Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
1
Deel 1: De computer, wat je zeker moet weten 1. De hardware Als er over hardware gesproken wordt, dan spreek men over de apparatuur. De hardware bestaat uit:
computer beeldscherm, ook wel monitor genoemd toetsenbord, ook wel klavier genoemd muis printer boxen microfoon scanner router of hub voor een netwerkverbinding modem voor een verbinding via een telefoonlijn
a. Computer Moederbord met: CPU (processor) Geheugenchip Uitbreidingsslots (voor vb. interne modem) Geluidskaart Videokaart Vaste schijf of harde schijf (meestal station C) Diskettestation (station A) Cd-romlezer en of cd-romschrijver (meestal station D en E) Dvd-romlezer of Dvd-romschrijver (meestal station D en E) b. Toetsenbord Numeriek toetsenbord Alfanumeriek toetsenbord Functietoetsen Pijltjestoetsen Speciale toetsen: Tabulatortoets Windows-startknop Ctrl-toets Shift of hoofdlettertoets Alt-toets Alt Gr-toets Esc-toets Insert, Delete, Page Up, Page Dn, Home, End, Back of terugloop, Enter Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
2
2. De software Als er over software gesproken wordt, dan spreek men over de programmatuur en de besturingssystemen. Een computer is eigenlijk dom en kan niets uit zichzelf. Een computer voert alleen de bevelen of instructies van de gebruiker uit. Om de instructies van de gebruiker te begrijpen is er op de computer een besturingssysteem geladen. Het besturingssysteem regelt: De ingaven via het toetsenbord De besturing van de muis Bewaren van gegevens op de harde schijf Hoeveel geheugen is er nog vrij Aansturen van de printer … Het besturingssysteem wordt in het geheugen geladen van zodra de computer wordt aangezet. In computertaal spreekt men ook over Operating System. 3.Windows Windows is het besturingssysteem van een computer. Vroeger was het werken met de computer niet zo gemakkelijk. Voor elke instructie die je aan de computer wilde geven, moest je een commando kennen. Wilde je iets kopiëren dan moest je het commando “copy” gebruiken. Wilde je het scherm vrij maken dan moest je het commando “cls” geven. Dit oude besturingssysteem noemt DOS (Disk Operating System). Nu werkt bijna iedereen met Windows . De moeilijke commando’s zijn verdwenen en vervangen door grafische afbeeldingen, ook iconen genoemd en vensters (windows). Met behulp van de muis klikken en slepen we iconen, knoppen, symbolen en vensters.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
3
4. Wat we zeker nog moeten weten Hier volgen een paar termen die zeer veel gebruikt worden wanneer er over computers gepraat wordt. Processor of CPU: Dit is het hart van de computer. CPU staat voor “Central Processing Unit” ofwel “Centrale Verwerkingseenheid”. De processor verwerkt alle opdrachten die aan de computer worden gegeven.
Bit, byte,kilobyte, megabyte, gigabyte: Een computer verstaat niet echt een taal. Een computer verstaat eigenlijk alleen maar 1 (= vlagje aan) en 0 (= vlagje af). Elke instructie, elke woord of elke getal dat we in de computer ingeven bestaat uit énen en nullen. Zo een 1 of een 0 noemen we een bit. Een groep van 8 nullen en énen noemen we een byte, vb. 10010110 1024 X 1byte = 1 KB ofwel 1 kilobyte = 8 X 1024 énen of nullen 1024 X 1 KB = 1 MB ofwel 1 megabyte = 8 X 1024 X 1024 énen of nullen 1024 X 1 MB = 1 GB ofwel 1 gigabyte = 8 X 1024 X 1024 X 1024 énen of nullen. De grootte van de harde schijf wordt uitgedrukt in gigabyte, dit betekent eigenlijk hoeveel 1 en 0 er op de harde schijf geplaatst kunnen worden. Hoe groter de harde schijf, hoe meer 1 en 0 erop geplaatst kunnen worden. Pentium: De Pentium is een wereldwijde personal computer microprocessor van Intel Corporation. Een microprocessor is een computer processor op een microchip. We noemen het ook wel een logische chip. Het is de motor die gestart wordt wanneer de computer wordt aangezet. Typische microprocessor instructies zijn optellen, aftrekken, vergelijken van twee nummers, enz. Installeren: Wanneer je met een programma op de computer wil werken, moet je eerst dit programma installeren. Je plaatst de software op je computer en overloopt een paar stappen waarin je vragen krijgt. Als al de vragen zijn beantwoord weet de computer hoe jij het programma gaat gebruiken en zal het programma op de computer worden gezet.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
4
Harde schijf, diskette, cd, dvd, USB-stick: Als je gegevens op je computer bewaart, dan bewaar je deze meestal op de harde schijf. Maar als je deze gegevens wil doorgeven aan een andere computer of als je deze gegevens wil veiligstellen dan ga je de gegevens op een medium plaatsen dat je uit je computer kan halen. Dit kan zijn een diskette, een cd , een dvd of een USB-stick
Een harde schijf:
een diskette:
Een cd of dvd:
een USB-stick:
5. Werken met de muis Met de muis kunnen we volgende handelingen uitvoeren: aanwijzen: aangeduide gedeelte verandert klikken: selecteren dubbelklikken: selecteren en openen 2 keer na elkaar klikken, maar niet zo snel als dubbelklikken: naam wijzigen rechts klikken: een snelmenu oproepen slepen: verplaatsen een reeks selecteren: houd Shift ingedrukt terwijl je op het eerste en het laatste meerdere gedeelten selecteren: houd Ctrl ingedrukt terwijl u op afzonderlijke gedeelten in de groep klikt.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
5
6. Bureaublad, taakbalk, knoppen en iconen Het bureaublad is het scherm dat we krijgen als Windows is opgestart. Van hieruit kunnen we met de computer werken, programma’s opstarten, kijken wat er op de harde schijf, cd of dvd staat, …
Onderaan het bureaublad staat een balk met links de Start-knop. Deze balk wordt de taakbalk genoemd. In deze taakbalk zien we ook welke programma’s er momenteel actief zijn. Rechts in de taakbalk staat de een klokje. Op het bureaublad zien we verder een reeks afbeeldingen, ook iconen, pictogrammen. Staat er bij het icoontje een pijltje, dan is het een snelkoppeling.
Een snelkoppeling is een verwijzing meestal naar een programma, maar kan ook naar een document, een foto, …
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
6
7. Zelf hulp zoeken Tijdens het werken met Windows kun je altijd hulp vragen door: Ofwel door op de
(Help-knop) te klikken van je programma.
Ofwel “Help en ondersteuning” te kiezen in het Start-menu. Ofwel in de menubalk te kiezen voor “Help” Ofwel door op de F1-toets te drukken
8. Nog enkele tips Een verkeerde handeling kun je vaak herstellen via de Escape-toets of via de menubalk kiezen voor Bewerken, Ongedaan maken. Met Bewerken, Ongedaan maken kun je vaak op meerdere stappen terugkeren. Lees altijd goed de mededelingen die op je scherm komen. Bevestig nooit vragen met “Ja” als je niet weet wat de boodschap betekent. Kies voor “Annuleren” als je de boodschap niet begrijpt. Denk steeds goed na over de verschillende logische stappen die je moet uitvoeren. Impulsief klikken en hopen dat het goed uitkomt, leidt vaak tot narigheid. Wees geduldig! Als de pc niet direct reageert als je klikt, klik dan niet nog eens een keer, maar wacht. Waarschijnlijk is de computer al in gang geschoten, maar had jij te weinig geduld.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
7
Deel 2: Windows XP 1. De geschiedenis van Windows De techniek evolueert steeds. Ook de computer techniek staat niet stil. Als gebruiker moet je dan ook mee evolueren. Hoe is Windows geëvolueerd?
DOS Voordat je commando’s kon uitvoeren door te klikken en te slepen, was er DOS. (Disk Operating System). Van Windows was er toen nog geen sprake. Alle instructies werden ingevoerd als tekst. De meeste pc’s waren nog niet uitgerust met een muis.
Windows for workgroups 3.0 De eerste versie van Windows is geboren. Vanaf nu is het werken met de muis, klikken en slepen.
Windows 3.11
Windows 95
Windows 98
Windows Millenium
Windows NT Een netwerk van computer werd steeds belangrijker. Er werd een Windowsversie op de markt gebracht die speciaal werd ontworpen voor het werken in een netwerk.
Windows 2000
Windows XP
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
8
2. Bureaublad Het bureaublad is het scherm dat we krijgen als Windows is opgestart. Van hieruit kunnen we met de computer werken, programma’s opstarten, kijken wat er op de harde schijf, cd of dvd staat, …
Onderaan het bureaublad staat een balk met links de Start-knop. Deze balk wordt de taakbalk genoemd. In deze taakbalk zien we ook welke programma’s er momenteel actief zijn. Rechts in de taakbalk staat de een klokje. Op het bureaublad zien we verder een reeks afbeeldingen, ook iconen, pictogrammen. Staat er bij het icoontje een pijltje, dan is het een snelkoppeling.
Een snelkoppeling is een verwijzing meestal naar een programma, maar kan ook naar een document, een foto, …
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
9
3. Werken met vensters Elk venster dat we openen in Windows is opgebouwd uit verschillende onderdelen:
Titelbalk Menubalk Knoppenbalk Adresbalk
Werkgedeelte
4. Klikken en dubbelklikken Om een programma op te starten, dubbelklikken we op het icoontje van het programma. Om een icoontje aan te duiden, maar nog niet te openen, klikken we op het icoontje. Als we knoppen in de Knoppenbalk gebruiken, dan klikken we op de knop .
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
10
5. Startmenu Klikken we op de Start-knop, dan wordt er een menu getoond.
Een menu is een lijst waaruit we een keuze moeten maken. Een klein zwart pijltje naast een woord in het menu duidt aan dat er nog een submenu aanwezig is. Duid je een woord aan waar zo’n pijltje naast staat, dan krijg je automatisch het submenu.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
11
Om een programma op te starten, dubbelklikken we op het icoontje van het programma. 6. Wat kunnen we allemaal via het Startmenu Vanuit het Startmenu kunnen we nog meer dingen doen, dan alleen maar programma’s opstarten. Afsluiten: de computer uitzetten, doen we door te klikken op:
Afmelden: om een andere gebruiker te laten werken, melden we ons af.
Speciale opdrachten uitvoeren of een programma starten kan via:
Hulp vragen doen we via:
Een bestand, een map, … zoeken op de computer, doen we via:
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
12
Instellingen op de computer aanpassen doen we via:
Om snel toegang te krijgen tot de laatst gebruikte documenten, klik je op:
Om printer te installeren of te beheren, kiezen we voor:
7. Programma’s starten vanuit het bureaublad Klik op de Start-knop. Wijs “Alle programma’s” aan. En klik nu in de list van programma’s op het programma dat je wilt opstarten. 8. Werken met programma’s Wanneer we een programma starten, opent er een venster boven op het bureaublad. We kunnen in dit venster werken. Wanneer we met meerdere programma’s tegelijkertijd werken, zullen er meerdere vensters openstaan. Een venster kan actief of niet-actief zijn. Het venster dat actief is, heeft een heldere titelbalk. We kunnen het venster groter maken of maximaliseren, kleiner maken of minimaliseren, verslepen en sluiten.
minimaliseren
maximaliseren
sluiten
Het venster verslepen doen we door de titelbalk te verslepen. We kunnen een venster ook veranderen van grootte door één van de hoeken vooruit te slepen. De schuifbalk verschijnt rechts of onderaan wanneer de informatie niet in een venster past.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
13
Deel 3: Windows verkenner 1. Wat is de Windows verkenner Windows heeft een speciaal programma dat gebruikt wordt om na te gaan wat er allemaal aan gegevens op je computer te vinden is, welke apparaten ermee verbonden zijn en hoe het geheel gestructureerd wordt. De Windows verkenner kan je opstarten door via de Start-knop kan je kiezen voor Alle programma’s, Bureau-accessoires, Windows Verkenner.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
14
Het volgende scherm verschijnt:
Zoals bij de meeste vensters, vinden we hier ook een titelbalk, een menubalk, een knoppenbalk en een werkgedeelte. Het werkgedeelte bestaat uit twee grote delen. Het linkse deel toont de structuur van de computer, het rechter deel toont de inhoud. De icoontjes die je ziet, zien er uit als mappen om iets in te klasseren. Het hele systeem van mappen kan je best vergelijken met een archiefkast. Een lade uit de archiefkast noemen we bij de computer een station. Een hangmap uit de kast noemen we een map. Een blad uit de hangmap noemen we een bestand. In computertermen spreken we over een boomstructuur. Wanneer we in het linkse deel 1 keer klikken op een map, geeft dit als resultaat dat we rechts de bestanden en eventuele onderliggende mappen zien die in die map zitten. Zie je in het linkerdeel voor een map een +teken, dan betekent dit dat er onderliggende mappen zijn. Dubbelklikken op een map links, toont ook links de onderliggende structuur. (of op het +teken klikken).
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
15
Hier zie je een deeltje van een boomstructuur. In dit station C zitten een aantal mappen. Eén daarvan is Mijn documenten. In deze map zitten nog onderliggende mappen, bijvoorbeeld Cursus Windows. Op deze manier kan je verder zoeken in de boomstructuur. Merk op dat er soms een +teken staat en soms een –teken staat. Het verschil is dat bij het plusje de onderliggende mappen niet zichtbaar zijn en bij het minnetje de onderliggende mappen wel zichtbaar zijn. Let op! De computer kan nooit in onze plaats denken. Als wij een bepaalde bewerking willen uitvoeren, zullen we altijd eerst aan de computer moeten aanwijzen waarmee we iets willen doen. Selecteren of aanwijzen zal altijd onze eerste stap zijn. Opgepast voor slepen: mappen zijn zo verplaatst als je niet oplet.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
16
2. Mappen aanmaken Als je een nieuwe map wil aanmaken in “Mijn documenten” met de naam ICT-lessen dan doe je de volgende stappen: •
Start de Verkenner
•
Klik op “Mijn documenten”
•
Klik op Bestand
•
Klik op Map
•
Windows geeft de nieuwe map standaard “Nieuwe map” als naam. Daarom moeten we de naam nog wijzigen. Nu dat “Nieuwe map” nog opgelicht is, tikken we de naam in die we aan de map willen geven.
3. Mappen of bestanden verwijderen Als je een map of een bestand wil verwijderen, doe je dit op de volgende manier: •
Selecteer in het rechtergedeelte wat je wilt verwijderen
•
Kies voor Bestand, Verwijderen of druk op de Delete-toets van het toetsenbord.
•
Het volgende venster verschijnt:
•
Bevestig dit door te klikken op “Ja”.
Het bestand wordt nu in de Prullenbak geplaatst.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
17
4. Mappen of bestanden kopiëren Stel we hebben een bestand gemaakt en dit willen we nu op van diskette kopiëren op de harde schijf. •
Start de Verkenner
•
Klik op 3.5-inch diskette (A☺
•
Selecteer het gewenste bestand.
•
Kies in de menubalk voor Bewerken, Kopiëren. Je ziet nu nog niets gebeuren. De computer weet nu dat we dit bestand willen kopiëren.
•
Kies in het linkerdeel van de Verkenner waar je het bestand wil naar toe kopiëren.
•
Kies in de menubalk nu voor Bewerken, Plakken.
Je kan ook door te klikken en te slepen het bestand verplaatsen of kopiëren. Zorg ervoor dat de map waar je het bestand naartoe wil kopiëren in het linkerdeel zichtbaar is. •
Klik op het bestand met de muis en houdt de muisknop ingedrukt.
•
Versleep het bestand nu naar de doelmap.
•
Laat de muisknop nu pas los.
5. Mappen of bestanden een nieuwe naam geven Als je een map of een bestand een nieuwe naam wil geven, doe je de volgende stappen: Je klikt op de map of het bestand dat je wilt herbenoemen. Je kiest in de menubalk voor Bestand, Naam wijzigen Je tikt nu de nieuwe naam in.
6. Mappen of bestanden verplaatsen Stel we hebben een bestand gemaakt en dit willen we nu naar een andere map verplaatsen •
Start de Verkenner
•
Selecteer het gewenste bestand.
•
Kies in de menubalk voor Bewerken, Knippen.
•
Kies in het linkerdeel van de Verkenner waar je het bestand wil naar toe verplaatsen.
•
Kies in de menubalk nu voor Bewerken, Plakken.
Cursus ICT 3e graad Lieve D’Helft
18