tijdschrift voor bibliotheek & archief
2011 | 4
DAISY IN JAPAN
HIGHTECH EN SOCIAAL RELEVANT
Zes keer streekgericht bibliotheekbeleid The Maarten Van Severen Foundation Twintig jaar Impala Joris Deene, jurist, over verweesde werken
editoriaal
De bibliotheek als netwerk
Johan Vannieuwenhuyse, voorzitter VVBAD Carol Vanhoutte, voorzitter sectie Openbare Bibliotheken, VVBAD VERANTWOORDELUKE UITGEVER Julie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 Berchem
De interne staatshervorming zal de verhoudingen tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen grondig wijzigen. Vlaanderen wil minder dirigerend optreden en alleen nog doelstellingen opleggen. Dat vraagt een aanpassing van de sectorale decreten, zoals het decreet Lokaal Cultuurbeleid.
HOOFDREDACTEUR Julie Hendrickx
[email protected] REDACTIE
Het Cultureel-erfgoeddecreet wordt in het Witboek aangehaald als een na te volgen voorbeeld. De taakverdeling in het decreet over de verschillende bestuurs niveaus is goed geregeld. Kan een gelijkaardige verdeling ook toegepast worden op het decreet Lokaal Cultuurbeleid?
Klaartje Brits, Jo Cooymans, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Raf Guns, Myriam Lemmens, Kris Michielsen, Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,
Het inrichten van een openbare bibliotheek is een opdracht voor lokale besturen. De laatste jaren zien we een evolutie waarbij zij keuzes maken in functie van lokale situaties. De grootte van de gemeente, de bevolkingssamenstelling, de aanwezigheid van verenigingen, de prioriteiten van een bestuur zijn enkele factoren die bepalen welke accenten een lokale openbare bibliotheek meekrijgt.
Inge Van Nieuwerburgh, Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren. REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye
[email protected] REDACTIEADRES VVBAD • META Statiestraat 179, 2600 Berchem Tel. 03 281 44 57
[email protected] http://www.vvbad.be/meta ADVERTENTIES
Tegelijkertijd functioneren bibliotheken steeds meer als een sterk en breed netwerk om hun dienstverlening te verbeteren en de vele bovenlokale uitdagingen het hoofd te bieden. Het provinciale niveau speelt hierbij een rol. De provinciale bibliotheeksystemen en de ondersteuning van de regionale samenwerkingsverbanden zijn er de meest uitgesproken voorbeelden van. Maar ook Vlaanderen heeft nood aan een goed functionerend netwerk van bibliotheken. Vooral de digitale diensten worden meer en meer bovenlokaal georganiseerd. Denk maar aan Open Vlacc en bibliotheekportalen. Digileen, toegang tot Mediargus, het lenen van fundels moeten op Vlaams niveau geregeld worden. De imagocampagne met het nieuwe logo voor de openbare bibliotheken en initiatieven zoals de Bibliotheekweek stellen het netwerk in de kijker. Interbibliothecair leenverkeer wordt bovenlokaal georganiseerd. Centrumsteden nemen extra taken op binnen een regio.
[email protected] LAY-OUT Marc Engels
Maar bovenal moet Vlaanderen zorgen dat de burger op een uniforme manier toegang krijgt tot de basisdiensten die het netwerk levert. Het mag niet afhangen van zijn woonplaats of iemand toegang krijgt tot het gehele netwerk. ‘Postcodeloterij’ moet vermeden worden.
DRUK Enschedé-Van Muysewinkel META verschijnt 9x per jaar, niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie
Het is dus perfect mogelijk dat Vlaanderen zich tot doel stelt een netwerk van openbare bibliotheken te ontwikkelen om burgers op een uniforme manier toegang te bieden tot informatie- en cultuurproducten, ongeacht de drager. Het lokale bestuur dat deze basisdoelstelling mee realiseert door zijn openbare bibliotheek in te schakelen in het netwerk, kan op financiële middelen vanuit Vlaanderen rekenen. De bibliotheek zal dan wel aan minimale kwaliteitseisen moeten voldoen: beschikken over voldoende competent personeel bijvoorbeeld.
op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X
De instelling is lokaal, de ondersteuning van het netwerk wordt dan boven lokaal.
META 2011 | 4 |
1
Hou uw abonnementen in goede gezondheid
Verbeter het welzijn van uw bibliotheek • Betere dienstverlening aan uw eindgebruikers dankzij een eenvoudiger abonnementenbeheer • Beheer duizenden publicaties vanuit één interface • Toegang tot meer dan 300 000 publicaties en 400 000 eBooks van ruim 65 000 uitgevers • Optimaliseer uw uitgaven
www.swetswise.com
Swets Information Services NV, Europark-Oost 34 C, 9100 Sint-Niklaas T 03 780 62 62 – E
[email protected]
inhoud
META 2011/4 Jaargang 87 - mei 2011
1 Editoriaal De bibliotheek als netwerk
4 Nieuws
8 Artikel Zes keer streekgericht bibliotheekbeleid
31
Het cijfer Het Plan
32 Essay Orphan works. Haalt Europa hen uit het weeshuis? Joris Deene
Julie Hendrickx
14 Interview Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel van The Maarten Van Severen Foundation: “Een archief met persoonlijkheid vraagt om een bijzondere aanpak”
35 Column De archivaris aan het werk Noël Geirnaert
Het citaat
De Vraag Is de personeelsformatie in de OB nog up-to-date?
36
Bart Biesbrouck
Paul Gervoyse
19 Artikel Impala 1991-2011
38 Kroniek • De klaagzang van een bibliothecaris • 11e WAP-dag • Eén plus één is drie. Archivarissen en strategische netwerking
40 Duurzaam Gebouwen en energiegebruik
41 Recensies
45
Jan Corthouts, Julien Van Borm en Michèle Van den Eynde
24 Signalement Jeugdboekenweek 2011
26 Etalage Zot van Anet
27 Inzet Ann De Meulemeester: De VVBAD moet zich verder buiten de grenzen openstellen 28
Zo gezegd
Over de grens Daisy in Japan: Hightech en sociaal relevant
Geert Ruebens
46 Activiteiten
48 Uitzicht
30 Trend De gevolgen van de bachelor/masterhervormingen op de archiefleeszaal
Het Nachtkastje Rik Opsommer
Godfried Kwanten en Isabelle Debie
META 2011 | 4 |
3
nieuws
Luisterpunt groeit en vernieuwt Luisterpunt streeft als Vlaamse openbare bibliotheek voor personen met een leesbeperking naar leesplezier voor iedereen. Luisterpunt streeft naar toegankelijkheid en inclusie. Ook als een gewoon boek lezen niet lukt. Voor een groot aantal mensen in onze samenleving is een gewoon boek lezen moeilijk of onmogelijk. En dit is heus niet alleen zo voor blinden. Door de vergrijzing wordt de groep zwaar slechtziende ouderen steeds groter. Omdat dyslexie meer en beter wordt opgespoord en vastgesteld, wordt duidelijk dat de groep mensen met deze leesstoornis ontzettend groot is. Ook zij zijn gebaat met digitale luisterboeken.
Iederéén kan lezen Om toegankelijkheid en inclusie nog beter samen te smelten met de dienstverlening van de bib, werkt Luisterpunt voortdurend aan het beter bekendmaken van de bib en haar werking. Samen met de Vlaamse overheid maakte Luisterpunt een promotiefilmpje voor Daisy-luisterlezen. Surf naar YouTube en zoek op Luisterpuntbibliotheek. Ook bibliotheken kunnen hun Daisy-werking in de kijker zetten met dit filmpje. Luisterpunt werkt al samen met het dichte net van gemeentelijke bibliotheken. Vier op vijf bibliotheken in Vlaanderen en Brussel bouwt een Daisy-werking uit. Hier kan je luisterboeken in aangepast formaat en Daisy-spelers lenen, gratis, net zoals een gewoon gedrukt boek. Luisterpunt gaat zo veel mogelijk mee met op de digitale stroom. Wat er op dit vlak al ontwikkeld is, werd eind maart voorgesteld in het Gelijkekansenhuis. Ook Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege was van de partij.
Mijn Luisterpunt — de bib bij je thuis op schoot ‘Mijn Luisterpunt’ is een interactief luik op www.luisterpuntbibliotheek.be waar de lezer ongemerkt voortdurend switcht tussen website, catalogus en uitleensoftware. Een online catalogus is er al heel lang, maar met ‘Mijn Luisterpunt’ kan een lezer zijn leenhistoriek raadplegen en naar eigen wens sorteren, kan hij zijn gegevens raadplegen, kan hij zien welke voorkeurgenres hij heeft gekozen en kan hij deze ook wijzigen. Maar vele Luisterpuntlezers werken met een voorraadje titels die ze tot nu via de online catalogus, via e-mail of telefonisch doorgaven. Telkens een teruggestuurd boek wordt ingescand door de bibliotheekmedewerkers, wordt het volgende boek van die lijst naar de lezer thuisgestuurd. Met ‘Mijn Luisterpunt’ kunnen de lezers hun boekenlijst zelf beheren, er online zelf boeken aan toevoegen of verwijderen, en ook de volgorde waarin ze worden opgestuurd veranderen. Helemaal op hun maat.
De volgende stap is een ‘Mijn Luisterpunt voor de bibliotheken’, zodat ze hun bruikleencollectie kunnen zien, en er gemakkelijk boeken kunnen aan toevoegen.
Braille-enkel Vanaf nu leent Luisterpunt de nieuwe brailleboeken uit via braille-enkel. Dat betekent dat de nieuwe boeken niet meer worden ingebonden, maar op een andere manier geprint en samengehouden worden. Lichter, gemakkelijker te verzenden en de lezer moet het boek niet meer terugsturen. Eindelijk kan een braillelezer een boek houden en later nog een keertje lezen als hij wil. Maar het belangrijkste en meest innoverende bij braille-enkel is dat elk brailleboek altijd voor iedereen beschikbaar is. Net zoals bij de Daisyluisterboeken. Saskia Boets > http://www.luisterpuntbibliotheek.be
RFID voor audiovisuele materialen De Vakgroe p M uz ie k van de sectie Openbare B i b l i o t h e ke n va n d e VVBAD legde afgelopen maand de laatste hand aan het dossier over RFID. Enkele bibliotheken schakelden voor de audiovisuele afdeling al over naar RFID, anderen zijn er volop mee bezig. Met het dossier wil de Vakgroep Muziek ervaringen delen en 4 | META 2011 | 4
inzichten meegeven. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen zal te lezen zijn in het volgende nummer van META, het volledige dossier wordt gepubliceerd op de website.
nieuwe voorzitter Na drie jaar geeft Bernard Moerman, voorzitter van de vakgroep, de fakkel door aan Seppe Lenaerts. Seppe werkt
sinds december 2006 voor Bibliotheek Turnhout en is daar sinds juni 2006 catalograaf en collectievormer voor de afdeling Audiovisuele Materialen. (KB)
nieuws
Belgisch Rijksarchief registreert ISIL-codes van archiefdiensten
we met de planlast ook de planlust overboord? Discussieer mee en kom naar de LOCUS-junitoer op 17 juni in Kortrijk.
ISIL (International Standard Identifier for Libraries and Related Organizations) kent een unieke identificatie toe aan elke bibliotheek of aanverwante organisatie in de wereld. De Deense Nationale Bibliotheek beheert de registratie en delegeert deze taak op haar beurt aan de nationale bibliotheken, die instaan voor het toekennen van de codes in hun land.
De junitoer pikt het debat op Het kabinet van Vlaams minister Joke Schauvliege schetst context en krachtlijnen van de nieuwe wetgeving en gaat met u in debat. LOCUS benoemt vooren nadelen en tast nieuwe perspectieven af. En voor de allereerste keer zal de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Lokaal Cultuurbeleid worden uitgereikt.
Voor België werd deze bevoegdheid toegekend aan de Koninklijke Bibliotheek. De registratie van archiefdiensten werd door de Koninklijke Bibliotheek gedelegeerd aan het Rijksarchief.
Uw junitoer Ook al traditiegetrouw biedt de junitoer in de voormiddag workshops. Behalve werksessies maken dit jaar ook netwerksessies deel uit van het voormiddagaanbod. (TVH)
Voor de identificatie van archiefdiensten bestaat geen (internationale) norm. De archiefwereld, die een zekere verwantschap vertoont met het bibliotheekwezen, heeft ervoor geopteerd om ISIL ook voor archiefdiensten te gebruiken.
> Meer informatie vindt u op: http://www.locusnet. be/portaal/Locus/Organisatie/Junitoer
Matrix en Resonant ontwerpen handleidingen ‘archiefzorg’ voor componisten en muziekensembles Componisten en muziekensembles genereren een grote hoeveelheid archiefmateriaal. Om het huidige muziekleven te kunnen documenteren voor toekomstige generaties, is het belangrijk die archieven nu al in goede omstandigheden te bewaren. Maar de vraag hoe dat het best gebeurt, leidt tot heel wat twijfel in de sector. Uit de activiteiten van componisten en ensembles komen spontaan heel wat documenten voort. Vaak gaat het om meer dan louter administratie, maar ook om ‘creatieve’ documenten zoals partituren, opnames, programmaboekteksten, enz. Elk van die archiefstukken documenteert op zijn manier een fragment van het huidige muziekleven. Willen we de
De beschrijving van de archiefdiensten blijft wel gebeuren volgens de geijkte archivistische normering, namelijk: ISDIAH, International Standard for Describing Institutions with Archival Holdings, uitgevaardigd door de International Council on Archives (ICA). ISIL kan gebruikt worden in combinatie met ISDIAH voor de identificatie en beschrijving van archiefdiensten en kan eveneens geïntegreerd worden in EADbeschrijvingen (inventarissen) als unieke identificatie van de archiefbewaarplaats. Voor meer info over de aanvraag van een ISIL-code: surf naar http://isil.arch.be.
Fundels maken overstap naar mobiele media Via de Fundelsapplicatie, sinds eind april te vinden in de App Store van Apple, kan men niet enkel deze interactieve prentenboeken kopen en downloaden op een mobiel toestel, maar ook een aantal Fundels gratis digitaal ontlenen.
Karin Van Honacker
De junitoer van locus: perspectief! De bestuurlijke verhoudingen in Vlaanderen zijn in beweging. Nieuwe beleidsinzichten genereren nieuwe decreten. De verhouding tussen de Vlaamse en de lokale overheden verandert. En dat heeft impact op de lokale culturele instellingen. Wat betekent het nieuwe Vlaamse beleid voor het lokale cultuurveld? Wat zijn de structurele, financiële en inhoudelijke effecten van de nieuwe beleidsen beheercyclus? Wat doet dat met het decreet Lokaal Cultuurbeleid? Gooien
De Fundels werden anderhalf jaar geleden voor pc gelanceerd door Playlane, die via Bibnet meteen een samenwerking met de Vlaamse openbare bibliotheeksector afsloot om de digitale prentenboeken ook in bibliotheken aan te bieden. Nu de Fundels hun intrede doen op mobiele platformen zoals de iPhone en iPad, besloten Playlane en Bibnet om het uitleenmodel te behouden. De nieuwe applicatie uit de App Store laat toe om bepaalde Fundelboeken te kopen, maar ook om ze voor beperkte tijd gratis te ontlenen als lid van een openbare bibliotheek.
in die men terugvindt op een kaartje, verkrijgbaar in de bibliotheken met een Fundelsaanbod. Dankzij die code kan men twee weken lang tot drie Fundelboekjes gratis uitlenen. Tijdens een proefperiode van zes maanden kunnen leden van bibliotheken tot drie maal zo’n code gebruiken, daarna wordt het project geëvalueerd en bijgestuurd waar nodig. Het uitlenen van digitale content door bibliotheken is geen evidentie. Het leenrecht, dat openbare bibliotheken toelaat om auteursrechtelijk beschermde werken, zoals boeken, muziek en films uit te lenen, is niet van toepassing op digitale content zoals e-boeken. Daar komt nu voor het eerst verandering in met deze applicatie, een belangrijke stap voor verdere onderhandelingen tussen Bibnet en de uitgevers over andere e-boeken. Ilse Depré
Om de mobiele Fundels te kunnen lenen, moet men eerst de gratis Fundelsapp downloaden en installeren. Vervolgens vult men in de app een unieke code
> Informatie of vragen:
[email protected] > http://www.bibnet.be/fundels
META 2011 | 4 |
5
nieuws
generaties na ons de kans geven kennis te maken met de muziek en het muziekleven van nu, dan is het belangrijk ervoor te zorgen dat het geheel van die documenten de tand des tijds kan overleven. Een goed beheer van die documenten bij de personen en organisaties waar ze gecreëerd worden, is daarbij een eerste belangrijke stap. Maar ook ter bevordering van de eigen werkzaamheden is een adequaat documentbeheer voordelig. Bovendien staat "zorg dragen voor het eigen archief" ingeschreven in het Kunstendecreet en vormt het er een voorwaarde tot subsidiëring van kunstenorganisaties. De voorbije jaren kregen Matrix en Resonant van meerdere componisten en ensembles vragen over hun archief. Het bewijst dat archiefzorg een thema is dat de sector bezighoudt, maar de nodige tijd, middelen en kennis ontbreken vaak, zodat nog al te veel archiefmateriaal verloren dreigt te gaan voor de toekomst. Daarom slaan Matrix en Resonant in
2011 de handen in elkaar om componisten en ensembles te ondersteunen in de zorg voor hun archief. Onder de werktitel Toekomstmuziek? Archiefzorg in de muzieksector. Een leidraad voor componisten en ensembles stippelden zij een project uit dat in twee trajecten (voor componisten en ensembles afzonderlijk) en in meerdere fasen zal verlopen. Steekproef In eerste instantie zullen Matrix en Resonant zich toespitsen op de componisten en hun archief. Het traject zal resulteren in een handleiding met aanbevelingen en richtlijnen die de zorg voor het eigen archief bij componisten moet stimuleren, stroomlijnen en optimaliseren. De handleiding zal componisten bewuster maken van de (historische) waarde van hun archief en zal talrijke concrete tips bevatten. Om niet te eindigen met een handleiding die in niets lijkt op de praktijken en
gebruiken die componisten nu al hanteren in hun archiefzorg en met de bedoeling minstens aansluiting te vinden bij deze praktijken, zullen in de eerste fase van het project een aantal componisten bevraagd worden. Via een steekproef bij een dertigtal componisten, die onder meer naar leeftijd en oeuvre een zeer verscheiden groep vormen — zullen noden en behoeften in de sector geanalyseerd worden. In een tweede fase van het project zullen Matrix en Resonant een expertengroep uitnodigen — met vertegenwoordigers uit de erfgoed- en muzieksector en onderzoekswereld — om een aantal specifieke thema’s van naderbij onder de loep te nemen: de minimale conserveringsvereisten van bepaalde dragers, auteursrechten, gebruiksvriendelijke databestanden en enkele cases. In de slotfase van het project zullen de resultaten van de componistenbevraging en de gesprekken met de experten uitgewerkt worden tot een praktische
De juiste informatie bij de juiste persoon Adlib Bibliotheek catalogiseert meer dan boeken alleen. Adlib Bibliotheek vormt de kern van een compleet informatieen kenniscentrum. Desgewenst kunt u deze kern uitbouwen met de uitleen-, bestel- en tijdschriftenmodules, of met vragenregistratie, SDI, full-text search en verschillende online services. Iedere vorm van informatie wordt zo op maat gemaakt voor uw gebruikers. Niet voor niets is Adlib Bibliotheek in gebruik bij vele mediatheken, bedrijven, (hoge)scholen, en juridische en overheidsinstellingen.
Adlib Bibliotheek
Veelzijdig Overzichtelijk Aanpasbaar aan alle soorten publicaties Internetmodules: SDI attenderen, Online reserveren en Full text zoeken Eenvoudig titelbeschrijvingen ontlenen Makkelijk rapporteren Geïntegreerde aanvullende modules: Bestelmodule, Uitleenmodule en Tijdschriftenmodule Meertalig Internationale standaarden SRU, ISBD/AACR2, Z39.50 MARCXML, OAI-PMH en meer Integreerbaar met Adlib Museum en Adlib Archief tot één ‘crossdomain’ systeem API-koppelingen Keuze databases MS SQL Server, Oracle, Adlib Internet ready.
Adlib Information Systems +31 (0)346 586800
[email protected] www.adlibsoft.com
6 | META 2011 | 4
nieuws
handleiding, die eind dit jaar verschijnt. Een aantal vragen waarop die handleiding zeker een antwoord zal bieden, zijn: Wat is archief? Hoe kan ik mijn archief best ordenen? Wat bewaar ik wel, wat niet? Wat gebeurt er met mijn archief op het moment dat ik mijn activiteiten als componist stopzet? In welke omstandigheden bewaar ik mijn archief het best? Daarnaast zal de handleiding een lijst bevatten met contactgegevens van organisaties die hulp en advies kunnen verlenen. In het najaar van 2012 zal via een gelijkaardig traject een handleiding ontwikkeld worden, gericht op de noden en behoeften van muziekensembles. (TVH) > http://www.resonant.be http://www.matrix-nieuwe-muziek.be/
Archiefbank Vlaanderen in een nieuw kleurtje en kleedje De website van Archiefbank Vlaanderen, met als draaischijf de online databank voor Vlaams privaat archivalisch erfgoed, onderging voor de tweede maal een volledige make-over. Deze keer is de gedaantewisseling compleet, want ook het logo kreeg een nieuw fris en meer tijdloos karakter aangemeten. Samen met deze nieuwe look werden heel wat nieuwe functionaliteiten geïntegreerd die onder meer de interactiviteit met de bezoekers moet verhogen. Eenieder kan vanaf nu — na inloggen — berichten uit de erfgoedsector posten of reacties plaatsen. Archiefbank wil zo op termijn een digitaal nieuwsportaal worden voor archivalisch
erfgoed in Vlaanderen. Vaste waarden als ‘Archieven in de kijker’ en ‘Partners op het podium’ schitteren als nooit tevoren. De driemaandelijkse Nieuwsflash van Archiefbank Vlaanderen blijft behouden en is straks al toe aan zijn 16e editie. Extra is er tweemaandelijks een top drie van de meest geraadpleegde archieven uit de databank. De rubriek ‘Aan de slag met archief’ werd volledig herzien en omgevormd tot een praktische gids. Er werd meer aandacht besteed aan inventarisatie, digitale archieven en digitaliseringprojecten. Daarenboven is er grondig nagedacht over de gebruiksvriendelijkheid en de zichtbaarheid van de website. Zoeken in de databank werd volledig binnen het frame geïntegreerd. (TVH) > http://www.archiefbank.be
Interne Staatshervorming: het Witboek Net voor de paasvakantie zette de Vlaamse regering een nieuwe stap in de interne staatshervorming. Ze keurde op 8 april het langverwachte Witboek goed. Tegelijkertijd publiceerde minister Bourgeois zijn antwoorden op de adviezen en standpunten die allerlei organisaties, waaronder ook de VVBAD en het Cultureel-Erfgoedoverleg, publiceerden over het Groenboek. Die antwoorden bevestigen in hoofdzaak wat al in het Groenboek stond. Bourgeois wijst er onder meer op dat het werken met een Groenboek en een Witboek nieuw is. De Vlaamse regering volgt daarbij de manier van werken van Europa. Maar zeker voor die elementen die voor de bibliotheken en archieven en voor de erfgoedsector van belang zijn, worden weinig nieuwe elementen aangedragen. Hoe zullen het Vlaamse en het lokale beleid op elkaar aansluiten? Dat blijft een open vraag. Centraal in het Witboek staat de versterking van de lokale besturen en de lokale autonomie. Die autonomie kan verschillen van gemeente tot gemeente. “De Vlaamse overheid”, aldus het Witboek, “zal wel verantwoordelijk blijven voor het vaststellen van de minimale kaders en de strategische hoofdlijnen.” Uniformiteit wordt dan omschreven als “uniformiteit in de toegang tot een bepaalde dienst” in plaats van uniforme regels die door elke gemeente moeten worden toegepast.
De uitvoeringslijnen in het Witboek Gemeenten kunnen participatie niet alleen vermelden uiteraard ook het decreet sectoraal opvatten, maar ook generiek Planlastvermindering dat al in de pijp- — bijvoorbeeld in functie van het stratelijn zit en ook gevolgen zal hebben voor gische meerjarenplan — of projectmatig. het decreet Lokaal Cultuurbeleid en het Cultureel-erfgoeddecreet. Het lokaal cul- Het Witboek stelt nog in 2011 trajecten in tuurbeleid omvat ook een kunsten- en het vooruitzicht rond de regioscreening, erfgoedbeleid, maar of dat tot een geïn- de taakverdeling tussen Vlaanderen en tegreerd decreet zal leiden, valt uit het de provincies en de visieontwikkeling per Witboek niet af te leiden. In het Witboek beleidsdomein. lezen we: “met de (huidige) verplichting van een bibliotheek in elke gemeente Opvallend is dat de voorstellen in het heeft men een garantie dat elke burger Witboek vaak minder gedetailleerd in zijn nabije omgeving een laagdrem- en minder concreet zijn dan die in het pelige culturele voorziening heeft”. Zal Groenboek. Onder meer de beperking die verplichting behouden blijven? Het van de erfgoedconvenants tot twee streekgericht bibliotheekbeleid blijft beleidsperiodes wordt niet meer vermeld. wel provinciaal en omvat uitdrukkelijk Of dat betekent dat acties zoals deze ook zowel de provinciale bibliotheeksyste- definitief van de agenda verdwenen zijn, men als het ‘consulentschap’. Bij actoren valt nog af te wachten. In elk geval laat met een bovenlokale uitstraling kan een dit Witboek nog heel wat mogelijkheden hogere overheid “via haar subsidiebe- open. leid een stuk mee de invulling (…) bepalen”. Dit principe dat gehanteerd wordt in De overregulering vanuit Vlaanderen het Cultureel-erfgoeddecreet, zal moge- komt voort, aldus het Witboek, uit de lijk ook uitgebreid worden naar de kun- wens om enerzijds prioriteiten te stellen stensector. En dezelfde labeling volgens en anderzijds “een zekere uniformiteit in niveau kan ook bij projectsubsidies. Het beleid en dienstverlening te garanderen Witboek voorspelt daarvan verschillende voor alle inwoners”. Dat zijn toch legitypes binnen Cultuur: groeiprojecten voor tieme wensen van een hogere overheid? startende organisaties, projecten gericht Laat ons hopen dat met het badwater niet op de realisatie van specifieke doelstel- ook het kind weggegooid wordt. (BV) lingen en gebiedsgerichte projecten. Structureel erkende organisaties binnen > http://binnenland.vlaanderen.be/interne-staatshereen bepaald niveau zouden ook projectvorming subsidies kunnen aanvragen op een ander niveau.
Hebt u ook nieuws voor deze rubriek? Stuur het naar
[email protected]
META 2011 | 4 |
7
artikel
Zes keer streekgericht bibliotheekbeleid Julie Hendrickx
Het Decreet Lokaal Cultuurbeleid was in 2001 de officiële start voor de provincies en voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in Brussel om een streekgericht bibliotheekbeleid te voeren. Een autonoom beleid welteverstaan. Want zoals het decreet zelf aangeeft kan de concrete invulling per provincie verschillen in functie van regionale omstandigheden of provinciale beleidskeuzes. Een gemeenschappelijke aanpak zou echter wel merkbaar moeten zijn volgens de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) (Streekgericht Bibliotheekbeleid, 2006, 1). Daar komt bij dat nu tien jaar later de rol van de provincies geherdefinieerd wordt. Hoog tijd om het streekgericht bibliotheekbeleid eens onder de loep te nemen: Wie doet er wat? De activiteitenradius van het streekgericht bibliotheekbeleid (SBB) wordt in grote lijnen bepaald door het Decreet Lokaal Cultuurbeleid. Hun opdracht wordt echter ruim geformuleerd: “Elke provincie geeft autonoom invulling aan het streekgerichte bibliotheekbeleid ter ondersteuning van de bibliotheekwerking in de provincie. Speciale aandacht wordt besteed aan de schaalvergroting van de bibliotheekwerking, door provinciale bibliotheeksystemen te ontwikkelen en aan te bieden en door structurele samenwerkingsverbanden tussen gemeenten te begeleiden, te stimuleren en te ondersteunen.” (Decreet Lokaal Cultuurbeleid, 2007, artikel 13). Op basis van dit decreet en een bevraging van de sector tekenden de provinciebesturen vijf concrete takenclusters uit: 1. Netwerking in functie van afstemming en samenwerking tussen openbare bibliotheken onderling en met andere actoren (of het stimuleren begeleiden en ondersteunen van samenwerkingsverbanden); 2. ondersteuning van bibliotheektechnologie; 3. ondersteuning van publiekswerking; 4. ondersteuning van professionalisering via vorming; 5. ondersteuning van het collectiebeheer. 8 | META 2011 | 4
Hoe het streekgericht bibliotheekbeleid van de provincies en de VGC deze werkingsaspecten invullen, blijkt uit een uitgebreide vragenlijst die elk streekgericht bibliotheekbeleid invulde. Wat volgt is een overzicht van de meest in het oog springende feiten, geen oordeel. Wel een aanloop naar een rondetafelgesprek dat plaatsvond op 16 maart in het Provinciehuis van VlaamsBrabant, waarover meer in META nummer vijf.
Samenwerkings verbanden Dat Oost-Vlaanderen koploper is in lokale samenwerkingsverbanden verbaast waarschijnlijk niemand nog: Elke bib in Oost-Vlaanderen maakt deel uit van een samenwerkingsverband. Het streekgericht bibliotheekbeleid van de provincie Oost-Vlaanderen telt dan ook een netwerk van negen regionale samenwerkingsverbanden van openbare bibliotheken die structureel gesubsidieerd worden. Elk samenwerkingsverband heeft bovendien een eigen juridische structuur volgens het Decreet Intergemeentelijke Samenwerking. Drie samenwerkingsverbanden hebben zelfs een deeltijds medewerker in dienst. Hun overlegfrequentie is hoog, negen tot tien keer per jaar, er staat dan ook heel wat op de agenda in Oost-Vlaanderen:
• collectieafspraken; • gemeenschappelijke promotie; • streven naar een gemeenschappelijk reglement of gemeenschappelijke tarieven; • opleiding personeel; • ervaringsuitwisseling; • leesbevordering; • innovatieve projecten; • inhoudelijk grensoverschrijdende multidisciplinaire projecten o.m. rond erfgoed, letteren; • en initiatieven met andere culturele actoren in het werkgebied. De voorgeschiedenis van het bibliotheekbeleid in OostVlaanderen is hier niet vreemd aan. Voor het Decreet Lokaal Cultuurbeleid werden de gemeenten via subsidies al ondersteund door de provincies maar in Oost-Vlaanderen ging men al een stapje verder. Zo werd het OostVlaams InformatieNetwerk voor Openbare Bibliotheken (OVINOB) opgericht in 1997 met als doel de informatieve en documentaire dienstverlening van de openbare bib te verbeteren. Een jaar later werd de eerste bibliotheekconsulent aangesteld. Op die manier werd, met OVINOB als katalysator, de samenwerkingsgedachte volop gestimuleerd. Ook het SBB West-Vlaanderen gaat al een tijdje mee. Het WestVlaams Informatienetwerk
Openbare Bibliotheken (WINOB) werd opgericht in 1993, voor OVINOB dus, om het informatieaanbod van de West-Vlaamse openbare bibliotheken te verruimen, hun dienstverlening te verbeteren en de samenwerking tussen de bibliotheken te stimuleren. In tegenstelling tot Oost-Vlaanderen zijn de West-Vlaamse samenwerkingsverbanden niet provinciedekkend. Uiteindelijk participeren slechts 11 van de 64 West-Vlaamse gemeenten niet in een samenwerkingsverband. Een groot verschil met de provincie Oost-Vlaanderen is dat vijf van de zeven samenwerkingsverbanden een onderdeel vormen van een intergemeentelijke culturele projectvereniging, gericht op het afstemmen van het culturele aanbod en de cultuurcommunicatie. Twee andere samenwerkingsverbanden hebben nog geen juridische structuur en vijf kleine gemeenten doen voor hun bibliotheekwerking een beroep op een naburige gemeente. Belangrijk hierbij is dat WINOB deze samenwerkingsverbanden nauwkeurig opvolgt en ook binnen hun projectwerking (Delphiproject, Cinébib, Start to Game) steeds meer rekening houdt met deze structuren. In Vlaams-Brabant is er sprake van vier regionale samenwerkingsverbanden die de volledige provincie dekken. Ook
artikel
deze samenwerkingen vinden hun oorsprong in het einde van de jaren negentig. Hoewel deze bibliotheekregio’s niet geformaliseerd zijn, is hun werking wel structureel. Ze kunnen dan ook een beroep doen op werkingsmiddelen, projectsubsidies en personeelsondersteuning van het SBB-team. Hun acties liggen rond een aantal grote domeinen vast: • collectievorming/collectieafspraken; • leesbevordering-leespromotie; • media-educatie; • gemeenschappelijke promotie; • deskundigheidsbevordering; • optimaliseren werkprocessen; • nieuwe vormen van dienstverlening aan het publiek; • initiatieven met andere culturele actoren in het werkveld. Ook Antwerpen heeft zijn samenwerkingsverbanden: twee regiogroepen, twee interlokale (bibliotheek) verenigingen, een intergemeentelijke vereniging voor bibliotheek en cultuur en een grensoverschrijdende samenwerking. Vier verschillende samenwerkingsvormen, elk met hun eigen inhoudelijk accent en organisatiestructuur. Het Provinciaal Bibliotheekcentrum (PBC) kiest er in eerste instantie voor om samenwerkingsverbanden tussen bibliotheken van onderuit te laten ontstaan. Groepen die meer structureel willen gaan samenwerken, kunnen wel rekenen op advies. Ook de provincie Limburg ondersteunt overleg, informatie-uitwisseling en samenwerking tussen bibliotheken in samenwerking met
de Bibliotheekvereniging Limburg (BVL): Het Provin ciaal Steunpunt Limburgse Bibliotheken (PSLB) besteedt het takenpakket over deze opdrachten uit aan de BVL die jaarlijks drie ontmoetingsmomenten en twee studiebezoeken voor bibliotheekmedewerkers organiseert. Regionale samenwerking heeft verschillende varianten: de regio Maasland heeft een sterke traditie in overleg en concrete samenwerkingsprojecten die ook hun invloed hebben op de backofficeorganisatie van bibliotheken. In andere regio’s wordt samengewerkt bij de organisatie van publieksgerichte activiteiten terwijl in nog andere regio’s samenwerking beperkt is tot overleg. Het Brusselse gewest vormt dan weer een regio op zich. Samenwerkingsverbanden in deelregio’s komen hier niet voor, periodieke samenwerking gebeurt meestal met alle bibliotheken samen. De Brusselse bibs voor iedereen, van overal.
De bovenlokale samenwerking laat zich makkelijker omschrijven. Interprovinciaal overleg vindt plaats via de VVP, vier tot zes keer per jaar. Grote uitzondering is hier de VGC vanwege haar speciale statuut. De VGC kan formeel geen deel uit maken van de VVP en wordt dus vaak pas geconsulteerd als de provincies binnen de VVP een beslissing genomen hebben. Ondanks de collegiale contacten een werkingspunt volgens de VGC.
© 2011 Vlaamse Gemeenschapscommissie. Foto's: Gertrude Van De Perre.
Met bovenlokale structuren zoals Bibnet en LOCUS bestaan er structurele contacten. De contacten met de VVBAD en bibliotheekscholen zijn slechts ad hoc.
META 2011 | 4 |
9
artikel
Bibliotheek technologie Bibliotheektechnologie beperken we bewust tot RFID. Hoewel het ontwikkelen van een provinciaal bibliotheeksysteem (PBS) een van de weinige dingen is die het decreet
uiteenlopende visies — elk streekgericht bibliotheekbeleid stelt een daadwerkelijke meerwaarde voor de dienstverlening en interne werkprocessen voorop — het verschil zit hem vooral in de begeleiding. Die schommelt tussen twee uitersten: van minimale steun tot een volledige trajectbegeleiding van beslissing tot ingebruikname. De provincie Limburg biedt bijvoorbeeld een erg intensieve begeleiding aan en werkt hiervoor al enkele jaren samen met de Provinciale Hogeschool Limburg:
Leespromotie met Geronimo Stilton in de provincie Limburg.
daadwerkelijk oplegt aan de • een intakegesprek/eerste bibliotheekbezoek waarin provincies, laten we dit buigepeild wordt naar de ten beschouwing. Het verhaal noden van de bibliotheek van de provinciale bibliotheekmet aandacht voor het systemen is er immers een van technische luik en eventuele een technische problematiek. herinrichting van de biblioEn een verhaal waar we ook theek; Bibnet en de bibliotheekportalen niet in kunnen negeren. • het opmaken van een kladbestek en na een tweede Een heel andere opzet dan overlegmoment met de de andere werkingsaspecten betrokken bibliotheek: de dus, dat meer plaats zou vraopmaak van een definitief gen dan in het bestek van dit bestek; artikel mogelijk is. • een vergelijking van de verschillende offertes met vrijWat RFID betreft, voorziet blijvend advies; iedereen — behalve de VGC — financiële tussenkomst. Over • en opvolging van de oplevering. RFID zijn er niet zozeer 1 0 | META 2011 | 4
Daarnaast kunnen de bibliotheken ook deelnemen aan een vormingstraject expliciet uitgewerkt in het kader van een RFID-implementatie. Het traject bestaat uit een cursus competentiemanagement en een aantal workshops over competentiemanagement en ontwikkeling, werkprocessen en communicatie met de gebruikers en doelgroepen in functie van het gebruik van RFID. De provincie Limburg organiseert ook jaarlijks een bestellingsopdracht RFIDlabels ten behoeve van de Limburgse openbare bibliotheken. Op die manier kunnen er bij verschillende leveranciers interessante prijzen bedongen worden. Ook de provincie VlaamsBrabant stelt zich voor als een vertrekpunt. Zij gaan er vanuit dat de overgang naar zelfbediening een goede voorbereiding vereist. Ze verstrekken dan ook vorming en begeleiding op zeven punten: • instrumenten en begeleiding bij de overstap naar zelfbediening; • bibliotheek(her)inrichtingsadvies; • implementatieadvies; • bibliotheekbezoeken; • marktadvies (leveranciers); • administratief advies bij de opmaak van het bestek (workshop); • technisch advies voor PBSbibliotheken; • en ook rond (nieuwe) werkprocessen wordt een traject uitgetekend. In West-Vlaanderen is de begeleiding even intens. In 2007 reeds lanceerden ze hun impulssubsidie voor integratie van RFID en boden daarbij ook een informatienamiddag aan voor bibliothecarissen en bestuursleden. Het SBB blijft sterk inzetten op zowel informatieve (een jaarlijks RFID-Forum met info over alle aspecten van RFID en mogelijkheid tot informatie-uitwisseling) als financiële ondersteuning voor de West-Vlaamse bibliotheken en ijvert ze voor afspraken
rond protocols en gemeenschappelijke documenten voor de begeleiding. RFID wordt in West-Vlaanderen bovendien niet bekeken als een losstaande technologische vernieuwing maar wordt geïntegreerd in een structurele ruimere aanpak rond bibliotheekvernieuwing in hun Delphi-traject. Het PBC daarentegen geeft duidelijk aan dat ze bibliothecarissen zelf op pad laten gaan en zo hun informatie laten inwinnen bij collega’s de meest zinvolle methode vindt. Het PBC deed dan ook een rondvraag bij bibliotheken die als ‘early-adopter’ met RFID aan de slag gingen en verzamelde op die manier tips en ervaringen. Deze nota wordt gedeeld met andere bibliotheken die willen overschakelen op zelfbediening. Het Antwerpse PBC zou wel graag meer (specifieke) bediening bieden maar vindt het moeilijk om hiervoor geschikte instanties te vinden buiten de commerciële sfeer. Er is geen bijzonder opleidingstraject voor bibliotheken die naar zelfbediening overschakelen, maar dit komt eventueel wel aan bod in andere vormingstrajecten zoals die rond werkprocessen of in de intervisiegroepen die op regelmatige basis samenkomen. Ook SBB Oost-Vlaanderen en de VGC voorzien advies, respectievelijk door “het ter beschikking stellen van modeldocumenten en begeleiding door beleidsmedewerkers” of “technisch advies en logistieke steun”.
Publiekswerking Geen twijfel mogelijk: iedereen neemt deel aan bovenlokale acties zoals Boekbaby’s, Jeugdboekenweek, Bib liot heekweek, Nationale Voor leesweek, Wereldboekendag enz. En, iedereen onderneemt eigen acties. Een onderscheid maken tussen de verschillende provincies is dus niet evident. Van uiteenlopende doelstellingen is ook geen sprake. Enkel
artikel
deze inspanningen kunnen echter niet zonder keuzes te maken. Tot 2009 organiseerde WINOB verschillende tentoonstellings-, vertel- en lezingencircuits. Ondanks het succes, werd dit in 2010 allemaal afgebouwd. WINOB wil vooral grote projecten meer benadrukken. Tentoonstellingen en lezingen behoren nog tot de mogelijkheden maar dan geïntegreerd in een ruimer project zoals Delphi, Cinébib of Start to game. WINOB wil wel nog een bemiddelende en adviserende rol spelen en zijn expertise ter beschikking stellen rond publieksactiviteiten maar dan wel via regionale bibliotheeksamenwerkingsverbanden.
Professionalisering en vorming
Delphi-bibliotheken stellen de vragen van hun klanten centraal.
de VGC formuleert nog een exclusieve doelstelling: de Nederlandstalige openbare bibliotheken in Brussel op de kaart zetten. Of beter gezegd: op de Brusselse kaart zetten. Het grootste verschil schuilt misschien wel in de capaciteit van de provincie om zichzelf en de georganiseerde activiteiten in de kijker te plaatsen. Antwerpen, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen lijken hier oog voor te hebben. Het aantal externe partners waarmee het PBC samenwerkt springt onmiddellijk in het oog: Artforum, Creatief Schrijven, Europalia, Strip Turnhout, Open Doek. Bovendien creëert het PBC bewust persaandacht voor activiteiten zoals de Bibliotheekweek en de Jeugdboekenweek via verschillende mediadeals zoals die met de regionale televisie. Hetzelfde geldt voor SBB Oost-Vlaanderen:
‘Boekegem’ is een grote promotiecampagne rond de Bibliotheekweek in samenwerking met Radio 2 OostVlaanderen en de organisatie van Regiovertelsessies en reizende tentoonstellingen genereert naar eigen zeggen ook behoorlijk wat media-aandacht. Ook het SBB West-Vlaanderen zet in op ondersteuning via lokale promotiekanalen (Streekkrant, Krant van WestVlaanderen), organiseerde in 2010 een online promotiecampagne rond de vernieuwde webcatalogus en werkt verder samen met o.m. Cinema Novo, de Stripspeciaalzaak en Luisterpunt. In het kader van project Delphi werd bovendien een speciale communicatiecampagne ontwikkeld. Onder de slogan “Stel je vragen aan de Bib” stelt deze campagne de bib als kennispartner centraal. Al
Antwerpen kan terugvallen op: • een uitgebreid vormingsaanbod; • een traject informatiebemiddeling; • een traject kennismanagement en mediawijsheid; • een traject organisatieontwikkeling; • intervisiegroepen voor leidinggevenden en voor bibliotheekmedewerkers; • en de organisatie van verschillende studiereizen. De samenwerking met het Instituut voor Opleiding en Vorming Provincie Antwerpen (Innovant) is hier niet vreemd aan. Het contract dat het PBC afsloot met Innovant omvat ook de deelnamekosten van de opleidingen. Hierdoor kunnen Antwerpse bibliotheekmedewerkers steeds kosteloos een opleiding volgen. Hetzelfde geldt voor het open aanbod van Innovant: opleidingen MS Office, stressmanagement, communicatiestijlen, conflicthantering enz. behoren allemaal tot de (bijscholings-)mogelijkheden. Het PBC startte in 2008 ook met de opbouw van een eigen leer- en communicatieplatform: Digitaal Kenniscentrum voor online cursussen, discussiegroepen en achtergrondinformatie. Deze digitale omgeving staat tegelijkertijd ook
open voor bibliotheken voor een eigen online kennishoek of backoffice. Net als het PBC werken ook het SBB Oost-Vlaanderen en het Provinciaal Steunpunt L i m b u rg s e B i b l i o t h e ke n (PSLB) samen met een provinciale instantie voor opleidingsmogelijkheden, de OostVlaamse Bestuursacademie (OBAC) en Provincie Limburg Opleiding en Training (PLOT). In Limburg is deze samenwerking vooral van logistieke aard: PLOT staat in voor de contracten met lesgevers, praktische organisatie van de vormingen e.d. terwijl de inhoudelijke input over het vormingsaanbod door het PSLB wordt gegeven. Bij de OBAC is naast haar open aanbod maatwerk wel mogelijk. Tegelijkertijd stelt de provincie OostVlaanderen wel een verschuiving van opleidingsorganisatie naar de regionale samenwerkingsverbanden vast. Samenwerkingen lijken een kritische succesfactor. De provincie Vlaams-Brabant werkt met externe partners maar wil ook met de eigen bestuurschool (PIVO) een samenwerking uitbouwen. In de toekomst wil de provincie nog meer evolueren naar echte opleidingstrajecten. Binnen de regio’s organiseren de bibliotheken ook vormingen rond specifieke onderwerpen. Ook de VGC zoekt nog een samenwerking, niet alleen met externe partners maar ook met de andere SBB’s. Net als Oost-Vlaanderen hoopt ze haar opleidingsaanbod meer vraaggestuurd te kunnen uitwerken. WINOB springt er ook hier uit: Omdat het effect van losse opleidingen te klein zou zijn en te weinig verankerd binnen de uiteindelijke bibliotheekwerking organiseert WINOB sinds 2010 bewust geen opleidingen meer die niet gekoppeld zijn aan een WINOB-project, bijvoorbeeld Cinébib of PBS. Enkel veranderingstrajecten zouden een effectieve en merkbare
META 2011 | 4 |
11
artikel
rond collectiemanagement om te zien welke rol het SBB hierin kan opnemen.
Tevreden gebruikers schenken op Wereldboekendag (in de provincie Antwerpen) een roos en kunnen in ruil een reis naar Barcelona winnen waar dit een traditie is.
veranderingen op de werkvloer hebben. Kennisdelen en ervaringsuitwisseling zijn bovendien essentiële onderdelen van WINOB-projecten. Delphi is als traject bijvoorbeeld een opeenvolging van workshops met intervisiemomenten, opleidingen, werkgroepen met als doel de bibliotheek om te vormen naar een vraaggerichte werking.
Collectiebeheer Bijna iedereen is in de weer met wisselcollecties en collectiemanagement. Het streven van de verschillende provincies loopt hier eigenlijk zelfs gelijk op: overal zullen de wisselcollecties op termijn aan belang inboeten, in het voordeel van collectiemanagement. De meest uitgesproken focus op collectiebeheer lijkt bij de VGC te liggen. Brussel heeft maar liefst elf wisselcollecties, een collectie voor rusthuizen en NT2-materialen (Nederlands als tweede taalmaterialen). Deze wisselcollecties zullen mogelijk afgebouwd worden in de toekomst in het voordeel van collectieanalyse en centraal collectiemanagement door de VGC. De achterliggende doelstelling is 1 2 | META 2011 | 4
om van alle Brusselse bibliotheekcollecties ‘de beste boekenkast van Brussel’ te maken. De basiscollecties van de Brusselse bibliotheken vormen samen een complete collectie, die via het interbibliothecair leenverkeer (IBL) inzetbaar is binnen het Brussels bibliotheeknetwerk. Ook de provincie VlaamsBrabant is in de weer met haar (meer dan honderd) wisselcollecties. Hier geen afbouw zoals in Brussel, wel een op termijn mogelijke decentralisering. De regiogroepen zouden de inhoud en organisatie van de wisselcollecties op zich nemen. Inspelen op vragen binnen een bepaalde regio zou zo makkelijker moeten zijn. Maar Vlaams-Brabant valt ook voor een andere reden op. Door verschillende testcollecties zoals e-readers of games aan te bieden, kunnen openbare bibliotheken zonder risico uitproberen of er in de eigen bib voldoende belangstelling voor zo’n collectie is: Zal de investering de moeite waard zijn? Het collectiemanagementtraject heeft de provincie even stilgezet. Door twee softwarepakketten aan te bieden, benadert
A n t we r p e n c o l l e c t i e b e heer dan weer op een heel andere manier. De programma’s C-OPT (collectie optimalisering) en ICB (integraal collectiebeheer) benaderen collectievorming op een cijfermatige manier. Ook begeleiding en ondersteuning bij het gebruik van deze software is voorzien. Ook OostVlaanderen focust op het opstellen van collectieplannen en biedt voor het tweede jaar op rij een traject rond IBC aan. In totaal zullen 40 bibliotheken een onderbouwd collectieplan voor hun bibliotheek hebben opgesteld. Een aantal bestaande wisselcollecties werd in Oost-Vlaanderen verdeeld over de regionale samenwerkingsverbanden. Deze collecties worden vanuit de provincies niet meer aangevuld. Twee jaar geleden bood het SBB Vlaams-Brabant de softwarepakketten C-opt en ICB ook aan en kon een pilootgroep van bibliotheken hiermee, onder begeleiding, werken. Het databeheer vormde een (tijdelijke) hinderpaal om dit pilootproject verder uit te werken. Ondertussen kijkt Vlaams-Brabant naar de ontwikkelingen op Vlaams niveau
Thema- en wisselcollecties vind je in West-Vlaanderen al even niet meer, tenzij binnen een van hun bredere projecten. Als belangrijkste initiatief geeft WINOB de financiële en technologische ondersteuning van het IBL aan. Maar sinds 2009 stimuleert het ook de kennis- en ervaringsuitwisseling rond stripverhalen. Onderzoek toonde immers een ruime interesse van een beperkte groep. Dat WINOB oog heeft voor innovatieve projecten blijkt ook uit de aanpak om het bibliotheekwerk in kleine kernen te onderzoeken en ondersteunen. In 2008 werd een onderzoeksproject opgestart om de bibliotheekspreiding binnen de bibliotheeksamenwerking van twee gemeenten in kaart te brengen. Daarop volgde een onderzoek van de vooropgestelde stopplaatsen voor de biblioservicebus van de gemeente Zwevegem. De integratie van een administratieve werking en bibliotheekwerking in een mobiele dienstverlening is uniek voor Vlaanderen. Ook in Limburg werden de wisselcollecties al enkele jaren geleden stopgezet. Wel onderzoekt de provincie Limburg op welke manier collectiemanagement ingepast kan worden in de werking van het PSLB en in de organisatie van de hedendaagse bib. Er wordt grondig nagedacht over collectiedifferentiatie, over de benutting van de tijdswinst door collectiebeheer meer centraal aan te sturen en over de positie van de bibliotheek(collectie) in haar gemeenschap.
artikel
Appels en peren? Niet één streekgericht bibliotheekbeleid is gelijk aan een ander, zoveel is duidelijk. Een echte vergelijking is mooi in theorie maar moeilijk in de praktijk. Elk streekgericht bibliotheekbeleid krijgt tenslotte de ruimte van het decreet Lokaal Cultuurbeleid om een autonoom beleid te voeren. En dat doen ze, iedereen maakt eigen keuzes. De decretale takencluster wordt zo op zes verschillende manieren ingevuld. Er is dus geen twijfel mogelijk: elk streekgericht bibliotheekbeleid levert
regionaal maatwerk. Elke provincie heeft ook een eigen profiel met sterke punten: de samenwerkingsverbanden in Oost-Vlaanderen, RFID in Limburg en Vlaams-Brabant, professionalisering en vorming in Antwerpen, collectiebeheer in Brussel en taakoverschrijdende projecten in West-Vlaanderen.
initiatieven? Op basis van welke criteria bepaal je dit? • Hoe bekijkt het streekgericht bibliotheekbeleid de relatie met het bovenlokale structuren? Vragen in overvloed dus. De ideale gelegenheid voor een • Hoe verloopt de samenwerking tussen de provinrondetafelgesprek. Wij legcies? En met de Vlaamse den het Vlaamse en Brusselse Gemeenschapscommissie? streekgericht bibliotheekbeleid dan ook de volgende vra- • Welke rol ziet het streekgericht bibliotheek weggelegd gen voor: voor de provincies na de Maar of deze profielen het resul- • De werking is veelal afhaninterne staatshervorming? kelijk van de uitgangspunten taat zijn van een structurele die voor elk domein worden visie is niet duidelijk. En wat met geformuleerd: Neem je zelf Benieuwd?! Het resultaat leest de gemeenschappelijke aanpak: initiatief, werk je op vraag u in META nummer vijf. ervaren bibliotheken een evenof pik je in op bovenlokale redig aanbod of zouden ze hun bibliotheek graag een andere postcode toekennen omdat het gras in een andere provincie groener lijkt?
META 2011 | 4 |
13
Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel van The Maarten Van Severen Foundation
“Een archief met persoonlijkheid vraagt om een bijzondere aanpak”
Maarten Van Severen
interview
Bart Biesbrouck
Bij zijn overlijden in 2005 liet designer Maarten Van Severen een omvangrijk archief na. Het beslaat zo’n 45 strekkende meter en overspant de periode van 1962 tot 2005. Naast papieren documenten omvat het ook objecten, vooral studies, prototypes en schaalmodellen. Een deel is opgeslagen op digitale dragers. Kort voor zijn dood had de ontwerper kenbaar gemaakt hoe zijn nalatenschap beheerd moest worden. Onder impuls van zijn weduwe, vier zonen en een goede vriend werd The Maarten Van Severen Foundation opgericht. Het archief kreeg onderdak in het Gentse stadsarchief (De Zwarte Doos). Drijvende krachten Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel leggen aan META uit hoe ze omgaan met het nog jonge archief van een wereldberoemd designer. Kris, jij was een goede vriend van Maarten Van Severen. Kennelijk was hij zich goed bewust van wat er met zijn nalatenschap moest gebeuren? Kris: Toen Maarten nog leefde was hij inderdaad al bezig met zijn archief. Hij had alles bijgehouden wat met zijn werk te maken heeft en wilde dat dat geordend en geïnventariseerd zou worden. Om een medewerker te kunnen betalen die dat werk zou doen, had hij zelfs subsidies aangevraagd bij Design Vlaanderen (instelling van de Vlaamse overheid die hedendaags design promoot en ondersteunt, red.). Het was ook zijn uitdrukkelijke wens dat het archief in zijn geheel bewaard zou blijven. Eva: Dat is minder evident dan je zou denken. Het archief is atypisch omdat het veel driedimensionale stukken bevat, zoals studies van meubels en schaalmodellen. Dergelijke objecten stellen heel andere conservatie-eisen dan het papieren deel van het archief. Er zijn depots die daar beter voor uitgerust zijn. Het is dus niet uitgesloten dat de objecten later fysiek gescheiden zullen worden van de rest van het archief. Maar het is wel de bedoeling dat het op zijn minst virtueel één geheel blijft. Daarom is het belangrijk dat we momenteel bij het inventariseren nog alles samen hebben.
Jullie interpretatie van inventariseren is wel heel ruim, want jullie gaan actief op zoek naar extra informatie. Waarom? Eva: Een bijzonderheid van dit archief is dat het zo jong is. Daardoor kunnen we de informatie uit de projectdossiers aanvullen met contextinformatie en documentatie. Want het zou een gemiste kans zijn mochten we ons beperken tot wat Maarten ons materieel heeft nagelaten. Dus gaan we doelgericht mensen contacteren die ons kunnen helpen de projectdossiers te identificeren. Vergeleken met het klassieke inventariseren, dus ordenen en beschrijven op basis van de stukken alleen, betekent dat uiteraard veel extra werk. En we moeten er ons ook bewust van blijven dat we archief aan het bijmaken zijn, en dat we niet meer uitsluitend bezig zijn met het archief van Maarten Van Severen maar ook met dat van The Maarten Van Severen Foundation. Kunnen jullie dat verduidelijken met een voorbeeld? Eva: Neem nu het kapsalon Mussely in Zottegem, een vroeg project uit het einde van de jaren tachtig, waar niemand nog het bestaan van wist. In het dossiertje dat we daarover terugvonden, zaten alleen een bundel met schetsen en enkele foto’s van een lange, kronkelende kaptafel. Verder wisten we dat Maarten een trap en een passerelle had ontworpen. Ik ben ter plekke gaan
Maarten Van Severen (1956-2005) is zonder twijfel de belangrijkste Belgische ontwerper van de voorbije twee decennia. Zijn meubelontwerpen met hun typerende klare lijn zijn bekend over heel de wereld. Belangrijke bedrijven in België en Europa brachten zijn ontwerpen in productie. Van Severens bekendste werk is de stoel .03, geproduceerd door Vitra. Naast het ontwerpen van meubelen heeft Van Severen altijd een passie gehad voor architectuur. Hij werkte samen met architect Rem Koolhaas (Office for Metropolitan Architecture) voor onder meer woningen in Parijs en Bordeaux, de Openbare Bibliotheek van Seattle en een concertgebouw in Porto. Van Severen leverde ook een belangrijke bijdrage aan de
Presentatietekening uit het dossier van het Keukenpaviljoen voor de broers Boxy in Deurle.
verbouwing van het Van Abbemuseum in Eindhoven.
Foto: The Maarten Van Severen Foundation.
META 2011 | 4 |
15
interview
Kopzorgen van een jong archief Faxberichten De fax was het favoriete communicatiemiddel voor Maarten Van Severen. Tegen een relatief goedkoop telefoontarief kon hij er snel tekst maar ook schetsen en tekeningen mee versturen. Zeker in de beginjaren waren faxberichten echter niet bedoeld om bewaard te blijven. Het thermische papier dat toen werd gebruikt, is weinig duurzaam. Afbeeldingen en tekst vervagen heel snel. Dat stelt de Maarten Van Severen Foundation voor een groot conservatieprobleem. “Verspreid over de dossiers hebben we duizenden faxen in het archief”, zegt Eva Van Regenmortel. “Voor een aantal projecten is het omzeggens de enige bron van informatie. We moeten die faxen dus redden, maar hoe? Fotokopiëren is enorm tijdrovend. Alles scannen ook, en dan creëer je een gigantisch digitaal archief, met zijn eigen proble-
De tafel ontworpen door Maarten Van Severen voor het kapsalon Mussely in Zottegem. Foto: The Maarten Van Severen Foundation.
men op het vlak van duurzaamheid. De vraag is ook of echt alle faxberichten het bewaren waard zijn. Maar als we willen selecteren, welke criteria moeten we daarbij dan gebruiken? We zijn ongetwijfeld niet de enigen die met dat probleem kampen, ook in andere archieven moet heel wat faxpapier
kijken en dat was heel verhelderend. Niet alleen bleek de ‘lange tafel’ uit meerdere tegen elkaar geschoven tafels te bestaan, ik vond er ook ontwerpen die we nog niet kenden, waaronder een op maat gemaakte kast, kamerschermen en spiegels. Bovendien is alles intact bewaard. Zo konden we de informatie van het archiefdossier in belangrijke mate aanvullen met foto’s.
zitten. Binnen afzienbare tijd is dat allemaal onleesbaar.” Digitaal archief “De harde schijven en de vele cdroms en diskettes uit het archief werden geconverteerd en samen opgeslagen. Voorlopig is hun bewaring dus gegarandeerd. Maar nu hebben we een parallel archief dat evenzeer geordend moet worden. De huidige mappenstructuur is verre van adequaat en er is een aanzienlijke overlapping met het papieren archief. Bovendien zul-
Kris: Het nagelaten archief is een interessante basis die vanaf nu als bron fungeert. We inventariseren die bron, maar tegelijk vullen we ze aan met getuigenissen van producenten, opdrachtgevers, medewerkers, architecten en andere mensen met wie hij heeft samengewerkt. Want misschien is het daar binnen tien jaar te laat voor. We komen nu soms al te laat. Zo probeerden we in Zwitserland Egon Bräuning te spreken, een productontwikkelaar bij meubelfabrikant Vitra. We weten van Maarten dat Bräuning een cruciale rol heeft gespeeld bij het ontwikkelen van de stoel .03. Vlak voor hij met pensioen zou gaan, belde ik Vitra om hem te spreken, maar hij bleek ziek te zijn. Toen we het enkele weken later nog eens probeerden, was hij overleden. We hebben dus zijn verhaal over de inbreng van Vitra in de ontwikkeling van de .03 niet kunnen optekenen.
len we ook moeten zorgen voor digitale duurzaamheid, zodat de bestanden op lange termijn leesbaar blijven.”
1 6 | META 2011 | 4
Door die manier van werken vervaagt toch de grens tussen archivering en onderzoek? Eva: Je zou inderdaad kunnen zeggen dat we voor een stuk aan onderzoek doen. Het is een eerste stadium, dat aan het
interview
eigenlijke onderzoek voorafgaat. Maar het klopt dat dat strikt genomen niet verwacht wordt van een archivaris. Kris: Het is een vorm van onderzoek die de inventaris zo objectief mogelijk aanvult. Dankzij dat extra werk zullen onderzoekers in de toekomst meer ‘in de diepte’ kunnen werken. De inventaris zal immers meer zijn dan de verzameling van ‘uiterlijke verschijningsvormen’. Door ook te documenteren hoe, in welke omstandigheden en vanuit welke vraag een werk tot stand gekomen is, leer je er veel meer over. Het kan ook de manier van ontwerpen duiden en verklaren. En het maakt ook de volgende stap, ontsluiten, veel interessanter. Ook op dat vlak zitten jullie niet stil, met de tentoonstelling over de stoel .03 als eerste blikvanger. Eva: We vinden dat de Foundation meer moet doen dan alleen maar het archief toegankelijk maken in de leeszaal van de Zwarte Doos. Met de tentoonstelling wilden we het publiek laten kennismaken met de waarde van een jong vormgevingsarchief. De tentoonstelling was ook alleen mogelijk dankzij het archief. Op een paar bruiklenen na worden er alleen stukken uit het archief van Van Severen getoond. Kris: De documenten over de .03 vormen maar een klein, beheersbaar stuk van het archief. Dat hebben we aangegrepen om te tonen hoe je een inventaris kan maken met het oog op ontsluiting. Want ik ondervond bij mijn eigen vrienden en kennissen dat zij niet goed weten wat het inhoudt om een inventaris te maken. Ze begrijpen ook niet dat het opstellen ervan zoveel tijd vraagt. We wilden ook laten zien dat het relevant is om papieren stukken en objecten bijeen te houden. Want Maarten ontwierp niet alleen op papier, hij maakte tegelijk modellen op ware grootte. En dat zie je ook op de tentoonstelling: de helft van de ‘schetsen’ stonden op de rekken, in de vorm van driedimensionale studies. Met die stukken bewijzen we ook ineens dat een archief niet noodzakelijk uit saaie troep bestaat. Eva: Het dossier over de .03 was klein, omdat die stoel tenslotte voor een groot deel tot stand is gekomen in Zwitserland. Maar het was zeker niet het makkelijkst te interpreteren dossier van het archief, want Maarten identificeerde en dateerde zijn tekeningen zelden. Om er een chronologie in te kunnen steken, hebben we veel uitleg moeten vragen aan Marij (de Brabandere, Van Severens weduwe, red.).
boek Werken/Work, dat verscheen naar aanleiding van de retrospectieve in het Design museum Gent in 2004. De vakgroep is ook partner van de Foundation. We hopen dat die samenwerking uiteindelijk ook tot proefschriften zal leiden. Kris: Het was ook de uitdrukkelijke wens van Maarten om onderzoekers te betrekken bij zijn nalatenschap. Het sprak dus voor zich dat we de vakgroep Architectuur en Stedenbouw zouden opnemen in de structuur van de Foundation. Maarten hechtte veel belang aan samenwerking. Naast ontsluiting vormen samenwerkingsverbanden dan ook een belangrijke doelstelling van de Foundation. Samenwerken met universiteiten voor onderzoek, met musea voor tentoonstellingen, met uitgevers voor publicaties. Daarbij is het uitgangspunt altijd: een degelijke inventaris. Want alleen zo geef je het archief consistentie en consolideer je de persoonlijkheid die erin zit. Vanuit die positie ben je voor om het even wie en van bij het begin een meer betekenisvolle partner dan iemand die in zijn kelder toevallig wat ‘gerief’ heeft liggen van een bekende ontwerper. The Maarten Van Severen Foundation werd opgericht onder impuls van familie en vrienden. Welke gevolgen heeft dat voor het archief? Kris: Het is zeer moeilijk om zo kort na Maartens overlijden helemaal afstand te doen van wat hij heeft nagelaten. Dus is het beheer van het archief overgedragen aan de Foundation, maar de erfgenamen van Maarten blijven er eigenaar van. Dat is een structuur die erg ongewoon is voor de archiefwereld. Meestal wordt een archief helemaal overgedragen. Daar ben ik altijd tegen geweest, net als Maarten trouwens, omdat je dan het risico loopt dat er pas iets met het archief gebeurt als men er toevallig tijd, geld en zin voor heeft.
“Een degelijke inventaris, zo alleen geef je het archief consistentie en consolideer je de persoonlijkheid die erin zit.”
Kris: Maar dat maakt het net zo interessant. Want het verplicht je om je af te vragen hoe je moet omgaan met stukken die niet gedateerd zijn. We zijn erin geslaagd om op de tentoonstelling een rode draad weer te geven, ook al kunnen we niet garanderen dat die chronologisch helemaal klopt. Het was de bedoeling om een deel van het archief op tafel te leggen zonder daar verregaande interpretaties aan vast te knopen. Dat is werk voor onderzoekers. We wilden met deze tentoonstelling trouwens ook het onderzoek stimuleren. Is er op dat vlak al interesse? Eva: We merken alleszins dat de belangstelling van studenten en onderzoekers sinds de tentoonstelling is toegenomen. We werken ook aan een oeuvrecatalogus, en aan de projectbeschrijvingen zullen studenten meewerken van onder meer de vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent. Voor die oeuvrecatalogus vertrekken we van een lijst van projectdossiers die het resultaat is van de eerste fase van het inventarisatieproject. Die lijst geeft een veel vollediger beeld van Maartens projecten dan de lijst die is opgenomen in het
Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel. Foto: Storm Calle.
META 2011 | 4 |
17
interview
“De vraag stelt zich voortdurend wat inzake rechten de verhouding is tussen de familie, de Foundation, en derden zoals fotografen, filmmakers en uitgevers.”
Het archief Door toedoen van het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven (CVAa) was de Foundation in de loop van 2008 tot een overeenkomst gekomen met het Stadsarchief Gent dat het archief in de Zwarte Doos bewaard kon worden. Hiermee werd tegemoetgekomen aan de wens van Maarten Van Severen zelf, die
Waarom zou dat anders zijn als de familie eigenaar blijft? Kris: Omdat de Foundation door de familie is opgericht precies met het oog op de inventarisering en de ontsluiting van het archief, volgens de wens van Maarten. De familie blijft dus zeer nauw betrokken, maar ze beseft ook dat ze op eigen houtje niet in staat zou zijn om het op een professionele manier te beheren. Het was dan ook niet evident voor de subsidiërende overheid om zich in die structuur te kunnen vinden. De Vlaamse Overheid heeft gelijk wanneer ze argumenteert dat we met die inventaris een meerwaarde creëren voor iets wat privébezit is. Dus moesten we garanties voor ontsluiting inbouwen. Nu de inventarisatie van het archief gesubsidieerd wordt, heeft de familie Van Severen het initiatief genomen een overeenkomst te sluiten met de Stad Gent waarin staat dat het archief voor minstens 25 jaar na de inventarisering toegankelijk blijft in het Stadsarchief.
graag wou dat zijn archief in Gent bleef. Het eerste resultaat van het inventarisatieproject was een archiefschema, dat in grote lijnen de structuur van het archief weer geeft. Dit schema is gebaseerd op een modelschema voor architectuurarchieven, opgemaakt in 2004 door het CVAa (De Houwer, Veerle; Van Impe, Ellen; Verpoest, Luc; Handleiding architectuurarchieven. Inventarisatie, CVAa, Antwerpen, 2004, p. 57). Het vertrekt van de functies die een architectenbureau, of bij uitbreiding dat van een ontwerper, uitoefent. Het grootste deel van het archief van Maarten Van Severen bestaat uit projectdossiers, die naast schetsen, (digitale) ontwerptekeningen, briefwisseling en (digitale) foto’s ook driedimensionale stukken omvatten, zoals materiaalstalen, materiaalstudies, prototypes, schaalmodellen en mallen. Naast de projectdossiers zijn er nog de administratie, dos-
Hoe ga je binnen zo’n structuur om met auteurs- en andere rechten? Kris: Daar worstelen we inderdaad mee. Er zijn veel soorten rechten: auteursrecht, gebruiksrecht, publicatierecht enzovoort. Stel, je geeft iemand een foto die indertijd in opdracht van Maarten is gemaakt. Het auteursrecht van het object ligt bij zijn erfgenamen. Maar ook de fotograaf maakt aanspraak op auteursrecht. En wanneer die foto gepubliceerd wordt, speelt het reproductierecht en/of het gebruiksrecht. Dan is er nog het verschil wanneer hij voor commerciële dan wel voor educatieve of wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt. Bovendien zou het wel eens kunnen dat er ook rechten van producenten meespelen, want van een gefotografeerde stoel heeft de producent een octrooi of patent. De vraag stelt zich dus voortdurend wat inzake rechten de verhouding is tussen de familie, de Foundation, en derden zoals fotografen, filmmakers en uitgevers. De Foundation zoekt momenteel uit hoe ze zo correct mogelijk met deze kwestie kan omgaan.
siers over publicaties en tentoonstellingen, de boekhouding, de bibliotheek, documentatie, en een beperkt aantal persoonlijke dossiers, zoals schoolrapporten en souvenirs. Het archiefschema dient als leidraad voor de schikking van het archief op de rekken en voor de eigenlijke archiefbeschrijving. De beschrijving van het archief van Maarten Van Severen gebeurt in eerste instantie in Excel, bij gebrek aan een archiefbeheersysteem dat volledig beantwoordt aan het profiel van het archief van een ontwerper. Later zal de inhoud van dit bestand worden overgezet naar een database met zoekfunctie, die men zal kunnen raadplegen via de websites van het Stadsarchief Gent en de Foundation. Vervolgens zal men de dossiers kunnen inkijken in de leeszaal van het Stadsarchief. De archiefbeschrijving gebeurt op basis van de standaard ISAD(G). In een ideaal scenario zullen in de inventaris ook links worden gelegd met bestanden uit het digitaal archief of met gedigitaliseerde stukken uit het analoog archief. De
Vinden jullie dat de Foundation een voorbeeldfunctie vervult? Eva: We willen niet suggereren dat onze aanpak de enige juiste is. Maar we denken dat er met jonge archieven meer kan gebeuren dan wat nu gangbaar is. Hoe dan ook is het de moeite waard om het debat te voeren over hoe ver je moet gaan bij de ontsluiting ervan. Kris: We zijn zeker ambitieus. We willen de referentieplek zijn voor alles wat met het werk van Maarten Van Severen te maken heeft. Ook daarom hebben we niet willen wachten op de voltooiing van de inventaris om met het archief naar buiten te komen. 2010 was daarvoor een geschikt jaar, met Interieur (Designbiënnale in Kortrijk, red.) en uiteraard ook de tentoonstelling. Sommigen hebben me toevertrouwd dat ze niet geloofden dat je een boeiende tentoonstelling kon maken met louter archiefmateriaal. Over één stoel dan nog. Maar ze hebben er anderhalf uur geboeid in rondgelopen. Dat wil toch zeggen dat de oefening geslaagd is.
vervollediging van de gegevens die uit het archiefdossier worden gehaald (bv. de voornaam van een opdrachtgever, de juiste locatie van een project, medewerkers waarvan we weten dat ze bij een project betrokken waren, maar die niet vermeld worden in het dossier) gebeurt in hetzelfde Excelbestand. Er werd begonnen met het systematisch doornemen van de projectdossiers en een eerste voorlopige inventaris daarvan is intussen klaar. Een aantal dossiers zijn nog niet geïdentificeerd en sommige gegevens zijn nog onvolledig. Door het opstarten van het project van de oeuvrecatalogus treedt een wederzijdse bevruchting op: de lijst van projectdossiers, een aanzienlijke aanvulling op een eerdere lijst van 2004, dient als vertrekpunt voor het opstellen van de oeuvrecatalogus. Anderzijds levert het onderzoek van de projecten bijkomende informatie op voor de inventaris. Zowel het archiefschema als de lijst met projectdossiers zijn
> http://www.maartenvanseveren.be
1 8 | META 2011 | 4
beschikbaar op www.maartenvanseveren.be.
artikel
Impala 1991-2011
20 jaar IBL en documentlevering in België
Jan Corthouts, Universiteit Antwerpen, Julien Van Borm, Universiteit Antwerpen en Michèle Van den Eynde, Universiteit Antwerpen
Impala, het Belgische systeem voor inter bibliothecair leenverkeer en documentlevering werd door de Universiteit Antwerpen ontwikkeld en in 1991 als nationaal systeem in gebruik genomen. Twintig jaren later is het nog steeds operationeel en werkt het nog altijd volgens de oorspronkelijke uitgangspunten. Wel werd overgestapt naar een webversie (1998) en werd de elektronische levering toegevoegd (2001). Dit artikel geeft een overzicht van de mogelijkheden van Impala: een focus op de openheid van het systeem en daarbij cijfers die een inzicht geven in het IBL verkeer in België. Impala werd in 1990 door de bibliotheek van de Universiteit Antwerpen ontwikkeld als antwoord op een nood aan een efficiënt systeem voor het interbibliothecair leenverkeer in België. Tot dan was het Belgische IBL-model er een van ongeplande decentralisatie, met alle nadelen daaraan verbonden. 1 Impala heeft de zwakheid van dit model weggewerkt en omgevormd tot een gestructureerd systeem, essentieel voor het goed functioneren van het IBL in België. Impala is tot stand gekomen vanuit een praktische noodzaak, zonder overheidsinitiatief of -financiering. De specifieke Belgische context waarin bibliotheken samenwerken is hieraan niet vreemd. De samenwerking tussen bibliotheken wordt immers op het niveau van de gemeenschappen georganiseerd en er is geen federaal overlegplatform meer voor de samenwerking tussen wetenschappelijke bibliotheken. Dit neemt echter niet weg dat bibliotheken in het verleden en ook nu nog op een pragmatische basis initiatieven nemen om belangrijke werkinstrumenten
zoals Impala zelf te ontwikkelen en te onderhouden. Ook Antilope, de collectieve catalogus voor tijdschriften, en de nieuwe UniCat-portal zijn goede voorbeelden van deze pragmatische samenwerking.
Model Net zoals andere nationale IBL-systemen, bestaat de kern van Impala uit een aantal basisfuncties:
• Lokaliseren van documenten in collectieve catalogi • Online bestellen van boeken en tijdschriftartikelen • Opvolgen van de aanvragen • (Elektronisch) leveren • Doorberekenen van de kosten via een clearinghouse • Aanbieden van cijfergegevens (aantallen, leveringstijden) Bij het implementeren van deze functies werd gestreefd naar openheid, efficiëntie, betrouwbaarheid, eenvoud en lage kosten.
Openheid Open naar alle
types van
bibliotheken
Elk type bibliotheek kan aansluiten bij Impala en daarbij beslissen welke rol de bibliotheek speelt: aanvrager, leverancier of beide. In 2010 telde Impala 620 aangesloten bibliotheken waaronder
de Koninklijke Bibliotheek, de Belgische universiteitsbibliotheken, de Vlaamse hogeschoolbibliotheken, de Vlaamse openbare bibliotheken, (federale) overheidsbibliotheken, documentatiecentra, bedrijfsbibliotheken, speciale bibliotheken, de Nationale Bibliotheek van Luxemburg, bibliotheken van internationale instellingen zoals het Europese Parlement en verschillende bibliotheken van de Europese Commissie in Brussel en Sevilla. De openbare bibliotheken vormen de grootste groep gebruikers (53 procent), gevolgd door de bibliotheken van de hogescholen (14 procent), de universiteiten (10 procent) en wetenschappelijke bibliotheken (8 procent). De openbare bibliotheken en de universiteiten zijn de grootste leveranciers. Zij staan samen in voor
200.000
150.000
100.000
50.000
0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal Impala aanvragen 1992-2010.
META 2011 | 4 |
19
artikel
90 procent van de leveringen. De openbare bibliotheken en de universiteiten zijn tevens de grootste aanvragers: zij nemen samen 80 procent van de aanvragen voor hun rekening.
Open
naar bestellingen
voor alle types materiaal
Boeken, tijdschriftartikelen en alle soorten audiovisueel materiaal kunnen worden aangevraagd. Het bestellen van e-boeken zal nog niet voor eerstdaags zijn. Een eerste initiatief hiervoor werd in Canada genomen waar CISTI samen met Ingram’s MyiLibrary een IBL-service voor e-boeken heeft opgezet 2. In de meeste gevallen zullen auteursrecht en licentiebepalingen de uitwisseling van e-boeken als onderdeel van de klassieke documentlevering onmogelijk maken.
Enkele mijlpalen uit de historiek van Impala 1990 de Universiteit Antwerpen start met de ontwikkeling van Impala 1991 Impala wordt in gebruik genomen door de Uni ve r s i te i t de
A n t we r p e n ,
Stadsbibliotheek
Antwerpen (nu Erfgoed b ib l i ot h e e k
Hendrik
Co n s c i e n ce)
en
het
Limburgs Universitair Centrum (nu Universiteit Hasselt) 1992 de NFWO-conferentie van Universitaire Hoofd bibliothecarissen erkent Impala als het nationale documentbestelsysteem in België 1998 Impala stapt over naar een webversie. 2000 Impala verwerkt een record aantal van bijna 178.000 aanvragen 2001 realisatie van elektronische levering in het kader
In het begin kende Impala een spectaculaire groei. Een jaarlijkse verdubbeling van het aantal aanvragen bewees dat Impala efficiënt werkte en tegemoet kwam aan een duidelijke behoefte. Samen met het aantal gebruikers stegen de transacties gestaag tot het topjaar 2000 waarin 177.458 aanvragen in Impala verwerkt werden. Vanaf 2000 groeide echter het aanbod van e-tijdschriften (commercieel en Open Access). Hierdoor daalde het aantal Impala transacties tot 112.531 in 2005. De aansluiting van openbare bibliotheken (2001) met hoofdzakelijk aanvragen voor boeken maakte vanaf 2005 het verlies deels goed. De stijgende trend van het aantal aanvragen voor boeken houdt voorlopig nog aan, terwijl het aantal aanvragen voor artikelen gedaald is tot onder de 50.000. Gedurende de laatste drie jaar is het totale aantal Impala transacties stabiel gebleven op ca. 140.000 per jaar.
van het federale VirLibproject 2001 alle Vlaamse openbare bibliotheken treden toe tot Impala 2005 integratie van Impala in het Brocade bibliotheeksysteem
2 0 | META 2011 | 4
Tot 2000 waren het vooral de universiteitsbibliotheken die in Impala fungeerden als leveranciers van (hoofdzakelijk) tijdschriftartikelen. Dat veranderde snel toen in 2001 de Vlaamse openbare bibliotheken toetraden tot Impala.
In 2010 bedroeg het aantal aanvragen voor tijdschriftartikelen nog maar 40 procent van dat van 2000. In dezelfde periode steeg het aantal aanvragen voor boeken van 30.000 tot 92.000. Het aantal aanvragen aan openbare bibliotheken overtreft nu duidelijk dat van de universiteitsbibliotheken.
Open:
koppeling met collec-
CCB en UniCat De Collectieve Catalogus België (CCB) is het resultaat van een project van de Nationale Conferentie van Universitaire Hoofd bibliothecarissen, die eind jaren tachtig het initiatief nam om een collectieve catalogus van boektitels op com-fiches, op cd-rom en uiteindelijk ook online te publiceren. De laatste editie verscheen in 2002.
tieve catalogi
Een instrument als Impala kan maar efficiënt werken als de gebruiker snel de potentiële leveranciers kan aanspreken. Impala heeft er daarom naar gestreefd om zo veel mogelijk collectieve catalogi met Impala te integreren. De koppeling met catalogi wordt gerealiseerd op basis van de OpenUrl specificaties (http:// anet.ua.ac.be/bvv/2092). Antilope Antilope is de collectieve catalogus van tijdschriften aanwezig in Belgische wetenschappelijke bibliotheken. Van een lokale Antwerpse gedrukte catalogus in 1973, groeide Antilope vanaf 1981 uit tot een nationale online catalogus. Die catalogus wordt al bijna 40 jaar geproduceerd door de bibliotheek van de Universiteit Antwerpen zonder subsidie (met uitzondering van eenmalige subsidies in 1981 bij de start van Antilope en in 1994 bij de uitvoering van het Antilope termijnplan voor de invoer van de historische collecties van de Vlaamse Universiteitsbibliotheken). Deze catalogus bevat thans ongeveer 300.000 titels van tijdschriften aanwezig in een tweehonderd bibliotheken. Bibliotheken die dat wensen, kunnen hun tijdschriftencollecties bij Antilope aanmelden. Deze collecties worden door de UA manueel ingevoerd (kleine collecties) of automatisch opgeladen op basis van een geleverd bestand in MARC-formaat (xml) of in csv-formaat. Procedure en formaten staan beschreven op http://anet.ua.ac.be/bvv/2110.
Het UniCat project (20012006) — gefinancierd door het federale wetenschapsbeleid — moest de opvolger worden van de CCB en had tot doel om een infrastructuur op te zetten waarbinnen bibliotheken hun collecties konden aanmelden en waar de data vervolgens geïndexeerd en via een web portal ontsloten konden worden. Alhoewel het UniCat initiatief uitmondde in een werkbaar prototype, ontbrak het aan een goed business plan, waardoor het project niet kon voortgezet worden. De Belgische universiteitsbibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek wilden daar verandering in brengen en hebben daarom in 2010 het initiatief genomen om op pragmatische basis samen te werken zonder externe financiering maar met financiële bijdragen door de leveranciers zelf van de data. Infrastructuur en technologie komen van een externe partner SemperTool, een Deens softwarebedrijf gespecialiseerd in oplossingen voor ontsluiting en beheer van e-resources in bibliotheken. UniCat, de nieuwe collectieve catalogus is sinds maart beschikbaar via Impala en ook op http://www.unicat.be. bib.belgium.be De bibliotheken van de federale overheidsdiensten (FOD) en de federale wetenschappelijke instellingen (FWI) hebben sinds 2008 hun catalogi verenigd in één gemeenschappelijke zoekomgeving bereikbaar via http://bib.belgium.be 3. Deze catalogus telt
artikel
zowat drie miljoen records en groepeert het bezit van dertig bibliotheken waaronder de Koninklijke Bibliotheek, de bibliotheek Queteletfonds (FOD Economie), de bibliotheken van de Nationale Plantentuin van Meise, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, de Ko n i n k l i j ke M u s e a vo o r Schone Kunsten van België en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. De catalogus wordt vier maal per jaar geactualiseerd. Het project loopt nog tot 2011 en wordt mogelijk verlengd.
leveranciers via Impala bereikbaar: BLDSC (VK), INIST (F), Technische Universiteit Delft (NL), Landbouwuniversiteit Wageningen (NL) en het NIWI (NL). De lopende tijdschriften van deze documentleveranciers werden toegevoegd aan de Antilope-catalogus. BLUW en NIWI zijn in 2005 weggevallen omdat documentleverantie geen deel meer uitmaakt van hun opdracht. In het begin verstuurde Impala deze aanvragen via fax naar de leverancier. Nadien werd daarvoor ook de e-mailgateway gebruikt. Feedback van leverancier naar Impala werd via dezelfde gateway verwerkt.
Bibliotheekportalen van Het aantal aanvragen aan openbare bibliotheken buitenlandse leveranciers De openbare bibliotheken hebben zich de laatste jaren — ooit meer dan 40.000 per verenigd in provinciale net- jaar — daalde vanaf 2001 werken. Als resultaat hier- erg sterk tot 5.500 in 2010. Impala klanten gebruiken de van biedt elke provincie via een webportaal een gemeen- beschikbare e-informatie en schappelijke catalogus aan. zoeken goedkopere alternaOpenbare bibliotheken kun- tieven voor dure leveranciers nen deze portals en ook het zoals BLDSC en INIST. Zij Vlaamse portaal http://zoeken. vinden die in Subito en het NCC/IBL-systeem. Met een bibliotheek.be gebruiken als initiële subsidie van Sabido bron voor IBL-aanvragen. — het Samenwerkingsverband A rc h i e f B i b l i o t h e e k e n Open naar andere Documentatie van de IBL-systemen Niet alle IBL-aanvragen wor- Nederlandse Taalunie — werd den in Impala rechtstreeks Impala in oktober 2004 gelinkt geplaatst na een opzoeking met het NCC/IBL-systeem in een catalogus. Veel aanvra- van Nederland. Meer dan 400 gen komen in Impala terecht bibliotheken in Nederland nadat ze eerst in een lokale werden zo bereikbaar voor IBL-toepassing werden inge- de Impala gebruikers. Vanuit voerd. Dit is het geval voor Impala wordt de gebruiker u n i ve r s i te i t s b i b l i o t h e ke n verbonden met het NCC/IBLzoals UGent, ULB, VUB en systeem. De verwerking van K.U.Leuven. Uitwisseling van de aanvragen en de facturatie IBL-transacties met Impala gebeurt volledig in het NCC/ gebeurt op basis van XML IBL-systeem. De kosten worgestructureerde berichten die den rechtstreeks doorgerevia e-mail worden uitgewis- kend naar de Belgische biblioseld. Dit geldt niet enkel voor theek en de standaard NCC/ IBL-tarieven worden gehanhet versturen van aanvragen naar Impala maar ook om sta- teerd. Toch maakt slechts een tus informatie over Impala- klein aantal Belgische bibliotheken gebruik van de link, aanvragen te verkrijgen en terug te koppelen naar de vooral dan voor het aanvragen van boeken. lokale toepassing.
Open
naar buitenlandse
leveranciers
Vanaf het begin waren grote Europese doc um ent-
Buitenlandse
projecten
Impala speelde een faciliterende rol in enkele internationale projecten waaronder een
project van de Universiteit van Luik in Benin, Afrika (documentlevering) en het Copeterproject van de Europese Unie ter verbetering van centrale catalogi en IBL-systemen voor verschillende universiteiten in Sint-Petersburg, Rusland. 4
Efficiëntie: snelheid en honoreringspercentage
bijgewerkte statistische informatie over het aantal aanvragen en leveringstijden. Elke bibliotheek kan zo haar eigen prestaties evalueren en voor haar eigen bestellingen de beste leverancier zoeken. De mediane leveringstijd voor een fotokopie van een artikel bedroeg in 2010 48 uur. M.a.w. een lezer die een tijdschriftartikel bestelt, verkrijgt dit in de helft van de gevallen binnen de 48 uur. Deze snelle responstijden worden gerealiseerd dank zij elektronische levering die de laatste jaren in omvang is toegenomen (zie verder).
Snelheid en honoreringspercentage zijn bepalend voor een efficiënte dienstverlening. De alomtegenwoordigheid van elektronische informatie — beschikbaar 24/7 — heeft een belangrijke impact gehad op de gebruikersverwachtingen ten aanzien van IBL en documentlevering. E-resources zijn De mediane leveringstijd voor just in time beschikbaar van om het even waar en meestal een fysiek object blijft de laatook zonder meerkost voor de ste jaren stabiel op 118 uur of eindgebruiker. IBL en docu- vijf dagen. M.a.w. een lezer mentlevering kunnen zich die een monografie/object daarmee niet meten. De leve- leent van een andere bibliotheek moet daar in doorsnee rende bibliotheken en Impala stellen alles in het werk om 5 dagen op wachten. De levenauw bij deze gebruikersver- ringstijden liggen hoger dan wachtingen aan te sluiten. Zij deze van een tijdschriftartidoen dat door het gebruik kel en dat is ook logisch: een van goede ICT-tools en door monografie wordt immers onderlinge afspraken om snel via post of pendel geleverd te reageren op binnenko- — trager dus dan een elektronische levering van een pdfmende aanvragen. kopie — en bovendien kunnen de gevraagde materialen in Snelheid Op verschillende etappes van de gesolliciteerde bibliotheek uitgeleend zijn. In dat geval de aanvraag wordt ingespeeld wordt de aanvraag doorgeop het aspect snelheid. • Documenten worden elek- stuurd naar een volgende tronisch besteld met aan- bibliotheek. Elke volgende duiding van vijf potentiële stap creëert bijkomende verleveranciers. Bij negatief traging. antwoord van de eerste leverancier wordt de aan- Honoreringspercentage vraag automatisch verder De honoreringspercentages gestuurd. voor tijdschriftartikelen zit• Bibliotheken worden via ten op een erg hoog niveau e-mail geattendeerd op van 87 tot 89 procent. Het inkomende aanvragen. honoreringspercentage van • Afspraak: dagelijks opvol- monografieën ligt doorgaans gen van inkomende aanvra- lager aangezien materiagen en antwoorden binnen len wegens leen onbeschikde 48 uur met de melding: baar kunnen zijn bij de levesucces of mislukt. rancier. Nochtans merken we • Impala houdt rekening met sinds de toetreding van de de sluitingsperiode van Vlaamse openbare bibliotheleveranciers. ken een opmerkelijke stijging • Toezicht op snelle docu- van 71 procent in 2001 tot 85 mentleverantie via dui- procent in 2010. Allicht is dit delijke statusinformatie toe te schrijven aan een doorper aanvraag en dagelijks dacht gebruik van Impala
META 2011 | 4 |
21
artikel
Jaar
Boeken
Artikelen
Totaal
2001
8.082
625
8.707
2002
27.035
923
27.958
2003
33.963
1.211
35.174
2004
50.202
1.252
51.454
2005
57.192
1.113
58.305
2006
68.271
1.086
69.357
2007
73.065
1.294
74.359
2008
84.410
1.269
85.679
2009
90.177
1.132
91.309
2010
90.981
1.175
92.156
Aantal aanvragen gericht aan openbare bibliotheken.
Jaar
Boeken
Artikelen
Totaal
1994
9.337
27.344
36.681
1995
12.548
50.037
62.585
1996
12.210
61.899
74.109
1997
19.302
71.852
91.154
1998
20.241
77.478
97.719
1999
22.720
101.383
124.103
2000
23.660
110.896
134.556
2001
22.662
101.629
124.291
2002
22.093
77.082
99.175
2003
20.729
63.601
84.330
2004
19.635
52.151
71.786
2005
16.666
36.299
52.965
2006
17.229
37.408
54.637
2007
16.909
34.768
51.677
2008
15.066
40.613
55.679
2009
14.589
43.252
57.841
2010
13.282
41.182
54.464
Aantal aanvragen gericht aan universiteitsbibliotheken.
Jaar
Artikelen
Boeken
Totaal
1996
90%
70%
87%
1997
91%
74%
89%
1998
92%
73%
89%
1999
92%
73%
89%
2000
92%
72%
89%
2001
91%
71%
87%
2002
91%
76%
86%
2003
90%
77%
85%
2004
89%
78%
83%
2005
88%
79%
83%
2006
89%
81%
84%
2007
88%
82%
84%
2008
88%
84%
86%
2009
89%
84%
86%
2010
87%
85%
86%
Honoreringspercentages.
2 2 | META 2011 | 4
en de daarmee gekoppelde online catalogi waarin ook de beschikbaarheid van een document wordt getoond. Openbare bibliotheken bestellen in de regel materialen waar deze niet uitgeleend zijn.
lokale e-mailadressen. Hoewel Impala hiervan geen kennis heeft, kan men wel stellen dat in 2010 meer dan drie vierde van alle fotokopieën van artikelen op elektronische wijze werden geleverd.
Elektronische
De elektronische leveringen stellen nieuwe vragen in verband met het auteursrecht. Een fotokopie maken kan op basis van de zogenaamde uitzonderingen voor de privékopie en deze voor onderwijs en onderzoek. Maar hoe zit het met het auteursrecht en de elektronische kopie? Sommige juristen zijn van oordeel dat het toesturen van een e-kopie moet gekarakteriseerd worden als een mededeling aan het publiek. In dat geval valt zo een e-kopie onder het verbodsrecht en zou dit enkel kunnen via een voorafgaandelijke toestemming van de rechthebbenden. Maar evengoed kan gepleit worden dat dit valt onder de uitzondering voor de privékopie. Er wordt namelijk geen databank aangelegd waaruit het publiek zijn kopieën zou kunnen kiezen. En in alle geval is de e-kopie niets anders dan de vroegere fotokopie. Alleen komt de e-kopie sneller toe bij de aanvrager door gebruik te maken van moderne ICT-middelen.
leveringen en
auteursrecht
Als resultaat van het VirLibproject (1995-2000) 5 startten verschillende Impalabibliotheken medio jaren negentig met de elektronische levering van kopieën van tijdschriftartikelen. Voor het scannen en verzendklaar maken van de kopieën maken de meeste bibliotheken gebruik van de Ariel-toepassing. Gedigitaliseerde bestanden worden via deze toepassing naar een e-mailadres verstuurd. Dit e-mailadres wordt ook in Impala geregistreerd. Op die manier weet elke leverende bibliotheek naar welk adres bestanden verzonden moeten worden. Het kan hier gaan om een lokaal e-mailadres of om het centraal beheerde adres
[email protected]. In het eerste geval stuurt de leverende bibliotheek het bestand rechtstreeks naar de aanvragende bibliotheek. Impala heeft verder geen weet van de elektronische levering. In het tweede geval worden de binnenkomende documenten automatisch verwerkt door Impala. Impala converteert de geleverde bestanden indien nodig naar PDF, bewaart het bestand (tijdelijk) op de server en presenteert de URL bij de aanvraag. De aanvragende bibliotheek kan het document downloaden, afdrukken of via post of e-mail doorsturen naar de eindgebruiker.
Bestellen
en leveren aan
eindgebruikers
Impala is een bestelsysteem voor bibliotheken, niet voor eindgebruikers. Toch hebben enkele Impala bibliotheken een uitbreiding voor eindgebruikers opgezet. Voor de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Hasselt werd een toepassing ontwikkeld waarmee eindgebruikers elektroTot 2009 was het gebruik nisch IBL-aanvragen kunnen van het centrale VirLib-adres plaatsen en opvolgen 6. De voorbehouden voor betalende belangrijkste functies zijn: klanten. Vanaf 2010 kan elke • identificatie van gebruiker Impala-bibliotheek van dit op basis van naam en pascentrale adres gebruik maken. woord Dat verklaart meteen de • betaling cash of via faculsprong die het aantal e-levetaire kredieten ringen maakte van 19.033 • plaatsing van aanvragen via in 2009 tot 29.797 in 2010. de UA-catalogus, via link Daarnaast werden en worden resolver in een databank of documenten afgeleverd op als vrije aanvraag
artikel
Impala geeft duidelijke infor• valideren van de aanvraag matie over de status van de door de bibliotheek • feedback naar de eindge- aanvraag en de doorlooptijd bruiker via e-mail over de van de diverse onderdelen in het IBL-proces: status van de aanvraag • feedback via de website van • van bestelling door de aanvragende bibliotheek tot de de bibliotheek mededeling succes door de • elektronische levering aan leverende bibliotheek de eindgebruiker • financiële afhandeling bij • van verzending door de leverende bibliotheek tot betaling via facultaire krebevestiging van ontvangst dieten. in de aanvragende bibliotheek Bibliotheekgebruikers van de Universiteit Antwerpen zijn • van bestelling door de aanvragende bibliotheek tot gedurende de laatste jaren de melding mislukt door de erg vertrouwd geraakt met leverancier. deze toepassing: nagenoeg alle aanvragen worden door Op basis van de informatie de eindgebruikers zelf elek- aanwezig in Impala kan een IBL-dienst aan de lezer feedtronisch ingediend. Men mag back geven over de status van aannemen dat dit ook zo is in andere universiteitsbibliothe- zijn/haar aanvraag. ken.
Kritische succesfactoren: betrouwbaarheid, eenvoud en lage kosten Een recente studie over IBL in de Universiteit Gent zegt het klaar en duidelijk: vergeleken met andere systemen vinden bibliothecarissen dat het weinig inspanningen vergt om Impala te leren gebruiken en dat het gebruik ervan zeer eenvoudig is. Het systeem is daarenboven erg betrouwbaar en het spaart tijd en kosten 7. Dit zijn de kritische succesfactoren van Impala.
Eenvoud Het gebruik van Impala is eenvoudig aan te leren binnen de twee uur. Gebruikers kunnen meteen na de opleiding aan de slag. Impala is goed gedocumenteerd met een handleiding in het Nederlands en Frans. De helpdesk staat ter beschikking tijdens de werkdagen van 9 u. tot 17 u. Gebruikers hebben enkel een browser nodig om zich via het web (http://anet.ua.ac. be/impala) aan te melden. De toepassing is drietalig (Nederlands, Frans en Engels) en aanvragen worden indien nodig onderling uitgewisseld met andere IBL-systemen.
Betrouwbaarheid Het Impala systeem is volcontinu beschikbaar, 7 dagen per week en 24 uur per dag, behoudens onderbrekingen voor onderhoud of netwerkproblemen.
Kosten De instapkosten voor aansluiting en opleiding zijn laag (250 euro). Er moet geen jaarlijkse fee worden betaald. Aangesloten bibliotheken betalen voor elke geslaagde aanvraag een transactiekost van 0,61 euro (de transactiekost volgt de evolutie van de posttarieven voor genormaliseerde zending). Mislukte aanvragen worden niet aangerekend.
Belgische bibliotheken zeer eenvoudig. Bibliotheken hoeven elkaar geen individuele facturen toe te sturen. Via het clearinghouse ontvangt elke bibliotheek per trimester één factuur of creditnota voor haar globale IBL-verkeer via Impala.
Toekomst Impala kan in 2011 haar twintigste verjaardag in schoonheid vieren. Het heeft gezorgd voor de nodige structuur in het chaotische en trage IBLverkeer in België. De toepassing staat garant voor een hoge kwaliteitsservice met een uitstekend honoreringspercentage en snelle leveringstijden. Dit is in eerste instantie het resultaat van de dagelijkse inspanningen van de 620 Impala partners, die de auteurs van dit artikel daarvoor willen danken. Impala heeft zich weten stand te houden in een informatielandschap dat de laatste twintig jaar drastisch wijzigde met de komst van elektronische informatiebronnen die snel, overal en altijd toegankelijk zijn en waarvan de kosten meestal niet door de eindgebruiker maar door haar/ zijn instelling of de overheid, worden gedragen. Het aantal aanvragen voor tijdschriftartikelen is sterk gedaald sinds 2001, maar het aantal leenaanvragen voor boeken — hoofdzakelijk geplaatst door openbare bibliotheken — heeft dit verlies voor een deel gecompenseerd.
Clearinghouse Bovenop de Impala transactiekost betalen bibliotheken aan elkaar voor de geleverde documenten. Wetenschappelijke bibliotheken hanteren tarieven die in een ver verleden zijn vastgelegd door de Nationale Conferentie van Universitaire Hoofdbibliothecarissen. De Vlaamse openbare bibliotheken rekenen elkaar geen leveringskosten aan voor boeken. Het centrale clearinghouse maakt de onderlinge verrekening van de kosten voor levering van documenten tussen
tendens nog versterken. Het leenverkeer van boeken zal nog stand houden gedurende de komende jaren. De rol van Impala is nog niet uitgespeeld, maar een hoofdrol in dit gewijzigde landschap is voor haar niet meer weggelegd.
1 LINE, Maurice, National interlending systems: a comparative study of existing systems and possible models, Paris, 1980, 134p. 2 WOODS, Bronwen en IRELAND, Michael, ‘eBook loans- an e-twist on a classic interlending service’, in: Interlending & Document Supply, 36 (2008) 2, p. 105-115. 3 GOEDEME, Guido en VANDERPIJPEN, Willy, ‘De federale overheidsbibliotheken’, in: Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) 1, p. 53-56. 4 VAN BORM, Julien, ‘To Russia with love. Copeter: an European Union project in St. Petersburg for library
De toekomst van Impala ziet er minder rooskleurig uit. De beschikbaarheid van nog meer e-tijdschriften ook in de humane en sociale wetenschappen, openaccesspublicaties, e-boeken, projecten rond digitalisering van oudere boeken — met name Google Books — zorgen ervoor dat gebruikers minder afhankelijk zullen worden van IBLdiensten. Documentlevering wo rd t d a a rd o o r m i n d e r belangrijk en nieuwe nog strengere maatregelen m.b.t. auteursrecht kunnen deze
co-operation in general, ILDS in particular’, in: Interlending & Document Supply, 32 (2004) 3, p. 159-163. 5 CORTHOUTS Jan, VAN BORM, Julien en PHILIPS, Richard, ‘VirLib: elektronische documentleverantie in Impala’, in: Bibliotheek- & archiefgids, 76 (2000) 3, p. 14-21. 6 CORTHOUTS, Jan, ‘Documentleverantie in een elektronische omgeving’, Bibliotheek- & archiefgids, 73 (1997) 5, p. 171-176. 7 VAN BORM, Julien, IBL in tijden van just in time: Een doorlichting van het IBL in de bibliotheken van de UGent, Gent, Universiteitsbibliotheek, 2010, 88p.
META 2011 | 4 |
23
signalement
Jeugdboekenweek 2011 Van 19 maart tot en met 3 april vond de Jeugdboekenweek 2011 plaats, het grootste kinderboekenfestival van Vlaanderen. Deze editie was al de 40e. Het thema van dit jaar was ‘geheim’. Deze maand tonen enkele bibliotheken hoe ze met dit thema aan de slag zijn gegaan.
2 4 | META 2011 | 4
signalement
Met dank aan de openbare bibliotheken van Kalmthout (3-4), Kortrijk (6), Rumst (5), Temse (1) en de Provinciale Bibliotheek Limburg (2).
META 2011 | 4 |
25
etalage
Zot van Anet Het team en de werking van Anet voorstellen is niet eenvoudig op één pagina. Wat deze acht mannen hebben klaargespeeld is ongezien in het bibliotheeklandschap. Een ding hebben ze alle acht gemeen: Ze zijn zot van Anet. Wat is Anet? Jan: Anet is een netwerk van wetenschappelijke bibliotheken geconcentreerd rond de Universiteit Antwerpen. In de eerste plaats de UA en de Hogescholen van de Associatie — Artesis Hogeschool, Karel de Grote-Hogeschool en Plantijn Hogeschool — maar ook de erfgoedinstellingen die vallen onder de stad Antwerpen zoals de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Museum Plantin-Moretus en het Letterenhuis. Dan nog een aantal gespecialiseerde bibliotheken zoals die van het Gemeentelijk Havenbedrijf, de bibliotheek van de Orde van advocaten en de bibliotheek van het KMSKA. En we hebben ook nog twee Limburgse partners, de Universiteit van Hasselt en de Xios Hogeschool. Zij maken allemaal gebruik van de bibliotheektoepassing die de UA centraal host. Zij gebruiken die infrastructuur om hun bibliotheek te automatiseren in de meest diverse aspecten. En dan heb je nog het Anet-team, dat zijn wij. Wij moeten het elke dag waar maken om die service te leveren naar de partners. Het Anet-biblio theekautomatiseringsteam is een onderdeel van de UA. Wij zijn geen dienst die los staat van de bibliotheek maar wij zitten echt helemaal ingebed in de bib. Dat is belangrijk want op die manier houden we voeling met wat er leeft in en rond de bibliotheek. Wat maakt jullie team uniek? Jan: We beschikken over erg verschillende maar wel complementaire competenties. Door goed om te gaan met de selectie van nieuwe collega’s zijn we er altijd in geslaagd om die succesvolle mix te behouden. Dat vind ik onze kritische succesfactor. We hebben ondertussen al een lange geschiedenis maar de groei is eigenlijk altijd gestaag gegaan. De belangrijkste stap was die naar Brocade in 2000, onze grootste en belangrijkste verwezenlijking. 2 6 | META 2011 | 4
V.l.n.r. Tom De Mey, Jef Tegenbos, Jan Corthouts, Rudi Baccarne, Luc Bastiaenssen, Marc Jeurissen, Richard Phillips en Alain Descamps. Foto: Julie Hendrickx.
Richard: Eigenlijk was dat het onmogelijke waar maken op twee jaar. En dat kon alleen maar met een groep zoals deze. Op een gegeven moment gaat het niet meer over technologie maar over volhouden en volharden. We hebben altijd al heel duidelijk een beroep gedaan op elkaars kwaliteiten. Dat is onze bron van inspiratie. Jan: De manier waarop de bibliotheekautomatisering hier georganiseerd is, is atypisch. Andere academische bibliotheken zijn eerder gericht op het aanschaffen van beschikbare software terwijl wij ons eigen product maken. Zo hebben we een ontzettend grote vrijheid om zelf projecten op te zetten. Maar we staan ook midden in de bibliotheek en tussen onze gebruikers, die dagen ons natuurlijk uit. Wat is de volgende ambitie die jullie als team willen verwezenlijken? Jan: Er zijn veel ambities hoor. Vorig jaar hebben wij als universiteitsbibliotheek een raamcontract afgesloten met de stad Antwerpen. Hierdoor kunnen we onze bestaande dienstverlening verder zetten terwijl er ook een enkele nieuwe bibliotheken zoals het Rubenianum bijkomen. Anderzijds gaan we binnen dit contract een nieuwe activiteit ontwikkelen rond archiefautomatisering. In eerste instantie voor het Letterenhuis. Er zijn ook heel wat externe factoren die ons aansturen.
De academische bibliografie was bijvoorbeeld iets wat er vroeger werd bijgenomen terwijl dit de laatste jaren steeds prominenter is geworden. Daar wordt met echt met een vergrootglas naar gekeken. Tot slot: ook de samenwerking met Cipal, onze commerciële partner, is een voortdurend punt van aandacht. Ook vanuit die kant zijn er voortdurend vragen over bijkomende ontwikkeling. Wij proberen steeds op de diverse behoeften in te spelen maar moeten tegelijkertijd ook de consistentie van het geheel bewaken. Tot nu toe is dat aardig gelukt. (JH)
• Jan Corthouts, diensthoofd Anet; • Alain Descamps en Marc Jeurissen, software ontwikkeling; • Tom De Mey, Anet helpdesk en stafmedewerker; • Luc Bastiaenssen, systeemingenieur; • Rudi Baccarne, academische bibliografie en de institutional repository; • Richard Phillips, technologisch manager; • Jef Tegenbos, diensthoofd catalografie en netwerkcatalograaf
inzet
Ann De Meulemeester:
De VVBAD moet zich verder buiten de grenzen openstellen Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? Wat was je motivatie om lid te worden? Sinds mijn studies ben ik lid van de VVBAD, wat zich echter beperkte tot het lezen van Bibliotheek- & archiefgids en het bijwonen van ‘Informatie’. Als student vond ik de VVBAD een ideaal kanaal om mij te informeren en om de bibliotheeksector en zijn mogelijkheden beter te leren kennen. In 2002 werd ik verantwoordelijk voor de bibliotheek van het advocatenkantoor Stibbe. Samen met de collega’s bleven we de activiteiten volgen maar hadden we het gevoel dat we er als speciale bibliotheek toch wat buiten vielen. Wel gebruikten we het kanaal, met veel succes trouwens, voor aanwervingen. In 2009 startte ik als beleidsmedewerker in de Biomedische bibliotheek van de Universiteit Gent waardoor ik nog meer met de vereniging in contact kwam, projecten waar onze bibliotheek of de centrale bibliotheek aan mee deden werden op de eerste Informatie aan Zee voorgesteld. Op een congres van de International Federation of Library Associations and Institutions
(IFLA) werd ik door een paar mensen die reeds geruime tijd binnen de VVBAD actief zijn, aangepord om na te denken over een actief lidmaatschap. Dit deed ik dan ook en sinds oktober 2009 maak ik deel uit van de sectie Wetenschappelijke en Documentaire Informatie (WDI). Op welke vlakken ben je nu actief? Wat haal je er voor jezelf uit, zowel persoonlijk als professioneel? Naast de dagelijkse werking en de projecten van onze bibliotheek acht ik het opbouwen van een netwerk enorm belangrijk, een netwerk aan contacten dat kan dienen als kanaal voor gedachten uitwisseling en nieuwe bijdragen. De sectie WDI is een gevarieerde groep van mensen (academische, overheids- en privéb ibliotheken) waardoor iedereen, door zijn eigen ervaring en background een eigen inbreng heeft. Daarom is het zo boeiend om er deel van uit te maken. Het is interessant om onze lokale problematiek mee te nemen naar een internationale groep en een wisselwerking te hebben met de kennis die je van buitenlandse collega’s opdoet. Via mijn activiteiten in buitenlandse associaties vergaar ik informatie die mede kan bijdragen tot het netwerk van de VVBAD. Als bestuurslid van de ‘Health- and Biosciences’-sectie van IFLA sta ik mee in voor de nieuwsbrief, de website en het opmaken van het programma voor het jaarlijks congres. We volgen van nabij de European Association for Health Information and Libraries (EAHIL) en maken samen met de Université Catholique de Louvain, deel uit van het lokaal organiserende comité voor de conferentie van 2012 in Brussel. Het idee om niet buiten onze eigen instelling te kunnen/mogen kijken en niet te weten waar iedereen mee bezig is, zou me afschrikken.
In deze rubriek brengen we eerbetoon aan een bijzonder lid binnen de VVBAD. Ann De Meulemeester is beleidsmedewerker in de Biomedische bibliotheek van de Universiteit Gent. Ze maakt ook deel uit van de sectie Wetenschappelijke en Documentaire Informatie van de VVBAD.
Sinds wanneer ben je eigenlijk lid van IFLA? Mijn eerst bezoek aan het IFLA-congres dateert van 2008 waar ik tijdens een sociaal evenement met de secretaris van de 'Health & Biosciences Section' in contact
ben gekomen. Al snel werd ik in hun netwerk opgenomen en draaide ik mee in hun besprekingen. Sinds het congres van 2009 werd ik 'webmaster' en sinds 2010 combineer ik dit met de functie van 'newsletter editor'. In 2010 werd de Universiteit van Gent dan ook officieel lid van IFLA, zodat ik nu als “Information Officer” deel uitmaak van het bestuur van de sectie. Welk thema ligt je nauw aan het hart? Informatiegeletterdheid bij studenten is een thema waar ik graag over lees en aan werk. Door mijn contacten met studenten sta ik soms versteld van het gebrek aan informatiegeletterdheid en hun gebruik van wetenschappelijk bronnenmateriaal. Ik vind dit thema enorm belangrijk om verder uit te diepen. Internationaal schenkt men veel aandacht aan de integratie van informatiegeletterdheid binnen curricula. Spijtig genoeg betreft het heel vaak een enkele bibliotheekinstructie in het gebruik van databanken of de catalogus. Terwijl het beter zou zijn om deze instructie samen met de vakspecialist uit te bouwen en in het curriculum te integreren. Hoe hoop je dat de vereniging zelf zal evolueren in de toekomst? De kracht van Informatie aan Zee en andere studiedagen moet zeker behouden blijven. Wel acht ik het belangrijk dat de vereniging zich verder buiten de grenzen openstelt en gaat samenwerken voor bepaalde studiedagen. Als gesprekspartner voor beleid van wetenschappelijke bibliotheken mag er vanuit de VVBAD nog extra ondersteuning komen, gezien de lacune die VOWB momenteel nalaat. Er is een enorm potentieel aan jonge mensen die dienen gestimuleerd te worden om actief te participeren. Het imago van de vereniging moet voor deze groep aantrekkelijker gemaakt worden. Zo zou het oprichten van een intersectorale werkgroep van technologen een meerwaarde kunnen bieden voor het optimaliseren van de website en het implementeren van nieuwe technologieën. (JH)
META 2011 | 4 |
27
Over de grens
Daisy in Japan: Hightech en sociaal relevant Geert Ruebens, Luisterpunt
Fukushima, 11 maart 2011: een catastrofale aardbeving met een nietsontziende tsunami en duizenden doden; een onoverzichtelijke nucleaire ramp die jarenlang zal nazinderen. Enkele weken voor deze meedogenloze verschrikkingen in Japan, ging in de miljoenenstad Osaka (300 km ten westen van het epicentrum) de wintermeeting door van de IFLA-sectie ‘Libraries Serving Persons with Print Disabilities’ (LPD). De wintermeeting werd in goede banen geleid door Hiroshi Kawamura, president van het internationale Daisy-consortium, en Misako Nomura, directeur van de Japanese Society for Rehabilitation of Persons with Disabilities.
IFLA-sectie en satellietcongres Binnen de wereldorganisatie IFLA bestaat er een aparte sectie voor bibliotheken voor personen met een leesbeperking. Zij telt een tachtig leden. De Luisterpuntbibliotheek is lid van deze sectie en Geert Ruebens is lid van het Standing Committee (de stuurgroep). Zij overleggen tweemaal per jaar. De komende zomermeeting is gepland in aansluiting bij het IFLA-congres in augustus 2011 in Puerto Rico. Om de twee jaar organiseert deze sectie een internationaal satellietcongres, dat in 2009 voor het eerst plaatsvond in Vlaanderen (Mechelen) en Nederland (Maastricht). Het thema van deze editie was ‘P3: People, Public Libraries, Publishers’. Of anders gezegd: “Better Library Services for Print Disabled Persons through Partnerships with Publishers and Public Libraries”. De praktische organisatie van het congres was in handen van de Luisterpuntbibliotheek en van haar Nederlandse partners Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB), Dedicon en het Loket aangepast-lezen. Het werd verwezenlijkt met de steun van de Vlaamse overheid en van het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sprekers van over de hele wereld belichtten het belang van samenwerking en partnerships met openbare bibliotheken en uitgeverijen. Niet minder dan 28 lezingen met bijdragen uit 15 verschillende landen uit Europa, NoordAmerika, Azië, Afrika en Oceanië, gaven toen vorm en inhoud aan dit congres. 2 8 | META 2011 | 4
De LPD-sectie heeft ook een manifest opgesteld over het belang van een specifieke bibliotheekdienstverlening aan mensen met een leesbeperking. De tekst is na te lezen op: http://www.ifla.org/en/lpd. In 2012 wordt dit document wellicht als een Unesco-manifest aanvaard, net zoals het manifest over de openbare bibliotheken.
bibliotheek van Japan, gevestigd in een hypermodern gebouw (Japanse architect Fumio Toki) met veel Scandinavische design. Enkele jaren terug kreeg deze bibliotheek de opdracht om in het kader van haar conservatietaak zo veel mogelijk publicaties te digitaliseren en bijhorend de opdracht om deze digitale versies ter beschikking te stellen van de Japanse bibliotheken voor mensen met een leesbeperking, zodat hiervan publicaties in aangepast leesformaat kunnen worden geproduceerd. Dit is een belangrijke ontwikkeling. Meer en meer nationale bibliotheken hebben digitaliseringprojecten en krijgen ook de taak opgelegd om die e-files ter beschikking te stellen van leesbeperkte personen. Wat opviel was dat de Kansai-kan ook als bewaaropdracht heeft om één exemplaar van alle brailleen Daisy-boeken in collectie te hebben (momenteel meer dan 400.000 items).
Nippon Light House
TIGAR-project
In Osaka brachten we een bezoek aan het Nippon Light House. Dit werd opgericht in 1922 en in het begin van de 20e eeuw stond het in contact met de gekende blinde Amerikaanse voortrekster Helen Keller. Het Nippon Light house kan vergeleken worden met het Vlaamse Licht en Liefde: enerzijds een dienstverleningscentrum voor personen met een visuele handicap, maar anderzijds gedurende decennia sterk begaan met lectuurvoorziening. Momenteel beheert het Nippon Light House een netwerk van 90 speciale bibliotheken over heel Japan. Deze organisatie staat zowel in voor de productie als voor de distributie van lectuur in aangepast leesformaat, en dit zowel fysiek als online. Er is een sterke betrokkenheid met het netwerk van openbare bibliotheken. De recent gewijzigde Japanse auteurswet laat zonder veel problemen online dienstverlening toe en ook uitbreiding van de dienstverlening naar alle mensen met een beperking, inclusief dyslectici. In hun kantoren in Osaka viel op hoe een grote schare vrijwilligers met engelengeduld de omzettingen naar braille controleert.
De oprichting van een Global Library met voor iedereen toegankelijke materialen zit al een aantal jaren in de pijplijn. De nieuwste ontwikkelingen hieromtrent stonden ook uitgebreid op de agenda van de LPD-sectie in Osaka. Inmiddels werd het project om te komen tot een internationaal gedeelde collectie met gedeelde uitleenmogelijkheden omgedoopt tot het TIGAR-project voor Trusted Intermediary Global Accessible Resources (http:// www.ifla.org/en/node/2496). Dit is een gigantisch en ambitieus project, waaraan Luisterpunt graag haar steentje bijdraagt. Het hoofddoel is niet zozeer een wereldwijde catalogus met titelbeschrijvingen van toegankelijke lectuur in allerlei toegankelijke leesformaten, maar veeleer een databank met full text versies van toegankelijke lectuur (o.m. in Daisy en braille) in allerlei talen en zowel fysiek als online opvraagbaar door leden van de doelgroep.
Het eerstvolgende satellietcongres gaat door in augustus 2012 in Tallinn (Estland) en zal focussen op de dienstverlening aan kinderen en jongeren met een leesbeperking, en dyslectici in het bijzonder.
Kansai-kan We brachten ook een geleid bezoek aan The National Diet Library, de nationale
Daisy is Hightech Het Daisy-consortium, dat dit jaar zijn vijftiende verjaardag viert, ontwikkelt een echte internationale klassenstandaard, die voortdurend in ontwikkeling is. In de Lage Landen is vooral Daisy 2.02 (alleen audio) en stilaan Daisy 3.0 (het hybride
over de grens
Foto boven: Daisy-app voor de iPad. Foto rechts: Multimedia tekstboek.
boek met audio en tekst) in voege. Maar Daisy 4.0 dient zich aan en maakt een multimediatekstboek mogelijk: audio en tekst aangevuld met figuren en beelden. In Japan wordt voor scholen met leerlingen met een leesbeperking sterk ingezet op deze multimedia tekstboeken. Begin 2010 ging de Japanse bibliotheek voor mensen met een leesbeperking ook van start met een online dienstverlening voor haar Daisy- en brailleboeken. Belangrijk hierbij is het bestaan van Daisy-spelers met een internetconnectie, zodat lezers geen eigen computer nodig hebben. In Vlaanderen maakt Luisterpunt, samen met andere leveranciers van Daisypublicaties, werk van een gemeenschappelijke portaalsite om online Daisymaterialen aan te bieden. Ook het e-book is in opmars en verwant met Daisy: ePub (electronic publication), de internationale open standaard voor e-books van het International Digital Publishing Forum is ontwikkeld in overleg met het wereldwijde Daisy-consortium en is een subset van de Daisy-standaard. In juni 2011 worden Daisy4 en ePub3 gelanceerd als ‘de’ standaard voor content. Het Daisy-consortium wil de Daisy-software bovendien afstemmen op het project ‘Global Public Inclusive Infrastructure’
(http://gpii.org). Op deze site is een boeiende tekenfilm te zien over ‘toegankelijke informatie’. Daisy laat ook toe om in te spelen op allerlei nieuwe technologische ontwikkelingen. In Japan werd een Daisy-app ontwikkeld die het Daisy-lezen mogelijk maakt op de iPad, maar ook toepassingen voor iPhone en iPod zijn beschikbaar.
Daisy en tsunami De internationale Daisy-software is wereldwijd dé standaard voor de aanmaak van lectuur in aangepast leesformaat voor personen met een visuele of andere leesbeperking. Minder bekend is dat Daisy ook gebruikt wordt om informatie zoals handleidingen (what to do) bij tsunami’s, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen, in een toegankelijk formaat aan te bieden aan alle mensen met een fysieke of mentale beperking. Ik citeer hierbij uit een e-mail van medio maart van Hiroshi Kawamura, president van het Daisy-consortium: “People in Urakawa, collaborators of the Urakawa Project to identify use cases for accessible multimedia in particular based on Tsunami evacuation of persons with severe psychiatric or cognitive disabilities including all members of the Bethel’s House reportedly showed a good model of Tsunami evacuation
in the community. They are users of their home-made evacuation manual in multimedia DAISY format that show their own group-home, exact evacuation route and good smiles shown when they reach the safe zone identified for each group-home with a narration of familiar member’s voice.” Het internationale Daisy-consortium lanceerde in april zelfs een oproep tot al haar leden voor financiële steun, zodat er uitgebreid informatie in aangepast leesformaat kan worden aangemaakt en gedistribueerd naar mensen met een beperking (ruimer dan leesbeperking). Deze ontmoeting met Daisy in Japan toont aan dat Daisy niet alleen een grootse technologische toekomst voor zich heeft, maar ook dat zij een adequaat instrument is in het bevorderen van de toegankelijkheid van informatie en lectuur voor iedereen. > http://www.ifla.org/en/lpd http://www.daisy.org http://www.lighthouse.or.jp/ http://www.ndl.go.jp http://www.luisterpuntbibliotheek.be http://daisybraille.bibliotheek.be
META 2011 | 4 |
29
Trend
De gevolgen van de bachelor/master-hervormingen op de archiefleeszaal Godfried Kwanten, KADOC-K.U.Leuven Isabelle Debie, Stadsarchief Brugge
Door de BaMa-hervormingen van 2004 komen studenten pas later en in mindere mate in contact met historische bronnen en archief. In een gradueel opgebouwde opleiding leren zij in de drie bachelorjaren vooral kritisch omgaan met vakliteratuur en werkinstrumenten. Archiefonderzoek is beperkt, zelfs uitzonderlijk. Dit krijgt wel een plaats in de éénjarige master opleiding. In het algemeen zijn de onderzoeken van de studenten dus korter en beter afgelijnd. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de archiefleeszalen. De KADOC-leeszaal Het KADOC is sterk ingebed in de universitaire context en heeft een belangrijke rol in de onderzoeksopleiding van studenten. Men kan dus veronderstellen dat de bachelor/master-hervormingen hun weerslag hebben op de leeszaalwerking en het leeszaalpubliek. Studenten maken immers een kleine helft uit van het bezoekerspubliek. Ze zijn eveneens goed voor ca. 40 procent van het totale aantal bezoeken. Om de exacte effecten te meten, is het wellicht iets te vroeg. De universitaire mutaties lagen in het verlengde van de Bolognaverklaring van juni 1999. De bacheloropleiding startte aan de K.U.Leuven in het academiejaar 20042005; in 2007-2008 volgden de initiële masteropleidingen. Toch kunnen er al enkele voorzichtige conclusies naar voren worden geschoven. 1. Terwijl het totale bezoekersaantal van de KADOC-leeszaal zich vanaf ca. 2007 stabiliseerde, daalde het aantal studenten-bezoekers lichtjes. Er deed zich zeker een daling voor van het aantal studenten die gedurende een vrij lange periode (een tot twee jaar) diepgaand archiefonderzoek deden in een veeleer beperkt aantal bestanden. Vanzelfsprekend hoeft deze licht dalende trend van studentenbezoekers niet noodzakelijk gekoppeld te worden aan de onderwijshervormingen. 2. Nieuwe categorieën studenten deden hun intrede in de KADOC-leeszaal: studenten die vanaf 2006-2007 aan hun bachelorpaper werkten en daarvoor in een relatief korte tijdspanne en gedurende enkele bezoeken vooral literatuur raadpleegden. Dit waren ook in toenemende mate en overduidelijk studenten van hogescholen (professionele 3 0 | META 2011 | 4
bachelors) die beperkte onderzoeksopdrachten opgelegd kregen. Ten slotte bezochten ook studenten in master-namasteropleidingen de KADOC-leeszaal. 3. Sinds de invoering van de BaMahervormingen werd de wisselwerking tussen docenten/promotoren enerzijds en KADOC-medewerkers anderzijds geïntensifieerd. Docenten en promotoren zijn in toenemende mate vragende partij voor meer afspraken met de erfgoedsector om in overleg een diversiteit van goed afgebakende en haalbare onderzoeksonderwerpen gesteund op begrensde bronnenpakketten vast te leggen. Ook KADOC juicht meer ‘maatwerk’ toe, vermits dit toelaat tot duidelijke afspraken te komen inzake de timing, de inhoud en de praktische modaliteiten van de raadplegingen. 4. Zoals al aangegeven, bezoekt eenzelfde student minder frequent en minder langdurig de KADOC-leeszaal. Vaak gaat het om eenmalige of slechts enkele bezoeken. Dat resulteert in een geringere vertrouwdheid met het zoeken in en werken met erfgoedgehelen, in het bijzonder archieven. Vooral de materiële omgang van studenten met papieren dragers laat nog al eens te wensen over. We hebben de indruk dat deze houding van de studenten veeleer voortvloeit uit onwetendheid dan wel uit onwil. Erfgoededucatie van gebruikersgroepen behoort dan ook tot de kernopdrachten van het leeszaalpersoneel.
De leeszaal van het Stadsarchief Brugge Studenten maken in de leeszaal van het Brugse Stadsarchief slechts 9 procent van het bezoekerspubliek uit. Niettemin hebben de BaMa-hervormingen hun invloed op de leeszaal, zij het in mindere mate.
In de jaren 2008 en 2009 was er een terugval van het aantal masterstudenten van 178 naar 82. Dit is terug gestabiliseerd in 2010 (152). Het aantal bachelorstudenten is gestegen van 33 (2009) naar 53 (2010). Ook hier komen de masterstudenten inderdaad op een later tijdstip omdat hun opdrachten korter en afgelijnder zijn. Tegelijkertijd is het wel zo dat sommige studenten juist vroeger naar het archief komen in het kader van een academische bachelortaak. Deze bezoeken zijn echter kort. Dat éénzelfde student minder frequent en minder langdurig de leeszaal bezoekt werd ook bij ons vastgesteld. Net als in de KADOC-leeszaal is er een daling van het aantal studenten die gedurende een vrij lange periode (1 tot 2 jaar) diepgaand archiefonderzoek deden in een veeleer beperkt aantal bestanden. Een nieuwe trend is dat het aantal bachelorstudenten is vervijfvoudigd (sinds 2007) en dat er meer samenwerking is met de hogescholen. Daarnaast kunnen onderzoeksprojecten van professoren en docenten ook een rol spelen in het tot stand brengen van scripties voor studenten.
Conclusie De termijnen om gefundeerde conclusies te trekken over de invloed van de BaMahervormingen op de leeszaalwerking zijn, zoals al vermeld, nog te kort. Slechts over vijf jaar zullen duidelijke tendensen zichtbaar worden. Tegen dan zal vermoedelijk in vele opleidingen een tweejarige master zijn ingevoerd, wat opnieuw consequenties zal hebben voor het leeszaalbezoek. Foto: Birgit Reynders.
het cijfer / het plan
Over de leenver goeding wordt in Vlaanderen al lang gediscussieerd. De Vlaamse overheid betaalt al enkele jaren een bedrag aan Reprobel. In 2008 ging het om 1,354 miljoen euro. Auteurs en uitgevers vinden dat te weinig. Ze verwijzen daarbij naar de bedragen die in onze buurlanden uitgekeerd worden.
Het belang van auteursrechten neemt toe in onze samenleving. Het auteursrecht is immers niet ontworpen voor een digitale omgeving. Voor klassieke cultuur- en informatieproducten, zoals boeken, cd’s en dvd’s, bestaan er duidelijke afspraken, zoals het leenrecht, en zijn de rechten van de makers en de gebruikers in evenwicht. In een digitale omgeving gelden deze afspraken veel minder. Er is dan ook heel wat discussie tussen de rechthebbenden (auteurs, creatoren, uitgevers) en gebruikers. Onder gebruikers verstaan we dan zowel de eindgebruikers, als de instellingen uit onderwijs, wetenschap, cultuur en erfgoed die een aanbod ter beschikking stellen van hun huidige en toekomstige gebruikers en die opkomen voor het publieke domein. De gebruikers staan hierin zwak: ze zijn nauwelijks georganiseerd en beschikken niet over de nodige juridische deskundigheid.
0,2107
0,2107 euro
Een jurist in dienst van de gebruiker
Vergelijken met het buitenland is niet eenvoudig. De Belgische wetgeving voorziet een bedrag per lener. In andere landen gaat het niet zelden om een bedrag per uitlening. Een omrekening lijkt snel gemaakt. Of toch niet? In Nederland is een hele discussie gevoerd over de vraag of een verlenging een nieuwe uitlening is of niet. In bibliotheekstatistieken is het onderscheid tussen leners en gebruikers ook niet altijd duidelijk. Kunnen we dan helemaal niet vergelijken? Toch wel. Twee gegevens zijn vrij gemakkelijk terug te vinden voor de meeste Europese landen: het globale bedrag van de leenvergoeding, aangezien er meestal een centraal innings- en/of verdelingssysteem is, en het aantal inwoners. Vlaanderen betaalde zo 0,2107 euro per inwoner in 2008. Internationaal scoren we daarmee niet zo slecht. Akkoord, in Nederland ligt het bedrag ruim vier keer hoger, met bijna één euro per inwoner (0,9475 euro om precies te zijn). Ook Frankrijk doet iets beter dan Vlaanderen, al is het verschil bijna verwaarloosbaar (0,2138 euro per inwoner). Andere buurlanden scoren meteen veel slechter. Duitsland (0,1546 euro), het Verenigd Koninkrijk (0,1439 euro) en Luxemburg (0,0420 euro) betalen aanzienlijk lagere bedragen uit. Bruno Vermeeren
Voor de VVBAD is dit al langer een aandachtspunt. Zo vroeg ze samen met het VOWB en Bibnet juridisch advies over het leenrecht en over de verlenging van de beschermingstermijn op geluidsopnamen. Momenteel is ze samen met Bibnet betrokken bij een rechtszaak rond het uitlenen van games door openbare bibliotheken. Vanuit die bezorgdheid heeft de vereniging beslist om mee in te stappen in een samenwerkingsverband dat een jurist aanwerft om de belangen te verdedigen van instellingen die opkomen voor de gebruiker en voor het publieke domein. De samenwerking wordt getrokken door Bibnet, Faro en de Universiteit Gent en naast de VVBAD participeert ook de Luisterpuntbibliotheek. Het samenwerkingsverband sloot een contract af met advocaat Joris Deene, verbonden aan het advocatenbureau IP Porta en expert inzake auteursrechten. Joris Deene krijgt drie opdrachten: • hij zal de partners helpen om visie en deskundigheid te ontwikkelen op dit domein. Dat kan bijvoorbeeld via artikels, studiedagen of adviezen op maat; • hij zal in naam van de partners deelnemen aan overleg met alle belangrijke actoren, bijvoorbeeld de overheden op de verschillende niveaus; • tot slot zal hij de partners juridisch ondersteunen bij concrete dossiers. Concrete thema’s die de aandacht van de jurist zullen vragen, zijn onder meer: het uitlenen van games of van e-readers door bibliotheken en de specifieke problematiek van de uitzonderingen op het auteursrecht voor mensen met een beperking. De samenwerking is een open project. De betrokken partners willen sterker staan om zo beter te kunnen samenwerken met de andere actoren op het terrein van het auteursrecht: de auteurs of creatoren en de producenten. De samenwerking wil op korte termijn nieuwe partners aantrekken om de representativiteit van het samenwerkingsverband te versterken. Het belang van de gebruiker en van het publieke domein blijft daarbij voorop staan. Bruno Vermeeren
META 2011 | 4 |
31
essay
Orphan works
Haalt Europa hen uit het weeshuis?
Joris Deene, samenwerkingsverband Auteursrecht en Samenleving
Voor grootschalige digitaliseringsprojecten vormen verweesde werken een substantieel probleem. Recente initiatieven vanuit de Europese Commissie willen de digitale beschikbaarstelling van verweesde werken echter stroomlijnen. In deze bijdrage zal worden onderzocht of de acties die de Europese Commissie onderneemt wel voldoende en adequaat zijn om aan de verzuchtingen van de bibliotheeksector te voldoen. Wat zijn verweesde werken? Een verweesd werk (of orphan work) kan worden gedefinieerd als een door het auteursrecht beschermd werk, waarvan de auteursrechthebbende niet kan worden geïdentificeerd en/of gelokaliseerd, door iemand die van dit werk gebruik wil maken en hiervoor de vereiste toestemming zoekt. De problematiek van verweesde werken is in belangrijke mate tijd gerelateerd. Alhoewel ieder werk een ‘wees’ kan worden, ongeacht zijn leeftijd, situeren de meeste problemen zich bij ‘oude’ werken, werken die niet langer gepubliceerd worden of werken van onbekende origine. Over het algemeen kan gesteld worden dat hoe ouder een werk is, hoe meer waarschijnlijk het is dat het een verweesd werk kan worden. Het is belangrijk om te benadrukken dat het probleem van verweesde werken zich enkel voordoet wanneer de toestemming van de rechthebbende vereist is. Dit is niet het geval voor materiaal dat zich in het publiek domein bevindt, zoals werken waarvan de auteursrechtelijke beschermingstermijn verstreken is (zijnde 70 jaar na het overlijden van de auteur). Ook wanneer een uitzondering op het auteursrecht kan worden aangegrepen, stelt het probleem zich niet. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de uitzondering van artikel 22 §1, 8° Auteurswet, dat de reproductie door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, musea en archieven toelaat voor bewaring of preservatie van de werken uit hun collecties. Digitalisering (maar niet de online mededeling!) van verweesde werken voor preserveringsdoeleinden is dus legitiem perfect mogelijk.
Problematiek Verweesde werken zijn een belangrijk deel van ons cultureel erfgoed, waar iedereen toegang toe zou moeten hebben. Nochtans zorgt hun status ervoor dat zij niet kunnen worden ontsloten, bij gebreke aan de toestemming van de rechthebbende en de hieruit voortvloeiende rechtsonzekerheid voor de gebruikers ervan. Vooral archieven, musea en bibliotheken kampen in het kader van grootschalige digitaliseringsprojecten met de verweesde werken materie. Deze instellingen teren immers op een schat aan wetenschappelijk — en cultureel materiaal in hun collecties, waaronder boeken, kranten, kaarten, films, foto’s en muziek. Een voorbeeld hiervan is het prestigeproject Europeana, een digitaal portaal, dat toegang biedt tot de collectie van bibliotheken, musea en archieven doorheen gans Europa. Voor grootschalige digitaliseringsprojecten, is het klaren van auteursrechten evident essentieel. Digitalisering veronderstelt immers een reproductie waarvoor de toestemming van de auteursrechthebbenden is vereist. Een bijkomende toestemming is bovendien noodzakelijk om het gedigitaliseerde materiaal aan het publiek ter beschikking te stellen. In het geval van 3 2 | META 2011 | 4
verweesde werken is het klaren van rechten een onmogelijke opdracht, zodat culturele instellingen of grootschalige hergebruikers herhaaldelijk om wetgevende of praktische oplossingen hebben verzocht. Hierbij mag niet worden vergeten dat deze digitaliseringsprojecten vaak op vraag van de overheid worden opgestart. Zo wordt vanuit het standpunt van de beleidsmakers het digitaliseren en verspreiden van materiaal geacht een positieve impact te hebben op de Europese economie, en wordt een verhoogde toegang tot auteurswerken geacht culturele diversiteit te promoten. In mei 2010 publiceerde de Europese Commissie een zogenaamde ‘impactstudie’ over het verweesde werken probleem. Uit deze studie blijkt onder meer dat ongeveer 3 miljoen Europese boeken (ongeveer 13 procent van het totaal aantal boeken) verweesd zijn. Hoe ouder de boeken worden, hoe groter dit percentage wordt. Bovendien worden tussen de 129.000 en 225.000 films geacht verweesd te zijn. Uit een Brits digitaliseringsproject blijkt dat 95 procent van de kranten van vóór 1912 verweesd zijn, en dat de rechthebbenden van 90 procent van de foto’s uit de collectie van musea niet kunnen worden getraceerd.
Europese initiatieven 1 Europese soft law Gelet op de aandacht die verweesde werken de voorbije jaren meer en meer gekregen hebben, is het niet verrassend dat deze problematiek werd aangekaart bij de Europese Commissie. Op het einde van 2005 gaf de Europese Commissie daarom aan het Instituut voor Informatierecht (IViR) van de Universiteit Amsterdam de opdracht om de omvang van het verweesde werken probleem te onderzoeken en na te gaan of de Europese Unie dienaangaande regelgevend diende op te treden. Bovendien richtte de Europese Unie een High level Expert Group on European Digital Libraries op, waaronder een Copyright Subgroup, bestaande uit diverse belanghebbenden, die belast werd met de taak om oplossingen aan te rijken voor een aantal auteursrechtelijke probleempunten, waaronder die van de verweesde werken, dit alles in het kader van het ‘i2010: Digitale bibliotheken’ initiatief. De IViR-studie kwam tot de conclusie dat het verweesde werken probleem reëel en significant was, maar dat het best aan de lidstaten werd overgelaten om deze problematiek individueel aan te pakken aangezien geen significante impact op de interne markt kon worden aangetoond (hetgeen een bevoegdheidsvereiste is voor Europees regelgevend optreden). Als antwoord op de bevindingen van de IViR-studie, vaardigde de Europese Commissie op 24 augustus 2006 een Aanbeveling uit die er bij de lidstaten op aandrong om mechanismen te creëren om het gebruik van verweesde werken mogelijk te maken. Gelet op
essay
potentiele problemen aangaande grensoverschrijdende licentiering van beschermde werken, gaf de Europese Commissie de individuele lidstaten de sterke aanbeveling om gemeenschappelijke of compatibele oplossingen te vinden. Tussen 2006 en 2008 werd in de Europese lidstaten slechts weinig vooruitgang geboekt, alhoewel diverse nationale studies dienaangaande werden bevolen. Enkel in Hongarije werd een allesomvattende regelgeving voor verweesde werken uitgevaardigd. Gefrustreerd door dit gebrek aan vooruitgang door de individuele lidstaten, zocht de Europese Commissie haar toevlucht tot een aantal nieuwe maatregelen. Als onderdeel van haar eContentplus programma in 2007, keurde het een budget goed voor ARROW (Accessible Registries of Rights Information and Orphan Works towards Europeana). ARROW is het project van een consortium van nationale bibliotheken, uitgevers, en beheersvennootschappen. Het werd opgericht om gemeenschappelijke wegen te vinden om de rechtsstatus van mogelijk verweesde of uitgeputte werken op te helderen, en om informatie die de verschillende partners bezaten onderling te delen. Op 16 juli 2008 publiceerde de Commissie haar Groenboek Auteursrecht in de Kenniseconomie met als doel een debat te bevorderen “over de manier waarop kennis voor onderzoek, wetenschap en onderwijs optimaal kan worden verspreid in de e-omgeving”. In dit document stelde de Commissie belanghebbende partijen en het algemene publiek onder meer de vraag of het uitvaardigen van Europese regelgeving m.b.t. verweesde werken noodzakelijk is en hoe potentiële grensoverschrijdende pijnpunten die bij het verweesde werken probleem opduiken, kunnen aangepakt worden. De Commissie zelf gaf aan dat het sterk in overweging nam om Europese regelgeving klaar te maken — ondanks het feit dat het IViR-rapport tot de conclusie was gekomen dat een dergelijke regelgeving niet noodzakelijk was — zowel wegens gebrek aan actie op nationaal niveau als omwille van potentiële grensoverschrijdende problemen. Op 4 juni 2008 publiceerde de High Level Expert Group on Digital Libraries zijn Final report on Digital Preservation, Orphan Works, and Out-of-print-Works. Dit rapport onderlijnt het belang van de oplossingen die door de Europese Commissie worden voorgesteld, zijnde (i) het opstellen van sectorspecifieke zoekcriteria voor diligente zoektochten, (ii) het oprichten van organen voor het klaren van rechten, en (iii) de creatie van verweesde werken databanken. Aanvullend sommeerde de Commissie de diverse belanghebbenden om een Memorandum of Understanding on Diligent Search Guidelines te ondertekenen.
“In praktijk zijn deze criteria immers praktisch onhaalbaar.” tijdschriften, kranten, magazines of andere geschriften. Ook visuele werken zoals beeldende kunstwerken, foto’s, illustraties, tekeningen, architecturale werken, sketches van deze werken en andere die vervat zitten in deze boeken, tijdschriften, kranten, magazines of andere geschriften vallen onder het toepassingsgebied van deze richtlijn. Deze richtlijn reikt dus geen oplossing aan voor foto’s en audiovisuele werken. Deze problematiek zal blijkbaar nog in 2011 worden geanalyseerd in een Groenboek aangaande audiovisuele producties 2. Bovendien kunnen enkel openbare bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea of archieven van deze richtlijn genieten. Individuele gebruikers kunnen deze richtlijn dan ook niet aangrijpen. Ongepubliceerde werken die eventueel in de collecties van deze instellingen zouden terug te vinden zijn, vallen evenmin onder de richtlijn. De lidstaten dienen op basis van deze richtlijn de nodige wetgevende initiatieven te nemen zodat bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea en archieven verweesde werken kunnen reproduceren en (online) beschikbaar stellen aan het publiek. Het recht om verweesde werken te reproduceren wordt enkel toegestaan voor digitalisering, indexering, catalogering, preservering en restauratie. Belangrijk is wel dat hier geen direct of indirect commercieel voordeel mag uit voortvloeien. Het gebruik van deze werken dient bovendien te worden aangevuld met de uitdrukkelijke vermelding dat het om een verweesd werk gaat. De richtlijn volgt het subsidiariteitprincipe. Alle lidstaten krijgen de vrijheid om hun eigen model te kiezen om het verweesde werken probleem aan te pakken. Belangrijk is dat de richtlijn het principe van wederzijdse erkenning invoert. Wanneer een werk, in het land van eerste publicatie, als verweesd wordt beschouwd, dan dienen de andere EU lidstaten dit ook te erkennen.
Kritiek op de ontwerprichtlijn
De grootste kritiek op deze richtlijn ligt in zijn definitie van een verweesd werk : “a work shall be considered an orphan work if a rightholder in the work is not traced or identified after a diligent search for the rightholder is carried out…” (artikel 2), waarbij in artikel 3 de voorwaarden voor deze ‘diligente’ zoektocht worden vastgelegd en meer bepaald in Annex I worden gespecifieerd. In deze Annex wordt vastgelegd dat deze zoektocht voor ieder afzonderlijk werk moet worden gevoerd. Europese ontwerprichtlijn Uiteindelijk besloot de Europese Commissie tot regelgevend Voor boeken bijvoorbeeld moet volgens deze Annex de voloptreden over te gaan. Vandaag circuleert dan ook een (gelekt) gende bronnen worden geraadpleegd: ontwerp van Directive of the European Parliament and of the • Publishers associations Council on mutual recognition of orphan works in the print sec- • Public lending right authority databases where available • National bibliographical published indexes of published matetor. rial relevant for the publication type and subject matter De richtlijn is enkel van toepassing op werken uit de collecties van openbare bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea • The books in print and the ISBN (international standard book number) of archieven die zijn gepubliceerd in de vorm van boeken,
META 2011 | 4 |
33
essay
• The databases of the relevant collecting societies, in particular reproduction rights organisations (RROs). Voor bijdragen in tijdschriften én tijdschriften is de catalogus van te raadplegen bronnen nog omvangrijker. Bij krantenartikelen is het iets minder omvangrijk. Totaal complex wordt het wanneer in tekstmateriaal grafische objecten zoals foto’s of illustraties verwerkt zijn. Aanvullend aan de bronnen die voor de tekst moeten worden geraadpleegd, moeten voor de afbeeldingen nog de volgende bronnen worden gecontroleerd: • The databases of the relevant collecting societies in particular for visual arts and including reproduction rights organizations (RROs) • The databases of pictures agencies where applicable • Relevant sources such as registries, databases or national projects listing known authors and creators Indien een dergelijke stringente diligente zoekopdracht werkelijkheid wordt, dan vergeet men best zo snel mogelijk deze richtlijn. In praktijk zijn deze criteria immers praktisch onhaalbaar. De Commissie stelt nochtans zelf in haar eerste overweging voor een Europese regelgeving van verweesde werken de uitdaging van ‘mass digitisation’ voorop: “Libraries and archives are engaged in large scale digitisation of their collections in orde to create European Digital Libraries.” Hoe kunnen miljoenen objecten worden gedigitaliseerd, wanneer de vooropgestelde voorwaarden voor een ‘diligent search’ moeten nageleefd worden?
Lobbywerk vanuit de gebruikerssector noodzakelijk Indien bibliotheken, musea en archieven op een leefbare wijze hun digitaliseringsprojecten willen verzoenen met de verweesde werken problematiek, dan staat het buiten kijf dat de komende weken/maanden zware druk op het Europees Parlement moet worden gelegd om deze strenge voorwaarden voor een diligente zoekopdracht te verlagen 3. Gelet op het feit dat de voorliggende tekst nog steeds een ontwerp is, staat de deur voor amenderingen evident nog open. Nog belangrijker wordt bovendien ook de implementatie van de uiteindelijke richtlijntekst in Belgisch recht. Er zijn immers twee modellen mogelijk: (i) licentiesystemen, en (ii) exceptiesystemen. (i) In het licentiesysteem wordt een licentie voor het gebruik van verweesde werken toegestaan door een overheidsinstelling (zoals in Canada of Hongarije) dan wel door een beheersvennootschap op grond van een verplicht collectief beheer (zoals in Zwitserland) of op grond van een verruimde collectieve licentie (zoals in Denemarken). In alle licentiesystemen moet de gebruiker vooraf in actie komen om een licentie te verwerven en het verweesde werk te kunnen gebruiken. Behalve in het geval van een verruimde collectieve licentie, zal hij ook aannemelijk moeten maken dat het werk daadwerkelijk verweesd is. Hij zal dan ook moeten aantonen dat hij een diligente zoektocht ondernomen heeft. Dit is een nadeel van het licentiesysteem. Controle vooraf betekent in de regel dat de gebruiker ook altijd een licentievergoeding zal moeten betalen, ook al komt de rechthebbende nooit opdagen. Dit is eveneens een nadeel van het licentiesysteem. Omdat een gebruiker een licentie verwerft is hij ervan verzekerd dat hij geen auteursrechtelijke inbreuken maakt, zolang 3 4 | META 2011 | 4
hij zich aan de licentievoorwaarden houdt. De rechtszekerheid bij de gebruiker is dus groot. Dit is een voordeel van het licentiesysteem. (ii) In het exceptiesysteem (zoals in de Amerikaanse, Engelse en Duitse voorstellen circuleert) kan een gebruiker van een verweesd werk een wettelijk verweermiddel opwerpen. Bij exceptiesystemen is het belangrijkste kenmerk dat de controle op het gebruik van een verweesd werk pas plaatsvindt als de rechthebbenden te voorschijn komt en dus als het gebruik al is aangevangen. Dit heeft als grote voordeel dat controle vaak niet nodig zal zijn, omdat het aantal gevallen dat in een later stadium een rechthebbenden alsnog bekend zou worden zeer klein is. De gebruiker zal in dit systeem ook enkel hoeven te betalen indien de rechthebbende dat eist. Ook dit is een voordeel van het systeem. Het exceptiesysteem biedt wel minder rechtszekerheid. De gebruiker weet immers pas of zijn gebruik legitiem was op het moment dat het werk al gebruikt wordt. Indien dit gebruik ten onrechte zou geschieden, dan wordt hij blootgesteld aan een auteursrechtelijke vordering. Bovendien moet de gebruiker het bewijs van een redelijke zoektocht per werk lange tijd bewaren om in een eventuele latere procedure te kunnen gebruiken. Dit is een nadeel van het exceptiesysteem
Besluit De Europese initiatieven komen geen moment te laat en zijn dus zeker welkom. Nochtans dienen deze initiatieven kritisch te worden benaderd. Vooreerst valt het te betreuren dat het toepassingsgebied van de ontwerprichtlijn beperkt is en een oplossing voor audiovisuele werken (nochtans een heet hangijzer in de verweesde werken problematiek) op de lange baan zijn geschoven. De criteria om aan een diligente zoektocht te voldoen, zijn bovendien irrealistisch in het kader van grootschalige digitaliseringsprojecten. De Europese parlementsleden die zich binnenkort over dit ontwerp moeten buigen, dienen hier dan ook voldoende omtrent bewust te worden gemaakt. Ten slotte dienen de vertegenwoordigers uit de gebruikerssector zeer alert te zijn wanneer de finale richtlijn in Belgisch recht zal moeten worden omgezet. Het is te voorspellen dat rechthebbenden zullen aansturen op een licentiesysteem, terwijl een exceptiesysteem voor instellingen wellicht een betere keuze is. Ook hiervoor zullen de federale parlementsleden moeten worden warm gemaakt. Wordt dus ongetwijfeld nog vervolgd.
1 Om redactionele beperkingen werden de voetnootverwijzingen in deze bijdrage naar Europese documenten weggelaten. Wie dit bronnenmateriaal toch wil raadplegen, kan op de website http:www.vvbad.be/meta de bijdrage mét voetnoten raadplegen. Deze bijdrage is een onderdeel van een ruimere studie uitgevoerd door FARO. 2 Bij audiovisuele werken is het amalgaam aan rechthebbenden immers veel complexer, hetgeen een regelgeving bemoeilijkt. 3 Zo zou een zoekopdracht in het Arrow+ systeem een suggestie voor een ‘diligent search’ kunnen zijn (Zie in die zin ook Neelie Kroes Vice-President of the European Commission responsible for the Digital Agenda Addressing the orphan works challenge IFRRO launch of ARROW+, Brussels, 10 March 2011).
column
De archivaris aan het werk Een echte karikatuur van een archivaris, en wel één uit 1927. Wellicht de oudste spotprent van een vakgenoot, Dr. Carlos Van den Haute (1882 – 1951). Van den Haute leidde toen het Gentse Rijksarchief, in het Geeraard de Duivelsteen, duidelijk herkenbaar. De Gazette van Eenaeme, een niet bestaande krant, op de vloer verwijst naar Van den Hautes inventaris van het archief van de abdij van Ename. Van den Haute was voordien archivaris in Brugge. Ook nog na zijn aanstelling in Gent bleef hij er lid van de Woensdagclub, een informeel gezelschap deftige heren die op woensdagavond bijeenkwamen bij hun stichter, Pier Janssens. Janssens was directeur van de Brugse vestiging van de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek en bij hem was in 1917, nog uitstekende jenever te krijgen. Zijn vrienden vielen dan ook
geregeld zijn kantoor binnen, niet toevallig rond de aperitieftijd. Om daaraan paal en perk te stellen vond Janssens er niets beter op dan hen op woensdagavond bij hem thuis uit te nodigen. Ze dronken er enkele flinke borrels en brachten de avond door met een gezellige babbel. Om hun club (en zichzelf) wat meer gewicht te geven verkozen ze op regelmatige tijdstippen een bestuur, ze lieten uitnodigingen drukken, een vaandel werd besteld, een clublied gecomponeerd. Een tekenaar heeft in 1927 de clubleden ‘vereeuwigd’. Van den Haute is afgebeeld aan zijn werktafel. Ongetwijfeld overmand door het vele werk is hij in slaap gevallen. Ook nu zijn archivarissen drukbezette ambtenaren voor wie het allemaal wel eens te veel kan zijn. Archivarissen zijn net als in 1927 ook nog steeds heren (en dames) van stand. In 1927 kon je lid worden van een deftig gezelschap als de Woensdagclub, samen met o.a. de voorzitter van Club Brugge en de drukker-uitgever van de Journal de Bruges. In het Archievenblad van dit jaar prijkt een Nederlandse collega, glunderend uitgedost in black tie, een goed glas binnen handbereik, actief in een plaatselijke serviceclub. In Vlaanderen is het niet anders. Het valt wel te hopen dat we onze vrienden en relaties buiten de
Noël Geirnaert is hoofdarchivaris van het Brugse Stadsarchief. Noël is al jarenlang actief in de VVBAD, als bestuurslid van de sectie AHD, als lid van de Raad van Bestuur, en last but not least als lid van de redactie van META, tijdschrift voor bibliotheek & archief. Eerder bewees hij zijn kunnen al bij Bibliotheek- & archiefgids.
archiefwereld beter op de hoogte houden van onze werkzaamheden. Nodig ze daarom eens uit op je werkplek, ’s avonds of overdag. De dresscode black tie is niet nodig, een goed glas achteraf mag wel. En geef ze het jaarverslag mee, of stuur ze een exemplaar van je nieuwsbrief. Een presentexemplaar van META mag natuurlijk ook. Wellicht zullen ze dan een beter beeld krijgen van ons beroep. Maar ik blijf wel benieuwd naar andere karikaturale voorstellingen van de archivaris. Misschien iets voor de VVBAD-website?
citaat
“Er is één en ander veranderd in de wereld van het boek. Ik las ergens dat Abdoel Kassem Ismaël, grootvizier van Perzië, niet op reis ging zonder zijn bibliotheek — 17.000 boeken — die door 400 kamelen werden vervoerd. Er wordt verteld dat ze getraind waren om in alfabetische volgorde te lopen. Drieduizend jaar later werk ik op een computer van een paar kilogram en heb ik meer informatie dan ik ooit kan verwerken. ’t Kan verkeren." Ronald Soetaert, keynote Informatie aan Zee
META 2011 | 4 |
35
de vraag
Is de personeelsformatie in de OB nog up-to-date? Paul Gervoyse, openbare bibliotheek Oostkamp
Als er één onderwerp actueel blijft binnen de sector, dan is het wel personeel. Om te weten hoe openbare bibliotheken tot hun huidige formaties zijn gekomen, moeten we teruggaan naar het baanbrekende decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbaar bibliotheekwerk. Dit decreet omschrijft heel gedetailleerd hoe een personeelsformatie tot stand moest komen. Er waren een aantal duidelijk voorwaarden om als voltijdse bibliotheek erkend te worden. De belangrijkste voorwaarde bestond erin dat de bib minstens 30 uur per week toegankelijk moest zijn. In realiteit kwam het erop neer dat de meeste gemeenten met meer dan 20.000 inwoners als voltijds erkend werden en gemeenten met minder dan 20.000 inwoners (uitzonderingen niet meegerekend) als deeltijds. Voltijdse bibliotheken verkregen hun formatie via een formule waarbij het aantal inwoners van de gemeente en het aantal gebruikers van de bib bepaalden op hoeveel voltijdse equivalenten de bibliotheek recht had. Deeltijdse bibliotheken daarentegen verkregen hun formatie via een berekening op basis van het aantal openingstijden van hun afdelingen en vestigingen. Anders gezegd, een relatief eenvoudige berekening bepaalde de betoelaging door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
ontving in het jaar 2001 kan die blijven behouden, maar zonder jaarlijkse indexering. Voor de grote steden en gemeenten onder de 10.000 inwoners werd een aparte regeling uitgewerkt. Door het invoeren van de ‘Gemeen schappelijke krachtlijnen voor een Samenhangend Personeelsbeleid in de Lokale en Regionale Besturen van 1993’ (Statuut Kelchtermans) en door een wijziging aan de uitvoeringsbesluiten van het decreet van 19 juli 1978, betreffende het Nederlandstalige openbaar bibliotheekwerk werd de bevoegdheid voor de goedkeuring van de personeelsformaties overgedragen aan de Administratie Binnenlandse Aangelegenheden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Het Bibliotheekdecreet sprak niet langer over het personeelsstatuut en werd deels opgenomen in de nieuwe ‘Krachtlijnen inzake het globale personeelsbeleid voor de lokale en regionale besturen’.
Vergelijkende test Vandaag is de personeelsformatie van een openbare bibliotheek een onderdeel van de globale formatie van een gemeente. Gemeentebesturen beslissen autonoom over de samenstelling. Voor de openbare bibliotheken is de forfaitaire personeelssubsidie nog altijd van essentieel belang voor het uitbreiden van een formatie.
De formule bleek helaas niet zaligmakend. Zo leidde ze ertoe dat voltijdse bibliotheken met één vestiging over evenveel personeel konden beschikken als voltijdse bibliotheken met meerdere vestigingen. Bovendien verscheen er in de jaren tachtig een crisisbesluit dat de personeelsformaties met ongeveer 20 procent reduceerde, wat voor de deeltijdse bibliotheken nefast was.
We vrezen dat, door de goedkeuring van het ontwerp van het Planlastendecreet er helemaal geen stimuli meer zullen zijn voor het behoud van de huidige formaties. Het samenvoegen van de diverse subsidies zal op termijn onduidelijkheid met betrekking tot de bestemming van een subsidie in de hand werken. Zal de druk op de bibliotheekformatie hierdoor terug toenemen?
Over het algemeen zijn de personeelsformaties in de Vlaamse openbare bibliotheken nu nog het resultaat van deze oude berekeningen. De huidige forfaitaire subsidiëring is ook gebaseerd op de subsidieregeling uit het verleden. Volgens het decreet van 13 juli 2001, houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, bedraagt de subsidie 6 euro per inwoner. Wie meer subsidie
Welke objectieve criteria moeten besturen vandaag dan hanteren bij de berekening van een personeelsformatie? Hoe kan een aanpassing of ontwerp van formatie met aantoonbare resultaten onderbouwd worden? Hoe kunnen we dit voldoende motiveren? Los van de oude formules, waarbij slechts een paar argumenten bepaalden hoeveel personeel er nodig was, is het aangewezen om zo veel
3 6 | META 2011 | 4
mogelijk de bibliotheekwerking als geheel in kaart te brengen. Cruciale elementen voor het bepalen van een nieuwe of aangepaste formatie kunnen zijn: • de openingstijden • het aantal werkplekken voor een efficiënte dienstverlening in de frontoffice • het aantal vestigingsplaatsen • het aantal aanwinsten per jaar • het aantal bezoekers per jaar • het werkvolume dat backoffice wordt verricht (verwerking, administratie, promotie en educatie, ICT en management). Daarnaast kunnen ook de specifiek bijkomende opdrachten die de bibliotheek verricht of opdrachten die door het bestuur aan de bib worden opgedragen belangrijk zijn. Deze informatie geeft ons de mogelijkheid om te berekenen hoeveel personeels uren er nodig zijn om een kwalitatieve werking te garanderen. Wat collecties, gebruikers en backoffice betreffen, kunnen we ons best baseren op de werkelijke tijd die we nodig hebben om de taken efficiënt uit te voeren. We moeten concrete gegevens verzamelen en die correct inventariseren. Het cijfermateriaal moet terug te vinden zijn in een goedgekeurd jaarverslag. Bij het berekenen gaan we zowel uit van de dagelijkse kerntaak van de bib als van acties in het kader van projecten. We houden rekening met de werkelijke uren die nodig zijn om alle taken naar behoren uit te voeren. We voorzien ook voldoende uren voor het opnemen van vakantiedagen. Immers, per zes Voltijdse Equivalenten (VTE) in de frontoffice moet één VTE toegevoegd worden om de dienstverlening te garanderen. Het komt er uiteindelijk op neer dat we gaan berekenen hoeveel personeelsleden er nodig zijn om een continue kwaliteit te verzekeren. Het is zinvol om de voorgestelde criteria voor het bepalen van een formatie aan de praktijk te toetsen. Daarom nemen we het gewicht van de diverse werkprocessen als
de vraag
uitgangspunt. Alle taken worden, zoals vermeld, getimed, met de bedoeling het vereiste aantal werkuren per taak te achterhalen. We doen de test in een drietal bibliotheken, in gemeenten van verschillende grootte.
Conclusie De resultaten van dit beperkte onderzoek werden aan de realiteit getoetst. De drie bibliotheken verbonden er zich toe het cijfermateriaal nauwgezet te verzamelen.
Het onderzoek toont aan dat de kleinste bibliotheek meest nood heeft aan een groei van de formatie. Een toename met 30,76 procent aan personeel is nodig. In elke bibliotheek zijn er identieke basistaken die door eigen personeel worden verricht. In de middelgrote bibliotheek is een verhoging van de formatie met 9,78 procent vereist. Deze middelgrote bibliotheek beschikt over een redelijke bezetting, maar de formatie laat niet altijd ruimte voor gespecialiseerd personeel.
In de grootste bibliotheek is er nood aan een verhoging met 16,03 procent. Uit de cijfers blijkt duidelijk dat de grootste bibliotheek zwaarder belast wordt door haar centrumfunctie. Het aantal kansengroepen, en het aantal zorg- en educatieve instellingen ligt veel hoger dan in een kleine en middelgrote gemeente. De vraag naar begeleiding en ondersteuning van groepen en instellingen staat niet in verhouding tot de mogelijkheden waarover deze bibliotheek beschikt.
7.500 - 10.000 inwoners
20.000 – 30.000 inwoners
Inwoners = bepalend
7.845
22.500
69.876
Huidige formatie in VTE
2,60
9,71
27,44
Aantal bezoekers/jaar (informatief)
22.189
47.069 (enkel gegevens ter beschikking van hoofdbib)
279.602
Aantal onderwijsinstellingen in gemeente
6
8
52
Aantal RVT’s in gemeente
1
50.000 – 75.000 inwoners
1
15
Aanwezigheid kansengroepen in gemeente
• Accent op mindervaliden (bib aan huis, daisy) • Meewerken à Boekbaby’s • Accent op kleuters en lagere schoolkinderen
T.o.v. Vlaams Gewest: groter aandeel van jongeren, kleiner aandeel van senioren.
Cfr. stadsindicatoren: laaggeschoolden, senioren, etniciteit, jongerenwerkloosheid, 1-oudergezinnen, schoolse vertraging, langdurig werklozen…
Totaal aantal m² in alle vestigingen
308 m2 publieksruimte 438 m2 totale ruimte incl. vergaderzaal voor alle gemeentelijke verenigingen.
1.520 m²
7.371 m²
Totaal aantal werkstations (publiek en administratie)
7
35
152
Aantal werkplekken in de frontoffice X aantal openingsuren
30 u/w =1.320 u/j
60u per week = 3120 per jaar + 78u comp. zaterdag + nodige tijd aanwezig voor en na uitleen: 416 = 3.614 u/j
10 werkplekken x 43 u/w 26.083 u/j
Vestigingen: openingsuren X aantal werkplekken/jaar
0 (geen uitleenposten)
1092u per jaar + 117u comp. zaterdag + nodige tijd aanwezig voor en na uitleen: 104 = 1.313 u/j
4 vestigingen x 8 u/w 1.976 u/j
Aantal aanwinsten, vertaald naar werkuren catalografie & afvoer/jaar
Aanw: 1257 = 210 u/j Afv: 392 = 13u/j 223 u/j
3.759 u/j
5.000 mat/j * 12 min + collectiemanagement 9.920 u/j
Aantal uren verwerking/jaar (per EHT*)
Aanw: 1257 = 251 u/j Afv: 392 = 13 u/j 264 u/j
872 u/j
15.000 mat/j * 10 min 1.482 u/j
Aantal uren IBL-verwerking/jaar (per EHT)
IBL: 272 = 68 u/j
357 u/j
890/j * 15 min 237,12 u/j
Aantal uren administratie/jaar (per EHT)
1.422 u/j
4.004 u/j
6.916 u/j personeel/finan/klantendienst
Aantal uren promotie en educatie/jaar (acties/EHT)
1.100 u/j
2.854 u/j
500 acties/j à 90 min + beleid en planning scholenwerking en doelgroepenwerking + ontwikkelen specifiek aanbod 5.829 u/j
Facilitair beheer naar derden (zalen, acties door derden, …)
22u/j
Altijd in samenwerking met bib
593 u/j
Aantal uren facility/jaar
0 (gebeurt door ander personeel)
Vervat in administratie
988 u/j
Aantal uren ICT/jaar
44 u/j
988 uur per jaar (ict zit grotendeels onder een aparte dienst ICT)
1.482 u/j
Aantal uren communicatie (intern en extern)/jaar
396 u/j
988 u/j
1.976 u/j
Aantal uren vorming en overleg/jaar
123 u/j (teamvergadering, vormingsuren,…)
491 u/j
1.482 u/j
Aantal uren management/jaar
704 u/j
1820 u/j
3.952 u/j
Totaal aantal uren uitgedrukt in VTE/jaar
5.686 u/j = 3,40
10,66
62.916 u/j = 31, 84
*EHT= eenheidstijd. META 2011 | 4 |
37
kroniek
De klaagzang van een bibliothecaris
Leerstoel van het Boek - Universiteit Antwerpen - 18 maart 2011
Robert Darnton, bibliothecaris van Harvard University en gerenommeerd boekhistoricus was op 18 maart te gast aan de Universiteit Antwerpen, voor de Leerstoel van het Boek. De lezing die hij gaf was een klaagzang. Het waren er zelfs drie en ze gingen terug op een artikel dat hij in december schreef voor de New York Review of Books. Voor de (academische) bibliothecarissen in de zaal was het verhaal bekend. De prijzen van abonnementen op tijdschriften, al dan niet elektronisch, stijgen excessief, veel sneller dan de inflatie. Om de abonnementen te kunnen blijven betalen kopen bibliotheken dan ook steeds minder monografieën. Die ontwikkeling treft ook de universitaire uitgevers. Waar zij vroeger nog 800 exemplaren van een publicatie verkochten aan wetenschappelijke instellingen, is dat aantal nu gedaald tot minder dan de helft. Boeken over moeilijke onderwerpen worden dan ook niet meer gepubliceerd.
Op het moment van de lezing was de uitspraak van de rechtbank nog niet bekend. Inmiddels weten we dat de rechter de regeling afgewezen heeft. Darnton zal blij zijn. Hij vreesde immers het wereldwijde monopolie dat Google opbouwt met Google Books. Darnton keek met veel belangstelling naar de ontwikkelingen in Europa, waar met Europeana gewerkt wordt aan een publieke digitale bibliotheek. De bibliothecaris van Harvard verdedigt het idee van een Digital Public Library of America (DPLA). Ontwikkelingen in Frankrijk, Nederland, Finland en andere Europese landen bewijzen dat het mogelijk is. En ook in de VS bestaan er al verschillende digitaliseringsprojecten. Auteursrecht blijft wel een probleem, moest ook Darnton erkennen. Al hoopte hij wel dat vele rechthebbenden hun rechten zouden willen afstaan in ruil voor een grotere toegankelijkheid van hun werk. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat dit gebeurt, toch zo lang alleen de grote rechtenmaatschappijen zoals Sabam namens de rechthebbenden spreken.
De wetenschappers zijn zich niet bewust van deze ontwikkelingen. Ze dragen er onbewust nog aan bij. Ze worden betaald om onderzoek uit te voeren en schrijven hun resultaten neer in artikels. Ze zetelen pro deo in de redactieraden van de wetenschappelijke tijdschriften en in een systeem van ‘peer review’ beoordelen ze — al even gratis — de artikels van hun collega’s. De bibliotheken van hun instellingen moeten de tijdschriften waarin het resultaat van al dit werk gepubliceerd wordt, voor veel geld aankopen. Met het inrichten van openaccessrepositories proberen bibliotheken hier iets aan te doen. In deze depots zijn de artikels gratis beschikbaar. “We hebben nood aan een nieuwe ecoloMaar volgens Darnton zal het monopo- gie eerder dan aan betere businessplanlie van de commerciële uitgevers maar nen”, zo eindigde Darnton zijn lezing. gebroken worden als wetenschappers “Een ecologie gebaseerd op het publiek publiceren in openaccesstijdschriften. domein eerder dan op eigen gewin. Het Harvard heeft nu een subsidieregeling zal niet alle problemen van de bibliotheuitgewerkt waardoor wetenschappers die ken oplossen, het is een oproep om het in dergelijke tijdschriften publiceren, de systeem te veranderen.” publicatiekosten terugbetaald krijgen. Bij Open Access wordt het tijdschrift gratis Bruno Vermeeren aangeboden, maar betaalt de auteur om zijn artikel gepubliceerd te krijgen. > http://www.nybooks.com/articles/archives/2010/ dec/23/library-three-jeremiads/
In zijn laatste klaagzang trok Darnton van leer tegen het Google Books Settlement.
3 8 | META 2011 | 4
11e WAP-dag
Poperinge - 21 maart 2011
Op maandag 21 maart vond in Poperinge de 11e bijeen komst van het West-Vlaams ArchievenPlatform ( WA P ) plaats onder de titel ‘Calami teitenpreventie en -bestrijding in archieven’. De 48 deelnemers luisterden na de huishoudelijke vergadering onder leiding van de WAP-voorzitter Marc Therry naar de lezingen van Leon Smets (‘Nostra memoria inundata Ons geheugen overspoeld. Preventie en calamiteitenplannen voor archieven’), Annemie De Porre (‘Samen sterk inzake calamiteiten en preventie in Gent’), Johan Vannieuwenhuyse (‘Het calamiteitenplan van de Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen’), Johan Braet (‘De redding van het verdronken archief van Zedelgem’) en Linda Dhondt (‘Het restauratieatelier Medo. Een voorbeeld van privé expertise’). Meerdere sprekers haalden recente voorbeelden van calamiteiten aan en allen benadrukten het belang van een proactief beleid, gericht op preventie.
kroniek
De presentaties worden gepubliceerd op: www.west-vlaanderen.be/archiefdienst - WAP. Op het namiddagprogramma stonden een bezoek aan het Stadsarchief Poperinge en een toelichting bij het project ‘Funerair Erfgoed Rekhof Poperinge - Interreg 4: Westhoek zonder grenzen’ met aansluitend een rondleiding op de stedelijke begraafplaats Rekhof. Naast vertegenwoordigers van de West-Vlaamse publiekrechtelijke sector (OCMW’s Brugge, Damme, Heuvelland en Wervik; Gemeenten Heuvelland, Koksijde, LangemarkPoelkapelle, Middelkerke, Staden, Wevelgem, Wingene, Zedelgem; Steden Brugge, Diksmuide, Harelbeke, Ieper, Kortrijk, Poperinge, Roeselare, Tielt, Oostende; Rijksarchieven Brugge en Kortrijk en de Provincie WestVlaanderen), stuurden ook andere instanties een of meerdere geïnteresseerden (Cultuurbibliotheek Brugge, Familiekunde Vlaanderen, Koninklijke Heemkundige Kring Maurits Van Coppenolle, Spaenhiers Koekelare, VVF Brugge). Isabelle Verheire, Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen
Eén plus één is drie. Archivarissen en strategische netwerking
FAAD-studievoormiddag - VUB - 26 maart 2011
Op 26 maart hield het Forum voor Afgestudeerden Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer (FAAD) haar jaarlijkse studievoormiddag op de campus van de Vrije Universiteit Brussel. Op het programma stonden drie boeiende lezingen in verband met strategische netwerking. Julie Hendrickx (VVBAD) bracht als eerste spreker een inleidende voordracht over het belang van netwerking in de culturele sector. Zij wees hierbij op het belang van kenniskapitaal, een voortdurend en complex leerproces waarbij men de opgedane kennis dient om te zetten in nieuwe kennis. Zo kunnen informele contacten gemeenschappelijke interesses bloot leggen die leiden tot nieuwe projecten. Netwerkorganisaties spelen eveneens een belangrijke rol. Op basis van een analyse van verschillende beleidsnota's blijkt de focus vooral te liggen bij de ontwikkeling van lokale en regionale netwerken, hoewel het Vlaamse cultuurbeleid in toenemende mate internationalisering voorschrijft. Ook wat de archiefsector betreft zijn netwerken een absolute must. Een sterke beroepsvereniging (en diverse subwerkgroepen) levert alvast goed werk, maar op internationaal vlak lijkt ook hier nog werk aan de winkel. “...maar we hadden het over de wolf...”, zei Bruno Vermeeren (VVBAD) meermaals in zijn op het roofdier gebaseerde presentatie. Op ludieke wijze lichtte hij ons de rol van formele structuren bij het strategisch netwerken toe. Informatie en vooral het verspreiden ervan (communicatie) stonden hierbij centraal. Enerzijds richt de beroepsvereniging zich tot de eigen sector door het coördineren van de informatieverspreiding (tijdschrift, nieuwsbrief, website, studiedagen enz.) en het stimuleren van informele contacten binnen de sector (bijeenkomsten, studiedagen,
recepties enz.). Anderzijds tracht zij de sector zichtbaar te maken voor de buitenwereld en onderhoudt zij contacten met andere, gelijkaardige sectoren (cultuur, jeugd, sport, opleiding enz.). Als laatste spreker wist Sandrin Coorevits (Stadsarchief Waregem) ons enorm te boeien met haar nuchtere visie op de verschillende kansen en mogelijkheden die netwerking de archivaris kan bieden. Door netwerking kan een archiefdienst zich profileren naar de buitenwereld: dynamisch, origineel, een dienst “die vooruit gaat”. Zo kan men via subtiele, maar soms ook heel simpele acties, het vertrouwen winnen van collega's, in de kijker lopen bij de verdeling van subsidies, het creëren van een “welkom-gevoel” bij leeszaalbezoekers enz. Tot slot wees Sandrin op een aantal minder positieve gevolgen. Zo dient er voortdurend een evenwicht gezocht te worden tussen archief- en publiekswerking. De slotbeschouwingen van de studievoormiddag bestonden uit een old school werkcollege van Frank Scheelings. Aan de aanwezigen werd gevraagd of ze lid zijn van een netwerkorganisatie, deelnemen aan activiteiten daarvan en/of nadien rapporteren. De aanwezigen bleken vooral over een lokaal en regionaal netwerk te beschikken. Slechts een minderheid is internationaal actief, meestal bij onze noorderburen. Ward Vansteenkiste
META 2011 | 4 |
39
duurzaam
Gebouwen en energiegebruik Tom Cocquyt, Vlaams Parlement
Hoe kunnen bibliotheken, documen- Aan kmo’s die gestructureerd aan hun tatiecentra en archieven op efficiënte milieu-impact willen werken biedt EMAS wijze hun energieverbruik beheren? easy een pakket met ecomapping-methoIn het algemeen is het verbruik van diek aan. EMAS easy is geschikt voor grondstoffen en energie voor 80 pro- publieke organisaties en diensten. Het cent verbonden met een locatie. Om ecocampus-project maakte ook gebruik de milieu-impact van je activiteiten van het ecomapping-concept. te beheren is een plaatsgebonden aanpak dus wenselijk. De ecomap- We lichten hierna kort de verschillende ping-procedure is hiervoor een uit- stappen toe. gewerkt model, gebaseerd op ISO • Stap 1: Op een satellietfoto teken je het globale plaatje: de interactie met buren, 14001.
herkenbaar zijn, en verhoudingen moeten kloppen. Daarop documenteer je - waterhuishouding (stap 4), - bodem en opslagruimtes (stap 5), - luchtkwaliteit, uitwasemingen, airco, geuren, stof, lawaai, reiniging (stap 6) - energie: overbodige verlichting, warmteverlies, isolatie (stap 7) - afval en recyclage (stap 8) - risico’s, allergische reacties, gevaarlijke opstapjes, gevaarlijke stoffen (stap 9) de bestemming volgens het gewest- • Stap 10: Organiseer, beheer en complan, de verkeersstroom, eventuele municeer. Tijdens deze stap ontdek je In die procedure verzamel je met behulp waterlopen en riolen, parkeerplaatsen welke informatie ontbreekt en welke van plattegronden (zgn. ecomappen) aangevuld met informatie over kadaster, acties de milieuzorg vergroten. Klasseer milieugegevens op een systematische aantal in- en uitgaande voertuigen. zorgvuldig de milieu-informatie met het manier. Elke plattegrond wordt aangeoog op evaluatie en rapportage. vuld met referenties naar de geldende • Stap 2: Verzamel gegevens over materiaal- en grondstoffengebruik: Wat komt regelgeving, codes van goed praktijk en er binnen, wat gaat er buiten? Na deze tien stappen kun je nog verder statistische gegevens. Met die plattegronden kun je de milieuzorg documenteren, • Stap 3: Bevraag het personeel met een aan de slag. Je kunt je ecomaps inzetten mini-enquête naar hun persoonlijke om een formeel milieubeheerssysteem op je engagement vastleggen en daarover ervaringen met de milieuzorg in het te zetten volgens de ISO 14001 en EMAScommuniceren. bedrijf, de zogenaamde milieubarome- normen, zodat je een EMAS-registratie ter. Zo is iedereen op de hoogte en met kunt aanvragen. Na verloop van tijd dienen de plattegrondie resultaten kun je gerichter werken. den ook als basis voor voortgangsrapporCommuniceer over de resultaten. tage en een verbeteringscyclus om afval, > http://www.ecomapping.com/ het verbruik van grondstoffen en energie • Stap 4-9: Maak een plattegrond van > http://www.emas-easy.eu/ te verminderen. Zo kan meteen de finanhet gebouw, per verdieping en in zes > http://www.lne.be/doelgroepen/onderwijs/ecocampus ciële besparing worden aangetoond. exemplaren. De plattegronden moeten de reële situatie weergeven, eenvoudig > http://www.energiesparen.be/KMOzelfscan
Een energiezuinige pc
kWh x 16 uur x 365
in stand-by stand ver- dagen x 0,05 of 0,10 bruikt 0,083 kWh per
euro) Niet zo zuinige
uur. Gesteld dat deze
pc’s verbruiken tot
pc 8 uur per dag echt
tien keer meer ener-
gebruikt wordt en 16
gie in stand-by.
uur per dag in standby staat, dan ver- Een lamp van 40 bruikt die in stand-by
Watt die 12 uur per
op jaarbasis 484,72
dag brandt terwijl
kWh. Aan een elek- niemand aanwezig triciteitsprijs tussen 5
is, verbruikt 175 kWh
en 10 eurocent, kost
per jaar (0,04 kWh x
deze pc aan overbo- 12 uur x 365 dagen = dig energieverbruik
40 | META 2011 | 4
175,2 kWh). Dat kost
dus tussen 24 en 48
tussen 8,76 en 17,52
euro per jaar. (0,083
euro.
recensies
inhoudelijke ontsluiting en als plaatsingssysteem.
Naar de bron Het boek begint al meteen met een afknapper — tenminste voor bibliothecarissen. Op p. 9 leggen de auteurs uit dat informatie in bibliotheken ter beschikking gesteld wordt door middel van een classificatie (wat zeker niet uitsluitend zo is). Dit illustreren ze aan de hand van UDC en om dat duidelijk te maken, geven ze het voorbeeldje dat je kunt vinden op de website van het Mundaneum: 335.52 (493.5) ( =393.2) "1885-1960". Waarom niet eventjes in de bibliotheek gevraagd hoe dat écht zit met UDC? Daar hadden ze ongetwijfeld alles uitgelegd over het spanningsveld tussen UDC als instrument voor
Het boek wil in eerste instantie studenten uit de sociale en humane wetenschappen leren hoe ze informatie zoeken en verwerken. Meteen bepaalt dit een aantal gemaakte keuzes. Zo wordt er geopteerd voor het APA-systeem voor bibliografische referenties en voor Endnote als bibliografische software. De laatste hoofdstukken zijn dan ook een handleiding in beide. Maar het is niet goed mogelijk om bijv. alles van het APA-systeem in 30 bladzijden uit te leggen; vandaar dat de auteurs voor meer details naar het officiële APA-handboek moeten verwijzen. Eerdere hoofdstukken gaan over het zoeken naar en presenteren van informatie. Ook nu weer is de invalshoek die van de sociale en humane wetenschappen, zoals blijkt uit de keuze van de genoemde databanken. Hier en daar moeten we toch de wenkbrauwen fronsen bij wat we in deze hoofdstukken lezen. Zo wordt op p. 35 “thematisch zoeken” zondermeer gelijkgesteld aan zoeken door middel van “keywords”, waardoor toch wel een beetje te veel andere instrumenten in dit verband
Maak mij wat wijs De Franse filosoof Emmanuel Levinas merkt ergens op dat het boek “niet alleen een middel is voor de mens”, maar iets te maken heeft “met het zijn van de mens”. Het boek is een modaliteit van ons zijn zelf. Onze omgang met boeken mag dan ook niet herleid worden tot een instrumentele relatie. En dit geldt voor onze verhouding tot media in het algemeen, analoge zowel als digitale. Media zijn immers nooit zonder meer
buiten beschouwing blijven. heden is het boek een relatief Op p. 51 staan “online ency- goede inleiding voor studenclopedieën” bijna ongenuan- ten die een globaal overzicht ceerd gelijk met Wikipedia. nodig hebben over hoe ze bijv. De auteurs schrijven dat er een scriptie moeten maken evenwel alternatieven zijn, — en er niet voor terugschrikzoals Digital Universe — wat ken om daar dan 230 p. tekst een web directory is en geen voor te doorworstelen. De funencyclopedie. Trunceren en damentele vraag blijft echter maskeren worden volgens p. wat een goed ‘format’ is om 56 blijkbaar overal aangeduid studenten informatievaardigmet resp. asterisk of vraagte- heden bij te brengen. Is het dit soort boek, dat neigt naar de ken. fameuze ‘style manuals’? Maar Het is niet gemakkelijk om een dan is het meteen ook overdroge stof zoals de regels voor bodig want studenten worden het maken van een bibliogra- verondersteld Engelstalige literatuur probleemloos te fie op te fleuren. Wanneer je alles in detail gaat beschrij- kunnen lezen. Misschien moet het een werkboek met veel ven, wordt het vlug nogal saai. Het valt ook te betwij- oefeningen zijn? Of misschien felen of anderhalve pagina volstaat een referentiewerk en is het beter al de rest in prakdoorlopende tekst over de inleiding van een werkstuk tische sessies uit te leggen en een goed middel is om stu- in te oefenen? denten te leren hoe ze die Maar hier zult u de oplossing inleiding moeten schrijven. De weinige illustraties in het boek wel niet vinden, want op p. 89 lezen we: “Vooral niet-acadezijn bovendien niet bepaald mische bronnen zullen meergeslaagd. De screenshots zijn te klein om er iets zinnigs van dere drogredenen bevatten.” te maken (soms staan er zelfs twee schermen naast elkaar Piet De Keyser afgedrukt). Het formaat van het boek is gewoon niet > Naar de bron: informatie zoegeschikt om dit op die manier ken en gebruiken in sociale en te doen. Eén van de weinige humane wetenschappen / Dimitri foto’s (p. 120) is wazig en mist Mortelmans, Pieter Spooren en op die manier totaal zijn doel. Olivier Chandesais. — Leuven : Acco, 2010. — 238 p. — ISBN 978-90-334-
Ondanks deze onvolkomen-
gebruiksvoorwerpen, ze hebben deel aan onze identiteit en dragen bij tot ons denken. Zouden we onze omgang met media herleiden tot een louter functionele relatie, dan zouden we de diepere relatie tussen ons mensen en de media veronachtzamen. Juist die diepere relatie tussen ons mensen en de media vormt de eigenlijke bekommernis van de initiatiefnemers en medewerkers aan de bundel. In hun voorwoord suggereren Katia Segers en Joke
8083-6
Bauwens dat mediageletterdheid welbeschouwd “een kwestie van mensenrecht” is. Media hebben iets te maken met ons zijn, en daarom hoort aan mediageletterdheid, oftewel “het vermogen op een zinvolle manier om te gaan met de alomtegenwoordige media”, de grootste zorg te worden besteed. Aandacht opbrengen voor de wijze waarop we met en in de media leven, is aandacht opbrengen voor wie we bij de gratie van media mogen zijn. Dit vormt ook de reden waarom
META 2011 | 4 |
41
recensies
media-educatie zeker niet alleen gericht moet zijn op kinderen en jongeren, maar op alle burgers in het algemeen en specifieke doelgroepen in het bijzonder: Het is een zaak van iedereen. Het inzicht dat media deel hebben aan wie we zijn, en ons dus zijnsmogelijkheden aanreiken, geeft de medewerkers aan de bundel ook een principieel ‘positieve’ gezindheid mee. Hun bijdragen vertrekken nadrukkelijk van een ‘constructieve’ benadering van mediageletterdheid. Hun pleidooi voor een “wijze” en “vaardige” omgang met media slaat nooit om in enig ressentiment t.a.v. de dynamieken die het medialandschap voortdurend transformeren, en die van mediageletterdheid een
evoluerend, dynamisch en onvoltooid proces maken, en dus een werkwoord. Ook de opbouw van het boek weerspiegelt de optiek van mediageletterdheid als mensenrecht, voor jong en oud. In het eerste deel ('De media kennen') gaan vijf hoofdstukken in op de toegang tot de media en het gebruik ervan. Dit aspect van 'kennen' verwijst daarbij niet alleen naar de fysieke toegang tot de media (zoals de digitale kloof), maar ook naar de technische en instrumentele kennis om met de media te kunnen omgaan. Het tweede deel ('De media begrijpen') bestaat uit zes hoofdstukken die alle het grootste belang toekennen aan een evaluerende omgang met de media: Hoe
functioneren ze? Hoe werken ze op ons in en wat hebben ze ons te bieden? Hiertoe hebben we kritische geletterdheid nodig. In het derde deel ('De media creëren') wijden vier hoofdstukken uit over het potentieel van mobiele en internettechnologieën om zelf mediamaker te zijn en te worden. Dat is een nieuwere vorm van mediageletterdheid die met de komst van ICT erg aan belang heeft gewonnen, maar tegelijk aansluit bij die oudste geletterdheid van al, de vaardigheid van het lezen én van het (zelf) schrijven. De vaardigheid van het maken dwingt immers als vanzelf tot een kritische en evaluerende omgang met media: Het maakt van de consument tegelijk een producent, of een “prosumer”.
Maak mij wat wijs is niet strict academisch van opzet, en richt zich op het brede publiek. Een aantal bijdragen reflecteert nadrukkelijk op lopende projecten i.v.m. mediaeducatie, en de meeste auteurs reiken tot besluit ook nuttige links aan. Mediageletterdheid is een kwestie van mensenrecht, en vraagt dan ook om praktische uitwerking: het boek is geen vrijblijvend boek, maar erkent net dat er gewerkt moet worden aan onze omgang met de media waarin we leven. Bart Busyene > Maak mij wat wijs: Media kennen, begrijpen en zelf creëren/ Katia Segers en Joke Bauwens (red.) – Tielt: Lannoo Campus, 2010. – ISBN 9789020989496
Biografie van een stadsarchivaris Archivarissen krijgen meestal slechts een biografie omwille van hun particuliere en/of publieke activiteiten op andere terreinen. Dat geldt ook voor Johan Been (1859-1930), die gedurende meer dan 30 jaar stadsarchivaris was in zijn geboorteplaats Brielle (Den Briel) op het voormalige ZuidHollandse eiland Voorne. Been was — behalve onderwijzer (tot zijn pensionering in 1910) en archivaris (van 1895 tot zijn overlijden) — vooral een bedrijvig en productief publicist en auteur, die in heel Nederland bekendheid verwierf als schrijver van (historisch geïnspireerde) jongensboeken. In de loop der jaren zag Been zijn Brielse archivarisambt evolueren van een onbezoldigde vrijwilligersjob, via een onbetaalde functie in stadsdienst, tot een aanstelling als archiefambtenaar met een jaarlijks, zij het beperkt honorarium. Vooraleer in 1927 een stedelijk archiefgebouw in gebruik werd genomen, werden de archieven van de stad Brielle her en der verspreid over het stadhuis bewaard en waren de werk- en de ontvangstruimte van de archivaris er achtereenvolgens ondergebracht op een zolderkamertje en in de voormalige stadsgevangenis in de kelder. Hoewel hij geleidelijk zijn eigen positie als archivaris en de behuizing van het Brielse stadsarchief zag verbeteren, beklaagde Johan Been zich er in een brief aan de Leidse hoogleraar vaderlandse geschiedenis Robert Fruin (1823-1899) terecht over dat hij in zijn “kleinsteedsche omgeving” tegelijk geregeld kreeg toegeworpen “dat het onzin is, zich met al dat doode, dorre, stoffige, muffe op te houden” (p. 77). Bijzonder illustratief in dit verband is volgend incident, dat gelukkig goed afliep: “Toen er in Brielle stemmen opgingen de platencollectie ten behoeve van een nieuwe sluisdeur te verkopen — men had liever
42 | META 2011 | 4
droge voeten dan een prent — heeft Been zich daar met succes tegen verzet” (p. 66). Naast honderden bijdragen in diverse kranten, bladen en tijdschriften publiceerde Johan Been in totaal 60 boeken, waarvan hij voor twee ervan inspiratie putte uit de wereld van het archiefwezen. Been was weliswaar vooral een ‘schrijvende archivaris’, maar toonde zich desalniettemin ook een deskundig en bekwaam ‘archieftechnicus’: “De metamorfose van de her en der verspreid liggende oude paperassen tot een ordelijk en efficiënt ingedeeld archief is niet de enige verdienste van archivaris Been” (p. 133). Genealogen, die hij omschreef als “de hyena’s van de archieven”, verrichtten volgens hem hun opzoekingen overigens slechts uit ijdelheid (p. 135). Brielle, dat in 1330 stadsrechten kreeg en dat tot vandaag zijn omwalling heeft behouden, telt momenteel 12.000 inwoners en 400 als monument geklasseerde gebouwen. Stadsarchivaris Johan Been zag al vroeg de cultuurhistorische waarde en de toeristische mogelijkheden in van dat architecturaal erfgoed en bepleitte met succes zowel de restauratie van de 15e-eeuwse Sint-Catharijnekerk als de oprichting van een lokale Vereniging voor Vreemdelingenverkeer. Geheel in de lijn van Johan Been, die zijn vlot geschreven en vulgariserende historische studies altijd baseerde op uitvoerig bronnenonderzoek, maakte de Brielse literatuurhistorica Jenneke Groeneveld van haar goed onderbouwde biografie een leesbaar en lezenswaardig boekje. De kritische hommage die Been op die manier krijgt, heeft deze “onderwijzer, archivaris en publicerend Briellenaar” meer dan verdiend (p. 11). Nico Van Campenhout > Johan Been. Rasverteller uit Brielle (1859-1930)/ Jenneke Groeneveld - Zutphen, De Walburg Pers, 2010.- 191 p.- ISBN 978 90 57 30 645 7
Recensies
Met nieuwsgierige blik Volgens Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege is het wezen van een museum dat van een standplaats voor kunstwerken of, zichzelf een positie zoekend in een samenleving in verandering, dat van een herberg voor dorstige bezoekers. De eerste vaststelling lijkt me, in al haar beperktheid, nogal statisch als je bedenkt dat een museumcollectie slechts leeft bij de gratie van haar toeschouwers. De tweede omschrijving daarentegen schijnt me zo te zijn weggeplukt uit de aan het papier toevertrouwde missie achter het vaak drukbezochte café horend bij datzelfde museum. In haar voorwoord bij Met nieuwsgierige blik: collectievorming & aankoopbeleid in Vlaanderen gaat de excellentie onmiddellijk daarna verder door te wijzen op de collectie als de onvoorwaardelijke essentie van een museum. Op die manier geeft de minister in kwestie op haar beurt de definitieve aftrap voor een heerlijk vormgegeven en uitermate leesbaar boek boordevol verhelderende denkbeelden en drijfveren van publieke collectievormers in Vlaamse musea, erfgoed- en archiefinstellingen. Essayist, criticus en samensteller van dienst Paul Depondt, die zijn sporen reeds verdiende met een gelijkaardige bundeling bij onze noorderburen bij elkaar
gesprokkelde teksten Voor de eeuwigheid? Over collectiebeleid in Nederland (2008), groepeerde en ondervroeg de verschillende betrokken beleidsmakers, directeuren, wetenschappers, archivarissen, conservatoren en curatoren in het Vlaamse erfgoedveld. En dit volgens de aard en de bestemming van hun collectie of het beleidsdomein waarvoor zij werken. Depondt kreeg voor zijn Vlaamse museum- en erfgoedtocht van bij het begin de zegen van het agentschap Kunsten en Erfgoed en de steunpunten FARO en BAM.
vaststellingen een antwoord te formuleren. Over de taalgrens heen deed ook Laurent Busine, directeur van de Musée des Arts Contemporains op de site van Grand-Hornu, zijn bijdrage in dit Vlaamse collectiezakje en kregen zowaar de verdedigers van de veranderde perceptie van ‘volkscultuur’ Hilde Schoefs (Openluchtmuseum Bokrijk) en Pieter-Matthijs Gijsbers (Nederlands Open luchtmuseum) een plaatsje. Afsluiten doen Jos Van Rillaer en Hans Feys van het agentschap Kunsten en Erfgoed die, aan de hand van meer regie en gezamenlijk management, op zoek zijn gegaan naar een steviger ‘koepelvorming’ tussen musea met de bedoeling de ‘Collectie Vlaanderen’ internationaal nog meer cachet te geven.
Rekening houdend met de sterke verwantschap van hun verschillende collecties maken musea, archief- en erfgoed instellingen in hun eigen publicaties en beleidsplannen al geruime tijd plaats voor inte- Ultieme collectie Met de uitbouw van de ressante reflecties over hun collectiebeleid. Als we der- ‘Collectie Vlaanderen’, lees: gelijke beschouwingen er op een overheidsgestuurd colnaslaan, is de grondtoon er lectiebeleid, wil minister vaak een van in welke mate zij, Schauvliege, naar het successamen of afzonderlijk, met hun volle Nederlandse voorbeeld collecties een antwoord kun- waar de minister van Cultuur nen formuleren op de voort begin jaren negentig het condeinende samenlevingstrein? cept ‘Collectie Nederland’ Tegen de almaar verder tik- lanceerde, dé ultieme colkende tijd, die in confronta- lectie presenteren waarmee tie met de kwetsbaarheid van Vlaanderen zich internationaal sommige objecten uiteinde- op de kaart dient te zetten. De lijk ook gezien kan worden waarheid hierachter is dat de als een natuurlijke verzame- collecties van onze Vlaamse laar, en met de beperkte mid- musea en erfgoedinstellingen, delen waarover onze Vlaamse geconfronteerd met een meer kapitaalkrachtige concurrenerfgoedinstellingen en musea doorgaans beschikken, moe- tie, internationaal weinig te ten keuzes worden gemaakt dragen bieden. Zo werpt de en kennis worden vergaard. in vermogensplanning gespeEnkel op die manier kan een cialiseerde rechtenprofessor Frederik Swennen (UA) zijn draagvlak worden gecreëerd waarin het behoud van heden- blik op de rechtspraktijk die, in het beste geval, de samendaagse collecties, door vorige generaties gevoed, voor het werking tussen publieke en nageslacht zo goed als moge- private verzamelaars dient te regelen maar in de realilijk kan worden gehandhaafd. teit voornamelijk belemmerd Gescheiden door evenveel wordt door het ontbreken zwarte en in een groter for- van goede fiscale regelingen maat gelijmde schutbladen voor het ondersteunen van museale instellingen en tenkomen in deze publicatie acht uiteenlopende stand- toonstellingen. Aan de andere punten aan bod over wat col- kant is er conservator Leen lectiebeherende instellingen van Dijck (Letterenhuis), in in Vlaanderen zoal onderne- 2009 nog goed voor de Prijs men om op bovenstaande van Cultureel Erfgoed van de
Vlaamse gemeenschap, die haar ambitie uitspreekt om met het Letterenhuis uit te groeien tot sturende centrale instelling voor het literaire erfgoed in Vlaanderen. Zij wijst daarvoor op de nieuwe perspectieven en de financiële armslag die haar instelling kreeg dankzij de filosofie achter het nieuwe Cultureelerfgoeddecreet. Die laat aan instellingen de keuze zich een collectiebeherend instituut of een expertisecentrum te noemen waardoor een nog betere wetenschappelijke werking mogelijk wordt. Kortom, tussen de angst voor een overheidsgestuurd collectiebeleid dat een eigen museaal gezicht eventueel in de weg zou kunnen staan en de dagelijkse erfgoedrealiteit gaapt vaak een grijze zone. Getuige daarvan deze bundel met evenveel bijdragen als meningen. Snel, een beleidsinstrument! Bjorn Verlinde > Met nieuwsgierige blik : collectievorming & aankoopbeleid in Vlaanderen / Paul Depondt - Brussel : ASP, 2010.148 p. - ISBN 978 90 5487 709 7
META 2011 | 4 |
43
wij richten bibliotheken in ...
Appelweg 94 C B-3221 Holsbeek
Tel.: 016 623 340 Fax: 016 620 400
[email protected] www.sbnl.be
Zo gezegd
Rechtzetting
"A university is just a group of buildings gathered around a library. The library is the university." Shelbey Foote, The Civil War: a narrative
Een universiteit is niet meer dan een groep gebouwen rond een bibliotheek. De bibliotheek is de universiteit.
In META 2 verscheen er een nieuws bericht over een nieuwe Brusselse bib, Joske, in Sint-Joost-ten-Node (p.7). De naamsvermelding bij de foto’s was niet helemaal correct; de ene foto was inderdaad van “Gertrude Van de Perre”, de andere foto (de kleinere met zicht op de jeugdafdeling) was van “Lotte Veuchelen” (die werkt in Bib Joske).
Wenst u te reageren op wat u in META las, laat het ons dan weten. Stuur uw reacties naar
[email protected]. Gelieve steeds uw naam, adres en telefoonnummer te vermelden. De redactie behoudt zich het recht voor reacties in te korten.
het nachtkastje
Welke boeken liggen er nu op je nachtkastje? Nu lees ik met enige taalkundige moeite Signori, si parte. Come viaggiavamo nella Mitteleuropa 1815-1915, een begeleidboek bij een tentoonstelling die ik recent in Gorizia bezocht. Het boek behandelt het toerisme in Noord-Italië, Slovenië en Kroatië voor Wereldoorlog I en geeft me goesting om onmiddellijk terug mijn valies te pakken. De gegevens over de schilderijen die prinses Charlotte van België in Venetië maakte, zijn graag meegenomen. Talrijke Italiaanse plaatsnamen van nu Sloveense en Kroatische steden en dorpen (Fiume, Abbazia, Capodistria, Santa Lucia d'Isonzo) tonen de bijzondere historische impact van grensverschuivingen in Europa aan.
tijdens de vakantie reis. Het betreft zowel rechtshistorische vakliteratuur als historisch getinte reisinformatie. Vorig jaar heb ik in Hongarije Millennium in Central Europe. A history of Hungary van Laszlo Kontler uitgelezen. Het mag ook al wat luchtiger. Bij een trip naar Heilbronn las ik Die Schwaben pauschal van Wolfgang Seidel waar de draak wordt gestoken met de zuinige en ijverige bewoners van ZuidWest-Duitsland. Mijn laatste historische roman was Irgendwo in Deutschland van Stefanie Zweig over de terugkeer van een Joodse familie uit Afrika naar Duitsland rond 1950. Ik tracht meestal plaatselijke auteurs te lezen en liefst in de originele taal. Uitzonderlijk herlees ik mijn zwartwitte Nerostrips of de avonturen van Piet Fluwijn en Bolleke.
Wat zijn je leesgewoontes? Sporadisch 's avonds thuis. Meestal lees ik in de trein, ongeacht of ik voor het werk of
Welk boek mag er altijd in je nachtkastje blijven liggen? De lotgevallen van de brave soldaat
Svejk van Jaroslav Hasek. Komisch hoewel het zich tijdens een droevige periode afspeelt. Svejk komt in Praag, Wenen en Boedapest, drie van mijn favoriete steden. De verplaatsingen gebeuren veelal per trein en ook Svejk drinkt regelmatig een frisse pint. Welk boek ligt er al een tijdje op je te wachten? Midden-Europa achter de schermen. Van Habsburg naar Brussel van Renée Postma. Moeilijk te verklaren, ik wil dat boek zeker lezen maar misschien omdat het in het Nederlands is, wordt het altijd uitgesteld. Welk boek ben je begonnen maar onmiddellijk gestopt en waarom? Dat weet ik niet meer.
Rik opsommer Rik Opsommer is sinds 1996 archivaris van de stad Ieper en deeltijds hoofddocent rechtsgeschiedenis aan de UGent. Rik is enorm geïnteresseerd in reizen (bij voorkeur naar Centraal-Europa) en treinen. Verder verzamelt hij o.m. treinfolders, buitenlandse bierglazen en toeristische koffietassen..
META 2011 | 4 |
45
activiteiten
Beeld in de Bib?! Instructiefilmpjes en foto’s om te gebruiken tijdens de les, afbeeldingen van eigen creaties, gedigitaliseerde partituren, in de bibliotheek krijgen we er steeds meer mee te maken. Maar hoe gaan we die data delen met onze gebruikers? Via een aparte databank, beeldbank of gewoon via onze eigen catalogus? En hoe zit het met de auteursrechten? Allemaal vragen waar we als bibliotheken steeds vaker mee geconfronteerd worden. Daarom organiseert de sectie Schoolbibliotheken van VVBAD dit jaar een studiedag over ‘beeld in de bib?!’ De Nederlandse Avans Hogeschool heeft een heel aanbod beeld-multimedia. Opvallend daarin is de centrale rol die haar bibliotheek (Xplora) daarin kreeg toebedeeld. Op de studiedag komen ze toelichting geven over die centrale rol. Luk Vanbeneden (IT-directeur van stad Kortrijk) is één van de trekkers van het project Beeldbank. Hij komt toelichten hoe bibliotheken kunnen participeren aan dit project, en hoe de Beeldbank nuttig kan zijn voor het delen van beelden. Emmanuel Van Melkebeke is jurist bij het gerenommeerde advocatenbureau Jooris, Van Melkebeke & Leduc. Hij komt spreken over auteursrecht met betrekking tot beelden gezien vanuit het oogpunt van de bibliotheek, docent en student. Meer informatie over een vierde spreker volgt binnenkort. Hou alvast de website van de VVBAD in het oog voor meer informatie.
Praktisch Datum: Plaats: Prijs:
dinsdag 24 mei 2011 Hogeschool Gent, Campus Schoonmeersen, Schoonmeersstraat 52, 9000 Gent 55 euro (leden) / 90 euro (niet-leden) Inschrijven: via www.vvbad.be/node/ 6099 Foto: Markus Tacker.
Archief wordt verstand van zaken Adlib Archief is de professionele software voor het beheer van historische, bedrijfs- en overheidsarchieven. Duurzaam, want dankzij de open architectuur blijven uw archiefstukken tot in de lengte der dagen te raadplegen. In Adlib Archief beschrijft u uw archief tot op ieder gewenst niveau. De stukken worden overzichtelijk in context getoond, zodat u gerelateerde informatie direct in beeld heeft. Bovendien bieden verschillende zoekingangen u snel en gemakkelijk toegang tot alle bronnen. Met Adlib Archief legt u het verleden vast voor de toekomst
Adlib Archief
Uitgebreid Overzichtelijk Flexibel Van globaal tot gedetailleerd Conservering- en Restauratiemodule Studiezaalmodule Bewaar beheer Inschrijvingen Meerdere zoekmogelijkheden Meertalig Internationale standaarden ISAD (G) EAD ISAAR(CPF) Unicode Integreerbaar met Adlib Bibliotheek en Adlib Museum tot één ‘crossdomain’ systeem Databasekeuze MS SQL Server, Oracle en Adlib Open System API-koppelingen Aanpasbaar aan elk soort archief.
Adlib Information Systems (0346) 58 68 00
[email protected] www.adlibsoft.com
46 | META 2011 | 4
Activiteiten
Ronald Soetaert keynote op Informatie aan Zee Een tijd geleden schreef ik voor de Nederlandse Taalunie een soort stand van zaken over de Cultuur va n h e t L eze n . Allerhande culturele instituties voelen zich vandaag bedreigd binnen de netwerkmaatschappij die zich voor onze ogen ontwikkelt. Scholen, musea, theater, operahuizen, bibliotheken. Allemaal zijn ze op zoek naar een antwoord op de complexe vraag hoe te reageren op nieuwe uitdagingen. George Steiner constateerde naar aanleiding van de nieuwe British Library in 1997 dat de nieuwe bibliotheek te laat kwam wegens te ouderwets. Hebben we gebrek aan verbeelding om ons een andere soort bibliotheek in te beelden? Nadenken over de bibliotheek kan met vele brillen en — zoals zo vaak — het kiezen van één bril impliceert dat we blind zijn voor een andere focus. Ik zal verschillende brillen opzetten om naar de bibliotheek te kijken. Misschien hebben we zoals Proust schreef “nieuwe ogen” nodig om te zien wat er gebeurt. Literatuur moet weer een plaats in de wereld veroveren. Boeken zijn gereed-
s chap (“equipment for living” schreef Kenneth Burke) en boeken gezelschap (“the company we keep”, schreef Wayne Booth). Mensen blijven geïnteresseerd in verhalen. Ze zijn een onmisbaar onderdeel van de menselijke cultuur. Goed nieuws dus. Maar zullen de instituties die de literaire cultuur ondersteunen (van uitgeverijen tot krantenbijlagen, van universiteiten & scholen tot bibliotheken) overleven? Die vraag heeft veel te maken met ontwikkelingen in de media die de traditionele instituties — volgens sommigen dan — bedreigen. Wat gebeurt er binnen de nieuwe digitale cultuur? Wie vandaag deelneemt aan de cultuur kan niet voorbij deze nieuwe virtuele ruimte. Wat leren we uit die ontwikkelingen? We zullen die vraag proberen te beantwoorden vanuit een dialoog tussen traditie en vernieuwing. Fascinerend is immers de manier waarop de nieuwe media aansluiting zoeken bij oude en nieuwe genres: bij de middeleeuwse geheugenpaleizen, bij de klassieke retorica, bij experimenten van de avant-garde, bij de film- en theatergrammatica etc. De digitale virtuele ruimte is bovendien voor een jongere generatie even ‘natuurlijk’ als boek, film en televisie voor vorige generaties. Een jonge generatie is niet voorgeprogrammeerd en staat dus meer open
voor vernieuwing. Onze onderzoeksgroep probeert als een soort etnografen zicht te krijgen op de nieuwe media door eraan te participeren. We kijken met een antropologische blik naar kunst en onderwijs, naar de nieuwe sociale media, naar de gamecultuur, naar wat we kunnen leren uit verhalen in romans, films, graphic novels etc. Wat gebeurt er met critici en professoren, met bibliothecarissen en leraren, met leeskringen en bibliotheken, met boeken en leeslinten? > http://taalunieversum.org/literatuur/cultuur_van_ het_lezen/ http://www.vvbad.be/InformatieaanZee
Prof. Dr. Ronald Soetaert is gewoon hoogleraar bij de vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent. Hij voert onderzoek uit naar taal- en literatuuronderwijs, kunsteducatie, cultuur en media. Hij heeft bijzondere interesse voor (digitale) geletterdheid en audiovisuele cultuur. Ronald Soetaert is diensthoofd van de faculteitsbibliotheek Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Hij was onder meer jurylid van literaire prijzen en voorzitter van de Stichting Lezen.
Fototentoonstelling Erfgoedbibliotheken De Vlaamse Erfgoedbibliotheek vroeg fotograaf Stefan Tavernier om twaalf erfgoedbibliotheken in Vlaanderen en Brussel in beeld te brengen. Dit resulteerde in honderden portretten van kostbare collecties, indrukwekkende interieurs en zorgzame bibliotheekmedewerkers. Tavernier toont echter niet alleen de schatten die deze bibliotheken bezitten, maar ook de uitdagingen waarmee ze dagelijks worden geconfronteerd. Dertig foto’s werden nu geselecteerd voor de fototentoonstelling 'Erfgoedbibliotheken' die de komende jaren doorheen het land zal reizen. De eerste halte is de Provinciale Bibliotheek Limburg waar de expo opent op 28 mei. Van 1 juli tot 27 augustus staat 'Erfgoedbibliotheken' in de Stedelijke Openbare Bibliotheek van Harelbeke waarna ze doorreist naar Bibliotheek Kris
Activiteitenkalender 24.05.2011
Studiedag ‘Beeld in de bib?!’
VVBAD
08.06.2011
Muziek-wijzer: muziekter-
GO Opleidingen
14.09.2011
Wetenschappelijke informa-
VOWB en VVBAD
men in de praktijk
tievoorziening 2012-2020 15-16.09.2011 Informatie aan Zee
Lambert in Oostende waar ze in september te zien is. Archieven, bibliotheken en documentatiecentra die interesse hebben om deze tentoonstelling te programmeren kunnen contact opnemen met de Vlaamse Erfgoedbibliotheek, via
[email protected] - 03/338.87.92.
VVBAD
20.09.2011
Haal meer uit SharePoint!
GO Opleidingen
Uw activiteit in deze kalender? Meld ze aan via onze website http://www.vvbad.be/activiteiten
META 2011 | 4 |
47
De Deense Koninklijke Bibliotheek in Kopenhagen Foto: Karsten Bundgaard