten (o.a. urologen en plastisch chirurgen). 3.4. Aanbevelingen en sociale kaart De informatie in dit hoofdstuk biedt per beleidsdoel (primair, secundair en tertiair) aanknopingspunten wie, waarvoor verantwoordelijk is cq. een rol kan spelen en wat nog verder uitgewerkt kan worden in concrete activiteiten. De taak van elke ketenpartner is: • Attitudeverandering in gang zetten • Herkennen van meisjes at risk • Herkennen besneden meisjes en vrouwen • Handhaven Nederlands beleid • Deskundigheidsbevordering Aanbeveling van de onderzoeker is om meerdere werkgroepen te vormen, bijvoorbeeld per beleidsdoel een werkgroep, om met de problematiek aan de slag te gaan. Op die manier doe je recht aan de complexiteit van de aanpak van vrouwelijke genitale verminking. Naast deze aanknopingspunten is er op basis van de gegevens in dit hoofdstuk een lijst met relevante organisaties in de drie noordelijke provincies ontwikkeld. Waar mogelijk, is deze ingevuld met aandachtsfunctionarissen. De lijst kan als sociale kaart dienen voor de projectgroep(en) en verder aangepast en ingevuld worden. Beheer en inzage ervan is mogelijk via de projectleider cq de stuurgroep van het project.
46
Onderzoeksbureau CMO Groningen
4. Welke bestaande interventies, signalen, kennis en ervaring zijn er in het noorden? 4.1. Eerste oriëntatie In dit hoofdstuk treft u een overzicht aan van preventie- en voorlichtingsactiviteiten met als thema meisjesbesnijdenis/VGV in Nederland. Eerst staan de activiteiten vermeld die een internationaal karakter hebben. Van daaruit maken we de overstap naar landelijke activiteiten. We sluiten af met een overzicht van activiteiten die hebben plaatsgevonden/binnenkort gaan plaatsvinden in Noord Nederland. Het overzicht is niet-uitputtend. Het is een eerste inventarisatie van activiteiten op het thema meisjesbesnijdenis/VGV die reeds georganiseerd zijn en waar het projectteam kennis van kan nemen en haar voordeel mee kan doen in de uitvoering van haar project. 4.2. Internationale en landelijke activiteiten 4.2.1. Internationale dag tegen meisjesbesnijdenis De Internationale dag tegen meisjesbesnijdenis werd op 6 februari 2003 in Addis Abeba, Ethiopië, uitgeroepen. Deze dag is symbool komen te staan voor het internationale verzet tegen de uitvoering van meisjesbesnijdenis en wordt in steeds meer landen gevierd. Sinds 6 februari 2004 worden er in Nederland ook elk jaar activiteiten georganiseerd die in het teken staan van de preventie van meisjesbesnijdenis. 4.2.2. Pharos Pharos houdt zich in nauwe samenwerking met groepen in de Afrikaanse gemeenschap en een internationaal netwerk al meer dan vijftien jaar bezig met het bestrijden van meisjesbesnijdenis, onder meer door: • Opleiden van sleutelpersonen in deze gemeenschappen • Educatie professionals in de ketens (o.a. geaccrediteerde trainingen) • Voorlichtings- en lesmateriaal ontwikkelen • Onderzoek initiëren en stimuleren • Politieke Lobby • Expertmeetings op dit onderwerp organiseren • Deelname aan en initiëren van de ontwikkeling van protocollen • Op internationaal niveau kennis en ervaring uitwisselen Pharos is in haar activiteiten onlangs gestart om ook ervaringen uit het buitenland (o.a. uit Afrikaanse en Europese landen) mee te nemen in de strijd tegen vgv in Nederland. De precieze vorm en inhoud van de activiteiten zal in de loop van 2010 verder vorm en inhoud gaan krijgen. 4.2.3. Landelijke conferentie 25 november 2009 Staatssecretaris Bussemaker (VWS) hield op 25 november tijdens de landelijke conferentie “Uniting Europe and Africa to fight Female Genital Mutilation” een pleidooi voor meer samenwerking tussen Europese en Afrikaanse landen, om het thema hoger op de Europese agenda te zetten, en een oproep voor VGV-prevalentiecijfers in Europa. Ook Minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking benoemde VGV als internationaal probleem: “Afrika, Europa en Nederland hebben een gezamenlijk probleem. VGV is een ernstige vorm van verminking die we in samenwerking met elkaar moeten aanpakken”.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
47
4.2.4. Verklaring tegen meisjesbesnijdenis Staatssecretaris Bussemaker maakte op de conferentie van 25 november j.l. ook haar plannen bekend voor de aanpak in Nederland in het komende jaar: de invoering van een Verklaring tegen meisjesbesnijdenis bedoeld voor vrijwillige ondertekening door ouders van meisjes uit de risicolanden. Zij kunnen dan met deze verklaring aangeven dat zij hun dochter niet laten besnijden in het buitenland. Deze verklaring waarschuwt ook familie in het land van herkomst dat besnijdenis in Nederland strafbaar is. 4.2.5. Ambassadeurs Ook kondigde Staatssecretaris Bussemaker op 25 november j.l. vier ambassadeurs aan, die zich in gaan zetten in de strijd tegen meisjesbesnijdenis in Nederland en daarbuiten: Zahra Naleie, Alem Desta, James Owie en Dalia AbulRahman. Deze activiteit komt voort uit de Nee tegen VGV-beweging die is ontstaan vanuit de zelforganisaties (§4.2.7.). 4.2.6. Bespreekbaar maken van VGV: lesmap en gespreksprotocollen De afgelopen jaren zijn er al verschillende initiatieven ondernomen om meisjesbesnijdenis bespreekbaar te maken. Zo is er een lesmap ontwikkeld door de Rutgers Nisso Groep en Pharos. Er is een Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis ontwikkeld door de Artsen (vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN). Dit protocol is een handleiding voor artsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg om, ter preventie van meisjesbesnijdenis, vanaf het eerste contact, gestructureerd een gesprek te voeren met ouders en familie van meisjes uit risicolanden (AJN, 2005). 4.2.7. Activiteiten FSAN i.s.m. Pharos en VON 24 Al sinds 1996 maakt FSAN zich sterk in de strijd tegen meisjesbesnijdenis. In de afgelopen tien jaar zijn er (in samenwerking met andere instellingen onder andere Pharos en VON) verschillende projecten opgezet om meisjesbesnijdenis bespreekbaar te maken en door middel van voorlichting te voorkomen dat het gebruik nog wordt gepraktiseerd. FSAN treedt vaak op als vertegenwoordiging van zelforganisaties, dus niet alleen voor de Somalische zelforganisaties. Hieronder volgt een beknopt overzicht 25 : • Voorlichtingscampagne: ‘Bespaar uw dochter de pijn van besnijdenis’. Gestart in 1996. Er werden dertig voorlichtingsbijeenkomsten gehouden, elk in een andere Nederlandse stad. • Project ‘Vrouwenbesnijdenis in Nederland. Van beleid naar praktijk’ van september 2000 tot december 2002. Dit project is voortgekomen uit de samenwerking tussen Pharos en FSAN gefinancierd door het Ministerie van VWS. Het is een voorlichtingsproject gericht op de Somalische gemeenschap in Nederland en Nederlandse medische professionals. Hiervoor zijn zeventien sleutelfiguren en twaalf voorlichters uit de Somalische gemeenschap getraind. 24 25
Vluchtelingen Organisatie Nederland Uitgebreide informatie hierover is terug te vinden op de website van FSAN, www.fsan.nl
48
Onderzoeksbureau CMO Groningen
•
•
•
•
•
• •
Platform Aanpak Vrouwenbesnijdenis. Opgericht in januari 2001 als onderdeel van het project ‘Vrouwenbesnijdenis in Nederland. Van beleid naar praktijk’. Dit Platform bestaat uit de organisaties Pharos, Defence for Children International en FSAN. Samen maken ze zich sterk op het gebied van de preventie van meisjesbesnijdenis door middel van de volgende activiteiten: o Organiseren van preventie- en voorlichtingsprogramma’s o Activeren van internationale samenwerking o Onderzoek naar meisjesbesnijdenis in de Nederlandse context o Bevordering van deskundigheid van (medische) professionals Om anderen hierbij te betrekken is een Klankbordgroep opgericht bestaande uit Nederlandse en Afrikaanse betrokkenen. Project ‘Netwerk sleutelfiguren en contactpersonen vrouwenbesnijdenis’. Dit is een vervolg op het project ‘Vrouwenbesnijdenis in Nederland. Van beleid naar praktijk’. Dit project liep van september 2003 tot december 2004. Wederom stond de preventie van meisjesbesnijdenis binnen de Somalische risicogroepen in Nederland centraal. Project ‘Krachtig op eigen wijze’. Dit project richtte zich op Soedanezen in Nederland. Hiervoor werden acht sleutelpersonen opgeleid. De sleutelpersonen maakten huisbezoeken in de eigen omgeving. IDIL-project. De opgedane kennis en ervaring uit de eerdere projecten gericht op Somaliërs en Soedanezen in Nederland gaat men nu overbrengen op andere Afrikaanse organisaties in Nederland. Dit project liep van begin september 2005 tot eind augustus 2007. FSAN wisselt opgedane kennis en ervaring ook uit met een aantal Europese organisaties, waaronder partners uit België, Italië en Denemarken. FSAN heeft deelgenomen aan drie internationale projecten o.a. IFTIIN, het ‘empowered’ maken van etnische vrouwen in Europa op het gebied van gezondheid en het opvoeden van kinderen; en de totstandkoming van het stripboek ‘Diariatou ten opzichte van traditie’. FSAN is een van de initiatiefnemers voor het organiseren van activiteiten in Nederland op de Internationale dag tegen meisjesbesnijdenis. FSAN is ondersteund door Pharos onlangs begonnen met de landelijke Nee tegen VGV-beweging op te zetten. Deze is ontstaan vanuit de zelforganisaties. FSAN wil met deze beweging proberen de collectieve druk om te besnijden om te buigen naar een collectieve druk om niet te besnijden.
4.2.8. Resultaten uit de pilotregio’s De afgelopen jaren zijn in de 6 pilotregio’s professionals uit (medische) beroepsgroepen getraind door FSAN en Pharos. Ook buiten deze regio’s heeft op vraag van verschillende organisaties deskundigheidsbevordering plaatsgevonden. FSAN en Pharos werken nauw samen met de GGD en de lokale zelforganisaties in de pilotregio’s. Pharos en FSAN
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
49
bieden op aanvraag trainingsaanbod (geaccrediteerd) op het gebied van VGV 26 . Naast de pilotregio’s heeft in Gelderland onder leiding van Osmose het project Aanpak Meisjesbesnijdenis in Gelderland plaatsgevonden. Het project richtte zich op informatievoorziening en voorlichting aan de risicogroep en de beroepskrachten die in aanraking komen met meisjesbesnijdenis. Er hebben o.a. een viertal seminars plaatsgevonden, deskundigen zijn geïnterviewd en er is een film gemaakt (Osmose, 2007). Ook hebben er in Gelderland voorlichtingen plaatsgevonden in AZC’s over meisjesbesnijdenis (Phaxx, nr 2. 2009). Middels het evaluatierapport na drie jaar pilotprojecten (B&A Consulting bv, 2009) en de activiteiten van het afgelopen jaar komen we tot slot nog tot de volgende opsomming van resultaten waar Noord Nederland haar voordeel mee kan doen. In de eerste plaats wordt het thema meisjesbesnijdenis in de bredere context van kindermishandeling geplaatst, om een geïsoleerde benadering te voorkomen en los van bestaande structuren te werken. Wel wordt er op gehamerd dat VGV als een bijzondere vorm van kindermishandeling wordt gezien, om ondergesneeuwd raken te voorkomen. In de tweede plaats wordt gezocht naar de koppeling van VGV aan relevante thema’s zoals gezondheid, opvoedingsvraagstukken, inburgering, interculturalisatie, geloof, seksualiteit en intimiteit en empowerment van vrouwen, om het meer kans van slagen te geven. Ten derde geven we een overzicht van kansrijke fundamenten die zijn en worden gelegd in de professionele ketens in de aanpak van VGV: • De beroepsgroepen in de zorg (KNMG, NVOG, KNOV, LHV, AJN) zijn eensgezind in hun standpunt en werken volgens veldnormen en meldcodes. De Inspectie voor Volksgezondheid geeft een duidelijk overzicht in het bulletin over VGV dat in februari 2008 is gepubliceerd. • Het AMK begint beter aangesloten te raken op het onderwerp • Bij de grote politiekorpsen worden in opdracht van de minister van Justitie, units Multi Etnisch Politiewerk (MEP) geformeerd met deskundigheid op het terrein van eergerelateerd geweld. De coördinatoren van deze units staan straks in contact met het Expertisecentrum dat landelijk wordt opgezet. • In de preventiesfeer opereert Pharos als Landelijk Focal Point om kennis en ervaring over te dragen aan ketenpartners. • Duidelijker is voor het voetlicht gebracht dat er zowel civielrechtelijke (ondertoezichtstelling, voorlopige voogdij) als vreemdelingrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen kunnen worden toegepast in het kader van meisjesbesnijdenis • Tot voor kort vonden er weinig specifieke activiteiten op tertiaire preventie plaats, maar ook in de medische keten komt meisjesbesnijdenis nu prominenter op de agenda. Er is het afgelopen jaar een expertmeeting georganiseerd in het teken van
26
Pharos Preventie VGV meerjarenproject 2009-2012.
50
Onderzoeksbureau CMO Groningen
•
zorg aan slachtoffers. Pharos is onlangs landelijk begonnen om ook deze vorm van preventie in de bestaande ketens te implementeren. Het ontwikkelde ‘Handelingsprotocol vrouwelijke genitale verminking bij minderjarigen’, dat duidelijkheid beoogt te scheppen over de rollen, taken en verantwoordelijkheden van ketenpartners als het gaat om melden, onderzoek uitvoeren, aangifte doen en maatregelen treffen. In dit protocol is het AMK de spil in het verder brengen van signalen.
4.3. Activiteiten in Groningen, Friesland en Drenthe Er hebben de afgelopen jaren diverse activiteiten met betrekking tot meisjesbesnijdenis plaatsgevonden in de drie noordelijke provincies. Daarnaast vinden er een aantal aan het onderwerp gerelateerde activiteiten plaats. We geven een overzicht: 4.3.1. Zelforganisaties Tijdens de uitvoerende fase van het landelijke project ‘Van Beleid naar Praktijk’ 2000-2002 gericht op preventie en voorlichting over vrouwenbesnijdenis waren drie pilotplaatsen opgenomen waaronder Groningen en Leeuwarden. Daar zijn sleutelpersonen getraind door FSAN en Pharos. Na de pilotfase van het project zijn deze plaatsen niet meer bij het project en het vervolg ervan betrokken geweest. In Groningen zijn het voornamelijk de Somalische zelforganisaties die het voortouw hebben genomen. In Leeuwarden werd met name op persoonlijke basis door de Somalische sleutelpersonen gewerkt. In Groningen is destijds een grote startbijeenkomst gehouden. Veel Somaliërs zijn gekomen. Er werden een aantal lezingen gehouden over achtergronden van besnijdenis, ontwikkelingen in de wereld en voornamelijk in Nederland, de religieuze aspecten, de gevolgen voor de gezondheid en er waren gedichten, muziek, dansacten en Somalische hapjes. Er hebben daarna een aantal voorlichtingsbijeenkomsten plaatsgevonden, maar de continuïteit is uitgebleven. Tevens zijn al deze sleutelpersonen door de tijd vertrokken, verhuisd of gestopt. In de gemeente Emmen was in dezelfde periode (2000) een Somalische vrouw actief in de strijd tegen meisjesbesnijdenis. Zij richtte de Stichting Landelijke Organisatie Cawiye op en was lid van de landelijke Klankbordgroep van FSAN. Deze dame is een jaar of 6 geleden verhuisd en daarmee is de Stichting opgehouden te bestaan. 4.3.2. AMK Personeel van de AMK’s in het noorden hebben een bijscholing van Pharos gehad. Het gaat om de Basistraining Juridische keten en de Terugkomdag Juridische Keten. Waarbij het doel is vergroten van kennis van wet- en regelgeving, uitvoering geven aan het Handelingsprotocol, afstemming en samenwerking van de verschillende doelgroepen en verdieping van de opgedane kennis. 4.3.3. GGD’en GGD Fryslân heeft het afgelopen jaar onder de noemer ‘Kleurrijk Samenspel’ gezondheidsvoorlichting op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg georganiseerd voor allochtone vrouwen. De
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
51
voorlichtingen zijn gedaan door een groep speciaal hiervoor getrainde vrouwen afkomstig uit de doelgroep. Tijdens deze voorlichtingen is o.a. het thema meisjesbesnijdenis behandeld. De gemeenten Smallingerland en Leeuwarden gaan deze activiteiten in de bredere context van ‘participatie’ de komende jaren voortzetten. JGZ Groningen 0-4 jaar werkt reeds met het Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis (Pharos, 2005) en registreren VGV in het Elektronisch Kind Dossier (EKD). De drie noordelijke GGD’en zijn onlangs gestart met een aan VGV gerelateerd onderzoek. De GGD’en willen graag weten hoe het is gesteld met de seksuele gezondheid van niet-westerse allochtone Nederlanders in de drie provincies. De thema’s die onderdeel vormen van het onderzoek zijn onder andere seksueel gedrag en seksuele beleving, geboorteregeling, ongewenste zwangerschap, anticonceptie, tienerzwangerschappen, abortus, seksueel geweld, SOA/HIV risico- en beschermingsgedrag en zorgbehoefteen zorggebruik (seksualiteitshulpverlening). 4.3.4. Stichting Sencerité Groningen Het bestuur van de Stichting Sencerité is vanaf 2004 in Nederland bezig met de bestrijding van meisjesbesnijdenis. Ook in Guinee, land van herkomst van de oprichtster, hebben activiteiten plaatsgevonden. Het bestuur van de stichting is ervaringsdeskundig en kan ondersteuning bieden aan hulpverleners. 4.3.5. Maatschappelijk Juridische Dienstverlening Groningen Bij de MJD in Groningen vinden veel activiteiten plaats gericht op allochtonen, waaronder gemeenschappen afkomstig uit de risicolanden. De activiteiten hebben zich af en toe specifiek gericht op het bespreekbaar maken van VGV. Er zijn in de diverse Groninger wijken vrouwencentra waarin interculturele vrouwengroepen, Jasmijn gezond en het Alphacollege samenwerken op diverse thema’s (o.a. gezondheidsvoorlichting). Hier is meisjesbesnijdenis ook wel eens onderwerp van gesprek geweest. De MJD heeft een ondersteuningstaak voor alle zelforganisaties in de gemeente Groningen. De MJD is de trekker van een Multicultureel Netwerk Groningen. Hier komen professionals samen om kennis en expertise uit te wisselen op het gebied van activiteiten voor allochtonen. 4.3.6. Sinne Welzijn in Leeuwarden (voorheen HWL) en De Klaproos Bij Sinne Welzijn in Leeuwarden vinden diverse activiteiten voor allochtonen plaats. Voor allochtone vrouwen worden deze met name georganiseerd vanuit De Klaproos, het multicultureel ontmoetings-, informatie- en activiteitencentrum voor vrouwen in Leeuwarden. Hier is het bespreekbaar maken van VGV af en toe onderwerp van de activiteiten. 4.3.7. Maatschappelijke Onderneming Smallingerland (MOS) Als gemeentebrede stichting voor het welzijnswerk in is MOS actief op verschillende gebieden, onder andere voor allochtone inwoners van Smallingerland. Hier is het thema VGV, net als bij de MJD (§4.3.7.) en SWL (§4.3.6.) af en toe onderwerp van de activiteiten.
52
Onderzoeksbureau CMO Groningen
4.3.8. Voorlichting in AZC’s in Friesland In de Friese AZC’s vinden voorlichting over meisjesbesnijdenis plaats voor asielzoekers door asielzoekers met ondersteuning van de Preventieve Gezondheidszorg Asielzoekers van de GGD Fryslân. 4.3.9. Fier Fryslân Bij Fier Fryslân wordt binnenkort een training voodoo en VGV gegeven, omdat ze daar tegen aan lopen bij de aanpak van mensenhandel. Veel slachtoffers hebben angst voor besnijdenis of klachten daarvan en prostitutiewerk zal deze klachten niet bevorderen. VGV komt meer naar voren binnen Fier Fryslân doordat ze vaker mensenhandelzaken van West Afrikaanse vrouwen via het AZC binnenkrijgen. De cursus is voor medewerkers van Fier Fryslân, waarbij ook enkele leden van het netwerk zijn uitgenodigd (o.a. politie, Vluchtelingenwerk, GGZ, Nidos). Voor de training wordt gebruik gemaakt van zowel eigen materiaal als materiaal van Pharos. Ook in Zahir, het opvanghuis van Fier Fryslân voor slachtoffers van eergerelateerd geweld, verblijven soms meisjes op de vlucht voor besnijdenis. 4.3.10. Verwijsindex/Zorg voor Jeugd Groningen Dit project/samenwerkingsverband is niet specifiek rondom VGV, maar vormt mogelijk een belangrijk netwerk om aansluiting bij te zoeken. De 25 Groninger gemeenten (verdeeld in 8 regio's) en de provincie Groningen voeren momenteel de Zorg voor Jeugd Groningen (de provinciebrede verwijsindex) in. Met het systeem worden problemen bij jeugdigen in de leeftijd van 0-23 jaar in een vroegtijdig stadium gesignaleerd en vervolgens wordt de coördinatie van zorg georganiseerd. Op deze manier moeten risico's met jeugdigen worden geminimaliseerd. Alle instellingen in de jeugdhulpverlening zijn betrokken bij het project (zoals Bureau Jeugdzorg, politie, huis- en kinderartsen, justitiële inrichtingen, jeugdzorgaanbieders, maatschappelijk werk, onderwijs, peuterspeelzalen en ZAT's). Ook wordt er een verbinding gelegd met de ontwikkelingen van de Centra voor Jeugd en Gezin in de provincie Groningen. Zorg voor Jeugd Groningen (ZVJG) wordt aangesloten op de landelijke verwijsindex. De ketenregistraties en signalen worden doorgegeven aan de landelijke verwijsindex. Deze verwijsindex brengt professionals boven provinciale grenzen bij elkaar. 4.3.11. Informatie Centrum Gynaecologie i.s.m. Jasmijn Een aan VGV gerelateerde activiteit vindt plaats in samenwerking tussen het ICG en Jasmijn, Vrouwencentrum Groningen. Op 4 november 2009 is het ICG met een spreekuur voor allochtone vrouwen gestart. Dit vindt twee keer per maand plaats op woensdagochtend bij Jasmijn. De hulp is gratis. 4.3.12. Vrouwen-Project ‘Samen Verder’ in Selwerd-Paddepoel-TuinwijkVinkhuizen i.s.m. Noorderpoort Het project ‘Samen Verder’ is een project voor en door vrouwen. Elke week ontmoeten een groep allochtone vrouwen uit Selwerd-Paddepoel-Tuinwijk en Vinkhuizen en een groepje Nederlandse vrouwen (vrijwilligers) elkaar. Ze praten met elkaar in kleine groepjes aan de hand van diverse thema’s.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
53
Een docent van het Noorderpoort begeleidt de groep en reikt ideeën aan. De mensen die bij het project betrokken zijn, willen samen bouwen aan een toekomst waarin er meer begrip is tussen mensen uit verschillende culturen. 4.3.13. Home-Start 27 Home-Start is een programma voor opvoedingsondersteuning. Ervaren en getrainde vrijwilligers bieden ondersteuning, praktische hulp en vriendschap aan ouders met ten minste één kind van 6 jaar of jonger. De gezinnen geven zelf aan op welke gebieden zij steun wensen: hun vragen staan centraal. Van het programma-ministerie Jeugd & Gezin krijgt HomeStart in 2010 geld om elf promotieteams op te zetten. De oprichters gaan in elke provincie Home-Start promoten met een team van coördinatoren, ondersteuners, vrijwilligers en ouders. Zij worden getraind en begeleid door deskundigen. Het landelijk steunpunt van Home-Start begint in januari met de werving en samenstelling van de promotieteams. 4.4. Tot slot Zoals de activiteiten die beschreven staan in de laatste vier paragrafen zullen er waarschijnlijk nog veel meer zijn in de drie noordelijke provincies. Het voert te ver om in dit onderzoek een uitputtend overzicht te geven van alle aan VGV gerelateerde activiteiten. Wat belangrijk is om te constateren is dat bij veel van deze activiteiten een afstemming gemaakt zou kunnen worden met de aanpak van VGV waar we mee aan de slag willen in Noord Nederland. Wij hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. Er is landelijk veel kennis en expertise opgedaan met de aanpak van VGV waar wij ons voordeel mee kunnen doen. Daarnaast zijn er al veel interessante activiteiten en initiatieven ontwikkeld in de regio waar wij met de aanpak van VGV in Noord Nederland ook bij aan kunnen sluiten. Laten we vooral gebruik maken van elkaars kennis en kunde en een gezamenlijke vuist maken tegen vrouwelijke genitale verminking in Noord Nederland!
27
Informatie afkomstig van www.home-start.nl
54
Onderzoeksbureau CMO Groningen
5. Literatuurlijst • •
•
•
• • • • • •
• •
AJN, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland, van EerdenburgKeuning I.A., e.a.; Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis, juni 2005. Asperen S. van,. Read L., Sanjuan M.; De prevalentie van besneden vrouwen in de eerstelijns verloskundigenpraktijk in Nederland en het beleid door eerstelijns verloskundigen bij een besneden vrouw; Verloskunde Academie Amsterdam; Amsterdam, april 2008 B&A Consulting bv. Koert J. van, Rottier R. en Bosch - van Toor M.; “Samen voor één doel: het voorkomen van besnijdenis van dat kleine meisje” Drie jaar pilots VGV en nu? Evaluatie met een handreiking voor beleidsmakers.; Den Haag, 2009. CMO Groningen, Partoer CMO Fryslân en Enova Drenthe; Papma M., van der Feen N. en Mijnlieff M.; Vrouwelijke Genitale Verminking/Meisjesbesnijdenis Aanpak Noord Nederland; januari 2009. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Burg van der K.; Declaration of the Conference ‘Uniting Europe and Africa to fight Female Genital Mutilation; Den Haag, 25 november 2009. Osmose; Hulsker J.; Zo moeder, zo dochter? Meisjesbesnijdenis in Gelderland; Arnhem, november 2007. Pharos /FSAN; Nienhuis G., Hendriks M. en Naleie Z.; Zware dingen moet je voorzichtig duwen. Achtergronden, gevolgen en aanpak meisjesbesnijdenis; 2007-2008, Utrecht/Amsterdam. Pharos, e.a.; Handelingsprotocol vrouwelijke genitale verminking bij minderjarigen. Uitleg en handvatten bij Ketenaanpak.; Utrecht, juli 2009. Phaxx, kwartaalblad Pharos; Jaargang 16, nummer 2/2009 TNO. Korfker D., Rijnders M. en Detmar S.; Retrospectief onderzoek naar de prevalentie van Vrouwenbesnijdenis of VGV (vrouwelijke genitale verminking) in de verloskundigenpraktijk in 2008; Leiden, mei 2009 Van Montfoort. Burik van A.E. en Persoon A.M.; Opbrengsten pilotprojecten VGV. Eindrapport procesevaluatie preventieprojecten meisjesbesnijdenis; Woerden, juli 2009 Verwey-Jonker Instituut/NIGZ. Vliet van K., de Gruijter M. en Singels L.; Diversiteit in participatie in gezondheidsbevordering. Verkennende studie.; Doelgroepparticipatie allochtonen voor het programma Gezond Leven van ZonMw; Utrecht/Woerden, 2006.
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
55
56
Onderzoeksbureau CMO Groningen
6. Bijlagen Bijlage 1. Typen meisjesbesnijdenis, bron: Pharos
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
57
58
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Bijlage 2. Definities en begripsbepalingen 2.1. Allochtoon Persoon van wie ten minste een ouder in het buitenland is geboren 2.2. Niet-westerse allochtoon Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azie (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije. 2.3. Herkomstgroepering Kenmerk dat weergeeft met welk land een persoon verbonden is op basis van het geboorteland van de ouders of van zichzelf. 2.4. Inwoner Persoon behorende tot de bevolking van een bepaald gebied. Toelichting: In de CBS-bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente. In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente ’s-Gravenhage. In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven. Bron: www.cbs.nl
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
59
60
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Bijlage 3. Aanvullende cijfers CBS 2009 Provincie Groningen: gemeente Groningen (3.1), gemeente Hoogezand-Sappemeer (3.2), gemeente Winschoten (3.3), gemeente Stadskanaal (3.4), gemeente Delfzijl (3.5) en gemeente Pekela (3.6). Bijlage 3.1. Risicogroepen in de gemeente Groningen Risicoland Totaal Totaal risicogroep Mannen Somalië 248 139 Soedan 203 150 Egypte 149 92 Nigeria 124 84 Ethiopië 111 73 Sierra Leone 110 73 Ghana 81 45 D.R. Congo 77 47 Guinee 62 46 Tanzania 50 30 Senegal Liberia Kenia Kameroen Oeganda Togo Ivoorkust Gambia Mali Eritrea Mauritanië Djibouti Guinee Bissau Benin Niger Jemen (Azië) Burkina Faso Tsjaad Groningen
43 40 40 38 35 24 19 14 8 8 7 6 <5 <5 <5 <5 <5 <5 1514
29 32 17 20 19 20 11 11 1 8 7 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 969
Totaal Vrouwen 109 53 57 40 38 37 36 30 16 20
Meisjes 0-20 jaar 53 33 26 21 15 19 21 14 10 7
14 8 23 18 16 4 8 <5 7 0 0 <5 <5 <5 <5 0 <5 0 545
11 6 9 <5 <5 <5 5 0 <5 0 0 <5 <5 <5 <5 0 0 0 266
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
61
Bijlage 3.2. Risicogroepen in de gemeente Hoogezand-Sappemeer Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië 44 24 20 10 Nigeria 17 10 7 <5 Ghana 14 9 5 <5 Sierra Leone 13 10 <5 <5 Egypte 12 7 5 <5 Ethiopië 12 6 6 <5 Soedan 10 9 <5 0 Guinee 5 <5 <5 <5 Tanzania 5 <5 <5 <5 D.R. Congo 5 <5 <5 <5 Jemen 5 <5 <5 <5 Kenia <5 <5 <5 0 Ivoorkust <5 <5 0 0 Senegal <5 <5 <5 <5 Togo <5 <5 <5 <5 Mali <5 <5 <5 0 Liberia <5 <5 0 0 Guinee Bissau <5 <5 0 0 Benin <5 <5 0 0 Kameroen <5 0 <5 <5 Hoogezand 161 96 65 34 Bijlage 3.3. Risicogroepen in de gemeente Winschoten Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië 41 23 18 8 Egypte 16 8 8 <5 Nigeria 14 5 9 5 Soedan 13 7 6 <5 Sierra Leone 12 9 <5 <5 Ghana 5 5 0 0 Ethiopië <5 <5 0 0 Guinee <5 <5 0 0 Togo <5 <5 <5 <5 Liberia <5 0 <5 <5 Kenia <5 <5 <5 <5 Kameroen <5 <5 <5 0 Eritrea <5 <5 0 0 Gambia <5 <5 0 0 Burkina Faso <5 0 <5 <5 Ivoorkust <5 <5 0 0 Tanzania <5 <5 0 0 D.R. Congo <5 0 <5 0 Niger <5 <5 0 0 Winschoten 126 74 52 27
62
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Bijlage 3.4. Risicogroepen in de gemeente Stadskanaal Risicoland Totaal Totaal Totaal risicoland mannen vrouwen D.R. Congo 22 13 9 Egypte 18 12 6 Somalië 16 9 7 Sierra Leone 13 7 6 Guinee 9 5 <5 Nigeria 8 5 <5 Kenia <5 <5 <5 Kameroen <5 <5 <5 Soedan <5 <5 0 Liberia <5 <5 0 Ghana <5 <5 <5 Oeganda <5 <5 <5 Ethiopië <5 <5 0 Togo <5 <5 0 Eritrea <5 <5 0 Gambia <5 <5 0 Benin <5 <5 0 Tanzania <5 <5 0 Niger <5 <5 0 Stadskanaal 115 74 41
Meisjes o-20 jaar 5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 0 0 <5 0 0 0 0 0 0 0 0 20
Bijlage 3.5. Risicogroepen in de gemeente Delfzijl Risicoland Totaal Totaal Totaal risicoland mannen vrouwen Somalië 37 21 16 D.R. Congo 13 8 5 Nigeria 11 6 5 Togo 5 5 0 Ghana 5 <5 <5 Kameroen <5 <5 <5 Guinee <5 <5 0 Soedan <5 <5 0 Eritrea <5 0 <5 Liberia <5 <5 0
Meisjes 0-20 jaar 5 <5 <5 0 <5 <5 0 0 <5 0
Guinee Bissau Sierra Leone Gambia Egypte Ethiopië Mauritanië Ivoorkust Niger Jemen Delfzijl
<5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 <5 100
<5 <5 <5 <5 <5 <5 0 <5 <5 63
<5 0 <5 0 0 0 <5 0 0 37
<5 0 <5 0 0 0 0 0 0 17
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
63
Bijlage 3.6. Risicogroepen in de gemeente Pekela Risicoland Totaal Totaal Totaal risicoland mannen vrouwen Somalië 18 14 <5 Guinee 18 17 <5 Sierra Leone 12 11 <5 Soedan 10 8 <5 D.R. Congo 8 <5 <5 Liberia <5 <5 0 Kameroen <5 <5 <5 Oeganda <5 <5 <5 Gambia <5 <5 <5 Ivoorkust <5 <5 <5 Niger <5 <5 0 Egypte <5 <5 0 Ethiopië <5 <5 0 Nigeria <5 <5 0 Mali <5 <5 0 Guinee Bissau <5 0 <5 Kenia <5 0 <5 Benin <5 <5 0 Ghana <5 0 <5 Pekela 98 76 22
Meisjes 0-20 jaar <5 0 0 0 <5 0 <5 0 <5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5
64
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Bijlage 4. Aanvullende cijfers CBS 2009 Provincie Friesland: gemeente Heerenveen (4.1), gemeente Smallingerland (4.2), gemeente Ooststellingwerf (4.3), gemeente Tytsjerksteradiel (4.4), gemeente Sneek (4.5) en gemeente Dongeradeel (4.6) Bijlage 4.1. Risicogroepen in de gemeente Heerenveen Meisjes Totaal Totaal Totaal Risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Risicoland Somalië
67
35
32
9
Nigeria
36
16
20
14
Egypte
34
20
14
10
D.R. Congo
20
12
8
5
Sierra Leone
17
12
5
<5
Liberia
9
5
<5
<5
Soedan
8
5
<5
<5
Kenia
6
<5
<5
<5
Kameroen
6
5
<5
0
Ivoorkust
5
<5
<5
<5
Senegal
<5
<5
<5
<5
Togo
<5
<5
<5
0
Ethiopië
<5
<5
<5
<5
Djibouti
<5
<5
<5
0
Ghana
<5
<5
<5
<5
Mali
<5
<5
0
0
Oeganda
<5
<5
0
0
Gambia
<5
<5
0
0
Tanzania
<5
<5
0
0
129
102
56
Heerenveen 231
Bijlage 4.2. Risicogroepen in de gemeente Smallingerland Totaal Totaal Meisjes Risicoland Totaal Risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië
80
39
41
22
Egypte
22
13
9
6
D.R. Congo
20
10
10
8
Nigeria
17
9
8
7
Soedan
13
10
<5
0
Sierra Leone
8
<5
<5
<5
Ghana
8
5
<5
<5
Ethiopië
7
5
<5
<5
Guinee
6
<5
<5
<5
Gambia
6
<5
<5
<5
Liberia
5
<5
<5
<5
Kameroen
5
<5
<5
<5
Ivoorkust
<5
<5
<5
<5
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
65
Tanzania
<5
<5
<5
<5
Guinee Bissau
<5
<5
<5
0
Senegal
<5
<5
<5
<5
Niger
<5
<5
0
0
Eritrea
<5
<5
<5
0
Benin
<5
<5
<5
<5
Togo
<5
0
<5
<5
Oeganda
<5
0
<5
<5
120
100
64
Smallingerland 220
Bijlage 4.3. Risicogroepen in de gemeente Ooststellingwerf Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes 0Risicoland mannen vrouwen 20 jaar Somalië
116
52
64
29
Ivoorkust
15
9
6
<5
Guinee
11
6
5
<5
Nigeria
11
5
6
<5
Eritrea
9
<5
5
<5
Sierra Leone
8
<5
<5
<5
Egypte
7
<5
<5
<5
Soedan
6
5
<5
0
Ethiopië
5
<5
<5
<5
Oeganda
<5
0
<5
<5
D.R. Congo
<5
<5
<5
0
Togo
<5
<5
0
0
Ghana
<5
<5
<5
<5
Kameroen
<5
<5
<5
0
Gambia
<5
<5
0
0
100
103
46
Ooststellingwerf 203
Bijlage 4.4. Risicogroepen in de gemeente Tytsjerksteradiel Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes Risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië
63
32
31
11
Sierra Leone
19
14
5
0
D.R.Congo
15
10
5
<5
Ethiopië
14
12
<5
0
Nigeria
12
5
7
<5
Egypte
11
6
5
<5
Soedan
11
7
<5
<5
Ghana
11
<5
8
6
Guinee
10
7
<5
<5
Liberia
<5
<5
0
0
Benin
<5
<5
0
0
66
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Togo
<5
<5
<5
<5
Kameroen
<5
<5
<5
<5
Tanzania
<5
<5
<5
<5
Niger
<5
<5
0
0
Jemen
<5
<5
<5
<5
Kenia
<5
<5
<5
<5
Eritrea
<5
<5
0
0
Ivoorkust
<5
0
<5
<5
Oeganda
<5
<5
0
0
117
79
34
Tytsjerkstradiel 196
Bijlage 4.5. Risicogroepen in de gemeente Sneek Meisjes Risicoland Totaal Totaal Totaal Risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië
55
25
30
13
Egypte
23
15
8
4
Soedan
16
9
7
5
Nigeria
13
9
<5
<5
Guinee
9
9
0
0
Sierra Leone
9
7
<5
<5
D.R. Congo
9
<5
5
<5
Togo
8
5
<5
<5
Ethiopië
7
5
<5
<5
Gambia
<5
<5
<5
<5
Tanzania
<5
<5
0
0
Kameroen
<5
<5
<5
<5
Eritrea
<5
0
<5
<5
C.A.R.
<5
<5
<5
<5
Djibouti
<5
0
<5
<5
Liberia
<5
<5
0
0
Ivoorkust
<5
<5
0
0
Kenia
<5
0
<5
<5
Ghana
<5
<5
0
0
Sneek
169
101
68
39
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
67
Bijlage 4.6. Risicogroepen in de gemeente Dongeradeel Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes Risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië
88
46
42
12
Nigeria
15
9
6
<5
Ivoorkust
10
5
5
<5
Guinee
7
6
<5
<5
Sierra Leone
6
6
0
0
Egypte
5
<5
<5
<5
Liberia
<5
<5
<5
<5
D.R. Congo
<5
0
<5
<5
Benin
<5
<5
<5
<5
Ghana
<5
0
<5
<5
Ethiopië
<5
<5
0
0
Soedan
<5
<5
0
0
Gambia
<5
<5
0
0
Kenia
<5
0
<5
0
Oeganda
<5
0
<5
0
80
67
24
Dongeradeel 147
68
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Bijlage 5. Aanvullende cijfers CBS 2009 Provincie Drenthe: gemeente Meppel (5.1), gemeente Hoogeveen (5.2) en gemeente Coevorden (5.3). Bijlage 5.1. Risicogroepen in de gemeente Meppel Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes 0Risicoland mannen vrouwen 20 jaar Somalië
61
29
32
19
Egypte
53
25
28
21
Ethiopië
24
14
10
6
Nigeria
13
6
7
5
D.R. Congo
9
<5
<5
<5
Tanzania
8
<5
<5
<5
Djibouti
<5
<5
<5
<5
Kenia
<5
0
<5
<5
Togo
<5
<5
<5
<5
Guinee
<5
<5
<5
0
Liberia
<5
<5
<5
0
Sierra Leone
<5
<5
0
0
Gambia
<5
<5
<5
<5
Ghana
<5
<5
0
0
Soedan
<5
0
<5
0
Burkina Faso
<5
<5
0
0
Ivoorkust
<5
<5
0
0
Meppel
195
95
100
64
Bijlage 5.2. Risicogroepen in de gemeente Hoogeveen Totaal Totaal Meisjes Totaal Risicoland vrouwen 0-20 jaar Risicoland mannen Somalië
44
27
17
3
Egypte
32
20
12
8
D. R. Congo
18
8
10
5
Ethiopië
13
7
6
<5
Kenia
9
5
<5
<5
Gambia
5
<5
<5
<5
Liberia
5
<5
<5
<5
Nigeria
5
<5
<5
<5
Soedan
<5
<5
<5
<5
Burkina Faso
<5
<5
<5
<5
Guinee
<5
<5
<5
<5
Eritrea
<5
<5
<5
0
Ghana
<5
<5
<5
<5
Kameroen
<5
<5
0
0
Hoogeveen
148
81
67
34
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
69
Bijlage 5.3. Risicogroepen in de gemeente Coevorden Risicoland Totaal Totaal Totaal Meisjes Risicoland mannen vrouwen 0-20 jaar Somalië
60
30
30
10
Guinee
13
8
5
<5
Nigeria
12
9
<5
0
Egypte
11
6
<5
<5
Soedan
9
5
<5
<5
D.R. Congo
9
6
<5
0
Eritrea
6
<5
<5
<5
Sierra Leone
<5
<5
<5
0
Liberia
<5
<5
<5
<5
Ghana
<5
<5
<5
<5
Ethiopië
<5
<5
<5
0
Kenia
<5
<5
0
0
Niger
<5
<5
0
0
Tsjaad
<5
<5
0
0
Benin
<5
0
<5
0
Togo
<5
<5
0
0
Coevorden
140
80
60
21
70
Onderzoeksbureau CMO Groningen
Maak een Vuist tegen Vrouwelijke Genitale Verminking, januari 2010
71
72
Onderzoeksbureau CMO Groningen