Les 1 Cultuur In deze les leer je: • over cultuur • over Nederlandse waarden
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 1
1.1 Introductie Nederland, misschien een nieuw land, misschien woon je hier al een tijdje. Wat weet je al over Nederland en over typisch Nederlandse dingen? Waarschijnlijk meer dan je zelf denkt. Oefening 1 Luister naar de volgende zinnen over Nederland en de Nederlandse gewoonten en lees mee. Zet een cirkel om jouw goede antwoord: wist je dit wel of wist je dit niet? Wist u dat...? • .. Amsterdam de hoofdstad van Nederland is. wel / niet • .. de regering van Nederland in Den Haag zit. wel / niet • .. er ongeveer 16,5 miljoen mensen in Nederland wonen. wel / niet • .. het Wilhelmus het volkslied van Nederland is. wel / niet • .. een kwart van Nederland onder de zeespiegel ligt? wel / niet • .. je vliegtuig op Schiphol 4,5 meter onder de zeespiegel landt? wel / niet • .. het hoogste punt van Nederland 323 meter hoog is en we dat daarom een “berg” noemen? wel / niet • .. Nederland een van de oprichters is van de Europese Unie? wel / niet • .. Nederland met 0,008% van het wereldoppervlak de derde exporteur wel / niet van agrarische producten is? wel / niet • .. Nederland de achtste plaats inneemt op de wereldranglijst van exporteurs? wel / niet • .. van alle EU-lidstaten Nederland het hoogste percentage deeltijdwerkers heeft (4 op de 10 werkenden)? wel / niet • .. Nederlanders de langste mensen van Europa zijn? wel / niet • .. ongeveer 30% van de baby's in Nederland thuis geboren wordt? wel / niet • .. Nederlanders beschuit met muisjes eten bij de geboorte van een kind? wel / niet • .. Nederlandse kinderen cadeautjes krijgen van Sinterklaas op 5 december? wel / niet • .. Nederland maar liefst 15.000 km fietspad heeft? wel / niet • .. bijna elke Nederlander een fiets heeft en dat er twee keer zoveel fietsen als auto's zijn? wel / niet • .. Nederland altijd een coalitieregering heeft? wel / niet • .. Nederland een land van compromissen is? wel / niet • .. Nederlanders veel vergaderen? wel / niet • .. in Nederland haring rauw en met uitjes gegeten wordt? wel / niet • .. Rembrandt en Van Gogh beroemde Nederlandse schilders zijn? wel / niet • .. de meeste Nederlanders een vreemde taal spreken? wel / niet • .. een op de drie Nederlanders lid is van een sportvereniging? wel / niet • .. Nederlanders na de Scandinaviërs de meeste koffie ter wereld drinken? wel / niet • .. er in Amsterdam bijna 200 verschillende nationaliteiten wonen? wel / niet • .. als Nederlandse scholieren zijn geslaagd voor hun examen thuis de nationale vlag wordt uitgehangen met daaraan hun schooltas? wel / niet • .. veel Nederlanders hun lunch in een plastic zakje mee naar school of het werk nemen? wel / niet • .. Nederlanders boterhammen met hagelslag eten? wel / niet • .. Nederlanders niet van gezag houden? wel / niet • .. Nederlanders graag op tijd komen? wel / niet • .. ze ook graag willen dat jij op tijd komt? wel / niet • .. Nederlanders “jij” zeggen tegen hun baas? wel / niet • .. Nederlanders vaak over het weer praten? wel / niet
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 2
Oefening 2 Bespreek de antwoorden die je gegeven hebt in oefening 1 in de groep. • •
Weet je deze dingen uit eigen ervaring? Weet je deze dingen “van horen zeggen”.
Oefening 3 Cijfers over Nederland. Je weet al veel over Nederland en de Nederlanders. Voordat we verder gaan met de eigenaardigheden van de Nederlandse cultuur, eerst nog wat extra informatie over de Nederlanders. Kijk en luister naar het informatiefilmpje over Nederland: Op een doorsnee dag. Maak daarna de vragen in de volgende oefening. Oefening 4 Hoeveel? Kijk en luister nog een keer naar het filmpje. Lees de zinnen. Schrijf het juiste antwoord op de stippellijn. Vergelijk daarna de antwoorden met elkaar en luister ter controle nog een keer naar het filmpje. 1. Hoeveel jongens worden er vandaag geboren?
……………………………
2. Hoe oud zijn de nieuwe moeders gemiddeld?
……………………………
3. Hoeveel huishoudens zijn er met twee kinderen?
……………………………
4. Hoeveel mensen verhuizen er iedere dag?
……………………………
5. Hoeveel homohuwelijken worden er per dag gesloten?
……………………………
6. Hoeveel vrouwen worden er per dag weduwe?
……………………………
7. Hoeveel mensen emigreren er op een dag als vandaag?
……………………………
8. Hoeveel echtscheidingen zijn er per dag?
……………………………
9. Hoeveel procent van de huishoudens zal in 2060 maar uit één persoon bestaan?
……………………………
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 3
1.2A Wat is cultuur? Wat is (bedrijfs)cultuur? Je kunt het niet pakken. Je kunt het wel ruiken en proeven. Je kunt het niet aanraken. Je kunt het wel voelen en daarom weet je dat het er is. Kunnen we een definitie geven van cultuur? 1. Cultuur is de manier waarop een groep mensen of een volk leeft (Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal). 2. Cultuur is het geheel van normen, waarden, omgangsvormen e.d. in een organisatie, groep (Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal). 3. Cultuur is de manier waarop we de dingen hier doen (anglicisme; the way we do things around here). 4. Cultuur is de som van ongeschreven regels (do's en don'ts) die we aan volgende generaties doorgeven als “de juiste manier” van doen en denken. 5. Bedrijfscultuur: lijm die de organisatie bij elkaar houdt. Vocabulaire pakken ……………………………… ruiken ……………………………… (rook, geroken) proeven
………………………………
aanraken
………………………………
voelen ……………………………… de omgangsvorm
………………………………
de som ……………………………… de ongeschreven regel ……………………………… doorgeven aan ……………………………… (gaf door, doorgegeven) de lijm ……………………………… bij elkaar houden
……………………………… (hield, gehouden)
Oefening 1 Geef de juiste vormen van de werkwoorden. Infinitief
Stam
Imperfectum
Perfectum
pakken …………………..
ik ………………...
ik …………………
……………………
voel
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
ik raakte aan
zijn
……………………
……………………
……………………
……………………
ruik
…………………..
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
leven
ik heb geproefd
……………………
……………………
……………………
ik heb gegeven
……………………
ik deed ……………………
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 4
doorgeven
……………………
……………………
……………………
denk
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
……………………
ik heb gehouden
Oefening 2 Kun je het pakken, ruiken, proeven, aanraken, voelen en/of doorgeven? Bespreek samen in welke kolom je de volgende dingen kunt zetten. Misschien passen sommige dingen in meerdere kolommen of in geen enkele kolom: koffie, kritiek, een ongeschreven regel, de grondwet, een grens, een compliment, een boterham met kaas, de traditie, een beschuit met muisjes eten, elektriciteit, op tijd komen, een hand geven als je iemand ontmoet, hard werken, pakjesavond, een compromis sluiten.
pakken
ruiken
proeven
aanraken
voelen
doorgeven
1. Vul de tabel in. 2. Voeg zelf aan iedere categorie nog één item toe. 3. Vergelijk daarna in de groep de toegevoegde items. 4. Vinden jullie steeds hetzelfde? Oefening 3 Bespreek samen de volgende vragen. 1. Welke “definitie” van cultuur vind jij het beste? 2. Waarom? 3. Zijn er veel verschillende meningen in de groep? 4. Hoe komt dat, denk je? 5. Wat zijn “ongeschreven regels”? Oefening 4 Ongeschreven regels? Bespreek samen. Is het een ongeschreven regel of niet. Leg uit waarom je dat vindt. In onze straat parkeert iedereen zijn auto voor zijn eigen huis, niet voor het huis van de buren. Bij ons op het werk haal ik soms alleen voor mezelf koffie. Je mag je kliko niet al ’s avonds buiten zetten. Je brengt een cadeautje mee als je naar een verjaardag gaat. In onze flat mag je je fiets niet in de hal zetten. Je gaat niet eerder naar huis dan je baas. Je moet altijd een legitimatiebewijs bij je hebben. Bij ons op de afdeling trakteert iedereen worstenbroodjes op zijn verjaardag. Bij het bedrijf waar ik nu gedetacheerd ben, mag je niet werken zonder veiligheidsdiploma. Je mag hier niet parkeren.
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 5
Oefening 5 Som van do’s en don’ts. De vierde definitie van cultuur is: Cultuur is de som van ongeschreven regels (do's en don'ts) die we aan volgende generaties doorgeven als “de juiste manier” van doen en denken. • • •
Maak voor jezelf een lijstje met do’s en don’ts van jouw cultuur. Bespreek die daarna in de groep. Maak aan het einde samen een lijst van do’s en don’ts van de Nederlandse cultuur zoals jullie die ervaren.
Do’s eigen cultuur 1. …………………………………………………………………………………………………………………. 2. …………………………………………………………………………………………………………………. 3. …………………………………………………………………………………………………………………. Don’ts eigen cultuur 1. …………………………………………………………………………………………………………………. 2. …………………………………………………………………………………………………………………. 3. …………………………………………………………………………………………………………………. Do’s Nederlandse cultuur 1. …………………………………………………………………………………………………………………. 2. …………………………………………………………………………………………………………………. 3. …………………………………………………………………………………………………………………. Don’ts Nederlandse cultuur 1. …………………………………………………………………………………………………………………. 2. …………………………………………………………………………………………………………………. 3. …………………………………………………………………………………………………………………. • •
Herhaal het tweede deel van deze oefening aan het einde van deze les of aan het einde van de cursus. Zijn er verschillen??
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 6
1.4 Waarden en normen in Nederland Als we spreken over cultuur, dan kunnen we twee dingen bedoelen. Ten eerste kunnen we bedoelen wat we zien aan de buitenkant: de zichtbare buitenkant. Denk maar aan een eigen traditie van gerechten, rituelen zoals beschuit met muisjes bij een geboorte en allerlei andere gebruiken. Ten tweede kunnen we bedoelen wat we niet zien aan de binnenkant: de onzichtbare binnenkant. Dan bedoelen we een eigen manier van denken, een visie op de wereld, een typisch Nederlandse mentaliteit waardoor Nederlanders “anders” zijn dan mensen uit andere landen. Deze cultuur, de buitenkant en de binnenkant samen, ontstaat niet plotseling maar dat duurt een hele lange tijd. Cultuur zijn alle waarden en normen die mensen in een groep aan elkaar doorgeven en zegt iets over wat die mensen belangrijk vinden. Deze waarden en normen zijn een kenmerk geworden van de Nederlandse cultuur. Waarden zijn algemene principes. Ze zijn aangeleerd, niet aangeboren. Het zijn geen ideeën van de laatste tijd, maar ideeën die we al eeuwenlang belangrijk vinden. Je leert ze “automatisch” vanaf dat je een klein kind bent van je ouders, school, vrienden, de kerk etc. Een waarde kun je vertalen in normen. Dat zijn concrete ideeën. Een waarde is bijvoorbeeld “betrouwbaarheid”. Een norm die daarbij past is dat je op tijd op je afspraak moet komen. We vinden het “normaal” (= norm) dat iemand op tijd op zijn afspraak komt. Herken je deze norm als je denkt aan Nederlanders? Misschien is er in jouw cultuur een hele andere norm die past bij de waarde “betrouwbaarheid”. Toch hoef je niet allemaal dezelfde waarden en normen te hebben om goed samen te kunnen leven. Maar je moet wel kennis van die waarden en normen hebben. Je moet ook proberen ze te begrijpen. Oefening 1 Aangeleerd of aangeboren? Werk in tweetallen. Bespreek samen. Zijn de volgende dingen aangeleerd of aangeboren? Oefening A Vul eerst de tabel in voor jezelf. Is het makkelijk om de tabel in te vullen? Oefening B Werk in tweetallen. Speel een korte dialoog zoals in het voorbeeld. Voorbeeld: A. Ik denk dat een moedertaal aangeleerd / aangeboren is. En jij? B. Dat denk ik niet. / Dat denk ik ook.
1. taal 2. een vreemde taal 3. intelligentie 4. slordig zijn 5. charisma 6. crimineel gedrag 7. respect tonen 8. impulsief reageren 9. beleefd zijn 10. karakter
Aangeleerd
Aangeboren
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 7
Oefening 2 Sanaz uit Iran. Sanaz komt uit Iran, ze werkt sinds een week op een nieuwe afdeling. Ze wordt ingewerkt door haar nieuwe baas. Haar baas reageert geïrriteerd als hij haar iets uitlegt maar ze begrijpt niet waarom. Ze is aardig tegen hem, begrijpt het werk dat hij haar uitlegt en slaat haar ogen neer als hij tegen haar praat, zoals het hoort. Joris Vervoort werkt Sanaz in. Iedere dag legt hij haar een deel van het werk uit. Hij vindt haar aardig, ze doet goed haar best, maar hij vindt haar ook onbeleefd. Ze kijkt hem nooit aan als hij tegen haar praat. Bespreek nu de volgende vragen in tweetallen of in de groep. • Wat vindt Sanaz normaal? • Wat vindt Joris Vervoort normaal? • Wat heeft dit te maken met cultuurverschillen? Wat zijn waarden en normen? Waarden geven aan hoe je de wereld om je heen waardeert, hoe jij vindt dat anderen zich moeten gedragen, wat wel en niet kan volgens jou. Heel dicht daarbij zitten de normen. Normen geven aan wat jij “normaal” vindt, welke regels er volgens jou zijn. In het voorbeeld zie je dat Sanaz en haar baas verschillende dingen “normaal” vinden. Hun waarden zijn wel hetzelfde: ze vinden dat mensen met respect met elkaar moeten omgaan. Een norm daarbij vindt Sanaz dat ze geen direct oogcontact heeft met haar baas, ze heeft geleerd dat dat niet hoort. Dat Sanaz en Joris andere dingen “normaal” vinden, heeft een culturele achtergrond. In Nederland maak je een goede indruk als je iemand een stevige hand geeft en iemand aankijkt. In sommige culturen is dat juist onbeleefd. Zijn er alleen culturele verschillen tussen mensen uit verschillende landen?
Oefening 3 Van Den Haag naar Venlo. Johan Klarenbeek is twintig jaar. Hij is opgegroeid in de Schilderswijk in Den Haag. Hij is wat zijn ouders en leraren noemen “goed gebekt”: hij is nieuwsgierig, spreekt anderen makkelijk aan, hij geeft zijn mening en kijkt mensen direct aan. Zijn ouders vinden dat positief. Na zijn studie vindt hij werk als monteur. Hij werkte eerst op een project in de buurt van Den Haag. Als hij iets niet begreep, zei hij dat. Als hij iets onlogisch vond, zei hij dat ook. Zijn chef was tevreden over hem. Sinds twee weken werkt hij aan een project in Venlo. Het werk is ongeveer hetzelfde, maar zijn chef is niet tevreden. Hij vindt dat Johan een grote mond heeft. Hij vindt ook dat Johan veel te snel zijn mening geeft. Hij vindt dat Johan eerst maar eens “de kat uit de boom” moet kijken voordat hij tegen iedereen zegt wat hij vindt. Maak groepjes van drie of vier personen. Bespreek nu de volgende vragen. Vertel daarna aan de rest van de groep wat jullie vinden. • Welke waarden en normen heeft Johan meegekregen van zijn ouders? • Wat is “normaal” op zijn eerste project? • Wat is “normaal” op zijn tweede project? • Wat betekent “de kat uit de boom kijken”? • Wat heeft dit te maken met cultuurverschillen? • Is een cultuur goed of slecht? Waarom? • Vind je dat Johan zich moet aanpassen of dat zijn chef en collega’s in Venlo zich moeten aanpassen? Waarom?
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 8
1.6 Nederlandse waarden in de praktijk Oefening 1 Bij welke waarden kunnen de volgende “voorwerpen” horen? Leg je keuze uit.
1. Collecte aan de deur 2. Agenda
- ……………………………………………………….
- ……………………………………………………….
3. Gironummer voor hulpacties bij rampen 4. Rommelmarkten 5. Politie
- ………………………………………………………. - ……………………………………………………….
6. Het roken van cannabis 7. Sparen
- ……………………………………………………….
- ……………………………………………………….
- ……………………………………………………….
8. Een flessenlikker
- ……………………………………………………….
9. Een kaasschaaf
- ……………………………………………………….
10. Nog een verzekering afsluiten
- ……………………………………………………….
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 9
Oefening 2 Naastenliefde De waarde “naastenliefde” vinden de Nederlanders belangrijk. Het is belangrijk niet alleen voor jezelf te leven maar het is je plicht aan anderen te denken. Welke van de volgende zaken horen bij deze waarde? Gebruik een woordenboek en werk eventueel in tweetallen. Bespreek daarna in de groep de resultaten. betrokkenheid tonen afspraak is afspraak samenwerken iets voor elkaar over hebben met de deur in huis vallen zuinigheid medemenselijkheid klaarstaan voor een ander wederzijds begrip tolerantie medelijden rekening houden met spijt hebben helpen je hart laten spreken een beetje geven en nemen hard werken agenda
Oefening 3 Orde en netheid. Nederlanders houden van regelmaat. Ze houden ervan als de dag volgens een vast patroon verloopt. Op de basisschool laten de plaatjes zien wat de kinderen die dag gaan doen. Het geeft structuur en houvast, daar houden ook Nederlandse kinderen van.
Een gewone dag Match de volgende tijden met de dagelijkse activiteiten. Trek een streep. Maak daarna zinnen zoals in het voorbeeld. Denk aan de inversie. Voorbeeld:
Om zeven uur sta ik altijd op.
1. 07.00 uur
a. tijd voor een kopje thee
2. 07.30 uur
b. avondeten (warm eten)
3. 08.30 uur
c. naar huis
4. 10.30 uur
d. sportclub, koor, filmclub etc.
5. 12.30 uur
e. opstaan
6. 15.00 uur
f. naar school of werk
7. 17.00 uur
g. tijd voor een kopje koffie en het journaal
8. 18.00 uur
h. middageten (boterhammen)
9. 19.00 uur
i. ontbijten (boterhammen)
10. 20.00 uur
j. tijd voor een kopje koffie
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 10
Oefening 4 Een voorstel doen. Luister naar de zinnen in het schema en lees mee. Luister daarna naar de voorstellen op de cd. Doe deze oefening twee keer. Reageer de eerste keer positief en reageer de tweede keer negatief. Voorbeeld:
Zullen we iets afspreken? + - Ja, goed idee. Zullen we iets afspreken? – - Nee, dat lukt niet.
Een voorstel doen en reageren op een voorstel Een voorstel doen
Zullen we iets afspreken? Zullen we zaterdag naar de film gaan? Zal ik een cadeautje kopen? Heb je zin om morgen naar de film te gaan? Ga je mee naar de stad?
Positieve reacties
Ja, dat kan. Ja, goed idee. Ja, leuk! Ja, graag! Ja, prima plan. Wat een goed idee. Dat zou ik erg leuk vinden. Ja, dan kan ik wel.
Negatieve reacties
Nee, dan kan ik niet. Jammer, dan kan ik niet. Helaas, ik heb al een afspraak. Nee, ik heb niet zo’n zin (om …) Nee, daar heb ik geen zin in. Nee, dat komt niet zo goed uit. Nee, dat lukt niet. Nee, dat hoeft niet. Dat zou ik erg leuk vinden maar … Het spijt me maar …
Oefening 5 Een afspraak maken. Plannen is belangrijk. Nederlanders maken graag voor alles een afspraak. Ze schrijven die afspraak in hun agenda. Zelfs voor privé-activiteiten zoals op bezoek gaan of met vrienden naar de film gaan, maken Nederlanders een afspraak. Werk in tweetallen en maak dialogen volgens het voorbeeld. Gebruik de foto’s om een activiteit voor te stellen. Je mag natuurlijk ook andere activiteiten bedenken! Voorbeeld:
A. Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan? (doet een voorstel) B. Nee, vanavond kan ik niet. (reageert negatief) A. En morgen? (doet een nieuw voorstel) B. Ja, dan kan ik wel. Gezellig! (reageert positief)
Variant: Breid de vorige dialoog uit met de concrete afspraak (wanneer, hoe laat, waar etc.) en sluit het gesprek af.
© Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 11
Oefening 6 Reageren met een voorstel. Reageer op de zinnen en gebruik de ideeën uit de tweede kolom. Werk eerst in tweetallen, daarna individueel met de oefening op de cd. Voorbeeld: Wat eten we? - Zal ik paella maken? - Zullen we frites halen?
Zinnen
Reacties
1. Morgen heb ik een vrije dag.
- in de agenda kijken
2. Dat is een leuk terrasje!
- uiteten gaan
3. Weet je waar Jeff en Mark zijn?
- naar de bioscoop gaan
4. Ik wil graag betalen.
- een monteur bellen
5. Ik heb dorst.
- naar het strand gaan
6. Ik verveel me!
- een glas water halen
7. Eindelijk weekend!
- in de kamer van Jeff kijken
8. Wat eten we vanavond?
- mijn e-mailadres spellen
9. Morgen gaan we naar de verjaardag van Sandra.
- een vergadering plannen
10. Hoe schrijf je dat?
- iets drinken
11. Ik heb zo’n kiespijn!
- een ober roepen
12. Heb je ook honger?
- iets leuks gaan doen
13. We moeten dit snel bespreken.
- naar de kantine gaan
14. Weet je hoe laat de vergadering begint?
- de tandarts bellen
15. Het kopieerapparaat is kapot!
- een cadeautje kopen
Oefening 7 Frau Antje. Frau Antje is waarschijnlijk de bekendste Nederlandse vrouw in Duitsland. Zij werd bedacht door het Nederlands Zuivelbureau: een stralende vrouw in klederdracht die reclame maakt voor Nederlandse kaas. In 1961 kwam Frau Antje voor het eerst op de televisie. Al snel werd de figuur van Frau Antje in heel Duitsland bekend, vooral door de reclames op televisie, in kranten en in tijdschriften. De kaasexport ging van 28.000 ton in 1954 naar meer dan 200.000 ton per jaar. In Duitsland ontwikkelde ze zich van eenvoudig kaasmeisje tot een ijzersterk merk en hét symbool voor Nederland. Ze was een paar jaar uit de media verdwenen, maar ze maakte een come-back in de 21e eeuw. © Efficace – Duidelijk Nederlands voor anderstaligen – alle rechten voorbehouden 12