D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
FISCAAL RECHT Inleiding: zie slides over de oorsprong van de belasting 1. Wat is een “belasting”? • Een verplichte bijdrage opgelegd door de overheid volgens bepaalde regels van recht aan haar onderdanen teneinde in het algemeen en zonder aanwijsbare tegenprestatie haar uitgaven te kunnen doen. * Cassatie 1959, voor de definitie van onderdanen zie verder. • Het gaat om een bijdrage aan de overheid * Niet aan particulieren * Welke overheid? Zie Grondwet; volgens de definitie is een belastingenkel in te voeren door een wet, maar het kan ook door de gewesten, provinciën gemeentes …. Om na te gaan welke overheden belastingen kunnen heffen moet je kijken in het basiscontract tussen staat en burgers nl. de G.W. Europese overheden hebben geen belastingheffende bevoegdheid in België maar hebben wel een grote invloed op de fiscaliteit via richtlijnen. (Examen: werkelijke impact Europese overheid in fiscaal België) • Het gaat om een verplichte bijdrage: als men zich in de geviseerde situatie bevindt. (cfr. Simulatie) Vb. Belasting op groene pullen, alle personen met een groene pull aan bevinden zich in de geviseerde situatie, dit is belangrijk want de kans is heel groot dat je dan in het vervolg een blauwe pull zal aandoen. Als die groene pull nu je favoriet is > wet lezen: staat er “vertonen” of “dragen”, want in het laatste geval kan je hem onderaan doen. Staat er dragen en je doet een groene pu# aan met een blauwe daarboven > veinzing • Simulatie of veinzing Doen alsof jij je niet in een belastbare situatie bevindt, terwijl dit eigenlijk wel zo is. Vb. wanneer je niet meldt dat je een groene trui aan hebt en het is intentioneel en strijdig met de wet > je moest het melden. Over het onderscheid tussen veinzing en geen veinzing worden gevangenisstraffen uitgesproken. Veinzing is belastingfraude: • Verjaringstermijn van vijf jaar ( bijzondere verlengde onderzoekstermijn) • Boetes > basisregel is 10% als de fiscus je moet corrigeren, bij simulatie is er een boete van minstens 50%. Je betaalt bovendien de ontdoken belasting, nalatigheidsinteresten, eventueel verschuldigde BTW => je zit al gauw aan 130 à 140% van de oorspronkelijke belasting • Het niet toepassen belastingwet met een bedrieglijk inzicht is een strafrechtelijk beteugeld misdrijf: communicatie aan het parket dat een opsporingsonderzoek, huiszoekingen en aanhoudingen kan doen. Vb. btw-brie&e als je niet bent gaan eten= gebruik van valse stukken met bedrieglijk inzicht. • Het fiscale recht is gepenaliseerd, je kunt gestraft worden voor alle gedragingen waarmee je het W.I.B. schendt met een bedrieglijk inzicht. Vb. de tegenbrief bij leasing waarbij je de koopoptie aan het einde van het leasingcontract tenietdoet, teneinde de verschuldige belasting op de verhuur van een roerend goed te vermijden. Vb. de tegenbrief bij verkoop van vastgoed Je wilt een aantal winkelpanden verkopen > koper moet 10-12,5% registratierechten betalen.
Bladzijde 1
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Ga je echter aandelen van een vastgoedvennootschap kopen dan gaat het om de verkoop van een roerend goed en zijn er geen registratierechten verschuldigd. Je kunt bijvoorbeeld een vennootschap verkopen met enkel die winkelpanden in. In dit geval zijn er twee situaties: • Je gaat je winkelpanden verkopen en steekt ze in een vennootschap zodat je een v e e l hogere prijs kan vragen, je steekt bijvoorbeeld elk 5% in je zak, het vastgoed wordt dus in je vermogen omgevormd tot aandelen en deze ga je dan verkopen. Dit is geen probleem want je doet niet alsof, je verkoopt een vennootschap. • Je verkoopt de winkelpanden (geen aandelen), het compromis is getekend, je beseft pas nadien dat je zo 10% registratierechten zal moeten betalen, wat in geval van een vennootschap niet moest (inbrengrecht onroerend goed). Dus de verkoper richt NA de verkoop snel een vennootschap op en draagt het vastgoed over van zijn vermogen naar dat van de vennootschap. MAAR de koop is een consensuele overeenkomst die dus al gesloten was door de loutere wilsovereenstemming tussen koper en verkoper en nu ga je nadien nog snel een vennootschap oprichten. Je verscheurt het oude koopcompromis en maakt een nieuwe akte die de aandelen van de vennootschap verkoopt. Dat kapotscheuren van die eerste akte is veinzing, die wordt vervolgens gecamoufleerd, eigenlijk verkoop je bakstenen maar je doet alsof het aandelen zijn. Maar op het einde van de rit heeft de koper toch echt aandelen gekocht, het gaat om een definitieve omvorming niet een doen alsof er is echt een vennootschap opgericht en als ze ontbonden wordt moet je liquidatiebelasting betalen. Of als de koper sterft voor de inbreng, en er in het contract staat dat de vennootschap onder zulke omstandigheden niet wordt opgericht, dan is het veinzing. Je draagt niet de juridische gevolgen! (cf. catastrofe-analyse later) Maar als de koper aandeelhouder is, is dit dan nog veinzing? Rechtspraak: ja, het is en blijft veinzing. ’60 verkoper is nooit aandeelhouder geweest van die vennootschap want voor een geldig vennootschapscontract zijn de volgende zaken vereist: 1) Pluraliteit van deelnemers, 2) inbreng, 3) deling in winst en verlies, 4) affectio societatis, daar zit het probleem want de verkoper had nooit de intentie om aandeelhouder te zijn. Er werd dus een vennootschapscontract geveinsd.
Civielrechtelijke omschrijving: zie vb. de Page De catastrofe analyse (Vanistendael en Haelterman): houdt in dat je een catastrofe laat gebeuren. Als dan ondanks alles het initiële opzet gevrijwaard blijft, bestaat er een grote kans op simulatie. Je laat iets gebeuren dat de opsteller van de constructie niet had verwacht vb. faillissement vennootschap, het vastgoed ontploft. Vb. als jij dood bent maar je geld niet in je erfenis terecht komt, je vennootschap gaat failliet maar je geld komt niet bij de curator terecht > veinzing. Let wel: “There is no patriotic duty to increase one’s taxes” Je moet niet de meeste belastingen gaan betalen” Slimme fiscale spitstechnologie is geen veinzing: Cassatie Brepols ’60: A UX VIEUX S AINT -M ARTIN. Zeer belangrijk Cassatie-arrest in de rechtspraak. De Belg hee' het recht de minst belaste weg te bewandelen, ook al is deze niet de meest normale, op voorwaarde dat men a#e juridische gevolgen van de gekozen weg ondergaat. Vb. Geen groene pull meer, je hebt het recht om bepaalde gedragingen niet te vertonen. Je mag je onder de simulatieleer in bochten wringen om een gunstiger regime te hebben maar niet bv. Amerikaan die geld aan Hollander geeft die het aan mij geeft, terwijl als de Hollander sterft ik het rechtstreeks aan de Amerikaan zal geven, dit is veinzing je draagt niet alle juridische gevolgen, het geld moet via je nalatenschap naar de kinderen, die er eventueel de Amerikaan mee zouden kunnen betalen. Voorbeeld: Verhuring aan onderneming vs. je schoonbroer die onderverhuurt @ een onderneming.
Bladzijde 2
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Je hebt een gebouw met bureaus en je gaat het verhuren aan fortis, art. 7 W.I.B. als verhuur aan rechtspersoon, aan iemand die zijn beroep uitoefent in het gebouw wordt je belast op de werkelijk ontvangen inkomsten uit de huur. Dit is vervelend want verhuur je aan een particulier, dan betaal je belastingen op het kadastraal inkomen maal 1.4 wat de geschatte waarde is die veel lager ligt. Dus je gaat het volgende doen: je gaat niet aan Fortis verhuren maar aan je schoonbroer die op zijn beurt aan Fortis gaat verhuren. Je schoonbroer is bijvoorbeeld juridisch adviseur. Waarom? Fortis gaat €60,000 aan je schoonbroer betalen, hier zijn heel wat voordelen aan: • De huur die je schoonbroer aan jou betaalt, vb. €59,500 kan hij aftrekken van de huur die hij van Fortis ontvangt. Hij zal maar belast worden op € 500. • Voor je schoonbroer gaat het om diverse inkomsten omdat hij geen eigenaar maar slechts huurder is van het pand, wat maar aan 10% wordt belast. • Jijzelf wordt niet meer belast op het inkomen, wel op het kadastraal inkomen maal 1.4 ( wat ongeveer op €20,000 zal komen.) Als eigenaar geniet je dus van een fiscaal gunstregime doordat je verhuurt aan een particulier terwijl het pand eigenlijk door Fortis wordt gebruikt. De vraag is nu of dit kan? Simulatieleer > onderga je alle juridische gevolgen van de constructie? • Fortis gaat failliet en betaalt geen huur meer, maar jij verhuurt aan schoonbroer dus je wil daar het geld van krijgen, ook al betaalt fortis niet meer > geen veinzing • Als schoonbroer daarentegen niet meer moet betalen in dit geval > veinzing. Nu zou je kunnen zeggen ik neem in mijn huurovereenkomst een ontbindende voorwaarde op als de huurder van de huurder niet meer betaalt, maar dit wordt civielrechtelijk niet aanvaard. • Je schoonbroer trekt er vandoor met zijn minnares die een volmacht heeft op de rekening waar de Fortis inkomsten op worden gestort. Als jij nu naar fortis gaat met de vraag of ze rechtstreeks kunnen betalen aan jou omdat je middelman een financieel gat is geworden > veinzing. Als je geen veinzing wil moet jij het solvabiliteitsrisico van de tussenpersoon dragen. Als je het solvabiliteitsrisico daarentegen begint te verplaatsen bijvoorbeeld in een tegenbrief die de gevolgen van de eerste overeenkomst teniet doet, dan ben je aan het veinzen. Voorbeeld: KBLux simulatie was één van de onderdelen: er bestaat een mogelijkheid om successierechten te vermijden door je geld in een trust (een discretionaire trust) te steken. Je geeft je geld aan je bankier die het moet beheren, je vier kinderen zijn begunstigde en de bankier kan zelf kiezen wie wat krijgt en wanneer; dat is een echte trust. KBLux: vermogen in trust, je geeft een tegenbrief waarin staat dan doe je dat en als je dat niet doet haal ik mijn geld weg naar een andere bankier = een letter of wishes = veinzing van het discretionaire karakter. Voorbeeld: managementvennootschap sluit contract met werkvennootschap, die het managementwerk uitvoert en daarvoor €500,000 per jaar betaalt. Met dit geld begiftigt ze een verliesdraaiende vastgoedvennootschap, die slapende is. De manager hiervan stort op zijn beurt €130,000 door, zodat €370,000 blijft plakken in de vastgoedvennootschap. De managementvennootschap maakte een enorme kost, betaalt dus minder belastingen, de werkvennootschap stortte een gift door en de verliezen van de vastgoedvennootschap werden gebruikt om de gift tegen af te zetten zodat de belastingen op €500,000 ten dele werden ontlopen. • Versus art. 344, §1 W.I.B. (herkwalificatie) en gelijkaardige bepalingen inzake andere belastingen => Fiscale spitstechnologie en juridische creativiteit waren onder de Brepolsdoctrine juridisch correct, tot 1993 (invoer §1) kon men niets doen. De wetgever was in 1993 van oordeel dat er teveel ruimte was voor plantechnieken.
Bladzijde 3
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
=> Recht voor de belastingadministratie om een juridische constructie te herkwalificeren in een andere constructie die tot een hogere belasting leidt indien: • Gekozen constructie fiscaal geïnspireerd is • Ze niet beantwoord aan enige rechtmatige financiële of economische behoeften. Is iets anders dan belastingen besparen. Misschien heb jij tientallen eigendommen en doet je schoonbroer er ook effectief iets mee, vb. controleren of de huurders het goed naar behoren gebruiken, herstellingen uitvoeren, ... Dan is deze construcite perfect legitiem aangezien ze beantwoordt aan reële economische motieven. Of neem bijvoorbeeld de drukke studente die van het verhuurde goed af wil, maar geen tijd heeft en die een tandarts aanneemt die teveel tijd heeft en voor deze studente de markt afschuimt naar onderhuurders voor elke aparte verdieping: rechtmatige economische behoefte. Zij creëert economische waarde, valoriseert het bedrijfsgebouw. De fiscus kan je constructie dan niet negeren, tenietdoen, omvormen. Fiscale spitstechnologie kan dus niet meer om juridische redenen. • Mag beschouwd worden als verregaande (?) bijkomende interventiemogelijkheid van de fiscus met het oog op taxatie. Art. 344 W.I.B. is gekend als het economische vereiste een fiscaal motief of fiscale constructie kan door de fiscus miskend worden. Het doel van art. 344 §1 W.I.B. is (aanvankelijk) zeer verregaand: Als je ze vandaag op positie A bevindt en morgen op positie Z. Dan gaat men zich op het eindpunt Z plaatsen en terugkijken > wat is het meest normale contract, de meest normale weg om hier te komen. Werd die weg gevolgd? Neen, waarom? Is het om belastingen te besparen dan wordt je afwijking genegeerd, men gaat bijvoorbeeld doen alsof men rechtstreeks aan Fortis gaat verhuren. Reverse engeneering om de meest normale weg te volgen. Dit is dus de aanvankelijke roeping van het artikel (geen omwegen meer) maar niet het eindeffect. Je mag immers geen omwegen meer maken, TENZIJ je hiervoor een rechtmatig fiscaal of economisch belang kan bij aantonen (the bonafide businesstest). Heb je bijvoorbeeld een goede reden om je schoonzus in te schakelen, dan moet de fiscus dit aanvaarden. Bovendien volgt uit de juridische interpretatie van art. 344 §1 W.I.B. dat het eindeffect ervan niet zo verregaand is. Er staat immers niet dat de fiscus mag taxeren op grond van de economische werkelijkheid maar wel dat hij een juridische akte mag herkwalificeren in een andere juridische akte. Vb. een contract van onderverhuur in een verhuurcontract. Dit contract moet echter wel in staat zijn om uit te leggen wat er gebeurt. Ik heb een gebouw, er wordt huur betaald, met dat geld gebeurt vanalles en uiteindelijk komt het gebouw bij Fortis terecht. Het contract waarin wordt geherkwalificeerd moet in staat zijn om elk aanwezig element te verklaren, anders gaat het om een ongeldige juridische herkwalificatie. Cassatie heeft deze stelling in drie arresten bevestigd, 21 april 2005, 5 november 2005 en 22 november 2007. Gaat de fiscus bijvoorbeeld een verhuur onderverhuur herkwalificeren moet die kwalificatie in staat zijn alle gevolgen (die normaal aan de orde zijn bij een verhuur onderverhuur), met in begrip van de juridische uit te leggen en geen enkele over het hoofd te zien. Niemand weet echter wat het Hof nu net heeft gezegd en of het om een gevalsarrest gaat of om een principe-arrest. Deze rechtspraak houdt echter in dat men bijna enkel zal kunnen gaan herkwalificeren als je in het basisopzet niet alle juridische gevolgen ondergaat. Als jij het solvabiliteitsrisico van de tussenpersoon draagt en deze reëel is, moet de fiscus dit kunnen gaan verklaren. Haelterman: de cirkel is rond, art. 344 §1 W.I.B. lijkt nauwelijks nog iets toe te voegen aan de oorspronkelijke simulatieleer. 1. Wat is een belasting? (vervolg)
Bladzijde 4
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Bijdrage wordt geheven volgens de regels van recht: diverse rechtsbronnen ( wetuitvoeringsbesluiten – administratieve rondzendbrieven) • Je kan enkel belastingen hebben als je een afdwingingsmogelijkheid hebt => opgelegd aan onderdanen ( fiscale aanknopingsfactor? Residentie, nationaliteit, plaats van transactie of handeling.) Klassiek heft een land belastingen op iedereen die in een land woont of er iets mee te maken heeft. Fiscaliteit vereist een aanknopingspunt. • Niet verbonden met een specifieke uitgave (eenzijdige betalingsverplichting): wanneer de betaalde bedragen geen uitgaven van de schatkist dekken kan er geen sprake zijn van een belasting, deze onderscheid zich van • Sociale zekerheidsheffingen: • Viseren een specifieke aanwending, bepaalde uitgaven (verzekeringsregime, doelgebonden, prestatierecht is bijdragegebonden) • Geïnd door parastatalen • Formele benadering in concreto uitgehold (overhevelingen, bijpassingen schatkist, autonome uitkeringsrechten,...) • Doch algemene beginselen van het belastingrecht zijn niet op hen van toepassing. Ontsnappen dus aan ... • Retributies = prijs voor een overheidsprestatie, een specifieke dienst of voordeel . Belastingen daarentegen dekken algemene uitgaven. (vb. Haven en Kaaigeleden.) Dit is een groot verschil: vb. Melksector. K.B. stelt vast dat alle melkboeren een retributie moeten betalen voor de oprichting van een onderzoeksdienst die onderzoek zou doen naar de kwaliteit van de melk. Na verloop van tijd werd deze dienst echter afgescha' en ging het geld naar andere diensten. Er werd dus eigenlijk geen retributie meer betaald maar een belasting voor algemene uitgaven. Deze bijdrage werd dan ook afgeschaft aangezien een belasting bij wet moet worden vastgesteld en nooit bij K.B.. • Verhaalbelasting: verplicht opgelegd door de overheid naar aanleiding van een concrete prestatie. ( doch geen individueel beslissingsmoment voor de betaler) vb. de aanleg van een riolering. • Bestemmingsheffingen, dit is een verzamelbegrip: dienen om welbepaalde overheidsuitgaven te dekken. Motief van het onderscheid > andere regels inzake geldige uitvoering, procedure, … 2. Overzicht van de belastingen in België Als je iets niet wil zien van gedrag > belast het dan als overheid. Alles kan en mag, als ze maar niet discrimineert en binnen je bevoegdheden blijft. Ten behoeve van het Rijk; niet helemaal correct, formeel gezien gaan belastingen naar de federale overheid, er gaat echter ook een heel stuk naar de gewesten. • Inkomstenbelasting (55 à 60 %) • BTW ( 25%), ontvangst gedeeltelijk overgemaakt aan de E.U. ( 1%) • Accijnzen ( 8%) Stijgen steeds meer, op al wat lekker, duur en vaak ongezond is. Is een belasting op de productie (niet consumptie), van bijvoorbeeld tabak, alcohol, parfum… Het verschil met BTW is economisch erg belangrijk Bij accijnzen betaalt iedereen ook bijvoorbeeld de transportbedrijven, terwijl bij BTW de commerciële gebruikers de betaalde BTW kunnen recupereren uit de schatkist. • Zegelrechten ( en gelijkgestelde taxen) ( 2%) • Registratierechten (meer dan 3%) In belangrijke mate overgemaakt aan de gewesten; belangrijk naar aanleiding van de registratieformaliteiten, ½ Gewest; ½ Federaal.
Bladzijde 5
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• • •
• •
Vb. Gewesten doen de overdracht van vastgoed, wat 10% is in Vlaanderen, 12,5% in Brussel. Ook de schenkingsrechten, die sterk gedaald zijn in Vlaanderen en sindsdien meer opbrengen. Successierechten ( 1,5%) Douanerechten ( 1,8%) op het binnenbrengen van bepaalde goederen van buiten de EU Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen, hier zitten heel wat belangrijke belastingen bij, zo genoemd omdat ze worden geïnd door de administratie van de inkomstenbelasting. Verkeersbelasting en B.I.V. Taks op verzekeringskapitalen op 60-jarige leeftijd.
Inkomsten van regionale en lokale overheden, er is echter niet echt een belangrijke regionale fiscaliteit. Sinds de Lambermont en de Sint Michiels-akkoorden (vierde staatshervorming 1993) komt er echter 55% van het belastinggeld niet bij de federale overheid terecht, die dus maar 45% van wat ze int, behoudt. Problematisch: de federale overheid draagt de kosten van vergrijzing, terwijl de stijgende opbrengsten de gemeenschappen en gewesten ten goede komen. Samenvallen heffingsbevoegdheid en bestedingsbevoegdheid bevordert democratisch gehalte • Weliswaar is er een zeker solidariteitsmechanisme binnen een eenheidsstaat vereist • In België nog niet echt gerealiseerd ( in het kader van de federalisering) • Vlaamse vraag naar ruimere fiscale bevoegdheden vs. Waalse budgettaire noden, wordt thans gecombineerd met een aanvoelen van uit elkaar groeiende beleidsmodellen Opdeling belastingheffingsbevoegdheden; • Tariefaanpassingen, verhogingen en verminderingen of bepaalde vrijstellingen bepalen • Dit zijn stappen in de richting van een fiscale autonomie • Te denken valt bijvoorbeeld aan successierechten: tariefvaststelling is regionaal. • Vb. ook kortingen op personenbelastingen, het Arkimedesproject. • Vb. regionalisering van de personenbelasting? • Douanerechten is een voorbeeld waar geen autonomie van gewesten mogelijk • Belastingen op onroerend goed, verdergaande mate van federalisering is mogelijk zonder een cohesieverlies. Fiscale bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten Niet-fiscale ontvangsten Fiscale ontvangsten (beperkt) Werkelijk regionale belastingen: vb. leegstand; lozingen van water,… Oneigenlijke regionale belastingen • Enkel toepassingsgebied en procedure blijven federaal. • Verassende impact voor wat betreft “rulingpraktijk”: fiscale ruling kan enkel voor alle belastingen waarvan de federale overheidsdienst financiën de inning verzekert. • Toegewezen gedeelte van de opbrengst van bepaalde belastingen • Gedeelde belastingen; uniform maar de opbrengst wordt gedeeld met de gemeenschappen (BTW en personenbelasting). FOB int ze maar geeft een stuk aan de gemeenschappen. • Samengevoegde belasting: Opbrengst gedeeld met de gewesten maar deze kunnen opcentiemen heffen of kortingen toestaan. ( vb. personenbelasting; de jobkorting is een voorbeeld van zo’n korting) • Voorwaarden: betreffende Gewestelijke aangelegenheid (arbeid) • Moeten progressiviteit behouden (forfaitaire korting van €500 per werkende Vlaming doet geen a+reuk aan progressiviteit) • • • •
Bladzijde 6
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Mogen grondslag niet aanpassen (enkel een krediet of een verhoging van een belasting) • Vb. Opcentiem > 100 opcentiemen betekent dat je per € aan de federale overheid een € aan de regio moet geven. • Vb.Korting > art. 6 van de Bijzonder financieringswet: regio kan korting geven op Personenbelasting, zowel een algemene korting als een bijzonder vermindering (maximum 6,7%). Deze kortingsmogelijkheid is in de realiteit onwerkbaar (Verhofstadt heeft gevraagd ze reëel te maken) Vb. Algemene korting, iedereen die in Vlaanderen woont, 3000€ minder belastingen dan krijgt men bvb 2,000,000 x 3000€ minder van de federale overheid, deze gaat af van de dotaties aan Vlaanderen. 2001 werd dit een keer gebruikt maar je geeft geld weg aan de bevolking zonder enige stimulering of ontrading… Vb. Speciale korting binnen eigen beleidsdomein kan vb. arkimedesfondsen, win-win leningen financieel begunstigen. Probleem: deze mogelijkheid kan enkel gebruikt worden na voorafgaand overleg met de andere gewesten, men mag zijn bevoegdheid niet te buiten gaan en overleggen over de vraag of men zo niet aan deloyale fiscale concurrentie doet. De Walen moeten dus akkoord gaan anders komt de korting er niet door en deze zien quasi alles als deloyale concurrentie. Ten tweede moet men binnen zijn bevoegdheidssfeer blijven en de interpretatie van de Raad van State is ontzettend beperkend wat die bevoegdheden betre'. • Andere regionale ontvangsten Gemeenten • Aanvullende personenbelasting, meestal tussen de 6 en de 6,5% maar verandert van gemeenste tot gemeente. In Knokke, Koksijde, … is deze nul. Dit scheelt toch een serieus stuk. In Leuven 7% • Opcentiemen op onroerende voorheffing (grote inkomst) • Uiteenlopende diverse belastingen vb. Leuven op het aantal bioscoopbezoekers, nachtwinkels, ... Provincies • Opcentiemen onroerende voorheffing • Uiteenlopende diverse belastingen • NIET de belastingen voorbehouden voor het Rijk en de verboden belastingen zoals opcentiemen Venn. B. • Cfr. De Chinese ervaring (wat is dit?) • Structuur van belastingsregels: Toepassingsgebied, grondslag, tarief, procedure, sancties • Grondregels van belastingheffing: zijn niet vervat in specifieke belastingswetten, wel in de grondwet (voornamelijk hier). Ook algemene interpretatieregels en rechtspreuken alsook specifieke fiscale regels • Het legaliteitsbeginsel Dit is de theorie MAAR de belastingadministratie die tegenover u staat is hier wel door gebonden en zal je ook taxeren volgens de regels hierin. Als je het daar niet mee akkoord bent moet je naar de rechtbank stappen die kan stellen dat de richtlijn die gegeven werd al dan niet conform de wet is, waardoor je eventueel niet meer moet betalen. Maar rechtbanken kosten veel tijd en geld… • Annaliteitsbeginsel of eenjarigheidsbeginsel • Gelijkheidsbeginsel ( art. 10 G.W., art. 172 G.W. geen voorrecht inzake belastingheffing) Vb. de fiscale amnestie: wordt hier de fraudeur beter behandeld als de doorsnee belastingsplichtige? Neen, het is een andere situatie, die MOET anders worden behandeld.
Bladzijde 7
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Het belastingrecht is van openbare orde Bv. dading met de fiscus terwijl je geschil al voor de rechtbank is, de rechter kan die dading schrappen door ambtshalve in te roepen. De wet is de wet en die moet toegepast worden. Ambtshalve inroepen van middelen: bepaalde wetstoepassingen door de rechter zelf in te roepen als jij ze vergeet, in principe… • De beperkte autonomie van het belastingsrecht Impact van het boekhoudrecht: steeds meer in vraag gesteld n.a.v. invoering van IFRS; heeft andere gerichtheid dan fiscale regels. • In dubio contra fiscum: in geval van twijfel geen belasting, gelet op de natuurlijke staat van belastingvrijheid. Dit is in de praktijk niet zo > en cas de doute, taxer, de rechter (goede rechters) • Non bis in idem • Cassatie • Vertrouwensbeginsel: je mag vertrouwen op de regels gesteld door de fiscus, indien je er redelijkerwijze kon vanuitgaan dat deze vasttonden.heel belangrijk maar werkelijk het laatste argument dat je inroept voor de rechtbank, als je niets anders meer hebt. = Erg beperkt van toepassing, indien de fiscus in het verleden constant een gedragsregel heeft toegepast en naar jou heeft bevestigd, die niet (helemaal) contra legem is. (zware bewijslast) vb. 10 jaar controle op uitgaven waarbij een samengevoegde staat van uitgaven voldoende was om de kosten te aanvaarden? Nieuwe controleur wou ineens alle bonnekes, die hij niet meer had omdat hij erop vertrouwde dat een samengevoegde staat voldoende was. Mag niet, die controleur had moeten zeggen > voor de toekomst moet je alles bijhouden Bv. de aftrekbaarheid van vliegtuigtickets. Op bepaald moment stelde fiscus collusie vast tussen reisagenten en bedrijven. Vanaf heden moest je ook de heel kleine boardingpass bijhouden. Dit kon ik niet weten. De fiscus kan enkel wijzigen naar de toekomst toe. <=> in tegenstelling tot de fiscus die iets in de boeken ontdekt dat hij er in vijf jaar nog nooit heeft uitgehaald > je kan het vertrouwensbeginsel niet inroepen omdat de fiscus ooit iets aanvaard heeft ...
Deel I: Inkomstenbelastingen Vermogen is datgene wat je hebt. Hierop is geen algemene belasting in België, en die zal er ook niet komen in de eerste 5 tot 10 jaar. In praktijk is ze heel moeilijk te innen. Je moet de rijkdom van elke Belg kennen (waarde huizen, schilderijen, diamanten). Bovendien taxeer je inflatie, wat dubbel pijnlijk is en economisch gezien een dubbel effect van inflatie teweegbrengt. Inkomen is niet wat je hebt, maar wat je bijverwerft door je hoofd, handen en kapitaal te gebruiken. Er zijn vier categorieën. Wereldwijde belastingplicht – beperkte belastingplicht: combinatie leidt tot dubbele belasting. Internrechtelijke maatregelen, harmonisatie binnen Europa en belastingverdragen (België heeft er zo’n 85, niet met Congo, nochtans een ex-kolonie, en ook niet met belastingparadijzen) gaan dit tegen. Schema W.I.B.: • Art. 1 WIB: De vier soorten inkomstenbelastingen • Art. 2 WIB: Artikel met alle fiscale definities • Art. 3-5 WIB: Wat is het toepassingsgebied (wie betaalt ze) • Art. 6-129 WIB: Wat is de belastbare grondslag. ( op wat zijn ze verschuldigd) • Art. 130-178 WIB: Wat is het tarief (hoeveel betaal je)
Bladzijde 8
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
De essentie over de belastbare grondslag is te vinden in art. 6 WIB, de belastbare grondslag wordt gevormd door vier soorten inkomsten, namelijk roerende inkomsten, onroerende inkomsten, beroepsinkomsten en diverse inkomsten. Personenbelasting is een belasting naar draagkracht en heeft verschillende maatschappelijke objectieven in functie van die draagkracht. • Financiering van de werking van de overheid • Inkomensherverdeling • Beleidsinstrument om bepaalde gedragingen te bevorderen en andere te ontraden Daarom moet een belasting op het lijf van het individu geschreven zijn, ze moeten rekening houden met de persoonlijke kenmerken van de persoon die belastingsplichtige is. <=> BTW, dat een objectieve belasting is. Op een brood betaal je 6% BTW, wie het ook koopt. • PB: houdt met enorm veel zeken rekening, ga je met trein of de auto naar het werk, hoeveel kinderen heb je, … Het profiel dat je moet opstellen van de individuele belastingsplichtige om zijn draagkracht te bepalen vind je in het schema. Tot 1962 was er een sedulair systeem, werden de vier soorten inkomens aan afzonderlijke heffing onderworpen. Nu hebben we een globale belastingsheffing, personenbelasting op globaal belastbaar inkomen. In de personenbelasting zijn er twee soorten fiscale aftrekken • Kosten gemaakt om een inkomen te behalen, je ben in principe immers slechts belastbaar op je netto inkomen, je eigenlijke verrijking. In principe zijn deze kosten dan ook altijd aftrekbaar. Zie schema voor de diverse artikelen hieromtrent in het WIB. • Cash uitgaven die niets met het behalen van inkomsten te maken hebben. Art. 104-125 WIB omschrijft deze a'rekbare bestedingen. Deze worden afgetrokken nadat het globaal netto inkomen is samengesteld. Vb. kan mijn lidmaatschap van GAIA fiscaal worden afgetrokken, je moet hiervoor niet in art. 49 WIB gaan kijken, het is immers (in principe) niet je beroep, maar wel in art. 104 WIB Vb. onderhoudsgeld (80%) giften aan de universiteiten, kosten voor een huisbediende etc. Eens de soorten inkomens zijn vastgesteld en opgeteld, dan gaan we dus kijken naar art. 104 WIB, a'rekbare bestedingen. Volgende vraag is wat er gebeurt met die verschillende categorieën als ze samenkomen: kan ik bijvoorbeeld het verlies dat ik geleden heb bij mijn roerende inkomsten aftrekken van het positief saldo van mijn beroepsinkomsten? NEEN: de globalisering geldt enkel en a#een voor positieve saldi en niet voor negatieve saldi. Voor beroepsinkomsten geldt wel dat verliezen kunnen afgezet worden tegen latere jaren. Samenvoegingen- gezinsfiscaliteit: in elk gezin wordt dit schema twee maal toegepast, in tegenstelling tot voor 2005, tot wanneer de inkomens van de echtgenoten werden samengeteld. Er zijn wel nog een aantal verbindingen maar, de regel is volledige decumul. • Afzonderlijke belastingheffing van de eigen inkomsten: beroep en eigen goederen • Plus de helft van de gezamenlijke inkomsten • Negatief saldo onroerende inkomsten mag worden overgeheveld naar partner • Volledige gelijkschakeling in fiscale behandeling van gehuwde en geregistreerde wettelijk samenwonende partners De vier categorieën van inkomsten worden dan samengeteld en verminderd met de aftrekbare bestedingen. Dan hebben we het netto belastbaar inkomen (aan belasting onderhevig) en dan komt de toepassing van het tarief en de belastingvrije som
Bladzijde 9
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Hier is er sprake van een scharnierpunt. Voordien was er sprake van belastingaftrekken en inkomsten, en kon enkel het belastbaar inkomen verminderen • Vanaf hier is er sprake van belastingkredieten of belastingverminderingen. Vanaf art. 130 WIB wordt er gesproken in termen van te betalen belastingen die verhoogd of verlaagd worden. • Onderscheid en belang van het onderscheid: Vb. Je verzorgt je zieke ouders en krijgt hiervoor een fiscaal voordeel van €100, En je verdient €10,000 en wordt aan 50% Belast. Staat je fiscaal voordeel van €100 in art. 104 WIB en is het dus een fiscale aftrek dan houdt je 5050 € over na belasting = €9,900*50% is de te betaling belasting = €4,950 d.w.z. €5,050 houd je over. Staat je fiscaal voordeel echter in art. 145 WIB ( na 130) dan krijg je een belastingvermindering of krediet en houd je €5,100 over. (€5,000 belastingen worden verminderd met €100) • Nog een belang van het onderscheid: bij kredieten bespaart iedereen hetzelfde, terwijl bij een aftrek het marginaal tarief bepalend is. Arme mensen besparen bij aftrek €30 (ca. 30% belastingschijf), rijke €50. Een krediet is neutraal zodat iedereen €100 bespaart. Dan ontstaat er een politieke discussie: meer inkomen, betalen meer belastingen dus moeten meer voordeel krijgen <=> Matheus effect: aan wie iets heeft wordt gegeven. Dit is de discussie tussen aftrek en vermeerdering. Vervolgens wordt de belastingvermindering of vermeerdering verrekend. Ook vermeerdering kan, bv. omdat je bent vergeten vooraf te betalen, omdat je fout berekend hebt… Tot slot komt de aanvullende gemeentebelasting: pas dan weet je hoeveel je moet betalen. Ga je nu hierna je belasting gaan betalen? Neen, je hebt allicht al lang betaald. Je betaalde reeds vier belastingen tijdens het aanslagjaar: onroerende voorheffing, de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing (op jouw salaris) resp. de voora+etalingen (op zelfstandige inkomens) dd. 10/04, 10/07, 10/10 en 20/12 = tijdsdimensie in de belastingen • Aanslagjaar 2010 • Op 30/06/2011 dient de aangifte binnen te zijn (tax on web iets later) • Ca. november 2011 verzendt de fiscus het aanslagbiljet De aangiften worden dus verwerkt, en tegen oktober–december van het jaar na de inkomsten krijg je het aanslagbiljet binnen. De belasting werd echter al geheven via voorheffingen en voora+etalingen, dus dan geschiedt de vergelijking met de • Onroerende voorheffing (beperkt); okt nov. 2007 krijg je een aanslagbiljet onroerende voorheffing • Roerende voorheffing (beperkt); vb. banken, je hebt dividenden van 25%, de bank gaat daarvan 15% inhouden en aan de fiscus storten • Bedrijfsvoorheffing: Werkgever houdt bedrijfsvoorheffing in op je loon en stort het ten jouw behoeve door aan de fiscus. • Voorafbetaling: beroepsbeoefenaars (niet enkel zelfstandigen) met een multipele inkomensbron, die geen vaste uitbetaler hebben van hun inkomen. Voor hen kan bedrijfsvoorheffing niet werken. Waarom niet enkel zelfstandigen > bestuurder venn. Is zelfstandige en die betaalt bedrijfsvoorheffing een accountant met tien klanten is zelfstandige en betaalt voora+etalingen. Men gaat dus al deze verrekenen en terugstorten (vordering op fiscus) of bijvorderen (schuld t.a.v. de fiscus) M.O.: die tijdsdimensie zoals ze hierboven werd beschreven leidt tot kwalijke gevolgen in rechtbanken die familiezaken a,andelen. Je bent immers nog geld aan het verdienen en moet al belastingen betalen! Bv. Alimentatie na echtscheiding is fiscaal aftrekbaar (80%) en belastbaar bij de ontvanger (80%).
Bladzijde 10
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Stel, je verdient €100,000 en na scheiding moet je €50,000 per jaar aan de echtgenoot. Je betaalt dus slechts belasting op €60,000 (want de onderhoudsgelden zijn voor 80% aftrekbaar), MAAR belasting wordt niet geheven op het einde van het jaar, doch via bedrijfsvoorheffing in de loop van het jaar, elke maand. Man werkt dus 12 maanden en verdient €100,000, doch werkgever houdt daar wel €50,000 bedrijfsvoorheffing van af. Hij weet immers niet van die alimentatie en kan er ook geen rekening mee houden. Jij verdient dus €100,000, waarvan je €50,000 uitgeeft, maar je krijgt ook maar €50,000 en houdt dus nul over. Je trekt het wel terug, ergens op het einde van het jaar daarop, maar ondertussen moet je wel nog leven, waardoor je die alimentatie niet kan betalen. Als de rechter dus geen tweede procedure wil moet hij rekening houden met de noodzaak aan voorfinanciering, fiscale overgangsmaatregelen of inglijdmaatregelen. Timing: aangifte, aanslag, controle, bericht van wijziging, aanvullende aanslag, bezwaar, rechtbank eerste aanleg, Hof van Beroep. De eerste aanslag aanvaard je, want die is door de computer berekend op basis van je aangifte. MAAR de controle komt pas achteraf en de belastingadministratie heeft drie jaar de tijd. Als de fiscus komt controleren en bijvoorbeeld zegt dat je bepaalde elementen verkeerd hebt aangegeven, bijvoorbeeld teveel kosten, dan krijg je een bericht van wijziging van aangifte. Als belastingplichtige heb je dan een maand te tijd om te antwoorden op dat bericht van wijziging. De fiscus mag de aanvullende belastingaanslag pas vestigen na die maand. Dit is een uitvoerbare titel die overigens automatisch een wettelijke hypotheek legt op al uw onroerend goed! Dat wil zeggen dat je in feite op 24 november drie jaar na de feiten veilig bent. (want op 24 december gaan ze dicht bij FOD en anders heb je geen volledige maand de tijd van antwoord gehad). Tenzij dat er sprake is van belastingfraude > verjaring na vijf jaar. Op die aanvullende aanslag kan je bezwaar aantekenen (binnen de zes maanden). Vaak krijg je geen antwoord en kan of moet je op tijd naar de rechtbank van eerste aanleg gaan. Betaal je ze ondertussen en win je, dan krijg je moratoire intresten (ong. 7%) + betaalde bedrag. Betaal je niet en verlies je de zaak dan moet je verwijlintresten betalen (is dus een goede belegging, want 7% ). Het nadeel bij verlies is dat dit slecht imago geeft: stel je verkoopt dan een product met je bedrijf, en de klant zal weten dat je geld automatisch door de fiscus geconfisceerd wordt... Dat bezwaar wordt behandeld door de gewestelijke directie der belastingen = bij de fiscus maar redeneert vrij autonoom, behalve wat betreft de aanslag van de BBI > verlies je daar of na 6 maand nog geen beslissing > rechtbak eerste aanleg en eventueel naar het Hof van Beroep en naar Cassatie alwaar een gewone advocaat mag optreden (uitzondering, je doet er beter aan een Cassatie-advocaat te nemen). Gigantisch lange procedure => drang tot settlement met fiscus, doch enkel over feitelijke elementen! Gebeurt vaak dat wetgever een wet stemt en zegt dat deze niet retroactief is, want is enkel van toepassing in aanslagjaar daaropvolgend. In feite is hij wel van toepassing op dit aanslagjaar. => De facto terugwerkende kracht in fiscale wetten (niet formeel)
Bladzijde 11
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Personenbelasting: Toepassingsgebied Rijksinwonerschap, nationaliteit doet in dit kader niet ter zake: het zijn feitelijke elementen die doorslaggevend zijn. Rijksinwoners worden aan de personenbelasting onderworpen op basis van hun wereldwijd inkomen. Niet inwoners worden niet belast in België tenzij ze inkomsten hebben van Belgische oorsprong in welk geval ze onder de belasting van de niet-inwoners vallen. Van belang is waar je feitelijke verblijfplaats is of de zetel van je fortuin. • Feitelijke verblijfplaats: Waar woon je, waar keer je naar terug als je geen enkele reden hebt om ergens anders te zijn. (je bent niet aan het sporten, werken, op vakantie, …) = hoofdverblijf. Het feit dat je bent ingeschreven in het Belgische Rijksregister houdt echter wel een weerlegbaar vermoeden in voor de personenbelasting. Daarnaast is er ook een onweerlegbaar vermoeden dat zegt dat je woont waar je familie (gezin= vrouw en kinderen zolang ze bij jou ten laste zijn) gevestigd is. Vb. Belgische hoofd van Luxemburgse Bank, wordt rijksinwoner Luxemburg, aangezien de belastingen daar veel lager zijn. Zijn vrouw en kinderen bleven hier maar hij stelde dat zijn werk het allerbelangrijkste in het leven was, dit werd niet aanvaard door de rechtsspraak. Vrouw moest dan mee naar Luxemburg en kinderen bleven nog voor studies in België, en als de vrouw al eens in België was, dan was dat omdat een van de kinderen ziek was. Rechtsspraak aanvaarde aanvankelijk dit voorlopig achterblijven. Daarom kwam er een wetswijziging, waarin het onweerlegbaar vermoeden werd ingevoerd dat de plaats waar je feitelijk verblijft de plaats is waar je kinderen verblijven zolang ze bij jou ten laste zijn. Zijn er geen kinderen en zit je vrouw bvb vaak in Frankrijk, jij veel in Luxemburg en zien jullie elkaar af en toe in België, dan is het moeilijk vast te stellen waar je woont en aanvaardt de RS vaak wat je zegt • Zetel van het fortuin: Niemand weet wat het juist is om een fortuin te hebben, het gaat om een feitelijke beoordeling door de rechtspraak (I know it when I see it) Zetel van je fortuin is de plaats waarnaar je moet terugkeren om je fortuin te beheren. Vb. man koopt een appartement in Monaco, verblijft er zeer geregeld, zijn vrouw is daar ook, geen kinderen in België en ze hebben er een bankrekening. Maar hij is nog bestuurder van een familiebedrijf (vermogen zit daar grotendeels in) en zijn private banking en levensverzekering zijn in België > rechtsspraak oordeelt dat zetel fortuin in België is. Vertrek: Je kan van het ene op het andere moment België fiscaal verlaten, geen rijksinwoner meer zijn. Dit in tegenstelling tot in andere landen waar een uitfaseringsperiode bestaat, vb. je moet drie jaar weg zijn… Koop ik bijvoorbeeld morgen in Parijs een appartement en heb ik geen vrouw en kind en geen fortuin dan kan in aan de belastingdienst een aangifte vragen van de eerste periode van dit jaar. Voorwaarden: • Je bent werkelijk verhuisd • Je bent niet van plan om binnen een korte termijn terug te komen • Al je zaken zijn afgehandeld (vb; geld naar rekening in Parijs, levensverzekering is overgeplaatst om geen fortuin meer in België te hebben.) • Studenten die een jaar naar VSA gaan blijven doorgaans gewoon Belg, vaak heb je er geen belang bij om van nationaliteit te veranderen (ben je thuis nog ten laste en betaal je zelf geen belastingen). Als je een G1 visum hebt voor de VSA moet je na 18 maanden terugkeren en ben je zeker niet opgehouden rijksinwoner te zijn. Bovendien zijn er dubbele belastingsverdragen voor als beide landen van oordeel zijn dat je een rijksinwoner bent. In het geval dat je er tijdelijk studeert zal je woonplaats doorslaggevend blijven. • De uitzonderingen • Sinds 2008 bijzondere regeling voor jonge sportbeoefenaars, tot een bedrag van €16,000 aan 16,5% (jonge sportbeoefenaars tussen 16 en 25) terwijl voor diegenen die ouder zijn dan 25 jaar een eenvormig tarief zal gelden van 33% mits de andere inkomsten hoger zijn dan de inkomsten uit de sportactiviteit.
Bladzijde 12
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Wanneer de sportbeoefening de enige of de hoofdactiviteit is, geldt deze afzonderlijke taxatie niet en wordt de betrokkene progressief belast. • Diplomaten in België gevestigd betalen hier geen belasting, Belgische ambassadeurs betalen belasting bij ons behalve diegenen die geaccrediteerd zijn in de VSA, Congo en Groot Brittannië. • Kaderleden die vanuit het buitenland in België komen werken, inzoverre zij niet van job veranderen binnen het bedrijf. Likewise betalen Belgen die een deel van hun tijd wekelijks in het buitenland werken ook geen Belgische belastingen op deze arbeid. • Europese ambtenaren betalen enkel een sta,effing van 7 à 8%. Verder worden ze niet belast in het land waar ze verblijven en verlaten ze hun oorspronkelijk land en betalen ze daar ook geen belasting. Bovendien doen ze hun aankopen zonder BTW en krijgen ze een hoog loon.
Onroerende inkomsten: het kadastraal inkomen = een forfaitaire netto huurwaarde, door de administratie van het kadaster. Forfaitair, want het is een algemene schatting en netto omdat het gaat om de netto huurwaarde. Men houdt rekening met 40% (= belangrijk kostenforfait) kosten. Elke grond heeft een KI (ook vb. landbouwgrond, bouwgrond, …) Ga je bouwen, dan komt men ter plaatse kijken en zegt men bijvoorbeeld: “dit is een mooie villa en aan de hand van een vergelijking met gelijkaardige goederen en percelen...”. Bij het vaststellen van het KI worden de verwervingskosten forfaitair afgetrokken (geen intresten op leningen) en mogen dus niet meer van het KI worden afgetrokken nadien. Als eigenaar ga jij je verzetten tegen een bepaalde kwalificatie en ga je proberen in een lagere categorie woningen te komen, vb. driegevels, appartementen. Het kadastraal inkomen gaat van ongeveer een 10 à 20 tot uitzonderlijk 40% van wat je er werkelijk voor kan krijgen. Ga je belangrijke (ver)bouwwerken uitvoeren dan moet je een bouwaanvraag doen die wordt doorgestuurd naar de administratie van het kadaster die je een brief sturen met de vraag om aan te geven wanneer de werken klaar zijn, dan komen ze kijken (ook als je niet antwoordt). Na verbouwingswerken komt er dus een herschatting. Dat KI is de grondslag voor de onroerende voorheffing en soms betaal je hierop je uiteindelijke inkomstenbelastingen. In andere gevallen wordt het nog verhoofd, en wel met 40% Vaststelling: laatste perequatie 1975, de revalorisatiecoëfficient bedraagt thans 3,75. Als minister van financiën weet je dat KI (te) laag is. Zo is residentieel vastgoed een prima tax-shelter: in Leuven kan je een studio al gauw voor €385/maand verhuren, hoewel je slechts belastingen zal betalen op je onroeren inkomen ten belove van 1,4 * €1,000 (dit is ongeveer het K.I. voor een studio in Leuven, op jaarbasis) in geval van verhuur aan particulieren. Ik mag evenwel onder geen beding werken in mijn studio, want dan wordt de huurder belastbaar aan het tarief van de werkelijk ontvangen huur! Sinds 1975 heeft men gezegd dat het KI om de tien jaar moet herzien worden. We zijn nu al dertig jaar op die herziening aan het wachten en geen enkele minister van Financiën durft het aan. Het is immers een belasting die werkelijk elke eigenaar moet betalen, als je die rechtstreeks gaat verhogen dan wordt je nooit meer verkozen. Het KI wordt wel jaarlijks geïndexeerd. Art. 518 WIB Alternatief: niet optrekken maar voor de enkele fiscale regelingen waarvoor het belangrijk is wordt er gerevaloriseerd. Dat wil zeggen dat het KI vermenigvuldigd wordt met een coëfficiënt die momenteel rond de 3,75 schommelt. Zo bekom je een hoger bedrag zonder het KI in het algemeen op te trekken.
Bladzijde 13
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Cassatie heeft in de jaren ‘60 gezegd dat inkomen “a#es is wat een zaak periodiek voortbrengt zonder dat de substantie ervan teniet gaat” (zaak kan bijvoorbeeld ook ik zijn, die werkt). Voor een vastgoed zijn dat: huuropbrengsten, pachtopbrengsten en vergoedingen voor een opstalrecht. Conclusie: meerwaarden op de verkoop van een vastgoed (en daarmee gelijkgesteld het toestaan van een vruchtgebruik) zijn NIET belastbaar als onroerend inkomen. Uitzondering: meerwaarde is belastbaar in twee omstandigheden, doch niet als onroerend inkomen. • Als beroepsinkomen > meerwaarde of bedrijfactiva. Vb. hou je beroepsmatig vastgoed aan en realiseer je daar een meerwaarde op > belastbaar als beroepsinkomen. Er is hier dus sprake van een verkapte belasting op meerwaarde. Eén van de redenen is dat als je bvb. een gebouw aanhoudt voor je beroep, je fiscaal aftrekbare afschrijvingen kan boeken. • Grondspeculatie: speculatie waardoor je een meerwaarde realiseert op terreinen is belastbaar als diverse inkomst als grond verkocht binnen de acht jaar na verkrijging (voor schenking zie art.90, 8 WIB). Al wie een gebouwd onroerend goed koopt en verkoopt (art. 90, 10 WIB.) wordt belast indien het wordt verkocht (of toestaan vruchtgebruik) binnen de 5 jaar. Dit om vastgoed en grondspeculatie tegen te gaan. Privé-meerwaarden zijn dus slechts uitzonderlijk belastbaar. Privé kan je de eigen woning om de twee jaar verkopen, je gronden na acht jaar en je appartement na 5 jaar… Wat is dan wel belastbaar? • Vastgoed door de eigenaar bewoond: dat wil zeggen dat je er niets aan verdient en toch wordt je een forfaitair inkomen geïmputeerd, er is een principiële belastbaarheid opgenomen in art. 7 WIB. Maar volgens art. 12 §3 WIB is men vrijgesteld van het KI van de woning die men betrekt en waarvan men eigenaar is. En toch moet men rekening houden met het KI om het belastbaar inkomen te bepalen! Waarom zegt art. 7 WIB nu dat een eigen onroerend goed dat je betrekt principieel belastbaar is? Wel, je betaalt onroerende voorheffing op dat kadastraal inkomen van je eigen woonhuis. Maar, men wil het globaal belastbaar inkomen niet verhogen, dus is er een vrijstelling opgenomen in art. 12 §3 WIB In Vlaanderen betaalt men 2,5% op het K.I. (vroeger 1,25%), aangevuld met opcentiemen die kunnen gaan tot 1200 opcentiemen in bepaalde gemeentes. D.w.z. per euro belasting betaal je €12 belasting bovenop! In dit kader kan men zich afvragen of we een vermogensbelasting hebben in België: je wordt namelijk op een onroerend goed dat je hebt, belast op het “pseudo huurinkomen” dat je jaarlijks hebt. Dit is een als inkomensbelasting vermomde vermogensbelasting. Bovendien is er een periodieke overgangsbelasting op onroerende goederen namelijk de successierechten. Er is dus sprake van een verkapte vermogensbelasting onder de vorm van het geïmputeerde inkomen (en de vrijstelling is minstens gedeeltelijk een fictie, zie onder). Er is geen echte vermogensbelasting omdat men vreest dat dan iedereen wegloopt met zijn geld, maar dat geld verdwijnt (of kan verdwijnen) elk jaar in mindere mate1: • Bankgeheim heeft in België grenzen • Geleidelijke afschaffing van titels aan toonder van 08-13 • Het tweede verblijf Je hebt een tweede onroerend goed in België dat je geen inkomen oplevert en het is niet je voornaamste woning, je gezinswoning, dan betaal je belasting op het KI maal 1,4 ( of plus De vraag is dus of we in 2014 een vermogensbelasting op het roerend vermogen gaan krijgen. Het is bovendien net op dat ogenblik dat de vergrijzing volop gaat toeslaan. Komt ze er, dan moet je kiezen: met je wit geld definitief in België blijven, of definitief met je zwart geld in het buitenland. Je betaalt immers elk jaar vermogensbelasting tot je het wegschenkt. In tegenstelling tot nu: als je belegt in SICAF’s moet je het niet aangeven en betaal je geen belasting. 1
Bladzijde 14
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
40% is zo bepaald in 1984). Je kiest ZELF welke je gezinswoning en dus eerste verblijf is en welke je tweede verblijf is dat wordt belast op het KI maal 1,4. • Verhuurd aan een natuurlijke persoon, een particulier: in dit geval betaal je eveneens belasting op het KI maal 1,4 (of plus 40%). Die natuurlijke persoon oefent dus niet zijn beroep uit in dat goed. Waarom wordt je niet belast op de werkelijke huurwaarde > om afspraken, collusie tussen huurder en verhuurder te vermijden, om in het zwart te betalen, dat maakt voor de huurder immers niet uit, hij kan de huur toch niet aftrekken als beroepskost. • Verhuurd aan rechtspersoon of aan natuurlijke persoon die er zijn beroep in uitoefent > belasting op de netto-huur, de werkelijke huurinkomsten, die bovendien minstens gelijk moet zijn aan het KI. Van zodra immers de huur afgetrokken kan worden als beroepskost dan zal de huurder wel geïnteresseerd zijn in een factuur en dus niet meer in in het zwart betalen. Voorbeeld: jij huurt een kot en begint een internetbedrijf en trekt de huur af als kost > boze kotbaas die een fiscale correctie zal krijgen en belasting zal moeten betalen op zijn werkelijke huurinkomsten. (in huurovereenkomst zal dus doorgaans staan dat elke activiteit die zou maken dat huur aftrekbaar wordt als kost verboden is, en indien toch dat eventuele financiële gevolgen voor de verhuurder onmiddellijk verhaald worden op de huurder) Er is een mogelijkheid tot gemengd gebruik, dat wil zeggen dat je een stuk gebruikt voor privé en een ander voor beroepsmatige doeleinden. Je kan dus gaan splitsen vb. 50%-50% in dat geval wordt de helft van de huur belast als werkelijke huurinkomst bij de verhuurder en de andere helft als privé verhuur dus belasting op de helft van het KI maal 1,4. Er is wel in een zekere bescherming voorzien, het moet namelijk gaan om een geregistreerde huurovereenkomst. Registratie is gratis voor een woonhuis maar niet voor een beroepshuis. Dus best contract registreren op één jaar met mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging tot 10 jaar. Anders betaal je registratierechten op 10 jaar huur. Vrijstellingen (op het onroerend inkomen) • Volledige vrijstelling als gebruik voor onderwijs, eredienst, ziekenhuizen enz. art. 12 WIB • Proportionele vermindering van KI ingeval van onproductiviteit (vb. door een overstroming) • Minstens 90 dagen niet in gebruik of tenminste voor 25 % vernietigd. ( zie art. 12) Aftrekbare kosten • Algemene kosten: als je belast wordt op het KI dan zijn deze niet aftrekbaar, want het KI is al een netto-inkomen, na kosten (houdt immers rekening met 40% kosten) Wordt je belast op de werkelijke huuropbrengsten, dan is er een lastenforfait van 40% van de ontvangen huur (evenwel beperkt tot een plafond van 2/3 KI gerevaloriseerd). Waar komt dat van 40% van het totale KI gerevaloriseerd vandaan? Het normale is 60% van de werkelijke huurwaarde, wil je dus het totale bekomen doe je het maal 60 en gedeeld door 100, dan bekom je het gebruteerd. Gebruteerd KI = 100/60 normaal KI maal 40/100 KI ( forfait) = 2/3 KI. Voor terreinen is het lastenforfait gelijk aan 10%. • Aftrekbare financieringskosten, intresten Je hebt één woning; Artt. 115-116 WIB, 14 en 104 , 9° WIB. Sinds 2005 bestaat hiervoor een nieuwe regeling: Je krijgt zoals reeds gezegd (art. 12 § 3) een vrijstelling op het KI van je eigen woning. Je krijgt geen inkomen geïmputeerd in je aangifte voor je eigen woonhuis. Dat is echter wel lastig omtrent de aftrekmogelijkheden. Zie oplossing. Er kwam een afschaffing van de woningaftrek en er is geen renteaftrek meer op eigen woning, in de plaats kwam er een forfaitair bedrag, dat alle vroeger aftrekmogelijkheden vervangt. Iedereen die een eigen huis heeft mag €(zie cursus) aftrekken (aftrekbaar aan het marginaal
Bladzijde 15
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
tarief), dit bedrag wordt gedurende de eerste tien jaar verhoogd met €(zie cursus) op voorwaarde dat het de enige woning blijft, gezinnen met drie kinderen of meer ten laste genieten een bijkomende aftrek van 70 €. Er lijkt een probleem te zijn: van wat moet je het a'rekken als je maar één huis hebt waarvan je het KI niet aan je belastbaar inkomen moet toevoegen? Als je maar één woning hebt kan je het aftrekken van ALLE andere inkomsten (heel bijzonder, normaal moet je binnen de categorie blijven en mag je niet negatief gaan). De aftrekbare bedragen zijn: interesten die je aan de bank betaalt. Indien je met de aftrek van die intresten niet aan 1950 € komt, mag je ook je kapitaalaflossing aftrekken tot je aan dat bedrag zit. Dit is een zeer bijzondere regeling, normaal kan je het a+etalen van een schuld nooit aftrekken van de belastingen, het is immers geen kost maar het is partimoniumsgewijs neutraal: Actief: Wat de firma bezit, of aanwendingen van geld die leiden tot een economische waarde voor de onderneming: onroerende goederen, voorraden , schuldvorderingen, aandelen, financiële activa, vast actief, cash middelen. Passief: wat is de financieringsbron van al die dingen: eigen vermogen (gestort kapitaal, reserves), vreemd vermogen (schulden), gereserveerde winsten (Actief – schulden aan derden) = netto actief = kapitaal+uitgiftepremies+gereserveerde winst. Stel nu je gebruikt €100 om een schuld af te lossen => balans daalt met 100, cash daalt met 100, MAAR schuld daalt ook met 100, waardoor het netto-actief niet daalt, blijft 200! Vandaar dat het vreemd is dat a+etalingen van je huis kunnen worden afgetrokken, het is immers een balansoperatie die geen invloed heeft op winst of verlies! Je kan bijvoorbeeld ook verzekeringspremies aftrekken. Als je verzekeringspremies betaalt aan je verzekeraar in het kader van je levensverzekering. Die dan als de verzekering vervalt het aldus verworven kapitaal gebruikt om je huis af te betalen. Je hebt meer dan één onroerend goed of één onroerend goed met een lening op minder dan tien jaar, dan is de algemene regel van toepassing, art. 14, 1° WIB. In dat geval kan je de interesten aftrekken die je betaalt om het onroerend goed te verwerven dan wel om het te behouden ( = ook grote herstellingswerken en verbouwingen), nooit de kapitaalaflossingen. Heb je een verlies, dan is dat pech. Je kan enkel de rente aftrekken tot je onroerend inkomen is opgebruikt, het gaat dus niet van de ene categorie naar de andere. De aftrek is algemeen, dus wat je wel kan doen is dus bijvoorbeeld de intresten voor je appartement in Gent aftrekken van je onroerend inkomen uit je appartement in Knokke en zo gaan shelteren, door iets nieuws te kopen met een lening. Je eigen geld beleg je en de intresten trek je af => vb. waarom kan het nuttig zijn te gaan lenen aan 4,8% en je eigen vermogen te gaan beleggen? Nota bene: offsetbaarheid van verliezen per categorie: • Diverse inkomsten: nauwelijks een verlies mogelijk, tenzij bij art. 90, 1° WIB, verliezen kunnen enkel afgetrokken worden van diverse inkomste • Beroepsinkomsten: onbeperkt over te dragen naar volgende jaren • Onroerende inkomsten: met verliezen kan je geen kant uit • Roerende inkomsten: geen verliezen mogelijk Onroerende voorheffing Deze wordt betaald in de loop van het inkomstenjaar, waarvoor de belasting pas wordt berekend als het inkomstenjaar wordt beëindigd. Maar de facto is het een belasting op zich geworden. De onroerende voorheffing wordt geheven op het kadastraal inkomen. Op je aanslagbiljet dat je in de loop van het inkomstenjaar krijgt staat jij bent eigenaar, vruchtgebruiker, opstalhouder of erfpachthouder van x goederen => onroerende voorheffing = KI maal tarief. Het onroerend goed
Bladzijde 16
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
is niet alleen gelegen in een regio, maar ook in een provincie en een welbepaalde gemeente. En die gemeentes en provincies mogen opcentiemen heffen op de onroerende voorheffing. Van deze mogelijkheid is zeer ruim gebruik gemaakt en er worden van gemeente tot gemeente, met een gemiddelde van 1500 a 1600 opcentiemen. Dus de belasting wordt maal 15 of 16 gedaan, gemiddeld genomen. Deze opcentiemen werden echter ingevoerd toen het federale tarief van 1,25 nog gold en voor de berekening van de opcentiemen wordt dit originele bedrag dan ook behouden. Verrekenbaarheid onroerende voorheffing: niet verrekenbaar voor eigen woning! Met betrekking tot de verrekenbaarheid van onroerende voorheffing gelden twee regels: • Verrekenbaarheid van de onroerende voorheffing is beperkt tot 12,5% van het kadastraal inkomen. (d.w.z. ong. 1000 opcentiemen) > Omdat de gemeenten en de provincies opcentiemen heffen heeft de federale overheid gezegd “niet verrekenen met mijn heffing” • Al wat je meer betaalt aan onroerende voorheffing is dus een bijkomende, aanvullende afzonderlijk belasting! Het gaat hier dus om een aparte vastgoedbelasting die niet verrekenbaar is met de onroerende voorheffing. • MAAR verrekenbaarheid bij privé-gebruik => onroerende voorheffing is nooit verrekenbaar. Artikel 12 §3 WIB zegt dan wel dat je bent vrijgesteld van belasting op het KI van je eigen woonhuis, doch de opheffing van art. 277 ev WIB maken dat je toch vastgoedfiscaliteit betaalt. Conclusie: onroerende voorheffing is dus geheel of gedeeltelijk een afzonderlijke vastgoedbelasting. Voorgaand schema geldt enkel voor onroerende goederen behorend tot het privévermogen. Art. 33 WIB: alles wat je aanhoudt in het kader van je beroepsuitoefening of activiteit valt onder een heel andere regeling. Meerwaarden zijn dan wel belastbaar. Opbrengsten uit erfpacht en opstal zijn dus onroerende inkomsten. Bij natrekking hangt het af van de concrete situatie (niet te kennen). Het toestaan van het vruchtgebruik is zo ingrijpend dat het gelijk wordt gesteld met de verkoop en de meerwaarde door particulieren gerealiseerd is dus in principe niet belastbaar. Beleggen in vastgoed? Drie opties: • Investeren in een vastgoedvennootschap (zelf oprichten, aandelen verhandelen) of het vastgoed zelf kopen (“in bakstenen doen”)? Typisch zijn er vier feitelijk elementen die bepalend zijn. • Wil je investeren in residentieel vastgoed of commercieel vastgoed? Residentieel: art. 7 WIB geldt en wijst in de richting van privé-bezit, dan trek je immers normaal huurders aan die particulier zijn, in welk geval je maar belasting betaalt op het KI maal 1,4. Commercieel: traditioneel zal je in dit geval beroepsgebruikers als huurder aantrekken, en zal je dus belastingen moeten betalen op de werkelijke huuropbrengst. De vennootschap lijkt dan aantrekkelijker, om drie redenen: afschrijvingen (bijkomende kostenaftrek), maar 33,99% inkomstenbelasting, notionele intrestaftrek. • Heeft u nieuw of oud vastgoed op het oog? Nieuw: wijst in de richting van privébezit, aangezien je weinig kosten daaraan hebt. Bij privébezit kan je weinig aftrekken. Oud: veel kosten dus wijst in de richting van een vennootschap waar deze eenvoudig aftrekbaar zijn. • Wil je het vastgoed gedurende lange termijn of korte termijn aanhouden. Korte termijn: wijst in de richting van privébezit; want na 5 jaar voor een gebouw en 8 jaar voor een grond heb je belastingvrije meerwaarde (art. 90 ten tiende)
Bladzijde 17
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Lange termijn: vennootschap, want dan kan je de voordelen opsparen, meerwaarde wordt belast maar je mikt hier toch niet op orte realisatie, eerder op netto actuele waarde • Vindt u successieplanning belangrijk (als je al oud bent of heel rijk) Ja: vennootschap, successieplanning met aandelen is immers redelijk gemakkelijk Neen: Privé, successieplanning in bakstenen is immers zeer moeilijk. • Vastgoed bevak: vb. Cifinimo. Dit zijn beleggingsvennootschapen, holdings, die alleen maar aandelen hebben. Beleggingsvennootschap heeft zo een fiscaal neutrale interface naar de vastgoedmarkt toe. Hoewel ze belegt in vastgoed, bestaat haar rendement uit roerende inkomsten en wordt het belast als dividend. De BEVAK zelf betaalt bijna 0% belasting (later nog te confirmeren in deze cursus. zien dat je dit snapt, vindt Haelterman belangrijk). • Vastgoed certificaten. Manier om vastgoed te kunnen financieren. Het betreft een schuldtitel die vasthangt aan één specifiek vastgoed. Huurgelden worden rechtstreeks doorgestort naar de houder van het certificaat. Verkoopwaarde (incl. meerwaarde) ook volledig voor hem. Vastgoedcertificaten worden belast als interest, d.w.z. de bevrijdende RV is van toepassing (15%) waardoor je ontsnapt aan de gewone progressieve inkomstenbelasting die gemiddeld bijna 50% bedraagt. Afschrijvingen op vastgoed leiden ertoe dat minder interest betaald dient te worden aan certificaathouders, i.e. het saldo van de huur na aftrek van afschrijvingen. Met de rest hiervan kan men dan het kapitaal aflossen, wat belastingvrij gebeurt. De periodieke interestcoupon die men ontvangt is dus de facto volledig belastingvrij. Daarbij komt dat het certificaat zeer liquide is, zeer verhandelbaar. Het is de ideale manier om vermogen onder de familie te verdelen. Huis van €100. Verhuur van het vastgoed leidt tot €10 huuropbrengst. Afschrijving = €4 per jaar, dus €4 is belastingvrij. Deze wordt gebruikt om schuld af te betalen. Zes blijft er over. Hiermee betalen we interest af aan de eigenaars van het vastgoedcertificaat.. Deze trekken we dus af van de €6 euro, en alles wat binnenkwam (€10) gaat ook weer belastingvrij buiten. Bij de ontvanger van de interesten is bovendien alles slechts belastbaar aan 15% R.V.!
Bladzijde 18
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Roerende inkomsten Een overzicht is vervat in art. 17 WIB: • Dividenden art. 18 WIB • Interesten art. 19 WIB ( restcategorie) • Verhuringsinkomsten uit roerende goederen • Lijfrenten en tijdelijke renten (niet pensioenen) art. 20 WIB Belangrijke vrijstellingen art. 21 WIB Aftrekbare kosten (erg beperkt) art. 22 WIB Dividenden zijn alle voordelen toegekend door een vennootschap (vereist rechtspersoonlijkheid) aan aandelen of winstbewijzen. (impliceert vermogensoverdracht) A#e voordelen die je krijgt omdat je aandeelhouder of winstbewijshouder bent en blij'. Deze vormen in principe het belastbaar dividend. • Gewone dividenden • Alle terugbetalingen van kapitaal en uitgiftepremie, tenzij het om een krachtens het vennootschapsrecht rechtmatige beslissing gaat. Dat wil ze/en dat een terugbetaling van het kapitaal zonder de juiste vormvereisten na te leven belastbaar is. Het moet dus gaan om een formele terugbetaling van werkelijk betaald kapitaal. Waarbij twee maanden wordt gewacht om eventueel verzet door de schuldeisers toe te laten. Gebeurt het fout riskeer je 33,99 (venn.bel door venn. die dit uiteraard terugbetaald uit haar winst of opgebouwde reserves - klopt deze redenering?)+ 15% (R.V. door ontvanger) belastingen te moeten betalen! • Liquidatieuitkering of inkoopbonus: belastbaar is enkel verschil tussen verkregen bedrag en kapitaal vertegenwoordigd door deze aandelen. Vb. Vennootschap die geld verdient, bestaat gedurende twee jaren. Stel je verdient elk jaar 100 winst, je kan dan in jaar 1 100 uitkeren en in jaar 2 100 uitkeren, deze uitkering is belastbaar als dividend. Je kan echter ook in jaar1 en jaar 2 geen winst uitkeren en dan na twee jaar ontbinden vereffenen, op dat ogenblik krijg je 1000 kapitaaluitkeringen en 200 liquidatiebonus. Definitie van inkomsten door cassatie: a#es wat een zaak periodiek opbrengt zonder dat de substantie teniet gaat. Deze liquidatiebonus is dus geen inkomst want de substantie gaat teniet > lang kon men zo belastingvrije uitkering realiseren en dan kwam in art. 18 WIB te staan dat deze liquidatiebonus belastbaar was als dividend. Economisch gezien is dit logisch want het gaat om een opsparen van de winst. Uitbreiding van het dividend begrip naar sommige soorten interesten: • Vergoeding ontbrekende coupon bij stock lending ven beursgenoteerde aandelen. • Omzetting excessieve intrest in dividenden Viseert geva#en van fiscaal gemotiveerde onderkapitalisatie of te hoge intresten betaald aan aandeelhouders of bedrijfsleiders op een lening die meer bedraagt dan kapitaal plus belaste reserves of op een bedrag aan intrest boven de marktvoorwaarden (markt-conformiteit) Stel een vennootschap heeft 10,000 kapitaal, winst is 1000 en wordt uitgekeerd als een dividend. Basisberekening venn. bel:
€1000 -34% = 660 beschikbaar voor uitkering €660 – 15% (of 25%) roerende voorheffing _________________________________________ €561 of €495 die je overhoudt
Reële berekening, rekening houdend met het systeem van notionele intrest aftrek art. 205 bis ev
Bladzijde 19
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
WIB. Deze notionele intrestaftrek bestaat uit 4,307 % van het eigen vermogen (hier dus kapitaal van €10,000):
1000 – 431 notionele intrest aftrek
569 (hier betaal je belastingen op)
ca. 190 belastingen aan 33.99%
= 810 beschikbaar voor uitkering
- 15 % = €688,5 ontvangen door AHers
- 25% = €607,5 ontvangen door AHers M.O.: cascade van vennootschapswinst, vennootschapsbelasting, personenbelasting! (Tot voor 2008) konden we de te betalen belastingen drastisch verminderen door de vennootschap te herfinancieren met minder equity en meer schuld. Een cijfervoorbeeld Nu hebben we een vermogen van €10,000, waarvan lening = €9,000 en kapitaal = €1,000. Op die €9,000 die ik zelf aan de vennootschap heb geleend, betaalt ze mij 5% intrest. Basisberekening: van de €1,000 winst die we weer maken, wenden we €450 (5% van 9,000) aan ter betaling van interest. Dit is een aftrekbare uitgave, dus: €450 interest aan mij betaald, waarop ik 15% bel. betaal. Op roerend inkomen blijft over = €382
Nettowinst na intrestlast: 550€ - Venn. Bel @ 33.99% = 363€ uitkeerbaar - 15% = 308 + 382 ___________________________________________ = 690 gekregen aan het eind van het jaar vgl. met 561 €
Meer intrestdragende leningen aan vennootschap was dus fiscaal voordeliger. Dividenden werden immers onderworpen aan venn. bel. én P.B. en interesten alleen aan PB. Dat is al helemaal anders als we rekening houden met notionele intrestaftrek. Bedoeling hiervan was dan ook tegemoet te komen aan het feit dat schuldfinanciering van een vennootschap fiscaal voordeliger was. Notionele intrestaftrek geeft je een fiscale aftrek alsof het schuldfinanciering was. Het is een middel om het verschil tussen eigen middelenfinanciering en schuldfinanciering te neutraliseren. Actuele berekening met schuldfinanciering: Je hebt 1000 kapitaal en dus een notionele intrestaftrek van 43,07€ Intrest 450 – belasting > 382€
Nettowinst na intrestlast: 550 - 43,07 NI = 507, 03 - 34% = 172 - 15% = 50,25 ___________________ = 710 aan jou
Conclusie: tot 18 maanden geleden was het veel gunstiger om je geld in een vennootschap te steken onder de vorm van een schuld (een achtergestelde lening, of elke ander vorm om de banken te plezieren, anders aanvaarden de banken en andere S.E. het doorgaans niet). Je kan je afvragen of dit geen simulatie is...
Bladzijde 20
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Er is dus een zekere druk om eigen middelen onder de vorm van een schuld in een vennootschap te steken, MAAR art. 18 § 3 WIB: als je overdrijft, teveel schulden en te weinig eigen middelen in je vennootschap steekt, dan wordt een stuk van de opbrengsten belastbaar als dividend. Vandaar dat dus sommige intresten belastbaar zijn als dividend. Alles boven de 1:1 dead equity ratio wordt belast als dividend (lening aan het bedrijf is groter dan het kapitaal) Dat wil zeggen dat deze NIET AFTREKBAAR is en bovendien onderworpen aan de personenbelasting van 15 of 25 %. Of ls de intrestvoet die je betaalt, hoger is dan wat je aan de bank zou betalen voor dat bepaald bedrag.
Door de notionele intrestaftrek, wat een puur fictieve aftrekpost is, een zuiver boekhoudkundige verrichting waarbij geen cash binnen komt of buiten gaat, is het opnieuw aantrekkelijker om een belangrijk stuk kapitaal in de vennootschap te steken, dat leidt tot een lagere totale belasting. (per 100 EV heb je 4,3 vrijgesteld inkomen). Het zorgt ervoor dat heel wat multinationals in België blijven en maakt het aantrekkelijk voor bedrijven om hier je hoofdkwartier te vestigen. Het is bovendien een uniek gegeven dat we enkel in België hebben. De huidige kritiek op het misbruik van notionele intrestaftrek heeft te maken met de zgn. dubbel dips zie nota’s voor lange beschrijving. Het komt erop neer dat Bedrijf A geld gaat lenen bij de bank, dat geld als equity in een dochter B gaat steken die dat aan een buitenlandse vennootschap C gaat lenen. Hierdoor gaat belastbaar inkomen worden omgezet in vrije dividenden en gaat er twee keer renteaftrek zijn ipv een keer. C kan de intresten die ze betaalt voor de lening aftrekken. B moet in beginsel wel belasting betalen op de interesten door haar ontvangen, maar gaat die neutraliseren door de notionele intrest aftrek, ze worden niet belast, De intrest is hierdoor ter beschikking om als dividend te worden uitgekeerd bij A. Het is dan een intragroepsdividend die is vrijgesteld van belasting om dubbele belasting te vermijden. Daarnaast kan A de interest die ze aan de bank betaalt ook nog eens aftrekken. Ook verkapte dividenden: de feitelijke vermogensoverdracht naar de aandeelhouder: • Laiterie de la Wiltz: De toegevoegde waarde van een melkbedrijf is haar melkronde: Het recht op melkophalingen. Laiterie de la Wiltz kocht andere melkbedrijven op om hun melkrondes te kunnen controleren. Zo koopt de laiterie bedrijf X op, die haar dochter wordt en laat haar personeel de melkrondes van bedirjf X aflopen. De laiterie heeft dus eigenlijk de melkronde (een goodwillcomponent) toegeëigend als moedervennootschap. Het is dus een informele goodwi#transfert tussen moeder en dochter = verkapte dividenden, het uithalen en toeëigenen van een goodwill-component door moeder. Rechter oordeelde dat dit verkapt dividend was: R.V. verschuldigd bij de uitkering, en vennootschapsbelasting op de goodwill-component. • Zie ook private equity: overnemen van niet-genoteerde aandelen van niet-genoteerde bedrijven. Na de overname waarvoor je geleend hebt ga je het inkomen van het target naar jou halen om de lening te betalen. = belastbaar dividend. Alle private equity fondsen die in België overnames doen worstelen ermee. Bonusaandelen (belastingvrije stock split). Debt versus equity: Mezzanine financiering (A hybrid of debt and equity financing that is is typically used to finance the expansion of existing companies. Mezzanine financing is basically debt capital that gives the lender the rights to convert to an ownership or equity interest in the company if the loan is not paid back in time and in full. It is generally subordinated to debt provided by senior lenders such as banks and venture capital companies) Non voting redeemable preferred shares? Versus subordinated automatic convertible bond. Intresten vormen in wezen een restcategorie wat betreft periodieke vruchten van ter beschikking gestelde gelden: • Opbrengsten van “vastrentende effecten” van leningen en gelddeposito’s. Het komt er op neer dat X jou geld geeft en er rijker door wordt, die verrijking welke vorm ook is
Bladzijde 21
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• •
•
•
•
een intrest. Behalve als je aandelen hebt, dan is de verrijking een dividend. = een zeer ruime definitie. Dit is nodig omdat er altijd nieuwe financiële technieken worden ontwikkeld om een belastingvrij rendement te bekomen. Vastrentende effecten zijn alle effecten met een contractuele rente, kasbons… Wat betreft een obligatielening is elke periodiek gebonden opbrengst belastbaar Waardeschommelingen tgv marktschommelingen zijn niet belastbaar. > Wanneer de marktintrest stijgt, daalt de waarde van een obligatie > Wanneer de marktintrest daalt, dan stijgt de waarde van de obligatie => Je investeert in een rentedragend instrument met twee soorten opbrengsten: • Contractuele intrest: belastbaar als intrest • Meerwaarde op obligaties, een obligatie is normaal een vast bedrag maar als de intrest daalt dan stijgt de waarde van een obligatie (stijgt de intrest dan daalt de waarde van een obligatie) Vb. coupon van 5%, 10 jaar brengt je 50 op. Stel nu dat nadien de rente daalt tot 4% en het betreft een obligatielening van 1,000, dan ben je bereid 25 maal de waarde van die intrest te betalen. 25 x 50= 1250, obligatie wordt dus verkocht met een meerwaarde van 250. Zero coupon bonds: art. 19§2 In plaats van intrest uit te betalen ieder jaar wordt de intrest geaccumuleerd en bij het kapitaal gevoegd. Je koopt bij de bankier een obligatie van 100 die je nul of 1 procent intrest geeft (laagrentend of geen rente dus) Maar, je kan ze na drie jaar verkopen voor 112. Je kapitaal groeit van 100 naar 112, de intrest is laag want belastbaar, de groei in waarde is hoog, want dit is belastingvrij.Vandaar art. 19§2 WIB, meerwaarde bij geaccumuleerde intrest is wel belastbaar. Meerwaarde (koerswinst) bij verkoop is niet belastbaar. Als je een obligatie koopt is dus in dit geval belastbaar als intrest: a#es wat je boven de 100 krijgt, die 12 is immers bijeengespaarde intrest die niet werd uitbetaald. Een winst die voortvloeit uit een contractuele afspraak is belastbaar als verkapt intrest.
Gecombineerde verrichtingen: art. 19 §3 WIB (nieuwe uitbreiding van de interestdefinitie) • De anti-swap bepaling: Gewone rente wordt in een gecombineerde verrichting omgezet in een swap naar actief met een lage rente en een “terugswap” met een waardesprong die leidt tot de gebruikelijke totale vergoeding. Ik heb €1,000 die ik wil beleggen • Bank A zegt: ik geef je 4% rendement = 40 – 15 Roerende voorheffing= 34 netto. • Bank B zegt swap: op dag één gaat de bank het geld omzetten in een vreemde munt of goud, nu $, $2,000 en op die dollar waarborgt hij mij een intrest van 0,8% = $16 = €8 interest gewaarborgd – 15% RVH= €6,8 netto intrest. MAAR terugswap: binnen een jaar zet ik de dollars weer om in € en daarbij krijg je geen €1,000 maar wel 1030 € terug. => Rendement wordt dus gedecomposeerd: In een laagrentend deposito en een uitstap uit het deposito met winst. • Bank A> kost 40€ en jij houdt 34 over • Bank B> kost 38€ en jij houdt 36,8 over: beschermt zich tegen de fluctuatie met een hedge (koers vooraf bepaald) Een intrest wordt hier dus geconverteerd in een belastingvrije meerwaarde op deviezen, private meerwaarden zijn belastingvrij. Oplossing: art. 19 § 3 Als u geld geeft aan de tegenpartij en u weet contractueel zeker • dat u aan het einde van de rit meer zal terugkrijgen dan u gegeven hebt, dan is het verschil belastbaar. Deze technieken dateren van voor de invoering van art. 344 §1 (spitsvondige fiscale constructies) en werden tijdelijk opgevangen met zeer specifieke anti-misbruik bepaling zoals art. 19 WIB
Bladzijde 22
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Bijzondere roerende beleggingen: • Mensen die middelen gaan beleggen doen dit doorgaans op een collectieve manier, dit is kostenefficiënt tot op een bepaald niveau ( tot ongeveer €1,000,000 geen individuele producten nemen maar in fonds stoppen) • Dat collectief instrument is een geheel van middelen een pool, waarbij alle beleggers instappen met een bedrag X, je krijgt een gemeenschappelijke pot, die wordt beheerd door een bankier met een beheersovereenkomst die de middelen gaat beleggen als professioneel. • Juridisch zijn er twee vormen van collectieve belegginginstrumenten • Beleggingsfondsen: Dit zijn juridische onverdeeldheden, je bent mede-eigenaar van het geld dat erin zit, dat wordt beheerd door een beheerder • Beleggingsvennootschappen: Deze zijn economisch identiek maar juridisch gezien hebben ze rechtspersoonlijkheid.. Je koopt aandelen (die echter commerciële certificaten worden genoemd hier) Fiscaal gezien zijn voor beleggingsfondsen de opbrengsten belastbaar als intrest aan 15% • R.V. Tenzij de beheerder kan bewijzen dat er een stukje meerwaarde op de verkoop van aandelen tussen zit. • Voor de beleggingsvennootschap ligt het fiscaal gezien helemaal anders (BEVEKs en BEVAKs). De BEVAK is een beleggingsvennootschap met vast kapitaal, een SICAF. Het kapitaal is vast dus uitkeringen zijn dividenden, de coupons zijn dan ook onderworpen aan 15% roerende voorheffing. Een beleggingsfonds en een BEVAK zijn dus fiscaal gezien hetzelfde, een BEVAK wordt vooral gebruikt voor vastgoedbeleggingen. De BEVEK, SICAV is een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal: dat betekent dat er geen coupons, geen periodieke uitkeringen zijn. Je kan je centen er enkel uithalen door de aandelen te laten inkopen door de vennootschap. Art. 21 WIB: inkoopwinst is belastingvrij als er geen gewaarborgd rendement is. MAAR een obligatiebevek, dat wil zeggen een bevek die voor meer als 40% investeert in obligaties of andere vastrentende effecten is anders. Voor het stukje van de opbrengsten dat voortvloeit uit die intresten moet er wel belasting betaald worden. N.B.: BEVEKs met gewaarborgd rendement zullen gezien worden als substituutproduct voor een rentedragende belegging. De branchevervaging (tussen bank en verzekeraar): uitbreiding intrest definitie naar een aantal verzekeringsproducten: • Sommige mensen geven hun geld echter aan een levensverzekering, een wettelijk geregelde contractsoort. Er zijn twee soorten verzekeringen. • Risicoverzekeringen, zoals bijvoorbeeld brand, familiale… • Levensverzekeringen, geld dat je geeft aan je verzekeraar en dat je binnen x aantal jaar terug krijgt plus de beleggingsopbrengsten ervan. Bijvoorbeeld vaak als je nog leeft als je 65 wordt krijg je het geld. Als je in de tussentijd sterft, dan gaat het geld naar de erfgenamen, die dan niet bijvoorbeeld de €1,000,000 krijgen die jij gestort hebt, maar €1,500,000 miljoen, waarvan de verzekeraar de rest moet ophoesten. Binnen dat soort levensverzekeringen heb je fiscaal gezien nog eens twee soorten: • De levensverzekering waarvoor je, als je een premie betaalt, een fiscaal voordeel geniet, vroeger een aftrek nu een belastingskrediet. Heb je ooit ook maar met een stukje premie een fiscale aftrek genoten, dan is het geheel wat je krijgt belastbaar als pensioen. (beroepsinkomen) • Levensverzekering type 2: je betaalt de premie uit je netto geld, je belegt het bij de verzekeraar nadat je er belasting op hebt betaald = een private, spaarlevensverzekering.
Bladzijde 23
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Lange tijd maakte deze verzekeringsproducten geen concurrentie uit voor de bankproducten omdat ze aan zulke strenge reglementering waren onderworpen. Maar in de helft van de jaren ‘90 werd het reglementair kader voor verzekeringen versoepeld en kwam er een branchevervaging, verzekeraar en bank kwamen steeds dichter (Dexia, Fortis, KBC werden opgericht) Je kon vanaf nu ook verzekeringen op 1 jaar nemen, leefde je nadien nog krijg je je geld + 6%. Sterf je dan krijgen je kinderen je geld + 10%. Vanaf dan werd een verzekering dan ook een alternatief voor een termijn rekening of bele/ing bij de bank. Door deze ontwikkeling werd het dan ook noodzakelijk om verzekeringen te gaan beschouwen als een product dat roerend inkomen kan genereren, zodat het belastbaar moet worden als een bankproduct. Opbrengst beleggingsverzekering belast als intrest: • Betreft de beleggingen, niet de fiscaal aftrekbare pensioenvorming • Krachtens art. 19 WIB is de opbrengst belastbaar: MAAR enkel het saldo (werkelijke opbrengst min winstdeelneming), doch minstens een opbrengst aan 4,75% • Vrijgesteld als echte verzekering: verzekeringen op meer dan acht jaar, met een overlijdenscomponent van meer dan 130% Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten levensverzekeringen: • Tak 21 verzekeringen: spaarlevensverzekeringen, waarvoor je nooit een fiscaal voordeel hebt genoten. Hierbinnen hebben we enerzijds de echte verzekeringen en anderzijds de pure beleggingen. De belastingvrijstelling geldt enkel nog voor de echte verzekeringen. Dat zijn de verzekeringen voor een periode van min 8 jaar, die dus van het versoepelde regime geen gebruik hebben gemaakt. Of verzekeringen met een overlijdenscomponent van min 130%. Vb. €100,000 aan de verzekeringen, sterf ik binnen de 5 jaar dan moet de verzekering €150,000 aan mijn kinderen geven. De overlijdenscomponent van 150% = een reële risicocomponent voor de verzekeraar, hij kan het geld niet gewoon gaan beleggen om het op het einde terug te betalen. Hij gaat bijvoorbeeld €30,000 van je geld nemen en een risicoherverzekering nemen, een overlijdensdekking. De rest gaat hij beleggen bij de bank tegen een vast rendement. Krijg je dan op het einde meer terug, dan wordt die meeropbrengst niet belast. Heb je geen “echte verzekering” dan is wat de verzekeraar je uitbetaald belastbaar. De verzekeraar die je geld belegt gaat je echter niet enkel een gewaarborgd rendement van 3,75% geven (vroeger 4,75%). Je deelt ook in haar winst. Vb. ze garandeerde je vier maar had acht, dan zal je een stukje van de meeropbrengst met jou delen = winstdeelneming, wat volgens art. 40 WIB altijd belastingvrij is. MAAR je wordt wel belast op een minimumrendement van 4,75% belastbaar als intrest. • Tak 23 verzekeringen: Dit is ook een levensverzekering, maar van een andere vorm. Geen aftrek voor premies betaald. A geeft geld aan een verzekering via premies en de verzekering koopt met dat geld units in een beleggingsfonds, ze houdt VOOR MIJN REKENING een beleggingsfonds aan en de opbrengst is wat het beleggingsfonds opbrengt. Is dat wel een verzekering? Ja: het is een vorm van verzekeringsovereenkomst die een verzekeraar reglementair mag sluiten. Ook al is er geen enkele onzekerheid voor hem, hij pakt commissieloon en geeft de rest van de opbrengst af. Dit is sterk gelijkaardig aan de bevek: hier wordt belegd in een portefeuille middels een bevek, hier beleg je in aandelen en obligaties middels een bevek. => Het zijn economische substituten en dus voor de belastingwet ook. Tak 23 verzekerin gis belastingvrij, tenzij dat er een gewaarborgd rendement is of het gaat om obligatiefondsen (meer dan 40% in obligaties of andere vastrentende effecten)
Bladzijde 24
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
M.O. dat de kapitaalgarantie, in feite een rendementsgarantie van 0%; niet beschouwd wordt als dusdanig. Lijfrente met behoud van kapitaal vs. met afstand van kapitaal. Met behoud van kapitaal: alles wat ik terugkrijg is belastbaar, aan het eind ontvang ik de hoofdsom terug. Met afstand van kapitaal: ik koop eigenlijk een recurrent inkomen, soort annuïteit dat de hoofdsom verdisconteert. Slechts drie percent van het kapitaal is in dat laatste geval belastbaar. EXAMEN: geef vijf bemastingvrije rendementen De bevrijdende roerende voorheffing: • Hoe wordt het roerend inkomen nu belast. Je zou denken dat het wordt samengeteld met de drie andere inkomenssoorten, om dan aan het toepasselijk tarief (dat tot 50% gaat) te worden belast. Maar waar komt die belasting van 15% dan vandaan? • De BRVH werd in de jaren ’80 ingevoerd als een erkenning van een fiscale nederlaag. De overheid wist immers dat de mensen hun coupons (titels aan toonder) e.d. niet aangaven. Men heeft dan ook beslist dat dit niet meer moet maar de roerende voorheffing werd opgetrokken. Vandaag de dag is bij 98% van de Belgen de kolom van de roerende inkomsten leeg, door de bevrijdende roerende voorheffing. • Als je roerende inkomsten binnenkrijgt zijn er twee opties: • Het gebeurt via een Belgische bank, die er de Belgische roerende voorheffing zal a,ouden • Ofwel ga je naar het buitenland om zelf de coupons te gaan innen, uiteraard gaat die bank er geen R.V. a,ouden. Het kan bijvoorbeeld ook dan een Franse vennootschap je rechtstreeks je dividenden stort. In deze twee gevallen is er dus geen afgehouden en MOET je de roerende inkomsten aangeven (anders fraude) Bevindt u zich in de eerste hypothese en hebt u wel RVH betaald, dan heb je krachten art. 313 WIB de keuze om de roerende inkomsten niet aan te geven. In dat geval was de R.V. de eindheffing, vandaar, bevrijdende roerende voorheffing. Geef je de roerende inkomsten wel aan, ofwel omdat je geen roerende voorheffing hebt zien a,ouden, in welk geval het moet worden aangegeven, ofwel omdat je ervoor kiest om aan te geven dan vraag je hiervoor deel II van de aangifte aan en de computer van de fiscus zal twee berekeningen maken en de voor jou meest voordelige gaan toepassen. Wanneer is het dan fiscaal gunstiger om je roerende inkomsten aan te geven? Dit is zelden of nooit het geval. Enkel als men zich bevindt beneden de belastingvrije som, het totale inkomen moet lager zijn dan de belastingvrije som. Want in de P.B. wordt de eerste belastbare euro aan 25% belast, een tarief dat dus altijd hoger ligt dan de RVH van 15%. Vandaar de schenkingen van ouders aan hun kinderen, vb. je schenkt vanaf morgen voor €50,000 obligaties, met roerend inkomen €2,000 aan je kind, onder een beding van vooroverlijden Je betaalt hier uiteraard R.V. op intrest op, maar het is het enige inkomen van het kind, waardoor na het indienen van de aangifte deel II, de R.V. zal kunnen worden teruggevorderd. Val je niet onder dat belastingsvrij minimum en heb je Belgische roerende inkomsten, dan is het bijzonder dom om deze aan te geven. Want in dat geval zal de computer wel de meest voordelige berekening nemen, maar de 15% die je al betaald hebt zal onderworpen worden aan aanvullende gemeentebelasting. Geen kosten aftrekbaar tegen het roerend inkomen, of slechts beperkt tot innings- en bewaringskosten (dit zijn een beetje bankkosten). Aftrekbare kosten bij het roerende inkomen zijn irrelevant.
Bladzijde 25
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Je kan als particulier geen intrest aftrekken als je gaat lenen om aandelen te kopen. Uitzonderingen: Wel voor bedrijfsleiders en bestuurders die aandelen kopen van hun vennootschap. In de venn. bel. is alles aftrekbaar, dus in principe ook die intresten. Bovendien, als je R.V. hebt betaald, dan kan je niets aftrekken, want dan moet je aangeven en dat is niet voordelig.
Bladzijde 26
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Beroepsinkomsten Vijf categorieën van inkomsten: • De winsten van industriële-, handels- en landbouwbedrijven. Dit zijn commerciëlen, die dan ook een commerciële boekhouding moeten voeren. Regels op winstenbehaling gaan er dan ook van uit dat er een boekhouding is om op terug te va#en. Zo is de boekhoudkundige winst bijvoorbeeld de basis van de belasting = inkomen van handelaars • Baten vrije beroepen en ander winstgevende bezigheden. Beroepsinkomen van alle zelfstandigen die geen commerciële boekhouding moeten voeren en die niet werken in het kader van een vast mandaat ( cat. 4). Zelfstandigen die dus een inkomen behalen van verschillende klanten, typevoorbeeld, de freelance journalist, de accountant… Winsten en baten die achteraf worden verkregen (als men al gestopt is met werken) • • Bezoldigingen: alle lonen van alle werknemers, ambtenaren, bestuurdersvergoedingen, zaakvoerdersvergoeding, vereffeningvergoeding… = voor iemand die een contractueel vaste band heeft met 1 welbepaalde vaste inkomensbron. Kenmerkend hier is dat men bij de bezoldiging bedrijfsvoorheffing zal zien a2ouden. Winsten daarentegen worden niet onderworpen aan bedrijfsvoorheffing; dat kan niet = inkomen van mensen die in dienstverband werken. • Pensioenen en gelijkgestelde toelagen. Op alle beroepsinkomsten zijn van toepassing volgende regels: • Van zodra vastgoed of een roerend vermogen een beroepsmatig actief wordt, gelden er bijzondere regels krachtens art. 33 WIB. Dat wil zeggen dat alle regels voor roerende en onroerende inkomsten ENKEL gelden voor particulieren die deze niet aanhouden in het kader van hun beroepsactiviteit. => Roerende en onroerende inkomsten worden behandeld als beroepsinkomsten wanneer het vermogensbestanddeel wordt gehouden voor de beroepsactiviteit. • Roerende waarden worden zelden of nooit door een natuurlijke persoon aangehouden in het kader van zijn beroepsactiviteit. De vroegere wisselagenten bijvoorbeeld, zijn nu allemaal vennootschappen. • Van zodra er sprake is van beroepsactiva, zijn de meerwaarden belastbaar. • Er zijn twee manieren waarop de belasting geheven wordt, heeft te maken met het tijdstip van de belastbaarheid: • Cashbasis: Als bezoldiging of baten worden behaald. Bijvoorbeeld een advocaat, als de cash binnenkomt, dan is men belastbaar. Kan dus perfect dat men voor werk in december pas in januari van het jaar daarop belastbaar is. • Accrualbasis/aangroei basis: als je winst behaalt. Van zodra er een vorderingsrecht bestaat om het inkomen te behalen is men belastbaar, dat is op het ogenblik dat hij factuur stuurt. Want op die dag ontstaat de vordering die hij op de balans moet boeken. • Voordelen alle aard Voordelen in natura waren vroeger belastingvrij maar nu niet meer. Je wordt belast op elk voordeel dat je krijgt omdat je werkt. Dit is een heel ruime omschrijving: zodra er een beroepswerkzaamheid is, een voordeel en een causaal verband, ben je belastbaar. Een voordeel van alle aard is alles wat je verkrijgt (wat ook de bron is) dat een vergoeding is voor professionele activiteit die je hebt uitgeoefend. Vb. kan je op je werk bepaalde zaken goedkoper aankopen, dan is die korting belastbaar als voordeel van alle aard. De werkgever zou dit moeten opschrijven op een fiche die hij naar de fiscus stuurt. Vb. kinderopvang betaald door werkgever = voordeel in natura, omwille van de uitoefening van de beroepsactiviteit, voordeel is belastbaar als beroepsinkomen. Vb. Ga je naar een seminarie, betaal je verschil tussen de kosten van de maaltijd daar en de kosten van een maaltijd thuis. In praktijk gebeurt dit echter niet.
Bladzijde 27
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Probleem is: hoe moet je die voordelen waarderen? Er zijn een aantal voordelen van alle aard die zo vaak gebuikt worden dat ze een forfaitaire waardering hebben meegekregen (bv. de kosteloze maaltijd die aan €1.1 per maaltijd belastbaar is). Ligt deze lager dan de werkelijke waarde, dan kan je goede zaken doen, betaal je slecht belasting op een fractie van het werkelijk voordeel. art. 18 KBWIB • Vb. werkgever voorziet in huis, kost €15,000 en trekt dat af van zijn beroepsinkomen:; KB WIB raamt de waarde van zo’n huis op €5,000 en werknemer wordt slechts daarop belast. • Vb. een bedrijfswagen. Je betaalt hier belasting op een voordeel per kilometer privégebruik die je ervan maakt > art. 18: Voordeel = zoveel € per km voor een wagen met zoveel fiscale PK’s. Wat is nu een privé–gebruik? Niet werk – werk verkeer. Maar wel: woon-werk verkeer, en woon-woonverkeer. Want waar je woont is volgens de fiscus een privebeslissing. Die kilometers worden dan opgeteld als belastbaar inkomen. • De fiscus weet echter ook dat iedereen door deze regeling zijn privégebruik zal trachten te minimaliseren. Vandaar dat je van zodra je ook maar 1 km privégebruik hebt, je forfaitair minimum 5000 km. Aan je been hebt. Over het algemeen is het moeilijk om te onderhandelen beneden 7,500 km privégebruik. Tussen de 7,500 en de 12,000 is wat meestal wordt aangenomen. Dan wordt het complex: wat is het voordeligste nu, dat je een auto van €10,000 krijgt van je baas, of dat je een €10,000 krijgt van je baas om een wagen te kopen en de kosten ervan in mindering mag brengen als je voor je baas werkt. • MAAR als je een beroepsinkomen hebt en kosten maakt om te kunnen gaan werken, dan kan je die aftrekken als beroepskosten, o.a. de kost van het woonwerkverkeer is aftrekbaar a rato van 0,15 € per Km. Doe je dus woon werk verkeer met je wagen dan heb je 0,20, 0,40, … belastbaar inkomen, daarna mag je €0,15 beroepskosten aftrekken en op het verschil ben je dan belastbaar. Hierdoor wordt het verschil dus wat uitgehold. • Voordelen van alle aard kan je ook krijgen van een derde. Zolang het voordeel in relatie staat tot de professionele activiteit die je uitoefent, is het belastbaar: Vb. man ontvangt een bouwgrond van een aandeelhouder. Hij beweert dat dit uit pure liefde was. De fiscus oordeelde dat 50% pure liefde was, zodat de man nog voor 50% als beroepsinkomsten moest aangeven. Dit toont aan hoe over feitelijke elementen met de fiscus gediscussieerd kan worden. Een belangrijk voorbeeld in dit kader zijn de aandelenopties: recht om in de toekomst tegen een vooraf betaalde prijs bepaalde aandelen te kopen. Stel je oefent je optie uit en maakt 50 winst dan wordt je hierop belast. Het is een voordeel van alle aard (omwille van de uitoefening van beroepsactiviteit) als de werknemer niet moet betalen voor de verkregen optie (zal doorgaans niet zo zijn). In principe wordt je belast op de werkelijke waarde (= op het ogenblik van toekenning) Maar wet van 1999, specifiek hierover: belasting op het ogenblik van toekenning, doch voorziet meteen ook in een forfaitaire waarde voor die optie = zeer interessant, want is slechts een fractie van de werkelijke waarde van die optie. Kleine nuance op het interessant karakter van deze waardering: je wordt belast op ht ogenblik van de toekenning, maar dan hee' de WN echter nog niets en hee' hij per hypothese al aan belastingen betaald. Stel dat de aandelenkoers daalt doorheen de tijd, dan zal de optie niet worden uitgeoefend, ze is niets waard. Gevolg: je hebt 0 belasting betaald en dat voordeel heb je nooit gezien. => Oplossing: werknemer wordt niet belast op het ogenblik van de toekenning, maar wel op het ogenblik van de uitoefening. Waarop betaal je dan belasting als je belastbaar ben op het ogenblik van de uitoefening? In dit geval kan je géén gebruik maken van de voordelige forfaitaire waarde. Het verschil tussen de oorspronkelijke waarde van het aandeel en de waarde bij uitoefening wordt opgenomen in de belastbare grondslag, daarop belast.
Bladzijde 28
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
In België heb je dus de keuze: Belasting bij de toekenning: voordeel forfait, nadeel risico dat optie nooit wordt uitgeoefend. Belast bij uitoefening, nadeel geen forfait, voordeel: enkel belasting als effectief voordeel.
Typevoorbeeld van “winst” is de opbrengst van een winkelier. Wordt belast op accrualbasis, kijken wat er in de boekhouding staat. Belastbare winst is dan ook in principe de winst die in de boekhouding staat. Verhouding tussen het boekhoudrecht en het fiscaal recht. Tenzij de fiscale wetgeving uitdrukkelijk voorziet in een uitzondering. Hetzelfde geldt voor de venn.bel. => teruggrijpen naar de regels van winsten in de P.B. voor het bepalen van de belastbare grondslag, cf. art. 188 WIB. • Vb. Afwijking, onderwaardering actief of passief > corrigeren om fiscale winst te kennen. • Vb. art. 26 WIB abnormale of goedgunstige voordelen die je toekent aan iemand, moet worden bijgevoegd bij boekhoudkundige winst = een voordeel dat volledig ona,ankelijke partijen normaal niet gaan toekennen. Vb. Venn. A (productievenn.) is deel van een internationale groep met o.a. venn. B op Kaaimaneilanden, waar de venn.bel. nul is. Venn. A produceert computers, waarvan kostprijs €80 is, en verkoopt aan venn. B. Stel dat je aan een derde zou verkopen, dan zou ze €150 vragen, en dus winst €70 die belastbaar is aan 34% . In de Kaaimaneilanden verkoopt deze derde met €10 winst die niet belast is. Stel nu dat het om een intragroepsverkoop gaat, moeder in USA zegt: dit is niet zo efficiënt, verkoop van A naar B aan €85 en vervolgens van B naar C aan €160, €5 belastbare winst in België en €75 in de Caymans, waar niet wordt belast. De winst wordt verschoven van de Belgische venn. Naar de Kaaimanvenn. Dit is een abnormaal of goedgunstig voordeel aan de Kaaimanvenn, en moet als dusdanig bij de belastbare winst van de Belgische vennootschap worden gevoegd. De fiscus is hier als de dood voor. Dit principe van het abnormaal voordeel hangt heel nauw samen met transfer pricing, moet volgens het at arm’s length principe gebeuren. Zoals normaal, marktconforme prijs, anders abnormaal voordeel. Maar wat is nu marktconform? Belastingplichtigen maken in dit kader vaak een akkoord met de belastingadministratie om de marktconformiteit van intragroepstransacties te laten controleren. Vb. je hebt een tweede venn. in Duitsland. Je verkoopt pc aan €150, €70 winst in België. Stel dat de Belgische belastingadministratie nu zegt: dit is niet marktconform, je had €80 winst moeten realiseren. Dit is een abnormaal en goedgunstig voordeel, je moet het toevoegen aan belastbare winst. Stel nu echter dat de Duitse administratie het omgekeerde zegt, je hebt teveel betaald aan Belgische venn. Je had maar €100 mogen vragen! We verhogen de winst > twee administraties nemen een tegengestelde positie in en economisch hebben we een dubbele belasting, niet juridisch. Risico van intragroepstransacties, vandaar dat multinationals akkoorden zullen sluiten met de belasting administratie. De zgn. APA’s (advanced pricing agreements) Art. 26 voorziet in een uitzondering: als het voordeel belastbaar wordt gesteld bij de ontvanger, dan moet het niet meer bij de belastbare winst worden gevoegd van de toekenner van het voordeel. MAAR werkt enkel in Belgische context. Het voordeel wordt dus wel bij de belastbare winst gevoegd als de ontvanger zich in het buitenland bevindt. Oplossing: APA’s. Maar wel, venn. A geeft een voordeel aan een individu, is een voordeel van alle aard gelinkt met de uitoefening van beroepsactiviteit. Wordt geschat op €5,000 per jaar, wordt niet meer toegevoegd aan de belastbare grondslag van venn.A. Art. 49 WIB: beroepskosten om belastbaar inkomen te bekomen of te behouden = fiscaal aftrekbaar. Kost van €5,000, kan je die dan aftrekken? Neen, niet als het om een zgn. abnormaal of goedgunstig voordeel gaat, a'rekbaarheid van de fiscale kost wordt dan verworpen.
Bladzijde 29
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Vb. je hebt €90 inkomen en €10 voordeel alle aard. Dit moet worden toegevoegd aan je belastbaar beroepsinkomen = €100. Art. 26 WIB wordt niet toegepast maar fiscaal aftrekbare kosten worden verworpen, via de toepassing van art. 49 kan dus ook 10 w worden toegevoegd aan de belastbare grondslag. Door de combinatie van art. 49 en 26 kan je dus een dubbele belasting hebben. Kan dit? Art. 26 verbod dubbele belasting. De fiscus kan dit niet ongedaan maken via de achterpoot van art. 49. Maar fiscus is het hiermee niet akkoord en er komen veel zaken voor de Hoven en Rechtbanken hierover. Verdeelde rechtspraak. Naar aanleiding hiervan is dan de wet gewijigd: art. 26 onverminderd de toepassing van art. 49. Winsten en baten van een vorige beroepswerkzaamheid: • Eerste categorie: je stopt beroepsactiviteit en een jaar later betaalt een klant, is beroepsinkomen dat wordt toegevoegd aan de belastbare grondslag. • Ten tweede: stopzettingsmeerwaarden Bezoldigingen (In deze categorie wordt er bedrijfsvoorheffing betaald): • Werknemers • Bedrijfsleiders • Meewerkende echtgenoten zonder sociaal statuut. Alle verloning valt hieronder, ook vb. een opzeggingsvergoeding. Dus ook als deze “gouden handruk” bestempeld wordt als een niet-concurrentievergoeding, want het is een vergoeding die te maken heeft met de beroepsactiviteit. Toch heeft het nut om dergelijke vergoedingen zoveel mogelijk te bestempelen als een niet)concurrentievergoeding. Voor de toepassing van het sociale zekerheidsrecht wordt niet immers niet aanzien als loon en dus geen 30% werkgeversbijdrage en 13% werknemersbijdrage. Discussie heeft dus weinig belang fiscaal gezien, wel op vlak van de sociale zekerheid. Voor bedrijfsleiders geldt er een bijzondere regel: excessieve huurbetalingen worden geherkwalificeerd in bezoldigingen. Vb. ik heb een bvba en betaal mezelf geen €4,000 maar wel 1000 bezoldigingen en verhuur een onroerend goed voor €3,000 per maand aan de BVBA. Bezoldigingen zijn een beroepsinkomen en huurinkomen is een onroerend inkomen. Dit wordt weliswaar volledig in belastbare grondslag opgenomen (want verhuur voor beroepsmatig gebruik ) maar forfaitaire aftrek van 40% kosten (verrekend in het KI) en je kan je interesten aftrekken. Die €3,000 wordt herleid tot een zeer laag minimum en maakt socialezekerheidsrechtelijk een groot verschil. Bezoldigingen worden in principe belast via de bedrijfsvoorheffing, een bronheffing op het beroepsinkomen. Dit om het sneller te laten gaan (anders aanslagjaar, aanslag, betaling, ...) en te vermijden dat het geld op wordt gemaakt. Werkgever = verplicht om enkel netto te betalen en de belasting door te storten aan de Belgische schatkist. Pensioenen: ook deze zijn belast als beroepsinkomen. Je hebt het pensioen dat je krijgt van de wetgever (Belgische staat, eerste pijler), het pensioen dat je krijgt doordat je aan extralegale pensioenopbouw hebt gedaan (tweede pijler) en de persoonlijke spaarinspanningen (derde pijler). Exralegaal, tweede pensioenpijler, levert twee keuzes: • Bijdra ge op het ogenblik van de betaling in mindering gebracht van het beroepsinkomen, een fiscaal voordeel genoten op dat ogenblik. Als deze worden uitbetaald, dan zijn ze belastbaar als beroepsinkomen. Vb. Je pensioensparen, €880 per jaar, je krijgt een belastingvoordeel op dit ogenblik (je kan het in mindering brengen van beroepsinkomen). Als je op je 65ste dan uitkeringen krijgt, betaal je hierop wel belastingen Nuance in de praktijk: in 95% van de geva#en wordt het niet belast als beroepsinkomen op het
Bladzijde 30
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
einde van de rit, want staat doet aan anticipatieve heffing = belasting op lange termijnsparen aan een bijzonder gunstig tarief, 10 of 16%. En wat je krijgt op je 65ste is vervolgens belastingvrij. Je wordt dan op je 60ste belast, niet als beroepsinkomen, maar als langetermijnsparen. • Geen belastingvoordeel of krediet genoten op het ogenblik dat je de bijdrage doet. Wat je krijgt op het ogenblik van de uitkering is dan in de regel vrijgesteld. Maar in sommige gevallen toch belast als roerend inkomen, zie art. 19 WIB! De vrijstellingen (art. 38 ev WIB) • Sociale en culturele vrijstellingen, kinderbijslag, sociale voordelen normaal belast als voordelen van alle aard, toch uit belastinggrondslag geweerd. Vb kleine cadeautjes, vb feetje WG = voordeel alle aard maar geen belasting is sociaal voordeel. • Vrijgestelde pensioenen • Investeringsaftrek (art. 68 WIB) Meerwaarden (art. 24, 2° en 41 e.v): voor particulieren niet belastbaar tenzij uitzonderingen: • Soms belast als diverse inkomstenbelasting om speculatie tegen te gaan • Of wanneer zij beroepsmatig als activa worden aangehouden > heel andere regeling Merk op: vaste actie3estanddelen verworven of geproduceerd in het raam van de bedrijfsactiviteit en die als vast actief werden geboekt, daarvan wordt verwacht dat dit enkel wordt gedaan door mensen die winst of baten hebben. Voor bezoldigden: art. 32 e.v. verwijst nerges naar meerwaarden. Bezoldigden worden niet geacht beroepsgoederen te hebben. Vaste activa waarvoor afschrijvingen of waardeverminderingen fiscaal werden aangenomen. Vb. de beenhouwer: winstenbehaler. Beroepsgoed is de slagerij, waarop je aftrekbare minderwaarden boekt. Het is immers een goed waarop je afschrijvingen boekt. Er bestaat een belangrijk verschil tussen een winstenbehaler die dingen verkoopt met winst of met meerwaarde. Winst = meerwaarde” op voorraad (en bestellingen in uitvoering). Op de verkoop van dingen waarvan het je beroep is om ze te verkopen. Hiervoor gelden geen specifieke regels. Wel voor meerwaarden = de verkoop van dingen die geen deel uitmaken van je beroepsactiviteit. Meerwaarden kunnen op drie manieren worden behandeld in dit kader: • Vrijgesteld: als je in je boekhouding een herwaardering doorvoert vb. huis is geen €4,000 maar €6,000 waard. Dit is een uitgedrukte maar geen verwezenlijkte meerwaarde. Er is geen verkoop maar een stijging in de boeken (art. 44 § 11: niet verwezenlijkte meerwaarden zijn niet belastbaar). Ten tweede zijn ook de monetaire gedeelten van een meerwaarde niet belastbaar, is het stuk meerwaarde dat overeenkomt met de inflatie. Om die meerwaarde te bepalen bestaat er een tabel met inflatiecoëfficiënten in het wetboek, ze eindigt echter in 1951 vanaf dan wordt er geen rekening meer gehouden met inflatie. Vooral belangrijk voor gronden dus. (art. 2§6 en 44§1) • Normale belasting: de kortetermijnmeerwaarde = meerwaarde op alles wat ik werkelijk verkoop binnen de vijf jaar na de verkrijging en waar van de verkoop geen beroepsactiviteit uitmaakt. Vb. koeltoog na drie jaar verkocht met winst = normale tarief personenbelasting. • Speciale tarief: de langetermijnmeerwaarden. De winst die je maakt op de verkoop van goederen die je meer dan vijf jaar hebt aangehouden is een langetermijnmeerwaarde en deze worden belast aan een afzonderlijk tarief van 16,5 %. Voor materieel en financieel actief, niet voor immaterieel actief vb. goodwill. • Art. 47 WIB de wederbeleggingsvrijstelling: Vb. je koopt een vrachtwagen van 100, je gaat hem tien jaar gebruiken en neemt dus elk jaar 10 in kosten. Na acht jaar staat de wagen dus nog voor 20 in de boeken maar stel nu je verkoopt hem voor 80, dan heb je een meerwaarde van 60 die normaal belastbaar zou zijn aan 16,5%. Die 80 heb je echter nodig voor de aankoop van een nieuwe vrachtwagen Art. 47 ro# over relief/herinvesteringsvrijste#ing: als lange termijn meerwaarde en binnen de twee jaar (voor vastgoed vijf jaar) herbelegd worden in een afschrij+aar (dus niet
Bladzijde 31
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
gronden en terreinen) actie+estanddeel > dan is er vrijstelling. Bovendien mag je twee jaar terug in de tijd! Die 60 meerwaarde wordt niet onmiddellijk belast, er is een stelsel van uitgestelde belasting, deferral. Wat men dus best kan doen is de meerwaarde gaan herbeleggen in een onroerend goed. Je mag in je aangifte immers kiezen wat je aanduidt als het goed waarin je hebt herbelegd. Je kan dus nu afschrijvingen mislopen gespreid over een periode van dertig jaar. Ook al gaat het om hetzelfde bedrag, je voordeel hierbij is heel groot, dit heeft te maken met de netto actuele waarde van de fiscale kost. M.O.: ook het boekhoudkundig herwaarderen van je activa biedt geen uitweg voor de meerwaarde belasting; Er is een aparte fiscale balans (<=> commerciële balans) en fiscaal moet je de herwaardering in je boeken nog betalen. Stopzettingsmeerwaarden: in dit kader moeten er een aantal hypothesen worden onderscheiden: • Desaffectatie: je maakt van een beroepsgoed een privé-goed, door het beroepsgebruik te stoppen. Als je desaffecteert en pas vijf jaar nadien verkoopt, dan is de meerwaarde die je realiseert belastingvrij. • Men verkoopt bij stopzetting: bij stopzetting worden de beroepsgoederen vaak verkocht, waarbij een stopzettingsmeerwaarde wordt gerealiseerd. Deze worden belast aan een verlaagd tarief van 16,5%, behalve de IMVA, die worden belast aan een tarief van 33% (klantenbestand, ...) TENZIJ de prijs te hoog is, waaronder wordt verstaan: meer dan 4 maal de gemiddelde jaarwinst van de laatste 4 jaar. Reden voor een andere behandeling van de immateriële vaste activa: vb. advocaat gaat een eenmansbvba oprichten. Hij betaalt maar 34% belastingen op zijn inkomsten en kan aan notionele intrestaftrek doen. Wat je echt nodig hebt om van te leven stort je als salaris (belast bij jou aan 50%, de rest van de winst in de vennootschap slechts aan 34%). Tweede voordeel is dat alle kosten in principe afgetrokken kunnen worden (incl. je eigen loonkost!). Je hebt je eigen beroepsuitoefening als batenbehaler stopgezet (stopzettingsmeerwaarde) en je wordt een bezoldigde. Fiscaal werkt je de volgende dag op een andere basis, vennootschap stuurt de ereloonstaten nu op. De bvba zal dan ook je actief overnemen. De advocaat zal verkopen aan de bvba: bibliotheek, bureau en goodwill (klanten), ... Deze zaken zijn allicht meer waard in de boeken dan je realiseert dus een meerwaarde op de verkoop. De bvba betaalt je per hypothese zeg €100,000 voor deze active en jij betaalt 16,5% stopzettingsmeerwaarde omdat je als batenbehaler stopte. Welnu, de aankoopprijs van de betrokken activa wordt afgeschreven op 3 jaar, d.w.z. elk jaar €33,000 in kosten. De besparing is dus €33,000: cash komt binnen van de klanten, €33,000 gebruikt om boeken etc. (afschrijvingen) te betalen zonder belasting hierop en advocaat betaalt 16,5% hierop, hij steekt het geld van de klanten (goodwill, IMVA!) dus aan 16,5% op zak (de vennootschap schrijft vaak maar op drie jaar af). Boeken en pc’s zijn echter niet erg duur, dus het is veel interessanter als je het met goodwill doet. De gemiddelde waarde van een Brussels advocatenkantoor is bv. 1,5 keer de omzet. Goodwi# werd vroeger voor zeer grote bedragen verkocht. Vennootschap wordt voor dat deel niet belast omdat de aftrekbare aankoop van cliënteel voor de onderneming het inkomen wordt waartegen wordt geshelterd d.m.v. afschrijvingen. Een stuk beroepscash stroomt dus door de bvba zonder belastingen. Hij betaalt de aankoopprijs af aan natuurlijke persoon en die betaalt 16,5%, i.e. besparing van 33,5% (50% normaal – 16,5). Dit is dan ook de reden waarom stopzettingsmeerwaarde op goodwill belast is aan 33%: evenveel belastingen als de vennootschap bespaart door afschrijvingen te doen. En als je overdrijft meer dan 4 keer de gemiddelde jaarwinst van de laatste 4 jaar, betaal je zelfs 50% belasting op stopzettingsmeerwaarde! Er zijn ook een aantal gevallen van stopzetting zonder belasting op de overdracht • Overname en voortzetting van de onderneming door familieleden (art. 46 WIB)
Bladzijde 32
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Vrijstelling voor fiscaal neutrale reorganisatie. Soms voor natuurlijke personen, maar vooral voor rechtspersonen. Als je al een beroepsactiviteit uitoefent en deze inbrengt in een vennootschap tegen aandelen: fiscaal neutrale behandeling; dit geldt zowel voor hele bedrijven als voor een afzonderlijke bedrijfstak = geheel van middelen dat noodzakelijk is om autonoom te werken. Je incorporeert deze tegen aandelen > die going concern act is fiscaal neutraal als het gebeurt om financieel of economisch rechtmatige behoeften. (Bonafide business purpose) Vb. drie advocaten stoppen alle drie hun batenbehalende activiteiten in een vennootschap die zich in aandelen laten uitbetalen voor deze inbreng. Alle herstructureringen in praktijk gebeuren ofwel zo, ofwel via fusie. Je hebt een stelsel dat fiscaal neutraal is: de fiscale netto waarde gaat als dusdanig over naar de vennootschap, die fiscaal in je voetsporen treedt. Ze gaat verder afschrijven zoals jij bezig was. Alle fiscale kenmerken schuiven mee door naar vennootschap. Dus toets aan drie criteria: is er juridische continuïteit van de activiteiten, is er boekhoudkundige neutraliteit en is er fiscale neutraliteit (beantwoorden aan rechtmatige econ. of financiële behoeften, anders belast op alle latente meerwaarden)
Aftrekbare kosten: kosten aangegaan om een (belastbaar) beroepsinkomen te behalen of te behouden. Vier voorwaarden: • Beroepsactiviteit • Vb. Studeren is een kost die je maakt om een beroep te kunnen uitoefenen. Is je studiekost dan fiscaal aftrekbaar? NEEN, beroepskosten zijn maar aftrekbaar als er ook een beroepsactiviteit is. • Vb. Je moet betalen aan de balie om een eed af te le/en en een toga komen hiervoor. Daarna op 1 oktober eed afle/en, en de 2e ben je advocaat. Kan je dat dan wel a'rekken? Ja: kosten noodzakelijk voor de onmidde#ijke toegang tot een beroep zijn wel a'rekbaar. Vb. Man is advocaat, vrouw kunstenares en spendeert eigenlijk al haar tijd aan • het kweken van paarden. Ze stelt: dit is een job, mij bezig houden met paarden. Kosten daarbij gemaakt zijn dus een beroepskost want ik spendeer mijn volledige tijd eraan, dit is dus een beroepsactiviteit en dus aftrekbare beroepskosten! Beroepsactiviteit als begrip is dus een feitenkwestie: het vereist een nagenoeg constante, voldoende actieve bezigheid, over een langere periode, gevoerd op een professionele basis die op gebruikelijke wijze tot het behalen van winsten zou kunnen leiden. • Kosten in het belastbare tijdperk gedaan • Om beroepsinkomen te behalen • Bewijsplicht voor de belastingplichtige Opmerking 1: er moet een causaal verband bestaan tussen het beroepsinkomen en de beroepskosten. De kosten die niets te maken hebben met het behalen van een beroepsinkomen zijn niet aftrekbaar. Maar wat heeft er dan mee te maken? Voorbeeld: ik stop met eten, dan zal ik allicht niet lang meer kunnen werken, kan ik die eetkosten dan aftrekken? Neen: alle kosten zonder dewelke een normaal wezen niet kan leven zijn lee/osten en geen beroepskosten. Daarentegen: stel ik moet een week naar Parijs voor mijn werk. Ik moet daar eten, maar dat is veel duurder. Kan ik de prijs van dat eten nu aftrekken. In theorie is niet het feit dat je moet eten
Bladzijde 33
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
aftrekbaar, maar wel het feit dat je meer moet betalen omdat het in Parijs duurder is, enkel de meerprijs is fiscaal aftrekbaar. In praktijk zu#en restaurantkosten op verplaatsing fiscaal a'rekbaar zijn. 2
Opmerking 2: opleidingskosten: Stel advocaat in een internationaal kantoor, je moet je bijwerken inzake de fiscale visie op belastingparadijzen van EU. Hij gaat op seminarie naar Amsterdam. Dit is een aftrekbare beroepskost voor het advocatenkantoor. Stel dat de advocaat zijn opleidingen zelf moet betalen vb. om zijn opleidingspunten voor de balie te halen. Ook dit is voor hem persoonlijk fiscaal aftrekbaar. Stel nu: hij gaat voor een jaar studeren aan NYU. Het hangt er vanaf of die opleiding al dan niet aftrekbaar is. Krijg je vb. een brief mee met “we komen overeen dat je tewerkgesteld bent en stage loopt bij ons”, dan is dit een uitgedrukte kans op een hogere vergoeding en een hogere kans om later partner te worden. Met die brief stap je naar de fiscus en zeg je “het is om beroepsinkomsten te verwerven dat ik naar daar ga”. Vaak aanvaard door fiscus. Deze fiscale truuk heeft te maken met de grens binnen de beroepsactiviteiten of stopzetting van het beroep voor een jaar om te gaan studeren, terwijl er feitelijk geen sprake meer is van beroepsactiviteiten. Daarom laten de meeste hun inschrijving bij de Balie behouden, en min of meer hun stageverplichtingen doorlopen, zodat nog beroepsactiviteiten bestaan waartegen kan afgetroken worden.. Opmerking 3: wat met mecenaat? • Reclame: je koopt een spandoek voor op je fabriek, een affiche op straat, ... = reclame en aftrekbaar. • Sponsoring vb. KBC’s kerstjumping in Mechelen. Dit is geen rechtstreekse reclame, maar je hebt wel een evenement geld gegeven op een zodanige manier dat je naam naar voren komt of de aula’s aan Universiteit Gent die naam van bedrijven boven ingang dragen, die hiervoor betaald hebben. Dit is fiscaal aftrekbaar, het is immers redelijk aan te nemen dat dit met het oog op het verwerven van beroepsinkomen was. Hierbij moet je geen concrete band tussen uitgaven en inkomsten aantonen, niet aantonen welke klanten je hierdoor geworven hebt. • Bij mecenaat echter komt je naam meestal niet naar voren. Het gaat om het doorvoeren van een sociaal engagement, door geld of middelen aan een goed doe te geven, zonder dat je naam bekend wordt. Cassatie: mecenaat valt binnen het statutair doel van een vennootschap maar is fiscaal niet aftrekbaar, het is niet als dusdanig gericht op het op het verwerven van beroepsinkomsten. Het geeft je wat standing, maar je zal er niet echt meer door gaan verkopen TENZIJ vorm van aftrekbare giften aan erkende instellingen, vb. het Rode Kruis. Opmerking 4: Aangaande de band van de beroepskosten met het beroepsinkomen: de kosten moeten leiden tot het behalen of het behouden van beroepsinkomsten. Stel ik ben een vennootschap met €100 winst, belastbaar. Je gaat een lening van €2,000 en betaalt daarop €100 intrest per jaar, die is aftrekbaar. Die €2,000 steek ik als kapitaal in vennootschap 2 waarvoor ik preferente aandelen met een vast dividend van €90 krijg, is dit is 4,5% (€90/€2,000) Actualiteit: Nationale Bank wordt misbruik van notionele interestaftrek verweten omdat ze niet heeft geïnvesteerd of geen nieuw personeel heeft aangetrokken. Recht op NI heeft echter iedereen met een EV en vereist hoegenaamd niet dat je personeel aantrekt of investeert. Als je de NI wel aan dergelijke verplichtingen zou onderwerpen, zou dat neerkomen op het subsidiëren van de tewerkstelling in alle (andere) lidstaten van de EU. Je mag immers niets tellen dat er moet worden geïnvesteerd in België of daar personeel aan te trekken. Dat is een regionale steunmaatregel, wat verboden is door het Europees Verdrag. Je moet dan investeren of aanwerven in de ganse Europese Economische ruimte. Elke multinational die dan een investering plant in de EU zal dat via zijn Belgische vennootschap doen, en betaalt dankzij dubbele belastingverdragen geen enkele belasting hier. De Nationale Bank misbruikt niet, gebruikt enkel. Atijd de Europese reflex maken! 2
Bladzijde 34
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Pre-taks, zonder fiscaal effect: €100 uitgegeven om €90 te bekomen = pre–taks cash drain, je verdient minder dan je uitgeeft. MAAR die €100 interest wordt echter ten belope van €34 betaald door de fiscus. Er moet immers geen belasting meer moet worden betaald want er is geen winst meer. Ten belope van 34 worden de kosten van mijn investering dus terugbetaald door de fiscus. Post taks is de werkelijke kostprijs van mijn investering dan ook maar 66. €90 dividend is ongeveer belastingvrij, je houdt er pakweg 89 van over, door de BBI aftrek (wat is dit?). Zodus: €89 inkomsten – €66 uitgaven = €23 verdiend Fiscale wetgeving: uitgave van 100 is echter niet gedaan om meer inkomsten te behalen, om rijker te worden, maar wel om de belastingen te elimineren. Het motief ervoor was minder belastingen betalen. Dus art. 49 WIB: beroepskosten zijn slechts a'rekbaar als ze dienen om BELASTBAAR inkomen te verwerven, geen netto inkomen. Dus enkel als het is om meet brutto inkomen te verwerven of te behouden en niet als de kosten gemaakt zijn enkel om minder belastingen en meer netto-inkomsten te behalen. Cass. hee' bevestigd dat kosten uitsluitend om belastingen te verminderen in vele geva#en niet a'rekbaar zijn, ze dragen niet bij tot het behalen van belastbaar inkomen = een belangrijk wapen tegen fiscale planning, a#e kosten die je gemaakt hebt in dit kader mogen fiscaal worden verworpen. • In dit kader dient verwezen te worden naar de notionele intrestaftrek. De betrokken venn. = dochtervennootschap met €2,000 kapitaal en intrestinkomsten zijn vrijgesteld door notionele interestaftrek, zolang ze lager zijn dan 4,3% (is dit nog wel het geldende tarief ?) = dubble dip. Ik leen bij bank en betaal aftrekbare intresten die ik mag aftrekken van mijn andere inkomsten (vb. uit de verkoop van producten). Ik investeer in dochtervenn. die profiteert van de notionele interestaftrek. Daarom pleiten velen voor een wetswijziging, maar: art. 49 WIB sluit die dubble dip vaak uit. Er zijn dus al anti-misbruik bepalingen om de vermeende misbruiken te bestrijden. (examen, tot 3 à 4 wapens, bv. ook de discussie over Au vieux St. Martin...) Art. 50: suggestie tot het sluiten van akkoorden voor raming van de kosten. Over beroepskosten worden in de praktijk zeer vaak akkoorden gesloten met de fiscus. De gemiddelde belastingplichtige heeft zo’n 5 à 6 akkoorden hierover. Meestal zelfs gewoon wat je de eerste keer hebt ingevuld, een beetje gekortwiekt = een akkoord. In de volgende aangifte schrijf je dan gewoon: volgens akkoord na voorgaande controles. Vb.: €200-300 tijdschriften, €150 = forfaitaire raming beroepskosten, men vraagt ernaar en biedt het min of meer aan, veel minder lastig om dit te controleren. Het voorgaande staat echter los van art. 51 = het aftrekbare kostenforfait. Het gaat om de aftrek van een kostenforfait waar iedereen recht op hee'. Steeds van toepassing, tenzij hogere kosten bewezen. Plafond is gezet op €3,380 (hoger voor 2011). Als je werkelijke kosten hoger liggen dan dit forfait, dan heb je er alle belang bij dit te bewijzen. Liggen je werkelijke kosten lager, dan hou je niets bij en pas je gewoon het forfait toe. Uiteraard is dit laatste veel eenvoudiger voor de belastingadministratie vandaar dat er een bepaling is die stelt dat bepaalde kosten beperkt of niet aftrekbaar zijn, ook al zijn ze bewezen. Met als doel om iedereen naar dat forfait te duwen. De aftrekbare kosten zijn o.a.: • Intresten betaald om beroepsgoederen te financieren • Afschrijvingen (spreiden van de prijs over de nuttige gebruiksduur) • art. 52, 11° bijzonder geval: bedrijfsleider, baas of bestuurder van een onderneming die gaat lenen om aandelen te kopen van die vennootschap die hem bezoldiging betaalt. De intrest voor die lening is aftrekbaar. Het feit dat die interest wordt afgetrokken heeft echter NIET tot gevolg dat die aandelen beroepsgoederen worden, het blijven privégoederen. Een bezoldigde heeft immers geen beroepsgoederen. • Autokosten (enkel woon-werk en werk-werkverkeer), maar de aftrekbaarheid is bewust beperkt om de mensen richting het forfait te duwen. Slechts 75% aftrekbaar. Vb. per 100€ kosten mag je 75€ aftrekken, de rest zijn werkelijke beroepskosten maar niet
Bladzijde 35
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
a'rekbaar. Geld zowel voor kuisen, onderhoud, afschrijvingen, … Uitzondering: interest (lening om een auto aan te kopen in het kader van de onderneming) en brandstof, tenzij voor taxibedrijf, rijschool, autoverhuurbedrijf. Voor het woonwerkverkeer geldt forfait van €0.15 per km. Heeft u het liefst €7,000 cash of een bedrijfswagen? CASH: Woonwerkverkeer en werkwerkverkeer zijn aftrekbaar, resp. aan €0.15 per kilometer (standaard worden 220 werkdagen per jaar gerekend) en aan 75% doch niet benzine en interesten. BEDRIJFSWAGEN: bij privégebruik is men belastbaar vanaf de eerste kilometer voor minstens 5,000 km ineens; zie art. 18 voor de tabel met belastingvoeten i.f.v. fiscale pk’s. Woonwerkverkeer is een voordeel van alle aard3, maar €0.15 is terug aftrekbaar. CONCLUSIE: i.f.v. aantal km is het meestal voordeliger om een bedrijfswagen te nemen. Conceptueel is de wet nochtans erop gericht dat het hetzelfde zou uitkomen.
• De groene aftrek: €0,15 per km voor woonwerkverplaatsing, niet met de auto. Zonder enig bewijs, met een maximum van 25 km. (voor openbaar vervoer zie sociale voordelen). Je moet enkel aantonen= ik woon daar, zoveel km maal 0,15. • ... Niet aftrekbaar: • Inkomstenbelasting zelf: stel dat dit wel zo zou zijn, dan is voor €100 winst in perpetuum de winst na personenbelastingen J1: 50%*100, voor J2: 50%(100-50), voor J3: 50%*(100-25), ... zaagtand effect dat tendeert naar een gemiddelde op zeer lange termijn. Ten tweede zou als de belastingen aftrekbaar waren het belastingtarief ongeveer moeten verdubbelen om tot hetzelfde budget te komen. • Geldboeten: kosten onwettige beroepsuitoefening zijn niet aftrekbaar, evenals kosten uit onwettige beroepen vb. de lingerie van een prostitué. Ook Europese geldboeten zijn niet langer aftrekbaar. • Kosten voor niet specifieke beroepskledij: kostuum, want je kan het ook voor andere aangelegenheden dragen. Wel mantelpakjes conform de huisstijl v.e. onderneming of restaurant. • Kosten van de jacht en van pleziervaarten en bordelen, tenzij gerechtvaardigd door eigen aard activiteit of belast bij de gebruiker. Vb. eigen boot met naam op waarmee je gaat varen niet aftrekbaar, boot van een ander met je naam op is wel aftrekbaar als reclame. • Kosten die op een onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen. Uiting van marginale toetsing; fiscus mag de opportuniteit van de uitgave niet beoordelen. Hij mag zich enkel inlaten met manifest overdreven uitgaven. • Ten laste genomen verliezen van vennootschappen, tenzij om belastbare inkomensstroom te vrijwaren. • Art. 54 WIB: Intresten, royalty’s of vergoedingen voor prestaties betaald aan fiscaal begunstigde entiteiten (belastingparadijzen) tenzij bewijs van oprechte verrichting en gepast bedrag. Internationale groepen van ondernemingen beschikken immers over geld, patenten, merkenrechten etc … die ze gebruiken over de groep heen. Ze laten hun merken deponeren in Jersey of Cayman. Daar wordt immers geen belasting geheven op
3 Waar
je woont is je privékeuze, en dat evt. nadeel van ver te wonen wordt gecompenseerd door de bedrijfswagen. Werkwerkverkeer is geen belastbaar voordeel.
Bladzijde 36
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
winst opleverende bestanddelen. Zo zal een Belgische vennootschap royalty’s betalen aan een in de Kaaimaneilanden gedeponeerd merk, waar geen belastingen worden betaald. De fiscus is hierover achterdochtig, dus zijn deze royalty’s niet aftrekbaar. Anders zou bv. Inbev al haar merken laten deponeren en de Bahama’s, en haar inkomsten overal ter wereld (belast!) opdoen aan de betaling van royalty’s aan de Bahama-vennootschat! Ook hun leningen en financieringen zullen ze vaak via daar doen. Art. 54 houdt dan ook naast art. 26 een tweede anti–belastingparadijs maatregel in. Die royalty’s interesten, vergoedingen zijn slechts fiscaal aftrekbaar onder twee voorwaarden: • Bewijzen dat ze beantwoorden aan een werkelijke en oprechte verrichting. Ze mag dus niet fiscaal geïnspireerd zijn geweest. Je kon niet anders, je moest dit doen om je activiteit uit te oefenen in België. Normaal moet een onderneming slechts bewijzen dat er kosten zijn en is het aan de fiscus om te bewijzen dat ze niet aftrekbaar zijn om die en die reden. Hier wordt de bewijslast dus omgekeerd. • De kosten mogen de normale grenzen niet overschrijden. • Interesten die de marktrente te boven gaan. Economische vrijstellingen • Voor aanwerving onderzoekers, ... • De investeringsaftrek: beperkt praktisch belang vandaag. Beroepsverliezen: netto beroepsinkomen kan negatief zijn, evenals het OI (voor RI en DI kan dit in principe niet). Bruikbaar voor andere “beroepen”: verlies beroep één kan van de winst van een ander beroep worden afgetrokken vb verlies als advocaat van winst als hoogleraar. De winst van het ene beroep wordt daardoor dus fiscaal vrijgesteld. Het moet wel om een ECHTE beroepswerkzaamheid gaan, enkel echte beroepen. Dit gaf vooral in West-Vlaanderen aanleiding tot het doen van twee dingen door een aantal artsen. • Dokter zijn • Sti#e vennoot in een sti#e vennootschap, geld storten ten gunste van de zaakvoerder in het kader van een overeenkomst van sti#e handelvennootschap. Vb. €1,500,000 erin gestoken, zaakvoerder kocht daarmee een boot, voor 15% door de artsen gefinancierd en voor de andere 85% door een banklening. De huuropbrengsten van een bare boat charter zijn gelijk over de hele duurtijd. In het begin heb je dan ook meer uitgaven dan inkomsten (afschrijvingen, meer interestlast…). In de eerste periode was er dus sprake in een deelname van het verlies van de sti#e handelsvennootschap. Nadien, ongeveer zes jaar later, als de zaak net break even was, dan werd de boort verkocht, het gaat hier dan om de realisatie van een lange termijn meerwaarde, belast aan 16,5%. Dit noemt men de creatie van so' income, vandaag verlies leiden wordt gecompenseerd door latere inkomsten door een belasting aan gunsttarief. Een honderddertigtal van die artsen werden echter door de BBI aangepakt op basis van art. 80 WIB: als je twee beroepen hebt, verliezen zijn afzetbaar behalve als verliezen van transparante entiteiten niet in het verlengde van de winstgevende beroepswerkzaamheid li/en. Sti#e handelvennootschap is fiscaal transparant, en je wordt belast alsof je zelf actief bent met die boten = in de rederij. Als je bij zo’n transparante activiteit verlies leidt, en de activiteit hee' niets te maken met je hoofdberoep, dan is het verlies van de nevenactiviteit niet a'rekbaar van je hoofd of andere beroepsactiviteit. Art. 80 verhindert dus een tax shelter. Actualiteit: Vermaelen dient wetsvoorstel in: iedere venn. die dient om privaat patrimonium in onder te brengen is fiscaal transparant. Het bestaan van de privévennootschappen wordt ontkend. Dit tegen het excessief gebruik van vennootschappen om te ontsnappen aan de progressieve belastingen. De fiscus mag deze vennootschap ontkennen en doen alsof deze nooit bestaan heeft.
Bladzijde 37
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Gezinsfiscaliteit: • Situatie 1: beide partners werken, normaal volledig afzonderlijke belasting van het beroepsinkomen MAAR als één van de twee heel weinig verdient, namelijk minder dan 8720€, dan wordt situatie drie in werking • Situatie 2: er is één beroepsbeoefenaar en de andere werkt mee. Er is dus één beroepsuitoefenaar in titel en de ander levert de facto een constructieve bijdrage. In dit geval tot 30% toekenning aan de meewerkende echtgenoot van het inkomen van de beroepsbeoefenaar. (als die zelf niet meer dan 8720€ verdiende met een eigen activiteit.) Vb. dokteres verdient €100,000 per jaar. Dokteres wordt belast voor €70,000 en man voor €30,000. Op die €30,000 wordt dus bij de dokter 50% belastingen bespaard en bij haar man is het zijn eerste inkomen, waardoor een stuk is vrijgesteld en een stuk belast wordt aan lagere tarieven. • Situatie 3: een partner met een beroepsactiviteit en één niet werkende partner. In dat geval geldt regel drie en gaan we aan splitting doen. Toerekening van gedeelte van werkende partner aan partner die niet werkt, tot deze aan 30% van het totale inkomen komt, met een maximum van 6700€, thans 8720€. Huwelijksquotiënt. De derde regel wordt altijd toegepast: als een echtgenoot werkt en minder dan €8,720 verdient, splitst men af van het inkomen van de ander tot men aan de grens van €8,720 komt. Vb. verdient zelf 5000 € dan wordt er nog 3720€ afgesplitst van inkomen EG. Diverse inkomsten (art. 90, 1°) Een aantal inkomsten zijn tot op heden nog niet voor belastbaar aanzien: meerwaarde op privé aangehouden onroerend goed én roerend goed, het toestaan van vruchtgebruik op privé roerend goed, ... We moeten evenwel nog gaan kijken of het hier geen diverse inkomsten betreft! De “speculatieve” baten • Als je buiten enige beroepsactiviteit “iets doet” (wat dan ook) en je krijgt er iets voor, dan wordt de inkomen belast als divers inkomen aan 33% • Verrassend ruime bepaling: vb. prof houdt een speech voor het ministerie van financiën, krijgt €100 (@50% belast als beroepsinkomen). Maar geef je les aan een paardrijclub over het kweekgedrag van roodborstjes in de Zennevallei en ontvang je €100, dan is dit niet je job en is dit dus divers inkomen, belast aan 33% • Het tarief van 33% is te vinden in art. 171 WIB het lijstje van de bijzondere tarieven. • M.O. dat er dus een drieledige opdeling van het tarief is waaraan baten/winsten/ opbrengsten uit (on)roerend goed onderworpen zijn: 50% voor de beroepsinkomsten, 33% wanneer je “het normale beheer van privé-vermogen” te buiten gaat, en 0% voor het normale beheer van je privé-vermogen (incl. je handen en verstand waarmee je arbeid verricht, welteverstaan) Art. 90, 1° in fine: vrijste#ing opbrengsten uit het beheer van privévermogen • De hele personenbelasting is op dit artikel gebaseerd: op a#es wat je doet buiten je beroepsactiviteit waar je iets voor krijgt ben je belastbaar behalve op verrichtingen die kaderen in het normaal beheer van je privévermogen, bestaande uit onroerende goederen en portefeui#ewaarden (0%!!!). Strenge regel, maar ook sterke uitzondering. België is hiermee uniek in de wereld! • Zonder art. 90,1° in fine zouden alle aandelen, gronden, onroerende goederen, familiebedrijven die je hebt als privépersoon belastbaar zijn. Het gaat dus om het onderscheid tussen belastingvrij en belast aan 33%, het is dan ook zeer essentieel om te weten welke verrichtingen juist kaderen in het normaal beheer van je privévermogen. • Normaal beheer: jijzelf draagt de bewijslast van het “normale beheer”, aangezien art. 90 1° in fine een belastingskwijting verleent! Het is duidelijk dat als je €100,000 -
Bladzijde 38
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
€300,000 vermogen belegt in een SICAF of op de beurs dat dit per definitie een normaal beheer van vermogen is. Een goede huisvader mag immers naar de beurs kijken. Wat als het over €10 à 20 mio gaat en je hebt een private banker, na je vijftigste steek je je vermogen in een burgerlijke maatschap en je neemt een family office aan. Het lijkt hier wel een zeer actief beheer, is het normaal dat je al die mensen betrekt? De laatste jaren is er een discussie ontstaan rond wat de norm is. Is de man met €100,000 de norm, dan is die tweede man zeer abnormaal. Maar iedereen die €20 miljoen heeft, doet hetzelfde als die tweede man. In rechtspraak en rechtsleer zien we bijna unaniem een neiging om te gaan stellen dat wat normaal is hetgeen een persoon in die vergelijkbare omstandigheden gaat doen. Er hebben zich ondertussen vier criteria ontwikkeld om te gaan beoordelen wanneer een bepaald beheer abnormaal is, wanneer er dus sprake is van speculatieve baten: • Het gaat om veel geld in verhouding tot vermogen, of je werkt met ontleende middelen. Vb. je hebt 1 miljoen en je doet iets met 1 miljoen vs. je leent er nog 1 miljoen bij en doet iets met 2 miljoen • Snelheid van de verrichting: voor vastgoed is drie jaar is normaal, voor roerende waarden lijkt een snelle aankoop en verkoop normaler • Frequentie van de verrichtingen • Pseudo-professionele methoden of middelen. Vb. je hebt een bloomberg- en een reuters-scherm staan thuis • Zijn er zo 2 à 3 kenmerken aanwezig, is de verrichting speculatief en ben je belastbaar op dit inkomen (@ 33%) Toepassingen: wanneer speculatieve of abnormale verrichting? 1) Je koopt drie hectare veld dat misschien ooit bouwgrond gaat worden, je dient een verkavelingsaanvraag in en legt riolering en wegen aan en maakt 25 percelen van 9 are: je realiseert dan ook een enorme meerwaarde. Een gemiddeld persoon zou dat perceel niet zijn gaan opdelen in 25 loten. Dit zijn speculatieve baten. 2) Ik en broer hebben een familiebedrijf, broer sterf, mijn schoonzus koop ik uit voor haar helft van de aandelen voor 5 miljoen. Drie weken later verkoop ik heel het bedrijf voor 50 miljoen. Gevolg is dat je belastbaar zal zijn op de meerwaarde op het stuk van je schoonzus. Met dat deel heb je immers op zeer korte termijn je slag geslagen. 3) Je studeert af en wil een bvba beginnen. Daartoe heb je €50,000 EV nodig. Je gaat er €49,000 van lenen bij je vader. Je creëert een software die automatische upgrades van Windows maakt. 1,5 jaar na oprichting koopt Microsoft je op voor 10 miljoen. Je bent dus aandeelhouder van een familiebedrijf, je job is software maken, dus de verkoop heeft er niets mee te maken. De aandelen zijn geen beroepsgoederen want je bent zaakvoerder en dus bezoldigde, dus je kan geen beroepsgoederen hebben. Wordt het beslast als divers inkomen wegens speculatieve baten? Er is veel geld mee gemoeid. Of er echt sprake is van snelheid is betwijfelbaar. Je hebt gewerkt met ontleende middelen. Het zal er allicht van af hangen voor welke rechtbank je komt. Professor zelf zegt: geen belasting, want je ontleent niet met het oog op een koop en verkoop, je ontleent om je eigen zaak te ontwikkelen en te behouden. Het was niet je intentie om te lenen voor die transactie. Hier Bestaat geen Cassatierechtspraak over, het is een feitenkwestie. 4) Je hebt een familiebedrijf met heel wat liquiditeiten die voortkomen uit winsten uit het verleden (gereserveerde winsten). Je wil die cash nu privé verkrijgen. Vraag is nu, hoe moet ik geld halen uit de vennootschap? Er zijn een aantal opties: • Ontbinden en vereffenen, en je betaalt 10% roerende voorheffing op de liquidatiebonus. Per hypothese kan dit nu niet omdat we met een werkende maatschappij zitten, met personeel en klanten.
Bladzijde 39
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Dividenden uitkeren, want gereserveerde winst kan worden uitgekeerd. Dan betaal je doorgaans 25% bevrijdende roerende voorheffing, soms 15% verlaagde roerende voorheffing. Maar als je reeds 34% venn.bel. betaald hebt op die winsten is dat wel vrij veel. • Een klassieke methode: Je gaat een familieholding oprichten met het minimumkapitaal en gaat de aandelen van de werkende onderneming verkopen aan de familieholding. Maar een overdracht is een verkoop, hoe gaat holding die aandelen dan betalen? Via een verkoop op a3etaling: de holding krijgt een uitstel van betaling en hee' een schuld naar de familie toe. De centen van de werkende venn., de liquide middelen worden als dividenden naar holding gesluisd. Tussen twee vennootschappen die elkaar controleren zijn de dividenden van belastingen vrijgesteld, dus geen roerende voorheffing betaald. Typisch zal de dochter dan een dividend uitkeren, dat onder het DBI regime slecht voor 5% belastbaar is bij de holding, dus 5%*33,99% = 1.7%. Het ontvangen dividend wordt gebruikt om aandelen af te betalen (en dus is cash uit de onderneming teru/evloeid naar AHers!), en de meerwaarde op aandelen (aangehouden als privé-vermogen) is belastingvrij. De koopprijs van de aandelen zal minstens gelijk zijn aan de boekwaarde, en daarin zitten ook de opgepotte reserves en ingehouden winsten die je wenste uit te keren. Je hebt dus met succes cash uit de vennootschap gehaald aan zo laag mogelijke kost. Op 5 december 1995 is de BBI in Brugge zich dan gaan afvragen of dit wel een normaal gedrag is van een goede huisvader die zijn vermogen beheert. Het gaat hier om het kunstmatig maken van kosten, het is een gekunstelde constructie die is opgezet door experts => niet normaal en dus is der meerwaarde belastbaar aan 33%. In 1999 stelde de BBI dan in het algemeen dat dit geen normaal beheer was. Er kwam dus een wijziging van de interpretatie van de wetsbepaling, een strengere toepassing. Alle dossiers van 1997-1999 werden heropend en er werden reuzetaxaties gevraagd. Voor het Hof van Beroep kreeg ongeveer 2/3 van de belastingplichtigen gelijk. Bepaalde hoven oordeelden meer in het voordeel van de fiscus, andere hoven meer in het voordeel van de belastingplichtige. Vraag: is de meerwaardevrijstelling houdbaar in het licht van de financiering van de vergrijzing? De politieke dimensie: de realisatie van interne meerwaarden door verkoop van aandelen vennootschap aan een persoonlijke holdingvennootschap (vs. inbreng tegen aandelen en behoud vermogen binnen de vennootschappen): Vandaag de dag: holding zou moeten belastingvrij zijn, maar geen zekerheid. Als er een onzekerheid is ga je naar de rulingcommissie en vraagt je een ruling te geven dat wat je doet normaal is. De meerderheid van de Hoven van Beroep zeggen immers dat het normaal is. Wat is de norm in deze situatie: het gaat om een familiebedrijf en alle familiebedrijven doen het, zich organiseren om minder te betalen. Dus een meerderheid zegt dat dit de norm is. MAAR rulingcommissie weigert een positieve ruling te geven dat dit beantwoordt aan het normale beheer van het privévermogen. In dit geval trek je je veiligheidshalve terug om een negatieve ruling te vermijden. Je hebt dus geen ruling en staat zonder bescherming. De kans dat de fiscus taxeert is 4/5: valt het op dan taxeert hij het. En of je het haalt voor het Hof van Beroep is onzeker. Zo werkt de rulingcommissie eigenlijk een beleid, regels uit, door te zeggen waar ze geen ruling over geven. Ze geven geen ruling als je aandelen verkoopt aan de familieholding, maar wel een gunstige ruling als je de aandelen van de werkmaatschappij inbrengt in de holding, tegen aandelen van de holding (je creëert dus geen schuld in de holding maar kapitaal), en bovendien binnen de eerste drie jaar (= de verjaringstermijn) geen cash (behalve evt. klein dividend, geen bijzondere liquiditeiten) uit de holding haalt en naar de AH laat komen. Vanaf het vierde jaar kan je dus een kapitaalvermindering doorvoeren of dividenden naar de aandeelhouders laten komen. Op die manier heeft de rulingcommissie eigenlijk een wet geschreven. Het zou haar beleidsnota’s dan ook aan het toezicht van het parlement moeten onderwerpen.
Bladzijde 40
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
In dat geval heb je een echte holding en heb je echt de gevolgen ervan ondergaan en mag de cash er dus doorstromen. Beslissing rulingcommissie is een individuele beslissing voor een individueel geval, die theoretisch dus geen precedentwaarde heeft. In de praktijk echter wel, ze wordt ook gepubliceerd. Bovendien hebben ze op hun website ook een reglement uitgeschreven. De facto: als je doet wat erin staat krijg je geen problemen met de controleurs, maar hopen dat als er geen akkoord is, de rechtbank je gelijk geeft. De jure moet je dus een individuele ruling aanvragen, de facto niet. Als de rechtbanken en hoven het eerste voorbeeld in 2/3 van de geva#en aanvaarden, dan aanvaarden ze het tweede geval zeker. • Art. 103 WIB: het verlies bij diverse inkomsten is gedurende vijf (thans drie?) jaar overdraagbaar. • Art. 90, 9°: verkoop aan Belgen of EU-ingezetenen is belastingvrij voor jou, maar dit geldt niet voor niet-Europeanen. Verkoop je aan een Chinees, dan zal die eerst een Luxemburgse dochtervennootschap moeten oprichten. Zodoende sta jij uit de wind voor de 16,5% belasting die je anders verschuldigd bent. • Onderhoudsgelden (art. 90, 3°) zijn voor 80% belastbaar bij de ontvanger en voor 80% aftrekbaar bij diegene die betaalt. Art. 104 WIB • Art. 90,5° handelt over de opbrengsten van onderverhuring (zie voorbeeld simulatie van de schoonbroer die onderverhuurt aan Inbev). Als een onroerend of roerend goed niet jouw eigendom is, en je verhuurt het toch (onder), dan zijn de inkomsten daaruit belastbaar. • Belastbare meerwaarden op onroerend goed (onroerende meerwaarden zijn in principe vrij van belastingen als het OG privé werd aangehouden. Houd je het beroepsmatig aan, dan bevinden we ons bij de beroepsmeerwaarden, een heel ander systeem) Nu, houd je privé een OG aan, stel je verkoopt het met meerwaarde: • Het kan niet worden belast als onroerend inkomen want het is niet wat een zaak periodiek opbrengt zonder teniet te gaan • Evt. zou art. 90 ten eerste van toepassing kunnen zijn als het niet gaat om een normaal beheer van privévermogen. • Als wel normaal beheer, ga dan na of je je aan de situatie in art. 90 8° of 10° bevindt: • Gronden, onbebouwde OG: algemene regel, kortetermijnverkoop binnen de 8 jaar, dan betaal je inkomstenbelasting op de meerwaarde. Art. 171 WIB presenteert alternatief: 33% als de verkoop binnen de eerste 5 jaar, geschiedt 16,5% als VK in het 6e-8e jaar. Maar art. 93 bepaalde meerwaarden op terreinen zijn vrijgesteld En let op: kostenforfait. Art. 101: 25% van de prijs als aankoopkosten mag je forfaitair a'rekken en 5% van de aankoopprijs per jaar dat je het aanhoudt. Verkoop je dus na 6 jaar, dan is 55% van de aankoopprijs vrijgesteld. Heel vaak betaal je die meerwaarde dus niet. • Gebouwde onroerende goederen die binnen de vijf jaar worden verkocht: 16,5% belasting. (hetzelfde geldt voor het toestaan van een vruchtgebruik, wat gelijkgesteld wordt aan verkoop) Art. 93 bis: woning die je hebt aangeduid als gezinswoning, (woning waarvoor KI is vrijgesteld krachtens art. 12§3 (= een van de woningen die de belastingplichtige zelf betrekt)), MAAR je moet reeds 12 maanden dit verblijf als hoofdverblijf hebben aangeduid. Wat in dit geval? Is de meerwaarde dan vrijgesteld? Cruciale M&A-issue: de leverage financiering via een Special Purpose Vehicle: deze laatste doet alle uitgaven, terwijl de cashflow bij de (laten we veronderstellen) Belgische vennootschap zit. Deze genereert de inkomsten. Er is dus een mismatch van de beschikbare middelen. Elders ter wereld consolideert men. Inkomen zijn afzetbaar tegen uitgaven. België kent dit regime niet!
Bladzijde 41
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
De aftrekbare bestedingen (art. 104 WIB) = uitgaven die je doet niet om inkomen te verwerven maar zomaar, bestedingen van het netto inkomen doch fiscaal aftrekbaar: • 80% van de betaalde onderhoudsuitkeringen aan personen die geen deel meer uitmaken van het gezin. vb. zoon die gaat samenwonen met vriendin, en je weet zeker dat de fiscus zal aanvaarden dat hij het gezin verlaten heeft (niet zo bij kotstudenten), dan zijn de onderhoudskosten a'rekbaar bij de ouders • Aftrekbare giften aan erkende instellingen, vb GAIA, KUL, … Grens vindbaar in art. 109: 9% belastbaar inkomen of €250,000, voor ondernemingen €500,000 • 50% kosten voor een bezoldigde huisbediende, dit om zwartwerk tegen te gaan, maar werkt niet. De persoon in kwestie moet immers aangegeven zijn en sociale zekerheid betalen, maar de kosten zijn maar voor de helft aftrekbaar. Dat is dus een besparing van 50% op 50%, = 25% en samen betaal je 49,5% RSZ om 25% te besparen. Maatregel is dan ook niet erg geslaagd; bovendien zijn de te vervullen voorwaarden veel te ingewikkeld. • Kosten van kinderoppas • Aftrek van de enige woning: de korf waarin intresten en kapitaalaflossingen kunnen gebruikt worden tot €1,500 verhoogd met €500 voor de eerste 10 jaar. Vangt het probleem op dat mensen met maar één huis en dus geen onroerend inkomen hun intresten niet kunnen aftrekken. Je kan die intresten en kapitaalaflossingen dus van alle inkomen, de facto van het beroepsinkomen aftrekken. Verdere gezinsfiscaliteit: gemeenschappelijke aanslag (en aangifte) echtgenoten en wettelijk samenwonenden, maar wel belastbaar inkomen voor elk afzonderlijk vastgesteld • Niet voor het jaar waarin het huwelijk plaatsvindt • Dus elk zijn beroepsinkomsten (met toepassing van toekenning aan de meehelpende en stelsel van juwelijksquotiënt) • En ook: beroepsverliezen aftrekbaar van beroepsinkomsten van de partner (idem voor 90, 1° verliezen) • Aangaande invorderingsmaatregelen werkt gehuwd zijn wel nog volledig door. De belastingschulden van de ene echtgenoot kunnen verhaald worden (bij niet-betaling) op het vermogen van de andere EG.
Bladzijde 42
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Het belastingtarief (art. 130 WIB) • 50% voor de schijf boven €24,800 • 45% voor de schijf tussen €13,530 €24,800 • 40% voor de schijf tussen €8,120 en €13,530 • 30% voor de schijf tussen €5,705 en €8,120 • 25% voor de schijf tussen €0,01 en 5705 Deze tarieven werken schijf per schijf. Er is dan ook niemand die vlak 50% betaalt. Maar hoe meer je verdient hoe meer het gemiddelde naar 50% tendeert. Belastingvrije som van €4,095 per echtgenoot, verhoogd voor personen ten laste (meer als persoon gehandicapt is). Dus som wordt vergroot als je kind(eren) hebt. Boven de belastingvrije som betaal je niet het 25% tarief, doch tarief van toepassing voor die inkomstenschijf. De tariefschaal blij' aanvangen op nul ongeacht belastingvrije som. De belastingvrije som zorgt er gewoon voor dat die eerste schijf, belast aan 25% (bijna) volledig wegvalt, en als je kinderen hebt zelfs nog een stuk van de schijf belast aan 30%. De eerste euro die je dus betaalt wordt onmiddellijk belast aan 30%. Men rekent dus de belastingvrije som en dan gaat men onmiddellijk kijken in welke schaal je je daarna bevindt. Omwille van die reden en omwille van het feit dat zelfs het uiterste minimumloon voor een stuk wordt belast aan 40% en iedereen die werkt en een beetje verdient aan 45-50% wordt belast is er reden om te spreken van een vlaktaks: • Tariefschaal is zo samengeperst dat iedereen die in de normale situatie zit 50% betaalt. Vervelend gevolg hiervan is dat elke ingreep in die tariefschaal onbetaalbaar is, omdat ze betaald wordt door een bijzonder grote massa van belastingbetalers. • Waarom is het gemiddelde tarief dan 22%? Er zijn maar twee soorten mensen: zij die 0% betalen, en zij die tegen de 46 à 47% kleven... • Kanttekening inzake vergrijzing: pensioenen betalen geen belastingen. Zij trekken dit op tegen de leeftijd van 65 en betalen 10 à 16% belastingen om dit kapitaal vervolgens te beleggen. Ook dat kapitaal is slechts gering belast. Zij hebben dus een zeer kleine fiscale voetafdruk. Als je weet dat het percentage ouderen in onze samenleving zienderogen toeneemt, ziet het er niet goed uit... Ingeval van gezamenlijk hoederecht over de kinderen na een echtscheiding, wordt op aanvraag de belastingvrije som verdeeld. Persoon ten laste van de belastingplichtige: die personen die op 1 januari van het aanslagjaar deel uitmaken van het gezin en die geen netto-bestaansmiddelen van meer dan €1,8004 heeft. Als inkomsten kinderen worden samengevoegd met ouders (zoals steeds tot op de leeftijd van 18 jaar, ouders hebben het wettelijk genot over die inkomsten) dan worden ze geacht ten laste te zijn. Na de leeftijd van 18 vallen ten laste van de ouders, die personen die het gezin nog niet verlaten hebben en feitelijk ten laste zijn van hun ouders, en geen bestaansmiddelen van meer dan €3,300 hebben. Het kan zijn dat personen minder inkomen hebben dan de belastingvrije som, in dat geval wordt het een belastingkrediet, de overschot wordt uitbetaald door de fiscus, met een maximum van €250 per kind. Dit is eigenlijk belachelijk: trek ofwel de belastingvrije som op tot het minimumloon (kostprijs: 4,8 mia euro, onhaalbaar), ofwel schaf je de belastingvrije som af en maak je de tarieven wat redelijker.
Bezoldigingen van een student met een arbeidsovereenkomst worden niet meegerekend tot een bedrag van €1,500. In de praktijk kan je dus €3,300 verdienen 4
Bladzijde 43
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
De belastingkredieten Vermindering lange termijn sparen: • Een stelsel van belastingkredieten: tevoren veelal een belastingaftrek, nu een belastingvermindering (werkt € per € door) tegen een gecorrigeerd gemiddeld belastingtarief van minimum 30% en maximum 40% • Diverse vormen van sparen, voor minstens tien jaar: • Persoonlijke bijdrage aan een groepsverzekering. Dit is een onderdeel van de tweede pijler van het pensioen. Beperking: slechts een belastingkrediet als de groepsverzekering er niet toe leidt dat de uitkering, omgezet in rente, meer dan 80% van de laatste bezoldiging die je hebt ontvangen, bedraagt. Neem je het kapitaal in een keer op dan zou men gaan kijken of het meer dan 80% zou geven als omgezet in rente. Dit is lastig: je moet op je 35ste weten wat je op je 65ste denkt te verdienen... • Bijdragen individuele levensverzekering (derde pensioenpijler). Neem je een levensverzekering op meer dan 10 jaar, dan kan je een belastingskrediet opeisen. Doe je dat, dan wordt het hele bedrag bij uitkering belast als bezoldiging. Neem je dat fiscaal voordeel niet en gaat het om een pure privémaatregel, met je netto inkomen, dan is het bedrag dat je later uitgekeerd krijgt of belastingvrij of belastbaar als intrest. Voorwaarden: contract van minimum tien jaar, in je eigen voordeel, rechten erop vanaf 65 jaar en in geval van overlijden vloeit het naar je kinderen of erfgenamen. Even op een rijtje: voordeel pensioensparen => belastingvermindering (tarieven of vrijstellingen), veel belastingvrije sommen voor het fonds dat jouw geld belegt, en ten slotte is er geen belasting bij uittrede, opstrijken van het kapitaal (ten minste als je daarvoor al niet van voordeel hebt genoten...) • Aflossing of wedersamenstelling van het kapitaal van een hypothecaire lening. De intrest op de lening (voor bv. een huis), de kost om (al dan niet geïmputeerd) onroerend inkomen te behalen kan worden afgetrokken van het onroerend inkomen. Niet het aflossen van de lening: dat is geen kost maar een vorm van (lange) termijn sparen. Uitzondering: art. 104 enige woning of hoofdverblijf. Hier zijn aflossingen en intrest a'rekbaar, dit is een uitzondering op a#e principes. Voor a#e andere onroerende goederen kan je de intresten a'rekken en onder bepaalde voorwaarden een fiscaal voordeel genieten op de kapitaalaflossing. Beperkingen: lening van minimum 10 jaar en enkel fiscaal voordeel voor de eerste schijf van €50,000 M.O.: De twee elementen samen (individuele levensverzekering en hypotheek) mogen niet meer belastingkrediet opleveren dan ca. €1,900 • Betaling werkgeversaandelen. Voorwaarden: op voorwaarde dat er geen voordeel pensioensparen werd toegekend; aandelen moeten 5 jaar gehouden worden en maximum €500 belastingkrediet per jaar. • Pensioensparen: voor collectieve spaarrekening, voor individuele spaarrekening, spaarverzekering, tot € 500 • (NIET KENNEN) Verhoogde vermindering voor bouwsparen: voor aflossing hypothecaire lening enig woning, of premies verzekering tot wedersamenstelling kapitaal, belastingvermindering berekend aan marginaal tarief en dus zelfde effect als een aftrek. Beperkt tot de eerste schijf van €50,000, doch verhoogd indien kinderen ten laste.
Bladzijde 44
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Andere belastingverminderingen • Uitgaven in kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA) en prestaties betaald met dienstencheques. Maximum €1,810.Vermindering voor d i e n s t e n - c h e q u e s i s 3 0 % v a n h e t b e d r a g . € 7, 5 0 p e r u u r, e n 3 0 % belastingvermindering => 70%*€7.50 = werkelijke prijs per uur betaald (zolang je onder plafond blijft). Maar: veel Bulgaren of Polen in dit systeem: na zes maanden mogen ze uitkering trekken, en stoppen ze met werken. Ook dit systeem zal niet lang blijven duren. • Vermindering voor energiebesparende uitgaven (zonnecelpanelen, dubbele beglazing, isolatie van daken, energie audit…). 15 of 40% a,ankelijk van de aard van de investering. Maximum 500€ per jaar. • Vernieuwing van een woning gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid (max. 500€ per jaar) • Verwerving obligaties kringloopfonds of startersfonds (maximum 210€ per jaar) Vermindering vervangingsinkomen • Toepasselijk voor pensioen, brugpensioen, werkloosheidsuitkering of andere vervangingsinkomsten. Vb. ook voor bepaalde invaliditeitsuitkeringen. • Grotere vermindering bij uitsluitend pensioen of vervangingsinkomsten, maar snel uitgefaseerd indien andere dan vervangingsinkomsten worden behaald. • Art. 154: géén (= 0%) belasting als uitsluitend vervangingsinkomsten die de wettelijke grenzen niet overschrijden. Waarom dan in eerste instantie toch belasten en een belastingvermindering toepassen achteraf ? Idee erachter is dat men het kan wegnemen van zodra er iets naast of bovenop komt. Vermindering buitenlandse inkomsten Inkomsten uit buitenland, kan zijn dat er met een land warmee een dubbel belastingverdrag is gesloten. Vb.: werken in Frankrijk • Als Belg ben je belastbaar op je wereldinkomen, Frans inkomen is in België dus principieel belastbaar. • De Fransen heffen ook belasting op dat inkomen en daarom moeten er dubbele belastingverdragen zijn, die steeds aan een van beide landen de heffingsbevoegdheid geven. Vb. België moet onder bepaalde voorwaarden mijn inkomen vrijstellen als ik in Parijs werk. Dit gebeurt via het stelsel van vrijste#ing met progressievoorbehoud (zgn. interne maatregel): Buitenlandse inkomsten worden niet belast maar wel gebruikt om het gemiddelde tarief te bepalen. Jouw buitenlands inkomen wordt bij je overig inkomen geteld, men berekent hoeveel belasting je zou betalen, neemt dan het gemiddeld tarief en taxeert hieraan jouw Belgisch inkomen. De Belgische inkomsten worden dus belast aan een hoger tarief. Als er geen vrijstelling is: vermindering tot de helft van de belasting die overeen stemt met de buitenlandse onroerende en beroepsinkomsten die daar belast werden. • Vb. Belgische CEO in Leuven. Verdient €500,000 per jaar, 50% belastingen. Heeft dochtervennootschap in Lille en Tilburg. Hij spendeert één dag per week in Frankrijk, één in Nederland. Benoem de man tot CEO in Rijsel, CEO in Tilburg en CEO in Leuven. Geef hem drie contracten waar in staat dat 1 dag per week resp. 3 dagen per week in Lille/Tilburg en Leuven werken, voldoende is. Inkomen in België: €300,000, inkomen in Frankrijk en Nederland: €100,000 telkens. Deze man bespaart dus 50% op €200,000. In Frankrijk of Nederland (gemiddeld tarief 35%) is de €100,000 het eerste inkomen, dus lagere tariefschijven. Dus betaalt hij 35%*€200,000 = €70,000 belastingen. Multi-employment payroll splitting.
Bladzijde 45
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Besparing = 50%*€200,000 - €70,000 = €30,000. Maar: door vrijste#ing met progressievoorbehoud zal de belasting op de som van €300,000 toch nog wat omhoog gaan. Dit weegt echter nog steeds niet op tegen het voordeel. Belastingvermeerderingen wegens onvoldoende voora+etalingen Bij de voora+etalingen gaat men ervan uit dat je inkomen over de hele periode van 12 maanden gelijkmatig verdeeld is. Voora+etalingen zijn voor winstenbehalers, de anderen betalen immers bedrijfsvoorheffing. In kwartaal één wordt je dan ook geacht een vierde van de totale belastingen te betalen, en dit voor 10 april. Hetzelfde geldt voor kwartaal twee, drie en vier (resp. op 10/07, 10/10 en 20/12). Aan het einde van het jaar heb je dus 100% van de verschuldigde (geraamde) belasting betaald. Door die voora+etalingen bouw je credits op, een soort bonus die je krijgt voor je voora+etalingen. Vb. in het eerste kwartaal betaal je zes kwartalen te vroeg5 en krijg je dus 6 keer 2% credits, tweede kwartaal 5 keer, ... 2% credits = helft van de referentie-interest gezet door de NBB. Als je al die credits optelt die je krijgt door vooraf te betalen dan komt dat op net evenveel als de basisbelastingverhoging die je sowieso wordt aangerekend. Je elimineert zodoende dus eigenlijk de belastingverhoging wegens niet voora+etalen.
Stel nu dat je je vergist en je dacht dat je €100 moest betalen, terwijl het eigenlijk €120 was. Dan heb je voor die €20 geen credits opgebouwd en betaal je een belastingverhoging van 9 a 12%. Als je dan als zelfstandige een aangifte indient met bepaalde kosten die verworpen worden door de fiscus dan heb je sowieso een belastingverhoging aan je been. Vandaar dat men in de praktijk vaak zal voora3etalen alsof de kosten worden verworpen, alsof de kosten niet a'rekbaar zijn, maar in de aangi'e worden ze dan wel afgetrokken. Zo kan men spelletjes gaan spelen: vaak gaat men in het eerste kwartaal 3 X 25% voora+etalen, zodat 75% voora+etaald is. Men gaat hiervoor lenen bij de bank. Als je voor 10 april 75% hebt voora+etaald, dan krijg je daarop credits van 6 keer 2%. In dat geval heb je voldoende credits opgespaard om de hele belastingverhoging te elimineren en betaal je op het einde van de rit nog eens 25%, maar geen belastingverhoging. De intrest die je betaalt om te gaan lenen zijn a'rekbaar als beroepskost. Wat je economisch hebt gedaan is de verplichting tot trimesteriele voora+etaling omgezet in een maandelijkse betaling aan de bank. Een beetje belastingen betalen per maand werkt veel makkelijker dan één grote brok. Bijzondere aanslagregelingen: art. 171 bevat een lijst van de afzonderlijke aanslagen aan afwijkende tarieven.
5
wetende dat de belastingaangifte slechts in juni het jaar erop moet ingestuurd worden
Bladzijde 46
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Successierechten Successierechten zijn een belasting op alles wat de Belgische rijksinwoner heeft bij zijn overlijden, waar ook ter wereld. Het betreft a#es wat overgaat omdat ik sterf. Bij het huwelijkscontract, ingeval van overlijde, zijn de goederen in het contract dus niet onderworpen aan successierechten want het is niet je overlijden dat de overgang veroorzaakte, maar de beëindiging van het huwelijkscontract. Eerste techniek van successieplanning is dan ook om België te verlaten en Zwitserland, Monaco, … op te zoeken. Probleem is echter vaak dat van zodra je ziek bent, je wel liever naar huis gaat bij je familie. Heel veel mensen die het plan hadden om België te verlaten worden dan ook gevat omdat ze in België overlijden. Wat nu juist het te betalen percentage aan succesrechten is, hangt ervan af waar in België je verblijfplaats was op het ogenblik van het overlijden. In Vlaanderen: als het de erfenis van je echtgenoot, partner met wie je wettelijk samenwoont, of familie in rechte lijn is: • 3% voor de eerste €50,000 • 9% voor de schijf van €50,000 - €250000 • 27% voor de schijf boven €250,000 Het tarief geldt wel per erfgenaam en wordt niet geheven op de globale succesie. Is de erfenis bv. €1,000,000, voor vier erfgenamen, dan wordt er geen belasting geheven op die 1 miljoen, maar wordt wel elke erfgenaam belast voor zijn €250,000 en dus aan een gunstiger tarief. Tarief voor vreemden: als geen gehuwden, wettelijk samenwonenden, ascendenten en descendenten dan zijn de tarieven van 30-60%. Mensen die hun erfenis aan vreemden nalaten zullen dan ook vaak trachten een legaat te doen aan een VZW of een stichting, wat maar 8% kost en deze kan uw doel dan bestendigen na overlijden. Trouwen een goede zaak is om je vermogensrechtelijke situatie onderling te regelen, 3-27% in zulk geval. Bovendien is ook kinderen hebben fiscaal interessant. Er is bovendien ook een fiscale reden om het homohuwelijk toe te laten. Voordien moesten deze mensen een beroep doen op tontinne overeenkomsten, kanscontracten, ... Nu er een gelijkstelling is voor wettelijk samenwonenden: je ziet vaak dat twee mensen, die hoegenaamd geen amoureuze relatie met elkaar hebben vb. een grootvader en zijn neef van 18 of ouder een contract van samenwoning gaan afsluiten om die belangrijke tariefdaling te kunnen genieten. Vb. ook de man en zijn huishoudster. Als men immers de facto samenwoont kan men altijd een contract van samenwoning afsluiten, de manier om een legaat te doen zonder dat er een groot percentage naar de fiscus gaat. Op de hierboven besproken tarieven bestaat één belangrijke uitzondering: het tarief van 0% voor de vererving van een familieonderneming. Deze vrijstelling is vrij relevant. Tot een aantal jaren terug was ze moeilijk toe te passen. Vrijstelling voor • De assets van een eenmanszaak • Aandelen uit een familiebedrijf, vennootschap • Maar niet enkel de aandelen, ook de vorderingen van familieleden op de vennootschap zijn vrijgesteld. Zo maakt het erfrechtelijk dus niet uit of je je vennootschap financiert met eigen vermogen dan wel met schuldfinanciering. Examen: hoe voegen successie rechten de PB en venn.bel. samen: art. 18,3° vermelden Overdreven intresten worden als dividenden beschouwd, notionele intresta'rek compenseert wel min of meer, interest wordt belast aan 15% bij de ontvanger en dividenden worden in de venn belast en dan nog eens aan 15-25% bij de ontvanger, vennootschapsrechtelijk zal je je vorderingen moeten achterste#en t.o.v. bancaire financiers die dit quasi altijd zu#en eisen. Qua successierechten zijn die vorderingen vrijgesteld als het gaat om een familielid schuldeiser Wanneer word je voor de vrijstelling van successierechten als een familiebedrijf beschouwd? Er zijn twee essentiële voorwaarden:
Bladzijde 47
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Je moet sedert drie jaar 50% van de aandelen in de familie hebben gehad, de familie wordt hier gezien als: de overledene, echtgenoten, ascendenten en descendenten en zijverwanten tot in de tweede graad. Neven en nichten vallen er dus uit, probleem hierdoor veroorzaakt: zelfmoord om successieplanning te doen, je wil niet de laatste zijn die ster'. Voorbeeld: het bedrijf is in jouw handen en die van drie broers en zussen. De eerste sterft, geen probleem 100% in handen familie. Nu gaat er 25% aandelen belastingvrij naar de kinderen. De tweede sterft: geen probleem want nog 75% in handen familie graad, nog 25% gaat naar kinderen overledene twee. Derde sterft, geen probleem nog altijd 50% in handen familie maar dan: als de vierde sterft is 75% van de aandelen in handen van familieleden verder dan de tweede graad en zu#en de kinderen van de vierde decuius op de door hun geërfde 25% successierechten moeten betalen. Deze bepaling is er dan ook uitgehaald nu: kinderen van vooroverleden broers en zussen spelen wel nog mee. Het feit dat je moet kunnen bewijzen dat 50% van de vennootschap in handen is van de familie is heel vervelend. Bijna alle familievennootschappen proberen immers te verbergen waar het aandeelhouderschap zit, wie wat heeft, en hoeveel. Dit om het mogelijk te maken dat men bij plots overlijden niets moet aangeven. Het bewijs dat er 50% van de onderneming in de familie moet zitten stat dus haaks op het anoniem aandeelhoudersschap. Vb. Pa sterft, jarenlang is er verborgen gehouden dat hij de aandelen bezit, komt vb. maar met 3% op de aandeelhoudersvergadering, maar in een artikel in Trends staat te lezen dat hij de controle bezit. Bij zijn overlijden probeer je van de fiscus de vrijstelling te bekomen, maar fiscus zal zeggen: je kan niet bewijzen dat je 3 jaar lang, jaar na jaar 50% in de familie had. Kies je dus voor de vrijstelling, dan moet je met die 50% drie jaar lang op de aandeelhoudersvergadering verschijnen. Er moet 50% van de aandelen AANTOONBAAR in de handen van de familie zijn. Deze problematiek is echter al iets minder belangrijk sinds de aandelen aan toonder gelijdelijk aan worden afgeschaft. • Bovendien moet het gaan om een vennootschap met tenminste €50,000 loonlast en ze moet deze behouden. Het moet dus gaan om een werkmaatschappij, niet om een patrimoniumvennootschap. Daalt de loonlast na het overlijden zichtbaar, dan zal een stuk van de vrijstelling worden weggenomen = de tewerkste#ingsvoorwaarde. Families gaan zich dan naar deze voorwaarden organiseren. Ze hebben bv. heel veel vastgoed in vennootschappen en bovendien hebben ze een aantal werkmaatschappijen. Om de vrijstelling te krijgen gaan ze een holding boven die werkmaatschappij(en) en vastgoedmaatschappij(en) plaatsen, en nemen ze 8, 9 man in dienst van de familieholding. De boekhouder van de fabriek wordt nu boekhouder van de holding en er wordt er contract gesloten tussen holding en fabriek, ook zo voor poetsvrouwen etc. Op die manier heeft zo’n familie heel haar vermogen of op z’n minst een belangrijk deel ervan vrijgekocht van successierechten. Het bestuur is in handen van enkelen, en zij geven aandelen zonder stemrecht uit aan de rest van de familie. Wat je eveneens zou kunnen doen is alles onderbrengen in de commerciële vennootschap. De meeste families willen echter niet alles in de familievennootschap. Als je persoonlijke gronden, beleggingen etc. erin zitten kan je ze niet meer verkopen, tenzij je ze eruit haalt. Bovendien, als de familievennootschap failliet gaat, ben je ineens alles wat je hebt kwijt. Oplossing ligt dus in de familieholding die boven beide vennootschappen wordt geplaatst6 . Zo word het familievermogen buiten het commercieel risico gehouden en toch aan 0% belast bij overlijden van de eigenaars. Nog een mogelijke vorm van successieplanning zou erin bestaan veel kinderen te krijgen. Hoe meer de successie opgesplitst wordt; hoe lager de tarieven, 6
Art. 90, 1° is hier wel van toepassing bij abnormale meerwaarden op aandelen.
Bladzijde 48
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Waarop betaal je successierechten? Op de nettowaarden van alles wat je eigendom is, alle rechten waarover je beschikt op het moment van je overlijden. Is alles wat overgaat naar derden omdat je overlijdt. Wat de nettowaarde is, is een kwestie van inschatting, het is netto want de schulden worden er van afgetrokken en de kosten van de nalatenschap, zoals o.a. begrafeniskosten gaan er ook af. Ouders gaan dan ook vaak al een belangrijk stuk van hun vermogen wegschenken aan hun kinderen, terwijl ze nog in leven zijn. Nadeel is echter dat de kans dat je kinderen van 20-30 jaar sterven statistisch groter is dan dat de ouders van 60-70 jaar sterven. De kans van vooroverlijden is dus zeer reëel in welk geval hetgeen geschonken is aan de genieter in diens nalatenschap zal vallen waardoor de schenkers zu#en terugerven wat je gegeven hebben, mits betaling van successierechten. Oplossing bestaat erin om in de schenkingsakte een beding van vooroverlijden op te nemen = een ontbindende voorwaarde. In de nalatenschap bevindt zich dan een contract krachtens hetwelk de schenking uit het vermogen van de decuius schiet. Die terugname is dan vrijgesteld van successierechten. Er worden dus allerlei contracten opgesteld en volop aan successieplanning gedaan om zo weinig mogelijk successierechten te betalen. Art. 3-9 W Succ R bevat echter een aantal antiplanningbepalingen: • Als een schenking/schuld wordt erkend in het testament, dan zal deze worden beschouwd en belast als een legaat. Vb. ouder heeft lang op kosten van de kinderen geleefd en schrijft in zijn testament: kind x moet ik nog zoveel, kind y nog zoveel, en kind z nog zoveel: kinderen zijn dus eigenlijk geen erfgenamen, maar wel schuldeisers. MAAR er geldt een wettelijk vermoeden dat die schulden in je testament erkent, een legaat zijn, ook al heb je het geld geleend van je kinderen. Stel nu dat je een kind hebt dat je geld heeft gegeven en wil niet dat al je drie kinderen hetzelfde krijgen uit je erfenis want de ene heeft je veel meer gegeven. Dan heb je een soort schuldbrief nodig die tegenstelbaar is aan de fiscus, daartoe moet je een dossier opstellen: een brief laten tekenen door ouders, bankafschriften bijhouden, ... Fiscus zal het alsnog aanvechten maar zal het moeten aanvaarden. • Met betrekking tot huwelijksbedingen Vb. koppel trouwt en echtgenoten hebben op dat ogenblik nog geen eigen goederen. Na hun huwelijk behoren alle goederen van de gemeenschap, die dus nagenoeg het geheel van het vermogen uitmaakt. Vaak zal men dan in zijn huwelijkcontract een toebedeling van de gemeenschap aan de langstlevende doen: “schatje, wie van ons vroeger sterft krijgt alles in eigendom”. Juridisch/fiscaal gezien is dat echter zeer onverstandig. Bij een normale vererving van een echtgenoot zal de gemeenschap ontbonden worden en in twee gedeeld. De naakte eigendom op de helft van de overledene zal naar de kinderen gaan en het vruchtgebruik op die helft naar de overlevende echtgenoot. Sterft de langstlevende echtgenoot, dan valt dat vruchtgebruik weg en groeit het aan bij de naakte eigendom van de kinderen, die geen successierechten zullen moeten betalen hierop: ze waren immers al eigenaar = een contractuele terugkeer. Er wordt dus maar een keer successierechten betaald op het vruchtgebruik en de blote eigendom van de helft van de vooroverleden echtgenoot. Wordt er immers een toebedeling gedaan van de gemeenschap aan de langstlevende dan zullen er twee maal belastingen worden betaald op het deel van de vooroverleden echtgenoot: art. 4/5 W Succ R bepaalt immers dat een toekenning bij huwelijkscontract van meer dan ½ van de gemeenschap een legaat is. Je zou zeggen: men verkrijgt op grond van een contract dus geen successierechten, maar de truc van de schenking met het beding van vooroverlijden werkt hier niet. Dit is uiteraard hoogst vervelend want eens de langstlevende echtgenoot dan overlijdt, zullen de kinderen nogmaals belasting moeten betalen op het deel van de vooroverleden echtgenoot in de gemeenschap: dankzij dat beding erven de kinderen dus in twee
Bladzijde 49
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
trappen en wordt er ook twee maal successierechten betaald. Als het om veel geld gaat wordt er dus twee maal 27% betaalt op een stuk van die gemeenschap… Tot voor kort was er dan ook tendens om zolang je kinderen klein zijn en je niet weet wat er van gaat worden een beding van toebedeling van de gemeenschap aan de langstlevende te doen, maar eens de kinderen groot zijn het beding af te schaffen. Vandaag de dag wordt er echter aanbevolen om van de toebedeling van de gemeenschap een keuzebeding te maken. Vb. als man overlijdt, dan mag de vrouw op dat ogenblik kiezen: ze mag de gehele gemeenschap hebben. Kiest ze hier niet voor is het wettelijk stelsel van toepassing. De handgift (art. 7 W. Succ. R.) Uit angst dat iedereen die zich een beetje ziek voelt, alles gaat wegschenken, zegt art. 7: alles wat men geschonken heeft in de laatste drie jaar voor zijn overlijden zonder schenkingsrechten te betalen wordt als een legaat beschouwd. Dit geldt dus voor alle schenkingen zonder een te registreren papier. Met kasbons, cash, aandelen, ... is het probleem dat het moeilijk te bewijzen is dat het geschonken is: kan via getuigen, bankuittreksels, een bedankbrie&e met vaste datum. Het is immers vooral het bewijzen dat drie jaar voor overlijden geschonken is dat moeilijk is. De Nederlandse notaris een akte van schenking laten verlijden: locus regit actum: plaats van de daad bepaalt de manier waarop de akte moet worde verleden. Vb. doe je daar een schenking met beding van automatische terugkeer in geval van vooroverlijden, moet je de akte niet gaan laten registreren in België (een Belgische notaris moet dat wel en dus betaal je dan altijd schenkingsrechten). Je mag wel registreren maar doe je het niet, dan betaal je geen registratierechten. Een schenking geacteerd door een Luxemburgse, Zwitserse, Franse of Nederlandse notaris is dus een geldige schenking, maar je moet wel nog drie jaar blijven leven na datum van de schenking. Je kan in dit kader wel een akte afsluiten die je verzekert tegen het overlijden van je ouders binnen de 3 jaar. De verzekering zal dan de successierechten betalen die de kinderen alsnog zouden moeten betalen = een risicoverzekering, die niet al te duur is. Controlemogelijkheden van de fiscus zijn veel ruimer bij successierechten dan bij de inkomstenbelastingen. • Langere verjaringstermijn: 10 jaar en 5 maanden als je iets niet aangeeft. Aangeven moet immers binnen de vijf maanden na het overlijden en daarna begint de verjaringstermijn te lopen. • Heb je de substantie wel aangegeven maar de waarde ervan onderschat dan is de verjaringstermijn maar twee jaar: je moet dus de volledige hoeveelheid hebben aangegeven. Deze kortere termijn zal dus al nooit gelden voor cash: volledige hoeveelheid € aangeven. Evt. wel met deviezen, die moet je omrekenen. Je kan bv. wel trachten vijf antieke kasten aan te geven, doch aan een veel lagere waarde dan de werkelijke, maar allicht zal je verzekeringspolis op dat erfgoed je dan wel verraden. • Vb. Het KBLux schandaal: 3,000 geheime bankrekeningen van Belgen in Luxemburg werden aan de fiscus bekendgemaakt. Voor de inkomstenbelasting was dit niet zo’n probleem, daar het meestal ging om geld dat ooit wit was geweest. Enkel de intresten waren niet aangegeven. Maar men vond ook rekeningen van inmiddels overleden personen, die soms zelfs nog met een beding van toebedeling hadden gewerkt: dan kregen de kinderen dus het tarief voor een dubbele vererving, telkens vermeerderd met een boete van 100%. Ze moesten dus nog bij op tafel leggen! • Dit wil zeggen dat als je iets niet aangeeft je 10,5 jaar niet mag bovenkomen met het geld. Ga je bijvoorbeeld na 8 jaar het geld in Luxemburg bouwen en koop je er een huis mee, dan zal de fiscus je vragen waar dat geld vandaan komt. Zeg je niets, dan zijn er tekenen en indiciën van welstand en mag de fiscus bij wet vermoeden dat dit je beroepsinkomen van dit jaar is. Geef je toe dat het vererfd is dan betaal je successierechten aan het maximumtarief maal twee (er is namelijk een boete van 100%)
Bladzijde 50
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
•
•
•
•
Bv. Familiebedrijf van twee broers, waarvan één overlijdt. Zijn drie kinderen ervan elk dus 1/6 van de aandelen. Elk van de broers verscheen echter steeds met slechts 5% van de aandelen. De fiscus wist niet waar de andere 90% was! Er werd dus 45% onder de kinderen verdeeld toen de man stierf, maar deze mochten niet bovenkomen! De andere broer hee' hen buitengezet, de AV bijeengeroepen met zijn 50% van de stemrechten, en de kinderen vier jaar op droog zaad gezet tot ze uiteindelijk uit miserie hun aandelen aan hem moesten verkopen. Bovendien is er stra5echtelijke wetgeving i.v.m. witwassen, die stelt dat er pas verjaring is als het nuttig gevolg van het verstoppen van het geld verdwenen is, dat zal dus ook nog lang na die tien jaar zijn. Pas als je het bovenhaalt... Er is geen bankgeheim in successierechten: als er iemand uit een vermogende familie sterft, dan zal de fiscus onmiddellijk een bankonderzoek gelasten: alle Belgische banken zullen dan gevraagd worden alle bankgegevens en verrichtingen van de laatste 3 jaar mee te delen: alle ins en outs van de bankrekening van de overledene, alle tegoeden van alle rekeningen in België; alle bijstortingen en a,alingen. Bij de bijstortingen zal je doorgaans het tekenen en indiciën probleem krijgen, want eens de gegevens zijn opgevraagd zullen ze ook worden doorgegeven aan de personenbelasting! Vb. werd er binnen de laatste drie jaar €5,000,000 afgehaald en weet men niet naar waar het is heengegaan, dan zal men vermoeden dat het aanwezig is in de nalatenschap en er successierechten op heffen. Vb heb je er een huis mee gekocht, een boot: successierechte daarop… Je moet dus al aantonen dat het verloren is, anders betaal je er successierechten op. Veel mensen beweren dan dat hun familieleden gokkers waren, maar wordt niet makkelijk aanvaard. Alle verzekeringen moeten de polissen die de overledene bij hun had, melden. Vb. brand en diefstal voor kunstwerken, 35 meesterwerken, jij had ze aangegeven als 35 posters (waarde veel lager dan werkelijke waarde). Verjaringstermijn 2 jaar want alle objecten aangegeven maar de kans dat de fiscus het vroeger merkt is groot. Polis kan dus ook vooral dienen om waardemiskenningen te vatten, de mazen in het net zijn dus erg nauwç Procedure: art 108. Als er wat betreft enig object een akte van eigendom of beschikking bestaat in de laatste drie jaar voor het overlijden, mag de fiscus vermoeden dan dat object nog aanwezig is in de nalatenschap op de dag van het overlijden. Vb. We zien je met een vaas op straat (????). Je was twee en half jaar geleden op de aandeelhoudersvergadering: tenzij je kan aantonen waar die goederen naar toe zijn, betaal je successierechten erop. Je kan dus bijvoorbeeld je kinderen op de AV laten verschijnen, stemmen als je geen aandeelhouder bent is een stra5echtelijk beteugeld misdrijf dus dat kan al wel te#en als bewijs. Zeg je dat je het verkocht hebt, zal je nog moeten aantonen wat je met de verkoopprijs hebt gedaan. Je kan hier weer zeggen dat je hem vergokt hebt maar dat is weinig geloofwaardig. Dit verhaal hee' leidde tot de mythe van de verdwenen aandelen: a#es wat men drie jaar niet meer gezien hee' kan men niet taxeren. Dus als ik drie jaar niet meer ben verschenen op de AV, geen successierechten verschuldigd. Het is een mythe met een grond van waarheid. Ziet men je immers 4 jaar voordien met aandelen op de AV, dan is dit een begin van bewijs. M.O.: de rechtsraak heeft wel reeds gezegd: je bent 15 jaar geleden oprichter van de venn. geworden, je staat als aandeelhouder in een akte van zes jaar geleden, er is nooit een Raad van Bestuur geweest buiten de familie, nooit een vreemde bestuurder, controle is dus in handen van de familie. Het gaat om een geheel van elementen die op zich geen voldoende bewijs vormen maar samen, in hun totaliteit, wel.
Conclusie: successierechten zijn een belasting op het onvoorbereid overlijden. Registratierechten
Bladzijde 51
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Is een belasting te betalen n.a.v. het vervullen van een formaliteit, namelijk als je iets laat registreren betaal je registratierechten. Je kan werkelijk alles laten registreren: van contracten naar bankuittreksels, naar je dagboek, ... Registratie is een van de manieren om een document vaste datum te geven, en dus een heel grote bewijskracht. Het is dan ook tegenstelbaar aan derden. Registratie kost echter geld. Je zal namelijk een registratierecht moeten betalen, dat de ontvanger van de registratierechten na het bestuderen van het te registreren document zal bepalen. Dit is een dienstenverstrekker dus zal je, i.t.t. tot bij de fiscus, geen vraag kunnen stellen naar het waarom of het hoeveel van de te betalen vergoeding. Enerzijds zijn er een aantal aktes die je (best) niet laat registreren, zoals bijvoorbeeld de inbreng in een maatschap. Dit is een onderhandse akte, de schenkingsakte verleden voor een Nederlandse notaris (tenzij je stervende bent binnen de drie jaar nadien). Anderzijds zijn er een aantal aktes die verplicht te registreren zijn, en waar je dus verplicht een registratierecht op betaalt. • De overdracht van een onroerend goed, ook als het een schenking betreft. Dit moet binnen de vier maanden geregistreerd worden en uit deze regel is de praktijk van het koopcompromis ontstaan: de onderhandse overeenkomst die tussen de partijen eigendomsoverdragend werkt. Dat wil echter niet zeggen dat je een notariële akte moet laten verlijden binnen de vier maanden. Je kan je koopcompromis laten verlijden binnen de vier maanden en dan nog even wachten met het opstellen van de notariële akte, maar dan betaal je twee maal. • Notariële akten, welke de aard er ook van is. Vb. voor de overdracht van vastgoed zal in de praktijk binnen de vier maanden na de overdracht een notariële akte worden opgesteld, waarmee de heffing van overdrachtsrechten op het onroerend goed het registratierecht zal zijn. Maar ook elke notariële akte houdende schenking, inbreng in vennootschap, een huwelijksvermogenscontract (dit zijn de drie populairste akten) dienen geregistreerd te worden. • De huurcontracten: zijn allemaal te registreren. Er is wel een goedkoop tarief voor de registratie van de gezinswoning. • Inbrengen in en vennootschap met rechtspersoonlijkheid (vb. NV of VOF) Inzake wat men betaalt, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen: • Vaste rechten = forfaitaire bedragen (vb. het algemeen vast recht, dit is het minimum wat je steeds betaalt, 25€. Dit geldt voor om het even welke niet getarifeerde akte. Het bedraagt 100€ bij inbrengen om niet in stichtingen) • De evenredige rechten: een percentage van het bedrag dat in de akte wordt vermeld. Zo zijn er een dertiental, waarvan er drie worden besproken: • Het schenkingsrecht: op elke schenking die je verricht per Belgische notariële akte. De verschillende soorten schenkingen zijn: • Handgift, dan komt er geen document aan te pas, doch d.m.v. van de traditio, de overhandiging, afgifte. Je moet dan wel kunnen bewijzen dat het geschonken is, er moet een animus donandi bewezen worden. Vandaar dat er altijd een bedankbrief of een uitnodigingsbrief met de schenking gepaard zal gaan. Vb. ik nodig jou uit op dag X in die bank: dan haal je geld af van je rekening en stort het wat later op die van de ontvanger, met de bankdirecteur als getuige. De schenking moet dus echt wel fysiek zijn7. (Vb. arrest waarbij schenking niet werd aanvaard, want er werd meer overgeschreven dan bank in huis had, dus kon niet zijn afgehaald geweest)
Tot voor kort werden hele vennootschappen weggeschonken door de aandelen te schenken. Dit zal vanaf 2013, wanneer aandelen aan toonder worden afgeschaft, niet meer mogelijk zijn. 7
Bladzijde 52
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Onrechtstreekse schenking: de bank-overschrijving met de mededeling overschrijving n.a.v. schenking, zo krijgt de schenking automatisch een redelijk vaste datum. • Schenking via notariële akte: dit heeft allerlei voordelen. Burgerlijke Wetboek zegt bovendien dat als je schenkt, het met een notariële akte moet zijn, zoniet is de schenking ongeldig. Stel je dus een akte op waarin je een animus donandi vaststelt, de voorwaarden voor de schenking en een aanvaarding, dan moet het een notariële akte zijn. Dit is belangrijk in het kader van een successieplanning: de meeste mensen willen immers wel schenken maar verbinden daar liefst enige voorwaarden aan, vb. beding van automatische terugkeer bij vooroverlijden. Dit kan dan alleen via een notariële akte. In dit kader vermelden we nog eens dat als je een schenkingsakte door een Nederlandse, Franse, Luxemburgse, … notaris laat verlijden dat je dit voordeel ook geniet maar niet moet laten registreren en dus geen RR betaalt. Nadeel is dat je dan nog drie jaar moet blijven leven. • De tarieven van het schenkingsrecht zij in beginsel idem als voor successierechten: 3% tot €50,000, 9% tot €250,000, 27% boven €250,000. Bij successierechten is het echter zo dat je nog een belastingvrije som hebt van €5000 + een bedrag per erfgenaam. Hierdoer lijkt het in beginsel iets goedkoper om te laten erven door je erfgenamen dan om te schenken. Er zijn echter een aantal redenen om toch te schenken met een notariële akte: • Als je vermogend bent kan je schenken in schijven, vb. heb je €1,000,000 dan zouden je erfgenamen op de bovenste €750,000 27% betalen. Schenkingsrechts is hetzelfde als de successierechten, maar je kan wel bijvoorbeeld vandaag nog 250 0000€ schenken, drie jaar en een dag later nog eens en zes jaar en twee dagen nog iets. Zo kom je aan een tarief van 7% (3+9%). Schenk je echter binnen de drie jaar nog eens, dan wordt alles samengeteld en doet men alsof er sprake is van een grote schenking. Maar na drie jaar vervalt de oude schenking. • Voor schenkingen van roerende goederen geldt steeds een tarief van 3%, hoeveel je ook schenkt. Dat is eigenlijk niet zo heel veel, waardoor veel families de afweging maken: je hebt namelijk drie opties: • Handgift, maar je moet kunnen bewijzen dat er een schenking is geweest en bovendien kan je geen enkele voorwaarde aan je schenking verbinden. Bovendien moet de schenker nog drie jaar leven anders belasting als een legaat. • Notariële akte, in België verleden: voordeel is dat je hier zoveel voorwaarden als je wil in kan opnemen, en zo bijna aan de wensen van alle vermogende families kunt voldoen, zonder constructies als een trust te moeten oprichten… Als de schenker morgen sterft, is het successieprobleem opgelost: je koopt je dus definitief vrij van successierechten, maar betaalt wél registratierechten. • Notaris in het buitenland: voordeel van de notariële akte, je kan er voorwaarden in opnemen. Nadeel: sterf je binnen de 3 jaar, schenking is legaat en successierechten verschuldigd. Vandaar ga je je verzekeren tegen accidenteel overlijden. Kost weinig. Bij overlijden wegens ziekte kan je nog steeds naar de ontvanger van de registratierechten sne#en! • Overdracht van vastgoed: basisregel is dat je registratierechten betaalt bij de registratie van een akte houdende de overdracht van een onroerend goed, of van een zakelijk recht op een onroerend goed, behoudens erfpacht of vruchtgebruik. Bedrag
Bladzijde 53
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
in Vlaanderen 10%, in Wallonië en Brussel: 12,5%. Onroerend goed in dit verband: zijn alle terreinen, bebouwd of onbebouwd, vb. ook het grondaandeel bij de aankoop van een appartement. Gebouwen omvatten “oude” gebouwen, want “nieuwe” of “ten minste voor 60% van de oorspronkelijke waarde gerenoveerde” gebouwen draag je over met btw. De grens tussen oud en nieuw ligt op 12 maanden na de eerste datum van de inkohiering van de onroerende voorheffing. Daarna is het oud, ervoor nieuw, nooit allebei. • Overdracht: is verkopen, maar ook ruilen of inbrengen in vennootschappen (maatregel tegen de villavennootschappen). Inbreng in een vennootschap gebeurt aan 0%, tenzij je een huis voor residentieel gebruik (of ook voor ander gebruik?) inbrengt (10%). Dan moet je dus gaan afwegen: Bv. je zit met een tweede verblijf. Houd je het privé aan, betaal je bij verhuur belasting op het geïndexeerde KI*1,4. Je hebt geen kostenaftrek want het KI is een netto inkomen. De aftrek van intrest en financieringslast geldt enkel voor je eerste woning. De a+etaling van je lening voor je tweede woonst doe je dus uit je nettogeld na belastingen. Verkoop je het na meer dan 5 jaar, dan is de meerwaarde vrijgesteld Steek je het in een vennootschap, dan zij de opbrengsten uit het onroerend goed aan 33,99% belast, maar je mag wel je afschrijvingen aftrekken over 25 of 30 jaar. Op die manier kan je de waarde van het huis aftrekken van je belastingen en zo een stuk van je inkomsten uit de vennootschap de facto vrijstellen van belastingen. Bovendien kan je evt. ook in zekere mate genieten van de notionele intrestaftrek Het is immers eigen vermogen dat ingebracht werd als kapitaal. Tenzij je zelf in het huis woont, dan geen notionele interestaftrek, maar hier betreft het een tweede verblijf dus wel… Er is een zekere verrekenbaarheid van registratierechten op de verkoop van een onroerende goed: koop je een enig woonhuis en verkoop je het binnen de twee jaar nadien, dan zijn de registratierechten die je betaalt bij de aankoop van je eerste huis verrekenbaar tot een plafond van €12,500 bij de aankoop van een nieuwe eerste woning. Inbrengrecht in vennootschappen: hier zijn de registratierechten 0%. Breng je iets in in een venn dan betaal je dus het algemeen recht van €25, dan wel 10 tot 12,2% voor een woning. Dit om tegen te gaan dat verkopen geschieden waarbij een huis eerst in vennootschap wordt gestoken en vervolgens de aandelen ervan verkocht aan particulieren, dus tevens aan 0%. De fiscus bemoeilijkte dit dus, trouwens ook op een andere manier door het inroepen van simulatie/ veinzing in te roepen: had je eerst een mondelijke consensuele overeenkomst om het huis en niet zozeer een venn. te verkopen, en vervolgens sloot je een nieuwe overeenkomst om het plaatje fiscaal voordeliger te maken, dan kan fiscus dit bewijzen en de registratierechten verdubbelen! Successieplanning: wil je geen successierechten betalen, dan moet je zien dat je bij je overlijden niets meer hebt (of €250,000 per erfgenaam als je 7% aanvaardbaar vindt): • Je moet schenkingen doen: zie drie opties boven. Ze moeten geldig zijn en je moet je er werkelijk van ontdoen (evt. wel schenking en dan overeenkomst van bewaargeving, en niet meer doen dan je rechten als bewaarnemer uitoefenen) • Men tracht de controle te behouden: je brengt de goederen in in een venn. en schenkt de aandelen aan de erfgenamen (het roerend maken van onroerend goed) maar blijft zelf onafzetbaar zaakvoerder. • Je vormt een burgerlijke maatschap met de erfgenamen en je bent beheerder. Schenk het grootste deel aan kinderen weg. Leg alles dan samen, stel een contract op waaronder het geld centraal beheerd wordt door mijnheer, die de onverdeeldheid beheert. Inkomsten komen toe op gemeenschappelijke rekening, en een klein stukje wordt uitgekeerd aan de kinderen. Geen successierecht. Vader heeft volledige controle, naarmate kinderen
Bladzijde 54
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
ouder worden krijgen ze meer controle. Fiscaal gezien bestaat de burg. maatschap niet. Het is alsof iedereen voor zichzelf werkt, als particulier => bevrijdende R.V. is van toepassing; meerwaarde belastingvrij; beleggen in belastingvrije producten kan • Behoud van inkomsten: je wil schenken aan de volgende generatie maar het inkomen wil je aan jezelf voorbehouden. • Ofwel: schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. Dan vermijd je successierechten want bij je overlijden krijgen eigendom volle eigendom omwille van het contract van vruchtgebruik. • Ofwel: schenking met last: je geeft geld, onder voorwaarde dat je zodra je per jaar minder hebt dan bedrag X de erfgenamen de last hebben om je saldo bij te passen. De last wordt in beheer gegegeven bij een bankier.
Bladzijde 55
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
De Vennootschapsbelasting Toepassingsvoorwaarden • Enkel rechtspersonen (impliceert commercieel doel): stille handelsvennootschap, tijdelijke vennootschap en feitelijke vereniging betalen dus in principe geen venn.bel. Een vennootschap onder firma daarentegen wel, omdat het een rechtspersoon is. Nochtans is V.O.F. in veel landen niet belast onder de Venn.B. • Binnenlands dwz. zetel in België, de plaats van werkelijke leiding. Een vennootschap richt je echter op en ontbind je waar je maar wil. Kan je dan een vennootschap in het buitenland op te richten om aan de Belgische fiscaliteit te ontsnappen? Arrest Centros: Een koppel uit Denemarken wil een wijnhandel opzetten en richt daarvoor een Britse vennootschap op, omdat je daar nauwelijks minimumkapitaal voor nodig hebt. Ze gingen met de oprichtingsakte naar de handelsrechtbank om te laten registreren maar die weigerde. Uitspraak HVJ: vennootschapsrecht in Europa is vrij. Het lijkt dus dat je nogal vlot kan forum shoppen: de verleiding is dan ook groot om een vennootschap op te richten in vb. Jersey, zodat je in België geen venn.bel. betaalt en in dit geval ook niet in het buitenland (belastingvrij). Maar er risico’s verbonde aan buitenlandse vennootschappen; de fiscus heeft twee correctiemechanismen: • Belgische zetel: Het gaat om de werkelijke zetel, je hebt een hoofdkwartier van een venn. in het buitenland, maar de plaats van de werkelijke leiding is in België > in dat geval is venn. binnenlandse vennootschap en aan onze venn.B. onderworpen. Vb 1. Er is een DBV met Hong Kong. Ik richt daar een venn. op, a#e stukken en facturen worden in België opgemaakt en naar daar gestuurd, maar in Hong Kong wordt er verkocht. De contracten, de commerciële leiding gebeurt vanuit België. In dit geval maak je je schuldig aan 5aude, je doet alsof je een buitenlandse venn. hebt, maar in feite is ze Belgisch. Je zal dan ook belastingen moeten betalen. Vb 2. Topindustrieel uit Frankrijk had a#erlei handelsvennootschappen op verre eilanden, maar de boekhoudkundige, commerciële, dus de werkelijke leiding gebeurt vanuit België. Dit is zeer gevaarlijk. Je betaalt geen Belgische belastingen omdat je gebruik maakt van een buitenlandse venn. die eigenlijk Belgisch is > belasting5aude. Bovendien ook vaak nog valsheid in geschri'en. Een factuur die in België is opgesteld wordt naar Panama gestuurd en ondertekend, waarna je beweert dat ze van het Panama bedrijf komen • Belgische vaste inrichting: Je z o u k u n n e n d e n ke n d a t d e o p l o s s i n g l i g t i n h e t o p r i c h te n v a n e e n consultingvennootschap met zetel in het buitenland. Je hebt personeel en een baas daar, maar de echte commerciële activiteit bevindt zich hier. Fiscus zegt: het gaat hier om een Belgische vaste inrichting. Immers, als het een echte buitenlandse venn. is, dan gebeuren de essentiële dingen daar. Als er een Belgische Branche is met mensen die diensten in België aanbieden, dan is de economische aanwezigheid in België. Je kan dus enkel de Belgische belasting vermijden als er een werkelijke buitenlandse vennootschap is met een werkelijke buitenlandse leiding. En de diensten werkelijk vanuit het buitenland gepresteerd worden. • Exploitatie of winstgevende activiteit: Art. 181 versus rechtspersonenbelasting op VZW’s/stichtingen. Deze laatste betalen rechtspersonenbelasting (enkel bevrijdende voorheffing en 20% op bepaalde vastgoedmeerwaarden, maar op het echte “inkomen”, wat zij niet geacht worden te hebben vermits geen handelsdoel, geen belasting). Dit op voorwaarde dat er geen winstdoel (dat wil zeggen dat er geen winst wordt uitgekeerd aan de leden is, geen winstgevende bezigheden zijn of winstgevende bezigheden die ondergeschikt zijn aan het hoofddoel, en bijkomstig of zonder handelsmethoden. Je mag dus bier verkopen in de kantines naast het veld om daarmee sportkledij of jeugdwerking te financieren, maar van zodra dat café belangrijker wordt dan het sportveld ernaast, is het niet meer ondergeschikt aan het hoofddoel. Gebeurt al eens bij voetbalclubs, als de exploitatie van een cafetaria een doel op zich wordt,
Bladzijde 56
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
en niet meer om de jeugdwerking, kledij… te financieren. De venn.bel. en rechtspersonenbelasting (rpb) sluiten elkaar uit. Dit i.t.t. BTW: een entiteit kan twee statuten hebben. Onderworpenheid aan btw is een feitenkwestie, die in de grijze zone opereert. Belastbare grondslag: vaststelling van de belastbare winst Regels inzake de winsten van art. 23 ev. WIB zijn ook grotendeels toepasselijk in de venn.bel. Bij winstenbehalers wordt er met de boekhouding gewerkt, op accrual basis. Jaar na jaar moet de verrijking van vennootschap worden vastgesteld. Men zal de situatie op 1 januari vergelijken met die op 31 december van het voorgaande jaar. Balansvergelijking: Vermogenstoename (netto boekhoudkundige winst) + Uitkeringen (uitgekeerde winst, de verrijking die je niet meer hebt omdat je ze hebt weg gegeven) + De verworpen uitgaven = belastbaar resultaat. In principe is het boekhoudkundig resultaat gelijk aan het saldo van de resultatenrekening, al wordt dat niet in acht genomen omdat men werkt met vrijgestelde reserves. Toevoeging van de verworpen uitgaven heeft te maken met het volgende feit: in je boekhouding steek je immers alle uitgaven in kosten waarmee je geen activa verwerft. De boekhouding bevast dus per definitie aftrekbare en niet-aftrekbare kosten zoals gedefinieerd in art. 198. Er zijn klaarblijkelijk een aantal specifieke kosten niet aftrekbaar, (cf. vroeger). Een tweede groep verworpen uitgaven zijn alle kosten die niet beantwoorden aan art. 49 WIB, dat wil zeggen dat ze o.a. gemaakt moeten zijn om belastbaar inkomen te behalen. Vb. mecenaat is niet aftrekbaar, tenzij aftrekbare giften omdat deze kosten niet gemaakt werden met het oog op het behalen van belastbare inkomsten. Merk op dat fiscale consolidatie nog niet bestaat in België, net als in Griekenland.. Dit is zeer triest. Het verlies van een dochter mag niet geoffset worden tegen de winst van een moeder, wat in veel gevallen een getrouwer beeld zou opleveren. Men kan dus verwachten dat de belastingplichtige andere wegen zal zoeken om te consolideren, m.n. winstverschuiving. Hierbij moeten evenwel art. 26 en 185 §2 WIB gerespecteerd worden: • Aan winst verzaken: de winst zal gecorrigeerd worden ten belope van het verschil tussen de gevraagde verkoopprijs en de door een marktstudie uit te wijzen heersende marktprijs. De meest brutale vorm van winstverzaking is winstderving, waarbij men verkoopt aan kostprijs. • Het opblazen van de kosten: maak ontzettend veel kosten door te hoge rente aan te rekenen voor een lening. De fiscus kan bv. het deel van de interest dat uitstijgt boven de heersende marktrente verwerpen (komt neer op verworpen kost). Er dient een onderscheid gemaakt worden tussen het geval waarin het om twee Belgische ondernemingen gaat, dan wel een Belgische en een internationale: • Gaat het om twee Belgische venn., dan zal de fiscus één vennootschap gerust laten en de winst van de andere corrigeren (+ nalatigheidsinteresten). Het volstaat immers om één van de twee bedrijven te corrigeren • Gaat het om een internationale vennootschap, dan zal de fiscus de verstrekker van het voordeel toch lastigvallen alsook de gemaakte rentekost (of de betaalde management fee, een ander typisch voorbeeld) niet aftrekbaar maken bij de ontvanger. Het gaat hier om een dubbele stra+elasting. De vraag dient gesteld of dit grondwettelijk is, maar het antwoord blijft voorlopig ja.
Bladzijde 57
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Hierna volgt de verrichting van acht bewerkingen, volgens een aantal specifieke regels van de venn. bel. 1.
Uitsluiting vrijgestelde meerwaarden: art. 43-47 WIB Vrijgestelde meerwaarden op aandelen. Indien althans voldaan aan de taxatievereiste, zie daarvoor DBI. De minimumparticipatievoorwaarde geldt niet. Dit is een onderdeel van het Belgische holdingregime: de meerwaarden op aandelen, die in de reserves of de dividenden zullen zitten, worden uit de belastbare winst gehaald ten faveure van holdingvennootschappen (art. 192 WIB) Andere vrijstellingen: uitgedrukte maar niet gerealiseerde meerwaarden worden (tijdelijk) vrijgesteld zoals in art. 44 WIB. Gerealiseerde meerwaarden worden eveneens vrijgesteld als ze dienen voor wederbelegging art. 47 (roll-over relief) of in de gevallen van art. 45 WIB. In deze laatste gevallen stelt art. 190 echter een bijkomende vereiste: de onaantastbaarheidvoorwaarde: je moet op het passief de vrijgestelde meerwaarde op een afzonderlijke rekening boeken, een onaantastbare reserve, die onder geen beding mag worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, op welke manier ook: hetzij als dividenden, hetzij bij ontbinding en vereffening… Gebeurt dit wel, dan is de meerwaarde belast. Het is een fiscale latentie: de dag dat die reserve echt als winst wordt beschouwd, wordt hij ook belast als echte winst. Vb 1. Je hebt een onroerend goed, dat voor 200 in de boeken staat en je verkoopt het voor 800. In dat geval moet je op het passief een onaantastbare reserve boeken van €600. Je mag tot drie (of 5 jaar voor vastgoed) jaar na datum van verkoop beslissen om te wederbele/en in een afschrij3aar actief. De latentie zal dan a rato van het afschrijvingsritme in rekening worden genomen. Raak je echter aan de onbelaste reserve op een ander manier, dan is de meerwaarde zonder meer belast. Vb. Je hebt voor 100 aandelen op het actief staan. Je verkoopt ze en er komt 500 cash binnen. De 400 meerwaarde die je dan realiseert mag je de volgende minuut uitkeren als winst. Andere vrijgestelde reserves zijn de dubieuze debiteuren (binnen bepaalde scherpgestelde grenzen en de voorvermelde meerwaardes)
Examen: hoe krijg je het EV (kapitaal 500, reserves 200, vrijgestelde reserves 100 en daarnaast schuld van 200) van een vennootschap op een zo fiscaal gunstig mogelijk manier in handen van de aandeelhouders? De opties: • Inkoop eigen aandelen • Dividend uitkeren ten belope van de reserves: 33.99%*100 + 15%*(300 - 66.01%*100). Dit is duur • Vennootschap liquideren (zie later) • Kapitaal verminderen: volgens art. 18 WIB in principe onbelastbaar. Je dient echter de voorgeschreven procedure nauwgezet te volgen en het moet gaan om werkelijk gestort kapitaal. Banken vragen nogal eens om de reserves in het kapitaal te incorporeren. Dit staat beter. Daardoor wordt het kapitaal 800 en schuld 200. Als we nu een kapitaalvermindering van 200 doorvoeren, dan is dit niet belastingvrij. Enkel ten belope van het kapitaal is het belastingvrij (500/800ste). Het belaste deel van de uitkering = (200/800)*200 waarop RV wordt ingehouden, en bovendien (100/800)*200 waarop eerst 33.99% venn.bel. verschuldigd is en vervolgens nog eens RV. Je kan dit probleem omzeilen door specifiek in de akte door de notaris te laten registreren ten belope waarvan je de kapitaalvermindering doorvoert! 2. De vrijstelling ten belope van 100% van de bij verdrag vrijgestelde buitenlandse winst In de PB krijg je een belastingvermindering voor het stuk inkomsten uit het buitenland, dat wil zeggen dat die buitenlandse inkomsten de belasting op de Belgische inkomsten verzwaren leidend tot het (hogere) gemiddeld belastingtarief, dat enkel op de Belgische inkomsten wordt toegepast.
Bladzijde 58
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
In de venn.bel daarentegen is het veel eenvoudiger. Je hebt een fabriek in Spanje, en wordt belast voor de opbrengst in Spanje. In België ben je immers principieel belastbaar op a#e inkomen wereldwijd, want je hebt een Belgische vennootschap. Dit zou leiden tot een dubbele belasting. Om dit te vermijden heeft België een tachtigtal dubbele belastingverdragen. Die de heffingsbevoegdheid gaan verdelen (wie mag wanneer belasten) zodat je op je hele inkomen altijd maar één keer belasting moet betalen. Je Spaanse winst staat in je boekhouding en dus ook in de optelsom (toename reserves+dividenden+verworpen uitgaven), maar je trekt hem gewoon af van je inkomen, je mag hem voor 100% vrijstellen. Is er geen verdrag, wordt je winst twee keer belast. 3. Het stelsel van de definitief belastbare inkomsten (DBI) Doel: economisch dubbele belastingen vermijden. Europa is tussengekomen en heeft een (dwingende) richtlijn uitgevaardigd. Lidstaten kregen de keuze tussen het belastingkrediet en de vrijstelling van het ontvangen dividend (voor 95% althans). België heeft deze richtlijn omgezet in nationaal recht in het art. 202 WIB. Stel je hebt een venn. die 100 verdient. Daarvan gaat 34% venn.bel. => 66 uitkeerbaar als dividend. Van die 66 gaat bij de natuurlijke persoon 15% BRV af zodat nog €56,10 overschiet.Maar stel nu dat de werkmaatschappij wordt gecontroleerd door een holding. Werkmaatschappij verdient 100. Na 34% venn. bel blijft €66 over, wat uitgekeerd aan de holding. Doe daar nog eens –34% vanaf. €44 blijft over voor uitkering aan natuurlijke persoon. Na de RV blijft €37,40 over. Cascade belastingen leidt tot winstverwatering. Het DBI zal hier komaf mee maken. Het DBI-stelsel is onderdeel van ons Belgische holdingregime, dat drie componenten bevat. Willen we er in België voor zorgen dat vb. een Franse vennootschap haar investeringen in een aantal landen via België doet, dan zijn er een aantal zaken die je moet voorzien. • Zorgen dat de dividenden die in die vennootschap binnenkomen min of meer vrijgesteld zijn. Component één van het Belgische holdingregime is dan ook een quasidividendvrijstelling, door het stelsel van de DBI. De in het buitenland opgezette structuren moeten ook snel en kosteloos weer op te doeken zijn => vrijstelling voor liquidatie en inkoop bonus onder voorwaarden DBI. • Als de dividenden worden doorgestort mag er geen roerende voorheffing worden gevraagd. Het mag niets kosten om de dividenden weer uit de vennootschap te halen. Tweede component: vrijstelling van RV als een dividend wordt uitgekeerd aan een vennootschap die een deelneming bezit in de vennootschap van minstens 10% en dit gedurende ten minste 1 jaar. Maar als een Belgische vennootschap geen RV moet betalen bij uitkering dividend aan deBelgische moeder, dan moet dit ook kosteloos kunnen naar elke moeder in een andere Europese lidstaat. Richting een moeder in één van die 27 landen zijn dividenden dus eveneens vrij van RV. Momenteel geldt zelfs dat als wordt uitgekeerd naar één van de 80 landen waarmee we een dubbel belasting verdrag hebben, geen RV wordt betaald. cf. art. 106 KBWIB • Als deelname in buitenlandse dochter: meerwaarden op aandelen moeten vrijgesteld zijn, Component 3 is dan ook de vrijstelling op meerwaarden ten belope van 100% als aan de taxatievereiste is voldaan. Dit zijn de drie elementen om een land aantrekkelijker te maken voor holdingvennootschappen, investeringen vanuit België mogelijk te maken. Dergelijke vennootschappen doen hier uiteraard ook heel wat uitgaven en dus is het goed voor de economie. De DBI is een qausi dividendvrijstelling: 95% vrijstelling van het dividend die de vennootschap ontvangt. Men heeft dus een finale belastingdruk van ong. 1,7% = 66.01%*5%. De reden dat die 5% van de dividenden belastbar blijft en dus geen 100% vrijstelling, is dat alle kosten aftrekbaar blijven (dus niet beperkt tot 5%).
Bladzijde 59
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Bijvoorbeeld, je gaat €1,000 lenen en koopt voor €1,000 aandelen,. Deze hebben een rendement van 5% dus brengen een dividend van 50 op. De aftrekposten zijn dan: €47,5 ( 95% van 50) en een intrestaftrek van €50. Je zal dus geen euro belastingen betalen op je rendement. (M.O.: terugvordering vande fiscus is nooit mogelijk in geval van DBI). Als je maar voor 5% belast bent en de financieringskosten blijven aftrekbaar en de financieringskost zitten in dezelfde ordegrootte als het rendement van de aandelen, dan zal de intrestaftrek veel groter zijn dan het belastbaar dividend. Vandaar ook het ontstaan en de populariteit in België van de gemengde holding; zij oefent een commerciële activiteit uit maar heeft daarnaast ook dochters. Is dit dan geen dubbel dip? Je krijgt uiteindelijk een aftrek van 97,5, terwijl je slechts 50 binnenkreeg. De DBI-aftrek kan je inkomen tot nul herleiden, nooit verder dan dat. Heb je dus 50 dividenden en 50 intrestaftrek, dan heb je nul belastbare inkomsten en niets om de DBI van af te trekken, die dus vervalt. De DBI-aftrek is dus niet overdraagbaar. Maar als je naast die dividend inkomsten nog andere inkomsten hebt, dan kan je de DBI daarvan aftrekken. De discussie aangaande het feit dat de DBI je belastbaar inkomen tot nul kan herleiden en niet verder is door de KBC voor het Hof van Justitie gebracht. Er is immers een Europese fiscale rechtsleer die stelt dat je dividenden tussen moeders en dochters niet mag belasten. De fiscus heeft echter gedacht dat die 5% het niet zou maken, maar als je een lening gebruikt hebt en intrest moet betalen, die je dan aftrekt, dan gaat er een aftrekbare kost verloren omdat hij gecompenseerd wordt met inkomen dat eigenlijk vrijgesteld zou moeten zijn. Je belast de dividenden dus wel, want je gebruikt ze om a'rekbare kosten te gaan elimineren. Het Hof van Justitie heeft deze zaak in het voordeel van KBC, zodat de DBI-aftrek vanaf heden overdraagbaar wordt. Het DBI-stelsel geldt voor alle soorten dividenden die binnenkomen, dus ook opbrengst bij liquidatiebonus of inkoopbonus. Je hebt bv. een aandeel van €100, dochter wordt ontbonden en vereffend met een liquidatie-uitkering van €110. Die €10 opbrengst leidt tot een fiscale aftrek van €9,5 DBI aftrek. Koopt de dochter haar eigen aandelen in, dan is de meerwaarde (in casu inkoopbonus genaamd) voor 95% vrijgesteld. Worden de aandelen van een venn. met balanstotaal 1000 (maatschappelijk kapitaal 100, opgepotte reserves 900) verkocht, dan i de gerealiseerde meerwaarde niet in aanmerking voor het DBI regime. Het is nog veel simpeler: de dochter betaalt de belastingen (min. 15%), er zijn geen vier voorwaarden meer aan verbonden (cf. infra), men moet niet op een geblokkeerde passiefrekening boeken en de vrijstelling is 100, niet 95%. De roerende voorheffing die bij de dochter werd ingehouden is een voorschot op de belasting, dus moet men ze bij de ontvangst ervan terug bij tellen. Anders zou zij een aftrekbare kost vormen, en dat zijn belastingen per definitie niet. Het probleem is nu dat de terugvordering van de fiscus tot 3 jaar kan duren (zonder verwijlinteresten). Dit is nodeloos complex: De voorwaarden: • Minimumparticipatie: deelneming van 10% of 1,2 miljoen euro • Aandelen moeten aangehouden worden als financieel vast actief. Dit is een extra voorwaarde die de Belgische wetgever nodig achtte. Europa verbiedt dit echter uitdrukkelijk, en deze vw. is inmiddels geschrapt; • Aanhouden gedurende 12 maanden. Ook post-factuum aanhouding van de aandelen geldt, d.w.z. voor of na de effectieve dividenduitkering • De taxatievereiste: er moet een dubbele belasting zijn. Art. 203 WIB is negatief gesteld, d.w.z. DBI geldt niet voor “slechte aandelen” dochtervennootschappen met besmette dividenden:
Bladzijde 60
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• Dochter gelocaliseerd in belastingparadijs of in entiteit die niet aan enige venn.bel. is onderworpen (Jersey, Cayman Island). Het betreft hier plaatsen waar het normale belastingregime ongelooflijk gunstig is. Ga je bijvoorbeeld opereren in de USA via een dochtervennootschap op Isle of Man en je keert dividenden uit richting België, dan betaal je de normale venn.bel. • Financieringsvenn., beleggingsvenn, thesaurievenn. (alles waarin cash wordt opgepot) met afwijkende gunstige regeling. Als je cash te beleggen hebt en je doet dat in een SICAF (dividenden) of een SICAV (inkoop van certificaten) dan worden deze allebei als dividenden beschouwd. Art. 146 beurswetboek voorziet in een afwijkende gunstige belastingregeling. De SICAF/V is er dus voor NP die hun cash willen beleggen of stichtingen en vzw’s, maar niet voor vennootschappen, die op de dividenden volledige venn.bel. zullen moeten betalen. Er geldt wel een uitzondering voor drie bestaande distributiesicafs • Dochter in een normaal land, waar ze een normale venn.bel. van 30% betaalt, maar voor haar buitenlandse inkomsten heeft ze een gunstregime > ook dit is een “slechte” vennootschap. Hongkongse vennootschappen betalen enkel belasting (17.5%) op activiteiten die plaatsvinden op het grondgebied van Hong Kong, zgn. territoriaal systeem. Verkoop buiten Hong Kong is aldus niet belast. Wanneer men delocaliseert naar Hong Kong is alles dus ok. De fiscus heeft een stok gestoken voor deze landen met een bijzonder offshore regime. Belgen met HK dochters zijn naar de rechtbank getrokken met de klacht dat de wet doet alsof zij Hong Kong viseert, maar dit in feite niet zo is. Dit is het gewone regime in Hong Kong, het is niet bijzonder. De Belgische staat verliest dit proces, maar past de wet vooralsnog niet aan. • Dochter met een buitenlandse branch die aan een gunstig belastingregime is onderworpen • Het feit dat een Belgische venn een “slechte dochter” heeft, valt ook niet op te lossen door er een tussen te plaatsen. Die holding is fiscaal gezien transparant, men mag er gewoon doorheen kijken. • Een speciale situatie stelt zich, wanneer vennootschapen in principe belastbaar zijn volgens het gemeenrecht, doch tijdelijk of permanent vrijgesteld zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de Vennootschappen Lux 1929 (opgericht vòòr voorvermeld jaar) die niet aan belasting onderworpen zijn, waarbij het duidelijk is dat een evt. Belgische moeder niet van vrijstelling kan genieten. Maar wat met de bedrijven in Noord-Frankrijk, die min. 20 ex-mijnwerkers tewerkstellen om de werkloosheid in de regio tegen te gaan en aldus geen belasting betalen? De West-Vlaamse textielsector richte nieuwe activiteiten op in Noord-Fankrijk en legde een bus in met ex-mijnwerkers. Het textielbedrijf is als moeder genieter van het DBI-aftrek want de Franse vennootschap is belastingplichtig. Evenwel is het doel van het DBI-regime om dubbele belasting te vermijden, hetgeen zich hier duidelijk niet voordoet. Men merke op dat we hier opereren in een sterk Europees kader: • Frankrijk hopte dat enkel Franse ondernemingen zouden opgericht worden. Nobel doel, maar al gauw kwamen buitenlandse investeerders. Het zou strijdig zijn met het Europees Recht als andere landen deze vrijstelling niet konden genieten. Dan is er geen level playing field voor alle Europese lidstaten • Er moet minstens 15% vennootschapsbelasting of een dergelijke belasting betaalt zijn. Dit geldt echter niet wanneer het Europese dochters betreft: je kan niet zeggen “Bulgarije, Roemenië (tax 10%), wij houden van ju#ie maar als vennootschappen een aandeel van ju#ie ontvangen dan gooien we ju#ie uit de club en belasten we alsnog...” 4. Aftrek voor octrooi-inkomsten
Bladzijde 61
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Een Belgische venn. die een nieuw octrooi creëert vanaf 1 januari 2007 mag 80% van de inkomsten hieruit aftrekken. Het Hof van Justitie oordeelt dat dit geen staatssteun is. Het is nochtans betwijfelbaar of deze aftrek voor octrooien niet eerder staatssteun is dan de notionele interestaftrek, daar voor deze laatste elke vennootschap met EV in aanmerking komt en voornoemde enkel kan gebruikt worden door R&D en farmaceutische sector. Het is nog niet zo evident dat een slager ooit een octrooi uitvindt. De vraag of deze maatregel succes heeft gehad is moeilijk te beantwoorden. Er blijven wel R&Dcentra hier, er komen er wel bij, maar Umicore, Barco, ... hebben hun R&D kost allemaal verhuisd naar China, dichtbij de productiekernen (kruisbestuiving). Vb. examen: welke elementen motiveren u om uw investeringen naar België te brengen? => DBI, aftrek risicokapitaal, aftrek van octrooi-inkomsten. 5. Aftrek voor risicokapitaal of de zgn. notionele interestaftrek Doel van de maatregel • Vervanging van het stelsel van de coördinatiecentra. In België was er door Eyskens sinds 1982 een bijzondere financiële regeling om buitenlandse groepen naar België te halen, met name de zgn. coördinatiecentra. Er werkt een tiental mensen en het wordt gebruikt als een internationale bank voor groepen van venn., vb. opgericht met 20 miljard kapitaal om van daaruit leningen te geven aan de groep. Dergelijke CC betaalden geen Frank belastingen in België. Een dergelijk CC moest een bijzondere erkenning hebben, getekend door drie ministers (Frankrijk, Italië en Spanje). In al die landen is de interest die venn. betalen immers fiscaal aftrekbaar en de intresten die in België binnen komen zijn niet in België belastbaar en kunnen als dividend worden uitgekeerd als men wil. Men wenste iets te vinden zodat in dergelijke omstandigheden de belastingen nog steeds nul waren, maar de regeling moest ook aanvaardbaar zijn voor de Europese Commissie die vreesde voor staatssteun. Een chagrijnige Hollander die in Nederland gefaald had dit systeem ingang te doen vinden, diende een klacht in. De E.C. rulede echter van niet, maar in 2000 kwam er opnieuw klacht. Het Hof van Justitie aanvaarde de klacht ontvankelijk en oordeelde inderdaad dat dit staatssteun was. M.O.: verboden staatssteun moet door de genieters tot 10 jaar terug terugbetaald worden aan het land, incl. verwijlinteresten. Gelukkig oordeelde het Hof om dit niet retro-actief te doen. Er werd met een uitdoofplan gewerkt, aangezien in ’86 bij de eerste aanklacht het Hof het vertrouwen had gewekt dat het een legitiem systeem was. • Het tarief van de vennootschapsbelasting doen dalen, ondanks de PS. De notionale interestaftrek vormt een alternatief voor een rechtstreekse vermindering van het tarief van de venn.bel. Overeenkomstig een berekening van de VBO zou door die aftrek theoretisch het tarief op gemiddeld 28% liggen. • Het verschil in de fiscale behandeling van equity en debt financiering wegwerken en zo onderkapitalisatie tegen te gaan. Algemeen effect van de maatregel: het lijkt erop dat de NIA vrij eenvoudig is en zijn effect niet gemist heeft. CC zijn 80% in België gebleven en er zijn ook nieuwe groepen naar België gekomen. Het gaat echter om een effect op middellange termijn, zoals bij de meeste fiscale maatregelen, zodat het moeilijk is om een harde uitspraak te doen. Aftrek voor de fictieve rente op eigen vermogen (reserves en kapitaal), berekend aan de tienjarige risicoloze rentevoet. Er is geen financieringskost en toch krijg je een fictieve aftrek, alsof je een rente zou betalen. Percentage is gelijk aan de marktrente op tienjarige staatsobligaties. Het wordt
Bladzijde 62
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
eind december bepaald bij KB voor het volgende jaar. Momenteel bedraagt hij 3.8%. Er is een maximum van 6,5% en schommelingen van maximum 1% per jaar. Heb je meer aftrek dan inkomsten, dan is het saldo aan afrek gedurende 7 jaar overdraagbaar. Dit is duidelijk een incentive om EV zo groot mogelijk te maken Het eigen vermogen moet echter worden aangepast ter anticipatie van door de wetgever verwachte misbruiken: • De fiscale nettowaarden van vast actief in aandelen, en aandelen in beleggingsvennootschappen. Anders zou het te eenvoudig zijn om het EV te vermenigvuldigen: een natuurlijk persoon verhoogt het kapitaal in vennootschap met 100 en met die 100 kapitaal verhoogt venn. 1 het kapitaal van venn 2, die het kapitaal van venn 3 ermee verhoogt. Een kapitaalverhoging in cascade, waardoor 3 keer 3.8% wordt verdiend. Als die 100 kapitaalverhoging wordt doorgevoerd in zo’n keten van vennootschappen kan enkel in de onderste venn., i.e. de werkmaatschappij, die het kapitaal wel gebruikt de aftrek voor risicokapitaal genieten. In die andere vennootschappen wordt de 100 aftrek geëlimineerd. • Ook netto boekwaarde buitenlandse inrichtingen en vastgoed moet worden afgetrokken • Materieelvast actief met onredelijk hoge kosten of afschrijvingen wordt eruitgezwierd. Activa die je in een normale bedrijfsvoering niet zou verwerven komen niet in aanmerkingen • Beleggingen die niet bestemd zijn om inkomsten op te leveren en privé woningen. Bv. fiscale aftrek verhogen door alle schilderijen die je hebt in de bvba in te brengen. Het gaat hier om een hoop privébestanddelen die helemaal niets opleveren, en waar je dus ook geen belastingen op betaalt, maar die het privékapitaal doen stijgen. Dus actie+estanddelen die niet gericht zijn op het verkrijgen van (periodieke) inkomsten, moeten uit het kapitaal. Een kort voorbeeld leert dat een vennootschap met €500,000,000 gecorrigeerd EV recht heeft op een aftrek van €19,000,000 (aan 3,8%). Wanneer zij deze middelen nu leent aan de dochters (actief, investering in FVA), dan gebeurt dit aan marktrente (anders abnormaal goedgunstig voordeel). Stel dat de marktrente 3.9% is. De financiële opbrengst is dus €19,500,000 (interestopbrengst), met recht op aftrek van €19,000,000. 33.99% belasting op de resterende €500,000 levert een totale belasting van €170,000, of een effectieve belastingvoet van minder dan 1%. De NIA kost inderdaad héél veel geld. Maar daartoe is hij precies opgericht! Stel nu dat er boven de moeder nog een Belgische moeder staat (100% bezit). De door de moeder uitgekeerde dividend bedraagt (€19,500,000 - €170,000) waarbij deze moeder ook nog eens van het DBI-regime geniet! Dit is een perfecte manier om renteopbrengsten in de zak van de moeder-aandeelhouder te krijgen. Hoelang zal dit nog duren? Het probleem met de socialisten (Tobback, Vander Maelen) is dat zij destijds de NIA mee hebben goedgekeurd vanuit de regering én het parmement. Onze vennootschapsbelasting is bovendien (34%), tweedehoogste in Europa na Frankrijk. Landen van dezelfde omvang kennen veel lagere algemene tarieven van de venn.bel.: Nederland, Denemarken (22-24%). Tel daar nog de loonhandicap bij op en de politieke instabiliteit, en men beseft dat we onszelf onnoemelijk uit de markt aan het prijzen zijn. Oplossing 1 is dus de brutale invoer van het NIA-systeem (er zijn immers geen vw’en aan gekoppeld), een ingewikkelde wetswijziging én roadshows (Verhofstadt, Reynders) om de idee verkocht te krijgen. Oplossing 2 is een eenduidige verlaging van de venn.bel. zoals Nederland en Denemarken ons voorgedaan hebben. In België lukt dit echter niet, zeker niet wanneer men aan de onderhandelingstafel zit met politieke partijen die een vakbond in hun kielzog hebben. Die denkt immers dat de niet-betaalde belasting integraal in de zakken van de zaakvoerders eindigt! Een vennootschap oprichten heeft voordelen, maar het grote nadeel is dus dat de gemaakte winst in de vennootschap vastzit. Het is ontzettend duur om deze winst uit de vennootschap te halen
Bladzijde 63
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
voor persoonlijke doeleinden: het uibetaalde wedde wordt getaxeerd aan 50% dus opslag is zéér duur (ook nog RSZ bijdrage!), dividend doorloopt de ketting RV én vennootschapsbelasting (hoewel vrijgesteld van RSZ-bijdrage); de enige mogelijkheid lijkt dus om kosten te maken met de vennootschap waar jij mee van geniet. De NIA heeft ertoe geleid dat een aantal klassieke verhalen over vennootschapsfiscaliteit moeten herbekeken worden. Waarvoor is een vennootschap bijvoorbeeld nog nuttig? • Beleggingen vanuit een vennootschap zijn gedeeltelijk ook belastingvrij: cash middelen in de vennootschap, in zoverre zij overeenstemmen met eigen vermogen, zijn dus fiscaal voordeliger • Onderkapitalisatie is minder voordelig dan voorheen 6. Aftrek van verliezen Echt verlies is onbeperkt overdraagbaar in de tijd. Komt het verlies voort uit de aftrek voor risicokapitaal, dan is het gedurende 7 jaar aftrekbaar. Die overdraagbaarheid vervalt echter bij een controlewijziging zonder rechtmatige financiële of economische behoeften. Door die overdraagbaarheid worden verliezen immers geld waard. Stel: je bent een venn. voor vastgoedprojecten en hebt een kapitaal van €60,000. Je doet heel wat voorbereidende kosten voor een project, dat uiteindelijk niet door gaat, maar je €60,000 aan kapitaal is wel op. De venn. is een slapende vennootschap, want niet ontbonden en vereffend, maar er is ook geen activiteit. Iemand koopt die vennootschap voor één symbolische euro. Hij koopt er een huis mee dat hij ooit hoopt te verkopen met €100,000. Zestig procent van deze meerwaarde is dan vrijgesteld van belastingen want het is inkomen waartegen je het verlies kan offsetten. Dit bespaart je €20,000 (i.e. 34% van €60,000). Zulke vennootschappen werden dan ook verhandeld aan 8 à 15% van de waarde van het verlies . Redenering: 34% voordeel, fifty-fifty voor koper en verkoper. De koper krijgt dus een voordeel van 17%, maar pas binnen X aantal jaren, die 8-15% was netto actuele waarde van die 17% in de toekomst. Zo is er het voorbeeld van de supermarktketen die het slecht deed, maar niet in vereffening gaat. In plaats daarvan stapelt zij verliezen op en wordt verkocht aan boekhouderskantoor. Deze ontwikkelt nieuwe activiteiten in deze gebouwen, maar wijzigt eerst naam en doel van de vennootschap. De opgestapelde verliezen uit het verleden offsetten de winsten van het boekhoudkantoor! De zaak is tot bij het Hof van Cassatie geraakt, die oordeelt dat verliezen vasthangen aan een rechtspersoon, en dat zij dus ook na verkoop onlosmakelijk verbonden zijn met de vennootschap. Wanneer naam en doel gewijzigd worden is dit dus ook perfect legitiem. Een beperking van de aftrek van verliezen drong zich dus ook op: de economische waarde van het verlies gaat verloren bij een controleverlies. Er is geen handel meer in vennootschappen met verliezen. Tenzij natuurlijk de controlewijziging gebeurde op grond van een economische of financieel rechtmatige behoefte, met behoud van activiteiten én tewerkstelling. Vb. er is een firma met 5 werknemers, het is je concurrent en kan hem nu heel goedkoop overnemen en 5 man aan het werk houden: er is een economisch motief voor de overdracht, dus het verlies blijft behouden. Hiervoor was het evenwel te laat bij Opel Antwerpen: de site kon haast niet meer overgenomen worden, want alle opgestapelde verliezen uit het verleden waren niks meer waard zodat de potentiële koper al helemaal niet meer geïnteresseerd was. De liquidatie van de vennootschap Wanneer een venn. opgericht wordt worden er bij inbreng activa door haar ontvangen. Fiscale behandeling van inbreng: er zal een notariële akte aan te pas komen, maar je bent vrijgesteld van de betaling van registratierechten voor de inbreng in een vennootschap. Je betaalt enkel een algemeen vast recht van 100€. Is het ontvangen van activa een verrijking, een vermogensaangroei/ transfer en dus belastbaar? Neen: er is geen sprake van een netto verrijking (100,000 kapitaal is
Bladzijde 64
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
een schuld tegenover aandeelhouders) en dus ook geen belastbaarheid onder de venn.bel., want wat overblijft gaat ooit terug naar de AH. Venn.bel. is immers een belasting op de toename van reserves, de uitgekeerde dividenden en verworpen kosten. Wat met de situatie van de inbrenger? Dit kan een natuurlijk persoon, venn. of een RP (niet onderworpen aan venn.bel.) zijn. Het gaat om een overdracht van een vermogensbestanddeel naar een venn. dus zullen er twee vragen moeten worden gesteld: (1) realiseert de inbrenger inkomen? (2) en is er een overdrachtbelasting? Op die laatste vraag kunnen we al antwoorden dat er geen registratierechten verschuldigd zijn door de inbrenger voor btw op de overdracht (zie verder). Nu komt de vraag of hij een belastbaar inkomen realiseert: brengt hij cash in of andere elementen zonder meerwaarde? Geen probleem. Wel zo als er een overdracht van actief met meerwaarde plaatsvindt. Voorbeeld: de inbreng van een OG, het is een eigendomsoverdracht en wordt er een meerwaarde gerealiseerd (de waardering ervan in EV-titels die je ontvangt is hoger dan de intrinsieke waarde), dan moet men nagaan wat het meerwaarde regime is op het ingebrachte OG. Voor een NP in het kader van het beheer van zijn privévermogen: normaal geen belasting tenzij • Speculatie op gronden art. 90,8° • Art. 90, 1° speculatieve baten • Speculatie op gebouwen art. 90, 10° • Art. 90, 9° de aanmerkelijke-belangheffing, doch enkel van toepassing op niet Europese venn. Natuurlijke personen die beroepsmatig handelen, in het kader van beroepsactiviteit => belasting op meerwaarde als beroepsinkomsten, cf. meerwaarde op de inbreng van een bedrijfstak. Art. 47 mbt. de herinvesteringmeerwaarde is niet van toepassing en zie ook regeling langetermijn- en kortetermijn meerwaarden. Gaat het om een vennootschap die inbrengt: meerwaarde op aandelen is vrijgesteld als het gaat om goede aandelen. Bovendien kan ook een vzw een inbreng verrichten in een venn. Is dit dan geen commerciële activiteit? Neen, een privé persoon kan dat ook doen. De vzw is onderworpen aan rechtspersonenbelasting en is principieel gelijk aan privépersoon, behalve voor meerwaarden op OG. Besluit: de oprichting is du een quasi fiscaal non event, vooral bij de oprichter. Wat met betrekking tot de liquidatieuitkering van de vennootschap in liquidatie? Die vereffening wordt (in de venn.) als gewone winst belast d.w.z. aan 33.99%. Vereffening gaat gepaard met een staking vande bedrijfsactiviteit. Een vereffenaar vervangt vanaf dan de ontslagen bestuurders, en het is zijn taak het vermogen van de vennootschap te gelde te maken. Hij betaalt alle schulden af, en in geval van overschot doet hij dit toekomen in volgorde van aanspraak op het resterende kapitaal. Boekt de aandeelhouder een meerwaarde na terugbetaling van de eventuele overschotten in de zopas geliquideerde vennootschap, dan wordt de liquidatie-uitkering belast op (verplichte volgorde): het werkelijk gestort kapitaal (0%), de reeds belaste winst (0%), de voorheen vrijgestelde winst (33.99%)8 en een roerende voorheffing van 10%. Er is dus iets vreemds aan de hand met dit tarief: als de aandeelhouder geduld heeft, zit hij gewoon de rit uit. De vennootschap pot winsten op (wordt hiertoe genoopt door ons belastingrecht), waarna de AHers bij vereffening van een bevrijdend 10% tarief genieten i.p.v. de gewoonlijke bevrijdende 15%. Ben je een natuurlijke persoon maar bedrijfsmatig aangehouden aandelen: meerwaarden vormen belastbare bedrijfswinst en dus progressief belast. Indien men de aandelen langer dan 5 jaar aanhield is het tarief 16, 5%. Eventuele minderwaarde vormen een aftrekbaar verlies Voor aandeelhouders venn. zijn (onder de gekende vw.) de meerwaarden vrijgesteld als DBI.
Belasting vrije reserves is vb. de vrachtwagen die verkocht werd en nieuwe gekocht en dus genoten van het systeem van uitstel van belasting onder art. 47 WIB. Of een herwaarderingsreserve… Bij ontbinding van het bedrijf betaal je daar de gebruikelijke vennootschapsbelasting o 8
Bladzijde 65
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
De aanslag op geheime commissielonen In de PB voorwarde voor de aftrekbaarheid van de beroepskosten: de salarissen, commissielonen moeten worden ingevuld op een fiscale fiche: betaal je iets uit dat bij de genieter belastbaar inkomen is, dan moet de fiscalist het kennen. Twee opties: • Je betaalt uit op factuur, dan dient het factuur tot bewijs, is voldoende • Je betaalt iets uit maar er is geen factuur, en dat is traditioneel aan je personeelsleden want met hen heb je een contract. Je moet dan ook een fiscale fiche opmaken waarop duidelijk staat wat je allemaal gekregen hebben van loon, voordelen in natura. Deze loonfiche wordt in drievoud opgesteld: voor de eigen boeken, voor de eigen belastingcontroleur en voor de controleur van de werknemer. Een dergelijke loonfiche, die WN ook op het einde van het jaar krijgt, is een absolute voorwaarde om de betaalde salarissen te kunnen a'rekken Wat nu als je wel een uitgave hebt, maar geen factuur en geen loonfiche: in dat geval kan de uitbetaler de uitgave niet aftrekken van de belastingen. Sanctie: het kost aan de a+etaler 33% van de uitgave, maar de ontvanger ontduikt wel de verplichting om sociale zekerheid te betalen en 50% personenbelasting op het marginale tarief. Je zou het dus op een akkoordje kunnen gooien dat je wat minder moet betalen als geen factuur. Hoe gaat de fiscus dit tegen: bijzondere (strenge!) aanslag op geheime commissielonen. Namelijk een aanslag van 300%, zij het dat het een fiscaal aftrekbare uitgave is, waardoor de economische kost 200% bedraagt (66% van 300%). Men is deze bijzondere aanslag echter gaan uitbreiden tot meer dan a#een commissielonen, deze bijzondere aanslag geldt niet enkel meer voor salarissen en vergoedingen zonder fiche doch ook voor a#e vermogen in de onderneming, of dat de onderneming in het verleden had en dat niet op de balans staat terwijl dit wel zou moeten.Vallen hier bijvoorbeeld onder: de opbrengst van de verkoop van de voorraad in het zwart. De fiscus kijkt nu na: wat zijn we kwijt? • Personenbelasting van 50% • RSZ van werknemer én werkgever • Interesten, want meestal zijn zwarte geldstromen gestructureerd en langdurig • De strafcomponent vult de overige 150% van de totale 300%. Dit is zéér streng! Vandaar dat de meeste ondernemingen slechts een heel klein beetje in het zwart werken, als ze het al doen. Als een onderneming vb. 10% van haar omzet in het zwart realiseert, neemt ze een risico dat economisch niet verantwoord is. Enkele gevallen van fiscale fraude leveren een financiële sanctie op die ongeveer gelijk is aan 1 maal de jaaromzet ongeveer geen enkele o n d e r n e m i n g k a n z i c h d i t v e r o o r l o v e n . Wa t d u s d o o r g a a n s z a l l e i d e n t o t ondernemigsdiscontinuïteit, faillissement. Veel gevallen van fiscale fraude komen aan het licht door verklikking. Wat gebeurt er? Een transportchauffeur, die 100 officieel en 25 bovenop in het zwart verdient, wordt ontslagen en krijgt een opzegvergoeding. Hij stapt naar de vakbond en eist dat de opzegvergoeding hoger moet zijn, dat zij namelijk moet overeenstemmen met zijn reëel loon dwz. 125! De vakbond dagvaardt het transportbedrijf, en de fiscus slaat tot 7 jaar retroactief toe voor àlle chauffeurs in het bedrijf. Het hoeft geen uitleg dat dit bijzonder dodelijk is voor de continuïteit van de onderneming. Gelukkig heeft men daarop beslist dat het uitbetaalde zwarte loon nog aftrekbaar is, en de aanslag zelf ook fiscaal aftrekbaar (itt. elke andere belasting die per definitie nooit fiscaal aftrekbaar kan zijn). Wat de fiscus bovendien nog deed, was ook nog naar de chauffeurs zelf gaan, en 7 jaar terugslaan aan een tarief van 50%. Daarvan heeft de wetgever gezegd dat het nu wel welletjes was geweest, dat een bewuste dubbele stra+elasting te veel van het goede is. Waarom werken sommige bedrijven dan nog zwart? Dat brengt namelijk bovendien ook nog witwassen met zich mee, waar zeer strenge wetgeving over bestaat. Antwoord: omdat ze hun personeel geen overuren kunnen laten presteren wanneer zij niet in het zwart betalen. Daarvoor
Bladzijde 66
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
heb je zwart geld nodig. Dit is de concrete situatie in heel wat sectoren, al beperkt men het zwartwerk tot een minimum. Oplossing: arbeidswetgeving flexibiliseren? Wat betreft het bestrijden van deze fraude lijkt er dan ook maar één oplossing: cash betalen en maak alles fiscaal aftrekbaar, vb. het systeem van dienstencheques uitbreiden naar andere sectoren met veel zwartwerk.
De rechtspersonenbelasting Dit is de inkomstenbelasting op non-profits (vzw’s, stichtingen, de Belgische staat); op bedrijven die specifiek uitgezonerd zijn van de venn.bel. De rp.bel. is het spiegelbeeld van de venn.bel. Deze betalen geen belasting op hun echte inkomen. Ze mogen met een wafelbak bv. €4 miljoen binnenhalen, als ze die maar gebruiken om het doel waarvoor de non-profit is opgericht na te streven en het geen doel op zich wordt. Er wordt niet getaxeerd, maar wel in enkele specifieke gevallen. Zo betalen zij echter wel: • Roerende voorheffing als eindbelasting op de intresten en de dividenden die ze ontvangen. • Onroerende voorheffing als eindbelasting met name 20% op huurinkomsten als verhuur aan een beroepsgebruiker. • Evenals de belastingen van art. 90, 8°, 9°, 10° • De aanslag op geheime commissielonen. Voor vzw’s is evenwel nog niet opgenomen inde wet dat de venn./vzw vrijuit gaat indien de ontvanger van het zwart loon reeds belast werd!
De belasting der niet inwoners (de IB op de rest van de wereld) De inkomstenbelasting op het inkomen van in het buitenland verblijvende natuurlijke personen en buitenlandse rechtspersonen. Vermits deze zich buiten België bevinden kan er enkel belasting worden geheven op dat inkomen dat een band heeft met België. Het is dan ook zeer belangrijk om te weten wat de juiste aanknopingsfactor is om in België belastingen te moeten betalen. Een persoon die zich in de voorgenoemde situatie bevindt zal echter bijna altijd twee maal belastingen moeten betalen. Vandaar is er een systeem van dubbele belastingverdragen, waarin er in beperkingen op de belastingheffingbevoegdheid van de verdragsstaten worden voorzien. Je moet dus nagaan of er een verdrag is en zo ja: mogen we de Belgische regel toepassen? Een dergelijk verdrag kan immers nooit zelf bepalen dat iemand belasting moet betalen; het is enkel een beperking op de belastingheffingbevoegdheid. In verdrag België en Frankrijk kan bv. staan: “België mag deze inkomsten belasten”. België moet deze niet noodzakelijk belasten, enkel als een nationale regel deze heffing voorziet. Wat zijn de aanknopingsfactoren: • Voor onroerende inkomsten: Belgische belasting als het onroerende goed in België is gelegen. Doorgaans op huurinkomen. • Roerend inkomen: plaats van vestiging van de schuldenaar van het inkomen. Is er jou dus interest verschuldigd door een Belgische bank of Belgische vennootschap, dan is dit belastbaar inkomen. Dividenden van een Belgische venn zijn Belgische dividenden. Het is niet wie betaalt dat van tel is, maar wel wie de schuldenaar is. • Bezoldigingen: Belast in België als schuldenaar Belgisch is. Zo kan het zijn dat je voor Fortis drie dagen per week in Nederland bent, en je inkomen in België belastbaar is. Het feit dat je meer dan de helft van je werktijd in Nederland bent is voor de Belgische regeling niet relevant. • Zelfstandige diensten: en meer bepaald sport, kunst en amusement: plaats waar het optreden de manifestatie plaats vindt, is de plaats waar het inkomen gerealiseerd wordt. In België wordt prijzengeld onderworpen aan 18% bedrijfsvoorheffing.
Bladzijde 67
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
• De vaste inrichtingen: voor winsten- en batenbehalers en dan hoofdzakelijk de winsten van ondernemingen zijn enkel belastbaar in het land waar ze hun zetel hebben. TENZIJ ze in een ander land aanwezig zijn door een vaste inrichting. Enkel de winst die aan die vaste inrichting kan worden toegeschreven is dan belastbaar in dit land. = vanaf dat er een voldoende link is van een onderneming met België om redelijkerwijze het recht te geven om te taxeren = een aanwezigheid die de definitie van een vaste inrichting haalt. Voorwaarden: • Er is een materieel aanknopingspunt (fysieke aanwezigheid en structurele handelingen) • Ook een buitenlandse agent die verkoop realiseert in België in naam van een bedrijf (hoeft niet gemachtigd te zijn) is ondeworpen Het voorbeeld van Hussein Mbolt (inwoner Panama) die €500,000 wint in de Memorial Van Damme. Ofwel neemt hij genoegen met de voorheffing, die aan de bron verschuldigd is. Ofwel kan hij gaan aangeven. Er is echter niet de aangifteplicht indien (1) er enkel roerend inkomen werd verworven of (2) artiesten, sportlui die minder dan dertig dagen per jaar in België zijn. Anders worden zij gewoon aan het progressieve tarief belast. De voetbalbond heeft moeten plooien voor de druk van de fiscus. De kost van een buitenlandse speler was immers maar (1/0.82)*zijn nettoloon (18% belastingen), wat zeer goedkoop is.
De voorheffingen: samenvatting Algemeen: voorheffingen zijn een manier om belastingen te innen, in de loop van het inkomsten jaar zelf (ipv het aanslagjaar) ga je al een heel stuk belastingen gaan betalen. Er zijn drie soorten ORVH, RVH en BVH De onroerende voorheffing: Deze is eigenlijk totaal ontaard en een aparte, bijkomende vastgoedbelasting geworden. Art. 277 en 278 WIB werden immers afgeschaft en daarmee de mogelijkheid tot verrekening van de onroerende voorheffing. Je kan de betaalde onroerende voorheffing dus niet meer afzetten tegen de uiteindelijke belastingen. Onroerende voorheffing is helemaal niet meer verrekenbaar. Vroeger, toen de ORVH nog federaal was, bedroeg het tarief 1,25%, in Vlaanderen bedraagt het tarief nu 2,5% MAAR provincies en gemeenten mogen echter ook opcentiemen heffen op de ORVH en doen dit gretig: gemiddeld provincie 700 a 800 opcentiemen + gemeente gemiddeld: 500 a 1000 opcentiemen. ( 1000 opcentiemen wil zeggen dat je per € die je aan de OH betaalt, je er 10 aan de gemeente betaalt) De onroerende voorheffing bedraagt zo gemiddeld 20-22% waarvan 2,5% naar de Vlaamse overheid gaat en de rest naar de provincies en de gemeenten. MAAR toen de provincies en gemeenten hun opcentiemen bepaalden, bedroeg het tarief van de ORVH nog 1,25%, en dus moeten hun opcentiemen gehalveerd worden, zoals in de wet staat: voor de berekening van de opcentiemen moet er rekening gehouden worden met het oude tarief van 1,25% De roerende voorheffing Belasting in t houden door de schuldenaar van een roerend inkomen. Uitzondering, indien er intresten tussen particulieren worden betaald dan wordt er geen roerende voorheffing gehoffen op het inkomen. Er zijn echter heel veel vrijstellingen die erg belangrijk zijn: Vb die op de dividenden die een dochter uitbetaalt aan haar moeder, die een vennootschap is uit een van de 85 landen waarmee België een dubbel belasting verdrag heeft (recente uitbreiding Be> EU> Verdragstaten) en die minstens 15% heeft in de dochter, wordt 10% vanaf 2009.
Bladzijde 68
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
Dit is een heel belangrijke vrijstelling, die inhoudt dat je als vennootschappengroep vrij kan kiezen in welk van die landen je een vennootschap opricht, itt vroeger wanneer je belastingen betaalde als een dividend de grens over ging. Vb Amerikaanse vennootschap met een dochter in België betaal wel belasting op haar opbrengst, als wordt die verminderd door de NI aftrek en gaan die opbrengsten eruit, betaal je geen belastingen. Tarieven van de roerende voorheffing Basistarief is 15% op alle intresten en op de dividenden uit VVPR aandelen. VVPR aandelen: verlaagde voorheffing, précompte réduit. Belgische vennootschappen kunnen een bepaalde soort aandelen uitgeven die aanleiding geven tot en verlaagd tarief, dit voor aandelen uitgegeven sedert 01/01/1994.basistarief dividend 25%. Het gaat om twee soorten 1) Vanaf 01/01.1994 uitgegeven aandelen via openbare uitgifte met notering op de beurs. 2) Privé-bedrijven sedert 01/01/1994: op naam uitgegeven aandelen tegen inbreng in cash. Deze verlaagde roerende voorheffing is in de praktijk vrij relevant om twee redenen: 1) Problemen op de beurs: je zit met vennootschappen die twee sooten aandleen hebben, vb Solvay, Fortis… Je hebt de oude aandelen waarvan de dividenden onderworpen zijn aan een roerende voorheffing van 25% anderzijds heb je de nieuwe aandelen uitgegeven vanaf 1994 die onderworpen zijn aan een lagere roerende voorheffing. Een vennootschap bezit dus fiscaal dure aandelen en fiscaal goedkope(re) aandelen. Van de vb één miljoen aandelen op de beurs zijn er twee aparte lijnen. Vb 300 000 van de goedkope soort, waarvan de markt dus kleiner is, de liquiditeit kleiner is want de kans dat je ze kwijt raakt is kleiner > er wordt dus een decotte een iliquiditeit gecreëerd, een prijsdaling veroorzaakt door de angst dat men de aandelen niet zal kwijt geraken, omdat er zo weinig zijn. Oplossing: de scrips: de 700 000 oude aandelen en de 300 000 nieuwe aandelen worden samengevoegd tot een soort aandeel, dat onderworpen is aan 25% roerende voorheffing, zodat er een lijn aandelen is. En de 10% van de dividenden die bij de goedkopere aandelen niet als belasting is verschuldigd wordt op een papier gezet dat op de markt wordt verkocht = een scrip. Heb je dus VVPR aandelen, dan worden er elk jaar scrips verkocht, gelijk aan het belastingvoordeel. 2) VVPR aandelen voor familiebedrijven; hier wordt een gelijkheid doorbroken, het is daardoor immers goedkoper om geld door een vennootschap te laten stromen als om het privé te verdienen. Heb je immers een gewoon aandeel en laat je je geld door de vennootschap stromen vb 100, dan betaal je 34% venn B daarop: 66 blijft over dan uitkering aan AH, onderworpen aan RVH van 25%= ongeveer 50 blijft er over wat precies gelijk is aan het marginaal tarief van de PB. Verwaarlozen we even de notionele intrestaftrek is dus hetzelfde om je geld door de vennootschap te laten stromen en als dividend terug te krijgen of privé als salaris. De VVPR aandelen hebben die gelijkheid echter doorbroken, vanaf nu is het goedkoper om geld door de vennootschap te laten stromen: verdien je het zelf dan is het onderworpen aan 50% PB, stroomt het door de venn dan 34% venn B, - 15% is 9,9 blijft over 56,1 Je fees in de vennootschap laten en dan laten uitkeren als dividend is dan ook goedkoper dan de fees krijgen als loon… Dit is dan ook een van de aanzetten van de vervennootschappelijking van management diensten.
Bladzijde 69
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
De bevrijdende roerende voorheffing: voor Belgische inwoners als er van al je dividenden en intresten reeds roerende voorheffing werd afgehouden moet je niets meer aangeven. Je moet echter wel nog roerende inkomsten aangeven als je buitenlandse dividenden verdient die je rechtstreeks gaat innen en waarvan dus nog geen RVH is afgehouden. In dat geval geef je d intresten en dividenden aan en maakt de computer van de fiscus een dubbele berekening. 1) De aangeven roerende inkomsten worden belast aan een tarief gelijk aan de roerende voorheffing 2) De aangegeven inkomsten worden bij alle andere inkomsten gevoegd en onderworpen aan het marginaal tarief van de PB > het minsten van de twee berekeningen moet betaald worden Die gezamenlijke taxatie is maar in een geval goedkoper, namelijk als je onder het belastingvrije minimum blijft. Bijzonderheid: heb je intresten en dividenden betaald gekregen en reeds RVH zag a,ouden, MAG je nog steeds je RI aangeven. In dat geval zal de computer weer een dubbele berekening maken. Als je je roerende inkomsten aangeeft zal de RVH perfect verrekenbaar zijn, het gaat hier dan ook om en echt voorschot op de belastingen. Dat wil zeggen dat als je onder de belastingvrije som zit En de verschuldigde belasting dus nul bedraagt, het voorschot/ overschot van de roerende voorheffing zal worden terugbetaald. Deze mogelijkheid is echter zelden relevant voor NP (enkel als onder belastingvrije som) Deze mogelijkheid tot verrekening en terugbetaling is echter wel relevant voor vennootschappen. Hier geldt immers geen bevrijdende roerende voorheffing en de intrest zit inde normale winst en wordt belast aan 33,99%. Als een vennootschap dan een verlies heeft en dit wordt opgevuld door intresten, dan gaat de vennootschap de betaalde RVH terugkrijgen. Vennootschappen gaan zelfs berekenen hoeveel RVH op intresten er wordt betaald en naarmate de RVH wordt afgehouden, hoe minder de venn dan zal gaan voora+etalen. RVH is dus een echte voorheffing voor vennootschappen en voor NP is haar bevrijdende karakter erg belangrijk. De bedrijfsvoorheffing: Dit is eigenlijk de grootste inkomenspost van de IB van de FOH. Grootste opbrengst levert immers de PB op en van de PB is het allergrootste stuk belasting op het beroepsinkomen. En bij het beroepsinkomen zijn heel eel mensen bezoldigden. Zij betalen dan ook elke maand BVH, die daarna verrekend zal worden met de belastingaanslag. De BVH heeft echter een aantal vervelende timing effecten: 1) Inzake de betaling van alimentatiegelden, zie boven 2) De OH kondigt wel heel wat belangrijke belastingverminderingen aan maar ze rekent ze wel niet door in de BVH. Stel vb dat het tarief van de laatste schijf zou verlaagd worden tot 45%, in 2007; je dient je belastingaangifte voor IJ 2007 in op x juli 2008, de belastingberekening krijg je pas toegestuurd eind 2008 begin 2009, dan pas ga je het effect van een belastingverlaging voelen, doordat ze enkel doorwerkt bij de belastingaanslag zelf. Zo wordt het effect van een belastingverlaging dus uitgesteld met 18 maande, doordat men bewust “vergeet” de tariefschalen van de BVH aan te passen. Voor de BVH bestaan er immers aparte schalen en berekeningstabellen, en je hebt de overheid dus 18 maanden voorgefinancierd. De budgettaire rekeningen van de OH beschouwen de bedrijfsvoorheffingechter niet als een voorschot maar als het inkomen voor dat jaar. Dus ook budgettair wordt de belastingverlaging 18
Bladzijde 70
D0T24A Fiscaal en Arbeidsovereenkomstrecht • Haelterman en De Broe • 2010-2011 • Simon Duyver _________________________________________________________________________________________________
maanden vooruit geschoven zodat de kans bestaat dat een nieuwe regering het deksel op de neus krijgt voor een belastingverlaging.
De Belasting over de Toegevoegde Waarde In tegenstelling tot de venn.bel. is een vrijstelling, een vrijgesteld zijn van de BTW een slechte zaak: je kan dan geen btw aftrekken maar betaalt wel input-btw op je aankopen! Stel: een vennootschap bouwt in 2004 een nieuw hoofdkantoor om in 2005 de nieuwe activiteiten hierin te beginnen. Het recht op aftrek van btw ontstaat van zodra je btw-plichtig wordt. Een aannemer stuurt typisch tussentijdse facturen naargelang de werken vorderen. De vraag is: mag de bouwheer de btw op deze diensten en goederen al aftrekken terwijl hij zijn bedrijfsactiviteit nog niet heeft gestart? Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat als op basis van objectieve criteria blijkt dat er zich in de toekomst btw-plichtige handelingen zullen stellen in het gebouw, er nu reeds recht op aftrek bestaat. Maar in de toekomst wordt niet verder gedefinieerd: er ontstaat dus een vrij onvoorwaardelijke claim op de schatkist. Dit zet alle deuren open voor misbruik. Neem bv. het voorbeeld van de dure hobby: verkoop regelmatig paarden, maar niet te veel. Dan heb je input-btw: de verzorgingskosten, een camion, paardenvoer, ... Laat je je btw-plichtig verklaren, dan ontstaat er een zuivere claim op de schatkist. Zo ook het voorbeeld van het Belgisch bedrijf dat water in de havenvan Zeebrugge wilde laten ontzilten. Het kocht een dure consultantstudie inzake rentabiliteit. De uitkomst was dat het zinloos was om deze activiteit te starten. Er is dus niet voldaan aan de objectieve factor. Het Hof van Justitie oordeelde evenwel dat het bedrijf te goeder truow had gehandeld en recht op aftrek kreeg op de consultancykosten. Art. 44 stelt de hele medische sector vrij van btw-plicht. De reden is uiteraard sociaal. De diensten die tandartsen verrichten zijn duidelijk economisch. Wie neemt deze diensten af: particulieren. Zij kunnen geen btw-aftrekken, dus zou de prijs met 21% stijgen als er btw kon aangerekend en afgetrokken worden door de medische sector. Het nadeel is natuurlijk dat als ziekenhuizen geen recht hebben op aftrek, de kosten indirect zullen stijgen. Dit beseffen mensen niet... Een en ander wordt ook duidelijk wanneer men kijkt naar de markt van fiscaal advies: the big 4, accountants en advocatenkantoren zijn hierop actief. Deze laatste is geen btw-plichtige en mag dus maar 100% ipv. 121% aanrekenen en niets aftrekken.
Bladzijde 71