Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Coördinaten van de initiatiefnemer Naam:
G. Van Landschoot & Zonen NV
Exploitatiezetel:
Prins Boudewijnlaan 22 9991 Maldegem (Adegem)
Maatschappelijke zetel:
Prins Boudewijnlaan 22 9991 Maldegem (Adegem)
Telefoonnummer:
050 71 16 27
Email contactpersoon:
[email protected]
KBO-nummer:
0447.662.522
VE-nummer:
2.059.686.320
Voor de initiatiefnemer,
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
1
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Team van deskundigen Voor de coördinatie en de samenstelling van het MER wordt beroep gedaan op het milieuadviesbureau BOVA ENVIRO+ nv, met uitbatingszetel: Kwadestraat 151A bus 31/32 te 8800 Roeselare (tel: 051/23.20.90, fax: 051/23.20.99,
[email protected]). Het MER wordt opgemaakt onder de coördinatie van mevr. Ann Top (MER-deskundige discipline water en lucht). De coördinator wordt bijgestaan door medewerkers van BOVA ENVIRO+ nv en interne deskundigen.
Deskundigen en medewerkers BOVA ENVIRO+ nv Tabel 1.1 Deskundigen en medewerkers BOVA ENVIRO+ nv
Discipline Grondwater
Dhr. T. Feyaerts erkend MER-deskundige voor grondwater (MER/EDA/634-V2) erkenning tot 31/12/2099
Fauna en flora Oppervlaktewater
Mevr. M. Messiaen erkend MER-deskundige voor oppervlakte- en afvalwater (MER/EDA/712C) – erkenning tot 21/03/2016
Lucht Andere aspecten (afvalstoffen, energie, bodem, geluid, mens, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie)
Mevr. A. Top erkend MER-deskundige voor oppervlakte- en afvalwater en lucht (MER/EDA-576/V2) – erkenning tot 31/12/2099
Ondersteuning coördinator en deskundigen
Mevr. I. Dauwe
Coördinatie
Mevr. A. Top
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
2
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Voor de discipline mens (ruimtelijke aspecten incl. mobiliteit en gezondheid) werd het niet nodig geacht dat deze discipline door een erkend MER-deskundige wordt uitgevoerd, omdat er reeds in het kader van het PRUP een studie werd uitgevoerd voor een optimale inrichting en ontsluiting van het terrein. Uit de recente informatievergadering voor de omwonenden, blijkt overigens dat er geen klachten zijn inzake mobiliteit en slechts een gering aantal aandachtspunten inzake geur en geluid. Vermits er recent een geluidstudie werd uitgevoerd, werd het ook niet nodig geacht om deze discipline door een erkend MER-deskundige uit te werken. De resultaten van de geluidstudie zijn geïntegreerd in het ontwerp-MER en de geluidsstudie als bijlage gevoegd. Verder werd het ook niet nodig geacht om de disciplines Bodem, Fauna en Flora en Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in het algemeen door een erkend MER-deskundige te laten behandelen.
Interne deskundigen De volgende personen hebben hun medewerking verleend bij de opmaak van het project-MER Gerard van Landschoot : bestuurder Joachim De Corte: kwaliteitsverantwoordelijke en interne milieucoördinator vanaf 1/01/2014 Marc Wille: externe milieucoördinator tot en met 31/12/2013
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
3
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Inhoud 1
2
3
4
5
6
Inleiding .......................................................................................................................................... 11 1.1
Beknopte beschrijving van het project .................................................................................. 11
1.2
Verantwoording en doelstelling van het project .................................................................... 13
1.3
Toetsing m.e.r.-plicht van het project en verdere besluitvormingsproces............................. 14
Algemene inlichtingen .................................................................................................................... 16 2.1
G. Van Landschoot & Zonen NV ........................................................................................... 16
2.2
Voorgeschiedenis .................................................................................................................. 17
Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het project ................................................ 29 3.1
Ruimtelijke situering .............................................................................................................. 29
3.2
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ..................................................................... 41
3.3
Referentiesituatie .................................................................................................................. 54
3.4
Mogelijke ontwikkelingsscenario’s ........................................................................................ 54
Beschrijving van G. Van Landschoot & Zonen NV ........................................................................ 55 4.1
Opbouw van het projectgebied ............................................................................................. 55
4.2
Verwerkingshoeveelheden en werkregime ........................................................................... 57
4.3
Tewerkstelling ....................................................................................................................... 59
4.4
Transport ............................................................................................................................... 59
4.5
Beschrijving van de hoofdactiviteit en installaties ................................................................. 64
4.6
Ondersteunende activiteiten en installaties .......................................................................... 70
Beschrijving alternatieven .............................................................................................................. 81 5.1
Doelstellingsalternatieven ..................................................................................................... 81
5.2
Locatie-alternatieven ............................................................................................................. 81
5.3
Uitvoeringsalternatieven ........................................................................................................ 81
5.4
Beste Beschikbare Technieken............................................................................................. 82
Milieuaspecten en proces-geïntegreerde milieumaatregelen ........................................................ 83 6.1
Waterhuishouding ................................................................................................................. 83
6.2
Luchtemissies en emissiereducerende maatregelen .......................................................... 104
1.1 ....................................................................................................................................................... 110 1.2 ....................................................................................................................................................... 110 6.3
Geluidsemissies .................................................................................................................. 118
6.4
Hulpstoffen en afvalstromen en grondverzet ...................................................................... 124
6.5
Energieverbruik en energiebesparende maatregelen ......................................................... 128
6.6
Risico-activiteiten m.b.t bodem- en grondwaterverontreiniging en maatregelen ................ 129
7
Afbakening reikwijdte milieu-disciplines/ingreep-effect-matrix .................................................... 131
8
Effectvoorspelling- en beoordeling .............................................................................................. 134
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
4
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.1
Discipline Grondwater ......................................................................................................... 134
8.2
Discipline ‘Oppervlaktewater’ .............................................................................................. 147
8.3
Discipline Lucht ................................................................................................................... 171
8.4
Discipline Geluid ................................................................................................................. 192
8.5
Discipline Mens ................................................................................................................... 207
8.6
Overige disciplines .............................................................................................................. 225
9
Investeringen en tewerkstelling .................................................................................................. 232 9.1
Investeringen ....................................................................................................................... 232
9.2
Tewerkstelling ..................................................................................................................... 232
10
Grensoverschrijdende effecten ............................................................................................... 233
11
Integratie en eindsynthese ...................................................................................................... 234
11.1
Mogelijke effecten en maatregelen ................................................................................. 234
12
Watertoets ............................................................................................................................... 253
13
Niet-technische samenvatting ................................................................................................. 255
14
Geraadpleegde bronnen ......................................................................................................... 256
15
Lijst van afkortingen ................................................................................................................ 257
16
Verklarende woordenlijst ......................................................................................................... 260
17
BIJLAGEN ............................................................................................................................... 262
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
5
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
LIJST FIGUREN Figuur 3.1 Situering van Exportslachthuis G. Van landschoot & Zonen t.o.v. de Nederlandse grens (www.googlemaps.be) .......................................................................................................................... 29 Figuur 3.2 Situering projectgebied op stratenplan (bron: agiv) ............................................................. 30 Figuur 3.3 Situering projectgebied op orthofoto (bron: google maps, geraadpleegd op 28/04/2013) .. 30 Figuur 3.4 Situering projectgebied op topografische kaart (bron: dov.vlaanderen.be) ......................... 30 Figuur 3.5 Wegen in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: google earth, geraadpleegd op 28/04/2014) ...................................................................................................................................... 31 Figuur 3.6 Gewestplan in de omgeving van het projectgebied (bron: agiv) ......................................... 32 Figuur 3.7 Grafisch plan PRUP ‘Prins Boudewijnlaan – Hillestraat’ ..................................................... 35 Figuur 3.8 Watertoetskaart in de omgeving van het projectgebied (bron: agiv) (donker blauw: effectief overstromingsgevoelig, lichtblauw: mogelijk overstromingsgevoelig) .................................................. 36 Figuur 3.9 Overstromingskaart in de omgeving van het projectgebied (bron: agiv) ............................. 36 Figuur 3.10 Ligging t.o.v. beschermingszones of VEN- en IVON gebieden ........................................ 37 Figuur 3.11 Ligging BWK ...................................................................................................................... 38 Figuur 3.12 Kaart met geïnventariseerd en/of beschermd onroerend en landschappelijk erfgoed (bron: Geoportaal Onroerend Erfgoed) ........................................................................................................... 40 Figuur 4.1 Schematische voorstelling van de bestaande toegang tot het bedrijfsterrein en de afvoer (bron: agiv (geraadpleegd op 18/12/2013) en info G. Van Landschoot & Zonen NV) .......................... 61 Figuur 4.2 Schematische voorstelling van de toekomstige ontsluiting van het terrein, A: overdag en B: avond en nacht (bron: agiv (geraadpleegd op 31/12/2013) en info G. Van Landschoot & Zonen NV) 63 Figuur 4.3 Schematische weergave waterzuiveringsinstallatie referentiejaar 2013 ............................ 75 Figuur 4.4 Schematische voorstelling waterzuiveringsinstallatie vanaf maart 2014 ............................ 76 Figuur 4.5 Schematische weergave waterzuiveringsinstallatie toekomstige situatie ........................... 77 Figuur 6.1 Waterschema productieproces G. Van Landschoot & Zonen NV in de bestaande situatie 83 Figuur 6.2 Ligging van de grondwaterwinningsput en peilbuizen op het terrein van G. Van Landschoot & Zonen NV ........................................................................................................................................... 95 Figuur 6.3 Luchtemissiebronnen bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in huidige en geplande situatie ................................................................................................................................. 105 Figuur 6.4 Lokalisatie geluidsbronnen bestaande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) .. 120 Figuur 6.5 Lokalisatie geluidsbronnen geplande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) .... 122 Figuur 8.1 Uittreksel uit de grondwaterkwetsbaarheid in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: geopunt Vlaanderen) ............................................................................................... 135 Figuur 8.2 Geologisch profiel in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: DOV bodemverkenner) ................................................................................................................................ 136 Figuur 8.3 Aanduiding grondwaterwinningen in de buurt (straal 2.000 m) van G. Van Landschoot & Zonen NV - gele aanduiding(bron: dov.vlaanderen.be) ..................................................................... 137 Figuur 8.4 Infiltratiegevoelige bodems in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: agiv) ............................................................................................................................................................ 139 Figuur 8.5 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden in de omgeving van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ..................................................................................................................... 140 Figuur 8.6 Situering oppervlaktewateren in de omgeving van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV op Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA) (bron: agiv, geraadpleegd op 12/11/2014) .................. 148 Figuur 8.7 Zoneringsplan in de omgeving van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV (bron : geoloket.vmm.be) ................................................................................................................................ 149 Figuur 8.8 Situering projectgebied ten opzichte van waterlopen met aanduiding meetpunten inzake kwaliteit (bron : geoloket.vmm.be) ...................................................................................................... 150 Figuur 8.9 P-98 (1h) van geurimmissieconcentraties referentiesituatie op basis van NeRgeuremissiefactoren ............................................................................................................................ 183
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
6
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8.10 P-98 (1h) van geurimmissieconcentraties toekomstige situatie op basis van NeRgeuremissiefactoren ............................................................................................................................ 189 Figuur 8.11 Lokalisatie van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ten opzichte van omgeving (bron geluidstudie Avitech in bijlage 9) ............................................................................................... 192 Figuur 8.12 3D model van de gebouwen bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV als basis voor modellering (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) ......................................................................... 193 Figuur 8.13 Ligging van de beoordelingspunten in de omgeving van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV(bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) ............................................................................. 194 Figuur 8.14 straatzijde projectgebied G. Van Landschoot & Zonen NV ............................................ 209 Figuur 8.15 Achterzijde projectgebied slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV........................... 210 Figuur 8.16 Ligging van dichtstbijzijnde woningen nabij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ............................................................................................................................................................ 212 Figuur 8.17 Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk in de omgeving van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonnen NV (bron: GIS Oost, geraadpleegd op 26/01/2015) ...................................... 216 Figuur 8.18 Haltes van De Lijn in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV .............................. 217
LIJST TABELLEN Tabel 1.1 Deskundigen en medewerkers BOVA ENVIRO+ nv .............................................................. 2 Tabel 2.1 Overzicht van de geldende milieuvergunningen/mededelingen van NV G. Van Landschoot & Zonen ................................................................................................................................................. 18 Tabel 2.2 Opgelegde bijzondere voorwaarden NV G. Van Landschoot & Zonen ................................ 19 Tabel 2.3 Vergunningshistoriek (bouwvergunningen – planologische attesten) G. Van Landschoot & Zonen NV (niet limitatief)....................................................................................................................... 28 Tabel 3.1 Legende gewestplan ............................................................................................................. 32 Tabel 3.2 Juridische randvoorwaarden, relevantie en relatie met MER ............................................... 42 Tabel 3.3 Beleidsmatige randvoorwaarden, relevantie en relatie met MER ......................................... 50 Tabel 4.1 Werkregime bij G. Van Landschoot & Zonen NV ................................................................. 57 Tabel 4.2 Verwerkingshoeveelheden bij varkensslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in de vergunde en bestaande situatie, de “hernieuwing tussenfase” en geplande situatie ........................... 58 Tabel 4.3 Transporten bij G. Van Landschoot & Zonen NV in de huidige situatie (worst case) ........... 60 Tabel 4.4 Transporten bij G. Van Landschoot & Zonen NV in de toekomstige situatie (worst case) ... 62 Tabel 4.5 Waterverbruik bij NV Van Landschoot & Zonen (periode 2010-2014) ................................. 71 Tabel 4.6 Grondwaterverbruik geplande situatie (productiehoeveelheid van 650.000 varkens/jaar en slachtregime van 6 dagen) .................................................................................................................... 72 Tabel 6.1 Waterverbruik bij NV G. Van Landschoot & Zonen in de huidige situatie (periode 20102014) ..................................................................................................................................................... 87 Tabel 6.2 Waterverbruik en -bron per toepassing bij NV G. Van Landschoot & Zonen in de huidige situatie (periode 2010-2013) ................................................................................................................. 88 Tabel 6.3 Waterbalans referentiejaar 2013/2014 bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ...... 89 Tabel 6.4 Waterbalans toekomstige situatie bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ............. 90 Tabel 6.5 Hemelwaterhuishouding huidige situatie (referentiejaar 2013) bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ....................................................................................................................... 92 Tabel 6.6 Hemelwaterhuishouding toekomstige situatie bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ......................................................................................................................................................... 93 Tabel 6.7 Kwaliteitsgegevens opgepompt grondwater bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV (2010-2014) ........................................................................................................................................... 94 Tabel 6.8 Maandelijkse grondwaterstanden in rust en werking voor het referentiejaar 2013 tot en met december 2014 ..................................................................................................................................... 96 Tabel 6.9 Gemiddelde en maximale meetwaarden interne analysen 2013 van afvalwater bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in kader van opvolging werking WZI.............................. 98
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
7
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.10 meetresultaten van de heffingscampagnes in 2012 en 2013 van het geloosde afvalwater van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ................................................................................ 99 Tabel 6.11 Analyseresultaten gezuiverd afvalwater in overgangsperiode jan-aug 2014 ................... 101 Tabel 6.12 Analyseresultaten gezuiverd afvalwater in september 2014 ............................................ 102 Tabel 6.13 Geloosde bedrijfsafvalwaterhoeveelheden bij G. Van Landschoot & Zonen NV in 20122014 .................................................................................................................................................... 103 Tabel 6.14 Gegevens bestaande verbrandingsinrichtingen (referentiejaar 2013) ............................. 106 Tabel 6.15 Resultaten emissiemetingen verbrandingsinrichtingen en totale uur- en jaarvrachten, referentiesituatie (gemeten in 2014) ................................................................................................... 107 Tabel 6.16 Gegevens bestaande verbrandingsinrichtingen en bijkomende WKK gasmotor, geplande situatie ................................................................................................................................................. 108 Tabel 6.17 Luchtemissies verbrandingsinrichtingen en totale uur- en jaarvrachten, toekomstige situatie ................................................................................................................................................. 109 Tabel 6.18 Emissiefactoren varkensslachterijen (NeR, maart 2014).................................................. 112 Tabel 6.19 Relatie tussen het aantal dieren in de wachtruimten in functie van het tijdstip van de dag ............................................................................................................................................................ 114 Tabel 6.20 Emissiefactoren afvalwaterzuiveringsinstallatie (NeR, maart 2014) ................................ 115 Tabel 6.21 Input voor de berekening van de geuremissie van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV, referentiesituatie ........................................................................................................................... 115 Tabel 6.22 Berekening geuremissies van G. Van Landschoot & Zonen NV, referentiejaar 2013...... 115 Tabel 6.23 Input voor de berekening van de geuremissie van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV, toekomstige situatie ..................................................................................................................... 116 Tabel 6.24 Berekening geuremissies van G. Van Landschoot & Zonen NV, toekomstige situatie .... 117 Tabel 6.25 Bestaande geluidsbronnen (bron geluidstudie Avitech) ................................................... 119 Tabel 6.26 Geluidsbronnen in de geplande situatie ........................................................................... 121 Tabel 6.27 Overzicht van het slachtafval en overige dierlijke bijproducten bij G. Van Landschoot & Zonen NV in de bestaande situatie (2013-2014) ................................................................................ 125 Tabel 6.28 Overzicht van het maximum te verwachten slachtafval en overige dierlijke bijproducten bij G. Van Landschoot & Zonen NV, toekomstige situatie (650.000 varkens/jaar) ................................. 127 Tabel 6.29 Energieverbruik bij G. Van Landschoot & Zonen NV (periode 2010- 2014) ..................... 128 Tabel 6.30 Ingeschat energieverbruik bij G. Van Landschoot & Zonen, toekomstige situatie ........... 128 Tabel 6.31 Vlarebo-activiteiten van G. Van Landschoot & Zonen NV ................................................ 129 Tabel 7.1 Ingreep-effect matrix voor de exploitatie en beperkte uitbreiding van exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ............................................................................................................. 133 Tabel 8.1 Opbouw van de hydrogeologische lagen in de omgeving van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ......................................................................................................................................... 134 Tabel 8.2 Grondwaterstanden voor drainageklassen .................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Tabel 8.3 Terreinmetingen van de peilbuizen uit het bodemonderzoek van Technum NV (2010) .... 138 Tabel 8.4 Waterlopen in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV ............................................ 147 Tabel 8.5 Overzicht meetpunten immissiemeetnet VMM in omgeving van het projectgebied ........... 151 Tabel 8.6 Fysicochemische waterkwaliteit Beke voor het jaar 2012, stroomop- en afwaarts van het projectgebied (bron: www.vmm.be) .................................................................................................... 152 Tabel 8.7 Fysicochemische waterkwaliteit Afleidingskanaal van de Leie voor het jaar 2010, stroomafwaarts van het projectgebied (bron: www.vmm.be) .............................................................. 153 Tabel 8.8 Indeling zuurstof Prati-index ............................................................................................... 153 Tabel 8.9 Prati-index voor zuurstofverzadiging in de meetpunten in de omgeving van het projectgebied ....................................................................................................................................... 154 Tabel 8.10 Indeling Belgische Biotische Index ................................................................................... 154
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
8
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.11 Berekende gemiddelde vuilvrachten van het influent en effluent en verwijderingsrendement van de waterzuivering jan-aug 2014 (bron debiet influent : budgetraming WZI Trevi, juli 2014) ............................................................................................................................ 157 Tabel 8.12 Lozingsnormen van toepassing op geloosd afvalwater van G. Van Landschoot & Zonen NV ....................................................................................................................................................... 158 Tabel 8.13 Gemiddelde en maximale waarden van geloosd afvalwater van G. Van Landschoot & Zonen NV in 2013 ............................................................................................................................... 159 Tabel 8.14 Percentage normoverschrijding permanente (gemiddelde) impact .................................. 160 Tabel 8.15 Impactbeoordeling huidige situatie (gemiddeld januari-juni 2014) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie .............................................................................................................. 161 Tabel 8.16 Impactbeoordeling huidige situatie (gemiddeld september 2014) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie .............................................................................................................. 162 Tabel 8.17 Impactbeoordeling huidige vergunde situatie op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie................................................................................................................................................. 163 Tabel 8.18 Significantiekader gevaarlijke stoffen tijdelijke (worst-case) impact ................................. 166 Tabel 8.19 Significantiekader niet-gevaarlijke stoffen tijdelijke (worst-case) impact .......................... 166 Tabel 8.20 Impactbeoordeling toekomstige situatie (gemiddeld) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie .............................................................................................................. 167 Tabel 8.21 Impactbeoordeling toekomstige situatie (worst-case) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie .............................................................................................................. 168 Tabel 8.22 Milieukwaliteitsnormen voor stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOx)..................... 172 Tabel 8.23 Milieukwaliteitsnormen voor zwaveldioxide (SO2) ........................................................... 173 Tabel 8.24 Milieukwaliteitsnormen voor koolstofmonoxide (CO) ........................................................ 174 Tabel 8.25 Milieukwaliteitsnormen voor zwevende deeltjes (PM10) .................................................. 174 Tabel 8.26 Milieukwaliteitsnormen voor zwevende deeltjes (PM2,5) ................................................. 175 Tabel 8.27 Emissiegrenswaarden voor stookinstallaties stoomketel op aardgas .............................. 176 Tabel 8.28 Algemene emissiegrenswaarden voor vlamoven ............................................................. 176 Tabel 8.29 Totale uur- en jaarvrachten aan NO X ............................................................................... 178 Tabel 8.30 Totale uur- en jaarvrachten aan CO ................................................................................ 178 Tabel 8.31 Karakteristieken geurbronnen ........................................................................................... 181 Tabel 8.32 Dagprogramma Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV en relevante geuremissies ............................................................................................................................................................ 182 Tabel 8.33 Emissiegrenswaarden voor gasmotor in werking volgens de ottocyclus, die 500 bedrijfsuren per jaar of meer in bedrijf zijn .......................................................................................... 185 Tabel 8.34 Totale uur- en jaarvrachten aan NO X ............................................................................... 185 Tabel 8.35 Totale uur- en jaarvrachten aan CO ................................................................................ 186 Tabel 8.36 Karakteristieken geurbronnen ........................................................................................... 186 Tabel 8.37 Dagprogramma Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV en relevante geuremissies ............................................................................................................................................................ 188 Tabel 8.38 Berekende immissies (dBA) in de verschillende beoordelingspunten bij huidige situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) ............................................................................................. 195 Tabel 8.39 Berekende immissies (dBA) in de verschillende beoordelingspunten bij geplande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) ............................................................................................. 196 Tabel 8.40 Theoretisch te saneren bronnen bij geplande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9) ......................................................................................................................................................... 197 Tabel 8.41 Verkeersverdeling personeel ............................................................................................ 218 Tabel 8.42 Significantiekader bijdrage bedrijfsgerelateerd verkeer .................................................... 218 Tabel 8.43 Telpostgegevens N9 ter hoogte van kilometerpunt 80 (Brugsesteenweg) ....................... 219 Tabel 8.44 Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken bij slachthuis G. Van landschoot & Zonen NV ............................................................................................................................................................ 225
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
9
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.45 Gevoeligheid van bodems voor verdichting ...................................................................... 227 Tabel 9.1 Investeringen slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ................................................. 232
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
10
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
1 Inleiding 1.1
Beknopte beschrijving van het project
G. Van Landschoot & Zonen NV is een exportslachthuis. Daar G. Van Landschoot & Zonen NV in de toekomst zijn activiteiten wil verderzetten, wenst het bedrijf dan ook voor de eerder vergunde activiteiten een herverguning voor 20 jaar te verkrijgen en bijkomende stedenbouwkundige vergunningen. Het bedrijf voorziet ook in een uitbreiding van het maximaal vergunde aantal varkens/jaar (525.000 varkens/jaar) of gemiddeld ca. 10.100 varkens/week en gemiddeld ca. 2000 varkens/dag) tot maximaal 650.000 varkens/jaar (of gemiddeld 12.500 varkens/week en gemiddeld 2100 varkens/dag). Rekening houdend met een levend gewicht van 115 kg/varken, komt dit overeen met een uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van 60.375 ton levend gewicht per jaar naar maximum 74.750 ton levend gewicht per jaar. Daarnaast voorziet het slachthuis ook een uitbreiding van de vergunde grondwaterwinning van 69.000 m³/jaar naar 87.000 m³/jaar en een uitbreiding van de geloosde afvalwaterhoeveelheid van 69.000 m³/jaar naar 78.500 m³/jaar. G. Van Landschoot & Zonen NV voorziet naast de hernieuwing, de uitbreiding van de slachtcapaciteit, van de grondwaterwinning en afvalwaterlozing, ook een aanpassing van de ontsluiting van het terrein met een nieuwe toegang voor dagaanvoer van diverse goederen en diensten. In het kader van de geplande uitbreiding voorziet de firma naar de toekomst toe meer water te gebruiken, waarvan een deel recuperatiewater ook voor voorreinigen wachtruimtes en onreine zone (momenteel enkel verbruik van recuperatiewater voor reinigen van veewagens en condensors koeltoren), en ook meer water te lozen. Het aantal werknemers zal ook toenemen. Voor de hervergunning en de geplande uitbreidingen/wijzigingen dient een milieuvergunnings- en stedenbouwkundige vergunningsaanvraag ingediend te worden. Voor de m.e.r.-plichtige activiteiten dient bij elke vergunningsaanvraag een goedgekeurd MER gevoegd te worden. Dit MER en vooral de synthese van de positieve en negatieve effecten evenals de voorgestelde milderende maatregelen, dienen als hulp bij het beslissingsproces betreffende de vergunningsaanvraag. De basismilieuvergunning voor G. Van Landschoot & Zonen NV werd verleend door de deputatie van Oost-Vlaanderen op 24/03/1994. Hierop werden diverse wijzigingen en uitbreidingen vergund. In het kader van de reeds uitgevoerde en nog geplande wijzigingen en uitbreidingen, werd een planologisch attest aangevraagd en verkregen op 27/09/2007. In het kader van de opmaak van een PRUP voor de nodige bestemmingswijzigingen, werd een studie uitgevoerd om te onderzoeken hoe de ontsluiting van het slachthuis in de toekomst best gebeurt. Op basis hiervan werd een PRUP opgemaakt en uiteindelijk goedgekeurd door de minister op 4/02/2010 . De hervergunning van de huidige activiteiten van exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV met een uitbreiding van de slachtcapaciteit incl. grondwaterwinning en lozing van bedrijfsafvalwater en wijziging van de ontsluiting van het bedrijf, vormt dan ook het project in de zin van art. 4.1.1,§1,5° van titel IV van het DABM. De inrichting was bij middel van het besluit van de deputatie van 4 februari 1999 vergund voor een slachtcapaciteit van 525.000 varkens per jaar of 60.375 ton levend gewicht en dit voor een termijn eindigend op 15 november 2014.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
11
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Gelet op de beschikbare capaciteit in het slachthuis werd beslist om voor de hernieuwing van de vergunning en de uitbreiding van de vergunde slachtcapaciteiten een MER op te maken. Begin 2014 werd het kennisgevingsdossier hiervoor ingediend. Vermits het MER nog in opmaak was en de bestaande milieuvergunning verstreek op 15 november 2014, werd geopteerd om een milieuvergunningsaanvraag in te dienen voorafgaand het verstrijken van de milieuvergunning en dit voor een slachthuis met een slachtcapaciteit onder de MER-drempel, als ‘hernieuwing tussenfase’. In deze tussenfase werd een capaciteit vooropgesteld van max. 260.000 varkens per jaar of 29.900 ton levend gewicht. De maximale dagcapaciteit bedraagt 3000 varkens per dag of 294 ton geslacht gewicht, waarbij de slachtactiviteiten worden gespreid over 6 dagen per week. Bij middel van het besluit van de deputatie van 26 februari 2015 werd de inrichting vergund voor de ‘hernieuwing tussenfase’. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het m.e.r.-proces is een juridisch-administratieve procedure waarbij vooraleer een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project zal toegelaten of vergund worden en onder welke voorwaarden. Het milieueffectrapport maakt deel uit van de aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning en uitbreiding met wijziging van de ontsluiting, welke zal ingediend worden bij de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Voor bepaalde wijzigingen/uitbreidingen (waterzuivering, toegang …) is ook een stedenbouwkundige vergunning nodig. Het is de bedoeling deze tegelijkertijd met de milieuvergunningsaanvraag in te dienen. Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) voorziet in een m.e.r.-procedure opgebouwd uit verschillende stappen: Opstellen van een kennisgeving door een team van deskundigen. De kennisgeving omvat naast een beschrijving van het project en de relevante randvoorwaarden, een voorstel inzake te onderzoeken disciplines en samenstelling van een team van deskundigen en per discipline een beschrijving van de methodologie die in het MER zal gehanteerd worden bij de inhoudelijke uitwerking van de disciplines. De kennisgeving is een openbaar document dat ter inzage wordt gelegd aan het publiek. De opmaak van richtlijnen door de Dienst Mer op basis van opmerkingen geformuleerd naar aanleiding van de terinzagelegging en de adviezen van de bevoegde instanties. Opmaak van een ontwerp-MER dat voorgelegd wordt voor advies aan de bevoegde instanties. Opmaak van een finaal MER, rekening houdend met de opmerkingen van de bevoegde instanties, dat dient goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, de Dienst Mer. Het finaal MER wordt een publiek document na goed- of afkeuring.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
12
Definitief MER
1.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Verantwoording en doelstelling van het project
In het kader van de geplande wijzigingen en uitbreidingen, werd een planologisch attest aangevraagd en verkregen op 27/09/2007. Op basis hiervan werd een PRUP opgemaakt en uiteindelijk goedgekeurd door de minister op 4/02/2010. Huidig project beoogt een eerste realisatie van de toegestane uitbreiding in het PRUP, met de nodige aandacht voor de omgeving. In dit kader heeft de initiatiefnemer van de m.e.r.-plichtige activiteit, ervoor geopteerd om een project-MER te laten opmaken, in plaats van een ontheffingsdossier (zie 1.3). Het goedgekeurde project-MER zal toegevoegd worden aan de milieu- en stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor de volledige hervergunning en de realisatie van de geplande wijzigingen en uitbreidingen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
13
Definitief MER
1.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Toetsing m.e.r.-plicht van het project en verdere besluitvormingsproces
In het kader van de hervergunning en uitbreiding met wijziging van ontsluiting, dient de toetsing te gebeuren aan de m.e.r.-plicht. De lijst van m.e.r.-plichtige activiteiten in Vlaanderen is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, gepubliceerd op 17 februari 2005, houdende vaststelling van een lijst van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten die overeenkomstig artikel 4.3.2, § 1 van het MER/VR-decreet van 18 december 2002 steeds aan de project-m.e.r. worden onderworpen (bijlage I), de projecten waarvoor overeenkomstig artikel 4.3.2, § 2 en § 3 van het decreet al dan niet een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan worden ingediend (bijlage II) en de projecten waarvoor overeenkomstig artikel 4.3.2, § 2bis en § 3bis van het decreet al dan niet een project-m.e.r.-screeningsnota kan worden opgesteld (bijlage III). Op basis van de vergunde slachtcapaciteit van het exportslachthuis Van Landschoot & Zonen vallen de activiteiten van het slachthuis en de geplande wijzigingen/uitbreiding onder toepassing van de volgende rubrieken van de bijlage II van het besluit: Rubriek 7f: “Installaties voor het slachten van dieren met een verwerkingscapaciteit van 30.000 ton levend gewicht per jaar of meer” Rubriek 13b: “ wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I of II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden Dit wil zeggen dat het project m.e.r -plichtig is. Voor het geplande project kan een ontheffingsdossier worden opgesteld waarin een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de projectmilieueffectrapportageplicht wordt gericht naar de Dienst Mer. Het ‘al dan niet’ een project-MER opstellen voorafgaand aan de vergunningsaanvraag is afhankelijk van een aantal criteria zoals vermeld in bijlage II van het MER/VR-decreet dd. 18 december 2002. Evenwel wordt er afgezien van het indienen van een dergelijk verzoek tot ontheffing, gezien de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit. Het MER zal aangeven welke effecten kunnen verwacht worden en waar nodige milderende of compenserende maatregelen voorstellen. Het goedgekeurde MER zal deel uitmaken van de milieu- en stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Een aantal belangrijke stappen in het milieuvergunningsproces zijn de volgende: - maximaal 30 dagen na het indienen van de milieuvergunningsaanvraag bij de Deputatie volgt eventueel de volledig-en ontvankelijkheidsverklaring. - vervolgens start de gemeente binnen de 10 dagen een openbaar onderzoek op, waarin ook een openbare hoorzitting plaatsvindt. - na advies van de gemeente en de betrokken instanties wordt door de bevoegde instantie de vergunning al dan niet verleend. Dit dient te gebeuren binnen een periode van 4 maanden, verlengbaar tot 6 maanden na volledig- en ontvankelijkheidsverklaring. Een aantal belangrijke stappen in het stedenbouwkundig vergunningsproces zijn:
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
14
Definitief MER
-
-
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
maximaal 30 dagen na het indienen van de vergunningsaanvraag bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Maldegem volgt eventueel de volledig-en ontvankelijkheidsverklaring. vragen voor een vergunning waarvoor een milieueffectenrapport moet worden opgemaakt, zijn te allen tijde aan een 30 dagen durend openbaar onderzoek onderworpen. na advies van de betrokken instanties wordt door het college van burgemeester en schepenen de vergunning al dan niet verleend. Dit dient te gebeuren binnen een termijn van 105 dagen na volledig- en ontvankelijkheidsverklaring.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
15
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
2 Algemene inlichtingen 2.1
G. Van Landschoot & Zonen NV
Voorliggend ontwerp-MER heeft betrekking op het exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV gelegen langs de Prins Boudewijnlaan te Adegem, ten oosten van het centrum. G. Van Landschoot & Zonen NV baat op deze locatie een exportslachthuis uit voor het slachten van varkens met een gemiddelde capaciteit van ca. 2000 dieren per dag (of 525.000 dieren per jaar) en met bijhorende darmwasserij, versnijdingshal, koelkamers, waterzuiveringsinstallatie, opslag- en laadplaatsen en wasplaats voor voertuigen. Momenteel werken bij G. Van Landschoot en Zonen NV ca. 165 werknemers (ca. 110 arbeiders (intern en extern), 40 interim arbeiders, 15 bedienden). Het terrein is ca. 3,2 ha groot, verspreid over een aantal kadastrale percelen. G. Van Landschoot & Zonen NV slacht in hoofdzaak in eigen opdracht (95%). De slachtcijfers van het slachthuis nemen jaarlijks toe. Dit komt o.a. doordat er een grondige marktprospectie wordt gemaakt. Ook werden op deze manier nieuwe markten aangeboord. Door de betere marktprospectie en om de vraag van de klant te kunnen volgen, wordt een uitbreiding van de slachtcapaciteit voorzien op de bestaande slachtlijnen. Op het terrein zijn nog 2 andere vennootschappen actief : De Winter Natuurdarmen NV Vleeshalle Van Landschoot NV Molenbeek
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
16
Definitief MER
2.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Voorgeschiedenis
2.2.1
Historiek
In onderstaande tijdslijn worden de belangrijkste gebeurtenissen op de site voorgesteld. -
-
-
-
-
-
het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV start in 1968 (oprichtingsakte dateert van 12 januari 1968) waarbij de slachtactiviteiten in hetzelfde jaar in een aantal bestaande gebouwen worden aangevat. in 1972 werd het bestaande slachthuis uitgebreid wegens snelle groei. Deze uitbreiding bestrijkt een groot gedeelte van het huidige centrale bedrijfsgebouw bestemd voor de slachtactiviteiten. In 1976 wordt losstaande bijgebouw, voor opslag van hulpstoffen en verpakkingsmaterialen en als onderhoudsatelier. In 1984 werd gestart met de bouw van een biologische waterzuivering. In 1986 werd het slachthuis verbouwd met uitsnij-, verpakkings- en laadruimte. Met deze uitbreiding werd de oppervlakte van het centraal gebouw van het slachthuis in zijn huidige vorm gemaximaliseerd. In 1993 werd ruime diepvrieskamer opgericht in kader van stijgende vraag naar vlees in ingevroren toestand. In 1996 werd de bestaande diepvriesloods in het centraal gebouw herbouwd. In 1998 werden nieuwe vaste silo’s gebouwd achteraan het centrale slachthuisgebouw voor opslag van organische afvalstoffen. In 2005 werd de waterzuiveringsinstallatie uitgebreid ten einde de opgelegde milieunormen te halen. In het kader van de steeds strenger wordende Europese inrichtingsvoorwaarden voor slachthuizen inzake gescheiden reine en onreine zone, werd de laatste jaren een herschikking doorgevoerd met o de oude wachtruimtes werden in 2008-2009 afgebroken en er werd een nieuwe wachtruimte gebouwd die voldoet aan de geldende wetgeving (Europese Richtlijn nr. 853). De mest wordt op gewijzigde manier opgevangen en verwerkt waarbij de wachtruimtes dagelijks gereinigd worden en het afvalwater afgevoerd wordt naar WZI. Dit resulteerde in een vergroting in oppervlakte van de slachterij, met mogelijkheid tot capaciteitsuitbreidingen. o De volledige slachterij werd heringericht in 2010 waarbij een aantal bestaande activiteiten verplaatst werden binnen de bestaande gebouwen en waarbij een aantal bestaande activiteiten verplaatst werden naar een aantal nieuwe ruimten. In 2011 afgesloten broeitunnel + ontharingsmachine met gesloten watercircuit + reinigen veewagens met recuperatiewater + opslag haar en darmpakketten in haarcontainer In 2012 warmterecuperatie vlamoven In januari 2014 koeling roostergoed In maart 2014 gebruik recuperatiewater voor condensors koeltoren + uitbreiding WZI In april 2014 koeling ruimte haarcontainer en afgekeurde dieren
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
17
Definitief MER
2.2.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Administratieve voorgeschiedenis
Milieuvergunningen G. Van Landschoot & Zonen NV Een eerste exploitatievergunning werd afgeleverd onder het ARAB-stelsel en dateert van 30/11/1948. De basismilieuvergunning voor de vestiging van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV te Maldegem werd verleend door de Bestendige Deputatie op 04/02/1999 voor een termijn die eindigt op 15/11/2014. Met deze vergunning werden de lopende ARAB-vergunningen van daarvoor geregulariseerd naar het Vlarem-stelsel. Deze basisvergunning werd diverse malen aangepast via verschillende besluiten. Een overzicht van de vergunningsbeslissingen is opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 2.1 Overzicht van de geldende milieuvergunningen/mededelingen van NV G. Van Landschoot & Zonen Beslissingsdatum 24/03/1994
Referentie xx
27/10/1994
xx
04/02/1999
43010/7/A/4/CH/ivds
Voorwerp vergunning voor het verder exploiteren van een slachthuis vergunning voor uitbreiding van slachthuis met een bovengrondse tank voor stookolie (15.000 l) vergunning voor de uitbreiding van een
Einddatum 15/11/2014 15/11/2014
15/11/2014
slachthuis 09/03/2000
43010/7/1/A/5/RB/EDL
vergunning houdende de uitbreiding van
15.11.2014
het debiet van de grondwaterwinning 27/10/2005
082/43010/7/1/A/6/HV/
vergunning houdende de verandering
KVDS/kvds
van een slachthuis door uitbreiding
15/11/2014
(waterzuiveringsinstallatie en grondwaterwinning) en weigering van de vergunning voor de opslag van kunststoffen 16/07/2009
082/43010/7/1/M/2
aktename van de mededeling kleine
15/11/2014
verandering inzake uitbreiding en wijziging 14/03/2013
M03/43010/7/1/A/7
Milieuvergunning voor het veranderen
15/11/2014
van de inrichting 26/02/2015
M03/43010/7/1/A/8
Aanvraag verder exploiteren en
26/02/2035
veranderen (tussenfase) van een vergund slachthuis
In bijlage 1 is de rubriekenlijst opgenomen met betrekking tot de vergunde activiteiten tot 15 november 2014 en de rubrieken die werden vergund in de ‘hernieuwing tussenfase’, met een vermindering van de slachtcapaciteit tot onder de MER-drempel nl. max. 260.000 varkens per jaar of 29.900 ton levend gewicht. De maximale dagcapaciteit bedraagt 3000 varkens per dag of 294 ton geslacht gewicht, waarbij het slachten verspreid is over 6 slachtdagen – in voege sedert begin 2014 in plaats van over 5 dagen per week.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
18
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden Onderstaande tabel geeft een overzicht van de relevante bijzondere vergunningsvoorwaarden die in het verleden werden opgelegd bij de toegekende exploitatie- en milieuvergunningen: Tabel 2.2 Opgelegde bijzondere voorwaarden NV G. Van Landschoot & Zonen Datum
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
04/02/1999
43010/7/A/4/CH/
24. M.b.t. de lozing van het bedrijfsafvalwater
ivds
a) In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en de sectorale milieuvoorwaarden, mogen met verrekening van de
Niet meer van
referentievolumes en onafhankelijk van het debiet, de volgende emissiegrenswaarden niet overschreden worden :
toepassing voor
BZV : 25 mg/l
CZV, gezien de
CZV : 200 mg/l
strengere
Totaal stikstof : 15 mg N/l
sectorale
Totaal fosfor : 2 mg P/l
voorwaarden
Totaal Arseen : 0,05 mg As/l
(bijlage 5.3.2 nr.
Totaal Zilver : 0,05 mg Ag/l
37 Slachthuizen)
Totaal Chroom : 0,05 mg Cr/l Totaal Zink : 0,3 mg Zn/l Totaal Koper : 0,05 mg Cu/l Totaal Cadmium : 0,001 mg Cd/l Totaal Lood : 0,05 mg Pb/l Totaal Kwik : 0,0005 mg Hg/l Totaal Nikkel : 0,05 mg Ni/l b) de concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke zijn bedoeld in lijst
OK
2C, worden beperkt tot de concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal de detectielimiet
BOVA ENVIRO + nv
c) Controle-inrichting : al het bedrijfsafvalwater dient afgevoerd te worden naar een controle-inrichting die alle waarborgen
Is sinds maart
biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk
2014 van
monsters van het geloosde water te nemen.
toepassing
juni 2015
19
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
Voormelde controle-inrichting dient te beantwoorden aan de in Vlarem II gegeven omschrijving en gestelde eisen; langs deze controle-inrichting mag geen hemelwater afgevoerd worden d) Het maximum toegelaten uur- en dagdebiet bedraagt resp. 25 m³/uur en 230 m³/dag
Dagdebiet OK, uurdebiet tot 25 3
m /uur
e) Uit te voeren metingen : i.f.v. het toegelaten maximumdebiet dienen de metingen uitgevoerd als voorgeschreven in de
OK
bijlage Vlarem V03; de meetresultaten dienen ter inzage gehouden van de toezichthoudende ambtenaren van de afdeling Milieu-inspectie van de Administratie Milieu-, Natuur- en Waterbeheer f) Het niet - verontreinigd regenwater dient rechtstreeks geloosd in de watergang nr. 4.33
OK
25. M.b.t. het tijdelijk bijhouden van bedrijfseigen afvalstoffen andere dan slachtafval a) de constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde
OK
recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden : b) het is verboden afvalstoffen in brand te steken
OK
c) het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende/vergunde verwervers en
OK
verwerkers d) de afvalstoffen dienen jaarlijks gemeld te worden aan de OVAM
OK
26. M.b.t. werktijden In tegenstelling tot eventuele sommige voormelde bepalingen wordt het verbod niet toegepast dat betrekking heeft tot de
OK
werktijden van de inrichting op werkdagen van 19 uur tot 7 uur, alsmede op zon- en feestdagen; evenwel zijn rustverstorende werkzaamheden in die periode wel verboden 27. Het bepalen en het aanbrengen van de vereiste brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in
Lopende
overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer.
BOVA ENVIRO + nv
28. Het waterzuiveringsslib mag niet afgevoerd worden naar een verwerker van dierlijk afval
OK
29. Binnen een termijn van zes maanden na het verlenen van de milieuvergunning dient :
OK, sinds eind
- alle slachtafval gekoeld worden opgeslagen;
maart 2014 van
juni 2015
20
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
- m.b.t. de varkensstallen en de bijhorende mestopslag een saneringsplan opgemaakt met het oog op het voorkomen van
toepassing
bodem- en (grond)waterverontreiniging. Dit saneringsplan, dat de goedkeuring dient te dragen van de Aminal-Afdeling Milieu-inspectie, dient overgemaakt aan het Schepencollege, de Aminal-Afdeling Milieuvergunningen en de milieuvergunningverlenende overheid. 30. De dierlijke mest dient afgezet volgens de bepalingen van het mestdecreet.
OK
31. Tijdens het eerstvolgende plantseizoen dient in overleg en volgens de richtlijnen van het gemeentebestuur een
OK
winterharde en landschappelijk geïntegreerde groenaanleg gerealiseerd. Deze aanplant moet voldoende dicht zijn van structuur.
09/03/2000
43010/7/1/A/5/R
4. Het grondwaterpeil “in werking” dient jaarlijks te worden gemeten in de winningsput; bovendien moet het “rustpeil” (het
B/EDL
peil na het stilleggen van de winning gedurende minstens 24 u) minstens 4x per jaar worden gemeten.
OK
5. In toepassing van art. 5.43.4.2. van Vlarem II dient 1 peilput aangelegd te worden
OK
6. Het grondwaterpeil in een centraal aangelegde peilput, of bij ontstentenis daarvan in elke grond-waterwinningsput van de
OK, pomp op -
grondwaterwinning, mag niet dalen onder 25 m onder het maaiveld. Een contactelektrode in een centraal aangelegde
18m TAW
peilput, of bij ontstentenis daarvan in elke grondwater-winningsput, legt de winning stil wanneer dit bepaald peil bereikt wordt 7. Gezien het gebruik van het grondwater in de voedingsindustrie dient het opgepompte water (d.w.z. vóór elke vorm van
OK
behandeling) minstens 2x per jaar geanalyseerd te worden op de parameters vermeld in art. 5.53.4.5 van Vlarem II, aan te vullen met een onderzoek inzake bacteriologische kwaliteit 8. De exploitant dient na te gaan en aan te tonen of er voor sommige doeleinden bepaalde waterstromen kunnen worden
OK, voor spoelen
gerecycleerd i.f.v. de technische en economische haalbaarheid; indien dit uit de studie mogelijk blijkt zal in overleg met de
veewagens en
Aminal – afdeling Milieu-inspectie overgegaan worden tot het uitvoeren van waterbesparende maatregelen
condensors koeltoren
27/10/2005
082/43010/7/1/A
6. De algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen in de vorige vergunningen blijven, voor zover niet
/6/HV/KVDS/kvd
in tegenspraak met de onderstaande voorwaarden, volledig en onverkort gelden voor de totaliteit van de inrichting
s
7. In afwijking van de artikels 5.53.3.1 en 5.53.3.3 van Vlarem II dient elke winningsput te worden uitgerust met een
OK, staat binnen
debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Voor winningsputten voorzien van een
opgesteld conform
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
OK
21
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
dompelpomp wordt de debietmeter geplaatst in de toezichtskamer van de pompput, voor winningsputten met een
sectorale norm
bovengrondse pomp onmiddellijk na de pomp. Maandelijks dient de tellerstand van de debietmeter genoteerd te worden in
Vlarem II
een register. 8. In afwijking van art. 5.53.2.2 moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van
OK
minstens 25 mm, waarin een peillood kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil 9. In afwijking van art. 5.53.4.6 dient in de winningsput en in de wettelijk verplichte peilput minimum maandelijks het peil “in
OK
werking” en “in rust” te worden opgemeten en genoteerd in een register. Bij het peil “in werking” wordt ook het ogenblikkelijk debiet genoteerd en bij het peil “in rust” de duur van de voorafgaande rustperiode 10. In toepassing van art. 5.53.4.3 mag het grondwaterpeil in de winningsput in geen geval dalen onder het dak van de
OK, pomp op -
laag. Het maximaal toelaatbare afpompingsniveau in de put bedraagt 26 m-mv (= 26 m onder het maaiveld of -18 m TAW);
18m TAW
er dient vermeden te worden dat het peil in de put onder dit niveau daalt; daarvoor zijn er 3 mogelijkheden nl. : a) de pomp wordt boven voormeld niveau opgehangen b) er wordt een afslagmechanisme voorzien dat de pomp stillegt wanneer voormeld niveau bereikt wordt c) het debiet van de pomp wordt zo geregeld dat het peil in werking boven voormeld niveau blijft. 11. In afwijking van art. 5.53.4.5 van Vlarem II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. vóór de
OK
waterbehandeling) minstens 2 x per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters : pH, elektrische geleidbaarheid (in µS/cm), temperatuur, totale hardheid (in °F), tijdelijke hardheid (in °F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l) : 2-
-
3-
-
-
-
-
-
Anionen : SO4 , NO3 , PO4 , OH , F , NO2 , Cl , CO3 , HCO3 2+
+
+
2+
+
2+
2+
-
3+
Kationen : Ca , Na , NH4 , Fe , K , Mg , Mn , Fe , De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden : (kationentotaal-anionentotaal)/(kationentotaal+anionentotaal)< 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters : totale kiemen bij 37°C/ml, totale colibacteriën/100 ml, fecale colibacteriën/100 ml, fecale streptokokken/100 ml. Specifieke bijzondere voorwaarden: Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dient de put bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In
OK
het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
22
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
van bovenaf in de put terechtkomt. 16/07/2009
082/43010/7/1/
M.b.t. de koelinstallaties :
OK
M/2
Binnen een termijn van 1 jaar na de aktename dient een volledige audit uitgevoerd te zijn van alle koelinstallaties en dienen de nodige logboeken en instructiekaarten aangemaakt te zijn.
14/03/2013
M03/43010/7/1/
11. Binnen een termijn van 6 maanden na de datum van dit besluit dienen de resultaten van een emissiemeting, uitgevoerd
A/7
door een milieudeskundige erkend in de discipline lucht op de uitlaat van de vlamoven overgemaakt aan de VMM, LNE-
OK
afdelingen milieuvergunningen en milieu-inspectie en de vergunningverlenende overheid 12. De Brandveiligheid
Lopende
Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. 26/02/2015
M03/43010/7/1/
25. De slachtcapaciteit is beperkt tot max. 3.000 varkens/dag (294 ton geslacht gewicht/dag) en max. 260.000 varkens/jaar
A/8
(29.900 ton levend gewicht/jaar). Ter opvolging van de vergunde capaciteiten dient maandelijks een overzicht van het
OK
aantal geslachte dieren per dag, het geloosde dagdebiet en het opgepompte dagdebiet overgemaakt aan de afdelingen Milieuvergunningen en Milieu-Inspectie van de LNE, de afdelingen Ecologisch Toezicht en Operationeel Waterbeheer van de VMM en de vergunningverlenende overheid. 26. Het afvalwater afkomstig van de sanitaire voorzieningen in het diepvriesgebouw mag niet ongezuiverd geloosd worden.
OK
27. Lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van de slachterij/darmwasserij a) In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden mogen de volgende
OK
emissiegrenswaarden niet worden overschreden: Ptot: 2 mg/l Cl-: 500 mg/l b) De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in
OK
bijlage 2C van titel I van het VLAREM, worden beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het VLAREM of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de rapportagegrens. c) Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater dient afgevoerd te worden naar een controle-inrichting die alle waarborgen
OK
biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
23
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
monsters van het geloosde water te nemen; voormelde controle-inrichting dient te beantwoorden aan de in afdeling 4.2.5 van Vlarem II gegeven omschrijving en gestelde eisen; langs deze controle-inrichting mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. d) Het bedrijfsafvalwater dient minstens maandelijks geanalyseerd op alle vergunde parameters (algemeen, sectoraal en
OK
bijzonder) en op AOX en detergenten. De analyseresultaten dienen ter inzage gehouden van de toezichthoudende ambtenaar. 28. Lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van het labo: a) De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in
lopende
bijlage 2C van titel I van het VLAREM, worden beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het VLAREM of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de rapportagegrens. b) Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater afkomstig van het labo dient afgevoerd naar een toezichtsput die alle
OK
waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen; langs voormelde toezichtsput mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. 29. Lozen van het bedrijfsafvalwater afkomstig van de tankpiste: a) Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater afkomstig van de tankpiste dient afgevoerd naar een toezichtsput die alle
OK
waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen; langs voormelde toezichtsput mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. 30. Lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van de afspuitplaats van de koelwagens: a) De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in
lopende
bijlage 2C van titel I van het VLAREM, worden beperkt tot concentraties opgenomen in de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van art. 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het VLAREM of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de rapportagegrens. b) Controle-inrichting: al het bedrijfsafvalwater afkomstig van de afspuitplaats dient afgevoerd naar een toezichtsput die alle
OK
waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en inzonderheid toelaat gemakkelijk
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
24
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
monsters van het geloosde water te nemen; langs voormelde toezichtsput mag geen normaal huisafvalwater noch koelwater, noch regenwater afgevoerd worden. c) Binnen de 3 maand na het verlenen van de vergunning dient door een erkend labo een analyserapport te worden
lopende
opgemaakt van het BA effluent voor BZV, CZV, N, P, ZS, Ag, As, Cu, Cr, Cd, Hg, Pb, Ni en Zn. Dit rapport dient overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid, aan de LNE afdelingen Milieuvergunning en Milieu-inspectie, VMM en aan het College van Burgemeester en Schepenen. 31. Gebruik van de KWS-afscheiders a) De KWS-afscheider dient regelmatig gereinigd te worden.
OK
b) De afvalstoffen die hierbij vrijkomen dienen opgehaald door een daartoe erkende ophaler en afgevoerd naar een
OK
vergunde verwerker (de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid). c) De KWS-afscheider dient voldoende gedimensioneerd en voorzien van een automatische afsluiter en coalescentiefilter.
OK
d) De exploitant inspecteert om de drie maanden de afscheider; van de inspecties wordt een logboek bijgehouden. Ofwel
OK
voorziet de exploitant een alarmsysteem teneinde de goede werking van de KWS-afscheider continu op te volgen. e) Bij het wassen van voertuigen dient gebruik te worden gemaakt van emulgeerbare en biodegradeerbare detergenten. De
OK
KWS-afscheider dient op voldoende afstand van de wasplaats te worden geplaatst zodat de de-emulgatie mogelijk is vóór de KWS-afscheider. 32. In afwijking van de bepalingen van art. 5.15.0.6§1 van Vlarem II mag de aanlevering van de dieren en het wassen van
OK
de veewagens ook in de nachtperiode gebeuren. Het wassen van de veewagens dient te gebeuren met gesloten poorten. 33. Opslag van afvalstoffen andere dan slachtafval a) De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde
OK
recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. b) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing.
OK
c) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en
OK
verwerkers van afvalstoffen. 34. Grondwaterwinning:
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
25
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
a) In afwijking van de artikels 5.53.3.1 en 5.53.3.3 van Vlarem II dient elke winningsput te worden uitgerust met een
lopende
debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Maandelijks dient de tellerstand van elke debietmeter genoteerd te worden in een register. De opgepompte debieten moeten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV). b) In afwijking van art. 5.53.2.2 van Vlarem II moet in elke winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een
OK
diameter van minstens 25 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. c) In afwijking van art. 5.53.4.6 van Vlarem II dient in elke winningsput en in de wettelijk verplichte peilput minimum
lopende
maandelijks het peil “in werking” en “in rust” te worden opgemeten. De peilen worden genoteerd in een register en gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV). Bij het peil “in werking” wordt ook het ogenblikkelijk debiet genoteerd en bij het peil “in rust” de duur van de voorafgaande rustperiode. d) In toepassing van art. 5.53.4.3 van Vlarem II mag het grondwaterpeil in de winningsputten in geen geval dalen onder het
OK?
dak van de laag. Het maximaal toelaatbare afpompingsniveau in de winningsputten bedraagt 26 m-mv (= 26 m onder het maaiveld of -17 m TAW); er dient vermeden te worden dat het peil in de putten onder dit niveau daalt; daarvoor zijn er 3 mogelijkheden nl. : 1) de pomp wordt boven voormeld niveau opgehangen; 2) er wordt een afslagmechanisme voorzien dat de pomp stillegt wanneer voormeld niveau bereikt wordt; 3) het debiet van de pomp wordt zo geregeld dat het peil in werking boven voormeld niveau blijft. e) In afwijking van art. 5.53.4.5 van Vlarem II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater minstens 2 x per jaar
lopende
worden geanalyseerd. Het grondwaterstaal moet rechtstreeks uit de boorput worden genomen. Gemengde stalen zijn niet toegelaten. De stalen grondwater moeten door het laboratorium zelf worden genomen. Op het analyseformulier moet eveneens worden vermeld uit welke boorput het staal afkomstig is. De volgende parameters moeten worden bepaald: pH, elektrische geleidbaarheid (in µS/cm), zuurstofgehalte (in mg/l), temperatuur, totale hardheid (in °F), tijdelijke hardheid (in °F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l) : 2-
-
3-
-
-
-
-
-
Anionen : SO4 , NO3 , PO4 , OH , F , NO2 , Cl , CO3 , HCO3 2+
+
+
2+
+
2+
2+
Kationen : Ca , Na , NH4 , Fe , K , Mg , Mn , Fe
BOVA ENVIRO + nv
-
3+
juni 2015
26
Definitief MER
Datum
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentie
Omschrijving bijzondere voorwaarden
Voldaan?
De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden : (kationentotaal-anionentotaal)/(kationentotaal+anionentotaal)< 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters : totale kiemen bij 37°C/ml, totale colibacteriën/100 ml, fecale colibacteriën/100 ml, intestinale enterococcen/100 ml. De resultaten van de grondwateranalyse moeten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag. f) Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden, dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden
OK
afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt. 35. Groenscherm De bestaande beplanting wordt doorlopend en op een vakkundige wijze onderhouden (oa. het vervangen van afgestorven
lopende
planten) teneinde de inkleding in het landschap optimaal te behouden. 36. Stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de vrachtwagens tijdens wachtperioden
OK
en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d. 37. Brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met
lopende
en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
27
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Stedenbouwkundige vergunningen Een overzicht van de stedenbouwkundige vergunningen is opgenomen in Tabel 2.3. Tabel 2.3 Vergunningshistoriek (bouwvergunningen – planologische attesten) G. Van Landschoot & Zonen NV (niet limitatief) Datum
Referentie
Omschrijving vergunning
09/05/1968
-
Uitbreiden van bestaande gebouwen
16/05/1972
-
06/01/1976
43.001/1665
Uitbreiden van een bestaand slachthuis met koelruimtes, frigoruimte, werkplaatsen voor vleesbehandeling, darmwasserij, elektromotoren met een vermogen van 375 kW, luchtcompressor Oprichten van een losstaande bergplaats
02/01/1984
ADR/BM 43010-6653
Bouwen van een biologische waterzuiveringsinstallatie
29/09/1986
JH/MCA/8-43010-636/1
Het verbouwen van uitsnij-, verpakkings- en laadruimte
18/01/1993
PC/RDH/8/43010/636/4
Bouwen diepvrieskamer + invriesinstallatie
23/05/1996
65/560
02/09/1998
8/43010/636/8
08/09/2004
2004/161
Herbouwen diepvriesloods ingevolge de bijkomende strengere normering van de regelgeving op slachthuizen en het gebruik van koelmedia bouwen silo’s voor de tijdelijke opslag van organische afvalstoffen afkomstig van het slachthuis Uitbreiden sociale ruimten in vleeshallen
033/pa/2007/ppa/ovl/013/KH
Uitbreiden waterzuiveringsinstallatie, bouwvergunning geweigerd voor het bouwen van losstaande opslagloods met bijkomende verharding Gedeeltelijk gunstig provinciaal planologisch attest
03/11/2005
27/09/2007 21/12/2009
2.2.3
Verbouwen van slachthuis, uitbreiden met technische en sociale ruimtes, varkensstallen en een koelruimte, het oprichten van een pompgebouw en een wasplaats en de herinrichting van de terreinaanleg
Uitgevoerde milieu-studies
MER Er is in het verleden geen MER opgesteld voor de site. Andere (milieu)-studies In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de al uitgevoerde of nog lopende milieustudies. - Oriënterend bodemonderzoek, Envirotox Laboratoria, 2000 - Oriënterend bodemonderzoek, Technum Flanders Engineering, 2010 - Toelichtingsnota en screeningsnota PRUP, provincie Oost-Vlaanderen, 2008-2009 - Project aanpassing beluchting en uitbreiding waterzuivering, Trevi, 2011-2014 - Geluidstudie, Avitech, 2013-2014 (zie bijlage 9) - Geurstudie WZI, Trevi/Olfascan, 2014 (zie bijlage 8) - Geurstudie onreine hal, Trevi /Olfascan (zie bijlage 13)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
28
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
3 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het project 3.1 3.1.1
Ruimtelijke situering Algemene situering met toegangswegen en afstand tot gewest-/landsgrens
G. Van Landschoot & Zonen NV is gelegen aan de Prins Boudewijnlaan 22 in Adegem, deelgemeente van Maldegem, op ca. 4,6 km van de Nederlandse grens (zie Figuur 3-1).
Figuur 3-1 Situering van Exportslachthuis G. Van landschoot & Zonen t.o.v. de Nederlandse grens (www.googlemaps.be)
Actueel is het bedrijf G. Van Landschoot & Zonen NV gelegen op de percelen kadastraal bekend onder Maldegem Afdeling 5 (Adegem), Sectie B, perceelnummers 29a, 44e, 51b2, 51z, 58e en 59n2. Een kopie van het kadasterplan is bijgevoegd in bijlage 2. De vennootschappen De Winter Natuurdarmen NV en Vleeshalle Van Landschoot NV zijn omsloten door het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV. In onderstaande figuren is het projectgebied gesitueerd op stratenplan, orthofoto en topografische kaart.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
29
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
G. Van Landschoot & Zonen NV
Figuur 3-2 Situering projectgebied op stratenplan (bron: agiv)
G. Van Landschoot & Zonen NV
Figuur 3-3 Situering projectgebied op orthofoto (bron: google maps, geraadpleegd op 28/04/2013)
Figuur 3-4 Situering projectgebied op topografische kaart (bron: dov.vlaanderen.be)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
30
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Het bedrijfsterrein van G. Van Landschoot & Zonen NV is gelegen ten oosten van het centrum van Adegem. In de directe omgeving van het slachthuis overheerst de woonfunctie. Langs de Prins Boudewijnlaan zijn quasi alle percelen bebouwd met woningen. Ten oosten van het slachthuis bevinden zich twee parken en een begraafplaats. Ten zuiden van het bedrijfsterrein overheerst de landbouwfunctie. De bereikbaarheid en de toegangswegen tot G. Van Landschoot & Zonen NV zijn op onderstaande figuur weergegeven. De aanvoer naar de Prins Boudewijnlaan (N9) vanuit de richting Antwerpen (oosten) gebeurt grotendeels via de E34/A11, de Zeelaan en Ringlaan. Vanuit de richting van Brugge (westen) gebeurt de aanvoer grotendeels via de N9 Koning Leopoldlaan en Prins Boudewijnlaan. De afvoer van varkenskarkassen en vleesproducten richting Gent gebeurt voornamelijk vanaf de Prins Boudewijnlaan, de Ringlaan, de Zeelaan en vervolgens de E34/A11. De afvoer richting Brugge gebeurt voornamelijk vanaf de Prins Boudewijnlaan en de Koning Leopoldlaan (N9).
E34
N9 G. Van Landschoot & Zonen NV
Figuur 3-5 Wegen in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: google earth, geraadpleegd op 28/04/2014)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
31
Definitief MER
3.1.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Situering volgens bestemmingsplannen
3.1.2.1 Gewestplan Een uittreksel uit het gewestplan Eeklo-Aalter, goedgekeurd bij K.B. van 24/03/1978, met de situering van G. Van Landschoot & Zonen NV, wordt weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 3-6 Gewestplan in de omgeving van het projectgebied (bron: agiv)
De legende van het gewestplan is weergegeven in Tabel 3.1. Tabel 3.1 Legende gewestplan
SYMBOOL
VOORSCHRIFT Woongebieden
0100
Woonuitbreidingsgebieden
0105
Woongebieden met culturele, historische en/of esthetische waarde
Industriegebieden
02
1000
Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen Agrarische gebieden
BOVA ENVIRO + nv
CODE
1100
0900
juni 2015
32
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
SYMBOOL
VOORSCHRIFT
CODE
Bosgebieden
0800
groengebieden
0700
Natuurgebieden
0701
Parkgebieden
0500
Aanvullende aanduiding
Landschappelijke waardevolle gebieden
1604
Recreatiegebieden
0400
De gebieden bestemd voor ander grondgebruik : Gebieden
voor
gemeenschapsvoorzieningen
nutsvoorzieningen
en
openbare
0200
Net van de voornaamste verbindingswegen
Bestaande autosnelwegen
1500
Bestaande snelverkeerswegen
150a
Bestaande hoofdverkeerswegen
150c
Bestaande spoorwegen
150e
Bestaande hoogspanningsleidingen
150k
Bestuurlijke grenzen
Provincie
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
33
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
SYMBOOL
VOORSCHRIFT
CODE
Gemeente
Het bedrijf met aanhorigheden is volgens het gewestplan gelegen deels in woongebied (rood ingekleurd), deels in een zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s (paars ingekleurd) en deels in agrarisch gebied. Het aanliggende gebied rond het bedrijf is bestemd als industriegebied, woongebied of woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied:
ten noorden van het bedrijf ligt een woongebied. Een woonuitbreidingsgebied situeert zich op ca. 300 m van het bedrijf; ten zuiden en zuidoosten is het bedrijfsterrein omgeven met agrarische gebieden, voor minstens 350 m; ten westen van het bedrijfsterrein ligt industriegebied voor minstens 400 m.
Er liggen twee parkjes ten oosten van het slachthuis op respectievelijk ca. 300 en 600 m afstand. Vervolgens ligt op ca. 300 m ten oosten een begraafplaats (gebied voor gemeenschapsvoorzieningen).
3.1.2.2 RUP ‘Prins Boudewijnlaan – Hillestraat’ De inrichting situeert zich tevens binnen de grenzen van het provinciaal RUP ‘Prins Boudewijnlaan – Hillestraat’, goedgekeurd bij M.B. 4/02/2010. Het grafisch plan is weergegeven in Figuur 3-7. Volgens het PRUP is de inrichting gelegen binnen het gebied ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid regionaal bedrijf’ waarvoor de stedenbouwkundige voorschriften van art. 2.2 van toepassing zijn. In dat PRUP is ook het aanpalende bedrijf, vleessnijderij Van Landschoot Robert, welke omsloten is door het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen, opgenomen om samen met een deel van de aanpalende KMO-zone één ruimtelijk geheel te vormen waaraan een duidelijke visie en structuur wordt gegeven.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
34
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 3-7 Grafisch plan PRUP ‘Prins Boudewijnlaan – Hillestraat’
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
35
Definitief MER
3.1.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Situering t.o.v. overstromingsgebieden en waterwingebieden
G. Van Landschoot & Zonen NV is gelegen in het bekken Brugse polders en ligt volgens de watertoetskaart gedeeltelijk in mogelijk overstromingsgevoelig gebied (zie Figuur 3-8). Volgens de overstromingskaart (zie Figuur 3-9) is het projectgebied deels van nature overstroombaar vanuit de waterloop. Ten zuiden bevindt zich een recent overstroomd gebied.
Figuur 3-8 Watertoetskaart in de omgeving van het projectgebied (bron: agiv) (donker blauw: effectief overstromingsgevoelig, lichtblauw: mogelijk overstromingsgevoelig)
Figuur 3-9 Overstromingskaart in de omgeving van het projectgebied (bron: agiv)
Het dichtste beschermingsgebied voor grondwaterwinning is gelegen op 1,5 km ten noordoosten van het projectgebied, nl. de beschermingszone Eeklo-Kaprijke.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
36
Definitief MER
3.1.4
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Situering t.o.v. woningen, bedrijven en kwetsbare functies
In de directe omgeving van het slachthuis overheerst de woonfunctie. Langs de Prins Boudewijnlaan zijn quasi alle percelen bebouwd met woningen. De dichtstbijzijnde woning is gelegen aangrenzend aan het terrein. Ten oosten van het slachthuis bevinden zich twee parken en een begraafplaats. Ten zuiden overheerst de landbouwfunctie. Overige woonkernen (Balgerhoeke, Adegem Hoeke, Staatsbaan…) bevinden zich op een afstand van meer dan 1 km. In een straal van 1 km rond G. Van Landschoot & Zonen NV situeren zich nauwelijks industriële activiteiten. Het betreffen voornamelijk woonfuncties en land- en tuinbouwactiviteiten. In de buurt van het slachthuis zijn er enkele kmo’s en handelszaken aanwezig. De dichtstbijzijnde school, basisschool Sint Antonius, bevindt zich op ca. 1 kilometer ten noordoosten van het bedrijf. De andere 2 scholen bevinden zich in het centrum van Maldegem, op ongeveer 3,5 kilometer ten westen van het bedrijfsterrein. De dichtstbijzijnde kinderopvang bevindt zich in Adegem Dorp op ca. 800 meter ten westen van het slachthuis. Het meest nabije ziekenhuis is gelegen te Eeklo op ca. 4,5 kilometer. Het OCMW Maldegem met WZC Warmhof, Residentie Merlaen (serviceflats) en bejaardenwoningen wijk Lazarusbron en Begijnewater bevindt zich op ca. 3 km van het bedrijfsterrein. VZW Bejaardenzorg Lindeboom heeft een woonzorgcentrum WZC Tilia op ongeveer 4 km afstand van het slachthuis.
3.1.5
Situering t.o.v. natuur
3.1.5.1 Speciale beschermingszones en VEN-gebieden (GEN en GENO-gebieden) In de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV bevinden zich geen speciale beschermingszones of VEN- en IVON-gebieden. De dichtstbijzijnde beschermingszones en VENgebieden bevinden zich al op een afstand van 5 km.
Figuur 3-10 Ligging t.o.v. beschermingszones of VEN- en IVON gebieden
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
37
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
3.1.5.2 Natuurgebieden volgens het gewestplan Volgens het gewestplan (zie Figuur 3-6) bevinden zich ten noordoosten van het bedrijf twee kleine natuurgebieden (parken) op respectievelijk ca. 300 en 600 m afstand. Op 1.800 m ten oosten van het bedrijf bevindt zich een natuurgebied (N).
3.1.5.3 Natuurreservaten Er bevinden zich geen natuurreservaten in een straal van 2 km rondom het project gebied.
3.1.5.4 Biologische waarderingskaart Het terrein is gelegen in een minder waardevol gebied (ui). Grenzend aan het perceel ligt ten zuidwesten een minder waardevolle tot waardevolle vegetatie, nl. bs: akker, kbp; bomenrij, kub: ruderale vegetatie. In een straal van 1 km liggen her en der kleine eilandjes van biologisch waardevolle gebieden.
Figuur 3-11 Ligging BWK
3.1.5.5 Vlaamse risicoatlas Vogels – Windturbines De site van G. Van Landschoot & Zonen NV is niet gelegen in een pleister- en rustgebied voor watervogels en steltlopers volgens de Vlaamse risicoatlas. De site is gelegen in een gebied waar er een laag risico is of geen informatie beschikbaar is m.b.t. de mogelijke aanwezigheid van vogels.
3.1.5.6 Vissen In het Afleidingskanaal van de Leie gebeuren er door INBO afvissingen op verschillende locaties. In het dichtstbijzijnde meetpunt (stroomopwaarts van de lozing op ongeveer 2 km) worden volgende soorten teruggevonden: - 2011: baars, bittervoorn, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, paling, pos, rietvoorn en snoek - 2005: baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, driedoornige stekelbar, giebel, paling, kolblei, pos, rietvoorn, snoek, snoekbaars, winde, zeelt, zonnebaars Stroomafwaarts van de lozing worden dezelfde soorten teruggevonden (op meer dan 4 km): - 2011: baars, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, paling, pos, snoekbaars
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
38
Definitief MER
-
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
2005: baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, giebel, karper, kolblei, paling, pos, rietvoorn, riviergrondel, snoekbaars, winde, zeelt, zonnebaars
Het Schipdonkkanaal (Afleidingskanaal van de Leie) herbergt 16 soorten en de vangstdensiteiten zijn middelmatig, waarbij de index ontoereikend scoort. Het visbestand wordt gedomineerd door baars.
3.1.6
Situering t.o.v. monumenten en landschappen
Figuur 3-12 (landschapsatlas) toont de kaart met het geïnventariseerd en/of beschermd onroerend en landschappelijk erfgoed. In de nabije omgeving van het slachthuis zijn er geen ankerplaatsen, beschermde landschappen of beschermde stads- en dorpsgezichten. Inventaris bouwkundig erfgoed Volgende items komen voor nabij het projectgebied (de letters verwijzen naar de plaats op Figuur 3-12): A: Adegem Canadian War Cemetery – Prins Boudewijnlaan (beschermd monument) B: Oorlogsmonument – Prins Boudewijnlaan C: Villa Nieuw Malecote – Oude Staatsbaan 156 (beschermd monument) D: Huisjes – Oude Weg 42/44 (Gesloopt / niet vastgesteld) E: Sint-Adriaankerk – Adegem-Dorp (beschermd monument) Langsheen Adegem-Dorp bevinden zich nog verscheidene kleinere bouwkundige relicten (woningen, café, gemeentehuis…). Het belangrijkste bouwkundig erfgoed in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV is de oorlogsbegraafplaats ‘Adegem Canadian War Cemetery’, op ca. 300 meter ten oosten van het bedrijf. Op een 400-tal meter ten noordwesten van het slachthuis bevindt zich het oorlogsmonument.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
39
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
C B
E
A D
Figuur 3-12 Kaart met geïnventariseerd en/of beschermd onroerend en landschappelijk erfgoed (bron: Geoportaal Onroerend Erfgoed)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
40
Definitief MER
3.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
De relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande tabellen. Telkens wordt een omschrijving gegeven, wordt aangeduid wat de relatie is met het project en in welk deel de randvoorwaarde in het MER aan bod komt.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
41
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 3.2 Juridische randvoorwaarden, relevantie en relatie met MER
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
Decreet inzake ruimtelijke ordening en ruimtelijke planning + Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en diverse uitvoeringsbesluiten Gewestplan Eeklo-Aalter (K.B. 24/03/1978 + wijzigingen)
Hierin wordt het beleid inzake stedenbouwkundige vergunning en de organisatie van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen geregeld.
Zie 2.2.2
RUP’s: - Gem. RUP’s - PRUP’s - GRUP’s
RUP’s veranderen vaak essentiële zaken aan het gewestplan en dienen steeds geraadpleegd te worden.
MER-decreet en -besluit
Dit decreet en het besluit bepalen of het project merplichtig is en al dan niet een MER dient opgemaakt.
De bedoeling is dat een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag ingediend wordt tegelijkertijd met milieuvergunningsaanvraag. Het slachthuis is gelegen binnen het gewestplan van Eeklo-Aalter. De bestemming van het projectgebied volgens het gewestplan is weergegeven op Figuur 3-6. Het terrein is gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s, woonzone en agrarisch gebeid. PRUP Prins Boudewijnlaan – Hillestraat (04/02/2010). Het projectgebied is gelegen in gebied ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid regionaal bedrijf’(zie Figuur 3-7) De activiteiten vallen onder rubriek 7f en 13b van bijlage II van het besluit. De beoogde verwerkingscapaciteit bedraagt meer dan 30.000 ton levend gewicht/jaar. Voor de hervergunning en uitbreiding/wijziging wordt een milieu(her)vergunning aangevraagd.
Milieuvergunningendecreet uitvoeringsbesluit VLAREM I
BOVA ENVIRO + nv
en
het
Het gewestplan duidt de (hoofd)bestemming(en) van de gronden in een regio aan: uitgangspunt van de gebruiksfuncties van de mens.
Dit regelt de milieuvergunning voor hinderlijke inrichtingen in het Vlaamse Gewest.
juni 2015
Zie 3.1.2
Zie 3.1.2
Zie 1.3
Zie 2.2.2
42
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
Het uitvoeringsbesluit VLAREM II
Vlarem II regelt de milieuvoorwaarden voor hinderlijke inrichtingen: bevat o.a. milieukwaliteitsnormen, algemene en sectorale milieuvoorwaarden.
Voor dit project zal aan de voorwaarden van Vlarem II moeten worden voldaan.
Zie 2.2.2
Richtlijn Industriële Emissies (IED) (Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24/11/10) + omzetting in Milieuvergunningendecreet en titel I en II van het Vlarem en bijlagen
De richtlijn herschikt en herziet een aantal bestaande richtlijnen, waaronder de vroegere IPPC-richtlijn. Voor activiteiten opgenomen in bijlage I van de IEDrichtlijn, geldt dat emissiegrenswaarden (incl. lozingsnormen) minstens i.o. dienen te zijn met deze die haalbaar geacht worden mits toepassing van BBT.
Zie 5.4
EU-richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (t.v.v. richtlijnen 96/62, 1999/30, 2000/69, 2002/3 en 2004/107) + omzetting daarvan in Vlarem II van 1/06/1995 en vele wijzigingen NEC-Richtlijn (2001/81) en NEC reductieprogramma
Vormt de basis voor een luchtkwaliteitsbeleid binnen de Europese Unie met o.a. een globaal kader waarmee EU luchtkwaliteit beoordeeld en beheerd wordt, vastleggen van alarmdrempels en grenswaarden, maatregelen voor verbeteren van de luchtkwaliteit... De NEC-richtlijn (NEC: National Emission Ceilings, nationale emissieplafonds), impliceert het opnemen van bindende emissieplafonds voor SO2, NOx, VOS en NH3 in de verschillende lidstaten. In Vlaanderen zijn deze plafonds opgenomen in Vlarem II (emissiereductieprogramma’s, zie Vlarem II). Regelt het gebruik en bezit van ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen uit koel- en luchtbehandelingsinstallaties.
Het slachthuis betreft een GPBVinrichting : X-rubriek in bijlage 1 van Vlarem I van toepassing (meer dan 50 ton geslachte dieren per dag) waardoor geïntegreerde aanpak van milieuproblemen vereist is en de Best Beschikbare Technieken moeten getoetst worden. De luchtemissie en metingen voor het project dienen in overeenstemming te zijn met de richtlijn en de omzetting ervan in Vlarem II.
Er zijn luchtemissies bij Landschoot & Zonen NV.
Van
Zie 6.2 en 8.3
Er worden koelmiddelen gebruikt en voor enkele koelinstallaties is er nog een overschakeling voorzien van koelmiddel.
Zie 6.2 en 8.3
Europese verordening 2037/2000 dd. 19/06/00 inzake ozonafbrekende stoffen en verordening 842/2006 dd. 17/05/06 inzake gefluoreerde broeikasgassen en Vlarem II bijlage 5.16.5
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
G.
Zie 6.2 en 8.3
43
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (22/07/2005)
Dit besluit heeft als doelstelling het omgevingslawaai en de hieruit voortkomende geluidshinder en schadelijke effecten te vermijden, te voorkomen of te verminderen en een goede geluidskwaliteit te bewaren. Reglementering van het gebruik van grondwater, het voorkomen en de vergoeding van schade en de heffingen op de winning van grondwater. Nagaan van verbodsbepalingen in de waterwingebieden en beschermingszones type I, II en III ter bescherming van de grondwaterlagen.
Het project omvat een aantal geluid producerende activiteiten, waarvan de impact dient te worden onderzocht.
Zie 6.3 en 8.4
Het bedrijf beschikt over een grondwaterwinning. De uitbreiding ervan maakt deel uit van dit MER. Het dichtstbijzijnde beschermingsgebied voor waterwinning is dat van Eeklo-Kaprijke op ca. 1,5 km ten noordoosten van het bedrijf. Er zijn Vlarebo-activiteiten aanwezig op het terrein. Op het terrein zijn reeds bodemonderzoeken uitgevoerd.
Zie 6.1 en 8.2
In het slachthuis wordt water gebruikt en afvalwater geloosd. Door het project zal de waterbalans gewijzigd worden. De elementen nodig voor het uitvoeren van de watertoets dienen aangeleverd te worden in het MER. Het bedrijfsterrein is gelegen in een mogelijk overstroombaar gebied. Ten zuiden van het slachthuis bevindt zich een effectief overstroombaar gebied.
Zie 6.1 en 8.2
Grondwaterdecreet opgenomen in Vlarem)
(sinds
1999
Beschermingszones van waterwingebieden (grondwaterwinningen categorie C) (B.Vl.Reg. 27/03/85)
Bodemdecreet en VLAREBO
Kaderrichtlijn Water / Decreet Integraal Waterbeleid en uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsbesluit inzake de watertoets
BOVA ENVIRO + nv
Wettelijk kader voor de beperking van bodemverontreiniging, de verwijdering van bodemverontreiniging en de regeling voor grondverzet. Het doel van dit decreet is een integraal waterbeleid dat gericht is op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen beheren en herstellen van watersystemen, met het oog op het bereiken van randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van dit watersysteem als dusdanig, en met het oog op het multifunctioneel gebruik, waarbij de behoeften van de huidige en komende generaties in rekening worden gebracht. De analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren, gebeurt in de ‘watertoets’. Art. 8 van het decreet bepaalt dat een watertoets dient uitgevoerd te worden bij elke
juni 2015
Zie 6.1 en 8.1
Zie 6.6 en 8.1 en 8.6
44
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
De lozing van het afvalwater van het slachthuis dient rekening te houden met de milieukwaliteitsdoelstelling van de ontvangende waterloop, de algemene en sectorale lozingsvoorwaarden uit Vlarem II. Het projectgebied is gelegen in de nabijheid van het Afleidingskanaal van de Leie (Kanaal van Schipdonk). Dit is het enige bevaarbare water in de buurt. Verder ligt ten zuiden en ten oosten van het bedrijf ook nog een de onbevaarbare waterloop van 2 categorie. Het bedrijf loost het bedrijfsmatig afvalwater in de Beke/Watergang nr. de 4.33), een waterloop van 2 categorie.
Zie 6.1 en 8.2
Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd in de openbare riolering. Het bedrijfsafvalwater wordt geloosd in de onbevaarbare waterloop Beke/Watergang nr. 4.33.
Zie 6.1 en 8.2
vergunningsaanvraag, plan of programma en dat de elementen voor het uitvoeren van de watertoets dienen aangeleverd te worden in het MER.
Wet bescherming oppervlaktewater (waterkwaliteitsdoelstellingen en lozingsvoorwaarden opgenomen in Vlarem II, afvalwaterheffing)
Reglementering van de handelingen die oppervlaktewaterverontreiniging kunnen veroorzaken.
Bestemming oppervlaktewater/milieukwaliteitsnormen oppervlaktewater
Duidt de oppervlaktewateren aan bestemd voor drinkwaterproductie, zwemwater, viswater en schelpdierwater. De milieukwaliteitsnormen voor de verschillende bestemmingen zijn opgenomen in het VLAREM.
Onbevaarbare waterlopen wijzigingsdecreet dd. 28/02/2014
+
De wet deelt de waterlopen in verschillende categorieën in, met telkens opgave van de beheerder.
Ministeriele omzendbrief betreffende de verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur en de uitvoeringsbesluiten
De vuilvrachten dienen te worden getoetst aan de door de overheid vastgelegde grenswaarden en inzake debieten om het bedrijfsafvalwater te kunnen lozen op de openbare riolering.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
Zie 6.1 en 8.2
Zie 6.1 en 8.2
45
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
B.Vl.Reg. dd. 1/10/2004 inzake hemelwatervoorzieningen + nieuwe verordening B.Vl.Reg. dd. 5/07/2013
Bepaalt de verplichte hemelwatervoorzieningen bij aanleggen of heraanleggen van verhardingen en bouwen of verbouwen van gebouwen.
Zie 6.1 en 8.1 en 8.2
Wet van 3 juni 1957 betreffende de Polders (B.S. 21/06/1957) en Wet van 5 juli 1956 betreffende de Wateringen (B.S. 05/08/1956), Koninklijk besluit van 20 januari 1958 van het politiereglement betreffende polders en wateringen Mestdecreet B.Vl. Reg. dd. 23/01/91 (B.S. 17/12/1997) en uitvoeringsbesluiten; Nieuw mestdecreet dd. 22/12/2006 met diverse uitvoeringsbesluiten
Polders en wateringen zijn openbare besturen die voor een bepaald gebied een gunstige
In het kader van de wijziging van de ontsluiting wordt bijkomende verharding voorzien welke dient te voldoen aan de verordening. Het projectgebied bevindt zich niet in een Polder of Watering. Op ca. 500 m ten westen ervan bevindt zich de Polder van Maldegem en op ca. 1 km ten noordoosten ervan de Slependammepolders. Voor de dierlijke mest afkomstig van het stallen van varkens en het reinigen van veewagens, dient voldaan te worden aan de bepalingen van dit decreet.
Materialendecreet en het uitvoeringsbesluit Vlarema (vervangt het vroegere Afvalstoffendecreet en Vlarea)
Het Vlarema bundelt de uitvoeringsbesluiten bij het Materialendecreet. Vlarema bevat meer gedetailleerde voorschriften over afvalstoffen, grondstoffen, selectieve inzameling, vervoer, de registerplicht en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het Materialendecreet implementeert de Europese kaderrichtlijn (EG) 2008/98 voor het beheer van afvalstoffen in Vlaanderen en verankert het duurzaam materialenbeheer. Het nieuwe decreet vertrekt van de vaststelling dat een integrale kijk op de materiaalketen nodig is om een blijvende oplossing te vinden voor het afvalvraagstuk.
Voor het project dient getoetst of voldaan wordt aan de voorwaarden van het materialendecreet en de uitvoeringsbesluiten, in het bijzonder m.b.t. de bepalingen inzake dierlijk afval.
Zie 6.4 en 8.6
BOVA ENVIRO + nv
waterhuishouding moeten creëren.
Regeling van productie van dierlijke mest, aanwending van dierlijke mest en oprichting Mestbank (VMM).
juni 2015
-
Zie 6.4 en 8.6
46
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
en
Besluit omvat de verplichtingen m.b.t. de ophaling en verwerking van dierlijke bijproducten en afgeleiden.
Voor het project dient getoetst of voldaan wordt aan de voorwaarden van het besluit dierlijke bijproducten en afgeleiden.
Zie 6.4 en 8.6
Wet betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild dd. 15/04/1965 en de Wet betreffende vleeskeuring en vleeshandel dd. 5/09/1952 en het KB betreffende algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen dd. 04/07/1996 (B.S. 03/09/1996) en wijzigingen Gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening (EG) nr. 1774/2002)
Reglementering inzake de exploitatievoorwaarden om vlees en waren die van of met vlees zijn vervaardigd, te kunnen commercialiseren.
Voorwaarden m.b.t. waterkwaliteit en opvang/opslag van bloed.
Zie 6.1 en 8.2 en 6.4 en 8.6
Omvat de voorschriften voor het gebruik, de transformatie en de verwijdering van dierlijke bijproducten, met als doel ieder gevaar te vermijden voor de gezondheid van mens of dier en voor het leefmilieu. Dit wordt via het mestdecreet en afvalstoffendecreet geïmplementeerd. Toetsen of voldoende bewegingsvrijheid voorzien is voor de dieren, er een goede klimaatregeling, goede voedingswijze is.
Voor de dierlijke bijproducten moet voldaan worden aan de voorwaarden m.b.t. de indeling in categorieën, verzamelen, vervoer, verwijdering, verwerking, gebruik en tijdelijke opslag. Dieren worden slechts tijdelijk gestald in het slachthuis.
Zie 6.4 en 8.6
Regeling van de bouw, de inrichting en de voorzieningen van slachthuizen en het gebruik daarvan.
De inrichting en toegepaste slachtmethodes moeten voldoen aan deze bepalingen.
Zie 4.5
Besluit dierlijke afgeleiden
bijproducten
De wet betreffende bescherming en welzijn van dieren (14/08/86) en betreffende bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (K.B. 1/03/2000) De wet betreffende bescherming en welzijn van dieren (14/08/86) en betreffende bescherming dieren bij het slachten of doden (K.B. 16/01/91)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
Zie 4.5
47
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en bijhorende uitvoeringsbesluiten
Hierbij staan een planmatige aanpak (natuurbeleidsplan), een horizontaal beleid (stand still principe en zorgplicht), gebiedsgericht en soortengericht beleid centraal.
Het project in niet gelegen in een VENgebied, IVON-gebied of natuurreservaat (ten minste op 5 km afstand)
Zie 3.1 en 8.6
VEN/IVON-gebieden
Het Vlaams Ecologisch netwerk en het Integraal Verwevings-en Ondersteunend Netwerk is een geheel van gebieden waarin een specifiek beleid inzake natuurbehoud wordt gevoerd.
Zie 3.1 en 8.6
Vegetatiebesluit
Bepaalt de meldingsplichtige en natuurvergunningsplichtige wijzigingen aan vegetatie of kleine landschapselementen.
Het project ligt niet in een VEN-of IVON-gebied. Het meest nabijgelegen VEN-gebied in de buurt van het slachthuis zijn de ‘Bosgebieden van de cuesta van Zomergem-Oedelem’, op ca. 5 km ten zuidwesten. Er worden geen kleine landschapselementen gewijzigd bij de uitvoering van het project.
Bosdecreet
Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen. Het decreet stelt dat bossen buiten een economische functie ook een sociale, educatieve, scherm, ecologische en wetenschappelijke functie hebben. Deze wetgeving betreft de beperking van het gebruik van pesticiden in open lucht
De Drongengoedbossen liggen op meer dan 5 km afstand ten zuidwesten van het project.
Zie 3.1 en 8.6
In het projectgebied bevinden zich verschillende groenzones conform het RUP In de omgeving van het projectgebied bevinden zich een aantal monumenten en relicten
Zie 3.1 en 8.6
Archeologische toevalvondsten dienen binnen 3 dagen gemeld te worden bij R.O. Vlaanderen, entiteit Onroerend Erfgoed.
Zie 3.1 en 8.6
Decreet houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse gewest en besluiten Onroerenderfgoeddecreet en - besluit
Decreet op patrimonium
het
BOVA ENVIRO + nv
archeologisch
Deze overkoepelende regelgeving betreft de verschillende aspecten inzake onroerend erfgoed en archeologie : bescherming, beheer, premies, subsidies en handhaving Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Via dit decreet wordt o.m. de vondstmeldingsplicht en de zorgplicht van archeologische vondsten geregeld.
juni 2015
Zie 3.1 en 8.6
Zie 3.1 en 8.6
48
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Juridische randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
Decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten en het Landschappendecreet
Bepalen de afbakening en bescherming van de beschermde monumenten en stadsen dorpsgezichten. Het landschappendecreet regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van de in het Vlaamse Gewest gelegen beschermde landschappen. De inventaris bouwkundig erfgoed bevat gegevens over de belangrijkste gebouwen, al dan niet beschermd. Deze worden in hun context gesitueerd, hun vroegere functie en evolutie wordt belicht en hun architect of bouwjaar wordt geïdentificeerd.
In de nabije omgeving van het slachthuis zijn er geen ankerplaatsen, beschermde landschappen of beschermde stads- en dorpsgezichten
Zie 3.1 en 8.6
In de omgeving van het projectgebied bevinden zich enkele gebouwen die zijn opgenomen in de inventaris. De dichtstbijzijnde zijn de oorlogsbegraafplaats ‘Adegem Canadian War Cemetery’ en een oorlogsmonument (zie Figuur 3-12). De technieken toegepast bij G. Van Landschoot & Zonen NV zullen worden getoetst aan de BBT voor de slachthuissector. De technieken toegepast bij G. Van Landschoot & Zonen NV zullen worden getoetst aan de BBT voor de slachthuissector. De koeltoren valt onder de Legionellawetgeving.
Zie 3.1 en 8.6
Inventaris bouwkundig erfgoed
BBT en Bref’s
Best Beschikbare Technieken voor de slachthuissector (juni 2003)
Legionellabesluit
BOVA ENVIRO + nv
Geven op Vlaams en Europees niveau aan welke best beschikbare technieken (BBT) vanuit milieuoogpunt bestaan voor een aantal specifieke productieprocessen. Beschrijft de best beschikbare technieken die van toepassing zijn voor de slachthuissector.
Doel van dit besluit is preventie tegen de veteranenziekte of legionellose, vermijden van risico op verspreiding, groei en besmetting van de bacterie.
juni 2015
Zie 5.4
Zie 5.4
Zie 8.5
49
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 3.3 Beleidsmatige randvoorwaarden, relevantie en relatie met MER
Beleidsmatige randvoorwaarden
Omschrijving
Relatie met het project
Referentie
Provinciaal Milieubeleidsnota OostVlaanderen 2010-2013 + samenwerkingsovereenkomst voor 2008-2013
Dit strategisch plan geeft de belangrijkste beleidskeuzes voor het natuur- en milieubeleid voor de periode 2010-2013 op provinciaal niveau.
Algemeen relevant in de provincie. Er zijn geen specifieke doelstellingen voor het projectgebied
-
Gemeentelijk meerjarenplan 20142019
Dit strategisch plan geeft de belangrijkste beleidskeuzes voor de periode 2014-2019 op gemeentelijk niveau Het PRS werd goedgekeurd op 7 oktober 2004. Dit plan bepaalt hoe de provincie er in de toekomst uit zal zien en bakent hoofdruimtes en deelruimtes af. Het zorgt voor evenwicht tussen verschillende functies.
Het project past in de strategische doelstelling 3
Zie 3.1 en 4.1 en 5.1 en 5.2
Algemeen relevant in de provincie. Het slachthuis bevindt zich in buitengebied en heeft een bovenlokaal (regionaal) karakter en behoort tot de categorie ‘ambachtelijk bedrijf’. Het PRS stelt dat bovenlokale ontwikkelingen van kleinhandel moeten gesitueerd worden in de stedelijke gebieden. Voor bestaande kleinhandel van bovenlokaal belang in buitengebied moet er een restrictief beleid gevoerd worden: uitbreiding is niet wenselijk. Voor het slachthuis is de uitbreiding niet bedoeld als werkelijke schaalvergroting, doch om te kunnen voldoen aan de bepalingen van de Europese regelgeving met betrekking tot de inrichting van de slachthuizen. Volgende uitgangspunten worden gesteld: Aanbieden van
Zie 3.1 en 4.1 en 5.1 en 5.2
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Maldegem
BOVA ENVIRO + nv
Geeft de toekomstige visies i.v.m. de ruimtelijke ontwikkeling op niveau van de stad/gemeente.
juni 2015
Zie 3.1 en 4.1 en 5.1 en 5.2
50
Definitief MER
Beleidsmatige randvoorwaarden
Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP)
Gemeentelijk Mobiliteitsplan Maldegem
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Omschrijving
Relatie met het project
Het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan omschrijft het beleid dat de gemeenten voor hun grondgebieden voeren op het vlak van natuurbehoud. In het GNOP worden algemene en gebiedsgerichte natuurdoelstellingen geformuleerd. Ook worden prioriteiten opgesteld die genomen dienen te worden in andere beleidsterreinen en is er aandacht besteed aan de doorwerking van het natuurbeleid. Het mobiliteitsplan bouwt een beleidsscenario op en beschrijft de verschillende beleidsmaatregelen die op korte en lange termijn zullen genomen worden.
juni 2015
uitbreidingsmogelijkheden voor regionale en lokale bedrijvigheid. De bestaande bedrijventerreinen waaronder ‘slachthuis’ moeten verder geoptimaliseerd worden. Een sturend en gebiedsgericht beleid inzake kleinhandel van regionaal niveau. Met de gewenste natuurstructuur zoals beschreven in het GNOP dient rekening te worden gehouden bij de realisatie van dit project.
Het stedelijk weefsel zal worden versterkt en de verdere ontwikkeling van de N9 als handelslint zal niet verder uitbreiden. Het deel van de N9 dat de kern van Adegem doorkruist dient ingericht te worden als een doortocht. Op het kruispunt N9Hillestraat-Oude Staatsbaan geldt momenteel de gewone voorrangsregeling. Om het verkeer vanuit de Hillestraat en de Oude Staatsbaan vlotter af te wikkelen kan gekozen worden voor de aanleg van
Referentie
Zie 3.1 en 8.6
Zie 3.1 en 4.4 en 8.5.
51
Definitief MER
Beleidsmatige randvoorwaarden
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Omschrijving
Bekkenbeheerplan van de Brugse Polders
Beschrijft de beleidsvisie op het integraal waterbeleid voor het bekken van de Brugse Polders
Zoneringsplan
Een zoneringsplan zegt heel concreet hoe het huishoudelijk afvalwater in een bepaalde zone wordt gezuiverd, door collectieve zuivering, via een bestaande of nieuw aan te leggen riolering of door individuele zuivering. Op een zoneringsplan zijn vier zones terug te vinden: het centrale gebied met een bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd); het geoptimaliseerde buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd); het collectief te optimaliseren buitengebied, dit is de zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
Relatie met het project
Referentie
een rotonde of verkeerslichten. Het project bevindt zich in de zone van 70 km/h. Het slachthuis bevindt zich op de route voor het goederenvervoer, aan de N9. De secundaire wegen zullen de vrachtwagens vanop het hoofd- en primaire wegennet naar hun exacte bestemming leiden via de kortst mogelijke weg. Hierbij is signalisatie erg belangrijk. In het deelbekken Ede zijn of worden in de omgeving van het projectgebied volgende acties voorzien: bestaande vergunde bebouwing beschermen tegen wateroverlast en opmaken meerjarenprogramma voor het saneren van de overblijvende afvalwaterlozingen. De inrichting is volgens het definitief zoneringsplan van de gemeente Maldegem gelegen in centraal gebied.
Zie 3.1 en 6.1 en 8.2
Zie 3.1 en 6.1 en 8.2
52
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Beleidsmatige randvoorwaarden
Reductieprogramma stoffen
gevaarlijke
Landschapsatlas
Vlaams 2020
Klimaatbeleidsplan
2013-
Mestactieplan 4
Visiedocument ‘De weg naar een duurzaam geurbeleid’
BOVA ENVIRO + nv
Omschrijving (groen ingekleurd); het individueel te optimaliseren buitengebied, waar het afvalwater individueel zal moeten gezuiverd worden door middel van een individuele behandelingsinstallatie (rood ingekleurd). Het Reductieprogramma gevaarlijke stoffen kadert de diverse elementen van het beleid inzake lozing van gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater. Deze atlas geeft aan waar tot op heden de historische landschapsstructuur herkenbaar is (cf. deze gebieden worden ankerplaatsen of relicten genoemd)
Dit plan bevat Vlaamse doelstellingen en maatregelen waarmee een wezenlijke bijdrage zal worden geleverd aan de reductie van de emissie van broeikasgassen. Bevat een aantal effect- en gebiedsgerichte maatregelen. De 3 pijlers van MAP 3 (aanpak aan de bron, oordeelkundige bemesting en vervoer en verwerking van mest) blijven behouden, maar met MAP 4 komen er nu meer controles en sancties bij (handhavingssysteem) alsook andere bemestingsnormen. Uitwerking methodiek geurnormering.
juni 2015
Relatie met het project
Referentie
Er wordt afvalwater geloosd waarbij toetsing aan de milieukwaliteitsnormen van toepassing is. In nabije omgeving bevinden zich geen ankerplaatsen, beschermde landschappen of stadsen dorpsgezichten. Er bevindt zich wel een beschermd monument op ca. 300 meter, nl. Adegem Canadian War Cemetery. Het slachthuis stoot broeikasgassen uit, maar betreft geen BKG-inrichting en energie-intensief bedrijf. Er wordt mest geproduceerd tijdens het wachten van de varkens voorafgaand het slachtproces.
Zie 6.1 en 8.2
Het project zal afgetoetst worden aan de normeringsmethodiek voorgesteld in dit document.
Zie 6.2 en 8.3 en 8.5
Zie 3.1 en 8.6
-
Zie 6.4
53
Definitief MER
3.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Referentiesituatie
De referentiesituatie van het studiegebied bestaat uit de actuele toestand van het milieu, al dan niet beïnvloed door de huidige activiteiten van het exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV. Als referentiesituatie wordt de bestaande toestand genomen. Waar relevant, wordt een onderscheid gemaakt tussen het jaar 2013, waar geslacht werd in een 5 dagen slachtweek en 2014, waar een 6 dagen slachtweek is toegepast. Gezien de specifieke vergunningssituatie, wordt verder in het MER – waar relevant – ook een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vergunde situatie eind 2014 en anderzijds begin 2015 (‘hernieuwing tussenfase’). . De meer gedetailleerde beschrijving van de referentietoestand van het project- en studiegebied is voor de relevante disciplines opgenomen onder de respectievelijke discipline.
3.4
Mogelijke ontwikkelingsscenario’s
Bij de ontwikkelingsscenario’s wordt een onderscheid gemaakt tussen de autonome ontwikkeling m.n. de evolutie die het studiegebied zal ondergaan zonder beïnvloeding van buitenaf en de door de mens gestuurde ontwikkeling. Bij de autonome ontwikkeling blijft dus de huidige situatie verder evolueren (verder zetten van het actueel grondgebruik). De door de mens gestuurde ontwikkelingsscenario’s steunen op beleidsmatige en juridische randvoorwaarden die voor het projectgebied van toepassing zijn, zoals: realiseren van bestemmingen zoals voorzien in ruimtelijke uitvoeringsplannen; realiseren van de water- en luchtkwaliteitsdoelstellingen; uitvoeren van de Natuurontwikkelingsscenario’s. Hieronder vallen het GNOP, het decreet betreffende het Natuurbehoud en het Natuurlijk milieu en zijn Besluiten, Regionale Landschappen, … uitvoeren van de Beschermingsbesluiten monumenten en landschappen en de relictatlas. Het MER geeft per discipline aan onder welke voorwaarden het project kan uitgevoerd worden zodat voldaan wordt aan de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
54
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
4 Beschrijving van G. Van Landschoot & Zonen NV 4.1
Opbouw van het projectgebied
4.1.1
Huidige opbouw van het projectgebied
Het projectgebied betreft het slachthuis en aanhorigheden. De projectgrenzen vallen samen met de grenzen van het bedrijfsterrein van het exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV. Er wordt rekening gehouden met het aan- en afrijden van wagens en vrachtwagens van personeel, goederen en klanten. In het projectgebied zijn er nog 2 andere vennootschappen aanwezig : De Winter Natuurdarmen NV: ontvangt enkel darmen van G. Van Landschoot & Zonen NV en verwerkt deze tot natuurdarmen. Het ontstane afvalwater wordt gezuiverd op de waterzuivering van G. Van Landschoot & Zonen NV. Vleeshalle Van Landschoot NV: is een slagerij die toegankelijk is voor iedereen en waar een uitgebreid gamma wordt verkocht: vers varkens- en rundvlees, charcuterie, kazen, barbecue, gourmet, fondue, kruiden, enz.… Onder andere G. Van Landschoot & Zonen NV levert varkensvlees aan de vleeshalle. Het bedrijf beschikt over een aparte afwatering naar de riolering van de Prins Boudewijnlaan. Voor de exacte ligging van beide vennootschappen ten opzichte van de vennootschap G. Van Landschoot & Zonen NV wordt verwezen naar bijlage 3. Bijlage 3 bevat een overzichtsplan van G. Van Landschoot & Zonen NV in de vergunde situatie. Een aantal veranderingen zijn ondertussen ook gerealiseerd, welke nog niet opgenomen zijn in de milieuvergunningtot eind 2014 en/of milieuvergunning hernieuwing tussenfase (MHT). Het betreft
uitbreiding en wijziging opslag gevaarlijke producten (reiniging en waterbehandeling): niet opgenomen in MHT een brander voor de stoomketel met een totaal warmtevermogen van 1.625 kW, gestookt op aardgas in plaats van een installatie van 1.100 kW op stookolie : niet opgenomen in MHT
Aangezien deze wijzigingen/uitbreidingen reeds gerealiseerd zijn, worden deze opgenomen in de referentiesituatie van het MER. De referentiesituatie zal – waar relevant - worden opgedeeld in vergunde situatie (eind 2014 en ‘hernieuwing tussenfase’) en bestaande situatie.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
55
Definitief MER
4.1.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Toekomstige opbouw van het projectgebied
Bijlage 4 bevat een overzichtsplan van G. Van Landschoot & Zonen NV, met aanduiding van de toekomstige situatie (= nog niet uitgevoerd eind 2014). Bij G. Van Landschoot & Zonen NV zullen in de toekomst volgende zaken verbouwd en uitgebreid worden, o.a.: herschikking en uitbreiding gebouwen voor expeditie organen en wasplaats recipiënten bouw van een nieuw lokaal dat zal dienst doen als labo (oud labo vooraan komt te vervallen) De bestaande watergekoelde snelkoeltunnelcondensor wordt vervangen door energiezuinig en geluidsarm exemplaar De bestaande condensor Searle wordt geëlimineerd Nieuwe geluidsarme luchtcondensor boven op dak van de bestaande machinekamer Plaatsen van geluidsdemper op uitblaasmond van broeikanaalaanpassing en uitbreiding diepvriesgebouw omwille van omschakeling naar NH3-vriesinstallatie o.a. nieuwe machinekamer en condensor vervanging van bestaande snelkoeltunnelcondensor NH3 plaatsen geluiddemper in kanaal uitblaasventilatie broeilokaal met verhoging emissiepunt van 9 naar 15 m uitbreiding en verbouwing reine gedeelte slachthuis (extra frigo’s) WKK met geluiddempende omkasting en een extra buffertank water hermetisch afsluiten van WZI-gebouw met akoestische deur en met luchtafzuiging incl. van slibtank met warmterecuperatie en zuivering over biofilter aanpassing beluchtingssysteem voor de waterzuivering, zes extra bufferputten voor hemelwater Daarnaast is er in de geplande situatie een aanpassing van de ontsluiting van het terrein. Er wordt in de toekomst een nieuwe toegangsweg voorzien voor leveranciers van diverse goederen en diensten en voor het ophalen van afval door verwerkers. Daarnaast zal ook het intern transport overdag voor de reine zone via deze weg verlopen (zie hoofdstuk 4.3 Transport). Momenteel bevindt zich op de nieuwe toegangsweg (perceel 58e) een steenslagverharde parking voor personenwagens. In de toekomst zal dit perceel in het kader van de nieuwe transportroute worden geasfalteerd. Daarenboven zullen ook nog volgende wijzigingen plaatsvinden: bijkomende weegbrug ter hoogte van onreine zone (aanvoer van levende dieren) + bijkomende verharding achteraan extra parking voor personenwagens en vrachtwagens achteraan terrein aanleg groenzone (streekeigen groen) t.h.v. nieuwe toegangsweg
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
56
Definitief MER
4.2 4.2.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Verwerkingshoeveelheden en werkregime Huidige situatie
Bij G. Van Landschoot & Zonen NV werd er geproduceerd van maandag tot en met vrijdag in een 38uur werkregime met kleine flexibiliteit. Sinds 1 januari 2014 wordt er echter geslacht van maandag tot en met zaterdag (6 werkdagen/week). Reeds meer dan een half decennium is G. Van Landschoot & Zonen NV actief in de vleesindustrie en zijn zij zeer sterk gericht op de export van verse halve varkens en vleesonderdelen. De belangrijkste markt is Duitsland, waar ze vooral sterk zijn in de distributie naar supermarkten. Bij deze klanten is versheid en kwaliteit van aangeleverde producten van essentieel belang daar dit rechtstreekse invloed heeft op de houdbaarheid van de onverpakt en onbewerkte eindproducten (kotelet, hesp sneden,…). De levertijden dienen bijgevolg heel kort te zijn en een zeer strikt schema dient gevolgd te worden. Dit doet het slachthuis door de supermarkten 6 dagen per week - just in time – te beleveren en dit gebeurde tot eind 2013 in een 5 dagen slachtweek. Door eerdere reglementering binnen het FAVV kon er niet geslacht worden op zaterdag. Jarenlang was er daarom discussie met klanten i.v.m. de slachtdatum. Het niet mogen slachten op zaterdag (werken via 5 dagen slachtweek) gaf het slachthuis een enorm concurrentieel nadeel, wat de continuïteit van de onderneming bedreigde. Duitse slachthuizen hebben namelijk veel minder belemmeringen i.v.m. regelgeving omtrent slachten waardoor zij veel flexibeler kunnen omspringen met leveringen. In Duitsland wordt reeds jarenlang op zaterdag geslacht en kan er nu zelfs reeds op zondagavond geslacht worden waardoor de geleverde karkassen in het begin van de week altijd langer houdbaar zijn dan de karkassen van G. Van Landschoot & Zonen NV. Om de geregelde bevoorrading en de versheid van de leveringen in het begin van de week te kunnen garanderen werd er eind 2013 bij het FAVV een aanvraag ingediend om ook op zaterdag te kunnen slachten. Begin 2014 werd de goedkeuring van de aanvraag officieel bevestigd door een dienstnota van het FAVV (dienstnota CONT/2011/82/). De productie gebeurt in verschillende afdelingen: slachthuis, snijzaal en expeditie. Het personeel wordt flexibel ingezet in de verschillende afdelingen. De werkverdeling en de planning is afhankelijk van het aantal varkens, aantal arbeiders en het type werk. Het type werk kan sterk variëren in functie van de verkoop, met name meer verkoop van halve varkens betekent minder werk in de snijzaal en meer verkoop van uitgebeend vlees betekent meer werk in de snijzaal. Het aanvangsuur van slachten wordt in functie van dit gegeven aangepast zodat alle afdelingen voldoende uren hebben. De slachtploeg werkt meestal een aantal uur in de snijzaal voor het slachten begint. Momenteel wordt er gemiddeld 30 uren per week geslacht. Onderstaande tabel toont het werkregime van het personeel bij G. Van Landschoot & Zonen NV. Tabel 4.1 Werkregime bij G. Van Landschoot & Zonen NV
Personeel Arbeiders Reinigers Techniekers Bedienden Chauffeurs
BOVA ENVIRO + nv
Werkregime 5u – 15u 2u – 23u 5u – 17u 8u – 17u continu
juni 2015
57
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
G. Van Landschoot & Zonen NV omvat een varkensslachterij met een huidige slachtcapaciteit van gemiddeld ca. 330 varkens/uur (gemiddeld 30 slachturen/week in referentiejaar 2013 en 2014). G. Van Landschoot & Zonen NV is vergund voor het slachten van 525.000 varkens/jaar, wat overeenkomt met een gemiddelde slachtcapaciteit van ca. 10.100 varkens/week (52 weken). In het werkregime van 5 dagen is dit een gemiddelde van 2.000 varkens/dag. In 2013 werden er 528.421 varkens geslacht, wat overeenkomt met gemiddeld 10.162 varkens/week en 2.032 varkens/dag. In 2014 werden er 522.156 varkens geslacht, wat overeenkomt met gemiddeld 10.041 varkens/week en 1674 varkens/dag. Sedert begin 2014 is het werkregime 6 werkdagen/week (maandag t.e.m. zaterdag). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gemiddelde verwerkingshoeveelheden in de tot 2014 vergunde en de bestaande situatie. Hierbij is voor 2013 rekening gehouden met een werkregime van 52 weken/jaar en 5 werkdagen/week. Verder wordt ook rekening gehouden met een gemiddeld geslacht gewicht van 98 kg/varken en een gemiddeld levend gewicht van 115 kg/varken (cijfers op basis van gemiddelde aanvoer bij G. Van Landschoot & Zonen NV). Voor 2014 werd rekening gehouden met een slachtregime van 6 dagen/week.
Tabel 4.2 Verwerkingshoeveelheden bij varkensslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in de vergunde en bestaande situatie, de “hernieuwing tussenfase” en geplande situatie
vergunde situatie tot eind 2014 (5sd/week) Max. /jaar
525.000 varkens/jaar 60.375 ton levend gewicht/jaar
528.421 varkens/jaar 60.768 ton levend gewicht/jaar
522.156 varkens/jaar 60.048 ton levend gewicht/jaar
hernieuwing tussenfase vanaf begin 2015 (6sd/week) 260.000 varkens/jaar 29.900 ton levend gewicht/jaar
Gem. /dag
2019 varkens/dag 198 ton geslacht gewicht/dag
2032 varkens/dag 199 ton geslacht gewicht/dag
1674 varkens/dag 164 ton geslacht gewicht/dag
839 varkens/dag 82 ton geslacht gewicht/dag
2097 varkens/dag 205 ton geslacht gewicht/dag
3200 varkens/dag 314 ton geslacht gewicht/dag
3178 varkens/dag 311 ton geslacht gewicht/dag
3000 varkens/dag 294 ton geslacht gewicht/dag
4000 varkens/dag 392 ton geslacht gewicht/dag
Max. /dag
BOVA ENVIRO + nv
bestaande situatie (2013; 5sd/week)
bestaande situatie (2014; 6sd/week)
juni 2015
hernieuwing volledig met uitbreiding (6sd/week) 650.000 varkens/jaar 74.750 ton levend gewicht/jaar
58
Definitief MER
4.2.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Toekomstige situatie
De firma beoogt in de toekomst een stijging van de tot eind 2014 vergunde slachtcapaciteit van 525.000 varkens op jaarbasis tot een maximale slachtcapaciteit van 650.000 varkens per jaar, wat overeenkomst met een gemiddelde slachtcapaciteit van ca. 12.500 varkens/week of 2.100 varkens/dag gezien verder 6 dagen per week geslacht wordt. Op dagbasis betekent dit nagenoeg geen toename ten opzichte van 2013. De uitbreiding van de slachtcapaciteit kan gerealiseerd worden mits de aanwerving van een 15-tal arbeiders zodat 2 aparte ploegen ontstaan, namelijk een ploeg om te slachten en een ploeg om te versnijden. De slachtploeg werkt dan niet meer mee in de snijzaal, waardoor de vrijgekomen uren kunnen besteed worden aan het slachten van de extra varkens. Bij realisatie van de uitbreiding wordt er gemiddeld 37 uren per week geslacht. Bijgevolg stijgt de gemiddelde dagelijkse slachttijd met 1u15. Het werkregime van het personeel verandert niet t.o.v. de huidige situatie (zie Tabel 4.1). Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de gemiddelde verwerkingshoeveelheden in de toekomstige situatie, waarbij het werkregime van 6 werkdagen/week (maandag t.e.m. zaterdag) dat in voege is sedert begin 2014 wordt verdergezet met dus 1u15 extra slachttijd per dag. Verder wordt ook hier rekening gehouden met een gemiddeld geslacht gewicht van 98 kg/varken en een gemiddeld levend gewicht van 115 kg/varken.
4.3 4.3.1
Tewerkstelling Huidige situatie
Momenteel werken bij G. Van Landschoot en Zonen NV ca. 165 werknemers (ca. 110 arbeiders (intern en extern), 40 interim arbeiders, 15 bedienden).
4.3.2
Toekomstige situatie
Zoals hierboven aangegeven, kan de uitbreiding van de slachtcapaciteit gerealiseerd worden mits de aanwerving van een 15-tal arbeiders zodat 2 aparte ploegen ontstaan, namelijk een ploeg om te slachten en een ploeg om te versnijden.
4.4 4.4.1
Transport Huidige situatie
Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV heeft een redelijke verkeersdrukte als gevolg van de activiteiten. Dagelijks worden er levende dieren aangevoerd. Maar ook dagelijks worden er grote hoeveelheden vers of diepgevroren producten weggevoerd. Verder is er ook aan- en afvoer van hulpen afvalstoffen. Gezien er reeds van ’s morgens vroeg kan aangeleverd worden, wordt de verkeersdrukte gespreid.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
59
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het huidig aantal vrachten in functie van het tijdstip van de dag. Deze tabel toont de worst-case situatie, wanneer alle transporten op dezelfde dag zouden plaatsvinden.
6
aanvoer veewagens
6
expeditie naar diepvries
6 3
expeditie naar klant
3 3 4
3 3 6
1
organen naar expeditie
3 4 1
1
bloed
4
2
2 24 15 28 2 2 1 1 2 77
4
1 1
haar darmpakketten slachtafval cat 3 divers
TOTAAL
3 6
TOTAAL
vertrek veewagens
21u - 23u
19u - 21u
17u - 19u
15u - 17u
13u - 15u
11u - 13u
09u - 11u
07u - 09u
05u - 07u
03u - 05u
01u - 03u
HUIDIGE SITUATIE - aantal vrachten
23u - 01u
Tabel 4.3 Transporten bij G. Van Landschoot & Zonen NV in de huidige situatie (worst case)
0
6
6
10 11 12
9
1 1 11
1 6
4
0
2
Het bedrijf is normaal enkel werkzaam van maandag tot en met vrijdag (5 werkdagen) en sinds 1 januari 2014 ook op zaterdag (6 werkdagen). Aanvoer van levende dieren gebeurt hoofdzakelijk tussen 1u en 11u. De gemiddelde aanvoer per werkdag bedraagt ca. 2.000 varkens/dag. Leveranciers hebben afhankelijk van het tijdstip vrije toegang tot het terrein. Het slachthuis heeft 2 toegangspoorten die open zijn vanaf 4u. Indien de poorten gesloten zijn, dienen de leveranciers zich aan te melden aan de bedrijfsingang. Zoals beschreven in hoofdstuk 4.2 wordt het aanvangsuur van het slachten aangepast aan de werkverdeling en planning, zodat alle afdelingen van de productie voldoende uren hebben. Er wordt steeds geslacht tot alle dieren uit de wachtruimten weg zijn. Nadien start de kuisploeg tot ca. 22u à 23u. De laad- en afvoeractiviteiten van vlees en afvalstoffen gebeuren enkel tijdens de dag, doch grotendeels tussen 5 u en 17 u. Buiten de werkdagen zijn er geen slachtactiviteiten, er is enkel louter sporadisch technisch onderhoud. Momenteel werken 165 werknemers op de site. Het overgrote deel komt met de wagen, ca 20 % komt met de fiets en een klein percentage met het openbaar vervoer. Figuur 4-1 geeft een schematische voorstelling van de toegang tot het bedrijfsterrein en de afvoer. De aanvoer van de levende dieren gebeurt per vrachtwagen of per oplegger. De toegang tot het bedrijf gebeurt via de Prins Boudewijnlaan (N9). Er is een lange toegangsweg voor de veewagens op het bedrijfsterrein zelf tot aan de wachtruimtes, deze is in geel aangeduid op het plan in Figuur 4-1. De veewagens verlaten het bedrijfsterrein via dezelfde weg.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
60
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Legende : Aanvoer varkens Afvoer vlees - vrachtwagens Van Landschoot Afvoer vlees - externe vrachtwagens
Figuur 4-1 Schematische voorstelling van de bestaande toegang tot het bedrijfsterrein en de afvoer (bron: agiv (geraadpleegd op 18/12/2013) en info G. Van Landschoot & Zonen NV)
De aanvoer naar de Prins Boudewijnlaan (N9) vanuit de richting Antwerpen (oosten) gebeurt grotendeels via de E34/A11, de Ringlaan en de Zeelaan. Vanuit de richting van Brugge (westen) gebeurt de aanvoer grotendeels via de N9 Koning Leopoldlaan en Prins Boudewijnlaan. Afvoer van karkassen en vleeswaren gebeurt de ganse dag door enkel op werkdagen. Alle vleesproducten worden afgevoerd naar de verschillende klanten. Deze klanten kunnen in 3 grote groepen onderverdeeld worden: slagerij-klanten; vleeswarenindustrie; retail (kleinhandel + supermarkten). Deze klanten situeren zich hoofdzakelijk binnen de Europese Unie, zoals: BENELUX, Duitsland, Polen, de voormalige Oostbloklanden, … Ook wordt een gedeelte van de vleesproducten geleverd aan klanten in Korea, Japan en de Russische federatie. De afvoer van vleesproducten en karkassen gebeurt vooraan het bedrijfsgebouw via de Prins Boudewijnlaan (zie ook Figuur 4-1). De vrachtwagens komen op het terrein via de Prins Boudewijnlaan, waar de dockshelters gelegen zijn. Na het laden verlaten de vrachtwagens het bedrijf opnieuw via de Prins Boudewijnlaan. De afvoer van varkenskarkassen en vleesproducten richting Gent gebeurt voornamelijk vanaf de Prins Boudewijnlaan, de Ringlaan, de Zeelaan en vervolgens de E34/A11. De afvoer richting Brugge gebeurt voornamelijk vanaf de Prins Boudewijnlaan en de Koning Leopoldlaan (N9).
4.4.2
Toekomstige situatie
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
61
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Ten gevolge van de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit zal ook het verbruik aan hulpstoffen en de afvalstoffen toenemen. Het aantal afvaltransporten zal echter hetzelfde blijven als in de referentiesituatie, met dat verschil dat er per transport eventueel meer containers zullen afgevoerd worden. Er zullen ten gevolge van de toename van de slachtcapaciteit bijkomende vrachtwagens per dag aanrijden om varkens aan te voeren t.o.v. de huidige situatie en ook bijkomende vrachtwagens per dag afrijden om vleeswaren af te voeren. Tabel 4.4 toont een overzicht van het aantal vrachten in functie van het tijdstip van de dag voor de toekomstige situatie. Het totaal aantal bijkomende transportbewegingen zal dus naar de toekomst stijgen met maximum 7 extra vrachten per dag, namelijk 3 veewagens en 4 vleeswagens. Er is geen toename te verwachten betreffende het aantal transporten van grondstoffen, hulpstoffen en afvalstromen.
6
aanvoer veewagens
6
expeditie naar diepvries
6 3
expeditie naar klant
1
organen naar expeditie
3 3 6
3 3 6 1
3 6
1
bloed (Veos en Rendac)
6
2
2 27 15 32 2 2 1 1 2 84
4
1 1
haar darmpakketten slachtafval cat 3 divers
TOTAAL
3 3 4
TOTAAL
vertrek veewagens
21u - 23u
19u - 21u
17u - 19u
15u - 17u
13u - 15u
11u - 13u
09u - 11u
07u - 09u
05u - 07u
03u - 05u
01u - 03u
TOEKOMSTIGE SITUATIE - aantal vrachten
23u - 01u
Tabel 4.4 Transporten bij G. Van Landschoot & Zonen NV in de toekomstige situatie (worst case)
0
6
6
1 1 10 11 12 14 11
1 8
4
0
2
Naar de toekomst toe zullen ongeveer 184 werknemers aanwezig zijn. De transportwijze zal gelijkaardig verdeeld blijven. Daarnaast is er in de geplande situatie een aanpassing van de ontsluiting van het terrein. Figuur 4-2 toont de schematische voorstelling van de toekomstige ontsluiting van het terrein. Er komt een andere lange toegangsweg die enkel overdag zal gebruikt worden voor de leveranciers van goederen en diensten, alsook voor de afvoer van slachtafval, bloed, haar en darmpakketten en voor het intern rein transport overdag (expeditie naar diepvries en organen naar expeditie). Momenteel bevindt zich op de nieuwe toegangsweg (perceel 58e) een steenslagverharde parking voor personenwagens. In de toekomst zal dit perceel in het kader van de nieuwe transportroute worden geasfalteerd en wordt bijkomende parking voor personeel voorzien achteraan het terrein.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
62
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
A
B
Legende :
Figuur 4-2 Schematische voorstelling van de toekomstige ontsluiting van het terrein, A: overdag en B: avond en nacht (bron: agiv (geraadpleegd op 31/12/2013) en info G. Van Landschoot & Zonen NV)
’s Nachts zal het intern transport van en naar de expeditie verlopen via de huidige route voor afvoer vlees (oranje route op Figuur 4-1). De aan-en afvoer van levende varkens blijft hetzelfde als in de huidige situatie (gele route op Figuur 4-1).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
63
Definitief MER
4.5
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Beschrijving van de hoofdactiviteit en installaties
G. Van Landschoot & Zonen NV omvat een varkensslachterij en bijhorende afdelingen voor de verdere bewerking van het vlees en de bijproducten. In onderstaand punt wordt een overzicht gegeven van de verschillende productiestappen binnen het slachtproces. De processchema’s zijn weergegeven in bijlage 5. Het productieproces en het processchema van het slachtproces zelf in de toekomstige situatie wijzigen niet t.o.v. de huidige situatie.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
64
Definitief MER
4.5.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Lossen levende dieren
Het lossen gebeurt inpandig, in de wachtruimte behorend tot het onreine gedeelte van het slachthuis achter de slachterij. De dieren worden in de wachtruimte verzameld. In de overdekte wachtruimte kunnen maximaal 1.250 varkens geplaatst worden. De dieren worden uitgevast aangeleverd, zodat er zo weinig mogelijk mest ontstaat. De dieren verblijven er maximaal 2 à 3 uur. Voor de dieren die langere tijd in de wachtruimte verblijven zijn drinknippels voorzien. Er zijn geen dieren die overnachten. De wachtruimte is voorzien van een ventilatie en beneveling om stof en de beperkte hoeveelheid mest weg te spoelen. De mest wordt weggespoeld naar een aparte afscheidingsput met overloop naar de waterzuiveringsinstallatie. Na het lossen kunnen de veewagens worden gereinigd in de hiertoe voorziene gesloten wasplaats. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van recuperatiewater afkomstig van de waterzuiveringsinstallatie. Het reinigingswater wordt opgepompt en afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie voor behandeling. De mest en houtkrullen worden via een trommelzeef opgevangen en vervolgens afgevoerd en verwerkt als grondstof.
4.5.2
Onreine zone
Het onreine deel van de slachtlijn voor varkens bevindt zich in het zuidelijk gedeelte van het bedrijfsgebouw. Alvorens de dieren geslacht worden, ondergaan ze in het slachthuis een ante-mortem keuring door een keurder in dienst van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). De wachtruimte vormt de bufferzone waar de varkens na het lossen verblijven tot het moment waarop ze via de drijfgang naar de bedwelmingszone gebracht worden. In de bedwelmingsruimte worden de varkens via CO2 verdoofd. Na het bedwelmen worden de varkens opgehangen aan de achterpoten en gekeeld met een hol steekmes. Het bloed stroomt via het steekmes naar de gekoelde bloedopvangtank (7 °C) voor
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
65
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
consumptiebloed. Het bloed dat na de eigenlijke opvang nog vrijkomt, het destructie- of lekbloed, wordt afgevoerd naar een gekoelde opslagtank van 10°C. Na het kelen worden de varkens via een aanvoerketting in de broeitunnel gebracht. Het broeien is een methode waarbij het karkas gedurende 7 à 8 minuten besproeid en ondergedompeld wordt in heet water van gemiddeld 59 °C à 62 °C. Dit laat toe gemakkelijker de haren te kunnen verwijderen. Het heet water wordt continu intern gerecirculeerd, enkel het verdampte water wordt terug aangevuld door nieuw water. Dit proces gebeurt volledig automatisch (op basis van niveaumeting). Nadien belandt het karkas in de ontharingsmachine. Een ontharingsmachine bestaat uit U-vormige platen, waartussen zich walsen bevinden met rubberen strippen met kleine metalen krabbers. Deze walsen zorgen ook voor het wentelen en de voortbeweging van de karkassen. Om te vermijden dat het varken te snel afkoelt en om de afvoer van het varkenshaar te verbeteren, wordt constant warm water van 40°C, via interne recirculatie, over het dier gesproeid. Het varkenshaar wordt onderaan opgevangen en naar de haarcontainer afgevoerd, die in een gekoelde ruimte staat. Ook wordt het karkas in deze ontharingsmachine ontdaan van klauwen. Het varkenshaar wordt onderaan opgevangen en m.b.v. pneumatisch transport naar de gekoelde haarcontainer gevoerd. Na het ontharen en het ontdoen van klauwen, wordt het karkas vastgehaakt aan eurohaken van de transportketting. Dit gebeurt door twee insneden te maken in de pezen van beide achterpoten en de haken vervolgens achter de pezen te steken. Vervolgens wordt het karkas in de droge poetsmachine droog geslagen waardoor het brandproces effectiever verloopt. Daarna worden de karkassen doorheen een vlamoven geleid. Het doel van het branden is het dichtschroeien van de huidporiën. Tijdens dit proces worden de laatste achtergebleven haren verbrand en is er een vermindering van het aantal bacteriën (kiemvrij maken van het karkas). In een natte poetsmachine wordt na het branden het laatste oppervlakkig vuil (schroeilaag) verwijderd met behulp van water.
4.5.3
De reine zone
Het reine deel van de slachtlijn voor varkens bevindt zich aan het noordelijk gedeelte van het bedrijfsgebouw. Het is gelegen in een aparte ruimte die zich ten noorden van de onreine slachtlijn bevindt, ten einde de scheiding onreine en reine zone zo duidelijk mogelijk te kunnen maken. Alvorens de karkassen worden doorgesneden, worden de oormerken verwijderd en wordt er een ooren klopnummer (PC) ingebracht. Daarna wordt het schaambeen en vervolgens het buik- en borstbeen geopend door middel van een robot. Vervolgens wordt de endeldarm losgesneden en vrijgemaakt, dit gebeurt met behulp van een endeldarmboormachine. Na iedere behandeling wordt de boormachine terug in de sterilisator geplaatst. De pin van de endeldarmboormachine moet goed worden doorgespoeld. Op deze positie worden ook eventuele (restanten) van schoentjes van de achterpoten verwijderd. In een volgende stap wordt de endeldarm losgemaakt en wordt het maagdarmpakket verwijderd. Het maagdarmpakket (= de witte organen) wordt opgevangen in darmschalen en getransporteerd via een glijgoot naar een afzonderlijke ruimte waar het verder, al dan niet gedeeltelijk wordt verwerkt. Het verwerken van het maagdarmpakket bestaat uit de voorreiniging (het scheiden en ledigen van maag
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
66
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
en darmen), het bewerken (schoonmaken, ontvetten en slijmen), het sorteren, kalibreren en zouten. De darmwasserij wordt geëxploiteerd door De Winter Natuurdarmen NV. Met een mes wordt het rode orgaanpakket (hart, longen, lever, tong, luchtpijp en slokdarm) losgesneden en aan haken opgehangen die synchroon lopen met het karkas. Verder op de lijn worden de rode organen gekeurd door het FAVV. Na de keuring worden de rode organen versneden. De lever, de tong, de longen en het hart worden van elkaar gescheiden. Elk orgaan valt in een aparte goot naar beneden. De levers worden opgehangen op rekken (1 lever per haak). Wanneer het rek vol is worden de levers afgespoeld in een douche. Wanneer de goot van de tongen of van de harten vol is, wordt een diepvriesbak onder de goot geplaatst. Bij het openen van de goot vallen alle tongen of harten in de diepvriesbak. De tongen of harten worden vervolgens in een zwierder gespoeld. De gespoelde tongen worden in een propere diepvriesbak overgebracht en op een palet geplaatst. De harten worden in een dolavbak overgebracht en worden daar nogmaals gespoeld. Alle goedgekeurde longkwabben en luchtpijpen worden in een propere diepvriesbak geplaatst en worden gespoeld. Alle organen worden zo vlug als mogelijk in de frigo gestoken. Na het uithalen van de rode organen wordt de kop losgeknipt met behulp van een koppenkniptang. De karkassen worden vervolgens door een automatische kapmachine in twee helften gekloven. De koppen worden verder losgesneden maar blijven wel bevestigd aan het karkas voor een goede uitkoeling. Na het lossnijden van de kop vindt de staalname voor het trichinenonderzoek plaats. Er wordt, met een trichinentang, van ieder karkas een staal genomen om dit te onderzoeken op de aanwezigheid van Trichinella spiralis. Nadien worden de nieren ontkapseld. Nieren met cystes (categorie 3) worden verwijderd. Het karkas wordt na het ontkapselen van de nieren aan een post-mortem keuring onderworpen. Het karkas wordt visueel gekeurd op basis van o.a. bouw, bevuiling en kleur. De keuring van de rode organen gebeurt op basis van o.a. vorm en kleur. De eetbare organen worden gekeurd, gewassen en gekoeld. De verdere verwerking, na het splijten van het karkas, omvat het verwijderen van de ontkapselde nieren, van het buikvet, van het middenrif, van het ruggenmerg en tot slot van het bloedvlees. Het verwijderen van de ontkapselde nieren en het opsnijden van de hespen gebeurt door een en dezelfde persoon met behulp van een wizzard. De nieren worden gedeponeerd in een diepvriesbakje. Vervolgens wordt het buikvet en de kleine kraai verwijderd van het karkas. Daarnaast wordt er ook nog resterend vet en andere aangroei aan de binnenzijde weggesneden. Daarna wordt het middenrif van het karkas ontdaan. Net zoals bij de nieren gebeurt dit met behulp van een wizzard. Het afgesneden middenrif wordt in een propere diepvriesbak gedeponeerd. Het ruggemerg wordt verwijderd door middel van een buis die vacuüm zuigt. Het opgezogen ruggemerg wordt verzameld in een container. Indien nodig wordt het bloedvlees ter hoogte van de steekwonde verwijderd. Het bloedvlees wordt in een categorie 3 dolavbak gedeponeerd. De eindbehandelingen bestaan uit wegen, prikken, classificeren, goedkeuringsstempel aanbrengen en etiketteren. Het karkas wordt gewogen via een automatische weegbrug en vervolgens geprikt door een medewerker dewelke is erkend door het CBKC. Het prikken wordt uitgevoerd ter bepaling van het vleespercentage en de vlees- en spekdikte. Klasseren van het karkas gebeurt op het zicht en vereist enige ervaring. De resultaten worden intern gebruikt en vergeleken met de resultaten van het prikken om een juiste vergoeding van het karkas te kunnen bepalen. Na de classificatie krijgt het goedgekeurd varken een EG stempel op hesp, carré, buik, schouder en keel. Afgekeurde karkassen
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
67
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
krijgen een afkeuringstempel. Dit wordt aangebracht door de dierenartsen van het FAVV of door een medewerker onder hun toezicht. Tot slot krijgt ieder goedgekeurd karkas een etiket.
4.5.4
Koeling
Na het slachtproces worden alle karkassen gekoeld. Om het koelproces sneller te laten verlopen gaan alle karkassen gedurende twee uur door een snelkoeling. Snelkoeling heeft een positief effect op het varkensvlees voor wat betreft de biologische gesteldheid, het uiterlijk aanzien en het gewichtsverlies. Chemische, fysische en microbiologische processen lopen sterk vertraagd bij lage bewaartemperaturen. De snelkoeling bestaat uit vier secties. De 1ste sectie behaalt een gemiddelde temperatuur van -17°C, de 2de een gemiddelde temperatuur van -13°C en de 3e en 4e sectie respectievelijk -8.5°C en -4.6 °C. Na de snelkoeling worden de voorpoten en de kop afgesneden. De voorpoten worden gedeponeerd in een daarvoor bestemd recipiënt. De voorpoten zonder schoentjes worden apart gehouden van deze met schoentjes. De kop wordt losgesneden en valt op een transportband met aan het uiteinde een rek. Na het afsnijden van voorpoten en kop komt het karkas terecht in een frigo waar het verder wordt gekoeld tot onder de 7°C (= langzame koeling).
4.5.5
Darmwasserij
Nadat het witte organenpakket verwijderd werd, wordt het op een transportband met bakjes gelegd en vervolgens gekeurd door het FAVV. Daarna gaat het witte organenpakket naar de darmwasserij (De Winter Natuurdarmen NV). De maag en darmen van varkens dienen beschouwd te worden als eetbare nevenproducten. In de darmwasserij vindt het schoonmaken, het ontvetten en slijmen van maag en darmen plaats. Het gehele maag-darmpakket wordt op de afmaaktafel gedeponeerd. Vanaf deze tafel ontstaat een stroom van producten zoals de maag, de endeldarm, de pancreas, de dikke darm en het darmslijm (= mucus). De maag wordt eerst ontvet. In een centrifuge wordt de maag gereinigd en ontdaan van vetdeeltjes. Na het centrifugeren worden de magen onder koeling opgeslagen of ingevroren en afgevoerd. Het ontvetten van de darmen gebeurt met een daartoe vervaardigd pneumatisch mes. Het vet wordt opgevangen in bakken met stromend koud water om eventuele verontreiniging snel te kunnen verwijderen. Voor de bewerking van de dunne darm wordt gebruik gemaakt van een darmslijmmachine. In de darmslijmmachine passeren de darmen een aantal stelsels van walsen, waarbij de mest wordt verwijderd en het slijmvlies wordt gekneusd en verwijderd. Voor het optimaal functioneren van de darmslijmmachine is een goede afstelling van de rollen en een juiste temperatuur van het gebruikte water (50 °C) van groot belang. Het water wordt gedurende ca. 3 uur hergebruikt alvorens het wordt afgevoerd.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
68
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Na het passeren van de darmslijmmachine en het manueel zouten worden de darmen verzameld in een corrosiebestendig vat met koud water in afwachting van ophaling. Het verder behandelen en kalibreren gebeurt bij een darmverwerkingsfirma. Het darmslijm of mucus is bestemd voor de farmaceutische industrie (heparine). De mucus wordt gestabiliseerd met een natriumbisulfietoplossing en gekoeld opgeslagen (10 °C). De dikke darm wordt machinaal versneden, waarbij er een opsplitsing gebeurt van enerzijds het darmpakket en anderzijds de ongeboren mest. De endeldarm en de pancreas worden niet ter plaatse verwerkt. Deze worden als restpakket gekoeld opgeslagen in afwachting van ophaling door Rendac.
4.5.6
Uitbeenafdeling
Nadat de varkenskarkassen gekoeld zijn tot 7°C worden ze vervolgens in de uitsnijderij en uitbeenafdeling verder versneden in grote delen (ham, carré, buik, schouder, keel, banden, zwoerd en bijproducten). Deze eerste versnijding noemt men ook de primaire versnijding. De producten kunnen in grote delen verkocht worden of ze kunnen worden uitgebeend. De verkochte grote delen hangen met latten/koorden aan eurohaken of worden in dolavbakken gedeponeerd. Alle producten worden in afwachting van verlading gestockeerd in koelcellen. De grote delen die dienen uitgebeend te worden, gaan naar de secundaire versnijding, waarbij ze al dan niet ontzwoerd en/of ontvet worden. Dit gebeurt op vraag van de klant. De beenderen worden tot op het vlies verwijderd en worden gedeponeerd in dolavbakken. Sommige beenderen worden verkocht, andere krijgen categorie 3 bestemming. Alle beenresten, kraakbeenresten, klieren, vel en overtollig vet wordt verwijderd van het uitgebeende vlees. Het uitgebeende vlees wordt ofwel vers of gaat naar de verpakkingsafdeling om vacuum te verpakken of als diepvriesproduct te verpakken. Het vers verpakte vlees worden vervolgens op paletten of in stapelbakken gestapeld en in afwachting van de ophaling gestockeerd in een frigoruimte. Het vlees besteld voor de diepvries wordt ingevroren aan de hand van een snelvriezer. Nadat het diepgevroren vlees goed bevroren is, wordt het eveneens op paletten of in dozen gestapeld en in afwachting van de ophaling gestockeerd in een diepvriesruimte, op basis van het koelmiddel R22 welke wordt overgeschakeld naar NH3. Dagelijks ontstaat er slachtafval van categorie 2 en 3 . Het categorie 2-materiaal wordt gekoeld opgeslagen en dagelijks afgevoerd voor vernietiging. Het categorie 3-materiaal wordt eveneens, met uitzondering van het slib van de waterzuivering, gekoeld opgeslagen en vervolgens minstens wekelijks opgehaald voor verwerking.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
69
Definitief MER
4.6
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Ondersteunende activiteiten en installaties
Ter ondersteuning van de slachterij zijn er bij G. Van Landschoot & Zonen NV momenteel ook nog volgende nevenactiviteiten.
4.6.1
Grondwaterwinning
4.6.1.1 Huidige situatie Bij G. Van Landschoot & Zonen NV wordt voor bepaalde processen grondwater gebruikt. Het bedrijf beschikt hiervoor over een grondwatervergunning, waarbij een debiet tot maximaal 230 m³/dag en 69.000 m³/jaar was vergund tot eind 2014 en vanaf begin 2015 een jaardebiet van 40.000 m³/jaar. Op het plan in bijlage 3 is de locatie van de vergunde grondwaterwinning op het bedrijfsterrein aangeduid, alsook de bijhorende peilputten. Het grondwater wordt gewonnen uit 1 put van ca. 35 m diep uit Landeniaan (code: HCOV 0600). De diepte van de filter is onbekend. De pomp hangt op een diepte van -18 mTAW. Deze grondwaterlaag behoort tot het grondwaterlichaam CVS-0600-GWL-2. Het grondwater wordt gebufferd in een ondergronds waterbekken van ca. 300 m3 en voorafgaand het gebruik ontsmet (chlorering). 3
In 2010 bedroeg het jaardebiet opgepompt grondwater nog ca. 74.000 m . Er werd dus meer dan het vergunde debiet opgepompt. In 2011 werden een aantal nieuwe productieruimtes (wachtruimtes, slachtlijn onrein, bloedlokaal, …) in gebruik genomen met nieuwe productieprocessen en wasplaats voor inwendig reinigen koelwagens, hetgeen aanleiding gaf tot een verhoogd waterverbruik met tot 3 gevolg dat het grondwaterverbruik toenam tot ca. 80.000 m /jaar. In 2012 werden er enkele besparingsprogramma’s opgestart en werd op basis daarvan een tijdelijke uitbreiding aangevraagd 3 voor de grondwaterwinning naar 82.000 m /jaar. Deze vergunning werd geweigerd en ondertussen werd een drastisch besparingsprogramma opgestart waarbij effectief werd ingegrepen in een aantal productieprocessen en maximaal werd ingezet op hergebruik van gezuiverd afvalwater. Deze besparingen werden stapsgewijs gerealiseerd vanaf april 2013 en hebben geleid tot een 3 3 grondwaterjaarverbruik van nog ongeveer 73.000 m in 2013 en van ca. 64.500 m in 2014. De waterbesparende maatregelen bestaan uit het gebruik van recuperatiewater voor laagwaardige toepassingen: Reiniging veewagens Condensors koeltoren Sedert begin 2014 zijn er 6 slachtdagen per week, waardoor het aantal slachtingen per dag lichtjes daalt ten opzichte van 2013. n onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het waterverbruik in het slachthuis de voorbije jaren.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
70
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 4.5 Waterverbruik bij NV Van Landschoot & Zonen incl. darmwasserij (periode 2010-2014)
jaar
aantal varkens /jaar
geslacht gewicht (ton/jaar)
hoeveelheid grondwater 3 (m /jaar)
grondwater/ varken (l)
grondwater/ geslacht gewicht 3 (m /ton)
recuperatiewater 3 (m )
leidingwater 3 (m )
hemelwater (m³)
2010
572.584
56.113
73.995
129
1.32
7.726
264
2011
571.865
65.043
80.844
141
1.44
7.716
250
2012
552.752
54.170
86.143
156
1.59
7.458
250
2013
528.421
51.785
73.646
139
1.41
7.130*
250
450
2014
522.156
51.171
64.478
123
1,26
13.044*
250
450
*voor 2013 en 2014 is er een aflezing van de debietsmeter, voor de voorgaande jaren werd een inschatting gemaakt
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
71
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
4.6.1.2 Toekomstige situatie In het kader van de beoogde uitbreiding van de slachtcapaciteit, voorziet Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV de bestaande grondwaterwinningsput verder te gebruiken. Omwille van de beoogde stijging van de slachtcapaciteit wenst het bedrijf - naast bijkomend gebruik van 3 recuperatiewater - ook de vergunde grondwaterhoeveelheid op te trekken, nl. van 69.000 m /jaar tot 3 87.000 m /jaar (= ca. 16 % toename ten opzichte van referentiejaar 2013 en ca. 20 % toename t.o.v. de vergunde situatie). Inmiddels is gebleken dat het gebruik van zuiver recuperatiewater nefast is voor de levensduur van de condensors van de koeltoren door een te hoog gehalte aan chloriden. Om de levensduur te verlengen, moet de kwaliteit van het circulatiewater binnen een welbepaalde grenswaarde liggen en zal hiervoor hemelwater gebruikt worden. Er is onderzoek lopende betreffende het bijkomend gebruik van recuperatiewater/hemelwater bij voorreinigen van de wachtruimtes benevelen van de wachtruimtes Verder is er ook onderzoek naar de mogelijkheid van gebruik van recuperatiewater/hemelwater in de broeitunnel.
Tabel 4.6 Grondwaterverbruik geplande situatie (productiehoeveelheid van 650.000 varkens/jaar en slachtregime van 6 dagen)
Aantal varkens
Grondwaterverbruik
BOVA ENVIRO + nv
Geplande situatie bij 6 slachtdagen per week 650.000 varkens/jaar 12.500 varkens/week 2083 varkens/dag 87.000 m3/jaar 1673 m3/week 279 m3/dag
juni 2015
72
Definitief MER
4.6.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Wasplaatsen en poetsactiviteiten
4.6.2.1 Huidige situatie Na het lossen van de dieren worden de veewagens gereinigd, hiervoor is ter hoogte van de wachtruimtes een waszone voorzien. Het nodige water wordt opgepompt uit de ondergrondse recuperatiewatertanks en het reinigingswater wordt afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie voor behandeling. De mest en houtkrullen worden via een trommelzeef opgevangen en vervolgens afgevoerd en verwerkt als grondstof. Alle veewagens moeten worden gereinigd en ontsmet. In de reine zone van het terrein bevindt zich nog een wasplaats, voor de wagens van het vers vlees. Hiervoor wordt grondwater gebruikt, en dit om te kunnen voldoen aan de strenge controles van FAVV. De slachtlijn wordt na het beëindigen van het slachtproces eerst droog voor gereinigd. De grootste verontreinigingen worden door het eigen personeel met behulp van een borstel of trekker droog verwijderd. In de voorreiniging wordt geen water gebruikt. Tijdens de tweede reinigingsstap wordt er eerst voorgespoeld met water. Deze en de volgende reinigingstappen worden eveneens uitgevoerd door eigen personeel. Vervolgens wordt er ingeschuimd. Hierbij worden de resten met behulp van reinigingsmiddelen in oplossing gebracht. Daarna wordt alles afgespoeld en vervolgens wordt alles gedesinfecteerd. Tijdens het desinfecteren worden de aanwezige micro-organismen afgedood. Vervolgens wordt er nagespoeld. De slachthuisinstallatie is uitgevoerd in roestvrij staal en de muren zijn afgewerkt met keramische tegels om de reiniging te vergemakkelijken en optimale hygiëne te bereiken. In het nieuw gedeelte zijn er ‘food grade’ gekeurde sandwichpanelen aanwezig.
4.6.2.2 Toekomstige situatie De bedoeling is dat in de toekomst, het recuperatiewater en eventueel hemelwater ook ingezet wordt bij de oorreiniging en de beneveling van de wachtstallen in plaats van grondwater.
4.6.3
Waterzuivering
4.6.3.1 Huidige situatie Een deel van het huishoudelijk afvalwater (achterste deel van terrein), het hemelwater dat rechtstreeks in de biologische waterzuivering valt (open tank) en het bedrijfsafvalwater van de productieruimtes en van de wasplaatsen wordt gezuiverd in de eigen waterzuiveringsinstallatie, waarna het geloosd wordt in oppervlaktewater (Beke / Watergang nr.4.33). Het bedrijfsafvalwater van de darmwasserij De Winter Natuurdarmen NV wordt eveneens behandeld in de waterzuivering. Het hemelwater wordt deels opgevangen en hergebruikt in de sanitaire installaties van het slachthuis. Het overige hemelwater wordt gebufferd en uiteindelijk geloosd in oppervlaktewater (Beke / Watergang nr.4.33) en komt dus niet in de waterzuivering terecht. Het verontreinigd hemelwater van de tankpiste loopt eerst nog over een KWS-afscheider. In Figuur 4-3 is het processchema opgenomen van de waterzuiveringsinstallatie in het referentiejaar 2013. Het afvalwater wordt steeds op de plaats waar het ontstaat, opgevangen en afgevoerd naar een pompput. Vervolgens wordt het afvalwater voorbehandeld in een boogzeef. Door deze boogzeef krijgt men een scheiding tussen de waterfractie en de vaste fractie (het roostergoed). Het roostergoed
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
73
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
wordt apart opgevangen en afgevoerd voor vernietiging. Het vloeibare gedeelte van het afvalwater gaat vervolgens naar de flotatie-eenheid. In de flotatie-eenheid worden minuscule luchtbelletjes ingebracht die zich aan de vuildeeltjes hechten waardoor een versnelde opdrijving bekomen wordt. De sliblaag die op die manier gevormd wordt aan het oppervlak wordt door een schraper verwijderd in een slibbak en verder gepompt naar de slibbuffer. Ook gebeurt er in deze flotatie-eenheid dus een afscheiding tussen de vetfractie en de rest van het afvalwater. Het bezinkbare materiaal (vnl. zand) wordt onderaan de eenheid geëvacueerd naar een zandgoot. Via de uitlaat van de flotatie wordt het water verpompt naar de influentbuffer voor egalisatie van het debiet over 7 dagen per week. Vanuit dit bufferbekken wordt het afvalwater verpompt naar de biologische zuivering. Deze biologische waterzuivering werkt discontinu : Inpompen afvalwater en biologische zuivering Bezinken Lozing/recuperatie gezuiverd water De biologische waterzuivering is van het type laag-belaste-batch biologie (SBR). Op het tijdstip dat het afvalwater in de biologietank gepompt wordt, wordt er afhankelijk van de monitoringresultaten al dan niet belucht, en zorgt een mixer dat de micro-organismen goed in suspensie zijn en zo goed in contact komen met het verse afvalwater. In deze fase vindt eveneens denitrificatie plaats, waarbij koolstofverbindingen verademd worden en stikstofgas uit het afvalwater verdwijnt. In een tweede stap start de beluchting, hierbij wordt het organisch materiaal afgebroken door het actief slib. De benodigde zuurstof wordt in het systeem gebracht d.m.v. bodembeluchting. In de biologietank wordt FeCl3 gedoseerd om het fosfor te verwijderen. Na het beëindigen van de beluchtingscyclus valt alles stil in het bassin en gebeurt de bezinkingsfase. Het bovenstaande gezuiverde water wordt na de bezinkingsfase geloosd in oppervlaktewater (Beke / Watergang nr. 4.33). De verblijftijd van het afvalwater in de WZI bedraagt ca. 15 uur. Het flotatieslib wordt vanuit de biologische zuivering gecirculeerd over een mobiele beluchtingscontainer, doel hiervan is om de zuurstoftoevoercapaciteit van de installatie te verhogen. De mobiele beluchtingscontainer wordt momenteel gehuurd. Het spuislib van de biologische zuivering wordt vermengd met influent en ingedikt in de flotatie. Het ingedikt slib wordt opgevangen in een tank en van hieruit afgevoerd met een zuigwagen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
74
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Afvalwater
Pompput
Zeef en flotatie Opslag roostergoed
Opslag slib Influentbuffer
Afvoer roostergoed
Hergebruik: reiniging veewagens
Afvoer slib Biologie: - nitrificatie - denitrificatie - bezinking
Mobiele beluchting
4 recuperatietanks Lozing oppervlaktewater Figuur 4-3 Schematische weergave waterzuiveringsinstallatie referentiejaar 2013
Bij G. Van Landschoot & Zonen NV werden in maart 2014 aanpassingen aan de waterzuivering aangebracht (zie onderstaande figuur). Deze aanpassingen/uitbreidingen werden bepaald in samenwerking met Trevi nv. Gezien deze aanpassingen/uitbreidingen ondertussen volledig gerealiseerd zijn, worden die mee opgenomen in de referentiesituatie.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
75
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Afvalwater
Pompput
Zeef en flotatie Opslag roostergoed
Opslag slib Influentbuffer
Afvoer roostergoed
Afvoer slib
Hergebruik: reiniging veewagens
Denitrificatie 1
condensors Bestaande biologie
Mobiele beluchting
4 recuperatietanks
12 effluentbuffers
Zandfilter
Desinfectie
Lozing oppervlaktewater
Figuur 4-4 Schematische voorstelling waterzuiveringsinstallatie vanaf maart 2014
Pompputten toevoer, voorbehandeling in zeef/flotatie en influentbuffer Volgende aanpassingen zijn gebeurd : - alle elektriciteit/sturing integreren in de nieuwe stuurkast; - nieuwe pompput met voldoende plaats voor twee dompelpompen (één stand-by pomp); - niveau-meting + frequentie-sturing van de pompen in de influentput om het piekdebiet naar de trommelzeef / flotatie te beperken; - de bestaande pompput blijft behouden als veiligheid (afvoer van diverse overlopen); Denitrificatie 1 Vanuit de influentbuffer wordt het afvalwater naar een denitrificatie 1-tank gepompt. In afwezigheid van zuurstof wordt in de denitrificatie nitraat-N omgezet naar N2-gas. Het benodigde volume voor de denitrificatie 1-tank werd door Trevi nv berekend aan de hand van de COD- en N-vracht. Bestaande biologie De bestaande biologie wordt verder enkel nog gebruikt voor nitrificatie en bezinking. De bestaande biologie wordt dus niet meer gebruikt voor denitrificatie (deze functie wordt overgenomen door de nieuwe tank). Het nuttig volume van de bestaande biologie bedraagt ca. 2100 m³. Op basis van de geraamde maximale vuilvracht, kan bij dergelijke volume-belasting van de toekomstige situatie een zo goed als volledige nitrificatie van de biodegradeerbare N worden verwacht. In april-mei 2014 waren er desondanks overschrijdingen van totaal stikstof in het effluent. Bij nader onderzoek bleek het gehalte aan ammonium verhoogd omwille van een te lage zuurstofinbreng. Na technisch nazicht van het beluchtingssystem bleek dat er verschillende lekken waren en ook een aantal elementen afgebroken waren, welke leiden tot dode zones in de biologie enerzijds en overmatig opspatten van afvalwater anderzijds. Inmiddels werden de beluchtingselementen vervangen en de mobiele beluchtingscontainer voorzien van een extra pomp. Het gezuiverde afvalwater wordt gebufferd in 12
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
76
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
effluentbuffers, waardoor pieklozingen zoveel mogelijk worden beperkt en het vergunde dagdebiet wordt gerespecteerd. Zandfilter De zandfilter is gunstig met het oog op hergebruik van het gezuiverde water.
4.6.3.2 Toekomstige situatie In het kader van de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit voorziet de firma in de toekomst meer water te zuiveren en meer water te hergebruiken, nl. ook in de voorreiniging van de onreine zone. Desalniettemin verwacht NV G. Van Landschoot & Zonen een toename van het lozingsdebiet van het bedrijfsafvalwater en wenst dan ook het lozingsdebiet van het bedrijfsafvalwater uit te 3 3 breiden, nl. van 69.000 m /jaar tot 78.500 m /jaar (= ca. 12 % toename t.o.v. de vergunde situatie). In onderstaande figuur wordt de waterzuiveringsinstallatie weergegeven in de toekomstige situatie. Deze uitbreidingen werden bepaald in samenwerking met Trevi nv. Pompputten toevoer, voorbehandeling in zeef/flotatie en influentbuffer Volgende aanpassing is voorzien : - niveau-meting + frequentie-sturing van de pompen in de buffertank om een constant debiet naar de biologie te bekomen.
Afvalwater
Pompput
Zeef en flotatie Opslag roostergoed
Opslag slib Influentbuffer
Afvoer roostergoed
Afvoer slib
Hergebruik: reiniging vrachtwagens, beneveling en voorreiniging wachtstallen
Denitrificatie 1
condensors Bestaande biologie: nitrificatie
4 recuperatietanks
Denitrificatie 2 Nabeluchting 12 effluentbuffers
Zandfilter
Desinfectie
Lozing oppervlaktewater
Figuur 4-5 Schematische weergave waterzuiveringsinstallatie toekomstige situatie
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
77
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Nitrificatie 1 : bestaande biologie Het is de bedoeling dat in de bestaande biologie (2100 m³) een nieuw beluchtingssysteem (fijnbellige platenbeluchters) wordt geïmplementeerd in kader van de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit, een studie hieromtrent werd inmiddels door TREVI NV uitgevoerd. Denitrificatie 2 Er wordt aangenomen dat na de denitrificatie 1 en de nitrificatie nog maximaal 10 % van de N-vracht moet verwijderd worden. Dit gebeurt in denitrificatie 2 in bestaand bekken. Het is mogelijk dat een Cbron (azijnzuur) moet toegevoegd worden om de denitrificatie te bevorderen in denitrificatie 2. Nabeluchting Tijdens de nabeluchting worden eventuele resten van C-bron (toegevoegd in denitrificatie 2) verwijderd. Voor de nabeluchting wordt een aparte blower geplaatst met geluiddempende omkasting.
4.6.4
Stookinstallaties
4.6.4.1 Huidige situatie Bij Exportslachthuis G. Van Landschoot en Zonen NV zijn momenteel de volgende stookinstallaties aanwezig : - een brander voor de vlamoven/schroeioven (1.600 kW, gestookt op aardgas); - een warmte-recuperatie installatie voor de schroeioven van 1.120 kW; - een brander voor de stoomketel met een totaal warmtevermogen van 1.625 kW, gestookt op aardgas; - een 3-tal kleine verwarmingsinstallaties voor de verwarming van de sociale lokalen (op aardgas).
4.6.4.2 Toekomstige situatie Bij G. Van Landschoot & Zonen NV zal op termijn een warmtekrachtkoppeling (WKK) met een elektrisch vermogen van 310 kWe op aardgas geïnstalleerd worden. Het betreft een warmtekrachtkoppelingsmodule geschikt voor 24-uur continu bedrijf. De gasmotor is een watergekoelde 4-takt motor. De gasmotor en de alternator zijn gemonteerd op een gemeenschappelijk stalen frame en rust op trillingsdempers. Alle draaiende en/of bewegende delen zijn afgeschermd. Onder de gasmotor wordt een lekbak (met lekdetectie) gemonteerd, welke geïntegreerd zit in het frame. De installatie wordt voorzien van een geluidsdempende omkasting van het type voor buitenopstelling. Er worden eveneens geluidsdempende elementen voorzien op de lucht aan- en afvoer. Het dak is waterdicht en de montage (overlapping van dakzijwand en verticale wanden) maakt waterinsijpeling onmogelijk. De warmtewisselaars zorgen voor het terugwinnen van de warmte uit het motorkoelwater, de koeling van de rookgassen (rookgaskoelers) en de koeling van het lucht/gasmengsel. Er zullen twee circuits beschikbaar zijn: een circuit op lage temperatuur (LT: 40/45°C) en een circuit op hoge temperatuur (HT: 70/90°C). Het thermisch vermogen bedraagt in het HT circuit 394 kWth en in het LT circuit 19 kWth.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
78
Definitief MER
4.6.5
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Koelinstallaties
4.6.5.1 Huidige situatie De koelinstallaties voor de snelkoeling zijn voorzien van NH3. De andere installaties hebben ammoniak/ glycol als koelmiddel. Een klein aandeel is nog voorzien van het koelmiddel R22, die in de loop van 2015 zullen aangesloten worden op de NH3-koeling.
4.6.5.2 Toekomstige situatie De bestaande snelkoeltunnelcondensor NH3 wordt vervangen door een nieuw energiezuinig en geluidsarm exemplaar. De technische installatie wordt overgedimensioneerd zodoende op een lager toerental (lees lager geluidsniveau) de condensor voldoende capaciteit kan blijven afleveren.
Boven de bestaande machinekamer bij het hoog gebouw, wordt een nieuwe geluidsarme luchtverdampingscondensor gepositioneerd. Een gedeelte van de noodzakelijke koelcapaciteit op het bedrijf zal bekomen worden door een nieuw te plaatsen warmtewisselaar en waterkoeling (waterbuffer), die geen geluidsaspect heeft op de omgeving en waardoor de nieuwe luchtcondensor minder frequent actief zal zijn. De nu reeds aanwezige luchtverdamper, zal in de toekomst enkel gebruikt worden als back-up. De bestaande condensor Searle wordt geëlimineerd. Aan de achterzijde van de bestaande diepvrieshal wordt een nieuwe machinekamer opgetrokken. Binnen de machinekamer wordt een nieuwe compressor gepositioneerd, waarbij de wanden en het dak opgebouwd zijn uit respectievelijk 12 cm en 10 cm volle beton en een buitendeur in dubbele staalplaat met een verluchtingsrooster voorzien van een geluiddemper. Op de nieuwe machinekamer wordt een nieuwe geluidsarme verdampingscondensor NH3-Zitrec gepositioneerd.
4.6.6
Rollend materieel
4.6.6.1 Huidige situatie Exportslachthuis G. Van Landschoot en Zonen NV beschikt over eigen vrachtwagens, in totaal een 25 stuks. Er is een mazoutverdeelinstallatie achteraan het bedrijf voor de eigen vrachtwagens, alsook een wasplaats en parking voor 25 voertuigen.
4.6.6.2 Toekomstige situatie Het aantal eigen vrachtwagens blijft behouden, alsook de was- en standplaats achteraan het terrein.
4.6.7
Labo
4.6.7.1 Huidige situatie Er is bij Exportslachthuis G. Van Landschoot en Zonen NV een labo aanwezig voor de controle van de kwaliteit van de producten en het afvalwater. Op basis van de resultaten worden de processen geoptimaliseerd. In het labo wordt leidingwater gebruikt en het afvalwater wordt geloosd in de openbare riolering van de Prins Boudewijnlaan.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
79
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
4.6.7.2 Toekomstige situatie In de toekomst zal het labo verplaatst worden naar een gebouw achteraan het terrein, waarbij overgeschakeld wordt op grondwater en het afvalwater ook gezuiverd wordt in de waterzuiveringsinstallatie met lozing op oppervlaktewater.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
80
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
5 Beschrijving alternatieven Hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen het nulalternatief, doelstellingsalternatieven, locatie-alternatieven en uitvoeringsalternatieven. Het nulalternatief is het niet realiseren van het project. Dit alternatief omvat het behoud van de bestaande overgangssituatie tot afloop van de vergunningstermijn, nl. tot 26/02/2035. Het nulalternatief wordt echter niet weerhouden als optie gezien de noodzakelijke aanpassingen aan het slachthuis en nevenactiviteiten om op langere termijn binnen een markt die economisch zwaar onder druk staat, te overleven. Productie en/of distributie en/of administratie vallen onder de doelstellingsalternatieven. Locatiealternatieven zijn locaties die aan bod komen indien er keuze is tussen meerdere mogelijke projectgebieden of indien er alternatieve inplantingsplaatsen zijn binnen een projectgebied. Uitvoeringsalternatieven zijn bijvoorbeeld wijzigingen aan de manier waarop men werkt, bv. inzake het slachtproces of de manier van waterzuivering, …
5.1
Doelstellingsalternatieven
Beleids- of doelstellingsalternatieven zijn niet van toepassing. Het bedrijf is er sinds 1968 gehuisvest en vergund. Het bedrijf is via een PRUP gelegen in gebied voor ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid regionaal bedrijf’, wat aangeeft dat het bedrijf en het beleid de beoogde productie- en distributie-activiteiten op het terrein ondersteunen.
5.2
Locatie-alternatieven
Het betreft hier een MER-rapport voor de hernieuwing en verandering van een bestaand bedrijf dat volgens het PRUP ‘Prins Boudewijnlaan- Hillestraat’ gelegen is in een gebied voor ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid regionaal bedrijf’ waarvoor specifieke stedenbouwkundige voorschriften van toepassing zijn. Gelet op de huidige stand van zaken betreffende de locatie van het bedrijf, wordt in het MER-rapport niet ingegaan op mogelijkheid tot een alternatieve locatie. Aangezien het project een herschikking en uitbreiding betreft (uitbreiding gebouwen, bijplaatsen van een aantal opslagtanks en enkele toestellen) en deze uitbreidingen plaatsvinden op de huidig betrokken percelen, kan redelijkerwijs ervan uitgegaan worden dat de ruimtelijke impact minimaal is. Bij de planning van de herindeling en reorganisatie van de slachterij werd tevens rekening gehouden met de reductie van milieueffecten (bv. varkens worden gelost achteraan de slachterij waar de afstand tot de nabijgelegen woningen het verst is, zo ook voor wasplaats en parking vrachtwagens …).
5.3
Uitvoeringsalternatieven
Onder uitvoeringsalternatieven wordt verstaan: technische ingrepen of maatregelen op het vlak van bedrijfsvoering.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
81
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Het betreft hier een heel logisch en klassiek concept van een slachterij met een gescheiden onrein en rein gedeelte, waarvan de algemene procestechnieken conform de van toepassing zijnde BREF en BBT studies zijn. De investeringen met positieve invloed op geluid- en geur en afvalwateremissies en energieverbruik zijn te beschouwen als uitvoeringsalternatieven en het resultaat van een studie in samenwerking met gespecialiseerde firma’s (TREVI NV voor de waterzuivering en geuremissie, AVITECH voor de geluidsemissie en SKT voor de koel- en vriesinstallaties,…) Bijkomende maatregelen die mogelijk naar aanleiding van de milieueffectbeoordeling nog worden voorgesteld, kunnen ook als uitvoeringsalternatief worden beschouwd.
5.4
Beste Beschikbare Technieken
In bijlage 1 is de rubriekenlijst opgenomen met betrekking tot de vergunde activiteiten tot 15 november 2014 en van de de overgangsvergunning van G. Van Landschoot & Zonen NV, met een vermindering van de slachtcapaciteit tot onder de MER-drempel waarbij het slachten verspreid is over 6 slachtdagen in plaats van over 5 dagen per week. Hieruit kan afgeleid worden dat het slachthuis 1 een GPBV-inrichting betreft. De Richtlijn Industriële Emissies (RIE – 2010/75/EU) is van toepassing sinds 7 januari 2013 en bevat onder meer de bepalingen inzake GPBV. De richtlijn herschikt en herziet een aantal bestaande richtlijnen, waaronder de vroegere IPPC-richtlijn. Nieuwe GPBV-installaties met industriële activiteiten opgenomen in bijlage I van de RIE dienen te voldoen aan de bepalingen van de richtlijn. Het aantal categorieën van GPBV-activiteiten in bijlage I en dus ook het toepassingsgebied van de richtlijn, is uitgebreid ten opzichte van de oorspronkelijke GPBV-richtlijn. De vergunningsvoorwaarden, opgenomen in een milieuvergunning, voor GPBV-inrichtingen dienen gebaseerd te zijn op de BBT beschreven in de BREF. Exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV betreft een GPBV-inrichting. De huidige processen werden geëvalueerd ten opzichte van de relevante passages uit de Lijst van Best Beschikbare technieken (BBT) en de BREF-documenten : - Bref ‘Reference Document on Best Available Techniques in the Slaughterhouses and Animal By-products Industries’ ( May 2005) - BBT-studie ‘Best Beschikbare Technieken voor de Slachthuissector’ (juni 2003). Bijlage 6 geeft een overzicht van de aftoetsing van G. Van Landschoot & Zonen NV aan de BBT voor de slachthuissector aan de hand van de GPBV-checklist vermeld op www.emis.vito.be. In de vierde kolom ‘Bref/BBT’ wordt vermeld of het een Bref- en/of BBT-maatregel betreft.
1
een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, vermeld in de indelingslijst, en aangeduid met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging (sub 16° van artikel 1 van titel I van het Vlarem).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
82
Definitief MER
6 Milieuaspecten
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
en
proces-geïntegreerde
milieumaatregelen 6.1 6.1.1
Waterhuishouding Waterschema en afwatering
Uit het processchema zoals hieronder weergegeven, blijkt dat in heel wat processtappen water nodig is.
Figuur 6-1 Waterschema productieproces G. Van Landschoot & Zonen NV in de bestaande situatie
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
83
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
In de huidige situatie wordt alle afvalwater afkomstig van het slachthuis (slachtafdeling, versnijdingshal en wasplaats voor vrachtwagens,…) afgeleid naar de eigen biologische waterzuiveringsinstallatie. Het bedrijfsafvalwater van de darmwasserij wordt eveneens behandeld in de waterzuivering. Het afvalwater van het labo gaat naar de riolering vooraan. Een deel van het huishoudelijk afvalwater (voorste deel van terrein) wordt afgevoerd naar de riolering via septische put en een deel van het huishoudelijk afvalwater (achterste deel van terrein) wordt afgevoerd naar de waterzuivering. Het huishoudelijk afvalwater van de Vleeshalle gaat naar de riolering. Het toilet van het kantoor diepvries is niet meer functioneel. Het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV beschikt over een biologische waterzuivering waarvan de huidige en geplande procesbeschrijving werd opgenomen in deel 4. Het gezuiverde afvalwater dat niet hergebruikt wordt, wordt geloosd in oppervlaktewater achteraan het bedrijf. Dit gebeurt 7 dagen op 7. Het afvalwater van de tankpiste en de wasplaats voor koelwagens wordt gezuiverd via een KWSafscheider en eveneens geloosd in oppervlaktewater. De bedoeling is dat in de toekomst, zoals af te leiden uit onderstaand schema - bij het optimaal werken van de biologische waterzuivering, het recuperatiewater al dan niet in combinatie met hemelwater niet alleen ingezet wordt voor de reiniging van veewagens en bij de condensors van de koeltoren, maar ook ingezet wordt bij de voorreiniging en de beneveling van de wachtstallen. In de toekomst wordt eventueel ook gebruik gemaakt van recuperatiewater in de onreine zone, bv in de broeitunnel in plaats van grondwater.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
84
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 6-2 Waterschema productieproces G. Van Landschoot & Zonen in de toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zal het labo verplaatst worden naar achteraan het terrein, waarbij overgeschakeld wordt op grondwater en zal het afvalwater ook gezuiverd worden in de waterzuiveringsinstallatie met lozing op oppervlaktewater in plaats van lozing op de riolering. In bijlage 3 en 4 is een plan gevoegd met aanduiding van de huidige en toekomstige afwatering van het terrein.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
85
Definitief MER
6.1.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Opgenomen water en waterreducerende maatregelen
Bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV worden in de huidige situatie verschillende waterbronnen aangewend (zie waterschema in Figuur 6-1): - leidingwater : voor sanitair, in labo en de vleeshalle - hemelwater : rechtstreeks voor een deel van het sanitair in het slachthuis en onrechtstreeks, als bestanddeel van het recuperatiewater - recuperatiewater : voor het wassen van de veewagens en sedert april 2014 als koelwater voor de condensors - grondwater : voor slachtproces en reinigingsactiviteiten In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de hoeveelheden vers water en recuperatiewater die de laatste jaren werden gebruikt.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
86
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.1 Waterverbruik bij NV G. Van Landschoot & Zonen in de huidige situatie (periode 2010-2014)
jaar
aantal varkens /jaar
geslacht gewicht (ton/jaar)
hoeveelheid grondwater 3 (m /jaar)
grondwater/ varken (l)
grondwater/ geslacht gewicht 3 (m /ton)
recuperatiewater 3 (m )
leidingwater 3 (m )
Hemelwater (m³)
2010
572.584
56.113
73.995
129
1.32
7.726
264
2011
571.865
65.043
80.844
141
1.44
7.716
250
2012
552.752
54.170
86.143
156
1.59
7.458
250
2013
528.421
51.785
73.646
139
1.41
7.130*
250
450
2014
522.156
51.171
64.478
123
1,26
13.044*
250
450
*voor 2013 en 2014 is er een aflezing van de debietsmeter, voor de voorgaande jaren werd een inschatting gemaakt
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
87
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De gedetailleerde verbruiken in de verschillende processtappen kunnen hieronder worden teruggevonden Tabel 6.2 Waterverbruik en -bron per toepassing bij NV G. Van Landschoot & Zonen in de huidige situatie (periode 2010-2013)
toepassing
Opvang dieren
Wassen van de veewagens Losweken van de haren in de broeitunnel Broeitunnel / ontharingsmachine Ontharen van de varkens in ontharingsmachine Proceswater reine zone Reinigen van alle lokalen, frigo’s en ruimten en koelwagens Sterilisatie van alle apparatuur/messen Condensors koelinstallaties sanitair
waterhoeveelheid (m³/dag)
waterbron
l/dier
Reinigen wachtruimte
5,77
grondwater
2,88
Benevelen wachtruimte
3,57
grondwater
1,79
30
recuperatiewater
15
Éénmalig vullen van broeitunnel
24
grondwater
12
Verbruik tijdens het proces
12
grondwater
6
Éénmalig vullen van machine
4
grondwater
2
Verbruik tijdens het proces
152,52
grondwater
76
46,14
grondwater
23
24
grondwater
12
6.581 m /jaar
grondwater
12
240 m3/jaar 450 m3/jaar
leidingwater hemelwater
3
In onderstaande tabel wordt de waterbalans gegeven voor 2013 en 2014. Hierbij wordt er aangegeven welk soort water er voor welke verbruikspost gebruikt wordt en wat de kwaliteitsbehoefte per verbruikspost is.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
88
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.3 Waterbalans referentiejaar 2013/2014 bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV incl. darmwasserij
Inkomende stroom
Hoeveelheid 3 (m )
verbruiksposten
Wassen van de veewagens recuperatiewater
7130/ 13.000 Koelwater condensors
grondwater
73.146/64.478
240
Voorreiniging wachtruimte Reinigen wachtruimte (naspoeling) Benevelen wachtruimte Losweken haren in broeitunnel Ontharen varkens Reinigen reine zone Reinigen frigo’s, lokalen, Steriliseren apparatuur/messen Koelwater condensors
10
Sanitaire voorzieningen Labo
hemelwater
450
Toiletspoeling
TOTAAL
81.476/78.722
leidingwater
kwaliteitsbehoefte
Uitgaande stroom
Laagwaardig
WZI
middelwaardig (vanaf april 2014 recuperatiewater) middelwaardig
Verdamping
WZI hoogwaardig WZI middelwaardig verdamping middel- en hoogwaardig WZI middel- en hoogwaardig hoogwaardig hoogwaardig
WZI WZI WZI
hoogwaardig WZI middelwaardig (vanaf april 2014 recuperatiewater) hoogwaardig
verdamping Riolering
hoogwaardig
Riolering
laagwaardig
WZI
In onderstaande tabel wordt de waterbalans gegeven voor de toekomstige situatie. Hierbij wordt er aangegeven welk soort water er voor welke verbruikspost zal gebruikt worden en wat de kwaliteitsbehoefte per verbruikspost is.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
89
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.4 Waterbalans toekomstige situatie bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV incl. darmwasserij
Inkomende stroom
recuperatiewater
grondwater
Hoeveelheid (m3)
15.320
87.000
leidingwater
300
hemelwater
600 4680
TOTAAL
107.900
verbruiksposten Voorreinigen wachtruimte Wassen van de veewagens Benevelen wachtruimte Koelwater condensors Losweken haren in broeitunnel Ontharen varkens Reinigen wachtruimte (naspoeling) Reinigen reine zone Reinigen frigo’s en lokalen Steriliseren apparatuur/messen Labo Sanitaire voorzieningen Toiletspoeling Koelwater condensors
kwaliteitsbehoefte
Uitgaande stroom
middelwaardig
WZI
laagwaardig
WZI
middelwaardig
verdamping
middelwaardig
verdamping
middel- en hoogwaardig
WZI
middel- en hoogwaardig Hoogwaardig
WZI WZI
Hoogwaardig Hoogwaardig
WZI WZI
Hoogwaardig
WZI
hoogwaardig
WZI
hoogwaardig
riolering
Laagwaardig middelwaardig
WZI verdamping
6.1.2.1 Recuperatiewater Sedert 2010 wordt een deel van het effluent van de biologische waterzuiveringsinstallatie naar vier ondergrondse recuperatietanks gestuurd en gebruikt voor het afspoelen van de veewagens. Sinds april 2014 wordt ook recuperatiewater – na desinfectie - gebruikt voor de koeling van de condensoren. Inmiddels is gebleken dat het gebruik van zuiver recuperatiewater nefast is voor de levensduur van de condensors door een te hoog gehalte aan chloriden. Om de levensduur te verlengen, moet de kwaliteit van het circulatiewater binnen een welbepaalde grenswaarde liggen en zal hiervoor recuperatiewater gebruikt worden in combinatie met hemelwater (verhouding ca 50/50) om chloridegehalte beneden bepaalde grenswaarde te houden Er is sedert maart 2014 onderzoek opgestart voor gebruik van recuperatiewater voor het voorreinigen en benevelen van de wachtruimtes. In de toekomstige situatie – bij verdere uitbreiding van de waterzuivering - wordt ook nagegaan of deels recuperatiewater kan aangewend worden voor de broeitunnel.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
90
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
6.1.2.2 Hemelwater Hemelwater wordt niet rechtstreeks ingezet als proceswater. Het hemelwater wordt wel aangewend in de sanitaire installaties achteraan het terrein (voor toiletspoeling). Hiervoor is een opvangput voorzien van 150 m³. Er werken ongeveer 59 werknemers 3 achteraan het terrein, zodat ingeschat ongeveer 450 m /jaar aan hemelwater wordt gebruikt. Er komt ook een deel van het hemelwater rechtstreeks terecht in de waterzuivering (via de biologie) en wordt dus voor een deel hergebruikt onder de vorm van recuperatiewater, gebufferd in 4 ondergrondse waterbekkens. Het hemelwater van het achterste deel van het terrein wordt opgevangen in 9 bufferputten ter hoogte van de perceelsgrens en onder de nieuwe wachtruimte. Van hieruit wordt het vertraagd afgevoerd in de nabijgelegen waterloop (Beke / Watergang nr. 4.33). Het voorste deel van het terrein water af in de openbare riolering. Het potentieel verontreinigd hemelwater van de tankpiste loopt eerst over een KWS-afscheider alvorens dit in de bufferputten terecht komt. In onderstaande tabellen is een overzicht opgenomen van de verschillende oppervlakken van dak en wegenis en parking, met hoeveelheid hemelwater en afvoerwijze voor het referentiejaar 2013 en voor de toekomstige situatie. In het kader van de bijkomende verharding ter hoogte van de nieuwe weegbrug achteraan het terrein, worden er bijkomend 6 bufferputten voorzien in de groenzone ter hoogte van de perceelsgrens van waaruit het hemelwater zal overgepompt worden om het hemelwaterbekken van 150 m3 onder de wachtruimte te voeden in kader van bijkomend gebruik voor de condensors. De eventuele overloop van de putten vertraagd afgevoerd wordt in de nabijgelegen waterloop (Beke / Watergang nr. 4.33).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
91
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.5 Hemelwaterhuishouding huidige situatie (referentiejaar 2013) bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV Hoeveelheid hemelwater
Oppervlakte (m²)
(800 l x m²) (m³)
Afvoerwijze hemelwater
Bestaand dakoppervlak niet aangesloten op buffer
2483
1986
riolering
Bestaand dakoppervlak wel aangesloten op buffer
7821
6257
oppervlaktewater
Bestaande verharding niet aangesloten op buffer
3071
2457
riolering
Bestaande verharding wel aangesloten op buffer
6740
5392
oppervlaktewater
Bestaande verharding die afwatert in groenzone
2827
2262
infiltratie
Totaal verhard
22942
18354
Totaal niet verhard
10532
Totaal terreinoppervlakte
33474
Verharde oppervlakte Daken
Wegenis en parking
Samenvatting naar riolering
16,6
%
opgevangen in RW-put - overloop naar oppervlaktewater
43,5
%
Infiltratie (verhard + niet verhard)
39,9
%
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
92
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.6 Hemelwaterhuishouding toekomstige situatie bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV Oppervlakte
Hoeveelheid
(m²)
hemelwater (m³)
Afvoer van het hemelwater
Bestaand dakoppervlak niet aangesloten op buffer
2483
1986
riolering
Bestaand dakoppervlak wel aangesloten op buffer
7821
6257
oppervlaktewater
Uitbreiding/herbouw aan te sluiten op buffer
906
725
oppervlaktewater
Bestaande verharding niet aangesloten op buffer
3071
2457
riolering
Bestaande verharding wel aangesloten op buffer
6740
5392
oppervlaktewater
Bestaande verharding die afwatert in groenzone
2827
2262
infiltratie
Nieuwe verharding die afwatert in groenzone
1090
872
infiltratie
Nieuwe verharding aan te sluiten op buffer
1425
1140
oppervlaktewater
Totaal verhard
26363
21090
Totaal niet verhard
7111
Totaal terreinoppervlakte
33474
Verharde oppervlakte Daken
Wegenis en parking
Samenvatting naar riolering
16,6
%
opgevangen in RW-put - overloop naar oppervlaktewater
50,5
%
Infiltratie (verhard + niet verhard)
32,9
%
6.1.2.3 Grondwater Het grondwater wordt gewonnen uit 1 put van ca. 35 m diep uit Ledo-Paniseliaan (code: HCOV 0600) (zie Figuur 6-3). De diepte van de filter is onbekend. De pomp hangt op een diepte van -18 mTAW. Het grondwater wordt gebufferd in een ondergronds waterbekken van ca. 300 m3 en voorafgaand het gebruik ontsmet (chlorering). GRONDWATERKWALITEIT De aangepompte laag bevindt zich tussen de afgesloten watervoerende laag van zanden van Wemmel, Oedelem en Vlierzele. Deze laag komt voor tussen 30 en 72 m diepte (dikte 42m) en bovenaan afgesloten door een zeer slecht doorlatende kleilaag van 15 m (kleien van Ursel en Asse). Onderstaande tabel toont de analyseresultaten van het grondwater voor de jaren 2010, 2011 en de referentiejaren 2013/2014, samen met de VLAREM-kwaliteitsnormen voor grondwater, welke sedert 2011 gewijzigd zijn.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
93
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.7 Kwaliteitsgegevens opgepompt grondwater bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV (2010-2014) parameter (eenheid)
april 2010
november 2010
maart 2011
oktober 2011
februari 2013
oktober 2013
januari 2014
oktober 2014
Vlarem Milieukwaliteits -doelstelling
achtergrondniveaus voor het grondwaterlichaam CVS_0600_GWL_2
7,7 668 12 1,3 47,5 35,4 32,7 1,1 43,5 0,121 0,006
7,6 626 12,4 7,9 49,1 36,2 33,6 1,1 44,5 0,243 0,006
7,7 714 12,5 2 51 38,6 34,7 1 45,2 0,229 0,006
7,7 693 13 4,3 51,2 37,1 34,9 1,1 45,6 0,230 0,006
7,5 690 12 9,65 47 44 31 1 44 0,22 <0,010
7,7 690
7,7 680
24 50 <0,5 0,05
9 54 <0,5 <0,02
21 53 <0,5 <0,02
21 58 <0,5 <0,02
16 69 <0,44 <0,03
10,9 64 36 40 1,1 51 0,240 <0,010 <40 22 57 <0,1 <0,03
9,11 37 26 31 1,1 42 0,200 < 0,010 < 40 21 55 < 0,1 < 0,03
7,6 690 13 2,07 44 28 30 1,1 41 0,240 < 0,010 < 40 19 57 < 0,44 < 0,03
5 - 8,5 1600 25 150 12 50 0,5 270 20 1 0,2 250 250 50 0,1
6,7 – 8,2 4550 1150 32 27 1,9 90 1,6 0,45 0,06 1450 200 -
0,17
0,19
0,17
0,19
0,20
0,5
1,5
1,4
0,2
0,2
0,3
0,2
1,34
1,1
pH Ec (µS/cm) T (°C) O2 (mg/l) Na (mg/l) K (mg/l) Mg (mg/l) NH4 (mg/l) Ca (mg/l) Fe (mg/l) Mn (mg/l) Al (mg/l) Cl (mg/l) SO4 (mg/l) NO3 (mg/l) NO2 (mg/l) Fluoride (mg/l) PO4 (mg/l)
BOVA ENVIRO + nv
0,29
juni 2015
0,27
0,26
94
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
GRONDWATERSTANDEN Op het terrein bevinden zich 4 peilbuizen, waarvan één zich bevindt in de grondwaterwinningsput. De winningsput en de 3 peilputten zijn aangeduid op onderstaande figuur. Peilbuis nr. 2, net naast de grondwaterwinningsput, is momenteel buiten gebruik.
2 1
4 3
Figuur 6-3 Ligging van de grondwaterwinningsput en peilbuizen op het terrein van G. Van Landschoot & Zonen NV
Door G. Van Landschoot & Zonen NV werden in 2013 maandelijkse metingen van de grondwaterpeilen in rust en in werking opgemeten. De resultaten hiervan zijn opgenomen in onderstaande tabel. Hierbij is op te merken dat peilbuis 3 (diep) en de peilbuis in de grondwaterwinningsput zelf in april 2013 werden geplaatst. Peilbuis 2 (diep) werd reeds in 2010 geplaatst, maar is sinds de plaatsing van de peilbuis in de grondwaterwinningsput zelf buiten gebruik. Peilbuis 4 (freatisch) is sinds mei 2014 actief. Door het feit dat het pompen in de winningsput niet continu gebeurt (pompen is afhankelijk van de vraag naar grondwater: soms is dit continu, soms is dit afwisselend, de duur van het pompen is niet gekend), dienen de peilen in werking met de nodige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
95
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.8 Maandelijkse grondwaterstanden in rust en werking voor het referentiejaar 2013 tot en met december 2014 peil in werking maand
datum
diepte grondwater t.o.v. referentiepunt in winningsput (m)
peil in rust diepte grondwater t.o.v. referentiepunt in peilput 3 (m)
diepte grondwater t.o.v. referentiepunt in freatische peilput 4 (m)
2013
maand
datum
diepte grondwater t.o.v. referentiepunt in winningsput (m)
diepte grondwater diepte grondwater t.o.v. t.o.v. referentiepunt referentiepunt in in peilput 3 (m) freatische peilput 4 (m)
2013
januari
31/jan
10,6 (peilput 2)
-
-
januari
18/jan
6,15 (peilput 2)
-
-
februari
25/feb
10,62 (peilput 2)
-
-
februari
17/feb
6,1 (peilput 2)
-
-
maart
25/mrt
10,62 (peilput 2)
-
-
maart
29/mrt
6 (peilput 2)
-
-
april
30/apr
11,39
6,18
-
april
30/apr
6,38
6,15
-
mei
28/mei
11,53
6,34
-
mei
8/mei
6,25
6
-
juni
25/jun
11,5
6,35
-
juni
14/jun
6,27
6
-
juli
31/jul
11,88
6,83
-
juli
19/jul
6,36
6,1
-
augustus
30/aug
11,6
6,55
-
augustus
14/aug
6,24
6,05
-
september
30/sep
11,55
6,35
-
september
20/sep
6,36
6,08
-
oktober
30/okt
11,7
6,53
-
oktober
25/okt
6,24
6,04
-
november
29/nov
11,44
6,23
-
november
8/nov
6,24
6,04
-
december
31/dec
10,27
5,98
-
december
22/dec
6,2
6,02
-
2014
2014
januari
30/jan
10,87
5,83
-
januari
2/jan
6,19
6
-
februari
28/feb
11,4
5,77
-
februari
8/feb
6,2
5,98
-
maart
28/mrt
11,14
5,92
-
maart
29/mrt
6,19
5,85
-
april
30/apr
11,45
6,24
-
april
15/apr
6,4
5,81
-
mei
27/mei
11,42
6,22
1,32
mei
28/mei
6,27
5,98
1,08
juni
26/jun
11,78
6,61
1,25
juni
16/jun
6,19
5,94
1,13
juli
30/jul
11,7
6,53
0,97
juli
19/jul
6,24
6
1,13
augustus
28/aug
11,36
6,2
0,9
augustus
16/aug
6,38
6,12
1,13
september
30/sep
11,67
6,48
1,25
september
30/sep
6,4
6,15
1,28
oktober
29/okt
11,54
6,43
1,1
oktober
10/okt
6,29
6,03
1,1
november
27/nov
11,03
5,93
1,15
november
10/nov
6,10
5,89
1,08
december
31/dec
11,77
6,51
1,12
december
22/dec
6,0
5,73
1,02
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
96
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
6.1.2.4 Grondwaterverbruik Zoals besproken in deel 4, betreft het grondwaterverbruik in 2013 en 2014 respectievelijk 73.646 en 64.478 m3/jaar voor nagenoeg eenzelfde productiehoeveelheid, nl. ca 525.000 varkens/jaar. Omwille van de overschakeling van een 5- naar 6-dagen slachtweek en de uitbreiding van de slachtcapaciteit van 525.000 varkens/jaar naar 650.000 varkens/jaar wordt door het bedrijf voor de 3 toekomstige situatie het grondwaterverbruik ingeschat op 87.000 m /jaar.
6.1.2.5 Waterbesparende maatregelen Zoals aangegeven in deel 4, werd door het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in 2012 gestart met een drastisch besparingsprogramma waarbij effectief werd ingegrepen in een aantal productieprocessen. Door de relatief goede kwaliteit van het biologisch gezuiverde afvalwater is het mogelijk om een deel ervan te sturen naar de recuperatietanks om het te hergebruiken. In de huidige situatie gebeurt dit voor het reinigen van de veewagens. Sinds maart 2014 zijn er een aantal aanpassingen aan de waterzuivering uitgevoerd teneinde een nog beter zuiveringsrendement te bekomen. Dientengevolge wordt sinds april 2014 ook recuperatiewater gebruikt voor de koeling van de condensoren. Sinds maart 2014 wordt onderzocht of recuperatiewater in de toekomstige situatie ook kan gebruikt worden bij de voorreiniging en het benevelen van de wachtruimten en eventueel in een latere fase deels ook in de broeitunnel.
6.1.3
Afvalwater en emissiereducerende maatregelen
6.1.3.1 Afvalwaterkwaliteit Het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV beschikt over een biologische waterzuivering waarvan de huidige en toekomstige procesbeschrijving werd opgenomen in deel 4. Sedert 2011 worden systematisch stalen geanalyseerd van het influent ter bepaling van de belasting van de waterzuivering versus het aantal geslachte varkens. Ook van de biologie en het effluent worden op regelmatige basis stalen geanalyseerd, zowel intern als extern. In onderstaande tabel zijn de interne analyseresultaten weergegeven voor het referentiejaar 2013.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
97
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.9 Gemiddelde en maximale meetwaarden interne analysen 2013 van afvalwater bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in kader van opvolging werking WZI
Chloride (mg/l)
7 8
bezinkbare stof (mg/l)
pH
10 15
zwevende stof (mg/l)
BOD
COD (mg/l)
NH4-N (mg/l)
NO3-N (mg/l)
Totaal N (mg/l)
Totale P (mg/l)
7 7
SVI
3119 4262
EFFLUENT Zwevende stof
351 457
Droge stof (g/l)
52 94
Bezinkbare stof (ml/l)
>5
NO3-N (mg/l)
<4000
NH4-N (mg/l)
<400
Chloride (mg/l)
pH
<40
Zwevende stof (mg/l)
COD (mg/l)
gemiddelde max
BIOLOGIE
Totaal N (mg/l)
Eigen richtwaarde Lozingsnorm
INFLUENT Totale P (mg/l)
Datum
<0,5 0
450 762
2
1391 2424
321 512
213 289
958 990
11 13
9 12
104 142
2
15
1 4
10 48
125 6 26
2 12
47 90
<60 15 41
De meetresultaten van de heffingscampagnes in 2012-2013 en tegenanalyses kunnen in onderstaande tabel worden teruggevonden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
98
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.10 meetresultaten van de heffingscampagnes in 2012 en 2013 van het geloosde afvalwater van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
99
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Bij G. Van Landschoot & Zonen NV werden in maart 2014 aanpassingen aan de waterzuivering aangebracht (zie Figuur 4-4). Deze aanpassingen/uitbreidingen werden bepaald in samenwerking met Trevi NV. In 2014 werden zowel voor en na aanpassingswerken aan de WZI, ook analysen uitgevoerd en dit zowel op het influent, het afvalwater in de denitrificatietank, in het beluchtingsbekken en op het effluent. Deze investeringen bleken echter niet de verwachte resultaten op te leveren inzake de reductie van stikstof. De oorzaak van het te hoog gehalte aan stikstof bleek te wijten aan een te hoog gehalte aan ammonium. Ondanks een verhoogde beluchtingsfase, bleek het probleem van de verhoogde ammoniumconcentratie te blijven bestaan. Na technisch nazicht van het beluchtingssysteem, bleek dit aangetast door lekken en afgebroken elementen. De nodige elementen werden onmiddellijk besteld en de mobiele beluchtingscontainer die in feite na de uitgevoerde investeringen overbodig zou zijn, werd behouden met een extra beluchtingspomp. In onderstaande tabellen zijn de bekomen resultaten opgenomen van deze overgangsperiode in 2014 (januariaugustus) en nadat het beluchtingssysteem werd hersteld (september-december 2014).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
100
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.11 Analyseresultaten gezuiverd afvalwater in overgangsperiode jan-aug 2014
BOVA ENVIRO + nv
Cu t (µg/l)
Cd t (µg/l)
Pb t (µg/l)
Hg t (µg/l)
Ni t (µg/l)
Chloride (mg/l)
bezinkbare stof (mg/l)
zwevende stof (mg/l)
25
pH
BOD
NH4-N (mg/l)
125
Zn t (µg/l)
7 7,2 7 7,2 7,1 7 7,3 7,2 7,1 7,3 7,3 6,9
NO3-N (mg/l)
Totaal N (mg/l)
Totale P (mg/l)
SVI
Zwevende stof
Droge stof (g/l)
Bezinkbare stof (ml/l)
Zwevende stoffen (g/l)
Droge stof (g/l)
NO3-N (mg/l)
NH4-N (mg/l)
Chloride (mg/l)
Zwevende stof (mg/l)
pH
COD (mg/l) 3321 3014 3121 3401 4626 5067 4253 3123 3330 3581 4654 5885
>5
Cr t (µg/l)
gemiddelde max aantal metingen aantal > norm
425 345 322 370 462 510 475 406 394 367 386 470
EFFLUENT Ag t (µg/l)
54 48 44 46 54 53 48 49 54 46 66 87
BIOLOGIE
As t (µg/l)
3/01/2014 17/01/2014 31/01/2014 13/02/2014 28/02/2014 14/03/2014 28/03/2014 11/04/2014 25/04/2014 9/05/2014 23/05/2014 6/06/2014 9/06/2014 11/06/2014 12/06/2014
<40 <400 <4000
DENITRIFICATIE
COD (mg/l)
Eigen richtwaarde Lozingsnorm
Totaal N (mg/l)
Datum
Totale P (mg/l)
INFLUENT
50
50
50
300
50
1
50
0,5
50
0 0 0
0 0 0
0 17 0
50 210 45
25 95 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 12 0
0 0 3 0
0 0 3 0
40 95 3 1
0 0 3 0
0 0 3 0
0 0 3 0
4 12 3 0
2 1358 1106 1284 1297 1048 1344 1116 766 536 1308 2036 2468
281 278 284 341 293 322 299 276 308 321 340 373
214 245 174 251 375 408 342 341 312 266 262 291
8,9 9,1 10,4 10,1 10,2 10,3
7,7 7,8 8,9 8,8 8,9 9,1
995 990 980 980 940 880 930 960 980 980 980 980
13,8 12,5 11,4 10,4 9,3 8,4 9,4 10,5 11,2 11,3 11,4 11,6
12,7 11,4 10,3 9,3 8 7,2 8,2 9,3 9,7 9 10,1 10,3
78 87 95 105 118 122 113 103 101 109 97 95
2
15
1,6 0,24 0,24 0,27
76 15 13 7,3
0,42 1,4 2,6 3 1,4 0,86 1 3 4,2 9
<60
21 46 91 7 7,2 17 6,2 1,1 55 <4 7,3 5 9,3 0,7 47 <4 7,3 11 3,8 0,54 52 5 7,4 <5 Geen lozing wegens werkzaamheden 9,4 5,3 0,12 64 <4 7,5 20 0,26 13 82 7 7,8 39 <0,46 32 92 9 7,7 19 24 <0,23 16 97 7 7,5 21 41 <0,23 39 95 11 7,8 33 35 <0,23 35 87 11 7,5 20 17 <0,23 0,8 68 <4 7,7 11 36,9 134 12 45,7 22,5 146 20 42,6 43,2 181 35 54,2
2,09 28,53 7,64 16,75 92,21 12,4 7,52 25,41 9 76 21 46 181 35 7,8 54,2 14 14 6 11 14 10 11 11 5 10 3 1 0
juni 2015
<0,5 <0,5 <0,5 <0,5
265 324 324 363
<0,5 <0,5 <0,5 <0,5 <0,5
300 276 320 396 362 344 348
0 0 0
329,3 396 11
5,67 101,7 17 210 3 3 0 0
101
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.12 Analyseresultaten gezuiverd afvalwater in september 2014
Meetcampagne september 2014 bijzondere sectorale MKN Beke lozingsnorm lozingsnorm 15 4 15, max 40 50 60 50 15 1 2 50 50 50 50
1
2
3
4
5
gemiddelde
mg N/l mg/l µg/l µg/l
11 14 0 0
8 9,3 0 0
4,1 9,4 0 0
4,8 7,1 0 0
7,1 11 0 0
7 10,16 0 0
µg/l
0
0
0
0
0
0
Cu
µg/l
0
0
0
0
0
0
Hg Pb
µg/l µg/l
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0,5 50
0,3 50
-
Ni
µg/l
0
0
0
0
0
0
50
30
-
42 0,64 0 0 46
29 0,5 0 0 48
30 0,46 0 0 44
34 0,44 0 0 44
50 0,48 0 2,8 54
37 0,504 0 0,56 47,2
300 2 50 25 200
200 0,14 10 6 30
-
totaal N ZS As Cd Cr
µg/l Zn totaal P mg P/l µg/l Ag mg O2/l BZV mg O2/l COD debiet
m³/dag 46,94 98,03 181,21 183,63 144,64
3 25 125
130,89
Uit de analyseresultaten van september 2014, blijkt dat het beluchtingssysteem opnieuw performant is en de beoogde resultaten nu gehaald worden. In november 2014 werd door milieu-inspectie een schepstaal genomen ter controle, waarvan de resultaten tot nu toe niet werden ontvangen. Ondertussen is er een studie lopende met Trevi NV om in de toekomst bij de uitbreiding van de slachtcapaciteit, een nieuwe manier van beluchten te implementeren door gebruik te maken van fijnbellige platenbeluchters. Voor de toekomstige situatie wordt ervan uitgegaan dat de waterkwaliteit van het geloosde afvalwater minstens voldoet aan de geldende sectorale lozingsnormen voor slachthuizen, dit door op korte termijn over te schakelen op het bellenbeluchtingssysteem waarvan sprake in deel 4 en denitrificatie 2 + nabeluchting.
6.1.3.2 Afvalwaterkwantiteit Het overschot aan effluent wordt geloosd in een onbevaarbare waterloop ‘De Beke’. 3 Het bedrijf is vergund voor het lozen van 69.000 m /jaar tot 25/11/2014, in de lopende milieuvergunningsaanvraag voor hernieuwing tussenfase is een lozingsdebiet aangevraagd van 3 30.400 m /jaar. Het vergunde uurdebiet bedraagt 25 m3/uur. In het verleden waren er problemen met de debietsregistratie van het geloosde afvalwater bij G. Van Landschoot en Zonen NV. Bijgevolg zijn de gemeten geloosde hoeveelheden bedrijfsmatig afvalwater - zoals opgenomen in onderstaande tabel in de kolom “gemeten” - niet representatief en is voor de jaren 2012 en 2013 de geloosde hoeveelheid gelijkgesteld met de berekende hoeveelheid opgenomen water (som van grondwater, hemelwater, leidingwater en recuperatiewater). Gezien een deel van het gezuiverde afvalwater hergebruikt wordt bij het reinigen veewagens is deze berekende hoeveelheid weliswaar een overschatting van de effectief geloosde hoeveelheid.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
102
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.13 Geloosde bedrijfsafvalwaterhoeveelheden bij G. Van Landschoot & Zonen NV in 2012-2014
jaar
aantal varkens /jaar
geslacht gewicht (ton/jaar)
gemeten hoeveelheid afvalwater 3 (m /jaar)
berekende hoeveelheid afvalwater 3 (m /jaar)
geloosde hoeveelheid afvalwater/varken (l)
geloosd afvalwater /geslacht gewicht 3 (m /ton)
2012
552.752
54.170
86.143
ca 93.600
169
1,73
2013
528.421
51.785
73.034
ca 81.476
152
1,55
2014
522.156
51.171
50.991
-
98
0,996
In 2014 werd een nieuwe meetgoot geïnstalleerd waarbij vanaf april 2014 het geloosd dagdebiet kan afgelezen worden. In bijlage 7 zijn de gemeten dagdebieten opgenomen van de maanden april tot en met december 2014, samen met het aantal geslachte varkens. Hieruit blijkt dat er in 2014 per dag gemiddeld ongeveer 135 m³ afvalwater is geloosd, met een gemiddeld aantal slachtingen van 1765 varkens/dag. In de periode van 6/03/2014 tem 6/01/2015 3 bedroeg de geloosde hoeveelheid water 40.416 m . Wanneer voor de maanden januari-februari het geloosd debiet ingeschat wordt op basis van de draaiuren van de kleppen, wordt voor de maanden 3 januari en februari een geloosde afvalwaterhoeveelheid bekomen van 10.575 m , zodat de totale 3 geloosde hoeveelheid afvalwater in 2014 50.991 m bedraagt. Omwille van de overschakeling van een 5- naar 6-dagen slachtweek en de uitbreiding van de slachtcapaciteit van 525.000 varkens/jaar naar 650.000 varkens/jaar wordt door het bedrijf voor de 3 toekomstige situatie de maximale geloosde afvalwaterhoeveelheid ingeschat op 78.500 m /jaar.
6.1.3.3 Emissiereducerende maatregelen Volgende maatregelen worden in de huidige situatie reeds toegepast bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV om de geloosde hoeveelheid afvalwater en de vuilvracht ervan te beperken: de dieren worden uitgevast aangeleverd, zodat er zo weinig mogelijk mest ontstaat. de slachtlijn wordt na het beëindigen van het slachtproces eerst droog voor gereinigd. De grootste verontreinigingen worden door het eigen personeel met behulp van een borstel of trekker droog verwijderd. In de voorreiniging wordt geen water gebruikt aanpassingen aan de waterzuivering zoals uitvoerig toegelicht in deel 4 vernieuwing van de beluchting zandfilter en 12 extra watertanks voor gezuiverd afvalwater Deze aanpassingen/uitbreidingen werden bepaald in samenwerking met Trevi NV. Hierdoor werd het vanaf april 2014 mogelijk om recuperatiewater niet alleen te gebruiken voor het wassen van 3 veewagens maar ook voor de koeling van condensors, waardoor gemiddeld 35 m /dag grondwater kan bespaard worden. Inmiddels is evenwel gebleken dat het gebruik van zuiver recuperatiewater nefast is voor de levensduur van de condensors van de koeltoren door een te hoog gehalte aan chloriden. Om de levensduur te verlengen, moet de kwaliteit van het circulatiewater binnen een welbepaalde grenswaarde liggen en zal hiervoor hemelwater gebruikt worden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
103
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Onderzoek is momenteel lopende om het gezuiverde afvalwater ook in te zetten voor de voorreiniging en beneveling van de wachtruimtes.
6.2 6.2.1
Luchtemissies en emissiereducerende maatregelen Luchtemissiebronnen
De luchtemissies ten gevolge van de activiteiten van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV zijn : -
stookinstallatie voor de stoomketel en vlamoven, voorzien van warmterecuperatiesysteem aan- en afrijdende vrachtwagens (geur)emissies afkomstig van de lijfgeur van de dieren, de mest en bepaalde procesonderdelen (zoals o.a. broeitunnel, vlamoven…). De voornaamste mogelijke geurbronnen van het slachthuis zijn : o Aanvoer en lossen van varkens o Tijdelijk wachten van varkens o Mest van de wachtruimten o Schoonmaken veewagens o Onrein gedeelte van het slachthuis, met bijhorende ventilatie o Broei- en schroeiproces (broeitunnel, ontharingsmachine, vlamoven, natte poetsmachine) o Rein gedeelte van het slachthuis o Darmwasserij o Op- en overslag van afvalstoffen en nevenproducten (consumptie- en destructiebloed, haarafval, slachtafval categorie 2 en 3) o Waterzuiveringsinstallatie en slibopslag
De locatie van de luchtemissiebronnen bij G. Van Landschoot & Zonen NV zijn aangeduid op een luchtfoto in onderstaande figuren met betrekking tot de bestaande en de geplande situatie.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
104
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Huidige luchtemissiebronnen 1. Stoomketel 2. Vlamoven 3. Aanvoer varkens 4. Lossen varkens 5. Wachtruimte varkens 6. Wasplaats onrein 7. Ventilator onreine slachthal 8. Haarcontainer, dodenhuisje, consumptie- en destructiebloed, mucus 9. Afvoer destructieafval en roostergoed en slib WZI 10. Natuurlijke ventilatie darmwasserij 11. Ventilator reine slachthal 12. Zeef en flotatie 13. Roostergoed 14. Slibbuffer flotatie 15. Influentbuffer 16. Biologische waterzuivering Bijkomende luchtemissiebronnen in geplande situatie A. WKK B. denitrificatie 2 + nabeluchting
3 2 9
11
7
10 1 8 5
A
4 15
12
14
13 B 6 16 6
Figuur 6-4 Luchtemissiebronnen bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in huidige en geplande situatie
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
105
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
6.2.1.1 Verbrandingsinrichtingen Hieronder worden de verschillende luchtemissiebronnen verder beschreven, waarbij de nummers en letters tussen haakjes verwijzen naar de locaties aangeduid op Figuur 6-4. In onderstaande tabel worden de gegevens van de bestaande verbrandingsinrichtingen samengevat, nl. de brander voor de stoomketel (1) en voor de vlamoven (2) . Beide installaties zijn gestookt op aardgas. De relevante parameters voor de emissies van de gasgestookte stoomketel en vlamoven zijn NOx, CO en CO2. Vermits stof en SO2 niet verplicht zijn te meten bij aardgas gevoede stookinstallaties, worden deze parameters verder dan ook niet in beschouwing genomen. Voor verbrandingsinrichtingen waarbij de verbrandingsproducten rechtstreeks in contact komen met de te behandelen voorwerpen (varkens) zijn de algemene emissiegrenswaarden van toepassing. Tabel 6.14 Gegevens bestaande verbrandingsinrichtingen (referentiejaar 2013)
Type
Vlamoven (2)
Stoomketel (1)
2013
1999*
8,50 m 0,5 x 0,76 m (rechthoek)
11,09 m 0,36 m (rond)
1.600 Aardgas
1.625 Aardgas
Algemeen Bouwjaar Vergunningsdatum Ligging emissiepunt Lambertcoördinaat X (m) Lambertcoördinaat Y (m) Hoogte schouw (m) Diameter schouw (m) Kenmerken Warmtevermogen kWth Aard van de brandstof Brandstofverbruik per jaar Max. aantal werkingsuren per jaar Relevante parameters
6353 MWh 656
1350
Stof X SO2 X NOx X CO X CO2 X Spec. organische en X anorganische stoffen Emissiebeperkende maatregelen warmterecuperatie van de rookgassen van de vlamoven
X X X
overschakeling van stookolie naar aardgas
*in de vergunning van 1999 is sprake van een stookinstallatie met een thermisch vermogen van 1100 kW. Dit wordt met de volgende vergunningsaanvraag administratief rechtgezet naar 1.625 kWth.
In 2005 en 2007 werden emissiemetingen uitgevoerd op de stookinstallatie voor de stoomketel, toen nog op stookolie. In het kader van de recent verleende milieuvergunning, werden op 19 maart 2014 emissiemetingen uitgevoerd op de vlamoven en de gasgestookte installatie voor de stoomketel. De resultaten van deze metingen, samen met de uur- en jaarvrachten zijn in onderstaande tabel samengevat.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
106
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.15 Resultaten emissiemetingen verbrandingsinrichtingen en totale uur- en jaarvrachten, referentiesituatie (gemeten in 2014)
Stoomketel concentratie bij gemeten % O2 (mg/Nm³ droog gas)
concentratie bij 3% O2 (mg/Nm³ droog gas)
massastroom (kg/uur)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
stof
933 Nm³ drooggas/uur -
-
-
-
SO2
< 8,26
-
-
-
NOX
130,08
131,55
0,121
0,163
CO
< 2,69
-
-
-
CO2
198503,8
-
185,134
249,931
concentratie bij 3% O2 (mg/Nm³ droog gas)
massastroom (kg/uur)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
debiet
Vlamoven concentratie bij gemeten % O2 (mg/Nm³ droog gas) debiet
4583 Nm³ drooggas/uur
stof
2,36
-
0,011
0,007
SO2
< 2,01
-
-
-
NOX
28,47
-
0,130
0,085
CO
115,79
-
0,531
0,348
CO2
40023,37
-
183,436
120,334
Bij G. Van Landschoot & Zonen NV is er in de toekomstige situatie een bijkomende emissiebron, namelijk de WKK gasmotor (A). Het betreft een warmtekrachtkoppelingsmodule geschikt voor 24-uur continu bedrijf. De warmtewisselaars zorgen voor het terugwinnen van de warmte uit het motorkoelwater, de koeling van de rookgassen (rookgaskoelers) en de koeling van het lucht/gasmengsel. Indien het risico bestaat dat er onvoldoende warmte zal afgenomen worden, wordt het temperatuurcircuit gecombineerd met een noodkoeler welke buiten wordt opgesteld. Het thermisch vermogen bedraagt in het HT circuit 394 kWth en in het LT circuit 19 kWth. In onderstaande tabel worden de technische gegevens inclusief aantal werkingsuren van de bestaande verbrandingsinrichtingen en de bijkomende gasmotor samengevat. De relevante parameters voor de emissies van de gasmotor zijn NOx en CO. Aangezien de gasmotor nog niet geplaatst en in werking is, zijn bijgevolg nog geen emissiemetingen beschikbaar.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
107
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.16 Gegevens bestaande verbrandingsinrichtingen en bijkomende WKK gasmotor, geplande situatie
Type
Vlamoven (2)
Stoomketel (1)
gasmotor WKK (A)
2013
1999*
nog te plaatsen en te vergunnen
8,50 m 0,5 x 0,76 m (rechthoek)
11,09 m
15 m
0,36 m (rond)
0,20 ( rond )
Algemeen Bouwjaar Vergunningsdatum Ligging emissiepunt Lambertcoördinaat X (m) Lambertcoördinaat Y (m) Hoogte schouw (m) Diameter schouw (m) Kenmerken Warmtevermogen kWth Aard van de brandstof Brandstofverbruik per jaar Max. aantal werkingsuren per jaar Relevante parameters Stof SO2 NOx CO CO2
1.600 aardgas
1.625 aardgas 7815 MWh
394 aardgas
813
515
8760
X X X X X
X X X
X X X
*in de vergunning van 1999 is sprake van een stookinstallatie met een thermisch vermogen van 1100 kW. Dit wordt met de volgende milieuvergunningsaanvraag administratief rechtgezet naar 1.625 kW.
In de toekomstige situatie beoogt de firma een stijging van de huidig vergunde slachtcapaciteit van 525.000 varkens op jaarbasis tot een maximale slachtcapaciteit van 650.000 varkens per jaar. Derhalve wordt rekening gehouden met een toekomstige gemiddelde slachtcapaciteit van 12.500 varkens/week, 2.100 varkens/dag rekening houdend met een 6-dagen slachtweek. De gemiddelde dagelijkse slachttijd stijgt hierdoor met 1u15 vermits het aantal geslachte varkens per uur ongewijzigd blijft op 330 varkens/uur. Bij de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit zal bijgevolg het aantal werkuren toenemen van de vlamoven en bijgevolg ook de massastroom. Anderzijds zal door de WKK het aantal stookuren van de stoomketel kunnen verminderd worden. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de te verwachten emissies op basis van ingeschatte debieten en werkingsuren. Voor de stoomketel en vlamoven wordt ervan uitgegaan dat de concentraties in de luchtemissies in de toekomst dezelfde blijven. Voor de WKK wordt verwacht dat deze minstens voldoen aan de emissiegrenswaarden. Het afgasdebiet van de WKK wordt ingeschat op maximaal 1.200 Nm³ drooggas/uur (volle capaciteit).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
108
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.17 Luchtemissies verbrandingsinrichtingen en totale uur- en jaarvrachten, toekomstige situatie
Stoomketel concentratie bij gemeten % O2 (mg/Nm³ droog gas)
concentratie bij 3% O2 (mg/Nm³ droog gas)
massastroom (kg/uur)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
stof
933 Nm³ drooggas/uur -
-
-
-
SO2
< 8,26
-
-
-
NOX
130,08
131,55
0,121
0,062
CO
< 2,69
-
-
-
CO2
198503,8
-
185,134
95,344
concentratie bij 3% O2 (mg/Nm³ droog gas)
massastroom (kg/uur)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
0,011
0,009
debiet
Vlamoven concentratie bij gemeten % O2 (mg/Nm³ droog gas) debiet
4583 Nm³ drooggas/uur
stof
2,36
-
SO2
< 2,01
-
-
-
NOX
28,47
-
0,130
0,106
CO
115,79
-
0,531
0,432
CO2
40023,37
-
183,436
149,133
massastroom (kg/uur)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
Gasmotor WKK concentratie bij concentratie bij 15% O2 gemeten % O2 (mg/Nm³ droog gas) (mg/Nm³ droog gas) debiet
1200 Nm³ drooggas/uur
stof
-
-
-
-
SO2
-
-
-
-
NOX
-
190
0,228
1,997
CO
-
250
0,300
2,628
CO2
-
-
-
-
6.2.1.2 Procesemissies Naast de verbrandingsinrichtingen zijn er in de huidige situatie ook nog geleide emissies van procesinstallaties. Het betreft (natuurlijke) ventilatie van de wachtruimten, de onreine slachthal met ontharingsmachine, de darmwasserij en de reine slachthal. Deze luchtemissiebronnen komen aan bod bij “Geuremissies en geurreducerende maatregelen”. In de geplande situatie zal het emissiepunt van de ventilatielucht uit de onreine zone, dat zich momenteel op een hoogte van 9 m bevindt, verhoogd worden tot 15 m en de emissierichting veranderd worden, namelijk weg van de woningen ten noorden van het slachthuis. Beide wijzigingen zullen zorgen voor een betere verdunning en verspreiding van de luchtemissies.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
109
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
6.2.1.3 Verkeersemissies Als geleide emissies kunnen ook de voertuigemissies, veroorzaakt door de verkeersituatie bij slachthuis Van Landschoot G. & Zonen NV worden aangeduid. Omtrent de emissies als gevolg van de transportbewegingen op en rond de site zijn geen meetgegevens beschikbaar. In de geplande situatie zullen er ten gevolge van de toename van de slachtcapaciteit naar schatting 3 bijkomende veewagens per dag aanrijden en 4 bijkomende vleeswagens afrijden.
6.2.1.4 Geuremissies Hieronder is een overzicht gegeven met de nummers tussen haakjes verwijzend naar Figuur 6-4. De aanvoer van de varkens (3) veroorzaakt een tijdelijke geuremissie bij het voorbijrijden van de wagens. De losplaats is overdekt. Er kunnen 2 veewagens terzelfdertijd lossen (gemiddeld 2 tot 3 veewagens per uur). Momenteel is een losbrug in dienst, waarop de veewagens kunnen aansluiten. Deze losbrug is volledig kantelbaar en zorgt er voor dat het lossen van de varkens (4) per verdiep van de veewagens veel sneller kan gebeuren, waardoor minder geuremissies en ook minder geluidsemissies optreden. Indien de veewagens moeten wachten om gelost te worden, kunnen deze steeds op het bedrijfsterrein (binnen de toegangspoort) wachten gezien de lange aanrijlaan. Het wachten van de varkens (5) gebeurt in overdekte wachtruimten. De verluchting van de wachtruimten gebeurt d.m.v. 2 ventilatoren op het dak met een uitwerphoogte van 9 m. Naast de laadpoorten zijn er in de wachtruimten geen andere openingen. De beperkte hoeveelheid mest in de wachtruimten wordt weggespoeld naar een aparte afscheidingsput met overloop naar de waterzuiveringsinstallatie. Onmiddellijk na het lossen worden de veewagens gewassen in een daartoe bestemde en volledig afgesloten wasplaats onrein (6). Bij het uitspuiten van de mest en strooisel uit de wagens kan een lichte mestgeur worden waargenomen. Het reinigingswater wordt opgepompt en afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie. De vaste bestanddelen (restanten mest + houtkrullen, uitgespoeld) worden via een trommelzeef opgevangen en in een open sleuf gestockeerd, in afwachting van de afvoer. De onreine slachthal (7) wordt verlucht via een ventilator in de muur met een uitwerphoogte van 9 m. De broeitunnel betreft een gesloten systeem. Ter hoogte van de ontharingsmachine treedt een zeer sterke geuremissie op. In de ontharingsmachine wordt continu water van 30 à 40 °C gesproeid over de karkassen. Dit (sterk verontreinigd) water verlaat de machines onderaan en gaat vandaar naar een open bak van waaruit het water dan hercirculeert. Zowel het uitstromend water als de opvangbakken zijn geurbronnen. Het varkenshaar wordt opgevangen en met behulp van pneumatisch transport naar de haarcontainer (8a) gevoerd. Deze container is opgesteld in een volledig afgesloten en gekoelde ruimte. Voor de ophaling dient deze haarcontainer buiten het gebouw te worden getrokken, waarna deze vervangen wordt door een lege container. Indien er een deel van de lading verplaatst dient te worden i.f.v. het transport, zorgt dit tijdelijk voor een (sterke) geuremissie. De ophaling van de haarcontainer gebeurt 1 keer per week en duurt ca. 15 minuten.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
110
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Het schroeien van de varkens veroorzaakt eveneens geuremissie. Er is een natuurlijke ventilatie op de vlamoven via een schouw van 1 m hoog op gebouw van 8 m hoog (2). De vlamoven is voorzien van een warmterecuperatiesysteem. De (verloren energie) van de vlamoven wordt gerecupereerd door deze te onttrekken uit de rookgassen. De warmterecuperator is opgebouwd uit drie warmtewisselaars lucht/rookgas – water in serie. De rookgassen van de vlamoven hebben een temperatuur die varieert tussen de 400°C en 600°C en worden aangeleverd door twee aangeblazen gasbranders met open vlam van de vlamoven. De aangeleverde rookgassen hebben een constant debiet bij een constant brandende oven. Een manuele buitenluchtregelklep maakt dat de lucht van de rookgassen wordt gemengd met buitenlucht (ongeveer 45.000 m³/uur) tot het bekomen van de gewenste mengluchttemperatuur = 250°C (setpunt). Het ingaande water (variërende tussen 10 °C en 50°C) wordt door de 3 warmtewisselaars opgewarmd tot een temperatuur van het uitgaande water dewelke wordt vastgelegd op 85°C (in te stellen in functie van de behoefte). Omwille van de afkoeling van de rookgassen en het verdunningseffect, is de geuremissie van de vlamoven beperkt. De krengen van dood aangevoerde dieren worden opgeslagen in een kar in het gekoeld dodenhuisje (8b). Het consumptie- en destructiebloed (8c) wordt opgeslagen in gekoelde tanks. Het bloed wordt opgehaald met tankwagens. De mucus (8d) wordt eerst gestabiliseerd en daarna opgeslagen in een tank, die buiten is opgesteld en niet gekoeld. Van deze opslag werd geen geur waargenomen. Alle destructieafval wordt in container of bakken opgeslagen in gekoelde ruimtes. Het categorie 2materiaal wordt dagelijks afgevoerd voor vernietiging. Het categorie 3-materiaal wordt ook gekoeld opgeslagen en minstens wekelijks opgehaald door gesloten tank- of vrachtwagens, wat voor een tijdelijke geurhinder zorgt (9). In de darmwasserij (10) hangt een typische geur. De verluchting van de darmwasserij gebeurt d.m.v. 1 ventilator op het dak op een hoogte van 4 m. Aangezien dit gebouw is ingesloten tussen hogere gebouwen, zal de uitwerphoogte op ongeveer 8 m liggen. In de reine slachthal (11) is er in de zijgevel een ventilatie voorzien op 6 m hoogte. In de frigo’s, versnijzaal en laadkades zorgt de koeling (resp. tot min. 7°C en 16 °C) voor de beperking van de geuremissies. Gelet op de koeling veroorzaakt het laden van het vlees in de koelwagens geen geuremissies. De zeef en de fysicochemische voorzuivering (12) bevinden zich in een gebouw. In dit gebouw treedt een sterke geuremissie op. Buiten het gebouw kon een lichte geur worden waargenomen. Het gebouw is niet helemaal hermetisch afgesloten, een poort bestaande uit 2 secties en nog een opening in de muur. Het roostergoed wordt in een inox kar opgeslagen, in een koelcontainer (13). WZI influentbuffer (15) en WZI slibtank (14) zijn afgedekt met een zeil. De biologische waterzuivering (15) omvat een beluchtingsbekken met nabezinking (open oppervlak 712 m², nuttig volume 2.100 m³).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
111
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tijdens de opmaak van het MER werd het slachthuis meermaals bezocht en geëvalueerd op de aanwezigheid van de relevante geurbronnen. Deze evaluatie is het resultaat van reeds genomen maatregelen welke werden getroffen om de impact naar de omgeving te beperken (zie verder onder “Lucht- en geurreducerende maatregelen”). -
de aanvoer van de varkens (3) : een geringe en tijdelijke geuremissie bij het voorbijrijden van de wagens. de overdekte losplaats (4) : een geringe en tijdelijke geuremissie bij het lossen van de varkens het inpandig wachten van de varkens in de wachtruimten (5): minimale geuremissie via de ventilatoren op het dak van ca 9 m hoog wasplaats onrein met opslag uitgespoelde restanten mest+houtkrullen (6) : een minimale en tijdelijke geuremissie bij het wassen van de veewagens onreine slachthal met broeitunnel en ontharingsmachine (7) : een redelijke geuremissie tijdens het slachten via ventilator in de muur op een uitwerphoogte van ca 9 m schroeien van de varkens (2): beperkte geuremissie via uitlaat op dak van ca 9 m hoog, omwille van warmterecuperatie vlamoven darmwasserij (10): beperkte geuremissie via ventilator op dak, ingesloten tussen hogere gebouwen opslag en afhaling van varkenshaar, krengen, consumptie- en destructiebloed en mucus, en destructieafval (8 en 9) : tijdelijk en beperkte geuremissie bij het verladen zeef en flotatie binnen gebouw : beperkte geuremissie via poort roostergoed (13) : tijdelijk en beperkte geuremissie bij het verladen slibbuffer flotatie (14) : redelijke geuremissie via scheur in afdekzeil
Volgens de Nederlandse emissierichtlijn (NeR) kan de geuremissie van een slachthuis met good housekeeping maatregelen, worden bepaald door de vermenigvuldiging van de emissiefactor per processtap met de bepalende productiegegevens (bv. aantal dieren, aantal vrachtwagens…). Hierbij wordt steeds het gemiddelde van de bepalende eenheid gehanteerd in de berekeningen. De totale geuremissie is de som van de geuremissie per processtap. In onderstaande tabel zijn de geuremissiefactoren voor varkensslachterijen opgenomen. Tabel 6.18 Emissiefactoren varkensslachterijen (NeR, maart 2014) 6
Bron
Berekening geuremissie 10 ge/h
Aanvoer en lossen
7,7 x W1 + 0,13 x V
Schoonmaken lege wagens
7,7 x W2
Stallen
0,0091 x Vh
Vuile slachthal
0,31 x H
Schroeien
op basis van vlamoven: 0,096 x H
Schone slachthal
0,042 x H
Verwerking maag- darmenpakket 0,051 x H Uitpandige opslag restproducten (silo\container)
gesloten opslag: 2 open opslag: 4
Inpandige opslag restproducten
per silo/container: 4
Overslag restproducten
per 10 min. lostijd: 10 (niet bij bepaling van bronsterkte betrekken!) H = aantal dieren geslacht per uur W1 = aantal wagens (gem. per uur aanwezig voor aanvoer en lossen)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
112
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
W2 = aantal wagens (gem. per uur aanwezig op de wasplaats) V = aantal dieren gem. per uur aangevoerd Vh = gemiddeld aantal dieren per uur in de stallen Er wordt in de beschrijving van de bovenvermelde NeR-geuremissiefactoren geen rekening gehouden met nageschakelde emissiebeperkende voorzieningen of met verhogingen van emissiepunten (bv. schoorstenen). M.a.w. de bovenvermelde NeR-geuremissiefactoren gelden voor deelprocessen binnen een slachterij waar geen nageschakelde emissiebeperkende voorzieningen of verhogingen van emissiepunten hebben plaatsgevonden. Vermits er bij G. Van Landschoot & Zonen NV reeds saneringsmaatregelen zijn getroffen, wordt bij de berekening van de geuremissie waar mogelijk toch gedeeltelijk rekening gehouden met de reeds toegepaste geurreducerende maatregelen. Telkens er rekening wordt gehouden met een reeds toegepaste nageschakelde techniek bij de bepaling van de geuremissies van G. Van Landschoot & Zonen NV volgens de NER-emissiefactoren, wordt dit toegelicht. Hierna volgt de berekening van de geuremissie voor 2013, bij een 5-dagenslachtregime. In 2013 bedroeg het slachtcijfer 528.421 varkens/jaar met een gemiddeld slachtcijfer van 330 varkens/uur. De aanvoer van levende dieren beperkt zich steeds tot werkdagen, hoofdzakelijk tussen 1u en 11u. De gemiddelde aanvoer per werkdag bedraagt in 2013 ca. 2.032 varkens/dag. De capaciteit per wagen werd berekend op maximaal 104 varkens voor kleine vrachtwagens en maximaal 208 varkens voor grote vrachtwagens. De gemiddelde aanvoer bedraagt bijgevolg: 2.032 varkens / 10 uur aanvoer per dag = 203 varkens/uur of 2 kleine wagens/uur of 1 grote vrachtwagen/uur. Vermits het lossen van de varkens volledig inpandig gebeurt, kan ervan uitgegaan worden dat de feitelijke geuremissie slechts de helft bedraagt. Er wordt bijgevolg slechts gerekend met 1 kleine wagen/uur, rekening houdend met de reeds toegepaste saneringsmaatregel. Er verblijven dieren in de wachtruimte vanaf de aanvang van het lossen, dus gemiddeld rond 1u tot een half uur voor het einde van de slachttijd, dus in het slechtste geval tot 14u30 (afhankelijk van het werkregime, zie hoofdstuk 4.2.1). Dit is gedurende een periode van maximum 13,5 uur. Om het gemiddeld aantal varkens in de wachtruimte per uur te bepalen, wordt in onderstaande tabel het aantal dieren in de wachtruimten in functie van het tijdstip van de dag getoond. Hierbij wordt rekening gehouden met de gemiddelde aanvoer van 208 varkens per uur en een slachtcijfer van 330 varkens/uur (zie hierboven). Bij aanvang van het slachten zal de wachtruimte vol zitten. Naarmate het slachten verder gaat zal de wachtruimte leeglopen. Bij G. Van Landschoot & Zonen NV kunnen er in totaal 1.076 varkens wachten. In uiterste nood kunnen de drijfgangen gebruikt worden, wat de capaciteit verhoogt naar maximaal 1.250 varkens.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
113
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.19 Relatie tussen het aantal dieren in de wachtruimten in functie van het tijdstip van de dag
uur 24-1 1-2 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 7-8 8-9 9-10 10-11 11-12 12-13 13-14 14-15
activiteiten
aantal dieren in de wachtruimten /uur
aanvoer aanvoer aanvoer aanvoer aanvoer aanvoer aanvoer + slachten aanvoer + slachten aanvoer + slachten aanvoer + slachten slachten slachten
208 416 624 832 1.040 1.248 1.126 1.004 882 760 430 100
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het gemiddeld aantal varkens in de wachtruimte 723 varkens/uur bedraagt. Vermits ze inpandig staan, wordt de berekende geuremissie eveneens gehalveerd. Vermits de warmte van de vlamoven wordt gerecupereerd en de rookgassen bijgevolg worden afgekoeld en verdund, wordt ook deze geuremissie gehalveerd rekening houdend met de reeds toegepaste saneringsmaatregel. Omdat de veewagens gewassen worden in een ruimte die volledig kan afgesloten worden van de buitenlucht, wordt ook hier de geuremissie gehalveerd. Gelet op de opslagwijze van de afvalstoffen in gekoelde en/of volledig gesloten ruimtes werd de opslag van deze afvalstoffen niet in rekening gebracht. De overslag van restproducten van de silo's en/of containers naar de wagens, veroorzaakt kortdurend een verhoogde geuremissie. Door deze korte tijdsduur is de invloed van de overslag op de ligging van de geurcontour zeer beperkt. De geuremissiefactor van de overslag wordt om deze reden niet meegenomen in de berekening van de geuremissie ter beoordeling van het geurinvloedsgebied. Hierbij dient wel vermeld te worden dat de nodige aandacht moet besteed worden om de duur van de overslag van de restproducten zo kort mogelijk te houden. De NeR stelt dat de bijdrage van een waterzuiveringsinstallatie rekentechnisch niet binnen de sommatie ter kwantificering van de geuremissie kan worden betrokken omdat deze - in tegenstelling tot de geuremissie van de andere procesonderdelen - een continu karakter heeft. De emissiekengetallen in onderstaande tabel dienen om een indruk te krijgen van de relatieve verhouding van de bronsterktes van de zuivering t.o.v. het productieproces en daaruit het belang van eventueel nader onderzoek naar de emissiebijdrage van de waterzuivering af te leiden. Vanwege de grote variabiliteit in uitvoering, dimensionering en bedrijfsvoering van waterzuiveringsinstallaties zijn de vermelde gegevens slechts indicatief.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
114
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.20 Emissiefactoren afvalwaterzuiveringsinstallatie (NeR, maart 2014) 6
bron Fysisch/chemische (voor)zuivering
berekening geuremissie 10 ge/h 2
Biologische zuivering
beluchting: 0,25 x oppervlak (in m ) 2 nabezinking: 0,06 x oppervlak (in m )
2
Daar de geuremissie van biologische waterzuiveringsinstallaties sterk uiteenloopt, afhankelijk van het type, de dimensionering en de bedrijfsvoering van de installatie, is de betrouwbaarheid van de geuremissiefactoren eerder gering. Een goed gedimensioneerde (laag belaste) en bedreven biologische zuivering zal een geringe geuremissie veroorzaken, terwijl een minder goede bedrijfsvoering en/of dimensionering de waterzuivering tot de grootste geurbron binnen een inrichting kunnen maken. Bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV staat de voorbehandeling van de waterzuivering (flotatie-eenheid) binnen opgesteld maar is niet volledig afgesloten, zodat deze voor de helft in rekening wordt gebracht. De biologische waterzuivering betreft in de bestaande situatie een discontinu laag belast systeem dat evenwel op zijn maximum capaciteit draait met een combinatie van nabezinking en beluchting in één bekken. Er wordt rekening gehouden met de nabezinkingsfactor. Wegens het ontbreken van geuremissiefactoren in de NeR voor de slibtank bij G. Van Landschoot & Zonen NV wordt de slibtank bij de berekening van de geuremissie hier niet in beschouwing genomen. Onderstaande tabellen geven op basis van bovengenoemde informatie, de input en de berekening van de geuremissies van de verschillende procesonderdelen bij G. Van Landschoot & Zonen NV.
Tabel 6.21 Input voor de berekening van de geuremissie van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV, referentiesituatie
Input aantal wagens/u aantal dieren aangevoerd/wagen gem. aantal dieren in de stallen/u gem. slachtingen/u oppervlakte beluchtings- en bezinkingsbekken
Referentiesituatie 2 104 723 330 712
Tabel 6.22 Berekening geuremissies van G. Van Landschoot & Zonen NV, referentiejaar 2013
Deelproces aanvoer en lossen reinigen veewagens stallen dieren onreine slachthal vlamoven reine slachthal verwerking maag/darmen fysico-chemische waterzuivering biologische waterzuivering TOTAAL
Geuremissie (ouE/s) 1.474 0 228 14.208 1.100 963 2.338 278 0 20.588
Uit de berekende geuremissies blijken deze van de onreine slachthal de belangrijkste bijdragen te leveren tot de totale geuremissie van het bedrijf.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
115
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Hierna volgt de berekening van de geuremissie voor de toekomstige situatie. Telkens er rekening wordt gehouden met een geurbeperkende maatregel (zie verder) bij de bepaling van de geuremissies van G. Van Landschoot & Zonen NV volgens de NER-emissiefactoren, wordt dit toegelicht. Door de toename in slachtcapaciteit zal het aantal werkingsuren toenemen, alsook de transporten met varkens en vlees. In de toekomstige situatie wordt een slachtcijfer van 650.000 varkens/jaar beoogd met een gemiddeld slachtcijfer van 2100 varkens per dag en 330 varkens/uur. De aanvoer van levende dieren beperkt zich steeds tot werkdagen, hoofdzakelijk tussen 1u en 11u, gespreid over 6 dagen zoals reeds het geval is in 2014. De gemiddelde aanvoer per werkdag bedraagt 2.100 varkens/dag. De capaciteit per wagen werd berekend op maximaal 104 varkens voor kleine vrachtwagens en maximaal 208 varkens voor grote vrachtwagens. De gemiddelde aanvoer bedraagt bijgevolg: 2.100 varkens / 10 uur aanvoer per dag = 210 varkens/uur of max. 2 kleine wagens/uur of max. 1 grote wagen/uur. Er verblijven dieren in de wachtruimte vanaf de aanvang van het lossen, dus gemiddeld rond 1u tot een half uur voor het einde van de slachttijd, dus in het slechtste geval tot 15u30 (er wordt ca. één uur langer geslacht, zie hoofdstuk 4.2.1). Dit is dus gedurende een periode van maximum 14,5 uur. In de toekomst zal het gemiddeld aantal varkens in de wachtruimte iets hoger liggen dan in de referentiesituatie (2013), nl. 757 varkens/uur. In de geplande situatie zal het WZI-gebouw hermetisch worden afgesloten en zal de lucht, samen met de dampen van de influentbuffer en de slibtank, worden afgezogen en behandeld via een tweetrapszuiveringsproces bestaande uit een biowasfilter gevolgd door een biofilter. Omwille van deze geplande geurreducerende maatregel, wordt bij de berekening van de geuremissies geen rekening meer gehouden met dit deelproces. Onderstaande tabellen geven op basis van bovengenoemde informatie voor de toekomstige situatie, de input en de berekening van de geuremissies van de verschillende procesonderdelen bij G. Van Landschoot & Zonen NV. Tabel 6.23 Input voor de berekening van de geuremissie van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV, toekomstige situatie
Input aantal wagens/u aantal dieren aangevoerd/wagen gem. aantal dieren in de stallen/u gem. slachtingen/u oppervlakte beluchtingsbezinkingsbekken
BOVA ENVIRO + nv
Referentiesituatie 2 104 757 330 en
254
juni 2015
116
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.24 Berekening geuremissies van G. Van Landschoot & Zonen NV, toekomstige situatie
Deelproces aanvoer en lossen reinigen veewagens stallen dieren onreine slachthal vlamoven reine slachthal verwerking maag/darmen fysico-chemische waterzuivering biologische waterzuivering TOTAAL
Geuremissie (ouE/s) 1.474 0 239 14.208 1.100 963 2.338 0 0 20.321
Uit de berekende geuremissies voor de toekomstige situatie, blijkt dat desondanks de toename in slachtcapaciteit, de totale geuremissie nagenoeg gelijk blijft als in de referentiesituatie. Zoals reeds het geval in 2014, zal in de toekomstige situatie verder het 6 slachtdagenregime toegepast worden in plaats van het 5-dagenslachtregime dat nog van toepassing was in 2013.
6.2.2
Lucht- en geuremissiereducerende maatregelen
Volgende geurreducerende maatregelen worden in de huidige situatie reeds toegepast bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV : Het wachten van de varkens gebeurt inpandig Het wassen van de veewagens gebeurt inpandig waarbij het wassen pas kan starten bij een gesloten poort Warmterecuperatie vlamoven Er wordt gebruik gemaakt van een gesloten broeitunnel De opslag van restproducten gebeurt in afgesloten tanks/ruimten en gekoeld Continue beluchting WZI In het verleden werd nog gebruik gemaakt van mazout en gasolie, dit voor tijdelijke omschakeling van de stroomgroepen en voor koelgroepen. Dit wordt nu niet meer gebruikt. Tot voor kort werd enkel nog een minimale hoeveelheid stookolie gebruikt voor bureelverwarming. Er wordt momenteel geen eigen energie opgewekt. Het is de bedoeling dat In de toekomst een WKK op aardgas in gebruik genomen wordt, geschikt voor 24-uur continu bedrijf. Een studie werd recent uitgevoerd door Trevi /Olfascan om een inschatting te maken van de meest aangewezen behandelingstechniek voor het ontgeuren van de luchtstroom van het onreine gedeelte (met ontharingsmachine). G. Van Landschoot & Zonen nv wou immers een afweging tussen enerzijds het blijvend emitteren van de uit de broeiruimte vrijkomende warme hallucht en anderzijds plaatsing van een koelgroep met condensatie van de warme hallucht. Het idee was om de vochtige lucht uit de ruimte te onttrekken, te ontvochtigen en vervolgens opnieuw in de werkplaats in te blazen in plaats van de huidige natuurlijke ventilatie. Uit de studie (zie bijlage 13) is gebleken dat, voor het scenario recirculatie, biologische luchtbehandeling d.m.v. biofiltratie geen haalbare techniek is, omwille van de beperkte beschikbare ruimte en het te hoge vochtgehalte van de luchtstroom. Daarnaast werden ook nog ozonisatie en
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
117
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
adsorptie als alternatieven bekeken. Hieruit is gebleken dat enkel adsorptie op (zuurgeïmpregneerde) actieve kool als meest aangewezen nageschakelde behandelingstechniek kan worden beschouwd. In het scenario dat de hallucht blijvend wordt geëmitteerd, kon er op basis van de bekomen analysen geconcludeerd worden dat de lucht uit de onreine hall weinig geurbeladen is. De gemeten concentraties liggen immers slechts in beperkte mate hoger dan de individuele geurdrempelwaarden. Sowieso zal in de geplande situatie de uitlaat van de onreine hallucht verhoogd worden van 9 m naar 15 m bij het plaatsen van geluiddemper in kanaal uitblaasventilatie broeilokaal. Dit zal op zich al leiden tot een betere verspreiding van de onreine hallucht. Volgende geurreducerende maatregelen worden gepland bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV : verhogen uitlaat onreine hallucht met wijziging uitlaatrichting (van 9 naar 15 m + uitlaat naar boven gericht i.p.v. zijwaarts) hermetisch afsluiten van WZI-gebouw met luchtafzuiging incl. van slibtank en influentbuffer en zuivering over biowasfilter en biofilter (voorstel zie bijlage 8) uitbouw waterzuiveringsinstallatie tot een volwaardig laag belast systeem
6.3
Geluidsemissies
6.3.1
Geluidsbronnen
Een omschrijving van de geluidsbronnen ten gevolge van de activiteiten van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV zijn hieronder opgenomen en overgenomen uit de geluidstudie van Avitech, welke integraal gevoegd is in bijlage 9. De geluidstudie werd uitgevoerd in het kader van het uitwerken van een investeringsprogramma met een minimale geluidsimpact op de omgeving. De gebruikte spectrale geluidsvermogens voor de verschillende bronnen zijn terug te vinden op pag. 23 van de geluidstudie.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
118
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.25 Bestaande geluidsbronnen (bron geluidstudie Avitech)
Op pagina 21 van de geluidstudie zijn de geluidsbronnen gelokaliseerd en overgenomen in onderstaande figuur.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
119
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 6-5 Lokalisatie geluidsbronnen bestaande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
Een omschrijving van de geluidsbronnen ten gevolge van de activiteiten van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in de geplande situatie zijn hieronder opgenomen en overgenomen uit de geluidstudie, welke integraal gevoegd is in bijlage 9.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
120
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.26 Geluidsbronnen in de geplande situatie
Op pagina 31 van de geluidstudie zijn de geluidsbronnen in de geplande situatie gelokaliseerd en overgenomen in onderstaande figuur.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
121
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 6-6 Lokalisatie geluidsbronnen geplande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
122
Definitief MER
6.3.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Geluidsreducerende maatregelen
Volgende geluidsreducerende maatregelen worden in de huidige situatie reeds toegepast bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV : Het wachten van de varkens gebeurt inpandig Het stilleggen van motor van veewagens tijdens het wachten en lossen Interne transporten worden maximaal vermeden tijdens de stille uren De processen verlopen in gesloten ruimtes die voldoende wijze geluidstechnisch geïsoleerd zijn Alle ventilatie-eenheden zijn voorzien van frequentieregelaar en zijn ingeregeld in een nachten dagregime Het wassen van de veewagens gebeurt inpandig, waarbij het wassen pas kan starten bij gesloten poorten In het kader van het lopende investeringsprogramma voor het vervangen/aanpassen van de koelcondensoren is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van een geometrisch model is de relatieve invloed van de verschillende geluidsbronnen bepaald en aldus onderzocht welk aandeel elk element van het bedrijf heeft in de immissie naar de omgeving toe. Op basis hiervan zijn saneringsmethodes onderzocht in relatie met de geplande investeringsfase en zijn volgende maatregelen voorzien in de toekomstige situatie : De bestaande watergekoelde snelkoeltunnelcondensor wordt vervangen door energiezuinig en geluidsarm exemplaar De bestaande condensor Searle wordt geëlimineerd Nieuwe geluidsarme luchtcondensor boven op dak van de bestaande machinekamer Plaatsen van geluidsdemper op uitblaasmond van broeikanaal Geluiddemping WZI-lokaal via akoestische deur WKK met geluiddempende omkasting
Een deel van deze investeringen/maatregelen zijn inmiddels besteld en uitgevoerd in voorjaar 2015, andere zijn voorzien in juli 2015 en de eliminatie van bestaande condensor Serale eind 2015. De nieuwe machinekamer en condensor diepvrieshal zijn voorzien voor eind 2016. Wanneer alle bovenvermelde investeringen uitgevoerd zijn, wordt een tussentijdse controlemeting voorzien, zodoende eventuele verdere investeringen te kunnen optimaliseren, namelijk project recuperatiewarmte branderlokaal/ventilatie en resterende ventilatie-eenheden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
123
Definitief MER
6.4 6.4.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Hulpstoffen en afvalstromen en grondverzet Hulpstoffenverbruik en geproduceerde afvalstromen en grondverzet
In 2013/2014 werden volgende hulpstoffen verbruikt: reinigingsproducten: 19.000 liter/16.290 liter ijzertrichloride: 72.774 kg/29.142 kg Pac Sachtoklar : - /6280 kg flocculanten: 1.600 kg/1900 kg NaOH 29%: 15.750 kg/9450 kg NaOH 10%: 880 kg/ NaOH 20%: 11.000 kg/ Chloorstabiel: 2.000 kg/2764 kg Azijnzuur: 100 kg/100 kg Deze hulpstoffen kunnen ingedeeld zijn als toxische, corrosieve, irriterende of schadelijke producten. De opslaghoeveelheid is beperkt tot enkele tienduizenden kg. Zoals af te leiden uit de schematische voorstelling van de varkensslachtlijn in bijlage 5, geven de huidige activiteiten van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV aanleiding tot het ontstaan van specifieke afvalstromen. De belangrijkste afvalstromen zijn slachtafval en overige dierlijke bijproducten, niet bestemd voor de menselijke consumptie, mest en strooisel en slib van de waterzuivering. Verder zijn er nog een aantal niet-bedrijfsspecifieke afvalstromen (papierafval, schroot, afvalolie,…) en restafval. Dood aangevoerde dieren of afgekeurde dieren worden opgeslagen in een gekoelde opslag. Dit slachtafval (categorie 2-materiaal) wordt dagelijks afgevoerd via erkende overbrengers voor verwerking tot bepaalde andere doeleinden dan diervoeder, zoals biogasproductie. Het categorie 3-materiaal, klauwen, haar, darmvet, destructiebloed, wordt met uitzondering van het slib van de waterzuivering gekoeld opgeslagen en vervolgens minstens wekelijk opgehaald voor verwerking. Mest afkomstig van de wachtruimtes wordt weggespoeld naar een aparte afscheidingsput met overloop naar de waterzuivering. Het strooisel dat vrijkomt bij het reinigen van de veewagens wordt opgeslagen in een sleufsilo. Het strooisel wordt afgevoerd als grondstof naar een externe verwerker voor biomethanisatie. Naast het roostergoed is er ook het waterzuiveringsslib dat bestaat uit flotatieslib en biologisch slib, welke buiten afgedekt wordt opgeslagen in een slibtank en als categorie 3-materiaal wordt afgevoerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het slachtafval dat afgevoerd werd in 2013 en 2014.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
124
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.27 Overzicht van het slachtafval en overige dierlijke bijproducten bij G. Van Landschoot & Zonen NV in de bestaande situatie (2013-2014)
Frequentie van ophaling
Hoeveelheden 2013 (ton)
Hoeveelheden 2014 (ton)
Inox kar, in een koelcontainer
Dagelijks
91,9
105,025
Inox kar, gekoeld in dodenhuisje
Dagelijks
Inox kar, gekoeld in frigo cat. 2
Dagelijks
123,162
159,78
Buiten, in een slibtank
3x week
4120,38
5004,72
Gekoeld in een silo (bloedtank)
1x week
662,28
638,86
In een container dewelke staat in een gekoelde ruimte
1 x week
333,8
331,94
Dolavbak, gekoeld in frigo cat. 3 of expeditie slachtlijn
3 x week
372,411
538,08
Darmslijm
Niet gekoeld in silo
1 x week
Beenderen
Dolavbak, overdekt en gekoeld in expeditie/frigo
Dagelijks
288,4215
304,1125
Snijlingenvet
Dolavbak, overdekt en gekoeld in expeditie /frigo
Dagelijks
94,565
84,166
Gekoeld in silo
Dagelijks
2538,499
2635,761
Dolavbak, gekoeld in frigo cat. 3 of expeditie slachtlijn
Dagelijks
266,837
260,014
Dolavbak, gekoeld in ruimte koppencel
Dagelijks
0,728
0,2
Soort afvalstof
Opslagwijze Categorie 2
Roostergoed/zeefbocht residu Dode dieren Afgekeurde dieren/afgekeurde delen van dieren
Slib waterzuivering Bloed niet voor humane consumptie Varkenshaar Varkensliesvet
Varkensdarmvet Varkensbijproducten (milten, tonsillen, ruggenmerg, strotten) Varkenspoten met schoentjes
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
125
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
In de toekomstige situatie zal er tengevolge van de toename van de slachtcapaciteit eveneens een toename zijn van het verbruik aan hulpstoffen ( 20 %). In de toekomstige situatie worden een aantal infrastructuurwerken voorzien, welke gepaard gaan met 3 grondverzet. Het hiermee gepaard gaand grondverzet wordt ingeschat op < 250 m . In de toekomstige situatie zal er door de uitbreiding van de slachtcapaciteit een verhoudingsgewijze toename zijn van de hoeveelheid afvalstoffen die ontstaan. In onderstaande tabel zijn de te verwachten maximum hoeveelheden slachtafval opgenomen, rekening houdend met de beoogde maximale productiestijging en geplande geluid- en geurreducerende maatregelen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
126
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 6.28 Overzicht van het maximum te verwachten slachtafval en overige dierlijke bijproducten bij G. Van Landschoot & Zonen NV, toekomstige situatie (650.000 varkens/jaar)
Soort afvalstof
Frequentie van ophaling
Hoeveelheden toekomst (ton)
Inox kar, in een koelcontainer
Dagelijks
122
Inox kar, gekoeld in dodenhuisje
Dagelijks
Inox kar, gekoeld in frigo cat. 2
Dagelijks
Opslagwijze Categorie 2
Roostergoed/zeefbocht residu Dode dieren Afgekeurde dieren/afgekeurde delen van dieren
175
Categorie 3 Buiten, in een slibtank + afzuiging naar biofilter
3x week
5645
Gekoeld in een silo (bloedtank)
1x week
805
In een container dewelke staat in een gekoelde ruimte
1 x week
412
Dolavbak, gekoeld in frigo cat. 3 of expeditie slachtlijn
3 x week
565
Darmslijm
Niet gekoeld in silo
1 x week
Beenderen
Dolavbak, overdekt en gekoeld in expeditie/frigo
Dagelijks
366
Snijlingenvet
Dolavbak, overdekt en gekoeld in expeditie /frigo
Dagelijks
110
Gekoeld in silo
Dagelijks
3200
Dolavbak, gekoeld in frigo cat. 3 of expeditie slachtlijn
Dagelijks
325
Dolavbak, gekoeld in ruimte koppencel
Dagelijks
0,55
Slib waterzuivering Bloed niet voor humane consumptie Varkenshaar Varkensliesvet
Varkensdarmvet Varkensbijproducten (milten, tonsillen, ruggenmerg, strotten) Varkenspoten met schoentjes
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
127
Definitief MER
6.5 6.5.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Energieverbruik en energiebesparende maatregelen Energieverbruik
Het energieverbruik binnen de inrichting is hoofdzakelijk bestemd voor de productie van warmte in functie van de slachting en voor de koelinstallaties van het bedrijf. Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV gebruikt in de huidige situatie verschillende energiebronnen : aardgas, lichte stookolie en elektriciteit die afgenomen wordt van het distributienet. Aardgas wordt gebruikt in de vlamoven en voor de stookinstallatie van de stoomketel. Lichte stookolie wordt gebruikt als brandstof voor de vrachtwagens. Tabel 6.29 Energieverbruik bij G. Van Landschoot & Zonen NV (periode 2010- 2014)
jaar
aantal varkens
aardgas (MWh)
elektriciteit (MWh)
primair energieverbruik (PJ)
primair energieverbruik varken (MJ/varken)
2010
572.584
5.432
4.593
0,059
103,04
2011
571.865
5.351
4.881
0,061
106,67
2012
552.752
6.111
5.000
0,065
117,59
2013
528.421
6.353
5.036
0,066
124,90
2014
522.156
5.720
5.112
0,065
124,0
Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is geen energie-intensieve inrichting. In de toekomstige situatie wordt een WKK voorzien voor het omzetten van gas in elektriciteit en warmte. Tabel 6.30 Ingeschat energieverbruik bij G. Van Landschoot & Zonen, toekomstige situatie
aantal varkens
aardgas (MWh)
elektriciteit (MWh)
primair energieverbruik (PJ)
primair energieverbruik varken (MJ/varken)
650.000
7815
6195
0,081
124,61
Naar de toekomst toe, wordt ingeschat dat het totale energieverbruik 0,081 PJ zal bedragen, nog steeds lager dan 0,1 PJ.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
128
Definitief MER
6.5.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Energiebesparende maatregelen
Er werden tot nu toe een aantal maatregelen gehanteerd om het energieverbruik te rationaliseren : - de warmte van de vlamoven wordt gerecupereerd - ook de warmte van de compressoren wordt gerecupereerd - er is een daglichtregeling op de verlichting - er is een piekbewaking op de koeling Recent werd in opdracht van G. Van Landschoot & Zonen nv nog een studie uitgevoerd naar de haalbaarheid van recuperatie van warme lucht uit de onreine hall. Uit de studie is echter gebleken dat, omwille van het hoge vochtgehalte van de luchtstroom en specifieke samenstelling enkel adsorptie op (zuur-geïmpregneerde) actieve kool als meest aangewezen nageschakelde behandelingstechniek kon beschouwd worden. In de toekomst worden volgende energiebesparende maatregelen voorzien : - aanpassing diepvriesgebouw met nieuwe machinekamer en condensor - vervanging van bestaande snelkoeltunnelcondensor NH3 - nieuwe luchtcondensor NH3-Zitrec en warmtewisselaar via waterkoeling - WKK - aanpassing beluchtingssysteem waterzuivering - uitwerking project recuperatiewarmte branderlokaal/ventilatie
6.6 6.6.1
Risico-activiteiten m.b.t bodem- en grondwaterverontreiniging en maatregelen Risico-activiteiten
Gelet op de aard van de activiteiten en de opgeslagen stoffen bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV, kunnen in de huidige situatie volgende kritische locaties onderscheiden worden: - 3 transformatoren; - werkplaats met schouwput; - één ondergrondse dieseltank met 2 compartimenten met elk een verdeelslang - opslag afvalolie en motorolie in bovengrondse tanks, vaten en bussen; - werkplaats metaalbewerking. Tabel 6.31 Vlarebo-activiteiten van G. Van Landschoot & Zonen NV
Rubriek 3.6.3.2 15.2 17.3.6.2°a) 29.5.2.1°a) 45.1.d
Vlarebo A A A O O,S
Omschrijving Afvalwaterzuivering voor behandeling van afvalwater met gevaarlijke stoffen Werkplaats voor het nazicht van motorvoertuigen ondergrondse opslag van diesel Werkplaats metaalbewerking Slachthuis met productiecapaciteit van > 50 ton/dag
In de toekomstige situatie zijn er geen bijkomende risico-activiteiten.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
129
Definitief MER
6.6.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Risicobeperkende maatregelen
Bijna het volledige terrein is verhard, met uitzondering van een stuk achteraan het terrein, aansluitend op de nog aan te leggen nieuwe toegangsweg voor de aanvoer van de levende dieren. Voor de transformatoren van het droge type dient niet gevreesd te worden voor bodemverontreiniging. Verder is er ook nog één verdeelslang aanwezig voor Ad Blue. G. Van Landschoot & Zonen NV is een inrichting waarvoor conform het huidig Bodemdecreet en het Vlarebo een oriënterend bodemonderzoek verplicht is bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de 20 jaar (zie bovenstaande tabel) Er werden twee oriënterende bodemonderzoeken uitgevoerd (2000 en 2010). Er was geen noodzaak tot uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
130
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
7 Afbakening reikwijdte milieu-disciplines/ingreep-effectmatrix
In dit deel wordt op basis van de ruimtelijke situering van het bedrijf en de beschreven milieuaandachtspunten, per milieudiscipline een overzicht gegeven van de potentiële ingreep-effectrelaties en in welke mate verder onderzoek aangewezen is in het MER. Aangezien het bedrijf hoofdzakelijk grondwater gebruikt in het productieproces en een groot deel van het gebruikte water vervolgens geloosd wordt in oppervlaktewater, wordt binnen de discipline grondwater en oppervlaktewater een effectevaluatie uitgevoerd, zowel met betrekking tot waterkwaliteit als kwantiteit. Binnen de discipline lucht is er een beïnvloeding te verwachten van de lokale luchtkwaliteit ten gevolge van de emissies verbonden aan de slachthuisactiviteiten. De te evalueren parameters zijn enerzijds verbrandings- en geuremissies. Binnen de discipline geluid wordt nagegaan in welke mate het akoestisch klimaat in de omgeving van het bedrijf veranderd wordt door de geluidsbronnen van het bedrijf, gelegen langs de drukke gewestweg. Binnen de discipline mens kan rekening houdend met de ruimtelijke situering van het bedrijf, de discipline mens beperkt worden tot een evaluatie van mogelijke hindereffecten ten gevolge van geuren geluidsemissie afkomstig van de slachtactiviteiten. Wat het aspect mobiliteit betreft, wordt in het MER op basis van uitgevoerde studies in het kader van het PRUP, het effect nagegaan van zowel personen- als goederenverkeer op de bereikbaarheid, verkeersdoorstroming- en leefbaarheid. Zoals hoger aangegeven, bevinden alle activiteiten van het productieproces en m.b.t. op- en overslag zich op een verharde bodem en worden de opslagplaatsen uitgebaat conform de voorwaarden van VLAREM II. Het afvalwater wordt op een gecontroleerde wijze opgevangen en afgevoerd. In de oriënterende bodemonderzoeken – uitgevoerd in 2000 en 2010 – wordt geconcludeerd dat er geen beschrijvend bodemonderzoek nodig is. Dit impliceert dat de intrinsieke risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging minstens tot een aanvaardbaar niveau zijn gereduceerd. Verder onderzoek zal bijgevolg ook niet in het kader van het MER uitgevoerd worden. Rekening houdend met de ligging van de natuurgebieden, is een rechtstreekse impact vanwege de activiteiten van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen niet aan de orde, via geluid en licht zijn eveneens uitgesloten om die reden. Een mogelijk impact op het meest nabijgelegen natuurgebied zou zich eventueel kunnen voordoen via atmosferische emissies. In het project-MER zal de uitwerking van de discipline Fauna en Flora dan ook niet in detail gebeuren. Dit geldt ook voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. De beschermde monumenten en landschappen bevinden zich op een grote afstand van het bedrijf.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
131
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Uit de afbakening blijken de belangrijkste milieuaandachtspunten bij de activiteiten van G. Van Landschoot & Zonen NV: - Water (grond- en oppervlaktewater) - Lucht (geur) - Geluid - Mens (hinder en mobiliteit) Het samenvattend ingreep-effectmatrix is hieronder opgenomen. Het betreft m.a.w. een indicatie van de potentiële milieu-impact die van het geplande project uitgaat en waaraan bij de milieueffectbeoordeling aandacht zal worden besteed.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
132
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Aanvoer, lossen en stallen van dieren Productieproces
X
X
Reine slachtlijn
X
X
Darmwasserij
X
X
Uitsnijderij
X
X
Reinigen van vee- en vrachtwagens Opslag van hulp- en afvalstromen Aan- en afvoer van hulp- en afvalstromen Calamiteiten
X
X
X
Mens : hinder X
X
X
en ruimte
X
X
Waterzuiveringsinstallatie
Mens : mobiliteit
X
Koelen en gekoelde opslag
Nevenactiviteiten
trillingen
X
Onreine slachtlijn
Afvoer van karkassen en vleeswaren
Geluid en
geur
Lucht incl.
oppervlaktewater
Deelingrepen
Grond- en
Bodem
Tabel 7.1 Ingreep-effect matrix voor de exploitatie en beperkte uitbreiding van exportslachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Legende: X: mogelijk milieuaandachtspunt
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
133
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8 Effectvoorspelling- en beoordeling 8.1 8.1.1
Discipline Grondwater Afbakening en beschrijving studiegebied
Voor de discipline Grondwater betreft de verticale afbakening van het studiegebied de te bestuderen aquifer van de grondwaterwinning die zich bevindt op ca. 35 m diepte. De horizontale afbakening van het studiegebied wordt bepaald door de mogelijke invloedstraal van de grondwaterwinning en kan in feite maar vastgelegd worden na begroting ervan. Ruwweg wordt de invloed tot op een afstand van 500 m van het bedrijf nagegaan.
8.1.2
Beschrijving referentiesituatie
In deel 4 is een beschrijving opgenomen van de grondwaterwinningsput van het slachthuis en het grondwaterverbruik. In deel 6 is een beschrijving opgenomen van de waterhuishouding van het bedrijf, met de uiteindelijk opgenomen hoeveelheden grondwater en de beschikbare kwaliteitsgegevens.
8.1.2.1 Hydrogeologie e
De site ligt op ongeveer 50 m ten noorden van de Beke (2 categorie). De maaiveldhoogte bedraagt ca. 8,75 m TAW. Geografisch behoort de site tot het Vlaams Valleigebied (Noord Vlaamse Zandstreek). Ter hoogte van het studiegebied bestaat de quartaire deklaag uit glauconiethoudend fijn zand. De dikte van deze quartaire deklaag bedraagt ongeveer 7 m. Daaronder komt de Formatie van Maldegem (Bartoon Aquitard), met het Lid van Ursel, bestaande uit grijsblauwe tot blauwe klei, weinig of niet kalkhoudend of glauconiethoudend en daaronder het Lid van Asse, opgebouwd uit sterk glauconiethoudende zandige klei. Hieronder bevindt zich het Ledo Paniseliaan Aquifersysteem, met achtereenvolgens de Zanden van Wemmel en de Zanden van Aalter en/of Oedelem. Deze laatste is een ondiepe mariene afzetting bestaande uit fijne grijsgroene glauconietzanden, meestal met zeer veel schelpen. Het geologisch profiel ter hoogte van het slachthuis wordt weergegeven in Figuur 8-2. De opeenvolging van aquifers en aquitards ter hoogte van het studiegebied is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 8.1 Opbouw van de hydrogeologische lagen in de omgeving van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
Diepte (m) 0-7
HCOV
Hoofdeenheid
Subeenheid
0100
Quartaire Aquifer
Lid van Ursel Lid van Asse
7 - 19 19 - 68
0500 0600
Bartoon Aquitard Ledo Paniseliaan Aquifer
BOVA ENVIRO + nv
Zand van Wemmel Zand van Aalter
juni 2015
Hydrogeologische kenmerken goed doorlatend slecht doorlatend goed doorlatend
134
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
en/of Oedelem 68 - 81 81 - 100 100 - 227
0700 0800 0900
Paniseliaan Aquitard Ieperiaan Aquifer Ieperiaan Aquitard
matig doorlatend matig doorlatend slecht doorlatend
Het freatisch grondwater situeert zich in de zandige quartaire afzettingen die zich tussen 0 en ca. 7 m diepte bevinden. De gemiddelde diepte van de grondwatertafel ter hoogte van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is ca. 1 m-mv. Momenteel wordt er geen freatisch grondwater gewonnen bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV.
8.1.2.2 Grondwaterkwetsbaarheid Het terrein van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is niet gelegen in een waterwingebied of beschermingszone ervan. Het dichtste beschermingsgebied voor grondwaterwinning is gelegen op 2,5 km ten noordoosten van het projectgebied, nl. de beschermingszone Eeklo-Kaprijke. Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart (zieFiguur 8-1), is het projectgebied gelegen in een voor het grondwater zeer kwetsbaar gebied (code Ca1) omwille van de zandige watervoerende laag met een zandige deklaag van minder dan 5 m en een onverzadigde zone van 10 m of minder.
G. Van Landschoot & Zonen NV
Figuur 8-1 Uittreksel uit de grondwaterkwetsbaarheid in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: geopunt Vlaanderen)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
135
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-2 Geologisch profiel in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: DOV bodemverkenner)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
136
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.1.2.3 Grondwaterwinningen Binnen een straal van 2.000 m rond het bedrijf bevinden zich 48 vergunde grondwaterwinningen. De ligging van deze grondwaterwinningen is aangeduid op Figuur 8-3. Technische gegevens over deze winningen zijn opgenomen als bijlage 10. De winning van G. Van Landschoot & Zonen NV is nr. 1 op deze figuur. In Figuur 6-3 is de grondwaterwinningsput gesitueerd op het terrein van het slachthuis alsook de peilputten. N
[1]
[2]
Figuur 8-3 Aanduiding grondwaterwinningen in de buurt (straal 2.000 m) van G. Van Landschoot & Zonen NV - gele aanduiding(bron: dov.vlaanderen.be)
FREATISCH GRONDWATER In een straal van 2.000 m rond de winningsput van het slachthuis komen 11 ondiepe vergunde grondwaterwinningen voor (HCOV 0100 en 0160), met een totaal vergund jaardebiet van 67.245 m³/jaar. Bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV wordt geen freatisch grondwater gewonnen. DIEPER GRONDWATER Bij G. Van Landschoot & Zonen NV wordt grondwater gewonnen uit 1 put van ca. 35 m diep uit het Ledo Paniseliaan (code: HCOV 0600). Deze grondwaterlaag behoort tot het grondwaterlichaam CVS_0600_GWL_2 (Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem (gespannen) van het Centraal Vlaams Systeem). Het momenteel vergunde dag- en jaardebiet is respectievelijk maximaal 230 m³/dag en 69.000 m³/jaar. Van de grondwaterwinningen in een straal van 2.000 m rond de winning van het bedrijf onttrekken er nog 36 andere grondwater uit dezelfde hydrologische laag HCOV 0600. De dichtstbijgelegen grondwaterwinning in die laag bevindt zich op 833 m ten oosten van het bedrijf (exploitant: Indusign – nr. 2 op Figuur 8-3) en pompt water op vanop een diepte van 40 m-mv. Het totaal vergund jaardebiet van deze winningen in het Ledo Paniseliaan binnen een straal van 2.000 m,
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
137
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
is volgens de databank DOV gelijk aan 164.023 m³/jaar. Het momenteel vergunde debiet van G. Van Landschoot & Zonen NV bedraagt ongeveer 42% hiervan.
8.1.2.4 Grondwaterstanden en –stromingen FREATISCH GRONDWATER In Tabel 6.5 is de hemelwaterhuishouding gevoegd van het Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in de huidige situatie. In totaal is er een verharde oppervlakte van 22.942 m² (waarvan 2827 m² afwatert naar een groenzone), 10.532 m² is nog onverhard met mogelijkheid tot infiltratie van hemelwater. De bodem geeft reeds een indicatie van de grondwaterstanden. De bedrijfsgebouwen situeren zich op lemige zandbodems (Sep) en zandbodems (Zdh en Zep). De tweede letter geeft een indicatie van de drainageklasse (hier e en/of d). De aanwezige drainageklassen d een e duiden voor zandige bodems op een permanente grondwaterstand (GLG) van respectievelijk 120-150 cm-mv en 80-120 cm-mv en een hoogste grondwaterstand (GHG) van respectievelijk 20-50 cm-mv en < 20 cm-mv” (bron: code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen).
De peilmetingen uitgevoerd in het kader van het oriënterend bodemonderzoek van februari 2010 bevestigen deze grondwaterdiepte. De waarnemingen bij het bemonsteren van de peilbuizen worden weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 8.2 Terreinmetingen van de peilbuizen uit het bodemonderzoek van Technum NV (2010)
Aan de hand van de watertoetskaart infiltratiegevoelige bodem, kan indicatief worden nagegaan in welke mate er infiltratie van hemelwater naar grondwater mogelijk is. Het terrein en omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV ligt deels in infiltratiegevoelig en deels in niet-infiltratiegevoelig gebied, zoals af te leiden uit onderstaande figuur.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
138
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-4 Infiltratiegevoelige bodems in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV (bron: agiv)
Bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV worden de waterpeilen in de freatische put maandelijks opgemeten sedert mei 2014. De resultaten zijn in tabel 8 van deel 6 weergegeven. De waterpeilen in de freatische peilput 4 situeren zich tussen 1,32 en 0,9 m diepte ten opzichte van het referentiepunt en verschillen onderling maximaal 24 cm bij werking van de grondwaterwinning of in rust. De grondwaterstroming volgt over het algemeen het maaiveldverloop. Gezien de geringe topografische verschillen is een éénduidige freatische grondwaterstroming moeilijk te bepalen. Uit de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken kan op basis van peilmetingen een freatische grondwaterstroming afgeleid worden in zuidwestelijke richting. Onderstaande figuur toont de kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden in de omgeving van het slachthuis. Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is deels gelegen in zeer gevoelig gebied (type 1) en deels in matig gevoelig gebied (type 2) voor grondwaterstroming.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
139
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-5 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden in de omgeving van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
DIEPER GRONDWATER Bij Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV worden de waterpeilen maandelijks opgemeten in de waterwinningsput in werking en na minstens 24 uur rust. De resultaten voor het jaar 2013 tot en met december 2014 zijn in Tabel 6.8 weergegeven. Op basis van de beschikbare peilmetingen kan afgeleid worden dat de gemeten peilen in de winningsput en nabijgelegen peilput 2 nagenoeg gelijk zijn in rust en ca. 0,5 m verschillen bij werking. Het maximale verschil tussen peil in werking en peil in rust ter hoogte van de winningsput bedraagt 5,6 m. Het verschil in waterpeil tussen situatie in rust en situatie tijdens werking in de verder gelegen peilput 3 bedraagt gemiddeld ca. 30 cm en maximaal 78 cm. De stroming in de diepere lagen volgt meestal de helling van de laagafzettingen; in dit geval hellen de lagen in noordnoordoostelijke richting. 8.1.3
Analyse referentiesituatie
Naast het jaar 2013 wordt in de referentiesituatie ook 2014 bekeken, immers sinds mei 2014 is ook een freatische peilbuis (peilput 4) in gebruik.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
140
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.1.3.1 Grondwaterkwantiteit FREATISCH GRONDWATER Uit tabel 5 in deel 6 blijkt dat momenteel 40 % van het terrein infiltratie toelaat. Het terrein is anderzijds grotendeels gelegen in een niet-infiltratiegevoelig gebied, waardoor infiltratie hoe dan ook beperkt zou zijn, zodat kan geoordeeld worden dat de huidige verharding/bebouwing slechts een gering negatief effect (-) heeft op de grondwaterkwantiteit. DIEPER GRONDWATER In de loop van 2013 zijn heel wat besparende maatregelen uitgevoerd om recuperatiewater te hergebruiken i.p.v. grondwater. Er werd echter nog meer opgepompt dan de vergunde hoeveelheid van 69.000 m³/jaar, nl. 73.034 m³/jaar. Dit komt, rekening houdend met 260 werkdagen per jaar, overeen met 281 m³/dag. Op basis van de beschikbare peilmetingen, kan afgeleid worden dat de gemeten peilen ter hoogte van peilput 3 beperkt variëren tussen toestand in werking en toestand in rust (gemiddeld ca. 30 cm en maximaal 78 cm – zie §8.1.2.4 en Tabel 6.8). Aan de hand van de formule van Theis wordt berekend buiten welke invloedstraal na drie dagen pompen geen daling van de stijghoogte van meer dan 50 cm daling meer optreedt. Formule van Theis voor een winning van grondwater uit een gespannen watervoerende laag (cfr. Richtlijnenboek Water):
De aangepompte laag is afgesloten watervoerend, nl. zanden van Wemmel, Oedelem en Vlierzele. Deze laag komt voor tussen 19 en 68 m diepte, in de berekening wordt een gemiddelde dikte van 45m verondersteld. Voor de horizontale doorlatendheid Kh van de watervoerende zanden wordt een waarde van 7 m/dag aangenomen (Lebbe & Vandenbohede). De KD waarde bedraagt dan 45 m x 7 m/dag = 315 m²/dag. De specifieke elastische bergingscoëfficiënt Ss wordt bepaald volgens de formule van Van der Gun en is gelijk aan 0,000023297 voor een gemiddelde diepte d van 40 m. De afstand tussen peilbuis 3 (PB3) en de pompput bedraagt ca. 110m; uit bovenstaande berekening volgt dan dat ter hoogte van PB3 na 24u pompen aan 281 m³/dag een peilverlaging van ca. 30 cm te verwachten valt, wat goed overeenkomt met het gemiddeld peilverschil tussen de situatie in werking en in rust (zie hoger). Uit de berekeningen kan eveneens afgeleid worden dat voor een opgepompt debiet van 281 m³/dag, er na drie dagen pompen gemiddeld geen dalingen van meer dan 50 cm te verwachten vallen buiten een invloedstraal van 50 m. Constructies van derden en oppervlaktewateren in de omgeving van de BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
141
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
grondwateronttrekking worden bijgevolg niet beïnvloed. Er zijn geen waterwingebieden en beschermingszones in de onmiddellijke nabijheid die worden beïnvloed door de grondwateronttrekking. Enerzijds zijn de berekende en gemeten verlagingen op de perceelsgrens dus aanvaardbaar, anderzijds wordt wel een belangrijke hoeveelheid grondwater onttrokken door het slachthuis, nl. 44% van het totaal volume dat opgepompt wordt uit deze aquifer binnen een straal van 2000 m. Voor wat betreft de grondwaterkwantiteit van de diepere grondwaterlagen wordt de referentiesituatie dan ook beoordeeld als gering negatief (-) tot matig negatief (--). In de loop van 2014 is recuperatiewater gebruikt voor de condensors i.p.v. grondwater. Er werd uiteindelijk nog 64.478 m³/jaar opgepompt, dus een stuk onder de vergunde hoeveelheid van 69.000 m³/jaar. Dit komt, rekening houdend met 310 werkdagen per jaar (6 dagen slachtweek), overeen met ca 210 m³/dag. De afstand tussen peilbuis 3 (PB3) en de pompput bedraagt ca. 110m; uit bovenstaande berekening volgt dan dat ter hoogte van PB3 na 24u pompen aan 210 m³/dag een peilverlaging van ca. 22 cm te verwachten valt, wat goed overeenkomt met het gemiddeld peilverschil tussen de situatie in werking en in rust (zie hoger).
8.1.3.2 Grondwaterkwaliteit FREATISCH GRONDWATER Door de aanwezigheid van opslag van producten met gevaarlijke eigenschappen bestaat steeds een bepaald risico op verontreiniging. De opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt volgens VLAREM II en de nodige maatregelen zijn genomen om verontreiniging naar de bodem en grondwater te voorkomen. In 2000 en 2010 werd een oriënterend bodemonderzoek (OBO) uitgevoerd bij het bedrijf. Ter hoogte van de transformatorcabine werd in 2000 een overschrijding van de bodemsaneringsnorm voor zink in het grondwater vastgesteld. Gezien er geen verband kon worden gelegd tussen de door het slachthuis uitgeoefende activiteiten en deze verontreiniging en gezien zink van nature uit verhoogd kan worden aangetroffen in het grondwater, werd besloten dat het een historische verontreiniging betrof. Volgens het vernieuwde bodemdecreet van 2008 is er volgens de huidige bodemsaneringsnorm voor zink echter geen overschrijding meer. In het onderzoek van 2010 werden in deze zone dan ook geen overschrijdingen van de bodemsaneringsnorm vastgesteld. In 2010 werd er wel een lichte overschrijding van de bodemsaneringsnorm teruggevonden voor het zware metaal arseen. Deze verhoogde concentraties worden beschouwd als historische verontreiniging omdat geen verband wordt gezien tussen de verontreiniging en de activiteiten die plaatsgrijpen op het terrein en arseen van nature in het grondwater verhoogd kan zijn. Bovendien werd in het vorige onderzoek (2000) op 2 plaatsen reeds een verhoging van de concentraties arseen in het grondwater vastgesteld. Een overschrijding van de richtwaarde kon worden vastgesteld voor tolueen in het grondwater. Deze verhoogde concentraties worden eveneens beschouwd als historische verontreiniging. Een beschrijvend bodemonderzoek werd niet noodzakelijk geacht. Bijgevolg kan de impact van de bestaande activiteiten van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV op de grondwaterkwaliteit als neutraal worden beschouwd (score 0).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
142
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
DIEPER GRONDWATER In Tabel 6.7 worden de analyseresultaten van het grondwater voor de jaren 2010, 2011 en de referentiejaren 2013/2014 weergegeven. De resultaten worden vergeleken met de VLAREMkwaliteitsnormen voor grondwater en de achtergrondniveaus voor het specifieke grondwaterlichaam. De kwaliteitsgegevens worden getoetst aan de geldende kwaliteitsdoelstellingen. Een mogelijk toepasbaar beoordelingskader is als volgt : - > 5% overschrijding/afwijking van de milieukwaliteitsnorm voor grondwater: significant negatief effect (--) - > 3% en < 5% overschrijding/afwijking van de milieukwaliteitsnorm voor grondwater: beperkt negatief (-) - < 3% van overschrijding/afwijking van milieukwaliteitsnorm voor grondwater: verwaarloosbaar of afwezig effect (0)
Als milieukwaliteitsnormen voor de beoordeling van de chemische toestand van grondwater gelden de minst strenge van de volgende richtwaarden:
De grondwaterkwaliteitsnormen, vermeld in artikel 1 van bijlage 2.4.1. van VLAREM II; De achtergrondniveaus, eigen aan het grondwaterlichaam en niet beïnvloed door lozingen, vermeld in artikel 2 van bijlage 2.4.1. van VLAREM II.
Drempelwaarden worden per grondwaterlichaam zodanig vastgesteld dat, als de meetresultaten in een representatief meetpunt de drempelwaarden overschrijden, dat wijst op een risico dat er niet is voldaan aan een of meer van de voorwaarden voor een goede chemische toestand van het grondwaterlichaam. Uit de vergelijking van de analyseresultaten met de kwaliteitsnormen (Tabel 6.7 ) kan afgeleid worden dat het grondwater hogere waarden vertoont inzake kalium en ammonium. In het grondwater komen reeds van nature hogere concentraties aan ammonium voor, waardoor hiervoor de milieukwaliteitsnorm niet wordt overschreden. Kalium vertoont een matige verhoging ten opzichte van het achtergrondniveau eigen aan het grondwaterlichaam. Verder wijzen de resultaten op een zeer goede waterkwaliteit. Er zijn bijgevolg geen effecten door de grondwaterwinning op de grondwaterkwaliteit (0).
8.1.4
Beschrijving toekomstige situatie
In het kader de beoogde uitbreiding van de slachtcapaciteit, voorziet slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV de bestaande grondwaterwinningsput verder te gebruiken. Omwille van het inmiddels gewijzigd slachtregime in 2014 (6 dagen in plaats van 5 dagen of ca. 310 werkdagen per jaar) en de beoogde stijging van de slachtcapaciteit wenst het bedrijf - naast bijkomend gebruik van 3 recuperatiewater - ook de grondwaterhoeveelheid op te trekken, nl. tot 87.000 m /jaar of 134 l/geslacht varken. Dit komt in de toekomst overeen met een grondwaterverbruik van ongeveer 281 m³/dag bij 6-dagen week. Zoals af te leiden uit Tabel 1 van deel 6, bedroeg in het referentiejaar 2013 het grondwaterverbruik 139 l/varken en 281 m³/dag en in 2014 het grondwaterverbruik 123 l/varken en 208 m³/dag gezien de overschakeling op recuperatiewater voor de condensors.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
143
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
In de geplande situatie wordt bijkomende verharding voorzien en een bijkomende koelruimte. Voor de geplande infrastructuurwerken, zoals de asfaltering van de toegangsweg, de betonnering van een nog onverhard stuk ter hoogte van de nieuwe weegbrug, de bouw van een bijkomende koelruimte zijn geen bemalingen/draineringen voorzien.
8.1.5
Effectvoorspelling en -beoordeling toekomstige situatie
8.1.5.1 Grondwaterstandswijzigingen FREATISCH GRONDWATER Uit Tabel 6.6 blijkt dat in de geplande situatie bijkomend 3421 m 2 van het terrein verhard wordt (deels afwaterend naar de groenzone) waardoor er minder aanrijking van de grondwatertafel met hemelwater optreedt, zijnde 10% van de totale terreinoppervlakte zodat ca 67% van het terrein geen infiltratie meer toelaat van het hemelwater. In de referentiesituatie was dit nog 60 % van de terreinoppervlakte. Het terrein is anderzijds wel deels gelegen in een niet-infiltratiegevoelig gebied, waardoor infiltratie hoe dan ook beperkt zou zijn, zodat kan geoordeeld worden dat de verharding/bebouwing in de toekomstige situatie nog steeds een gering negatief effect (-) heeft op de grondwaterkwantiteit. Het water dat niet meer infiltreert zal worden opgevangen en gebruikt in combinatie met recuperatiewater voor de condensors. De geplande infrastructuurwerken omvatten geen aanleg van ondergrondse constructies. Er wordt dan ook geen effect op de freatische grondwaterstroming verwacht (0). Ook tijdens de uitvoering van de infrastructuurwerken worden geen belangrijke milieueffecten verwacht. Aangezien geen bemaling noodzakelijk is, wordt geen wijziging van de grondwatertafel verwacht. DIEPER GRONDWATER Met behulp van de formule van Theis, en dezelfde geohydrologische karakteristieken als gehanteerd bij de berekening in §8.1.3.1 wordt een inschatting gemaakt van de grondwaterverlaging bij gewijzigd onttrekkingsdebiet. Dit levert volgende resultaten: - Aangezien bijkomend toepassingen van recuperatiewater nog in onderzoeksfase zijn, wordt uitgegaan van worst case waarbij het opgepompte dagdebiet 281 m³/dag bedraagt zoals in 2013, waardoor de verwachte peildaling ter hoogte van PB3 (perceelsgrens) ca. 30 cm bedraagt - De invloedstraal waarbuiten na drie dagen pompen geen daling van de stijghoogte van meer dan 50 cm optreedt, blijft bijgevolg ca. 50m - Na een periode van 6 dagen continu pompen aan 281 m³/dag voorspelt de formule van Theis een grondwaterverlaging ter hoogte van PB3 van ca. 42 cm. Na een periode van 5 dagen continu pompen aan 281 m³/dag (situatie 2013) voorspelt de formule van Theis een grondwaterverlaging ca. 41 cm. Na een periode van 6 dagen continu pompen aan 210 m³/dag (situatie 2014) werd een verlaging van 31 cm voorspeld. Door de verhoging van het jaarlijks onttrekkingsdebiet zal een groter volume aan diep grondwater opgepompt worden, wat in de referentiesituatie al een aanzienlijke hoeveelheid betrof. Anderzijds kan uit bovenstaande berekening gesteld worden dat het effect van deze verhoging op de grondwaterpeilen gering tot verwaarloosbaar is. BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
144
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Voor wat betreft de grondwaterkwantiteit van de diepere grondwaterlagen wordt de toekomstige situatie dan ook beoordeeld als gering negatief (-) tot matig negatief (--), wat overeenkomt met de referentiesituatie.
8.1.5.2 Wijziging van de grondwaterkwaliteit FREATISCH GRONDWATER Een mogelijke bron van grondwaterverontreiniging door de bedrijfs- en randactiviteiten bestaat uit het morsen van oliën, vetten, brandstoffen, bouwchemicaliën enz., die worden gebruikt voor toepassingen in het bedrijf of voor het machinepark dat gebruikt zal worden om de extra opslagtanks te plaatsen. Hiertoe dienen de in de technische uitvoeringsdossiers standaard effectreducerende maatregelen te worden voorzien, zoals inkuiping van opslagplaatsen voor brandstoffen, oliën en chemicaliën, overeenkomstig de vigerende wetgeving. Alle potentiële verontreinigingsbronnen en –locaties worden overeenkomstig de vigerende wetgeving ingekuipt of gebetonneerd waardoor de impact op de grondwaterkwaliteit bij calamiteiten tot een minimum gereduceerd wordt. Indien er zich calamiteiten voordoen worden de effecten dan ook als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. Ook tijdens de uitvoering van de infrastructuurwerken worden geen belangrijke milieueffecten verwacht. Tijdens de werkzaamheden zullen alle maatregelen getroffen worden om grondwaterverontreiniging te gevolge van calamiteiten, zoals bv. lekkende tanks, lekkende machines, onzorgvuldig tanken van graafmachines, …te vermijden. Indien er zich toch dergelijke calamiteiten voordoen, worden onmiddellijk de nodige maatregelen genomen om de verontreiniging te beperken en verwijderen - het risico op grondwaterverontreiniging wordt dan ook slechts als beperkt negatief (-) beoordeeld. DIEPER GRONDWATER De voorspelde maximale grondwaterverlaging ter hoogte van de perceelsgrens in de geplande situatie (worst case) blijft gelijk t.o.v. de referentiesituatie, wat betekent dat de maximale afpompingskegel gelijk blijft. Hierdoor kan aangenomen worden dat geen bijkomende grondwaterstroming veroorzaakt wordt en dus ook geen bijkomende componenten uit de omgeving aangetrokken zullen worden. Er kan dus aangenomen worden dat de kwaliteit van het opgepompte grondwater gelijk zal blijven aan de huidige kwaliteit. 8.1.6
Milderende maatregelen
Voor de bescherming van het freatische grondwater op het bedrijfsterrein dienen de klassieke veiligheidsmaatregelen toegepast te worden (morsen vermijden, indien nodig werken met opvangbakken, op vloeistofdichte vloeren, regelmatige controle van ondergrondse leidingstraten – en/of goten), overeenkomstig de vigerende wetgeving. Bijkomende milderende maatregelen lijken niet noodzakelijk en worden niet voorzien.
8.1.7
Monitoring en evaluatie
Er dienen maandelijks grondwaterstandsmetingen te gebeuren in de winningsput en alle aanwezige peilbuizen en dit zowel in werking als in rust. BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
145
Definitief MER
8.1.8
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Bespreking van de milieu-impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s
Niet van toepassing
8.1.9
Leemten in de kennis
Resultaten van de lopende studie inzake bijkomende toepassing voor recuperatiewater, zoals voorreiniging wachtruimten en beneveling,…
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
146
Definitief MER
8.2
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Discipline ‘Oppervlaktewater’
8.2.1
Afbakening en beschrijving studiegebied
Het studiegebied reikt tot het oppervlaktewater waarvan de kwaliteit en kwantiteit uiteindelijk kan worden beïnvloed door de lozing van (afval)water van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV.
8.2.2
Beschrijving referentiesituatie
In deel 4 is een beschrijving opgenomen van de waterzuiveringsinstallatie van het slachthuis. In deel 6 is een beschrijving opgenomen van de waterhuishouding van het bedrijf, met de uiteindelijk geloosde hoeveelheden (afval)water en de beschikbare emissiegegevens.
8.2.2.1 Hydrografische situering Het afvalwater van G. Van Landschoot & Zonen NV en een deel van het hemelwater wordt geloosd in de Beke (waterloop O433), welke uitmondt in het Afleidingskanaal van de Leie (Schipdonkkanaal). Ter hoogte van het slachthuis is de Beke een onbevaarbare waterloop van de tweede categorie. Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is volgens de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA) gelegen in het bekken Brugse polders. De oppervlaktewateren in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV zijn weergegeven in Figuur 8-6. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de waterlopen die deel uitmaken van het studiegebied. de De omliggende gronden en het bedrijfsterrein wateren af naar de Beke (2 categorie) die uitmondt in de bevaarbare waterloop Afleidingskanaal van de Leie (Schipdonkkanaal). De kwaliteitsdoelstelling van deze oppervlaktewateren is basiskwaliteit. Tabel 8.3 Waterlopen in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV
naam
beheerder
categorie de
Beke Provincie Oost-Vlaanderen 2 categorie Afleidingskanaal van de Leie Waterwegen en Zeekanaal NV bevaarbaar (Schipdonkkanaal) – Afdeling Bovenschelde
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
147
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Schipdonkkanaal
Beke
Figuur 8-6 Situering oppervlaktewateren in de omgeving van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV op Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA) (bron: agiv, geraadpleegd op 12/11/2014)
8.2.2.2 Waterregime (reliëf, topografie, overstromingsgebieden) Het deelbekken van de Ede maakt deel uit van het bekken van de Brugse Polders en vormt hierin een aparte entiteit. Het deelbekken van de Ede bevindt zich grotendeels op het grondgebied van de gemeente Maldegem. Andere gemeenten die deel uitmaken van het deelbekken zijn Beernem, Eeklo, Knesselare en Sint-Laureins. Debietsgegevens betreffende de ontvangende waterlopen zijn niet beschikbaar. Op de VMM meetpunten op de Beke in de directe omgeving van het slachthuis wordt geen debiet gemeten.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
148
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
VMM heeft op basis van de oppervlakte die afstroomt naar het gevraagde punt, een inschatting kunnen maken op basis van meetgegevens van een naburig stroomgebied, nl. de Ede in Maldegem. Voor de waterloop Beke kunnen bijgevolg volgende berekende debietgegevens gebruikt worden: Gemiddeld debiet = 0,05 m³/sec of 180 m³/uur Laagwaterafvoerdebiet = 0,01 m³/sec of 36 m³/uur Hierbij werd rekening gehouden met het worst-case scenario, gezien het gebrek aan gegevens in het gebied en de bijhorende onzekerheid op de resultaten. 3 Het Afleidingskanaal van de Leie heeft een laagwaterafvoerdebiet van 0,557 m /sec, een 3 gemiddeld debiet van 5.419 m /sec (bron: waterinfo.be, meetpunt Zomergem). In het kader van het Integraal Waterbeheer werden een aantal risicogebieden voor overstromingen afgebakend. Het slachthuis ligt volgens de watertoetskaart gedeeltelijk in mogelijk overstromingsgevoelig gebied (zie Figuur 8 in hoofdstuk 3). Het dichtstbijzijnde effectief overstromingsgevoelig gebied is gelegen ten zuiden van het slachthuis en de Beke. Volgens de overstromingskaart (zie Figuur 9 in hoofdstuk 3) is het projectgebied deels van nature overstroombaar vanuit de waterloop. Ten zuiden van het slachthuis bevindt zich een recent overstroomd gebied, dat onder water komt indien het water in het Schipdonkkanaal te hoog staat en de Beke (waterloopnummer O433) niet meer kan lozen op het Schipdonkkanaal.
8.2.2.3 Riolering Het projectgebied is volgens het zoneringsplan van de VMM gelegen in centraal gebied, dit betekent in de straat afvalwaterriolering aanwezig die verbonden is met een operationele waterzuiveringsinstallatie.
Figuur 8-7 Zoneringsplan in de omgeving van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV (bron : geoloket.vmm.be)
Het huishoudelijk afvalwater dat niet gezuiverd wordt in de waterzuivering van het slachthuis, wordt geloosd op de openbare riolering van de Prins Boudewijnlaan.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
149
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.2.2.4 Kwaliteitsgegegevens van het oppervlaktewater Met ingang van de nieuwe milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, wordt een typologie aan wateren toegekend. Aan de Beke werd geen type toegekend, zodat deze beschouwd kan worden als type kleine beek. Het Afleidingskanaal van de Leie wordt beschouwd als type grote rivier. De beschrijving van de huidige kwaliteit van de oppervlaktewateren kan gebeuren aan de hand van de analyseresultaten van het immissiemeetnet van de VMM. Voor de beschrijving van de kwaliteit van de waterlopen wordt een onderscheid gemaakt tussen de fysicochemische waterkwaliteit op basis van de Prati-index voor opgeloste zuurstof of een analyse van de fysicochemische parameters, de structuurkwaliteit met een beoordeling gaande van zeer zwakke tot zeer waardevolle structuurkenmerken (Nagels et.al.) en de biologische waterkwaliteit volgens de methode van de Belgische Biotische Index. Het oppervlaktewater en de bijhorende meetpunten in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV zijn weergegeven in onderstaande figuur. Het dichtst bijgelegen meetpunt van de VMM voor de fysicochemische waterkwaliteit is stroomafwaarts op de Beke meetpunt nr. 764810 (Maldegem, Oude Weg, tussen wei en bos) en stroomopwaarts op de Beke meetpunt nr. 764812 (Maldegem, Zijweg Hillestraat, Ruiterij Ter Heule). Voor de biologische waterkwaliteit zijn er twee meetpunten beschikbaar stroomafwaarts op de Beke meetpunt nr. 764800 en 764802 en één meetpunt op het Afleidingskanaal van de Leie meetpunt nr. 766500.
766500
764800 764812 764802
764810
Figuur 8-8 Situering projectgebied ten opzichte van waterlopen met aanduiding meetpunten inzake kwaliteit (bron : geoloket.vmm.be)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
150
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.4 Overzicht meetpunten immissiemeetnet VMM in omgeving van het projectgebied
meetpunt oppervlaktewater 764812 764810 764802 764800
ligging Zijweg Hillestraat, Ruiterij Ter Heule - Maldegem Oude Weg, tussen wei en bos - Maldegem Lijsterlaan, Adegem - Maldegem Loskaai, Adegem - Maldegem
766500
Vaartkant, Adegem, Balgerhoeke - Maldegem
waterloop Beke Beke Beke Beke Afleidingskanaal van de Leie
FYSICOCHEMISCHE WATERKWALITEIT In de meetpunten 764800 en 764802, stroomafwaarts van het slachthuis, zijn geen recente analyseresultaten beschikbaar. Voor het meetpunt 764800 dateert de laatste analyse van 2007. In 2010 werden nog analyses uitgevoerd in het meetpunt 764802. Voor de meetpunten 764812 (stroomopwaarts) en 764810 (stroomafwaarts) op de Beke zijn analyses beschikbaar voor het jaar 2012. In onderstaande tabel zijn de analyseresultaten weergegeven van de meetpunten op de Beke, stroomop- en afwaarts van het projectgebied.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
151
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.5 Fysicochemische waterkwaliteit Beke voor het jaar 2012, stroomop- en afwaarts van het projectgebied (bron: www.vmm.be)
symbool
eenheid
T pH O2 O2 verz EC 20 ClBZV5 CZV KjN NO3Nt Pt oPO4 SO4= ZS
°C mg/L % µS/cm mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgN/L mgN/L mgP/L mgP/L mg/L mg/L
BOVA ENVIRO + nv
meetpunt 764812,stroomopwaarts waarde cfr. gemiddelde maximum norm 12,02 17,30 17,30 7,62 7,80 5,00 7,18 8,90 78 65,17 78 748,5 567,50 750 37 59 52,5 3,17 5 4,5 51 39,83 57 2,22 4,30 3,46 3,82 5,60 5,5 6,125 6,44 8,50 0,42 0,38 0,90 0,14 0,14 0,17 68,17 101 68,17 14,97 41 32
juni 2015
meetpunt 764810, stroomafwaarts gemiddelde
maximum
waarde cfr. norm
norm(toetstingswijze)
11,60 7,60 5,35 46,83 673 55 4,67 60,50 4,03 3,02 7,13 1,73 0,52 64,83 36,57
17,70 7,70 7,80 59 873 87 10 95 5,40 5 7,80 5,80 1,80 85 78
17,70 3,4 59 818 73,5 9 77,5 5,15 4,55 6,9 2,2 0,52 64,83 64
25 (max) 6,5 - 8,5 6 (10-perc) 120 (max) 600 (90-perc) 120 (90-perc) 6 (90-perc) 30 (90-perc) 6 (90-perc) 10 (90-perc) 4 (zomerhalfj) 0,14 (zomerhalfj) 0,10 (gem) 90 (gem) 50 (90-perc)
152
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
In 2012 waren er stroomopwaarts gemiddeld overschrijdingen voor zuurstof, CZV, totale stikstof, totale fosfor, orthofosfaat en geleidbaarheid. Stroomafwaarts van het slachthuis worden deze overschrijdingen voor geleidbaarheid, CZV, totale stikstof, totale fosfor en orthofosfaat gemiddeld nog groter. Bijkomend is er stroomafwaarts nog een overschrijding van de zwevende stoffen en BZV. De Beke mondt uiteindelijk uit in het Schipdonkkanaal. In meetpunt 766500 werden in 2010 analyses uitgevoerd (zie onderstaande tabel). Tabel 8.6 Fysicochemische waterkwaliteit Afleidingskanaal van de Leie voor het jaar 2010, stroomafwaarts van het projectgebied (bron: www.vmm.be)
meetpunt 766500 symbool
eenheid
gemiddelde
maximum
T pH O2 O2 verz EC 20 ClBZV5 CZV KjN NO3Nt
°C mg/L % µS/cm mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgN/L mgN/L
11,79 7,84 8,58 79,42 809,83 82,92 3,25 34,67 2,85 4,17
23,50 8,40 12,60 133,00 955,00 130,00 6,00 92,00 4,70 7,80
-
-
waarde cfr. norm 23,50 5,33 133,00 914,10 121,30 5,00 37,90 4,58 6,93 -
Pt
mgP/L
0,58
2,30
0,60
oPO4 SO4= ZS
mgP/L mg/L mg/L
0,34 51,58
0,52 394,00
0,34 64,85
norm (toetsingswijze) 25 (max) 6,5 - 8,5 6 (10-perc) 120 (max) 1000 (90-perc) 200 (90-perc) 6 (90-perc) 30 (90-perc) 6 (90-perc) 5,65 (90-perc) 2,5 (zomerhalfj) 0,14 (zomerhalfj) 0,14 (gem) 150 (gem) 50 (90-perc)
Uit de analyseresultaten blijkt dat er in 2010 overschrijdingen waren voor zuurstof, CZV, nitraat, Pt, orthofosfaat en zwevende stoffen. Totale stikstof en sulfaten werden niet gemeten. Voor de beschrijving van de fysicochemische waterkwaliteit wordt ook gebruik gemaakt van de Pratiindex voor zuurstofverzadiging (PIO). Deze index wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging en geeft een graad van zuiverheid aan het water. Deze index krijgt een slechte score bij lage zuurstofconcentraties, maar ook bij oververzadiging; die treedt immers op bij eutrofiëring, een verschijnsel dat de kwaliteit aantast. De indeling van de index is gegeven in onderstaande tabel. Tabel 8.7 Indeling zuurstof Prati-index
Basis-Prati-index
klasse
omschrijving
0-1
1
niet verontreinigd
>1-2
2
aanvaardbaar
>2-4
3
matig verontreinigd
>4-8
4
verontreinigd
>8-16
5
zwaar verontreinigd
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
153
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Onderstaande tabel geeft de meetresultaten van de Prati-index voor zuurstofverzadiging weer van de VMM-meetpunten oppervlaktewaterkwaliteit op de waterloop Beke in de omgeving van het projectgebied.
-
-
-
-
-
766500
-
-
-
-
-
-
2010
764802
4,52 4,57 4,89 2,78
2009
6
2008
5,87
2007
1994
1993
1991
764800
meetpunt
1992
1990
Tabel 8.8 Prati-index voor zuurstofverzadiging in de meetpunten in de omgeving van het projectgebied
-
-
-
-
-
3,31
3,67 3,09 2,75 2,31
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat vanaf 2007 in het meetpunt 764800 een matig verontreinigde waterkwaliteit kan worden teruggevonden. Ook voor de andere meetpunten is er een matig verontreinigde waterkwaliteit. BIOLOGISCHE WATERKWALITEIT Voor het bepalen van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de methode van de Belgische Biotische Index (B.B.I.). Hier wordt een waarde toegekend, afhankelijk van het aantal macro-invertebraten in het water. De indeling wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 8.9 Indeling Belgische Biotische Index
Belgische Biotische Index
klasse
omschrijving
10-9
I
weinig tot niet-verontreinigd, zeer goede kwaliteit
8-7
II
weinig verontreinigd, goede kwaliteit
6-5
III
verontreinigd, matige kwaliteit
4-3
IV
zwaar verontreinigd, slechte kwaliteit
2-1
V
zeer zwaar verontreinigd, zeer slechte kwaliteit
0
VI
uiterst slechte kwaliteit
Aangezien enkel meetpunten stroomafwaarts ter beschikking zijn welke zich op relatief grote afstand bevinden van het bedrijf met daartussen mogelijks ongezuiverde lozingen van afvalwater van woningen, wordt dit niet verder besproken. W ATERBODEM In de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV werd op geen enkel punt de waterbodem bemonsterd. ECOLOGISCHE STRUCTUURKENMERKEN De ontvangende waterloop heeft een matige structuurkwaliteit en bestaat voornamelijk uit ruige oevers met wat bomen, grassen en uitmonding van buizen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
154
Definitief MER
8.2.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Analyse referentiesituatie
Aangezien in 2013-2014 aanpassingen/uitbreidingen aan de waterzuiveringsinstallatie werden aangebracht in samenwerking met TREVI NV in kader van het hergebruik van het gezuiverde water, wordt in de referentiesituatie naast het jaar 2013, ook het jaar 2014 in beschouwing genomen.
8.2.3.1 Met betrekking tot rationeel watergebruik Inzake watergebruik kan worden nagegaan of er sprake is van overmatig waterverbruik t.o.v. de theoretische behoefte (BBT). - Indien het werkelijk verbruik < of = aan de theoretische waterbehoefte: geen of verwaarloosbaar effect (0) - Indien werkelijk verbruik > theoretische waterbehoefte, maar < 10 % van de theoretische waterbehoefte: gering negatief effect (-1) - Werkelijk verbruik tussen 10 % à 30 % van de theoretische waterbehoefte: matig negatief effect (-2) - Werkelijk verbruik > 30 % van de theoretische waterbehoefte: significant negatief effect (-3) In tweede instantie kan worden nagegaan welke bronnen er worden gebruikt. Het hoogwaardig waterverbruik (zie Tabel 6.1) ligt een stuk onder de waarde die vermeld is in de BBT -studie nl. 160 l/varken en bijkomend 30 l/varken bij een darmwasserij. Dit kan bijgevolg als matig positief worden beoordeeld (score ++). Het totaal waterverbruik is eveneens een stuk lager dan vermeld in BBT, nl. 275 l/varken. Dit kan bijgevolg ook als matig positief worden beoordeeld (score ++). De varkens worden niet gewassen alvorens te broeien (zoals vermeld in BBT). In 2013 bedroeg het aandeel recuperatiewater ca. 8% van het totale waterverbruik, in 2014 maakte het recuperatiewater ondertussen 17% uit van het totale waterverbruik binnen het slachthuis.
8.2.3.2 Met betrekking tot waterhuishouding VERGELIJKING VAN DE GELOOSDE DEBIETEN MET DE VERGUNDE DEBIETEN G. Van Landschoot & Zonen NV is vergund voor het lozen van bedrijfsafvalwater, na behandeling in een eigen waterzuiveringsinstallatie, in oppervlaktewater met een debiet van maximum 69.000 3 3 3 m /jaar, 230 m /dag en 25 m /uur. Aangezien de debietsregistraties van het geloosde afvalwater tot in 2013 niet betrouwbaar zijn (in het verleden werden inbreuken op de debietsregistraties vastgesteld), is het niet mogelijk om éénduidig te bepalen of het slachthuis in 2013 voldoet aan de vergunningsvoorwaarde. Het geloosde jaardebiet van 2013 toont wel een sterke afname t.o.v. 2012, dit omwille van het hoger hergebruik van recuperatiewater. Sinds begin maart 2014 zijn er debieten beschikbaar met de nieuwe meetgoot. In de periode van 6/03/2014 tot en met 6/01/2015 bedroeg de geloosde hoeveelheid afvalwater 40.416 m3. Zoals berekend in deel 6, bedroeg de totale geloosde hoeveelheid in 2014 uiteindelijk nog 50.991 m3, welke een stuk lager ligt dan de vergunde hoeveelheid. Dit kan bijgevolg als gering positief worden beoordeeld (score +). Anderzijds blijkt uit de geregistreerde dagdebieten in 2014 (zie bijlage 7), dat de geloosde hoeveelheid afvalwater per dag een aantal keren het maximumdebiet van 230 m3/dag
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
155
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
overschreed, wat bijgevolg als gering negatief wordt beoordeeld (score -). Het gemiddeld geloosd dagdebiet bedraagt ca. 140 m3/dag. VERGELIJKING GELOOSDE AFVALWATERHOEVEELHEID PER TON GESLACHT GEWICHT Uit Tabel 6.13 blijkt dat in 2013 ongeveer 152 l afvalwater/varken werd geloosd of 1,55 m 3/ton geslacht gewicht. In 2014 bedroeg de hoeveelheid geloosd afvalwater respectievelijk 98 l/varken of 0,996 m3/ton geslacht gewicht. In de BBT van de slachthuizen wordt de hoeveelheid afvalwater die vrijkomt bij het slachten van een varken geschat op 100-300 l. Bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen ligt de hoeveelheid effluent per varken in 2013 ergens tussenin, in 2014 benadert de hoeveelheid het minimum van de BBT. Tot eind 2009 waren de sectorale lozingsnormen voor de lozing van afvalwater van varkensslachthuizen gelinkt aan een referentievolume van 7,5 m3 effluent/ton karkas. Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de berekende specifiek geloosde afvalwaterhoeveelheid bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in 2013 een factor 5 lager ligt, in 2014 zelfs een factor 7,5, wat bijgevolg als gering tot matig positief kan worden beoordeeld (score + tot ++). OVERSTROMINGSRISICO’S EN INVLOED OP DE OMGEVENDE WATERLOPEN Op basis van de oppervlakte die afstroomt naar het gevraagde punt en meetgegevens van een naburig stroomgebied, heeft de VMM een inschatting kunnen maken van de debieten van de ontvangende waterloop Beke. Het gemiddelde debiet bedraagt 0,05 m³/s of 180 m³/uur. Het gemodelleerde maximum debiet van de Beke bedraagt 1,16 m³/s en het hoogwaterdebiet 0,14 m³/s. 3 Het gemiddeld geloosd dagdebiet gezuiverd afvalwater bedraagt 140 m /dag, zijnde een verhouding van 0,01 ten opzichte van het hoogwaterdebiet van 504 m³/uur of 12.100 m³/dag. Op basis hiervan kan geoordeeld worden dat er verwaarloosbare impact (score 0) te verwachten is van de lozing van het afvalwater op het afvoergedrag van de ontvangende waterloop. Naast de lozing van het bedrijfsafvalwater, wordt eveneens de impact van de lozing van het hemelwater afkomstig van het huidig terrein van het bedrijf getoetst aan de algemene voorwaarden uit VLAREM II inzake de afvoer van niet-verontreinigd hemelwater. Voor de afvoer ervan moet de voorkeur gegeven worden aan de afvoerwijzen zoals hierna in afnemende graad van prioriteit vermeld: - opvang voor hergebruik - infiltratie op eigen terrein - buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater - lozing in de regenwaterafvoerleiding in de straat In de referentiesituatie wordt - zoals af te leiden uit Tabel 6.5 - 40 % van het hemelwater geïnfiltreerd, 16,6 % van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd naar de riolering vooraan het terrein en 43,5 % vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater, na buffering in waterputten met een totale 3 opvangcapaciteit van 135 m . Een deel van het hemelwater wordt hergebruikt in de sanitaire installaties achteraan het terrein (via opvangput van 150 m³ onder de wachtruimte ) en onrechtstreeks als een deel van het recuperatiewater (regenval in open biologie). Globaal kan deze lozingssituatie als gering negatief (score -) beschouwd worden, gezien in het studiegebied zich enkele mogelijks overstroombare gebieden vanuit de waterloop bevinden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
156
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.2.3.3 Met betrekking tot de structuurkwaliteit van de waterlichamen Ter hoogte van de lozingspunten van het hemelwater en het bedrijfsafvalwater, is er een matige structuurkwaliteit die door de aanwezigheid van de lozingsbuizen wordt bestendigd. Met andere woorden het effect in de referentiesituatie is neutraal te noemen (score 0).
8.2.3.4 Met betrekking tot de verwijderingsrendementen en lozingsnormen VERWIJDERINGSRENDEMENT Van de bedrijfseigen waterzuiveringsinstallatie wordt het zuiveringsrendement berekend voor de jaren 2013 en 2014 en getoetst aan de minimumverminderingen ten opzichte van de influentbelasting welke opgenomen zijn in VLAREM voor onder meer de vleesindustrie met een hoge biologische afbreekbare organische belasting van tenminste 4000 ie.. Volgende minimumverminderingen tov de influentbelasting dienen te worden nageleefd: - BZV : 90 % - CZV : 75% - zwevende stoffen : 90 % - totaal fosfor : 80 %. - totaal stikstof : 80 % Op basis van de gemiddelde analyseresultaten van het influent in 2014 (zie Tabel 6.9) kunnen de vuilvrachten berekend worden voor de verschillende parameters, ter evaluatie van het zuiveringsrendement van de aanwezige waterzuiveringsinstallatie. v rachtin,0 Q0 * C0
met
Q0 = influent debiet (m3/week) C0 = influent concentratie (mg/l) In onderstaande tabel zijn de bekomen resultaten weergegeven, waarbij dient opgemerkt dat de berekening gebeurde met de minst goede resultaten (periode jan-aug 2014). Tabel 8.10 Berekende gemiddelde vuilvrachten van het influent en effluent en verwijderingsrendement van de waterzuivering jan-aug 2014 (bron debiet influent : budgetraming WZI Trevi, juli 2014)
parameter
Qo
Co
CZV ZS Nt Pt
1500 1500 1500 1500
3948 1305 411 54
parameter
Q
C
CZV ZS Nt Pt
980 980 980 980
92,21 25,41 28,5 2,09
vracht influent (kg/week) 5,9 1,96 0,62 0,081 vracht effluent (kg/week) 0,090 0,025 0,028 0,002
verwijderingsrendement (%) 98,5 98,7 95,5 97,5
Op basis van de bekomen resultaten kan geoordeeld worden dat voldaan wordt aan de opgelegde voorwaarde in VLAREM II inzake verwijderingsrendement voor de parameters CZV, zwevende stoffen, totaal stikstof en totaal fosfor. Dit kan bijgevolg als gering tot matig positief worden beoordeeld (score + tot ++).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
157
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
LOZINGSNORMEN Voor de rechtstreekse lozing in oppervlaktewater wordt de kwaliteit van het afvalwater getoetst aan de van toepassing zijnde lozingsnormen voor oppervlaktewater. De lozingsnormen waaraan het bedrijf dient te voldoen zijn de algemene (Subafdeling 4.2.2.1 van Vlarem II) en de sectorale lozingsnormen voor oppervlaktewater uit bijlage 5.3.2. van VLAREM II, sector 37° slachthuizen (overige). Bovendien gelden ook de huidige bijzondere lozingsnormen opgenomen in de vergunning. Analyseresultaten van het bedrijf i.k.v. heffingscampagne en resultaten van TREVI kunnen in deel 6 worden teruggevonden. In onderstaande tabel zijn de sectorale lozingsnormen opgenomen, welke van toepassing zijn op het slachthuis, alsook de bijzondere lozingsnormen en de basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater. Tabel 8.11 Lozingsnormen van toepassing op geloosd afvalwater van G. Van Landschoot & Zonen NV Parameters in mg/l tenzij anders vermeld Ondergrens pH (Sörensen) Bovengrens pH (Sörensen) Temperatuur (°C) Zwevende stoffen Bezinkbare stoffen (ml/l) Perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen Som van anionische, niet-ionogene en kationische oppervlakte-actieve stoffen Olie en vet BZV (mg O2/l) CZV (mg O2/l) Chlorides Totaal fosfor
Bijzondere lozingsnormen (vergund op dd. 04/02/1999)
Bijzondere lozingsnormen (vergund op dd. 26/02/2015)
Sectorale lozingsnormen (vanaf 1/01/2010)
MKN (toetsingswijze)
6,5
6,5
9,0
8,5
30,0 60,0
25 (max) 50 (90-perc)
0,50
-
5,0
-
3,0
-
500
n.v.w.b. 25 125 -
2
3
6 (90-perc) 30 (90-perc) 0,14 (zomerhalfjgem)
25 200 2
Totaal stikstof
15, tenzij anders vermeld in de vergunning met een max. van 40 dient maximaal te worden gerecupereerd het afvalwater mag geen varkenshaar bevatten ten minste voor 95 % te recupereren -
15 Bloed
Varkenshaar
Stercoraire Totaal arseen Totaal zilver Totaal chroom Totaal zink Totaal koper Totaal cadmium Totaal lood Totaal kwik Totaal nikkel
BOVA ENVIRO + nv
0,05 0,05 0,05 0,3 0,05 0,001 0,05 0,0005 0,05
juni 2015
2,5 (zomerhalfjgem)
-
0,015 0,01 0,05 0,2 0,05 0,002 0,05 0,0003 0,03
158
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde en maximale lozingswaarden weer voor 2013 en het aantal overschrijdingen voor 2013. Tabel 8.12 Gemiddelde en maximale waarden van geloosd afvalwater van G. Van Landschoot & Zonen NV in 2013
parameter eenheid gemiddelde
max
aantal aantal > metingen norm 32 2
norm
totaal P
mg/l
0,91
3,70
2
totaal N
mg/l
8,73
48,00
29
3
15
COD
mg/l
55,95
201,00
32
4
125
BOD
mg/l
9,37
15,00
10
0
25
SS
mg/l
23,55
127,00
22
1
60
chloride
mg/l
435,00
762,00
16
16
120*
KjN
mg/l
5,85
7,80
4
2
6*
NO2-
mg/l
0,01
0,03
4
0
0,2
As t
mg/l
0,00
0,00
9
0
0,05
Ag t
mg/l
0,00
0,00
9
0
0,05
Cr t
mg/l
0,02
0,02
9
0
0,05
Cu t
mg/l
0,01
0,04
9
0
0,05
Cd t
mg/l
0,00
0,00
9
0
0,001
Hg t
mg/l
0,00
0,00
9
0
0,0005
Ni t
mg/l
0,004
0,03
9
0
0,05
Pb t
mg/l
0,00
0,00
9
0
0,05
Zn t
mg/l
0,13
0,60
9
1
0,3
Co t
mg/l
0,00
0,00
4
0
0,01
F-
mg/l
0,26
0,31
3
0
0,9
AOX
µg/l
82,33
88,00
3
3
40
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er in 2013 overschrijdingen waren voor Pt, Nt, CZV, SS, Zn t en AOX. Het aantal overschrijdingen voor totale P, totale N, CZV en SS is relatief beperkt, gezien het groot aantal metingen. Voor de parameter AOX zijn er momenteel problemen met de analysemethodes, zodat voor deze parameter moeilijk te oordelen valt of er al dan niet een overschrijding is. Voor chlorides is er in 2013 geen bijzondere norm van toepassing, chlorides worden strikt gezien ook niet als een gevaarlijke stof beschouwd. Een bijkomende norm werd evenwel aangevraagd bij de hernieuwing tussenfase, gezien voor chloride wel een MKN is bepaald betreffende zoutgehalte oppervlaktewater. De zware metalen liggen een stuk onder de bijzondere norm of halen het indelingscriterium gevaarlijke stof (of rapportagegrens), met uitzondering van Zn t (éénmalige overschrijding). De overschrijdingen kunnen uiteindelijk als gering negatief tot matig negatief (score - tot --) worden beoordeeld. In tabel 11 en 12 van deel 6 zijn de analyseresultaten van het gezuiverde afvalwater in 2014 weergegeven. Hieruit blijkt dat er, ondanks de aanpassingswerken aan de WZI, in de overgangsperiode januari tot en met augustus 2014 nog steeds overschrijdingen waren voor totale fosfor, totale stikstof, CZV, BZV en Cu t. De oorzaak bleek een lekkage in het beluchtingssysteem te zijn. De nodige herstellingswerken werden dan ook uitgevoerd en in september 2014 werd opnieuw een meetcampagne uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het beluchtingssysteem opnieuw performant is en
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
159
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
de beoogde resultaten nu gehaald worden. Er zijn geen overschrijdingen meer voor de parameters gemeten tijdens de meetcampagne, wat dan ook als neutraal kan worden beoordeeld (score 0). In de overgangsvergunning van 26 februari 2015 werden in afwijking en ter aanvulling van de sectorale lozingsnormen enkel nog bijzondere lozingsnormen vastgelegd voor : - Ptot : 2 mg/l - Cl : 500 mg/l
8.2.3.5 Met betrekking tot de waterkwaliteit van de ontvangende waterlopen Slachthuis G. Van landschoot & Zonen NV loost momenteel als enig bedrijf in de waterloop Beke. Immissiemetingen van de VMM vinden plaats op de meetpunten 764812, 764810 (Beke) en 766500 (Afleidingskanaal van de Leie). In 2012 waren er stroomopwaarts gemiddeld overschrijdingen voor zuurstof, CZV, totale stikstof, totale fosfor, orthofosfaat en geleidbaarheid. Stroomafwaarts van het slachthuis worden deze overschrijdingen voor geleidbaarheid, CZV, totale stikstof, totale fosfor en orthofosfaat gemiddeld nog groter. Bijkomend is er stroomafwaarts nog een overschrijding van de zwevende stoffen en BZV. Beke mondt uiteindelijk uit in het Schipdonkkanaal. In 2010 waren er overschrijdingen voor zuurstof, CZV, nitraat, Pt, orthofosfaat en zwevende stoffen. Totale stikstof en sulfaten werden niet gemeten. Volgens het deelbekkenbeheerplan ‘Ede’ zijn drie overstorten aanwezig op de ontvangende waterloop. Het bodemgebruik rondom de waterloop is voornamelijk akkerbouw. Bijkomend zijn er woningen nog niet aangesloten op de openbare riolering, die zorgen voor een bijkomende belasting op de beek. Aangezien de debietsregistraties van het geloosde afvalwater in 2013 niet betrouwbaar zijn, werd er tijdens de richtlijnenvergadering van het kennisgevingsdossier afgesproken om voor het geloosde debiet in 2013 een worstcase te beschouwen, nl. het geloosde debiet wordt gelijkgesteld aan de 3 totaal verbruikte hoeveelheid grondwater en verontreinigd hemelwater (= ca. 80.000 m ). Sinds april 2014 is de nieuwe meetgoot echter in werking. Ondertussen zijn er voor 2014 al meetgegevens beschikbaar van maart tot en met december en werd besloten om voor de impactberekening te rekenen met het effectief geloosde debiet, gemeten via de nieuwe meetgoot sedert maart 2014. Hier zal als beoordelingscriterium voor de effluentkwaliteit het percentage normoverschrijding worden gebruikt, samen met de procentuele bijdrage van de concentratieverhoging ten opzichte van de norm. Als een bijdrage meer dan 10 % is, wordt deze minstens als relevant beoordeeld, tenzij dat de huidige immissieconcentratie lager is dan de helft van de toetsingswaarde. Tabel 8.13 Percentage normoverschrijding permanente (gemiddelde) impact
1% < X ≤ 10 %
10 % <X ≤ 20 %
X > 20%
Y < 50 %
-
-
--
50 % ≤ Y < 75 %
-
--
---
Y > 75 %
--
---
---
Totale
concentratieverhoging
lozing
(X)
vs.
toetsingswaarde Huidige immissiekwaliteit (Y) vs. toetsingswaarde
Het bedrijf loost op basis van de gemiddelde concentraties in september 2014, lagere concentraties dan de maximale toetsingswaarden (MKN) voor BZV en zwevende stoffen. Dit kan bijgevolg positief worden beoordeeld (score +). BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
160
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De berekening van de gemiddelde impact, gebeurt op basis van de gemiddelde geloosde concentraties in 2014 en het vergunde en gemiddelde geloosd debiet (gemeten via de meetgoot). De impactberekeningen kunnen in bijlage 11 worden teruggevonden. Omwille van het defect aan het beluchtingssysteem wordt een onderscheid gemaakt tussen de impactberekening op basis van de meetresultaten januari tot en met augustus 2014 en de impactberekening op basis van de meetresultaten van de meetcampagne in september 2014. De impactbeoordeling voor de huidige situatie op basis van de gemiddelde lozingswaarden kan in Tabel 8.14 en Tabel 8.15 worden teruggevonden. MEETRESULTATEN JANUARI TOT EN MET AUGUSTUS 2014 De totale concentratieverhoging ten gevolge van de lozing van het slachthuis met een gemiddeld 3 geloosd dagdebiet van 140 m /dag en de gemiddelde lwaarden van de analyses van januari tot en met juni 2014 bedraagt minder dan 10% t.o.v. de toetsingswaarde van de waterloop Beke, behalve voor totale stikstof en totale fosfor. Vermits de huidige immissiekwaliteit van de ontvangende waterloop echter voor CZV, totale stikstof en totaal fosfor meer bedraagt dan de toetsingswaarde, kan er voor CZV en BZV en zwevende stoffen gesproken worden over een matig negatieve bijdrage (score --) en voor totale fosfor en totale stikstof zelfs over een significant negatieve bijdrage (score --). Voor voor chlorides is er een gering negatieve bijdrage (score -). Als gerekend wordt met het maximaal vergunde dagdebiet van 230 m³/dag, wordt de impact voor CZV en BZV ook significant negatief (score ---). De berekening van de totale concentratieverhoging werd evenwel uitgevoerd op basis van een door de VMM berekend gemiddeld debiet van de ontvangende waterloop aangezien geen debietsgegevens ter beschikking waren. Als de gemiddelde impact van de lozing van het slachthuis wordt berekend op het Afleidingskanaal van de Leie, bedraagt de totale concentratieverhoging voor alle parameters minder dan 1% t.o.v. de toetsingswaarde, zowel bij berekening met het gemiddeld als het maximaal geloosd dagdebiet, zodat hier sprake is van een verwaarloosbaar effect (score 0). Tabel 8.14 Impactbeoordeling huidige situatie (gemiddeld januari-juni 2014) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie
IMPACT gemiddeld jan-jun 2014 QL = 140 m³/dag meetpunt parameter ClBZV5 CZV Nt Pt ZS As t
eenheid mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L µg/L
Cu t Cd t
µg/L µg/L
Cr t Ni t Pb t
µg/L µg/L µg/L
Zn t
µg/L
BOVA ENVIRO + nv
QL = 230 m³/dag
764812
764810
766500
764812
764810
766500
-1 -1 -2 -3 -3 -1 -
-1 -2 -2 -3 -3 -2 -
0 0 0 0 0 0 0
-1 -2 -3 -3 -3 -1 -
-2 -3 -3 -3 -3 -2 -
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
juni 2015
0 0 0 0 0 0
161
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
MEETRESULTATEN SEPTEMBER 2014 De totale concentratieverhoging ten gevolge van de lozing van het slachthuis met een gemiddeld 3 geloosd dagdebiet van 140 m /dag en de gemiddelde lozingswaarden van de meetcampagne in september 2014 bedraagt minder dan 10% t.o.v. de toetsingswaarde (MKN) van de waterloop Beke, behalve voor totaal fosfor (zie berekeningen in bijlage 11). Wanneer de totale concentratieverhoging vergeleken wordt met de huidige stroomafwaartse immissiewaarde in de Beke, bedraagt deze evenwel voor alle parameters minder dan 5%, incl. totale fosfor (zie berekeningen in bijlage 11). Vermits de huidige immissiekwaliteit van de ontvangende waterloop echter voor CZV, totale stikstof en totaal fosfor meer bedraagt dan de toetsingswaarde, dient er evenwel volgens het eerder vermelde significantiekader voor die parameters gesproken te worden over een matig negatief effect (score --) en voor totale fosfor zelfs over een significant negatieve bijdrage (score ---). Bij het maximaal vergund dagdebiet van 230 m³/dag blijft de impact matig negatief (score --) voor CZV en totale stikstof en significant negatief (score ---) voor totale fosfor. Bijkomend is er een matig negatieve impact voor zwevende stoffen. De berekening van de totale concentratieverhoging werd evenwel uitgevoerd op basis van een door de VMM berekend gemiddeld debiet van de ontvangende waterloop aangezien geen debietsgegevens ter beschikking waren. Als de impact wordt berekend op het Afleidingskanaal van de Leie, bedraagt de totale concentratieverhoging zelfs minder dan 1% t.o.v. de toetsingswaarde, zodat hier opnieuw sprake is van een verwaarloosbaar effect (score 0). Tabel 8.15 Impactbeoordeling huidige situatie (gemiddeld september 2014) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie
IMPACT gemiddeld september 2014 QL = 140 m³/dag meetpunt parameter BZV5 CZV Nt Pt ZS As t Cu t Cd t Cr t Ni t Pb t Zn t
eenheid mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
BOVA ENVIRO + nv
QL = 230 m³/dag
764812
764810
766500
764812
764810
766500
0 -2 -2 -3 0 -
0 -2 -2 -3 0 -
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 -2 -2 -3 -1 -
0 -2 -2 -3 -2 -
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
juni 2015
162
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
VERGUNDE SITUATIE De berekening van de gemiddelde impact in de huidige vergunde situatie gebeurt op basis van de vergunde lozingsnormen (sectorale lozingsnormen en bijzondere lozingsnormen vergund op dd. 26/02/2015, zie Tabel 8.11) en het maximaal vergunde debiet, nl. 230 m³/dag. De impactberekening kan in bijlage 11 worden teruggevonden. De impactbeoordeling volgens eerder vermeld significantiekader voor de huidige vergunde situatie kan in onderstaande tabel worden teruggevonden. De totale concentratieverhoging ten gevolge van de lozing van het slachthuis met het maximaal 3 vergund dagdebiet van 230 m /dag en de vergunde lozingsnormen bedraagt meer dan 20% t.o.v. de toetsingswaarde (MKN) van de waterloop Beke, behalve voor zwevende stoffen (X < 10%). Wanneer de totale concentratieverhoging echter vergeleken wordt met de huidige stroomafwaartse immissiewaarde in de Beke, bedraagt deze evenwel voor alle parameters minder dan 20%, behalve voor chloriden (= 34%). Voor CZV, totale fosfor en zwevende stoffen bedraagt deze bijdrage zelfs minder dan 10%. Gezien de huidige immissiekwaliteit van de Beke voor de parameters BZV, CZV, totale stikstof en totale fosfor > 75% van de toetsingswaarde, is de impact voor deze parameters significant negatief (score ---). Voor zwevende stoffen wordt de impact matig negatief. In de basisvergunning van 1999 was nog geen bijzondere norm voor chloride opgenomen. Rekening houdend met de basismilieukwaliteitsnorm voor oppervlaktewater van 120 mg/l, komt dit neer op een beperkt negatieve impact (score -). In de vergunning “hernieuwing tussenfase” (dd. 26/02/2015) werd voor chloride een bijzondere lozingsnorm van 500 mg/l verkregen, waardoor er voor die parameter een significant negatieve (score ---) bijdrage is. Op het Afleidingskanaal van de Leie kan de impact als verwaarloosbaar worden beschouwd. Tabel 8.16 Impactbeoordeling huidige vergunde situatie op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie
IMPACT gemiddeld vergund meetpunt parameter ClBZV5 CZV Nt Pt ZS As t Cu t Cd t Cr t Ni t Pb t Zn t
eenheid mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
BOVA ENVIRO + nv
764812 764810 766500 -2 -3 -3 -3 -3 -1 -
-3 -3 -3 -3 -3 -2 -
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
juni 2015
163
Definitief MER
8.2.4
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Beschrijving toekomstige situatie
Voor een uitgebreide beschrijving van de toekomstige waterbalans, waterhuishouding en emissies bij G. Van Landschoot & Zonen NV, wordt opnieuw verwezen naar deel 4 en deel 6. In het kader van de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit voorziet de firma in de toekomst meer water te zuiveren en meer water te hergebruiken, nl. bij de voorreiniging en beneveling van de wachtruimtes en gebruik in de broeitunnel. Omwille van het chloridegehalte in het recuperatiewater zijn er evenwel beperkingen, zo zal voor de condensors overgestapt worden op een combinatie van recuperatiewater/hemelwater (verhouding 50/50). In dit kader wenst G. Van landschoot & Zonen NV 3 het lozingsdebiet van het bedrijfsafvalwater uit te breiden van maximum 69.000 m /jaar tot 78.500 3 3 m³/jaar. Het dagdebiet wordt opgetrokken van 230 m /dag naar 280 m /dag, waarbij het maximum 3 uurdebiet van 25 m /uur wordt behouden. Het is de bedoeling van het slachthuis dat de sectorale lozingsnormen voor zwevende stoffen, BZV, CZV behouden worden alsook de strengere lozingsnormen voor totaal N en totaal P. Gezien de meetwaarden voor de zware metalen gelegen zijn onder de MKN voor de ontvangen waterloop en/of de rapportagegrens wordt hiervoor verder geen bijzondere norm meer aangevraagd. Voor de chloriden – die wel boven de MKN gelegen is – wordt een bijzondere norm van 750 mg/l voorgesteld, dit in het kader van het halen van de bijzondere lozingsnorm voor fosfor en bijkomend gebruik van recuperatiewater.
8.2.5
Effectvoorspelling- en –beoordeling toekomstige situatie
8.2.5.1 Met betrekking tot rationeel watergebruik Indien technisch en economisch haalbaar, wordt overgeschakeld op recuperatiewater in plaats van grondwater voor de voorreiniging en beneveling van de wachtruimtes en gebruik in de broeitunnel, wat zou resulteren in een vermindering van 20 l/dier hoogkwalitatief water ten opzichte van de referentiesituatie. Gezien het hoogwaardig waterverbruik bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonnen reeds een stuk onder de waarde gelegen is welke vermeld is in de BBT-studie voor slachthuizen, wordt dit extra gebruik van recuperatiewater ter vervanging van grondwater als matig positief beoordeeld (score ++).
8.2.5.2 Met betrekking tot de waterhuishouding VERGELIJKING VAN DE GELOOSDE DEBIETEN MET DE VERGUNDE DEBIETEN In de geplande situatie zal vooreerst de geloosde hoeveelheid afvalwater op jaarbasis toenemen met 12 % ten opzichte van de referentiesituatie, op dagbasis is een toename te verwachten van 17 %. Het effect van de gewijzigde waterhuishouding (geloosde debiet) wordt als volgt beoordeeld: 0 % < afname of toename < 3 % van waterstroom: niet relevant (0) 3 % ≤ toename ≤ 5 % van waterstroom: gering negatief (-) 5 % ≤ toename ≤ 10 % van waterstroom: matig negatief (--) toename > 10 % van waterstroom: significant negatief (---) Op basis van bovenstaande gegevens kan geoordeeld worden dat de gewijzigde afwateringssituatie als significant negatief (---) te beoordelen is.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
164
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De bijkomende verharding (nieuwe toegangsweg) veroorzaakt een toename aan afstromend hemelwater die deels zal afwateren in de groenzone en deels afgevoerd en gebufferd zal worden conform de nieuwe gewestelijke stedenbouwkundige verordening. Zoals af te leiden uit tabel 6 in deel 6 – zal in de toekomstige situatie 50,5 % van het hemelwater afgevoerd worden naar oppervlaktewater terwijl dit in de referentiesituatie 43,5 % was. 3 Er zijn bijkomend zes bufferputten van elk 20 m voorzien voor gebruik voor koeling condensors met vertraagde afvoer van overloop naar oppervlaktewater. 2 De nieuwe hemelwaterverordening spreekt van een buffer- en infiltratievoorziening van 25l/m en 4 2 2 3 m /100 m . Momenteel is er reeds een buffer van 285 m (= 135 m³ + 150 m³) waar reeds een 2 2 oppervlakte van 14.561 m (dak + verharding) op is aangesloten. Momenteel wordt er 5.554 m rechtstreeks geloosd in de openbare riolering en niet opgevangen via een buffer of infiltratie. 2 In de toekomst wordt 2.331 m bijkomend of heraangelegd (gebouw of verharding) welke niet infiltreert. Bijgevolg dient men volgens de nieuwe hemelwaterverordening minstens dezelfde oppervlakte van bestaande verharding/bebouwing aansluiten op buffer. Dit wil zeggen dat bijkomend 3 minstens een buffercapaciteit van 116 m moet worden voorzien. Bijgevolg kan geoordeeld worden 3 dat de 6 extra putten van 20 m volstaan. Evenwel kan in het kader van een optimale opvang van hemelwater in het kader van het gebruik ervan voor koeling condensors, nagegaan worden of bijkomende bufferputten relevant zijn in functie van het waterafvoerend oppervlak en dagelijkse behoefte. VERGELIJKING GELOOSDE AFVALWATERHOEVEELHEID PER TON GESLACHT GEWICHT Uit Tabel 6.13, blijkt dat in 2013 ongeveer 152 l afvalwater/varken werd geloosd of 1,55 m 3/ton geslacht gewicht. In 2014 bedroeg de hoeveelheid geloosd afvalwater respectievelijk 98 l/varken of 0,996 m3/ton geslacht gewicht. Bij een geloosd debiet van 78.500 m3/jaar voor 650.000 varkens bedraagt de geloosde hoeveelheid afvalwater in de toekomstige situatie 121 l afvalwater/varken of 1,23 m3/ton geslacht gewicht, wat dus lager is dan in 2013, maar een stuk hoger dan in 2014 en bijgevolg als gering negatief wordt beoordeeld (score --). OVERSTROMINGSRISICO’S EN INVLOED OP DE OMGEVENDE WATERLOPEN Het gemiddeld geloosd debiet afvalwater zal toenemen, waardoor de verhouding geloosd debiet/hoogwater debiet waterloop zal toenemen. Het maximum geloosd dagdebiet gezuiverd 3 afvalwater bedraagt in de toekomstige situatie 280 m /dag, zijnde een verhouding van 0,02 ten opzichte van het hoogwaterdebiet van de Beke van 504 m³/uur of 12.100 m³/dag. Op basis hiervan kan geoordeeld worden dat er in de geplande situatie een gering negatieve impact (score -) te verwachten is van de lozing van het afvalwater op het afvoergedrag van de ontvangende waterloop. In de geplande situatie wordt - zoals af te leiden uit Tabel 6.6 - 33 % van het hemelwater geïnfiltreerd, 16,6 % van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd naar de riolering vooraan het terrein en 50 % vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater, na buffering in waterputten met een totale 3 opvangcapaciteit van 275 m . Een deel van het hemelwater wordt hergebruikt in de sanitaire installaties achteraan het terrein en voor de koeling condensors in combinatie met recuperatiewater (opvangput van 150 m³) en onrechtstreeks als een deel van het recuperatiewater (regenval in open biologie). Globaal kan deze lozingssituatie als gering negatief (score -) beschouwd worden, gezien in het studiegebied zich enkele mogelijks overstroombare gebieden vanuit de waterloop bevinden.
8.2.5.3 Met betrekking tot de structuurkwaliteit van de waterlichamen Gezien er in de toekomstige situatie geen bijkomende lozingspunten zijn in de ontvangende waterloop, wordt de matige structuurkwaliteit door de aanwezigheid van de bestaande lozingsbuizen bestendigd. Met andere woorden het effect in de geplande situatie is nog steeds neutraal te noemen (score 0). BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
165
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.2.5.4 Met betrekking tot de verwijderingsrendementen en lozingsnormen In samenwerking met TREVI NV worden nog aanpassingen uitgevoerd aan de waterzuiveringsinstallatie, dit rekening houdende met de uitbreiding van de slachtcapaciteit. De beoogde verwijderingsrendementen bedragen minstens deze als in de referentiesituatie. De bedoeling is om de sectorale lozingsnormen voor zwevende stoffen, BZV, CZV te behouden, alsook de bijzondere (strenger) lozingsnormen voor totaal N en P. Gezien de meetwaarden voor de zware metalen gelegen zijn onder de MKN van de ontvangende waterloop en/of de rapportagegrens, wordt hiervoor geen bijzondere lozingsnorm meer aangevraagd. Voor de chloriden – die wel boven de MKN gelegen is – wordt een bijzondere norm voorgesteld van 750 mg/l, dit in het kader van het blijvend halen van de bijzondere lozingsnorm voor fosfor en bijkomende toepassing van recuperatiewater. Globaal kunnen de beoogde lozingsnormen tov de sectorale lozingsnormen als gering tot matig positief worden beschouwd (score + tot score ++).
8.2.5.5 Met betrekking tot de waterkwaliteit van de ontvangende waterlopen Slachthuis G. Van landschoot & Zonen NV wenst ook in de toekomst het bedrijfsafvalwater te lozen in de waterloop Beke. Immissiemetingen van de VMM vinden plaats op de meetpunten 764812, 764810 (Beke) en 766500 (Afleidingskanaal van de Leie). De beoordeling van de effluentkwaliteit gebeurt, net zoals in de huidige situatie, op basis van percentage normoverschrijding immissiekwaliteit en op basis van de procentuele bijdrage van de concentratieverhoging ten opzichte van de milieukwaliteitsnorm. Daarnaast wordt eveneens een worst-case impact berekend. De concentratieverhoging wordt voor gevaarlijke en niet-gevaarlijke stoffen bekeken t.o.v. de toetsingswaardes. De worst-case impact wordt berekend op basis van het laag afvoerdebiet vs. hoge lozingsconcentraties/vuilvracht zoals beschreven in het richtlijnenboek water. Tabel 8.17 Significantiekader gevaarlijke stoffen tijdelijke (worst-case) impact
Gemodelleerde concentratie verhoging ≤ 0,5 x TW (toetsingswaarde) Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en ≤ TW Gemodelleerde concentratieverhoging > TW
Beperkt tijdelijk effect
-1
Relevant (aanvaardbaar) tijdelijk effect
-2
Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect potentieel risico op acuut toxische effecten
-3
Tabel 8.18 Significantiekader niet-gevaarlijke stoffen tijdelijke (worst-case) impact
Gemodelleerde concentratie verhoging ≤ 0,5 x TW (toetsingswaarde) Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en ≤ TW Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie van voorkomen < 10% op jaarbasis Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie van voorkomen > 10% op jaarbasis
BOVA ENVIRO + nv
Verwaarloosbaar tijdelijk effect
0
Beperkt tijdelijk effect
-1
Relevant tijdelijk effect
-2
Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect
-3
juni 2015
166
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De impact op de Beke en het Afleidingskanaal van de Leie werd berekend met een gemiddelde lozingssituatie (gemiddeld afvoerdebiet) en een worst-case situatie (laag water afvoerdebiet). De berekeningen kunnen in bijlage 11 worden teruggevonden. Voor de gemiddelde lozingssituatie gebeurde de impactberekening enerzijds op basis van de vergunde lozingsnormen (sectorale lozingsnormen en bijzondere lozingsnormen vergund op dd. 26/02/2015, zie Tabel 8.11) en het maximaal toekomstige debiet, nl. 280 m³/dag en anderzijds op basis van de toekomstige gemiddelde lozingswaarden en het gemiddeld toekomstige debiet, nl. 200 m³/dag. De gemiddelde toekomstige lozingswaarden werden bepaald op basis van de analyseresultaten van begin 2015 (zie bijlage 14). De impactbeoordeling voor de toekomstige situatie kan in Tabel 8.19, Tabel 8.21 en Tabel 8.21 worden teruggevonden. Bij een lozingsdebiet van 280 m³/dag en rekening houdende met de huidige sectorale en bijzondere normen, bedraagt de totale concentratieverhoging zoals in de vergunde situatie meer dan 20% t.o.v. de toetsingswaarde (MKN) van de Beke, behalve voor zwevende stoffen (X < 10%). Wanneer de totale concentratieverhoging echter vergeleken wordt met de huidige stroomafwaartse immissiewaarde in de Beke, bedragen deze – net zoals in de vergunde situatie - voor chloriden meer dan 20%, voor BZV en totale stikstof minder dan 20% en voor CZV, totale fosfor en zwevende stoffen minder dan 10%. De percentages liggen echter wel hoger dan in de vergunde situatie. Voor zowel Pt, Nt, CZV en BZV is de huidige immissiekwaliteit > 75% van de toetsingswaarde, waardoor de gemiddelde impact – net zoals in de huidige vergunde situatie – significant negatief (score ---) wordt. Voor zwevende stoffen blijft de impact, ondanks een verhoging van het lozingsdebiet, matig negatief (score --). Als we de bijzondere lozingsnorm van 500 mg/l voor chloride aanhouden, is er ook voor die parameter nog steeds een significant negatieve (score ---) bijdrage. Ook hier is de berekening van de totale concentratieverhoging gebaseerd op een door de VMM berekend gemiddeld debiet van de ontvangende waterloop aangezien geen debietsgegevens ter beschikking waren. Op het Afleidingskanaal van de Leie is er voor geen enkele parameter een impact te verwachten (score 0). Tabel 8.19 Impactbeoordeling toekomstige situatie (huidige normen) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie
IMPACT toekomst huidige normen meetpunt parameter ClBZV5 CZV Nt Pt ZS
eenheid mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L
764812 764810 766500 -2 -3 -3 -3 -3 -1
-3 -3 -3 -3 -3 -2
0 0 0 0 0 0
Bij een lozingsdebiet van 200 m³/dag en rekening houdende met de gemiddelde toekomstige lozingswaarden, bedraagt de totale concentratieverhoging minder dan 20% t.o.v. de toetsingswaarde (MKN) van de Beke, behalve voor totale fosfor (X = 22%).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
167
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Wanneer de totale concentratieverhoging echter vergeleken wordt met de huidige stroomafwaartse immissiewaarde in de Beke, bedraagt deze enkel voor chloriden meer dan 20%, maar voor totale stikstof minder dan 10% en voor de andere parameters zelfs minder dan 5%. Voor zowel Pt, Nt, CZV is de huidige immissiekwaliteit > 75% van de toetsingswaarde, waardoor de gemiddelde impact significant negatief (score ---) wordt. Voor zwevende stoffen blijft de impact matig negatief (score --). Voor BZV en chloriden wordt de impact matig negatief (score --). Op het Afleidingskanaal van de Leie is er voor geen enkele parameter een impact te verwachten (score 0). Tabel 8.20 Impactbeoordeling toekomstige situatie Afleidingskanaal van de Leie
(gemiddeld 2015) op waterloop Beke en
IMPACT toekomst gemiddeld 2015 meetpunt parameter ClBZV5 CZV Nt Pt ZS
eenheid mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L
764812 764810 766500 -1 -1 -3 -3 -3 -1
-2 -2 -3 -3 -3 -2
0 0 0 0 0 0
Als er gerekend wordt met het laagwater afvoerdebiet (worst-case), is er enkel voor totale fosfor een belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect op de Beke met potentieel risico op acuut toxische effecten. In het Afleidingskanaal van de Leie wordt dit een beperkt tijdelijk effect. Voor chlorides, BZV en CZV is er een relevant tijdelijk effect op de Beke, terwijl dit voor totale stikstof een beperkt tijdelijk effect is. Op het Afleidingskanaal van de Leie wordt de tijdelijke impact voor deze parameters verwaarloosbaar. Tabel 8.21 Impactbeoordeling toekomstige situatie (worst-case) op waterloop Beke en Afleidingskanaal van de Leie
IMPACT toekomst worst-case meetpunt parameter ClBZV5 CZV Nt Pt ZS
8.2.6
eenheid mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L
764812 764810 766500 -2of-3 -2of-3 -2of-3 -1 -3 0
-2of-3 -2of-3 -2of-3 -1 -3 0
0 0 0 0 -1 0
Milderende maatregelen
Aangezien voor enkele parameters een significant negatief effect (score ---) werd vastgesteld, is er een impactberekening gebeurd met een voorstel voor bijzondere lozingsnormen en het maximaal toekomstige debiet, nl. 280 m³/dag. De berekeningen kunnen in bijlage 11 worden teruggevonden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
168
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Voor BZV werd de huidige sectorale norm verminderd van 25 mg/l naar 15 mg/l omwille van het feit dat de huidige kwaliteit van de beek stroomopwaarts reeds voldoet aan de MKN en met die strengere norm de concentratieverhoging tengevolge van het slachthuis beperkt wordt tot 10%. Voor CZV en totaal stikstof werd de norm van respectievelijk 125 mg O2/l en 15 mg N/l behouden omdat de concentratieverhoging tengevolge van het slachthuis beperkt is tot 15% of minder en momenteel de huidige immissiekwaliteit stroomopwaarts nog niet voldoet aan de MKN. Voor fosfor werd – ondanks het feit dat stroomopwaarts de MKN ook nog niet gehaald wordt - de huidige bijzondere norm verminderd van 2 mg P/l naar 1 mg P/l omwille van het significant negatief effect bij worst case voor deze parameter. Om die norm te halen werd de chloridenorm evenwel opgetrokken tot 750 mg/l, wat nog steeds resulteert in een matig negatief effect. De impactbeoordeling voor de toekomstige situatie met voorstel van bijzondere lozingsnormen kan in onderstaande tabel worden teruggevonden. Tabel 8.22 Impactbeoordeling toekomstige situatie Afleidingskanaal van de Leie
(voorstel lozingsnormen) op waterloop Beke en
IMPACT toekomst voorstel normen meetpunt parameter ClBZV5 CZV Nt Pt ZS
eenheid mg/L mgO2/L mgO2/L mgN/L mgP/L mg/L
764812 764810 766500 -2 -2 -3 -3 -3 -1
-3 -3 -3 -3 -3 -2
0 0 0 0 0 0
Als milderende maatregel wordt voorgesteld dat de waterzuivering continu opgevolgd wordt en verder onderzoek gebeurt naar vermindering van de geloosde CZV- en stikstof- en fosforvracht zodat op het moment dat de stroomopwaartse kwaliteit beneden de MKN ligt, voor het slachthuis een aangepast normenkader kan voorgesteld en toegepast worden.
8.2.7
Monitoring en evaluatie
Teneinde de procentuele bijdrage van het geloosde effluent ten opzichte van de milieukwaliteitsnormen op de Beke kwantitatief te kunnen bepalen, wordt voorgesteld - als suggestie naar de overheid toe - om debietsmetingen op de ontvangende waterloop uit te voeren.
8.2.8
Bespreking van de ontwikkelingsscenario’s
Bij algemene verbetering van de waterkwaliteit in de beken en waterlopen waarop geloosd wordt door realisatie van het Decreet Integraal Waterbeleid waarbij gestreefd wordt naar een goede ecologische en fysico-chemische kwaliteit, kan de significantie van de impactberekening wijzigen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
169
Definitief MER
8.2.9
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Leemten in de kennis
De impactberekening op de huidige waterloop gebeurde via een inschatting van het debiet van de waterloop. Resultaten van de lopende studie inzake bijkomende toepassing gebruik recuperatiewater, waardoor geloosd debiet zou kunnen verminderen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
170
Definitief MER
8.3 8.3.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Discipline Lucht Afbakening en beschrijving studiegebied
Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een niet te verwaarlozen impact op de luchtkwaliteit te verwachten is. Zoals bij de discipline grondwater, kan het studiegebied in feite maar vastgelegd worden na begroting van de mogelijke effecten. Op basis van ervaring met gelijkaardige projecten wordt aangenomen dat het studiegebied zich maximaal zal uitstrekken tot een afstand van een paar kilometers van het bedrijfsterrein.
8.3.2
Beschrijving van de referentiesituatie
8.3.2.1 Globale beschrijving referentiesituatie Het slachthuis bevindt zich op een terrein van ca 3,2 ha groot. In de directe omgeving van het slachthuis overheerst de woonfunctie, voornamelijk langs de Prins Boudewijnlaan en ten noorden van het bedrijfsterrein. Ten zuiden en zuidoosten van het bedrijfsterrein overheerst de landbouwfunctie. Ten westen van het bedrijfsterrein ligt industriegebied (zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s) G. Van Landschoot & Zonen NV is niet gelegen in een speciale beschermingszone voor lucht. Ook in de ruime omgeving komen geen speciale beschermingszones voor. Derhalve zijn voor het gebied de algemene luchtkwaliteitsdoelstellingen van toepassing. Gelet op de aard van de activiteiten en de ligging van het bedrijf, wordt in het MER binnen de discipline lucht aandacht besteed aan verbrandings- en geuremissies met de hieraan verbonden parameters, nl. CO, NOx, SO2 en stof. De relevante emissiepunten bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV werden aangeduid in Figuur 6-4. In deel 6.2 Luchtemissies en emissiereducerende maatregelen werden de technische kenmerken, beschikbare emissiegegevens en beperkende maatregelen opgenomen. Bij het ontbreken hiervan werden emissies ingeschat op basis van emissiefactoren en brandstofverbruiken of voorheen uitgevoerde studies. Voor de inschatting van de geuremissies van het bedrijf werden op basis van een rondgang op het bedrijf de mogelijke relevante geurbronnen geïdentificeerd en de reeds toegepaste geurreducerende maatregelen. Een kwantitatieve inschatting van de geuremissies gebeurde op basis van de geuremissiefactorenschema’s opgenomen in de Nederlandse Emissierichtlijn (NeR) voor varkensslachterijen en voor afvalwaterzuivering en de werkingsregimes en de bepalende productiegegevens (bv. aantal dieren, aantal vrachtwagens, oppervlak..). De resultaten hiervan zijn eveneens opgenomen in deel 6.2 Luchtemissies en emissiereducerende maatregelen.
8.3.2.2 Actuele kwaliteit van de omgevingslucht De plaatselijke luchtkwaliteit wordt hieronder in kaart gebracht betreffende de parameters NOx, SO2, stof en CO. Gegevensbronnen hiervoor zijn : - immissiemetingen uitgevoerd door de VMM in nabijgelegen meetposten - interpolatiekaarten opgesteld door de VMM Via het telemetrische meetnet van de VMM zijn er geen meetgegevens beschikbaar over de lokale luchtkwaliteit in het studiegebied. In Moerkerke 44N012 is een meetstation aanwezig gelegen op BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
171
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
ongeveer 12 km van het projectgebied. Andere meetstations van de VMM die in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV gesitueerd zijn, zijn de meetstations Evergem 44R731 en Ertvelde 44M702 gelegen op een 20-tal km ten zuidoosten. Als gevolg hiervan wordt enkel gebruik gemaakt van beschikbare interpolatiegegevens en wordt voornamelijk een kwalitatieve beschrijving van de omgevingslucht opgenomen. Via het geoloket RUP – thema lucht kan de luchtkwaliteitsindex voor de regio worden teruggevonden. Gemiddeld over de periode 2010-2012 is de luchtkwaliteit middelmatig (score 6). Om de luchtkwaliteit te evalueren , worden de immissieconcentraties getoetst aan de bestaande normen en richtwaarden. Deze hebben tot doel : - de hinder tot een minimum te beperken - de gezondheid en het welzijn van de omwonenden te vrijwaren - de verontreiniging van de verschillende compartimenten binnen aanvaardbare grenzen te houden. De actueel van toepassing zijnde en de reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen worden per parameter opgenomen. STIKSTOFOXIDEN (NOX) De voornaamste polluenten in deze categorie zijn de stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO 2). Dikwijls worden ze gezamenlijk aangegeven als NOx. NO is een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat op zich weinig toxisch is. Het veel toxischer NO 2, is een bruin-rood gekleurd gas, slecht ruikend en irriterend. Beide gassen zetten zich in de atmosfeer gemakkelijk in elkaar om en NO oxideert onder invloed van zonlicht of ozon snel tot NO 2. NO2 dissocieert 's nachts terug naar NO en ozon. Stikstofoxiden ontstaan bij hoge verbrandingstemperaturen door oxidatie van de luchtstikstof. De belangrijkste emissiebron van NO x is het wegverkeer. Naast het verkeer zijn vooral de elektriciteitsproductie en de industrie (incl. raffinaderijen) de belangrijkste emissiebronnen. Tabel 8.23 Milieukwaliteitsnormen voor stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOx) Polluent NO2 en NOx
Middelingstijd
grenswaarde
Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
1 uur
200 µg/m NO2 mag niet meer dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 = P99,79)
Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar
40 µg/m NO2
uurbasis
400 µg/ m NO2 gedurende 3 opeenvolgende uren
alarmdrempel
BOVA ENVIRO + nv
3
3
3
juni 2015
overschrijdingsmarge
50% bij de inwerkingtreding van de richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de 12 maanden met gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% 50% bij de inwerkingtreding van de richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de 12 maanden met gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2010 geen overschrijdingsmarge
datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden 1 januari 2010
1 januari 2010
1 januari 2010
172
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Uit interpolatie van de meetgegevens blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde waarde voor NO 2 in de omgeving van G. Van Landschoot & Zonen NV, 20 µg/m³ bedroeg (bron: geoloket.vmm.be). De e uurgrenswaarde wordt in 2012 overal gerespecteerd in Vlaanderen. De 19 hoogste NO2-uurwaarde is gemiddeld 62 µg/m³ in Vlaanderen (bron: IRCELINE - Jaarrapport Luchtkwaliteit in België 2012). ZWAVELDIOXIDE (SO2) Zwaveldioxide is een kleurloos gas met een irriterende geur en smaak (vanaf ca. 1.000 µg/m³ = 1 mg/m³). Het is zeer wateroplosbaar en heeft een zuur karakter. Antropogene emissies van SO2 ontstaan voornamelijk door de verbranding van fossiele brandstoffen zoals kolen en aardolie. Een gering aandeel wordt veroorzaakt door procesemissies (vb. bij de zwavelzuurproductie). De belangrijkste SO2-emissies zijn afkomstig van de industrie, elektrische centrales, verwarming van gebouwen en van het verkeer. Tabel 8.24 Milieukwaliteitsnormen voor zwaveldioxide (SO2) Polluent SO2
Middelingstijd
grenswaarde
Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
1 uur
350 µg/m mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 = P99,79)
Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
24 uur
125 µg/m mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden
3
3
overschrijdingsmarge
3
150 µg/m (43%) bij de inwerkingtreding van de richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de 12 maanden met gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005 geen
datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden 1 januari 2005
1 januari 2005
In 2011 waren de gemeten SO2 concentraties de laagste sinds 1988 in Vlaanderen. In 2012 werd overal de dag- en uurgrenswaarde gerespecteerd. Er mag bijgevolg verondersteld worden dat ter hoogte van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ook aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen voldaan wordt. KOOLSTOFMONOXIDE (CO) Koolstofmonoxide is een kleur-, smaak- en reukloos gas en is zeer giftig. Antropogene emissies van koolstofmonoxide ontstaan bij onvolledige verbrandingsprocessen (verbrandingsprocessen waarbij onvoldoende zuurstof aanwezig is).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
173
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.25 Milieukwaliteitsnormen voor koolstofmonoxide (CO) Polluent CO
Middelingstijd
grenswaarde
Grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur
10 mg/m
3
overschrijdingsmarge
3
6 mg/m op 13 december 2000, op 1 januari 2003 en daarna om de 12 maanden 3 afnemend met 2 mg/m , om op 1 januari 2005 uit te komen op 0%
datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden 1 januari 2005
In 2012 liggen de CO-jaargemiddelden in de meetstations in Vlaanderen tussen 0,26 en 0,33 mg/m³. Alle Vlaamse meetstations respecteren in 2012 ruim de Europese grenswaarde voor CO van 10 mg/m³ als hoogste 8-uurgemiddelde van een dag (bron: VMM – Jaarverslag Immissiemeetnetten 2012). De grenswaarde van 10 mg/m³ in de buitenlucht werd zelfs op verkeersdrukke plaatsen, in België nog nooit overschreden. Hoge CO concentraties met dodelijke afloop kunnen wel binnenshuis voorkomen in slecht verluchte plaatsen waar oude verbrandingstoestellen op basis van een vlam actief zijn. ZWEVEND STOF Er kan onderscheid gemaakt worden tussen totaal stof en zwevend stof. Zwevend stof is een mengsel van afzonderlijke deeltjes (vloeibare of vaste), met uiteenlopende samenstellingen en afmetingen. Om het gedrag van een deeltje te beschrijven, is het begrip aërodynamische diameter (a.d.) ingevoerd. De a.d. van een stofdeeltje is gelijk aan de diameter van een bolvormig deeltje dat in de omgevingslucht hetzelfde gedrag vertoont als dat stofdeeltje. PM10 bijvoorbeeld definieert men als de fractie van deeltjes met een a.d. kleiner dan respectievelijk 10 µm. Analoog kunnen PM2,5, PM1 en PM0,1 stof omschreven worden. Het geheel aan deeltjes dat in de lucht blijft zweven valt onder de noemer zwevend stof. Tabel 8.26 Milieukwaliteitsnormen voor zwevende deeltjes (PM10) Polluent PM10
Middelingstijd
grenswaarde
daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
24 uur
50 µg/m PM10 mag niet meer dan 35 keer per kalenderjaar worden overschreden (35/365 = P90.40)
kalenderjaar
40 µg/m PM10
3
3
overschrijdingsmarge
50% bij de inwerkingtreding van de richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de 12 maanden met gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005 20% bij de inwerkingtreding van de richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de 12 maanden met gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005
datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden 1 januari 2005
1 januari 2005
Alle Vlaamse PM10-meetstations respecteren in 2012 de jaargrenswaarde van 40 µg/m³. 4 van de 35 Vlaamse PM10-meetstations overschrijden in 2012 de daggrenswaarde (bron: VMM – Jaarverslag
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
174
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Immissiemeetnetten 2012). Uit interpolatie blijkt dat in 2012 in de buurt van het slachthuis een jaargemiddelde waarde van 25 µg/m³ werd bekomen (bron: geoloket.vmm.be). Tabel 8.27 Milieukwaliteitsnormen voor zwevende deeltjes (PM2,5) Polluent PM2,5
Middelingstijd
grenswaarde
overschrijdingsmarge
jaargrenswaar de voor de bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar
25 µg/m3 PM10 (tot 2015 geldt de waarde als streefwaarde, voor 2020 staat een indicatieve waarde van 20 µg/m3 vermeld)
20% op 11.06.2008, de ste daaropvolgende 1 januari en vervolgens iedere 12 maanden met gelijke jaarlijkse percentages te verminderen tot 0% op 01.01.15
datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden 1 januari 2015
Op alle meetplaatsen in Vlaanderen ligt de gemeten PM2,5 -concentratie onder de streef- en grenswaarde van 25 µg/m³. De GGBI2012 over de Vlaamse stedelijke achtergrondlocaties Brugge, 3 Borgerhout, Schoten en Gent bedraagt voor Vlaanderen 18,7 µg/m . Dit komt dus neer op een na te streven reductie van 20 % tegen 2020. AMMONIAK (NH3) Ammoniak is een weinig toxisch, alkalisch gas. Ammoniak wordt vooral door landbouwactiviteiten uitgestoten. Intensieve veeteelt, opslag en verspreiding van dierlijke meststoffen zonder injectie, zijn de voornaamste bronnen van ammoniak in de lucht. Ammoniakemissie kan leiden tot de verzuring van bossen, water en natuur. In Vlarem II worden geen milieukwaliteitsdoelstellingen geformuleerd voor ammoniak. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft ter bescherming van de vegetatie een richtwaarde (jaargemiddelde) voor ammoniak bepaald. Deze bedraagt 8 µg/m³. 3 In 2012 ligt het NH3- jaargemiddelde op één meetplaats hoger dan het kritisch niveau van 8 µg/m . Deze meetplaats ligt in een gebied met intensieve landbouwactiviteiten. Op één plaats wordt het kritisch niveau net bereikt. GEURIMMISSIES In de milieuhygiënewetgeving zijn momenteel geen geurkwaliteitsnormen opgenomen als algemene immissierichtwaarden in deel 2 van VLAREM II, noch geuremissiegrenswaarden (uitgedrukt in geureenheden) in deel 4 van VLAREM II. Wel is sprake van een principe van “algemeen voorkomingsbeleid”. Zo is bijvoorbeeld in VLAREM II art. 4.1.3.2 opgenomen dat : “… treft de exploitant als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen om de buurt niet te hinderen door geur, rook, stof, trillingen, niet-ioniserende stralingen, licht e.d…” Teneinde die doelstellingen te halen wordt momenteel gewerkt aan een vernieuwd beleidskader inzake reductie geurhinder tot een aanvaardbaar niveau. In een achtergronddocument dd. 2006 van afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & gezondheid zijn de resultaten opgenomen van een milieubeleidsimpactanalyse van verschillende beleidsopties, uitgevoerd door extern bureau. In het visiedocument van departement Leefmilieu, Natuur en Energie (2008) is er een afweging van verschillende beleidsopties met uiteindelijke beslissing welke pistes verder kunnen worden geconcretiseerd. Mogelijke pistes zijn : - binnen de traditionele regulering in het kader van Vlarem II - binnen de traditionele regulering buiten het kader van Vlarem II - binnen de alternatieven voor traditionele regulering BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
175
Definitief MER
8.3.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Analyse van de referentiesituatie
8.3.3.1 Met betrekking tot de van toepassing zijnde emissiegrenswaarden VERBRANDINGSEMISSIES In deel 6.2 zijn de meetresultaten opgenomen van de luchtemissiemetingen van de vlamoven en de stookinstallatie voor de stoomketel. De van toepassing zijnde emissiegrenswaarden voor de stoomketel zijn deze van artikel 5.43.2.10 van Vlarem II, en worden weergegeven in Tabel 6.23. Deze grenswaarden zijn uitgedrukt in normaalomstandigheden (0 °C, 101,3 kPa) en bij een referentiezuurstofgehalte in de afgassen van 3 vol%. M.b.t. de emissiegrenswaarden wordt de stoomketel als een “nieuwe installatie waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 1996 en vóór 1 januari 2005” beschouwd. Tabel 8.28 Emissiegrenswaarden voor stookinstallaties stoomketel op aardgas type
Emissiegrenswaarden in mg/Nm³ SO2 NOx
stof
Nieuwe installatie na 1 januari 1996 en vóór 1 januari 2005
5
35
CO
150
100
De stoomketel voldoet aan de huidige emissiegrenswaarden. De NO x-emissie van de stoomketel ligt 3 onder de emissiegrenswaarde van 150 mg/Nm . De vlamoven kan beschouwd worden als zijnde een uitzondering zoals bepaald in art. 5.43.1.2 van Vlarem II, zodat de bepalingen van hoofdstuk 5.43 niet van toepassing zijn. De vlamoven is immers een installatie waarbij de verbrandingsproducten rechtstreeks in contact komen met de te behandelen voorwerpen (varkens). Bijgevolg zijn voor de vlamoven de algemene emissiegrenswaarden van bijlage 4.4.2 van Vlarem II van toepassing (zie Tabel 8.29). De emissiegrenswaarden gelden wanneer de massastroom meer bedraagt dan 5 kg SO2/h, 5 kg NOX/h, uitgedrukt als NO2 en 5 kg CO/u. Voor stof is er een emissiegrenswaarde welke functie is van de massastroom, nl. al dan niet groter dan 0,2 kg/h. Tabel 8.29 Algemene emissiegrenswaarden voor vlamoven
parameter
stof
SO2
NOx
CO
Massastroom (kg/h)
≤ 0,2
> 0,2
>5
>5
>5
Emissiegrenswaarden (mg/Nm³)
150
20
500
500
100
Wat betreft de vlamoven, blijkt uit Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.dat bovenvermelde assastromen van NOx en CO en stof niet overschreden worden , zodat de concentratiegrenswaarden niet van toepassing zijn. Wat de emissies betreft van het verkeer, kan aangenomen worden dat de voertuigen en gebruikte brandstof minstens beantwoordt aan de vastgestelde productnormen. GEUREMISSIES
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
176
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Op basis van de indeling in de Nederlandse GGD-richtlijn Geurhinder dient het slachthuis met een 6 maximale geuremissie van 20.558 ouE/s of 148 x 10 ge/h ingedeeld te worden als een middelgrote 6 bron van geur (100-500.10 ge/h). Dit is slechts een eerste indicatie van de mogelijke omvang van de geurbelasting, de geurbelasting van de omgeving hangt uiteraard af van de (schoorsteen-)hoogte waarop de geuremissie plaatsvindt, de emissieduur en de afstand tot geurgevoelige objecten (zoals woningen, school of ziekenhuis) in de omgeving. In de milieuhygiënewetgeving zijn momenteel geen geuremissiegrenswaarden (uitgedrukt in geureenheden) opgenomen als algemene emissiegrenswaarden in deel 4 van VLAREM II. Voor de hinderlijke inrichtingen zijn ook geen geurnormen als grenswaarden of richtwaarden opgenomen in de sectorale milieuvoorwaarden in deel 5 van VLAREM II. Wel zijn voor een aantal sectoren geurhinderbeperkende middelvoorschriften opgenomen, b.v. voor de verwerking van afvalstoffen, de verwerking van dierlijke mest. Voor bepaalde inrichtingen zijn er emissievoorwaarden opgenomen voor bepaalde solventen of ammoniak, en dus indirect ook te beschouwen als een indirecte maatregel voor de reductie van mogelijke geurhinder.
8.3.3.2 Met betrekking tot de bijdrage tot de luchtkwaliteit Het effect op de luchtkwaliteit door de activiteiten van G. Van Landschoot & Zonen NV beoordeeld inzake de bijdrage in immissieconcentratie.
wordt
VERBRANDINGSIMMISSIES Op basis van emissiegegevens kunnen vuilvrachten berekend worden. Op basis van de berekende vuilvrachten wordt bepaald voor welke parameters de emissies als relevant moeten worden beschouwd en impactberekeningen aangewezen zijn. Relevante parameters zijn deze waarvoor de uitstoot groter is dan de drempelwaarde IMJV of de gemeten waarde in de omgeving groter is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm (kritische parameter). Voor de potentieel belangrijke polluenten (PBP) worden dispersieberekeningen met het IFDM-model uitgevoerd en de resultaten getoetst aan de geldende milieukwaliteitsdoelstellingen en de actuele immissieconcentraties in de omgevingslucht en wordt een effect bepaald als volgt : Procentuele bijdrage tot actuele luchtkwaliteit < 1% : geen bijdrage Procentuele bijdrage tot actuele luchtkwaliteit 1 – 3 % : gering effect - beperkte bijdrage Procentuele bijdrage tot actuele luchtkwaliteit 3 – 10 % : matig effect – belangrijke bijdrage Procentuele bijdrage tot actuele luchtkwaliteit > 10 % : significant effect - zeer belangrijke bijdrage De toetsingswaarde kan bijgevolg variëren afhankelijk van het criterium waarop het milieueffect wordt beoordeeld (vb. milieukwaliteitsnorm, totale geloosde vuilvracht,...).
Omschrijving
Score
Toekenning bij discipline lucht partim aandeel in milieukwaliteitsnorm
pluimmaximum van de immissie bedrijf ≤ 1 % milieukwaliteitsnorm
Neutraal of verwaarloosbaar
0
Beperkte bijdrage
-
1% < pluimmaximum van de immissie bedrijf ≤ 3 % milieukwaliteitsnorm
--
3 % < pluimmaximum van de immissie bedrijf ≤ 10 % milieukwaliteitsnorm
Belangrijke bijdrage Zeer belangrijke bijdrage
BOVA ENVIRO + nv
---
pluimmaximum van de immissie bedrijf > 10 % milieukwaliteitsnorm
juni 2015
177
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Omschrijving
Score
Neutraal of verwaarloosbaar
0
Toekenning bij discipline lucht partim luchtkwaliteit
Afname kwaliteit ≤ 1 % van de milieukwaliteitsnorm
Beperkte bijdrage
-1
Afname kwaliteit > 1 % en ≤ 3 % van de milieukwaliteitsnorm
Belangrijke bijdrage
-2
Afname kwaliteit > 3 % en ≤ 10% van de milieukwaliteitsnorm
Zeer belangrijke bijdrage
-3
Afname kwaliteit > 10 % van de milieukwaliteitsnorm
De resultaten van de bovenvermelde toetsingen worden - indien noodzakelijk - gekoppeld aan milderende maatregelen : Bijdrage Verwaarloosbaar Beperkte bijdrage Belangrijke bijdrage Zeer belangrijke bijdrage
Milderende maatregel Geen milderende maatregelen noodzakelijk Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij MKN in referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, met zicht op implementatie ervan op korte termijn Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen.
In deel 6.2 zijn de uur- en jaarvrachten berekend van de stookinstallaties. In onderstaande tabellen wordt dit samengevat betreffende stikstofoxiden en koolstofmonoxide. Tabel 8.30 Totale uur- en jaarvrachten aan NOX
stookinstallatie
massastroom (kg/uur)
werkingsuren (uren/jaar)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
stoomketel
0,121
1350
0,163
vlamoven
0,130
656
0,085
Totaal
0,251
0,249
De drempelwaarde voor NOx vanaf wanneer er conform art. 4.4.2.2§2 van Vlarem II een schoorsteenhoogteberekening dient te worden uitgevoerd is 40 kg/uur. Deze waarde wordt voor geen enkele stookinstallatie overschreden. De drempelwaarde voor het IMJV (50 ton/jaar) wordt niet overschreden, de NOx-emissie bedraagt ca. 0,5 % van deze drempelwaarde. Bovendien blijkt uit interpolatie van de meetgegevens dat de jaargemiddelde waarde voor NO 2 in de omgeving van het slachthuis kleiner is dan 80 % van de milieukwaliteitsnorm. Tabel 8.31 Totale uur- en jaarvrachten aan CO
stookinstallatie
massastroom (kg/uur)
werkingsuren (uren/jaar)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
stoomketel
-
1350
-
vlamoven
0,531
656
0,348
Totaal
0,531
BOVA ENVIRO + nv
0,348
juni 2015
178
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De drempelwaarde voor CO vanaf wanneer er conform art. 4.4.2.2§2 van Vlarem II een schoorsteenhoogteberekening dient te worden uitgevoerd is 1000 kg/uur. Deze waarde wordt voor geen enkele stookinstallatie overschreden. De drempelwaarde voor het IMJV (200 ton/jaar) wordt niet overschreden, de CO-emissie bedraagt ca. 0,17 % van deze drempelwaarde. Bovendien blijkt uit interpolatie van de meetgegevens dat de CO-jaargemiddelde waarde voor NO2 in de omgeving van het slachthuis kleiner is dan 80 % van de milieukwaliteitsnorm. Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat beide parameters geen kritische parameters zijn en de impact op de omgevingslucht als verwaarloosbaar (score O) te beschouwen is. GEURIMMISSIES Met betrekking tot de geuremissies worden de geurconcentraties en -contouren berekend met het Vlaamse IFDM-model. De berekende geurconcentraties (ouE/m³) worden weergegeven als overschrijdingsfrequenties op jaarbasis, nl. als 98-percentielwaarden. Deze zijn immers het meest relevant gebleken voor de beoordeling van de geurkwaliteit in de omgeving. In het visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid” (2008) en het richtlijnenboek Lucht (2012), wordt een voorstel voor geurnormering uitgewerkt aan de hand van verschillende beschermingsniveaus. Het nuleffectniveau wordt gelijkgesteld aan het niveau waaronder geen negatieve effecten te verwachten zijn. Het is een gegeven concentratie, uitgedrukt in ouE/m³ of se/ m³ in combinatie met een percentielwaarde (meestal 98 percentiel), waarboven hinder van een bron verwacht kan worden. Het komt overeen met een achtergond hinderniveau of het hinderniveau van een controlegroep, buiten de invloedsfeer van de bron gelegen. De richtwaarde wordt gelijkgesteld aan het kwaliteitsniveau dat voor bestaande inrichtingen zoveel mogelijk moet bereikt worden of gehandhaafd. In het visiedocument werd dit niveau gelijkgesteld aan het nuleffectniveau. De grenswaarde is een niveau waarboven structureel geurklachten kunnen verwacht worden, oftewel het niveau waarboven ernstige geurhinder kan verwacht worden. De grenswaarde mag, behoudens in geval van overmacht, niet overschreden worden. In de sectorstudie werd voor de varkensslachthuizen volgende relatie afgeleid : 1 ouE = 0,88 se. Voor slachthuizen worden, rekening houdend met het onaangename karakter van de geuremissies, volgende beschermingsniveaus gehanteerd : geurwaarneming > grenswaarde (1,5 se/m³ of 1,70 ouE/m³ als 98-percentiel of ): sterk negatief effect (- - -) richtwaarde (0,5 se/m³ of 0,57 ouE/m³ als 98-percentiel) < geurwaarneming < grenswaarde (1,5 se/m³ of 1,70 ouE/m³ als 98-percentiel): matig negatief effect (- -) geurwaarneming < richtwaarde / nuleffect niveau (0,5 se/m³ of 0,57 ouE/m³ als 98-percentiel): verwaarloosbaar effect ( 0/-) Dit beoordelingskader houdt rekening met de zeer onaangename geuren verbonden aan de activiteiten van een slachthuis. De toetsing is in functie van hoog geurgevoelige bestemmingen, zoals o.a. woon- of woonuitbreidingsgebied. De resultaten van de bovenvermelde toetsingen worden gekoppeld aan milderende maatregelen: Effect Verwaarloosbaar Matig negatief Sterk negatief BOVA ENVIRO + nv
Milderende maatregel Geen milderende maatregelen noodzakelijk Milderende maatregelen op langere of korte termijn nodig Milderende maatregelen onmiddellijk nodig juni 2015
179
Definitief MER
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
juni 2015
180
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Ter informatie worden de geurconcentraties tevens getoetst aan de Nederlandse NeR hinderniveaus : geurwaarneming (als 98-percentiel) > 1,5 ouE/m³: ernstig hinderniveau met noodzakelijke maatregelen 0,55 ouE/m³ < geurwaarneming (als 98-percentiel) ≤ 1,5 ouE/m³: hinderniveau met bedrijfsspecifieke maatregelen geurwaarneming (als 98-percentiel) < 0,55 ouE/m³: nuleffect Het uiteindelijke effect van de geuremissies, nl. de mogelijk ondervonden geurhinder in de omgeving wordt beoordeeld onder de discipline mens. Ingeval uit de totaalbeoordeling blijkt dat er sprake is van sterk negatieve effecten (bij een overschrijding van de grenswaarde) zullen milderende maatregelen worden uitgewerkt en de effecten van deze maatregelen op de geurimpact desgevallend opnieuw worden gemodelleerd. Voor de belangrijke geurbronnen werd met het IFDM-model een geurverspreidingsberekening uitgevoerd op basis van de berekende geuremissies. De karakteristieken van de geurbronnen zijn deze zoals vermeld in onderstaande tabel. Naast de locatie, de hoogte, eventueel de warmte-inhoud van de gassen wordt bij de berekening ook rekening gehouden met de emissietijd van de afzonderlijke deelbronnen. Tabel 8.32 Karakteristieken geurbronnen
Code Geurbron A B C D E F G H I
aanvoer en lossen reinigen veewagens stallen dieren onreine slachthal vlamoven reine slachthal verwerking maag/darmen fysico-chemische waterzuivering biologische waterzuivering
X (m)
Y (m)
89203 89209 89188 89180 89161 89149 89164 89169 89168
210630 210588 210646 210666 210671 210670 210664 210615 210593
Hoogte Q (MW) (m) 1 0 1 0 9 0 9 0 9 0,43* 6 0 8 0 4 0 5 0
Geuremissie (ouE/s) 1.474 0 228 14.208 1.100 963 2.338 278 0
*de warmte-inhoud van de gassen van de vlamoven werd berekend op basis van de analyse van 2014: temperatuur rookgassen 401,5°C en rookgasdebiet 4897 Nm³/h.
Een dagprogramma met de tijdstippen waarop deze emissies plaatsvinden is weergegeven in onderstaande tabel. De periode waarin geslacht wordt, is vermeerderd met één uur van de schoonmaaktijd, omdat de geuremissie niet onmiddellijk vermindert na slachting van het laatste dier.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
181
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.33 Dagprogramma Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV en relevante geuremissies van 0.00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.00 9.00 10.00 11.00 12.00 13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 18.00 19.00 20.00 21.00 22.00 23.00
tot 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.00 9.00 10.00 11.00 12.00 13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 18.00 19.00 20.00 21.00 22.00 23.00 24.00
activiteiten H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,D,E,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I B,C,D,E,F,G,H,I B,C,D,E,F,G,H,I B,C,D,E,F,G,H,I D,F,G,H,I D,F,G,H,I F,H,I H,I H,I H,I H,I H,I H,I H,I
opmerking start aanvoer en lossen + stallen dieren
start slachten
stop aanvoer om 11u00
wachtruimte leeg om 14u00 stop slachten om 15u00, reken nog 1u reinigingstijd
De immissieconcentraties voor het 98-P zijn grafisch weergegeven in Figuur 8-9 De 98percentiellijnen verbinden die plaatsen waar gedurende 175 uren per jaar (2 % van een jaar) een zekere grensconcentratie overschreden wordt.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
182
Definitief MER
Figuur 8-9 P-98 (1h) geuremissiefactoren
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
van
geurimmissieconcentraties
juni 2015
referentiesituatie
op
basis
van
NeR-
183
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Uit de berekende contouren op basis van de NeR-emissiefactoren blijkt dat voor de gemiddelde geurbelasting van 20.558 ouE/s de zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 (tot gele zone) respectievelijk 1,5 ouE/m3 (tot blauwe zone) als 98-P wordt overschreden, zicht uitstrekt in woongebied ten westen en ten oosten van het bedrijf en ten noorden ter hoogte van de Prins Boudewijnlaan tot in de Oude Weg ten noorden van het bedrijfsterrein en tot enkele woningen langs de Staatsbaan. Ten zuiden bevindt zich landbouwgebied zonder woningen in de zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P wordt overschreden. Door de overschrijding van de geurcontour van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P ter hoogte van woongebied en ter hoogte van geurgevoelige locaties (woningen) wordt het effect als significant negatief (score ---) beoordeeld. Geurreducerende maatregelen dienen prioritair getroffen te worden om zodoende te trachten dat er geen geurgevoelige objecten meer aanwezig zijn binnen de bovenvermelde geurcontouren. In dit kader werd in opdracht van slachthuis G. Van landschoot & Zonen recent een studie uitgevoerd door TREVI NV/Olfascan naar haalbaarheid van recuperatie van warme en geurbeladen lucht uit de onreine hall. Uit de studie (zie bijlage 13) is echter gebleken dat - omwille van het hoge vochtgehalte van de luchtstroom en specifieke samenstelling enkel absorptie op (zuurgeïmpregneerde) actieve kool als meest aangewezen nageschakelde techniek welke voor het slachthuis momenteel niet BBT kon worden beschouwd. Het is wel de bedoeling om de uitlaat van de onreine hall te verhogen ten opzichte van de bestaande situatie met ook wijziging van de richting van de emissie, wat zal leiden tot een betere verspreiding van de geurbeladen lucht weg van de woningen.
8.3.4
Beschrijving van de toekomstige situatie
De toekomstige geleide en niet-geleide luchtemissies bij G. Van Landschoot & Zonen NV , alsook de toekomstige vuilvrachten werden reeds uitvoerig toegelicht in deel 6.2 Luchtemissies en emissiebeperkende maatregelen.
8.3.5
Effectbeschrijving en –beoordeling van de toekomstige situatie
Voor het bepalen van het effect van de toekomstige luchtemissies tengevolge van de grotere slachtcapaciteit en de ingebruikname van de WKK, zal een inschatting uitgevoerd worden enerzijds aan de hand van literatuurgegevens en anderzijds aan de hand van simulaties van de resultaten van de berekeningen en/of metingen uit de referentiesituatie. De kwantitatieve berekening van de geuremissies en de berekening van de geurcontouren gebeuren opnieuw op basis van de NeR-methode rekening houdend met deze wijzigingen.
8.3.5.1 Met betrekking tot de van toepassing zijnde emissiegrenswaarden VERBRANDINGSEMISSIES In deel 6.2 zijn de te verwachten emissies opgenomen van de vlamoven en de stookinstallatie stoomketel en de WKK op basis van ingeschatte debieten en werkuren. Voor de stoomketel en de vlamoven werd ervan uitgegaan dat de concentraties in de luchtemissies in de toekomst dezelfde blijven en voor de nieuwe WKK ervan kan uitgegaan worden dat deze minstens voldoen aan de emissiegrenswaarden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
184
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De van toepassing zijnde emissiegrenswaarden hiervoor zijn deze van artikel 5.43.2.13 van Vlarem II, en worden weergegeven in onderstaande tabel. Deze grenswaarden zijn uitgedrukt in normaalomstandigheden (0 °C, 101,3 kPa) en bij een referentiezuurstofgehalte in de afgassen van 15 vol%. M.b.t. de emissiegrenswaarden wordt de gasmotor als een “installatie waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 2014” beschouwd. Wat de emissies betreft van het verkeer, kan aangenomen worden dat de voertuigen en gebruikte brandstof minstens beantwoordt aan de vastgestelde productnormen. Tabel 8.34 Emissiegrenswaarden voor gasmotor in werking volgens de ottocyclus, die 500 bedrijfsuren per jaar of meer in bedrijf zijn
type Nieuwe installatie na 1 januari 2014
Emissiegrenswaarden in mg/Nm³ org. st. uitz. NOx CO methaan 60 190 250
Voor de WKK wordt verwacht dat de emissies minstens voldoen aan de emissiegrenswaarden. Dit aspect wordt dan ook als neutraal beoordeeld (score 0). GEUREMISSIES In de geplande situatie wordt op basis van de indeling in de Nederlandse GGD-richtlijn Geurhinder het slachthuis met een berekende maximale geuremissie van 20.321 ouE/s of 146 x 106 ge/h na uitbreiding slachtcapaciteit, ingedeeld te worden als een middelgrote bron van geur. Dit is slechts een eerste indicatie van de mogelijke omvang van de geurbelasting, de geurbelasting van de omgeving hangt uiteraard af van de (schoorsteen-)hoogte waarop de geuremissie plaatsvindt, de emissieduur en de afstand tot geurgevoelige objecten (zoals woningen, school of ziekenhuis) in de omgeving. Dit kan dan ook als gering tot matig negatief worden beoordeeld (score - tot --).
8.3.5.2 Met betrekking tot de bijdrage tot de luchtkwaliteit VERBRANDINGSIMMISSIES In deel 6.2 zijn de uur- en jaarvrachten berekend van de stookinstallaties. In onderstaande tabellen wordt dit samengevat betreffende stikstofoxiden en koolstofmonoxide. Tabel 8.35 Totale uur- en jaarvrachten aan NOX
stookinstallatie
massastroom (kg/uur)
werkingsuren (uren/jaar)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
stoomketel
0,121
515
0,062
vlamoven
0,130
813
0,106
gasmotor
0,228
8760
1,997
Totaal
0,479
stookinstallatie
BOVA ENVIRO + nv
massastroom (kg/uur)
2,165
werkingsuren (uren/jaar)
juni 2015
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
185
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
stoomketel
0,121
515
0,062
vlamoven
0,130
813
0,106
gasmotor
0,228
8760
1,997
Totaal
0,479
2,165
Tabel 8.36 Totale uur- en jaarvrachten aan CO
stookinstallatie
massastroom (kg/uur)
werkingsuren (uren/jaar)
jaarlijkse vuilvracht (ton/jaar)
stoomketel
-
515
-
vlamoven
0,531
813
0,432
gasmotor
0,300
8760
2,628
Totaal
0,831
3,060
In de geplande situatie is voor CO en NO X de emissievracht respectievelijk ca. 1,5 % en 4,3 % van de IMJV-drempelwaarde. Bovendien blijkt uit interpolatie van de meetgegevens dat de jaargemiddelde waarde voor beide parameters in de omgeving van het slachthuis kleiner is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm. Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat beide parameters ook in de toekomstige situatie geen kritische parameters zijn en de impact op de omgevingslucht als verwaarloosbaar te beschouwen is. GEURIMMISSIES Met betrekking tot de geuremissies worden de geurconcentraties en -contouren berekend met het Vlaamse IFDM-model. De berekende geurconcentraties (ouE/m³) worden weergegeven als overschrijdingsfrequenties op jaarbasis, nl. als 98-percentielwaarden. Deze zijn immers het meest relevant gebleken voor de beoordeling van de geurkwaliteit in de omgeving. Voor de belangrijke geurbronnen werd met het IFDM-model een geurverspreidingsberekening uitgevoerd op basis van de berekende geuremissies (zie hoofdstuk 6.2) en aangepaste schouwhoogte voor de uitlaat van de onreine slachthal. De karakteristieken van de geurbronnen zijn deze zoals vermeld in onderstaande tabel. Naast de locatie, de hoogte, eventueel de warmte-inhoud van de gassen wordt bij de berekening ook rekening gehouden met de emissietijd van de afzonderlijke deelbronnen. Tabel 8.37 Karakteristieken geurbronnen
Code Geurbron A B C D E F
aanvoer en lossen reinigen veewagens stallen dieren onreine slachthal vlamoven reine slachthal
BOVA ENVIRO + nv
X (m)
Y (m)
89203 89209 89188 89180 89161 89149
210630 210588 210646 210666 210671 210670
juni 2015
Hoogte (m) 1 1 9 15 9 6
Q (MW) 0 0 0 0 0,43* 0
Geuremissie (ouE/s) 1.474 0 239 14.208 1.100 963 186
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
G
verwerking maag/darmen
89164
210664
8
0
H I
fysico-chemische waterzuivering biologische waterzuivering
89169 89168
210615 210593
4 5
0 0
2.338 0 0
*de warmte-inhoud van de gassen van de vlamoven werd berekend op basis van de analyse van 2014: temperatuur rookgassen 401,5°C en rookgasdebiet 4897 Nm³/h.
Een dagprogramma met de tijdstippen waarop deze emissies plaatsvinden is weergegeven in onderstaande tabel. De periode waarin geslacht wordt, is vermeerderd met één uur van de schoonmaaktijd, omdat de geuremissie niet onmiddellijk vermindert na slachting van het laatste dier.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
187
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.38 Dagprogramma Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV en relevante geuremissies van 0.00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.00 9.00 10.00 11.00 12.00 13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 18.00 19.00 20.00 21.00 22.00 23.00
tot 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.00 9.00 10.00 11.00 12.00 13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 18.00 19.00 20.00 21.00 22.00 23.00 24.00
activiteiten H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,H,I A,B,C,D,E,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I A,B,C,D,E,F,G,H,I B,C,D,E,F,G,H,I B,C,D,E,F,G,H,I B,C,D,E,F,G,H,I D,F,G,H,I D,F,G,H,I H,I H,I H,I H,I H,I H,I H,I
opmerking start aanvoer en lossen + stallen dieren
start slachten
stop aanvoer om 12u00
wachtruimte leeg om 15u00 stop slachten om 16u00, reken nog 1u reinigingstijd
De immissieconcentraties voor het 98-P zijn grafisch weergegeven in onderstaande figuur. De 98percentiellijnen verbinden die plaatsen waar gedurende 175 uren per jaar (2 % van een jaar) een zekere grensconcentratie overschreden wordt.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
188
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-10 P-98 (1h) van geurimmissieconcentraties toekomstige situatie op basis van NeRgeuremissiefactoren
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
189
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Uit de berekende contouren op basis van de NeR-emissiefactoren blijkt voor de gemiddelde geurbelasting van 20.321 ouE/s dat de zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 (tot gele zone) respectievelijk 1,5 ouE/m3 (tot blauwe zone) als 98-P wordt overschreden, in de noordoostelijke richting reikt tot respectievelijk 165 m en 175 m. In zuidwestelijke richting reikt de zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 (tot gele zone) respectievelijk 1,5 ouE/m3 (tot blauwe zone) als 98-P wordt overschreden, tot respectievelijk 85 m en 100 m De zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P wordt overschreden, strekt zich opnieuw in woongebied hoofdzakelijk ten noorden van de Prins Boudewijnlaan tot aan de spoorlijn en ten zuiden van het slachthuis in landbouwgebied zonder woningen. Door de overschrijding van de geurcontour van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P ter hoogte van woongebied en ter hoogte van geurgevoelige locaties (woningen) wordt het effect nog als significant negatief (score ---) beoordeeld.
8.3.6
Milderende maatregelen
Bij de berekening van de contouren is evenwel geen rekening gehouden met het feit dat tegelijkertijd met het verhogen van het emissiepunt ook de richting van emissie gewijzigd wordt (geen zijdelings e uitblaas meer richting woningen), wat uiteindelijk ook een gunstig effect zal hebben op de geurimmissie ter hoogte van de woningen. Volgens de BBT dienen, indien ondanks de organisatorische en procesgeïntegreerde maatregelen aan de bron en verhogen en wijzigen van emissiepunt, de geurreductie niet volstaat, is de behandeling van de met geur verontreinigde lucht via een nageschakelde techniek (zoals biowasser, biofilter, actief koolfilter…) noodzakelijk. In dit kader werd in opdracht van slachthuis G. Van landschoot & Zonen recent een studie uitgevoerd door TREVI NV/Olfascan om een inschatting te maken van de meest aangewezen behandelingstechniek voor het ontgeuren van de luchtstroom van het onreine gedeelte (met ontharingsmachine). Conclusie was echter dat een investering in een nabehandelingstechniek momenteel geen BBT is.
8.3.7
Monitoring en evaluatie
Conform de sectorale voorwaarden voor stookinstallaties en gasmotoren in Vlarem II dient voldaan te worden aan de periodieke meetverplichtingen. Er wordt hoe dan ook aanbevolen om deze wettelijke verplichtingen na te leven en de toetsing ten opzichte van de geldende emissiegrenswaarden uit te voeren en desgevallend de werkvoorwaarden bij te sturen. Aangezien de berekening van geurcontouren op basis van emissiefactoren werd berekend waarbij geen rekening wordt gehouden met de richting van emissie zodat de geurreducerende werking hiervan niet kan ingeschat worden, wordt aanbevolen om eventuele geurklachten nauwgezet te registreren (tijdstip klacht, weersomstandigheden, coördinator klager, beschrijving geur, activiteiten, eventuele calamiteiten, zodat eventuele verbanden tussen klachten (en eventuele geurhinder) en activiteiten op het bedrijfsterrein duidelijk worden. Er wordt voorgesteld om de technologische evoluties, evoluties inzake geurbeleid en de evolutie op BBT-gebied verder op te volgen en te implementeren in de bedrijfsvoering.
8.3.8
Bespreking van de milieu-impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
190
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Door de regelgeving inzake emissiereducties en het beleid inzake de beperking van geurhinder zal de ontwikkeling van het gebied gestuurd worden naar een betere luchtkwaliteit. Hiermee werd rekening gehouden bij de beoordeling van de geplande wijzigingen en bij de monitoring en evaluatie. 8.3.9
Leemten in de kennis
Voor de toetsing van de impact van de kwaliteit van de omgevingslucht zijn er geen VMMmeetstations in de onmiddellijke omgeving van het slachthuis. De meetgegevens zijn gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde meetstation niet representatief. Bij het gebruik van emissiefactoren voor de berekening van de geuremissies kunnen vragen gesteld worden, aangezien deze methode gebaseerd is op good house keeping rules, en in eerste instantie geen rekening houdt met eventuele bijkomende aanpassingen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
191
Definitief MER
8.4 8.4.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Discipline Geluid Afbakening en beschrijving studiegebied
Het aspect geluid wordt in de onmiddellijke omgeving van het bedrijfsterrein (tot minstens 200 m van de terreingrenzen) en in het bijzonder ter hoogte van de aangrenzende woningen in de omgeving van het bedrijf bestudeerd. Het aspect trillingen wordt niet onderzocht omdat de trillende installaties geen invloed hebben buiten het bedrijfsterrein.
8.4.2
Beschrijving referentiesituatie
In deel 4 is een beschrijving opgenomen van de slachtactiviteiten van het slachthuis en de daaraan verbonden installaties, alsook van de nevenactiviteiten zoals de koelinstallaties, waterzuiveringsinstallatie…. In deel 6 is een beschrijving opgenomen van de geluidsbronnen en de ligging ervan, overgenomen uit de geluidstudie, gevoegd in bijlage 9. De inrichting is gelegen langs de drukke gewestweg N9, verbindingsweg tussen Brugge en Gent.
Figuur 8-11 Lokalisatie van Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ten opzichte van omgeving (bron geluidstudie Avitech in bijlage 9)
Ten oosten van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is er een vleesuitsnijderij Van Landschoot R., welke beschikt over een kleinschaligere productiehal met annex diepvries. De inrichting beschikt over een basisvergunning van voor 1 januari 1993, zodat ze kan geklasseerd worden onder bestaande inrichtingen. In dit geval dient de exploitant bij overschrijding van richtwaarden de nodige maatrelen te treffen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken. Naargelang de technologisch verantwoorde
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
192
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
mogelijkheden volgens de BBT wordt hierbij gebruik gemaakt van een oordeelkundige (her)schikking van de geluidsbronnen, geluidsarme installaties, geluidsisolatie en/of -absorptie en/of -afscherming. De uitbreidingen die dateren van na 1993 moeten voldoen aan de eisen voor nieuwe inrichtingen en veranderingen van bestaande inrichtingen. In dit geval zijn de richtwaarden voor geluidsimmissies in openlucht functie van de ligging van de meetpunten op het gewestplan (aangepast door BPA’s, RUP’s). De inrichting zelf is volgens het gewestplan Eeklo-Aalter gelegen deels in woongebied, deels in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebied voor kleine of middelgrote ondernemingen, deels in agrarisch gebied. Volgens het goedgekeurd Provinciaal ruimtelijke uitvoeringsplan ‘Prins Boudewijnlaan-Hillestraat’ is de inrichting gelegen binnen een gebied ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf’. Door middel van een 3D-modellering werd de relatieve invloed van elke geluidsbron van de inrichting bepaald en welk aandeel elk element van het bedrijf heeft in de immissie naar de omliggende woningen. De gebruikte geluidbronvermogens zijn bepaald op basis van ambulante geluidsdrukmetingen of op basis van de gegevens van de leveranciers. De berekening betreft een worst-case impactberekening, d.w.z. alle activiteiten tegelijkertijd. In onderstaande figuur is het 3D model van de gebouwen gegeven dat gebruikt werd als basis voor de modellering.
Figuur 8-12 3D model van de gebouwen bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV als basis voor modellering (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
Ter hoogte van het studiegebied werd de geluidsimmissie bepaald in verschillende punten gelegen ter hoogte van wooneenheden in de omgeving van de inrichting. De beoordelingspunten zijn aangeduid op onderstaande figuur. De naburige woningen zijn volgens het gewestplan gelegen in industriegebied, woongebied of agrarisch gebied.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
193
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-13 Ligging van de beoordelingspunten in de omgeving van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV(bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
Beoordelingspunt 1 : ter hoogte van bedrijfswoning van Landschoot R.; Prins Boudewijnlaan 24-28 Beoordelingspunt B2 : ter hoogte van Prins Boudewijnlaan 28-38 Beoordelingspunt B3 : ter hoogte van de woningen Oude Weg 36, 38, 38A Beoordelingspunt B4 : ter hoogte van de woning zaakvoerder Van Landschoot ; Oude weg 40 Beoordelingspunt B5 : ter hoogte van de woningen Molenstraat 27-45 Beoordelingspunt B6 : ter hoogte van de woningen Hillestraat 19-29 Beoordelingspunt B7 : ter hoogte van de woning Prins Boudewijnlaan 14 Beoordelingspunt B8 : ter hoogte van de woningen Prins Boudewijnlaan 14B, 14C, 16, 18 Beoordelingspunt B9 : ter hoogte van de woning Prins Boudewijnlaan 20 Beoordelingspunt B10 : ter hoogte van de woningen Prins Boudewijnlaan 11-21 Beoordelingspunt B11 : ter hoogte van de woning Prins Boudewijnlaan 23-29 Beoordelingspunt B1 is gelegen in industriegebied. Beoordelingspunten B2, B3, B4, B6, B10 en B11 zijn gelegen in een gebied op minder dan 500 m van een gebied van openbaar nut. Beoordelingspunten B5, B7, B8 en B9 zijn gelegen in een gebied op minder dan 500 m van een gebeid voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
194
Definitief MER
8.4.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Analyse referentiesituatie
Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is een historisch gegroeid regionaal slachthuis die om upto-dat, concurrentieel en binnen het wettelijk kader te kunnen werken, de afgelopen tientallen jaren verschillende uitbreidingen/wijzigingen op het terrein heeft doorgevoerd. In het kader van de nieuwste en nog strengere Europese milieu- en gezondheidsnormen werden door het bedrijf enkele jaren terug een uitgebreid investeringsprogramma opgestart. In 2011-2012 werden achteraan de verouderde gebouwen afgebroken en nieuwe opgetrokken, dit met o.a. grotere wachtstallen, nieuwe slachtlijn, sociale voorzieningen, ruime machinekamers. Het geheel van de nieuwe en bestaande ruimtes werd voorzien van de nodige ventilatie-eenheden. De aanwezige waterzuivering werd geoptimaliseerd en uitgebreid, alsook een nieuwe volledig gesloten wasplaats voor veewagens. Met de lopende fase van investeringen (periode 2014-2016) is het vervangen/aanpassen/optimaliseren van koelcondensors gepland. In het kader van deze investeringen en het streven naar normconformiteit vond het bedrijf het opportuun te analyseren welke de geluidsimpact is van de huidige aanwezige bronnen op het bedrijf, samen met de nieuw te plaatsen en te vervangen eenheden. In onderstaande tabel zijn de berekende immissies (in dBA) opgenomen, welke bekomen werden wanneer de lijst van de huidige geluidsbronnen met hun respectievelijke vermogens zoals opgenomen in Tabel 6.25 actief zijn. Tabel 8.39 Berekende immissies (dBA) in de verschillende beoordelingspunten bij huidige situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
Op basis van deze analyse werd nagegaan welke bronnen voor aanpassingen in aanmerking komen en in samenspraak met het bedrijf werden mogelijke aanpassingen onderzocht, rekening houdend met de nog geplande investeringen. Door middel van de 3D-modellering werd de relatieve invloed van elke geluidsbron van de inrichting bepaald in de geplande situatie en welk aandeel elk element van het bedrijf heeft in de immissie naar de omliggende woningen. De gebruikte geluidbronvermogens zijn bepaald op basis van ambulante BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
195
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
geluidsdrukmetingen of op basis van de gegevens van de leveranciers. De berekening betreft een worst-case impactberekening, d.w.z. alle activiteiten tegelijkertijd. In onderstaande tabel zijn de berekende immissies (in dBA) opgenomen, welke bekomen werden wanneer de lijst van de bronnen met hun respectievelijke vermogens zoals opgenomen in Tabel 6.26 actief zijn. Tabel 8.40 Berekende immissies (dBA) in de verschillende beoordelingspunten bij geplande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
196
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Om in de weergegeven punten aan de vooropgestelde strengste norm voor nieuwe inrichtingen tijdens de nacht alsook aan de iets minder strenge dag-voorwaarden te voldoen, zijn in onderstaande tabel de minimale reducties opgenomen die per bron extra nodig zijn. In volgorde van belangrijkheid zijn de theoretisch te saneren bronnen hieronder weergegeven : Tabel 8.41 Theoretisch te saneren bronnen bij geplande situatie (bron : geluidstudie Avitech in bijlage 9)
8.4.4
Beschrijving van de toekomstige situatie
In deel 4 is een beschrijving opgenomen van de slachtactiviteiten van het slachthuis en de daaraan verbonden installaties, alsook van de nevenactiviteiten zoals de waterzuivering, koelinstallaties, wasplaatsen,n de geplande situatie. In deel 6 is een beschrijving opgenomen van de geluidsbronnen en de ligging ervan in de geplande situatie en overgenomen uit de geluidstudie, gevoegd in bijlage 9 alsook van de geplande geluidsreducerende maatregelen welke hieronder zijn toegelicht en integraal overgenomen uit de geluidstudie :
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
197
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.4.4.1 Vervangen van de bestaande snelkoeltunnelcondensor NH3 (S1)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
198
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.4.4.2 Nieuwe machinekamer en condensor diepvrieshal (S12-S17 en S19)
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
199
Definitief MER
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
juni 2015
200
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.4.4.3 Plaatsen van een geluiddemper in het kanaal van de uitblaasventilatie broeikanaal (S51)
8.4.4.4 Nieuwe
luchtcondensor
NH3-Zitrec
(S34)
en
warmtewisselaar
via
waterkoeling
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
201
Definitief MER
8.4.5
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Effectvoorspelling en –beoordeling toekomstige situatie
Het richtlijnenboek geluid en trillingen omvat een significantiekader ter beoordeling van de ernst van de impact op de omgeving :
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
202
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de gebruikte waarden, op basis van het geluidsemissieonderzoek Avitech, januari 2015 (zie bijlage 9) DAG-periode : Punten Lvoor B1 51 dBA B2 49 dBA B3 43 dBA B4 46 dBA B5 40 dBA B6 40 dBA B7 48 dBA B8 50 dBA B9 50 dBA B10 47 dBA B11 47 dBA
ΔLAX,T -1 dBA -1 dBA -1 dBA -2 dBA -1 dBA -1 dBA -5 dBA -5 dBA -6 dBA -3 dBA -3 dBA
Tussenscore +1 +1 +1 +1 +1 +1 +2 +2 +2 +2 +2
Lsp 50 dBA 48 dBA 42 dBA 44 dBA 39 dBA 39 dBA 43 dBA 45 dBA 44 dBA 44 dBA 44 dBA
GW 55 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA 45 dBA
Eindscore +1 +1 +1 +1 +1 +2 +2 +2 +2 +2
ΔLAX,T : verschil in specifiek geluid tussen de inrichting na uitbreiding en de huidige situatie GW : geldende geluidsnorm tijdens de dag t.h.v. woning Lsp : specifiek geluid van de inrichting na uitbreiding
NACHT-periode : Punten Lvoor B1 51 dBA B2 49 dBA B3 43 dBA B4 46 dBA B5 40 dBA B6 40 dBA B7 48 dBA B8 50 dBA B9 50 dBA B10 47 dBA B11 47 dBA
Lna 50 dBA 48 dBA 42 dBA 44 dBA 39 dBA 39 dBA 43 dBA 45 dBA 44 dBA 44 dBA 44 dBA
Lna 44 dBA 42 dBA 36 dBA 39 dBA 33 dBA 35 dBA 37 dBA 38 dBA 37 dBA 37 dBA 38 dBA
ΔLAX,T -7 dBA -7 dBA -7 dBA -7 dBA -7 dBA -5 dBA -11 dBA -12 dBA -13 dBA -10 dBA -9 dBA
Tussenscore +3 +3 +3 +3 +3 +2 +3 +3 +3 +3 +3
Lsp 44 dBA 42 dBA 36 dBA 39 dBA 33 dBA 35 dBA 37 dBA 38 dBA 37 dBA 37 dBA 38 dBA
GW 50 dBA 40 dBA 40 dBA 40 dBA 35 dBA 40 dBA 35 dBA 35 dBA 35 dBA 40 dBA 40 dBA
Eindscore +3 +3 +3 +3 +2 +3 +3
ΔLAX,T : verschil in specifiek geluid tussen de inrichting na uitbreiding en de huidige situatie GW : geldende geluidsnorm tijdens de nacht t.h.v. woning Lsp : specifiek geluid van de inrichting na uitbreiding
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
203
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Dit leidt tot de volgende conclusie : Voor de beoordelingszone B1 ; Prins Boudewijnlaan 24-26 wordt na uitbreiding tijdens de dag een beperkte afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +1 en +3 (tussenscore) met een +1 en +3 als eindscore. De geluidsniveaus blijven onder de grenswaarde. Het effect van de uitbreiding is positief voor de dag en uitgesproken positief voor de nacht. Voor de beoordelingszone B2 ; Prins Boudewijnlaan 28-38 wordt na uitbreiding tijdens de dag een beperkte afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +1 en +3 (tussenscore) met een leeg vakje als eindscore. Dit laatste omwille van het feit dat de inrichting na de uitbreiding en met toepassing van de reeds uitgewerkte geluid beperkende maatregelen voor de maximaal te verwachten waarden de geldende geluidsnorm nog met 3 dBA voor de dag en met 2 dBA voor de nacht overschrijdt. Er zijn in het verleden geen klachten geweest van omwonenden langs de N9. Ten opzichte van de huidige situatie zal de geluidsproductie na toepassing van de bij de uitbreiding geplande maatregelen afnemen. In de modellering werd rekening gehouden met een worst-case situatie met alle bronnen terzelfdertijd in activiteit. De maximaal te verwachten overschrijding is beperkt. Daarom kan het effect van uitbreiding als positief beschouwd worden (voorgestelde eindscore +1). Voor de beoordelingszone B3 ; Oude Weg 36, 38, 38A wordt na uitbreiding tijdens de dag een beperkte afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +1 en +3 (tussenscore) met een +1 en +3 als eindscore. De geluidsniveaus blijven onder de grenswaarde. Het effect van de uitbreiding is positief voor de dag en uitgesproken positief voor de nacht. Voor de beoordelingszone B4 ; Oude Weg 40 wordt na uitbreiding tijdens de dag een beperkte afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +1 en +3 (tussenscore) met een +1 en +3 als eindscore. De geluidsniveaus blijven onder de grenswaarde. Het effect van de uitbreiding is positief voor de dag en uitgesproken positief voor de nacht. Voor de beoordelingszone B5 ; Molenstraat 27-45 wordt na uitbreiding tijdens de dag een beperkte afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +1 en +3 (tussenscore) met een +1 en +3 als eindscore. De geluidsniveaus blijven onder de grenswaarde. Het effect van de uitbreiding is positief voor de dag en uitgesproken positief voor de nacht. Voor de beoordelingszone B6 ; Hillestraat 19-29 wordt na uitbreiding tijdens de dag een beperkte afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +1 en +2 (tussenscore) met een +1 en +2 als eindscore. De geluidsniveaus blijven onder de grenswaarde. Het effect van de uitbreiding is positief voor de dag en zeer positief voor de nacht. Voor de beoordelingszone B7, B8 en B9 ; Prins Boudewijnlaan 14, 14B, 14C, 16, 18, 20 wordt na uitbreiding tijdens de dag een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een aanzienlijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +2 en +3 (tussenscore) met een +2 voor de dag en een leeg vakje voor de nacht als eindscore. Dit laatste omwille van het feit dat de inrichting na de uitbreiding en met toepassing van de reeds
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
204
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
uitgewerkte geluid beperkende maatregelen de geldende geluidsnorm ’s nachts nog met 2 à 3 dBA overschrijdt. Er zijn in het verleden nog nooit klachten geweest van omwonenden. Ten opzichte van de huidige situatie zal de geluidsproductie na toepassing van de bij de uitbreiding geplande maatregelen aanzienlijk afnemen, namelijk met meer dan 10 dBA. In de modellering werd rekening gehouden met een worst-case situatie met alle bronnen terzelfdertijd in activiteit. De opgelegde grenswaarden zijn voor deze zone laag, in het bijzonder ten opzichte van het mogelijke omgevingsgeluid te wijten aan de verkeersweg N9. De te verwachten overschrijding is beperkt. Daarom kan het effect van uitbreiding als positief beschouwd worden (voorgestelde eindscore +1). Voor de beoordelingszone B10 en B11; Prins Boudewijnlaan 11-21 en 23-29 wordt na uitbreiding tijdens de dag een redelijke afname van het geluidsniveau verwacht. Voor de nacht wordt een aanzienlijke afname van het geluidsniveau verwacht. Deze krijgt als beoordeling respectievelijk +2 en +3 (tussenscore) met een +2 en +3 als eindscore. De geluidsniveaus blijven onder de grenswaarde. Het effect van de uitbreiding is zeer positief voor de dag en uitgesproken positief voor de nacht. Uit bovenstaande synthese kan algemeen besloten worden dat voor de dag-periode het effect van de uitbreiding bij de inrichting Van Landschoot G. & Zn in de omgeving positief tot zeer positief is. Voor de nacht-periode uitgesproken positief is met enkele zones waarbij het effect positief mag beschouwd worden. 8.4.6
Milderende maatregelen
Verdere mogelijke maatregelen zijn
8.4.6.1 Uitwerken project recuperatiewarmte branderlokaal/ventilatie (S53-S54) De natuurlijke ventilatie van het branderlokaal (afvoer dampen) kan volledig herwerkt worden. De ruimte wordt afgezogen en de warme lucht wordt in een gesloten ruimte ontdaan van zijn warmte via een warmtewisselaar. De afgevoerde lucht wordt via een geluiddemper in de omgeving gebracht. Ook de bestaande warmterecuperator KLIMA (S49 en S50) en een deel van de ventilatie-eenheden slachtlijn worden in het geheel geïntegreerd. Deze mogelijke maatregel moet nog samen met de akoestisch adviseur worden uitgewerkt.
8.4.6.2 Indien nodig dempen van de geluidsemissie van resterende ventilatieeenheden
8.4.7
Monitoring en evaluatie
Door de omvang van de aanpassingen op de site en het logaritmisch karakter van het geluid zou het verder onverantwoord zijn om een veelheid aan aanpassingen in één keer door te voeren. Er wordt dan ook voorgesteld om na het uitvoeren van de bovenvermelde aanpassingen, een controlemeting uit te voeren en indien nodig dan bijkomende maatregelen te nemen.
8.4.8
Bespreking van de milieu-impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
205
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Niet van toepassing 8.4.9
Leemten in de kennis
Zie hoofdstuk 13 van de geluidstudie in bijlage 9.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
206
Definitief MER
8.5 8.5.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Discipline Mens Afbakening en beschrijving studiegebied
Het studiegebied voor de discipline mens wordt uiteraard en in de eerste plaats, bepaald door de menselijke aanwezigheid (receptoren) in de omgeving van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV. Deze discipline steunt op andere disciplines zodat de ruimtelijke afbakening van het studiegebied bepaald wordt door de afbakening van het studiegebied van andere disciplines, zoals water, geluid, lucht en van de ingeschatte omvang van de effecten vanuit deze disciplines. Het antropogeen studiegebied wordt bij slachthuis van G. Van Landschoot & Zonen NV voornamelijk bepaald door de grens waar relevante geurwaarnemingen voorkomen. Geluid reikt veelal minder ver omwille van de ligging aan de drukke Prins Boudewijnlaan. Het studiegebied met betrekking tot de mobiliteit wordt afgebakend tot de dichtstbijzijnde hoofdwegen in de onmiddellijke omgeving van het slachthuis waarvan met zekerheid kan gesteld worden (bestaande situatie) ofwel verondersteld kan worden (toekomstige situatie) dat ze als ontvangende wegen (zullen) fungeren. Concreet wordt hier verder de bereikbaarheid, de verkeersdoorstroming en – leefbaarheid besproken van de Prins Boudewijnlaan.
8.5.2
Beschrijving referentiesituatie
In deel 2 zijn algemene inlichtingen opgenomen betreffende het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen, waaronder de historiek. In deel 3 wordt het bedrijf ruimtelijk gesitueerd ten opzichte van toegangswegen, landsgrens en volgens de bestemmingsplannen en ten opzichte van verschillende functies (woningen, bedrijven, recreatie, landbouw, kwetsbare functies….). In deel 4 is een beschrijving opgenomen van de huidige tewerkstelling en deze in de toekomstige situatie, alsook van het aantal en type transportbewegingen en van de huidige en geplande ontsluiting van het slachthuis. G. Van Landschoot & Zonen NV situeert zich langsheen de Prins Boudewijnlaan, het verlengde van de N9, welke de verbinding vormt tussen Eeklo en Maldegem. Deze weg wordt gekenmerkt door lintbebouwing waarbij handelszaken zich in een verspreide structuur situeren tussen de open en halfopen bebouwing. Het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV baat op deze locatie sinds 1968 een exportslachthuis uit voor het slachten van varkens. Het totale terreinoppervlakte beslaat ca 3,3 ha, waarvan ca 2,3 ha bebouwd/verhard is. Het bedrijf is voor het grootste deel gelegen binnen de lintbebouwing langsheen de verbindingsweg. Het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen dringt het zuidelijk open ruimtegebied binnen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
207
Definitief MER
8.5.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Analyse van de referentiesituatie
8.5.3.1 Bestemming en gebruikswaarde BESTEMMING Het projectgebied is volgens het gewestplan gelegen deels in woongebied, deels in gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen, deels in agrarisch gebied (zie Figuur 3-6). Het projectgebied situeert zich tevens binnen de grenzen van het goedgekeurd provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Prins Boudewijnlaan – Hillestraat’ binnen ‘gebied voor bedrijventerreinen voor historisch gegroeid regionaal bedrijf’ (zie Figuur 3-7) . Het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV met de in de loop van de voorbije jaren uitgevoerde verbouwingen en uitbreidingen is in overeenstemming met de planologische voorzieningen van het van kracht zijnde RUP. Binnen het PRUP, ten oosten van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV is er een vleesuitsnijderij Van Landschoot R., welke beschikt over een kleinschaligere productiehal met annex diepvries. Binnen het gebied van het PRUP bevinden zich vier woningen, waarvan momenteel 2 gebruikt als kantoorgebouwen bij beide bedrijven Van Landschoot. Een deel van de onmiddellijke omgeving van het slachthuis valt ook binnen het PRUP welke naast zone voor bedrijfsterrein voor historisch gegroeide bedrijf en zone voor circulatie, parking en toeritten, ook een zone omvat voor lokaal bedrijventerrein, zone voor buffer, zone voor tuinen en zone voor waterloop en zone met bijzondere waarde. Globaal kan dan ook gesteld worden dat de effecten van het slachthuis qua juridische bestemmingen neutraal zijn (score 0). GEBRUIKSWAARDE Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV telde in 2014 ca 165 werknemers en haalde een slachtvolume van ca 525.000 varkens/jaar. Het bedrijf behoort tot de top 10 van de Belgische varkensslachthuizen volgens het aantal geslachte varkens. Het bedrijfsterrein van ca 3,3 ha is aan de voorzijde nagenoeg volledig bebouwd of verhard, en wordt intensief benut. Aan de oostzijde van het naburig bedrijf Van Landschoot R. is er nog ruimte voorzien voor de aanleg van nieuwe toegangsweg en parkeerplaatsen en achteraan voor weegbrug en parkeerplaatsen en uitbreiding waterzuivering en gebouw met verleggen van waterloop en inrichting van voorziene zone met bijzondere waarde. De huidige gebruikswaarde kan dan ook momenteel als neutraal tot gering negatief worden beschouwd (score 0 tot -).
8.5.3.2 Beeld - en belevingswaarde De belangrijkste aspecten met betrekking tot beeld- en belevingswaarde op meso- en macroniveau zijn visuele impact en barrièrewerking. Op microniveau staat de beeldkwaliteit (inrichting van het terrein, schaal en kwaliteit van de gebouwen,….) centraal. Het bedrijf bestaat uit diverse aan elkaar gebouwde ruimtes met vooraan een parking en winkelruimte (Vleeshalle Van Landschoot NV), de laadkades voor de afgewerkte producten, de versnijdingszaal, met verpakkingsruimte en een koelcel. Daarachter ligt de eigenlijke slachterij met zijn reine en onreine gedeelte, gevolgd door wachtruimte voor de aangevoerde dieren. Achteraan op het terrein bevinden zich de waterzuiveringsinstallatie en de wasplaatsen voor de vee- en koelwagens. De inrichting omvat verder nog een garagewerkplaats en een diepvriesgebouw.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
208
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De voorzijde van het complex aan de straatzijde bestaat uit afwisselende bebouwing met van links naar rechts een oude woning die dienst doet als kantoorgebouw, de verpakkingsruimte, laad- en loskaaien en de Vleeshalle Van Landschoot NV (zie onderstaande figuur). Aan de overzijde van de straat bevindt zich woongebied met lintbewoning.
Figuur 8-14 straatzijde projectgebied G. Van Landschoot & Zonen NV
Op het bedrijfsterrein bevond zich voor kort enkel een groenscherm aan de westzijde. Op het terrein is vanaf 2012, gestart met de aanplant van een volwaardig groenscherm aan de zuidelijke en oostelijke kant van het bedrijfsterrein. De geïntegreerde groenbeplanting op het terrein bestaat uit streekeigen bomen en struiken die aansluit op de waterloop de Beke die de zuidelijke grens vormt van het bedrijfsterrein. Het open ruimtegebied aan de zuidzijde van het slachthuis heeft een eerder beperkte landschappelijke of ecologische kwaliteit.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
209
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-15 Achterzijde projectgebied slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
De beeld- en belevingswaarde kan dan ook in de referentiesituatie als neutraal tot gering positief worden beschouwd (score 0 tot +).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
210
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.5.3.3 Woonkwaliteit en leefbaarheid Het aspect leefbaarheid en woonkwaliteit heeft in het kader van dit MER vooral betrekking op de milieuhygiënische en gezondheidseffecten op de omgeving. De technische gegevens hieromtrent worden aangeleverd vanuit de respectievelijke disciplines. In de discipline mens gebeurt enkel nog een afweging van de effecten naar de gebruikers. In deel 8 zijn de te verwachten effecten opgenomen met betrekking tot de discipline grondwater en oppervlaktewater, geluid en lucht(geur), bodem en licht op basis van de emissiebronnen en emissiebeperkende maatregelen welke beschreven zijn in deel 6. Uit de bespreking van deze disciplines blijkt dat bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV het aspect geur en geluid verder te behandelen zijn als omgevingsfactoren. Bij de beoordeling van geurhinder afkomstig van slachthuis (zeer onaangename geur) wordt overeenkomstig het richtlijnenboek lucht, rekening gehouden met de geurgevoeligheid van de bestemmingen in de omgeving, waarbij de overschrijding van de richtwaarde ter hoogte van een woning als een matig negatief effect wordt aanzien en de overschrijding van de grenswaarde als een sterk negatief effect. Voor wat geluid betreft, wordt er nagegaan of de geluidsniveaus in de omgeving aanleiding kunnen geven tot hinder. Hiertoe worden de geluidsniveaus getoetst aan de wettelijk vastgelegde richtwaarden in VLAREM. BESCHRIJVING MENSELIJKE RECEPTOREN EN HUN KWETSBAARHEDEN De inrichting situeert zich langs de druk bereden gewestweg Brugge-Gent, ten oosten van het centrum van Adegem (op ongeveer 1 km), deelgemeente van Maldegem. Op 1 januari 2013 telde Maldegem 23.138 inwoners, waarvan er ruim 5.200 in Adegem wonen (bron: gemeente Maldegem en bevolkingsstatistieken van FOD Economie). De onmiddellijke omgeving van het historisch gegroeid slachthuis wordt gekenmerkt door een hoofdzakelijk woonkarakter en is vooral aan de overzijde van de gewestweg, vrij dicht bewoond. Binnen een straal van 100 m zijn een 70-tal woningen gesitueerd. De dichtstbijzijnde vreemde woningen zijn gelegen aan weerszijden van de exploitatie, op respectievelijk 10 en 25 m (zie Figuur 8-16). Overige woonkernen (Balgerhoeke, Adegem Hoeke, Staatsbaan…) bevinden zich op een afstand van meer dan 1 km. In de dorpskern van Adegem bevindt zich als kwetsbare functie de Vrije Basisschool De Papaver. Deze bevindt zich nabij de kerk, dus eveneens op 1 km ten westen van het slachthuis.Een kinderopvang bevindt zich in Adegem Dorp op ca. 800 meter ten westen van het slachthuis. Ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden zich al op enkele kilometers van het slachthuis. Ten westen van het bedrijfsterrein ligt industriegebied (zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s) voor minstens 400 m Ten oosten van het slachthuis bevinden zich twee parkjes (respectievelijk op ca. 300 en 600 m) en een begraafplaats (op ca. 300 m). Ten zuiden en zuidoosten van het bedrijfsterrein overheerst de landbouwfunctie. Een open communicatie met de omwonenden wordt nagestreefd door het slachthuis. Op eigen initiatief werd een informatievergadering georganiseerd voor de omwonenden in het kader van de hernieuwing tussenfase (beknopt verslag zie bijlage 12). Hier werd ook aangegeven dat bij eventuele klachten deze steeds kunnen gemeld worden via de milieucoördinator, die ze behandelt in overleg met de betrokken partijen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
211
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-16 Ligging van dichtstbijzijnde woningen nabij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
LUCHTKWALITEIT EN GEURHINDER De huidige luchtkwaliteit in de omgeving is behoorlijk; de (geschatte) immissies van NOx, SO 2, CO en fijn stof liggen allen (ruim) onder de milieukwaliteitsnorm van Vlarem II (zie deel 8.3). De bijdrage van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV zelf aan de emissie van deze stoffen is bovendien niet significant. Gezien de beperkte verkeersgeneratie van het slachthuis (zie verder) is de impact van het slachthuisverkeer op de luchtkwaliteit in de omgeving eveneens als verwaarloosbaar te beschouwen. Een slachthuis kan gezien de activiteiten wel een belangrijke bron van geuremissies zijn. In deel 8.3 werden de geurconcentraties en -contouren berekend met het Vlaamse IFDM-model op basis van emissiefactoren en de toegepaste geurreducerende maatregelen. De berekende geurconcentraties (ouE/m³) worden weergegeven als overschrijdingsfrequenties op jaarbasis, nl. als 98percentielwaarden. Uit de contourkaart van de referentiesituatie (zie Figuur 8-9) kan afgeleid worden dat het voor slachthuizen toepasselijk ernstig geurhinderniveau (1,5 ouE/m³) overschreden wordt tot op 200 à 100 m van het slachthuis, afhankelijk van de windrichting. Binnen deze geurcontour bevinden zich geen kwetsbare functies, zoals scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen. Binnen de geurcontour van 1,5 ouE/m³ bevinden zich ca 60 woningen. Door het feit dat een 150-tal inwoners binnen de kritische geurcontouren rond het slachthuis wonen, moeten de slachthuisactiviteiten qua geurhinder hoe dan ook als significant negatief beoordeeld worden. Sedert de aanpassingen in 2011 betreffende het afsluiten van de broeitunnel, de ontharingsmachine voorzien van een gesloten watercircuit, opslag van haar en darmpaketten in haarcontainer, en de warmterecuperatie van de vlamoven in 2012, zijn er geen geurklachten meer. Dit wordt ook bevestigd door de gemeentelijke milieudienst en LNE milieu-inspectie, waarbij er de afgelopen jaren geen geurklachten werden geregistreerd. Tijdens de informatievergadering in december 2014 welke door het bedrijf georganiseerd werd in het kader van de milieuvergunningsaanvraag “hernieuwing tussenfase”, werd door één van de
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
212
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
aanwezigen melding gedaan van geur tijdens de productie-uren ter hoogte van de woning Prins Boudewijnlaan 31 (zie verslag buurtinfovergadering in bijlage 12). Deze woning bevindt zich binnen de geurcontour tussen 2,27 en 5,68 ouE/m3. Geurhinder heeft enkel directe gezondheidseffecten indien het om toxische stoffen in hoge concentraties gaat, wat hier niet het geval is. Miedema et al. stelden een dosis-respons-formule op 2 tussen geurconcentratie en geurhinder met impact op gezondheid , maar deze formule vertrekt van een geurconcentratie uitgedrukt in Nederlandse ge (geureenheden). Er is geen één-op-één-relatie tussen snuffeleenheden (op het terrein waargenomen geuren) en geureenheden (bepaald in laboratoriumcondities).De dosis-respons-formule luidt: % potentieel ernstig gehinderden = 9,55(log P98 ge)². Hierbij komen 3,75 ge/m³ overeen met ca. 3% potentieel ernstig gehinderden en 10 ge/m³ met ca. 10% potentieel ernstig gehinderden. Op basis van het aantal inwoners binnen de contourlijnen van 3,75 en 10 ge/m³ (1,87 en 5 ouE/m³) kan ingeschat worden dat een 10-tal inwoners potentieel ernstige geurhinder zouden kunnen ondervinden van de slachthuisactiviteiten. Uit het resultaat van het openbaar onderzoek voor de hernieuwing tussenfase (geen klachten), mag evenwel afgeleid worden dat de exploitatie van het slachthuis geen aanleiding geeft tot onoverkomelijke geurhinder. De VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) gaat in haar publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2007) voor slachthuizen uit van een minimum afstand van 100 m tot bewoning. In de historisch gegroeide situatie van slachthuis G. Van Landschoort & Zonen NV is dit niet het geval voor de aanpalende woningen aan weerszijden en een vijftal woningen aan de overzijde van de Prins Boudewijnlaan. Door de ligging van het slachthuis nabij een woonkern (en bovendien aan de qua windrichting meest ongunstige WZW-zijde) worden een aantal mensen blootgesteld aan mogelijke geurhinder. Anderzijds kan wel gesteld worden dat het slachthuis binnen deze historisch gegroeide ongunstige context geurhinder naar de omgeving maximaal tracht te beperken. De belangrijkste geuremitterende activiteiten/installaties (het lossen van varkens en de rendering-afdeling) bevinden zich aan de ZWzijde van het terrein, gericht op de schaars bebouwde open ruimte in agrarisch gebeid, en door de slachthuisgebouwen afgeschermd van het grootste deel van de bewoning van de Prins Boudewijnlaan. Het slachthuis onderhoudt ook een open communicatie met de omwonenden, waardoor het aantal geurklachten die binnenkwamen bij het bedrijf, de gemeente of de milieuinspectie de laatste jaren beperkt is. OMGEVINGSLAWAAI EN GELUIDSHINDER Het slachthuis bevindt zich langs de druk bereden gewestweg Brugge-Gent, waardoor het omgevingsgeluid ter hoogte van de woningen langs de N9 hoofdzakelijk bepaald wordt door het wegverkeer. De invloed van het bedrijf op het omgevingsgeluid is er dan ook beperkt. In deel 8.4 werd door middel van een 3D-modellering de relatieve invloed van elke geluidsbron van de inrichting bepaald en welk aandeel elk element van het bedrijf heeft in de immissie naar de omliggende woningen. De gebruikte geluidbronvermogens werden bepaald op basis van ambulante geluidsdrukmetingen of op basis van de gegevens van de leveranciers. De berekening betreft een worst-case impactberekening, d.w.z. alle activiteiten tegelijkertijd. In de realiteit is dit echter niet het geval.
2
Bron: Lokale gezondheidseffectscreening t.b.v. ruimtelijke ordening en milieu – Kwantificering van gezondheidseffecten, Bureau Medische Milieukunde i.o.v. Ministerie VWS en VROM, 2002 BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
213
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Uit de berekende geluidsimmissies (in dBA) tengevolge van het specifiek geluid van het bedrijf in de verschillende beoordelingspunten ter hoogte van wooneenheden in de omgeving van het slachthuis, kan verwacht worden dat de geldende richtwaarden voor het specifiek geluid overschreden worden en bijgevolg nodige maatregelen dienen getroffen te worden om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving toe te beperken. De slachthuisactiviteiten qua geluidshinder dienen dan ook negatief beoordeeld te worden. Uit het resultaat van het openbaar onderzoek voor de hernieuwing tussenfase (geen klachten), mag afgeleid worden dat de exploitatie van het slachthuis geen aanleiding geeft tot onoverkomelijke geluidshinder. Door de ligging van het slachthuis nabij een drukke verkeersas worden een aantal mensen blootgesteld aan mogelijke geluidshinder. Anderzijds kan wel gesteld worden dat het slachthuis binnen deze historisch gegroeide ongunstige context geluidshinder naar de omgeving maximaal tracht te beperken. Het slachthuis onderhoudt ook een open communicatie met de omwonenden, waardoor het aantal klachten inzage geluidshinder die binnenkwamen bij het bedrijf, de gemeente of de milieu-inspectie de laatste jaren beperkt is. Tijdens de informatievergadering in december 2014 welke door het bedrijf zelf georganiseerd werd in het kader van de milieuvergunningsaanvraag “hernieuwing tussenfase”, werd door één van de aanwezigen melding gedaan van geluidshinder tijdens warme dagen ten gevolge van luchtgekoelde condensor en ventilatie van bijhorende machinekamer (zie verslag buurtinfovergadering in bijlage 12). In het kader van het lopende investeringsprogramma voor het vervangen/aanpassen van de koelcondensoren is in het akoestisch onderzoek bij G. Van Landschoot & Zonen NV nagegaan welke minimale reducties per bron extra nodig zijn en werd o.a. gezocht naar een oplossing voor bovenvermeld knelpunt.
8.5.3.4 Veiligheidsaspecten Hier wordt aandacht geschonken aan specifieke risico’s die geen concreet hinder noch effect opleveren, maar enkel potentieel relevant kunnen zijn. Het gaat hier dan ook met name om bedrijfsinherente risico’s (specifieke veiligheidsmaatregelen, productgebruik, eventuele risico’s voor verspreiding van Legionallabacterie, …) . RISICO’S INHERENT AAN SPECIFIEK PRODUCTGEBRUIK Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV betreft een varkensslachthuis. Voor de procesbeschrijving wordt verwezen naar de inleidende delen in het ontwerp-MER, alsook wat betreft de gebruikte hulpstoffen voor het verwerken en invriezen van vlees als voor de waterzuivering. Die stoffen zijn ingedeeld als ontvlambaar, oxiderend, schadelijk, corrosief en irriterend…. Voor elke categorie van gevaarlijke stoffen gelden specifieke en soms verregaande opslagvoorwaarden. Deze zijn aan het bedrijf opgelegd via de vergunning en omvatten de bepalingen vastgelegd onder de sectorale voorwaarden van VLAREM II. Het komt erop aan de risico’s voor verspreiding maximaal te beheersen, beheersen van bodemverontreiniging, van waterverontreiniging en van luchtverontreiniging. Hierdoor worden ook de risico’s voor de gezondheid van de mens beheerst. De VLAREM-voorwaarden omvatten eveneens specificaties betreffende de constructie en minimale uitrusting van opslagtanks, maatregelen bij het overslaan in andere opslagtanks of in mobiele installaties, de verplichte periodieke controles, de brandbeschermings- en brandbestrijdingsmiddelen, de inkuiping van de opslagtanks, de lekdetectie, de indeling in opslagzones, maatregelen bij het BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
214
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
reinigen,… De beperkte en algemene onderzoeken van de opslagtanks nemen hier een belangrijke plaats is. Voor de opslagtanks en verdeelinstallatie beschikt de exploitant over de nodige attesten. De noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen worden vastgelegd in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. Een laatste brandoefening vond plaats op 16 april 2013. Een aantal koelinstallaties bevatten nog R22 als koelmiddel. Na 1 januari 2015 is er een verbod om installaties met R22 nog bij te vullen. Deze installaties zullen in de loop van 2015 aangesloten worden op de NH3-koeling. De slachthuisactiviteiten qua risico’s inherent aan specifiek productgebruik worden als gering negatief beoordeeld worden RISICO’S VOOR ZWARE ONGEVALLEN MET EXTERNE GEVOLGEN Het slachthuis is geen VR-plichtig noch SWA-plichtig bedrijf gezien het geen Seveso-bedrijf betreft. Er zijn ook geen Seveso-bedrijven in de omgeving van het slachthuis. Het bedrijf beschikt over een interventieplan, waar de opleiding van het personeel inzake veiligheid een onderdeel van uitmaakt en via evacuatie-oefeningen in de praktijk wordt getoetst. In verschillende werkinstructies wordt toegelicht wat er moet gebeuren in geval van brand, ontploffing, calamiteit en bij arbeidsongevallen. Bij wijziging of uitbreiding van haar activiteiten doet het bedrijf een risico-analyse met de eraan verbonden acties welke op regelmatige basis worden geëvalueerd en gecommuniceerd naar de verschillende doelgroepen. De slachthuisactiviteiten qua risico’s voor zware ongevallen met externe gevolgen worden als gering negatief beoordeeld (score -). RISICO’S VOOR VERSPREIDING VAN PATHOGENEN Slachthuis G. Van Landschoot beschikt over een natte koeltoren. De koeltoren werd gemeld via een digitaal meldingsformulier op de webpagina van Zorg en gezondheid. Momenteel is het bedrijf bezig met de opmaak van een Legionellabeheersplan en risico-analyse. De slachthuisactiviteiten qua risico’s inherent aan specifiek productgebruik worden als gering negatief beoordeeld (score -).
8.5.3.5 Mobiliteit In deel 3.1 is het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV ruimtelijk gesitueerd met aanduiding van de toegangswegen. Voor een uitgebreide beschrijving van de transportorganisatie van het slachthuis wordt verwezen naar hoofdstuk 4.4. Dagelijks worden er levende dieren aangevoerd, maar ook dagelijks worden er grote hoeveelheden vers of diepgevroren producten weggevoerd. Daarnaast is er ook nog aan- en afvoer van hulp- en afvalstoffen. Het bedrijf beschikt over een eigen voertuigenpark met 25 vrachtwagens. BEREIKBAARHEID Bij het aspect bereikbaarheid wordt zowel rekening gehouden met de bereikbaarheid van het projectgebied zelf (slachthuis) als met die van de omliggende functies (woningen, winkels,…) en de impact van het project zelf of andere ruimtelijke ontwikkelingen op deze bereikbaarheid. De toegangswegen tot G. Van Landschoot & Zonen NV zijn weergegeven in Figuur 3.5 van hoofdstuk 3.1. BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
215
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De aanvoer naar de Prins Boudewijnlaan (N9) vanuit de richting Antwerpen (oosten) gebeurt grotendeels via de E34/A11, de Ringlaan en de Zeelaan. Vanuit de richting van Brugge (westen) gebeurt de aanvoer grotendeels via de N9 Koning Leopoldlaan en de Prins Boudewijnlaan. De afvoer van varkenskarkassen en vleesproducten richting Gent gebeurt voornamelijk vanaf de Prins Boudewijnlaan, de Ringlaan, de Zeelaan en vervolgens de E34/A11. De afvoer richting Brugge gebeurt voornamelijk vanaf de Prins Boudewijnlaan en de Koning Leopoldlaan (N9). Fietsnetwerk In de omgeving zijn er functionele fietsroutes aanwezig, voornamelijk vanuit de kern van Maldegem naar de andere woonkernen (en vice versa). Het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk in het studiegebied wordt in onderstaande figuur weergegeven. De Staatsbaan – Prins Boudewijnlaan wordt aangeduid als functionele fietsroute (paars).
Figuur 8-17 Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk in de omgeving van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonnen NV (bron: GIS Oost, geraadpleegd op 26/01/2015)
Netwerk openbaar vervoer De haltes van de Lijn worden in onderstaande figuur weergegeven. Het dichtstbijzijnde treinstation voor personenvervoer is gelegen in de stadskern van Eeklo. Om het bedrijf te bereiken met de trein moet men dit combineren met het busvervoer. Het slachthuis is gelegen langsheen een reisweg van de lijn. De dichtstbijzijnde bushalte is Adegem Dorp, op een 600-tal meter van het slachthuis. De halte wordt bediend door lijn 58 Brugge-Eeklo-Gent-St-Pieters, lijn 58S Brugge-Eeklo Station (sneldienst) en belbus 185 Maldegem-Aalter-Knesselare.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
216
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Figuur 8-18 Haltes van De Lijn in de buurt van G. Van Landschoot & Zonen NV
Waterwegennetwerk Ten oosten van het bedrijf bevindt zich het Afleidingskanaal van de Leie (Schipdonkkanaal)
De Prins Boudewijnlaan wordt geselecteerd als verder te bespreken weg. De capaciteit en intensiteit van een weg wordt uitgedrukt in PAE (personen-auto-equivalenten). Hierdoor wordt het mogelijk om de impact ven de verschillende vervoersmiddelen onderling te kunnen vergelijken. Volgende maatvoering wordt gehanteerd : - Fiets : 0,3 PAE - Motorrijwiel : 0,5 PAE - Auto/kleine bestelwagen : 1 PAE - Grote bestelwagen/kleine vrachtwagen : 2 PAE - Bus : 2 PAE - Zware vrachtauto : 3 PAE Alle goederen worden vervoerd via de weg. Er werken momenteel ca 165 werknemers op de site. Ongeveer 130 personen komen per wagen, 35 personen per fiets, een aantal met het openbaar vervoer. Een klein gedeelte doet aan carpoolen, zo’n 19 personen. Dit wilt zeggen dat er op dagbasis ongeveer 110 personenwagens zijn. Er wordt gewerkt in een 38-uur regime met kleine flexibiliteit. De productie gebeurt in verschillende afdelingen: slachthuis, snijzaal en expeditie. Het personeel wordt flexibel ingezet in de verschillende afdelingen.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
217
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.42 Verkeersverdeling personeel
Arbeiders, werktijden Bedienden, werktijden
vaste
Aantal werknemers 150
Aankomsttijd 5u00
Vertrektijd 15u00
vaste
15
8u00
17u00
Globaal kan de bereikbaarheid als neutraal beoordeeld worden, gezien de minimale doorkruising van de dorpskern van Adegem en de relatief goede bereikbaarheid met de fiets en het openbaar vervoer.
BIJDRAGE VERKEERSDRUKTE Om na te gaan of het bedrijf een impact heeft op de bestaande verkeersafwikkeling zal daartoe: - worden nagegaan wat het aantal transporten van aangevoerde en afgevoerde producten is en het aantal transporten als gevolg van het woon-werkverkeer van werknemers; - op basis van het aantal transporten wordt nagegaan wat de impact is op de theoretische capaciteit van de weg. Het gegenereerde transportverkeer zal als verwaarloosbaar, beperkt, relevant of belangrijk getypeerd worden volgens onderstaand significantiekader. Tabel 8.43 Significantiekader bijdrage bedrijfsgerelateerd verkeer
Verwaarloosbare bijdrage Beperkte bijdrage Relevante bijdrage Belangrijke bijdrage
x < 1% van de capaciteit van de beschouwde weg 1 ≤ x < 5% van de capaciteit van de beschouwde weg 5 ≤ x < 10% van de capaciteit van de beschouwde weg x ≥ 10% van de capaciteit van de beschouwde weg
De Prins Boudewijnlaan (N9) heeft drie rijstroken. De middelste rijstrook is bestemd als afslagstrook naar de verschillende winkels en straten toe. Verder kan deze rijstrook alternerend gebruikt worden als inhaalstrook voor het langzame verkeer. Ter hoogte van het projectgebied bedraagt de toegelaten snelheid er 70km/uur. Er is een fietspad aanwezig, geen voetpad. De capaciteit en de intensiteit van een weg wordt uitgedrukt in PAE (personen-auto-equivalenten). Volgende capaciteiten zijn van toepassing in functie van de wegcategorie :
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
218
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De Prins Boudewijnlaan is een secundaire weg (type III), daarom wordt de capaciteit geschat op 1.800 PAE/uur.richting. In onderstaande tabel worden de telgegevens van de N9 weergegeven (bron: Agentschap Wegen en Verkeer). Alle intensiteiten zijn gemeten met lusdetectoren en zijn uitgedrukt in aantal voertuigen. Uit de gegevens van de telposten (zie hieronder – gegevens 2013) blijkt dat de capaciteit niet wordt overschreden. Tabel 8.44 Telpostgegevens N9 ter hoogte van kilometerpunt 80 (Brugsesteenweg)
Telpostnr.
Sectie
Richting
Werkdag T16
Zaterdag T16
Zondag T16
Werkdag Tmax
40023 40024
Maldegem Maldegem
Brugge Maldegem
5.958 5.433
5.502 4.835
4.048 4.061
519 (tussen 16-17u) 534 (tussen 16-17u)
In tabel 4.3 werd een overzicht gegeven van het huidig aantal vrachten in functie van het tijdstip van de dag. Deze tabel toont een worst-case scenario, wanneer alle transporten op dezelfde dag zouden plaatsvinden. Het bedrijf was in 2013 enkel werkzaam van maandag tot en met vrijdag (5 werkdagen). Vanaf 1 januari 2014 is het bedrijf ook werkzaam op zaterdag (6 werkdagen per week). De verkeersgeneratie van het slachthuis omvat volgende verkeersstromen: - aanvoer van levende varkens: max. 24 vrachtwagens per dag tussen 1u ’s morgens en 11u ’s morgens, waaronder 9 tussen 6u en 11u (maandag t.e.m. zaterdag) - afvoer van vers of diepgevroren vlees: max. 28 vrachtwagens per dag tussen 7u en 19u (56 bewegingen, maandag t.e.m. zaterdag) - afvoer van afvalproducten: max. 6 vrachtwagens per dag (kantooruren) - verkeer van personeel en bezoekers: ca. 100 personenwagens per dag (maandag t.e.m. zaterdag) Dit betekent dat er tussen 7u en 19u op weekdagen ongeveer 43 vrachtwagens of 4 vrachtwagens/uur langskomen. Omgerekend naar PAE wil dit zeggen dat het bedrijf in totaal maximum 16 PAE/richting/uur (4 vrachtwagens x 2 bewegingen x 2 PAE) genereert op de ontvangende wegen. Op zaterdag kunnen er tussen 7u en 19u ongeveer 37 vrachtwagens of 3 vrachtwagens/uur langskomen. Omgerekend naar PAE wil dit zeggen dat het bedrijf in totaal maximum 12 pae/richting/uur (3 vrachtwagens x 2 bewegingen x 2 PAE) genereert op de ontvangende wegen. Er zijn ongeveer 15 bedienen werkzaam tussen 8u en 17u. De in- en uitstroom van arbeiders gebeurt grotendeels buiten de spitsuren. Dit stemt overeen met 15 PAE./uur voor de personenwagens (enkel uitgaande beweging ‘s avonds). In totaal worden tijdens de avondspits op weekdagen dus gemiddeld 31 PAE/uur gegenereerd. De verkeersgeneratie van het slachthuis bedraagt ca 6 % van de van de huidige intensiteit. De verkeersgeneratie bedraagt minder dan 2 % van de theoretische capaciteit van de Prins Boudewijnlaan, wat dan ook als een beperkte bijdrage kan beschouwd worden (score -).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
219
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
VERKEERSLEEFBAARHEID EN -VEILIGHEID
De afvoer van vlees en karkassen gebeurt vooraan het bedrijfsgebouw, op het terrein via de Prins Boudewijnlaan. De vrachtwagens komen op het terrein via de Prins Boudewijnlaan, waar de dockshelters gelegen zijn. Na het laden verlaten de vrachtwagens het bedrijf opnieuw via de Prins Boudewijnlaan. In Figuur 4.1 werd een schematische voorstelling gegeven van de bestaande toegang tot het bedrijfsterrein en de afvoer. De ontsluiting van het terrein werd ondermeer besproken in het kader van de opmaak van het PRUP ‘Prins Boudewijnlaan – Hillestraat” – Maldegem. Uit dit PRUP bleek: - Er dient voldoende parkeermogelijkheden te worden voorzien voor het personeel - De inrit onrein vrachtwagens is te smal voor tweerichtingsverkeer - Voldoende aandacht aan veilige links- en rechtsafslag, mogelijke potentiële conflicten met fietsers aan de op- en afritten en een kwaliteitsvolle en duidelijke inrichting van de volledige zone vooraan de gebouwen (eventuele ingroening) - Leesbaarheid van de op- en afritten en interne verkeerscirculatie moet duidelijk zijn - Herbekijken interne circulatie - Minimum aantal toeritten vanaf de gewestweg - Gebruik van de parkeerplaatsen met flexibiliteit nastreven - Parkeerplaatsen moeten waar mogelijk gebufferd worden ten overstaan van het omliggende gebied In het PRUP werd aangegeven dat de bestaande verkeersafwikkeling een onveilige situatie creëert ter hoogte van de Prins Boudewijnlaan en op het terrein zelf. Bijgevolg werden volgende maatregelen voorgesteld en in de loop van 2011-2013 uitgevoerd : - het aantal op- en afritten tot een minimum herleiden; - een scheiding tussen vrachtwagens rein en onrein; - duidelijk ingerichte permanente parkeergelegenheid voor de Vleeshalle; - een kleine bezoekers- en directieparking ter hoogte van kantoor; - een steenslagverharde parking voor personenwagens ten oosten van het buurbedrijf Van Landschoot R. en extra parking voor vrachtwagens en wagens achteraan het terrein. Door de bovenvermelde maatregelen kan gesteld worden dat de verkeersleefbaarheid – en veiligheid in de referentiesituatie geëvolueerd is van significant negatief naar matig tot gering negatief (score -tot -).
8.5.4
Beschrijving van de toekomstige situatie
De slachtcapaciteit van het slachthuis wordt verhoogd. De firma beoogt in feite een stijging van de tot eind 2014 vergunde slachtcapaciteit van 525.000 varkens op jaarbasis tot een maximale slachtcapaciteit van 650.000 varkens per jaar, wat overeenkomst met een gemiddelde slachtcapaciteit van ca. 12.500 varkens/week of 2.100 varkens/dag. Deze capaciteitsverhoging wordt opgevangen binnen de bestaande productiegebouwen. Wel wordt een bijkomende koelruimte voorzien en aanpassing van de waterzuiveringsinstallatie. Het aantal personeelsleden zal worden uitgebreid met een 15-tal arbeiders. In uitvoering van het PRUP dat in 2010 werd goedgekeurd, zal de interne verkeerscirculatie worden aangepast en tegelijkertijd het voorziene groenscherm worden aangelegd t.h.v. de nieuwe toegangsweg.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
220
Definitief MER
8.5.5
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Effectvoorspelling en beoordeling toekomstige situatie
8.5.5.1 Bestemming en gebruikswaarde BESTEMMING Gezien de voorziene veranderingen verdere invullingen geven van de voorziene bestemmingen in het PRUP, kan dan ook gesteld worden dat de effecten van het slachthuis qua juridische bestemmingen gering positief zijn (score +). GEBRUIKSWAARDE De geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV van 525.000 varkens /jaar tot 625.000 varkens/jaar en de stijging van het aantal werknemers van ca 165 naar ca 180 werknemers heeft een positief effect op de gebruikswaarde. De gebruikswaarde kan dan ook in de toekomstige situatie als gering positief worden beschouwd (score +).
8.5.5.2 Beeld - en belevingswaarde De beeld- en belevingswaarde zal in de toekomstige situatie enerzijds verbeteren door de aanleg van de nieuwe toegangsweg met bijhorend groenscherm. De bijkomende constructies - al dan niet op dak - kunnen negatief effect hebben op de beeld- en belevingswaarde. Anderzijds zal het aangelegde groenscherm volgroeid zijn en mits doorlopend en vakkundig onderhoud de landschappelijke waarde behouden en versterken. Globaal kan dan ook in de toekomstige situatie gesproken worden van een gering positief effect (score +).
8.5.5.3 Woonkwaliteit en leefbaarheid LUCHTKWALITEIT EN GEURHINDER In het hoofdstuk lucht werd berekend dat ondanks de voorziene capaciteitsuitbreiding de geuremissie nagenoeg gelijk blijft en de geurcontour van 1,5 ouE/m³ in de noordoostelijke richting vermindert met ca 40 m ten opzichte van deze in de referentiesituatie. In de zuidwestelijke richting is de vermindering van de geurcontour van 1,50 ouE/m3 minimaal. Binnen de geurcontour van 1,5 ouE/m³ zouden zich nog ca 50 woningen bevinden. Het aantal inwoners dat potentieel ernstige geurhinder ondervindt zal ook afnemen. Door het feit dat een 125-tal inwoners binnen de kritische geurcontouren rond het slachthuis wonen, moeten de slachthuisactiviteiten qua geurhinder hoe dan ook als significant negatief beoordeeld worden. OMGEVINGSLAWAAI EN GELUIDHINDER Op basis van de berekende immissies in de huidige situatie werd nagegaan welke bronnen voor aanpassingen in aanmerking komen en werd in samenspraak met het bedrijf onderzocht welke aanpassingen/saneringsmethodes mogelijk zijn rekening houdend met de geplande investeringen. De volgende maatregelen zijn voorzien in de toekomstige situatie: - De bestaande watergekoelde snelkoeltunnelcondensor wordt vervangen door een energiezuinig en geluidsarm exemplaar; - De bestaande condensor Searle wordt geëlimineerd; - Nieuwe geluidsarme luchtcondensor boven op dak van de bestaande machinekamer; - Plaatsen van geluidsdemper op uitblaasmond van broeikanaal; - Geluiddemping WZI-lokaal via akoestische deur en dichten van openingen ; - Geluidsdemper op blower; - WKK met geluiddempende omkasting.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
221
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Met behulp van het model werden de immissies berekend in de geplande situatie. De uitvoering van de geplande veranderingen op het terrein, zoals hierboven vermeld, zou moeten leiden tot een geluidsimpact in de meest kritische punten welke beantwoordt aan de van toepassing zijnde normen. Uit deze analyse werd ook bepaald welke minimale reducties nog extra per bron nodig kunnen zijn om te voldoen aan de strengste milieukwaliteitsnormen ‘s nachts. De belangrijkste theoretisch te saneren bronnen zijn de roosters van het branderlokaal en de KLIMA afblaas (S53, S54, S50). Een deel van de geplande investeringen/maatregelen zijn inmiddels besteld en uitgevoerd in voorjaar 2015, een aantal zijn voorzien in juli 2015 en de eliminatie van bestaande condensor Serale eind 2015. De nieuwe machinekamer en condensor diepvrieshal zijn voorzien voor eind 2016. Wanneer alle bovenvermelde investeringen uitgevoerd zijn, wordt een tussentijdse controlemeting voorzien, zodoende eventuele verdere investeringen te kunnen optimaliseren, namelijk project recuperatiewarmte branderlokaal/ventilatie en resterende ventilatie-eenheden.
8.5.5.4 Veiligheidsaspecten RISICO’S INHERENT AAN SPECIFIEK PRODUCTGEBRUIK In de geplande situatie worden nog steeds stoffen gebruikt welke zijn ingedeeld als ontvlambaar, oxiderend, schadelijk, corrosief en irriterend…. Zoals in de referentiesituatie komt het erop aan de risico’s voor verspreiding maximaal te beheersen, beheersen van bodemverontreiniging, van waterverontreiniging en van luchtverontreiniging. Hierdoor worden ook de risico’s voor de gezondheid van de mens beheerst. In de toekomstige situatie zullen er geen koelinstallaties meer zijn die nog R22 als koelmiddel bevatten. De slachthuisactiviteiten qua risico’s inherent aan specifiek productgebruik worden als gering negatief beoordeeld. RISICO’S VOOR ZWARE ONGEVALLEN MET EXTERNE GEVOLGEN Het slachthuis betreft nog steeds geen Seveso-bedrijf. Het beschikt over een interventieplan en bij wijziging of uitbreiding van haar activiteiten, o.a. met de WKK gebeurt een risico-analyse met de eraan verbonden acties welke op regelmatige basis worden geëvalueerd en gecommuniceerd naar de verschillende doelgroepen. De slachthuisactiviteiten qua risico’s voor zware ongevallen met externe gevolgen worden als gering negatief beoordeeld (score -). RISICO’S VOOR VERSPREIDING VAN PATHOGENEN Slachthuis G. Van Landschoot beschikt over een natte koeltoren. De koeltoren werd gemeld via een digitaal meldingsformulier op de webpagina van Zorg en gezondheid. Momenteel is het bedrijf bezig met de opmaak van een Legionellabeheersplan en risico-analyse. De slachthuisactiviteiten qua risico’s inherent aan specifiek productgebruik worden als gering negatief beoordeeld (score -).
8.5.5.5 Mobiliteit BEREIKBAARHEID Er zijn geen concrete werken gepland ter hoogte van de Prins Boudewijnlaan die de bereikbaarheid van en naar het slachthuis zouden kunnen beïnvloeden. In de toekomst zullen ongeveer 180 werknemers actief zijn. De transportwijze zal gelijkaardig verdeeld blijven, m.a.w. ongeveer 65% van de personeelsleden komt met de wagen. Er zal gewerkt worden met twee aparte ploegen, nl. een ploeg om te slachten en een ploeg om te versnijden. De slachtploeg werkt dan niet meer mee in de snijzaal en de vrijgekomen uren kunnen besteed worden
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
222
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
aan het slachten van de extra varkens. Het werkregime blijft dus gelijk aan de huidige situatie. Globaal kan de bereikbaarheid als neutraal beoordeeld worden BIJDRAGE VERKEERSDRUKTE De uitbreiding van de slachtcapaciteit zal logischerwijs leiden tot een toename van de verkeersgeneratie van het slachthuis, maar deze is zeer beperkt. Ten gevolge van de toename van de slachtcapaciteit zullen bijkomende vrachtwagens per dag aanrijden om varkens aan te voeren (max. 3 extra veewagens) en ook bijkomende vrachtwagens per dag afrijden om vleeswaren af te voeren (max. 4 extra vleeswagens). Het aantal afvaltransporten zal hetzelfde blijven als in de referentiesituatie, met dat verschil dat er per transport eventueel meer containers zullen afgevoerd worden. In tabel 4.4 werd een overzicht gegeven van het aantal vrachten in de toekomstige situatie in functie van het tijdstip van de dag. Zoals in 2014, zal het bedrijf ook werkzaam zijn op zaterdag (6 werkdagen per week). Deze tabel toont een worst-case scenario, wanneer alle transporten op dezelfde dag zouden plaatsvinden. De verkeersgeneratie van het slachthuis omvat volgende verkeersstromen: - aanvoer van levende varkens: max. 27 vrachtwagens per dag tussen 1u ’s morgens en 11u ’s middags, waaronder 9 tussen 6u en 11u (maandag t.e.m. zaterdag) - afvoer van vers of diepgevroren vlees: max. 32 vrachtwagens per dag tussen 7u en 19u (64 bewegingen, maandag t.e.m. zaterdag) - afvoer van afvalproducten: max. 6 vrachtwagens per dag (kantooruren) - verkeer van personeel en bezoekers: ca. 120 personenwagens per dag (maandag t.e.m. zaterdag) Dit betekent dat er tussen 7u en 19u op weekdagen ongeveer 60 vrachtwagens of 6 vrachtwagens/uur langskomen. Omgerekend naar PAE wil dit zeggen dat het bedrijf in totaal maximum 24 PAE/richting/uur (6 vrachtwagens x 2 bewegingen x 2 PAE) genereert op de ontvangende wegen. Op zaterdag kunnen er tussen 7u en 19u ongeveer 42 vrachtwagens of 4 vrachtwagens/uur langskomen. Omgerekend naar PAE wil dit zeggen dat het bedrijf in totaal maximum 16 PAE/richting/uur (4 vrachtwagens x 2 bewegingen x 2 PAE) genereert op de ontvangende wegen. Er zijn ongeveer 15 bedienen werkzaam tussen 8u en 17u. De in- en uitstroom van arbeiders gebeurt grotendeels buiten de spitsuren. Dit stemt overeen met 15 PAE/uur voor de personenwagens (enkel uitgaande beweging ‘s avonds). In totaal worden tijdens de avondspits op weekdagen dus gemiddeld 37 PAE/uur gegenereerd. De verkeersgeneratie van het slachthuis bedraagt ca 13 % van de intensiteit. De verkeersgeneratie bedraagt ca 2 % van de theoretische capaciteit van de Prins Boudewijnlaan, wat nog steeds als een beperkte bijdrage kan beschouwd worden (score -). VERKEERSLEEFBAARHEID EN -VEILIGHEID
Als gevolg van het PRUP heeft slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV besloten om in de toekomst de ontsluiting van het terrein aan te passen, zoals eerder beschreven in hoofdstuk 4.4. In de verkeersafwikkeling van het slachthuis wordt volgende wijzigingen voorzien : - Aanleg nieuwe toegangsweg die enkel overdag zal gebruikt worden voor de leveranciers van goederen en diensten, alsook voor de afvoer van slachtafval, bloed, haar en darmpakketten en voor het intern rein transport overdag (expeditie naar diepvries en organen naar expeditie). ’s
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
223
Definitief MER
-
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Nachts zal het intern transport van en naar de expeditie verlopen via de huidige route voor afvoer vlees. De aan- en afvoer van levende varkens blijft hetzelfde als in de huidige situatie; Extra parking voor personeel achteraan het terrein
Ten aanzien van verkeersdoorstroming en - leefbaarheid is het effect van de capaciteitsuitbreiding hierdoor gering negatief (score -).
8.5.6
Milderende maatregelen
Betreffende het aspect woonkwaliteit en leefbaarheid, wordt verwezen naar de milderende maatregelen zoals vermeld bij de discipline lucht en geluid.
8.5.7
Monitoring en evaluatie
Betreffende het aspect woonkwaliteit en leefbaarheid, wordt verwezen naar de discipline lucht en geluid. Betreffende het veiligheidsaspect is er de opvolging van het Legionallabeheersplan.
8.5.8
Bespreking van de milieu-impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s
Betreffende het aspect woonkwaliteit en leefbaarheid, wordt verwezen naar de discipline lucht en geluid.
8.5.9
Leemten in de kennis
Betreffende het aspect woonkwaliteit en leefbaarheid, wordt verwezen naar de discipline lucht en geluid.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
224
Definitief MER
8.6
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Overige disciplines
8.6.1
Bodem
8.6.1.1 Afbakening studiegebied Het studiegebied strekt zich uit tot de volledige zone binnen de welke de kwaliteit en kwantiteit van de ondergrond kan worden beïnvloed door de huidige exploitatie van het slachthuis en de geplande veranderingen.
8.6.1.2 Beschrijving en beoordeling referentiesituatie TOPOGRAFISCHE SITUERING EN EROSIEGEVOELIGHEID De omgeving van het slachthuis behoort geografisch tot het Vlaams Valleigebied (Noord-Vlaamse zandstreek). De maaiveldhoogte ter plaatse van het bedrijf bedraagt gemiddeld ca 8,75 m TAW (Figuur 3-3). In de nabije omgeving zijn de reliëfverschillen weinig uitgesproken, waardoor dus weinig erosiegevoelig. GEOLOGISCH PROFIEL EN BODEMKUNDIGE BESCHRIJVING Het studiegebied wordt in hoofdzaak bepaald door de Quartaire en Tertiaire afzettingen. In deel 8.1.2.1 bij de discipline grondwater, is de opeenvolging opgenomen van de verschillende bodemlagen. De bovenste laag betreft de quartaire deklaag die bestaat uit zand, plaatselijk schelpengruis- en numulietenhoudend, welke goed waterdoorlatend is. De bedrijfsgebouwen situeren zich op lemige zandbodems (Sep) en zandbodem (Zdh en Zep) (zie 8.1.2.4 bij de discipline grondwater). In 2000 en 2010 werd een OBO uitgevoerd ter hoogte van het slachthuis. De hierin opgenomen boorbeschrijvingen bevestigen de zandlaag, fijn en zwak tot matig siltig. BODEMGEBRUIK EN BODEMKWALITEIT Voor de bodemkwaliteit kan beroep gedaan worden op de beschikbare gegevens uit de in 2000 en 2010 uitgevoerde bodemonderzoeken ter hoogte van het bedrijfsterrein van het slachthuis G. Van Landschoot G. & Zonen NV. Hieronder is een overzicht opgenomen van de uitgevoerde bodemonderzoeken samen met de conclusies betreffende eventuele bodemverontreiniging. Tabel 8.45 Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken bij slachthuis G. Van landschoot & Zonen NV
Type onderzoek OBO
OBO
BOVA ENVIRO + nv
datum
Januari 2000
Februari 2010
onderzochte percelen
conclusie bodemkwaliteit
Perceel 51z
geen verontreiniging
Perceel 51a2
verontreiniging van PAK’s (fenantreen) thv slachthuis (B2) verontreiniging van PAK’s (fenantreen en benzo()pyreen thv werkplaats met smeerput en tank (B5)
Perceel 51z
geen verontreiniging
Perceel 51a2
geen verontreiniging
juni 2015
opmerkingen geen verder onderzoek noodzakelijk en geen opname in register van verontreinigde gronden ver beneden saneringsnorm , geen verder onderzoek noodzakelijk, wel opname in register van verontreinigde bodems geen verder onderzoek noodzakelijk geen verder onderzoek noodzakelijk
225
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
De uitgevoerde bodemonderzoeken tonen aan dat de activiteit in het verleden heeft geleid tot lichte verhoogde concentraties in de bodem. Het risico op bodemverontreiniging wordt nu maximaal beperkt door de gebruikte opslagvoorzieningen en de aangepaste inrichting van risicoplaatsen en de bodemkwaliteit wordt voldoende opgevolgd doordat slachthuis G. Van Landschoot de vereiste periodieke oriënterende bodemonderzoeken uitvoert overeenkomstig het bodemdecreet. De milieu-effecten van de huidige activiteiten op de bodem kunnen globaal gezien dan ook als neutraal tot gering negatief worden beschouwd (score 0 tot -).
8.6.1.3 Beschrijving en beoordeling toekomstige situatie De te verwachten impact ten gevolge van de verderzetting van de exploitatie van het slachthuis en van de geplande veranderingen, zal zich gezien de aard van de ingrepen en de kenmerken van het projectgebied manifesteren als wijzigingen terreinprofiel, grondverzet, wijziging van het bodemgebruik en wijziging van de bodemkwaliteit. EROSIERISICO’S De uitvoering van de geplande infrastructuur- en bouwwerken geven geen aanleiding tot nieuwe topografische of bodemkundige situatie, met een wijziging van de reeds geringe erosierisico’s in het studiegebied. BODEMGEBRUIK EN BODEMGESCHIKTHEID EN GRONDBALANS In de geplande situatie is een aanpassing van de ontsluiting van het terrein en nog bijkomende weegbrug en parkeerplaatsen. Er komt een andere lange toegangsweg die enkel overdag zal gebruikt worden voor de leveranciers van goederen en diensten, alsook voor de afvoer van slachtafval, bloed, haar en darmpakketten en voor het intern rein transport overdag (expeditie naar diepvries en organen naar expeditie). Momenteel bevindt zich op de nieuwe toegangsweg (perceel 58e) een steenslagverharde parking voor personenwagens. In de toekomst zal dit perceel in het kader van de nieuwe transportroute worden geasfalteerd en wordt bijkomende parking voor personeel voorzien achteraan het terrein. De voorziene werken/aanpassingen gebeuren binnen het volgens het PRUP ‘Prins Boudewijnlaan-Hillestraat voor het historisch gegroeid regionaal bedrijf’ in de zone voor circulatie, parking en toeritten binnen het bestaande bedrijfsterrein. Verder wordt ook een bijkomend diepvriesgebouw opgetrokken tussen de onreine slachthall en de versnijdingszaal op een nog onbebouwd stuk bestaand bedrijfsterrein en extra bekken voorzien bij de waterzuivering en een labo met kantoorruimte. Bijgevolg kan gesteld worden dat het huidig bodemgebruik niet essentieel wijzigt en het effect dan ook verwaarloosbaar is (score 0). Voor de bijkomende verharding en bebouwing zal slechts een beperkt grondverzet nodig zijn (< 250 m3), vermits gestreefd wordt naar een grondbalans in evenwicht door ontgraven gronden zoveel mogelijk binnen de uit te voeren werken te hergebruiken. Voor zover voldaan wordt aan de betrokken regelgeving van het grondverzet zijn de effecten verwaarloosbaar tot gering (score 0 tot -). BODEMVERDICHTING/PROFIELVERSTORING/ZETTINGEN De gevoeligheid van de bodem voor verdichting is functie van de textuur en de drainageklasse. Deze gevoeligheid wordt in onderstaande matrix samengevat. Verdichting is het effect dat tot stand komt door gebruik van machines en belangrijke grondaanvullingen boven samendrukbare of structuurgevoelige bodems.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
226
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Tabel 8.46 Gevoeligheid van bodems voor verdichting
Drainageklasse
a
b
c
d
e
f
g
h
i
Legende
Textuur Z S P L A E
1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 2
1 1 2 2 2 3
1 2 2 3 3 3
2 2 3 3 4 4
2 2 3 4 4 4
2 2 3 4 4 4
2 2 3 4 4 4
2 2 3 4 4 4
1 2 3 4 Z S P
weinig gevoelig matig gevoelig gevoelig zeer gevoelig
U V
1 4
2 4
3 4
3 4
4 4
4 4
4 4
4 4
4 4
L A
zand lemig zand licht zandleem zandleem leem
E U V
lichte klei zware klei veen
a b c d e h fi g
zeer droog droog matig droog matig nat nat zeer nat uiterst nat
De voorziene bouwwerken betreffen bijkomende verhardingen op gronden weinig gevoelig voor verdichting (matig natte zandbodem). Deze vinden plaats op enerzijds deel bestaande steenslagverhardingen en anderzijds op onverhard terrein. Gezien het huidige gebruik van het terrein en het type ondergrond, kan het effect inzake bodemverdichting als verwaarloosbaar worden beschouwd (score 0). Profielverstoringen tengevolge van het uitgraven van grond voor bijkomende verharding of bebouwing zorgt voor verstoring van de oorspronkelijke structuur. Menging van textureel verschillende lagen en verdroging tijdens grondopslag doen de bodemaggregaten verder uiteenvallen. Zettingen in de ondergrond kunnen veroorzaakt worden door grondwerken (ophogingen en uitgravingen), of door wijzigingen van de grondwaterstand. Zettingen ten gevolge van grondwerken zijn in principe beperkt tot de zone die deze werken innemen. Er zijn geen ondergrondse constructies voorzien, de werfzones zijn beperkt in oppervlakte (steenslag verharde toegangsweg en onverharde zone rond bijkomende weegbrug en ter hoogte van onreine hall). De zones waarin de werken voorzien zijn hebben reeds hun profiel in min of meerdere mate verloren (reeds parking, stockageplaats….) en de ondergrond betreft zandgrond met nagenoeg ongewijzigde grondwaterstand, zodat te verwachten profielverstoring en zettingen gering tot verwaarloosbaar zijn (score 0 tot -). BODEMKWALITEIT Een mogelijke bron van bodemverontreiniging door de infrastructuurwerken bestaat uit het morsen van oliën, vetten, brandstoffen en bouwchemicaliën, die worden gebruikt voor toepassingen op de werken of voor het machinepark op de werf. Om dit te vermijden worden meestal in de technische uitvoeringsdossiers standaard effect reducerende maatregelen voorzien, zoals inkuiping van opslagplaatsen voor brandstoffen, oliën en chemicaliën. De mogelijke effecten inzake bodemverontreiniging worden bij een normale uitvoering van de werken dan ook als verwaarloosbaar beschouwd (score 0). Voor zover van toepassing dient in het kader van de grondwerken een technisch verslag opgemaakt dat zal aangeven op welke manier de gronden die vrijkomen bij de bouwwerken, hergebruikt kunnen worden op het terrein en/of afgevoerd.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
227
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.6.1.4 Milderende maatregelen Een aantal mogelijke effecten in het kader van de uitvoering van de werken en tijdens de exploitatie wordt opgevangen door effect beperkende maatregelen die voorgeschreven worden in technische uitvoeringsdossiers, het bodemdecreet en Vlarebo en VLAREM II. De periodieke plicht tot het uitvoeren van oriënterende bodemonderzoeken zoals voorgeschreven in het bodemdecreet en uitvoeringsbesluit dienen blijvend te worden nageleefd, zo ook dient ervoor gezorgd te worden dat elke calamiteit wordt opgevolgd en geremedieerd.
8.6.2
Fauna en flora
8.6.2.1 Afbakening studiegebied Het studiegebied inzake fauna en flora betreft het projectgebied zelf en de biologisch waardevolle aanpalende zones.
8.6.2.2 Beschrijving referentiesituatie en beoordeling NATUURAANDACHTSGEBIEDEN IN DE OMGEVING VAN SLACHTHUIS G.VAN LANDSCHOOT & ZONEN NV De aanwezige flora in de onmiddellijke omgeving van het slachthuis wordt beschreven aan de hand van de gegevens van de biologische waarderingskaart (BWK) (zie Figuur 3-11). Ten zuiden van het bedrijfsterrein bevindt zich akkerland en grasland met bomenrijen, houtkanten en hagen. Ten westen van het huidig bedrijfsterrein zijn natte gronden (depressie) gelegen welke deels braakliggend zijn, deels in gebruik als weiland. Volgens de BWK zijn deze laaggelegen gronden ecologisch waardevol : complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen nl. rietruigte, bomenrijen met els, es en wilg, houtkanten) en binnen het PRUP werd dan ook voorzien om deze laagst gelegen zone in het zuid-westelijk deel van het plangebied met bijzondere ecologische waarde te behouden en in de toekomst verder in te richten als waterbuffer met het aanwenden van flauwe hellingen welke gedifferentieerde fauna en flora kan doen ontstaan. Binnen die zone bevindt zich eveneens een bestaande private waterloop. Deze zone vormt een waardevol overgangsgebied tussen de bedrijfsactiviteiten en de achterliggende natte graslanden. De aanwezige natuurwaarden (Natura 2000-gebieden, natuurgebieden, …) gelegen in de ruime omgeving van het slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV worden beschreven in deel 3.1.5 Het meest nabije natuurgebied conform het gewestplan, bevindt zich in noordoostelijke richting op een afstand van ca. 300 m en 600 m (parkgebied). Kwetsbare natuurgebieden zijnde natuurreservaten, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, habitatrichtlijngebieden en vogelrichtlijngebieden, bevinden zich op een afstand van meer dan 1 km van het bedrijf. VERSNIPPERING/BARRIÈREWERKING Het projectgebied is gelegen in een urbaan en/of industrieel gebied met voornamelijk lintbebouwing langs de Prins Boudewijnlaan waar bij handelszaken zich in een verspreide structuur situeren tussen de open en halfopen bebouwing. Het bedrijf is voor het grootste deel gelegen binnen de lintbebouwing langsheen de verbindingsweg en dringt in het zuiden het openruimtegebied binnen. Op het bedrijfsterrein bevond zich voor kort enkel een groenscherm aan de westelijke zijde. De natuurwaarde van het bedrijfsterrein is dan ook biologisch niet waardevol en vormt de exploitatie van het slachthuis dan ook een barrière met het achterliggende agrarisch gebied Op het terrein is vanaf oktober 2012, gestart met de aanplant van een volwaardig groenscherm aan de zuidelijke en oostelijke kant van het bedrijfsterrein. De geïntegreerde groenbeplanting bestaat uit streekeigen bomen en struiken zoals els, tamme kastanje, hazelaar, liguster, lijsterbes, laurier, zomereik en es die aansluit op de waterloop de Beke die de zuidelijke grens vormt van het BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
228
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
bedrijfsterrein. Dit groenscherm heeft een natuurwaarde waardoor de barrièrewerking van de exploitatie van het slachthuis afneemt en er bijgevolg kan gesproken worden van een matig tot gering negatief effect inzake versnippering (score -- tot -). VERSTORING DOOR GELUID OF LICHT Akoestische verstoring of verstoring door licht als gevolg van de activiteiten van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in natuurgebieden kan uitgesloten worden, enerzijds omwille van de afstand en anderzijds omwille van het veelvoud aan geluids- en lichtbronnen die zich tussen het bedrijf en het meest nabije natuurgebied bevinden. VERSTORING DOOR WATER- OF LUCHTKWALITEITSWIJZIGING Rekening houdend met de ligging van de natuurgebieden, zou een mogelijke impact op het meest nabij gelegen natuurgebied zich dan ook enkel kunnen voordoen via atmosferische emissies. Rekening houdend met de aard van de activiteiten van het bedrijf en gezien de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde natuurgebied, kan er gesteld worden dat de effecten als gevolg van de activiteiten bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV dan ook verwaarloosbaar tot gering negatief (score 0 tot -) zijn.
8.6.2.3 Beschrijving toekomstige situatie en beoordeling VERSNIPPERING/BARRIÈREWERKING In de geplande situatie vinden de infrastructuur- en bouwwerken plaats op reeds verharde of bebouwde delen, zodat er geen biotoop- of soortverlies optreedt. Het inmiddels aangelegde groenscherm wordt verder uitgebreid langs de oostelijke terreingrens ter hoogte van de nieuw aan te leggen toegangsweg. Hierdoor wordt de barrièrewerking tengevolge van het slachthuis verder beperkt zodat uiteindelijk nog kan gesproken worden van een gering effect (score -). VERSTORING DOOR WATERKWANTITEITSWIJZIGING De geplande bijkomende verhardingen en gebouwen bevinden zich niet in de voorziene zone voor buffer of met bijzondere waarde of zone voor waterloop, zodat ervan kan uitgegaan worden dat de waterhuishouding van de aanpalende laaggelegen graslanden niet verstoord wordt. Ook de geplande uitbreiding van de capaciteit van de grondwaterwinning zal een verwaarloosbaar tot gering negatief effect hebben op de grondwaterpeilen buiten de perceelsgrens van het bedrijfsterrein. VERSTORING DOOR GELUID OF LICHT Gezien in de geplande situatie tal van geluidsreducerende maatregelen worden vooropgesteld, is akoestische verstoring als gevolg van de activiteiten van slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV in de relevante natuurgebieden zeker uitgesloten. Ook inzake lichthinder zijn er in de geplande situatie geen effecten te verwachten (score 0) gezien de afstand en veelheid aan geluids- en lichtbronnen die zich tussen bedrijf en meest nabije natuurgebied bevinden. VERSTORING DOOR WATER- OF LUCHTKWALITEITSWIJZIGING Rekening houdend met de ligging van de natuurgebieden, zou een mogelijke impact op het meest nabij gelegen natuurgebied zich dan ook enkel kunnen voordoen via atmosferische emissies. De beperkte toename in emissies kan een geringe invloed hebben op verzurende en eutrofiërende depositie. Gezien de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde natuurgebied, kan er gesteld worden dat de effecten als gevolg van de geplande activiteiten bij slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV verwaarloosbaar tot gering negatief (score 0 tot -) zijn.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
229
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.6.2.4 Milderende maatregelen De bestaande en nieuwe aanplanting doorlopend en vakkundig onderhouden zonder pesticiden teneinde de ecologische waarde en landschappelijke waarde te behouden en versterken.
8.6.3
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
8.6.3.1 Afbakening studiegebied Het studiegebied voor deze discipline bestaat uit het projectgebied zelf en de beschermde monumenten in de nabije omgeving.
8.6.3.2 Beschrijving referentiesituatie en beoordeling LANDSCHAP EN BOUWKUNDIG ERFGOED Het slachthuis bevindt zich in langs de verstedelijkte as Maldegem – Adegem, gelegen in een eerder hoger gelegen heuvelachtig deel van Maldegem. De beschermde monumenten en landschappen bevinden zich op een grote afstand van het bedrijf. Het belangrijkste bouwkundig erfgoed in de omgeving is de oorlogsbegraafplaats ‘Adegem Canadian War Cemetry’ op een afstand van ca 300 m ten oosten van het slachthuis. Op een 400-tal meter ten noordwesten van het slachthuis bevindt zich ook nog een oorlogsmonument. VISUELE KENMERKEN VAN HET BEDRIJF Het bedrijf is voor het grootste deel gelegen binnen de lintbebouwing langsheen de verbindingsweg en dringt in het zuiden het openruimtegebied binnen. Op het bedrijfsterrein bevond zich voor kort geen of een beperkt groenscherm en/of -aanplant. De visuele kenmerken van de bedrijfssite naar de omgeving worden vooral bepaald door: - Gebouwen van het slachthuis - Waterzuiveringsinstallatie achteraan het terrein - Toegangswegen van het bedrijf Sedert oktober 2012 werd achteraan het bedrijfsterrein een groenzone van 15 m aangeplant met volgende soorten: els, tamme kastanje, hazelaar, liguster, lijsterbes, laurier, zomereik en es. Dit groenscherm vormt de 15m bufferzone, welke voorzien werd in het PRUP, om de bedrijfsgebouwen die in het open ruimte gebied binnendringen visueel te bufferen en landschappelijk te integreren. Dit groenscherm is nog jong en heeft momenteel een geringe afschermende functie op het achterliggende open landbouwgebied, zodat kan gesproken worden van een matig negatief effect (score -- ). IMPACT VAN LUCHTEMISSIES OP MONUMENTEN Stikstofoxiden spelen een belangrijke rol in milieuverzuring en fotochemische smogvorming en kunnen ook schade veroorzaken aan materialen. Zwaveloxide is in belangrijke mate verantwoordelijk voor een versnelde verwering van historische gebouwen of steen in het algemeen en voor metaalcorrosie. Uit de bespreking bij de discipline lucht blijkt dat de geloosde vuilvrachten verwaarloosbaar zijn. Gelet op deze geringe bijdragen en rekening houdend met de afstand tussen het slachthuis ten opzichte van de beschermde monumenten zijn de te verwachten effecten van de luchtemissies van het slachthuis verwaarloosbaar (score 0).
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
230
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
8.6.3.3 Beschrijving toekomstige situatie en beoordeling VISUELE KENMERKEN VAN HET BEDRIJF In de geplande situatie komt er een bijkomende koelruimte tussen bestaande gebouwen met een hoogte in dezelfde orde als de nabijgelegen gebouwen. Er wordt een nieuwe weg aangelegd ter hoogte van de huidige personeelsparking, waar een groenzone van 6 m wordt voorzien langsheen de nieuwe toegangsweg. De bestaande natuurlijke en ecologische waarden ten zuid-westen blijven behouden. Door integratie van de lagergelegen zone (zone voor waterbuffer), kan een waardevol overgangsgebied (buffer) ontstaan tussen de achterliggende natte graslanden en de voorziene bedrijfsactiviteiten. De bestaande tuinen van de woningen dienen ook maximale ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor de aanwezige ecologische- en natuurwaarden. Het gebied wordt ten zuiden begrensd door een waterloop welke eveneens gevrijwaard wordt. Bij een volgroeid groenscherm rondom het bedrijfsterrein dat doorlopend en vakkundig onderhouden wordt teneinde de landschappelijke waarde te behouden en versterken, kan gesproken worden van een gering negatief effect (score - ). IMPACT VAN LUCHTEMISSIES OP MONUMENTEN Uit de bespreking van de discipline lucht en rekening houdend met de afstand tussen het slachthuis ten opzichte van de beschermede monumenten, kan de impact ervan als verwaarloosbaar beschouwd worden (score 0).
8.6.3.4 Milderende maatregelen De bestaande en nieuwe aanplanting doorlopend en vakkundig onderhouden teneinde de landschappelijke waarde te behouden en versterken.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
231
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
9 Investeringen en tewerkstelling 9.1
Investeringen
Hieronder is een overzicht opgenomen van de geraamde milieu-investeringen de voorbije 2 jaar en van de geplande in de komende 5 jaar voor de verderzetting van de exploitatie volgens BBT. Tabel 9.1 Investeringen slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV
NVESTERINGEN UITGEVOERD LAATSTE 2 JAAR Optimalisatie en uitbreiding WZI (betere lozingsnormen - Trevi) Recuperatie energie uit vlamoven + waterbesparing
BEDRAG (€) 730000 500000 1230000
INVESTERINGEN VOLGENDE 5 JAAR Plaatsen lavafilter en biofilter (behandeling geurhoudende stromen - Trevi) Verdere uitbreiding WZI (betere lozingsnormen - Trevi) Akoestische deur WZI-lokaal, demper blower, demper uitblaas onrein (geluidsreductie - Merford) Nieuwe verdampingscondensor (geluidsreductie + energierecuperatie - SKT) Plaatsenbijkomende luchtgekoelde condensor (geluidsreductie + energierecuperatie - SKT) Omschakeling van R22 naar NH3 (Voldoen aan EG nr 1005/2009) Bouw nieuwe machinekamer diepvries Installaties in nieuwe machinekamer diepvries achteraan gebouw (geluidsreductie) Nieuwe verdampingscondensor diepvries (geluidsreductie) Nieuwe verdampers in diepvrieskamer (geluidsreductie)
9.2
BEDRAG (€) 75700 500000 58500 198000 100000 200000 95000 633044 122175 410379 2392798
Tewerkstelling
Momenteel werken bij G. Van Landschoot en Zonen NV ca. 165 werknemers (ca. 110 arbeiders (intern en extern), 40 interim arbeiders, 15 bedienden). De uitbreiding van de slachtcapaciteit kan gerealiseerd worden mits de aanwerving van een 15-tal arbeiders zodat 2 aparte ploegen ontstaan, namelijk een ploeg om te slachten en een ploeg om te versnijden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
232
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
10 Grensoverschrijdende effecten Het verdrag van Espoo (25/02/91) regelt grensoverschrijdende informatie-uitwisseling in het kader van de MER-procedure. Voor inrichtingen gelegen in de nabijheid van de Nederlandse grens, is er het Stappenschema grensoverschrijdende milieueffectrapportage Vlaanderen Zuid-Nederland. Dit stappenschema geeft een concrete werkwijze, uitgewerkt tussen Vlaanderen en Nederland, op basis van de richtlijn 85/337/EEG inzake MER en de respectievelijke wetgevingen. MER-plichtige activiteiten in Vlaanderen die binnen de 5 km van de grens gelegen zijn dienen dit stappenschema te volgen, tenzij er geen grensoverschrijdende milieugevolgen verwacht worden. Ook MER-plichtige inrichtingen verder dan 5 km van de grens gelegen, maar waarvan grensoverschrijdende milieugevolgen zijn te verwachten dienen dit stappenschema te volgen. G. Van Landschoot & Zonen NV is gelegen in het noorden van de provincie Oost-Vlaanderen op ca. 4,6 km van de grens met Nederland. Gelet op de aard van de bedrijfsactiviteiten werd verwacht dat de aard van de te verwachten milieueffecten voornamelijk lokaal dienen bekeken te worden (grondwater, oppervlaktewater, lucht, geur geluid, bodem, fauna en flora, landschap,.. ). Dit wordt bevestigd door voorgaande milieu-effectbeoordeling voor de verschillende disciplines: De horizontale afbakening van het studiegebied voor de discipline ‘grondwater’ wordt bepaald door de mogelijke invloedstraal van de grondwaterwinning. Uit de berekeningen van de invloedstraal in de huidige en toekomstige situatie, kan afgeleid worden dat er geen dalingen meer te verwachten zijn van meer dan 50 cm buiten een invloedstraal van 50 m. Het studiegebied betreffende de discipline oppervlaktewater reikt tot het oppervlaktewater van de kwaliteit en kwantiteit uiteindelijk kan worden beïnvloed door de lozing van het (afval)water van het slachthuis. De impact van de (afval)waterlozingen beperkt zich tot het ontvangende oppervlaktewater, nl. de Beke en het Afleidingskanaal van de Leie. Er zijn afdoende milderende maatregelen voorzien om de impact te beperken; De impact van de lucht- en geluidsemissies op de omgeving beperkt zich tot de onmiddellijke omgeving van het slachthuis en heeft dus geen grensoverschrijdend effect; Het studiegebied voor de discipline ‘bodem’ werd afgebakend tot het bedrijfsterrein. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek bleek dat er geen ernstige bodem- of grondwaterverontreiniging aanwezig is; Voor de discipline ‘mens’ beperkt het studiegebied zich tot de receptoren in de onmiddellijke omgeving tot aan het dichtst bijgelegen woongebied ten noorden van het slachthuis. Voor de discipline fauna en flora werd gekeken naar mogelijke effecten op de aanwezige fauna en flora in de omgeving. Rekening houdend met de geplande milderende maatregelen voor de afvalwaterlozingen en de beperkte impact van de lucht- en geluidsemissies zijn ook hier zeker geen grensoverschrijdende effecten te melden; Er zijn geen effecten te melden voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; De disciplines licht, warmte en stralingen, klimaat worden in dit MER als niet relevant beschouwd. Conclusie: Voor geen enkele discipline zijn er ten gevolge van het project grensoverschrijdende effecten te verwachten
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
233
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
11 Integratie en eindsynthese
11.1 Mogelijke effecten en maatregelen Hieronder worden de verschillende vastgestelde effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevat. De beoordeling van de effecten en van de resterende effecten na uitvoering van de milderende maatregelen gebeurt voor elk van de aspecten aan de hand van de volgende indeling, tenzij anders bepaald in de respectievelijke discipline : -3 : sterk negatief, significant negatief -2 : matig negatief -1 : gering negatief 0 : geen significant effect +1 : gering positief +2 : matig positief +3 : sterk positief, significant positief
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
234
Definitief MER
11.1.1
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Grondwater
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
waardering
Grondwaterstandswijzigingen FREATISCH GRONDWATER -1 tot -2 67% van het terrein laat geen infiltratie van het hemelwater meer toe, t.o.v. 60% in de referentiesituatie. Het terrein is anderzijds deels gelegen in niet-infiltratiegevoelig gebied, waardoor infiltratie hoe dan ook beperkt zou zijn, zodat kan geoordeeld worden dat de verharding/bebouwing in de toekomstige situatie nog steeds een gering negatief effect heeft op de grondwaterkwantiteit. Er worden geen ondergrondse constructies aangelegd, waardoor geen effect op de freatische grondwaterstroming wordt verwacht. DIEPER GRONDWATER Uit de berekeningen van de invloedstraal kan afgeleid worden dat voor een opgepompt debiet van 281 m³/dag, er na drie dagen pompen gemiddeld geen dalingen van meer dan 50 cm te verwachten vallen buiten een invloedstraal van 50 m. Constructies van derden en oppervlaktewateren in de omgeving van de grondwateronttrekking worden bijgevolg niet beïnvloed. Anderzijds wordt wel een belangrijke hoeveelheid grondwater onttrokken door het slachthuis, nl. 44% van het totaal volume dat opgepompt wordt uit deze aquifer binnen een straal van 2000 m. De referentiesituatie wordt dan ook beoordeeld als gering tot matig negatief. Door de verhoging van het jaarlijks onttrekkingsdebiet zal een groter volume aan diep grondwater opgepompt
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
235
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
regelmatig meten van rust- en werkingspeilen -1 tot -2 van de grondwaterstand
Definitief MER
effectgroep
Wijziging van grondwaterkwaliteit
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
worden, wat in de referentiesituatie al een aanzienlijke hoeveelheid betrof. Anderzijds kan uit de berekening van de invloedstraal gesteld worden dat het effect van deze verhoging op de grondwaterpeilen gering tot verwaarloosbaar is. De toekomstige situatie wordt dan ook beoordeeld als gering tot matig negatief, wat overeenkomt met de referentiesituatie. de FREATISCH GRONDWATER 0 tot -1 Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken, kan de impact van de bestaande activiteiten van het slachthuis op de grondwaterkwaliteit als neutraal worden beschouwd. Alle potentiële verontreinigingsbronnen en –locaties worden overeenkomstig de vigerende wetgeving ingekuipt of gebetonneerd waardoor de impact op de grondwaterkwaliteit bij calamiteiten tot een minimum gereduceerd wordt. Indien er zich calamiteiten voordoen worden de effecten dan ook als verwaarloosbaar beoordeeld. Ook tijdens de uitvoering van de infrastructuurwerken worden geen belangrijke milieueffecten verwacht. Het risico op grondwaterverontreiniging wordt dan ook slechts als gering negatief beoordeeld. DIEPER GRONDWATER Uit de analyseresultaten blijkt dat het grondwater hogere waarden vertoont inzake kalium en ammonium. In het grondwater komen reeds van nature hogere concentraties aan ammonium voor, waardoor hiervoor de milieukwaliteitsnorm niet wordt overschreden. Verder wijzen de resultaten op een zeer goede waterkwaliteit. Er
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
Toepassing van de klassieke 0 tot -1 veiligheidsmaatregelen (morsen vermijden, indien nodig werken met opvangbakken, op vloeistofdichte vloeren, regelmatige controle van ondergrondse leidingstraten – en/of goten), overeenkomstig de vigerende wetgeving.
236
Definitief MER
effectgroep
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
waardering
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
+2
zijn bijgevolg geen effecten op de grondwaterkwaliteit in de bestaande situatie. Gezien de invloedstrraal in de toekomstige situatie in feite gelijk blijft, kan verder gesproken worden van een verwaarloosbaar effect.
11.1.2
Oppervlaktewater
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
Rationeel watergebruik
Het hoogwaardig waterverbruik ligt een stuk onder de +2 waarde die vermeld is in de BBT -studie nl. 160 l/varken en bijkomend 30 l/varken bij een darmwasserij. Dit kan bijgevolg als matig positief worden beoordeeld. Het totaal waterverbruik is eveneens een stuk lager dan vermeld in BBT, nl. 275 l/varken. Dit kan bijgevolg ook als matig positief worden beoordeeld. Indien technisch en economisch haalbaar, wordt overgeschakeld op recuperatiewater in plaats van grondwater voor de voorreiniging en beneveling van de wachtruimtes en gebruik in de broeitunnel, wat zou resulteren in een vermindering van 20 l/dier hoogkwalitatief water ten opzichte van de referentiesituatie. Dit extra gebruik van recuperatiewater ter vervanging van grondwater wordt als matig positief beoordeeld. Waterhuishouding – wijziging In de geplande situatie zal vooreerst de geloosde -2 tot -3 vergunde lozingsdebieten hoeveelheid afvalwater op jaarbasis toenemen met 12 % ten opzichte van de referentiesituatie, op dagbasis is een
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
237
Het bedrijf dient blijvend te zoeken naar -1 tot -2 toepassingen voor hergebruik van gezuiverd afvalwater, welke technisch mogelijk zijn
Definitief MER
effectgroep
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
toename te verwachten van 17 %. Op basis van deze gegevens kan geoordeeld worden dat de gewijzigde afwateringssituatie als significant negatief te beoordelen is. Bij een geloosd debiet van 78.500 m 3/jaar voor 650.000 varkens bedraagt de geloosde hoeveelheid afvalwater per varken in de toekomstige situatie 121 l afvalwater/varken of 1,23 m3/ton geslacht gewicht, wat dus lager is dan in 2013, maar een stuk hoger dan in 2014 en bijgevolg als gering negatief wordt beoordeeld. Waterhuishouding - In de geplande situatie wordt 33 % van het hemelwater -1 overstromingsrisico geïnfiltreerd, 16,6 % van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd naar de riolering vooraan het terrein en 50 % vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater, na buffering in 3 waterputten met een totale opvangcapaciteit van 275 m . Een deel van het hemelwater wordt hergebruikt in de sanitaire installaties en voor de condensors in combinatie met recuperatiewater en opgevangen achteraan het terrein (opvangput van 150 m³) en onrechtstreeks als een deel van het recuperatiewater (regenval in open biologie). Globaal kan deze lozingssituatie als gering negatief beschouwd worden, gezien in het studiegebied zich enkele mogelijks overstroombare gebieden vanuit de waterloop bevinden. Waterhuishouding – invloed Het gemiddeld geloosd debiet afvalwater zal toenemen, -1 op de ontvangende waardoor de verhouding geloosd debiet/hoogwater debiet waterloop waterloop zal toenemen. Op basis hiervan kan geoordeeld worden dat er in de geplande situatie een gering negatieve impact te verwachten is. Wijziging structuurkwaliteit Gezien er in de toekomstige situatie geen bijkomende 0
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
Het bedrijf dient blijvend te voldoen aan de -1 voorwaarden opgenomen in Vlarem (hergebruik, buffering, infiltratie en lozing van hemelwater) en de voorwaarden opgenomen in de hemelwaterverordening. Hemelwater dient waar nodig te worden aangewend voor laagwaardige toepassingen indien technisch mogelijk is.
238
-
-1
-
0
Definitief MER
effectgroep
Verwijderingsrendementen en toetsing lozingsnormen
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
lozingspunten zijn in de ontvangende waterloop, wordt de matige structuurkwaliteit door de aanwezigheid van de bestaande lozingsbuizen bestendigd. Met andere woorden het effect in de geplande situatie is nog steeds neutraal te noemen. Op basis van de bekomen resultaten kan geoordeeld +1 tot +2 worden dat voldaan wordt aan de opgelegde voorwaarde in VLAREM II inzake verwijderingsrendement voor de parameters CZV, zwevende stoffen, totaal stikstof en totaal fosfor. Dit kan bijgevolg als gering tot matig positief worden beoordeeld. In 2013 waren er overschrijdingen voor Pt, Nt, CZV, SS, Zn t en AOX. Ondanks de aanpassingswerken aan de WZI, waren in de overgangsperiode januari tot en met augustus 2014 nog steeds overschrijdingen (lekkage in het beluchtingssysteem). De nodige herstellingswerken werden dan ook uitgevoerd en in september 2014 werd opnieuw een meetcampagne uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het beluchtingssysteem opnieuw performant is en er zijn geen overschrijdingen meer voor de parameters gemeten tijdens de meetcampagne, wat dan ook als neutraal kan worden beoordeeld. De bedoeling is om de sectorale lozingsnormen voor zwevende stoffen, BZV, CZV te behouden, alsook de bijzondere (strenger) lozingsnormen voor totaal N en P. Gezien de meetwaarden voor de zware metalen gelegen zijn onder de MKN van de ontvangende waterloop en/of de rapportagegrens, wordt hiervoor geen bijzondere lozingsnorm meer aangevraagd. Voor de chloriden – die
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
239
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
+1 tot +2
Definitief MER
effectgroep
Wijziging waterkwaliteit
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
wel boven de MKN gelegen is – wordt een bijzondere norm voorgesteld van 750 mg/l, dit in het kader van het blijvend halen van de bijzondere lozingsnorm voor fosfor en bijkomende toepassing van recuperatiewater. Globaal kunnen de beoogde lozingsnormen t.o.v. de sectorale lozingsnormen als gering tot matig positief worden beschouwd. Gemiddeld afvoerdebiet ontvangende waterloop -2 tot -3 Bij een vergund lozingsdebiet van 280 m³/dag en rekening houdende met de huidige sectorale en bijzondere normen, bedraagt de totale concentratieverhoging zoals in de vergunde situatie meer dan 20% t.o.v. de toetsingswaarde van de Beke, behalve voor zwevende stoffen (< 10%). Wanneer de totale concentratieverhoging echter vergeleken wordt met de huidige stroomafwaartse immissiewaarde in de Beke, bedraagt deze voor chloriden meer dan 20%, voor BZV en totale stikstof minder dan 20% en voor CZV, totale fosfor en zwevende stoffen minder dan 10% . De percentages liggen wel hoger dan in de vergunde situatie. Voor zowel Pt, Nt, CZV en BZV is de huidige immissiekwaliteit >75% van de toetsingswaarde, waardoor de gemiddelde impact – net zoals in de huidige vergunde situatie – significant negatief wordt. Voor zwevende stoffen blijft de impact, ondanks een verhoging van het lozingsdebiet, matig negatief. Als we de bijzondere lozingsnorm van 500 mg/l voor chloride aanhouden, is er ook een significant negatief score voor deze parameter, dit is ook het geval bij de voorgestelde norm van 750 mg/l,
juni 2015
240
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
Voor BZV wordt voorgesteld de sectorale -1 tot - 2 norm van 25 mg/l te verlagen tot 15 mg/l omwille van het feit dat de huidige kwaliteit van de beek stroomopwaarts reeds voldoet aan de MKN en met die strengere norm de concentratieverhoging tengevolge van de lozing van het slachthuis beperkt wordt tot 10%. Voor CZV en totaal stikstof wordt de norm van respectievelijk 125 mg O2/l en 15 mg N/l behouden omdat de concentratieverhoging tengevolge van het slachthuis beperkt is tot 15% of minder en momenteel de huidige immissiekwaliteit stroomopwaarts nog niet voldoet aan de MKN. Voor fosfor wordt voorgesteld – ondanks het feit dat stroomopwaarts de MKN ook nog niet gehaald wordt – dat de huidige bijzondere norm verminderd wordt van 2 mg P/l naar 1 mg P/l omwille van het significant negatief effect bij worst case voor deze parameter. Om die norm te halen wordt de chloridenorm
Definitief MER
effectgroep
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
in het kader van het halen van de bijzondere lozingsnorm voor fosfor. Op het Afleidingskanaal van de Leie is er voor geen enkele parameter een impact te verwachten (score 0). Bij een gemiddeld lozingsdebiet van 200 m3/dag en rekening houdend met gemiddelde toekomstige lozingswaarden, bedraagt de totale concentratieverhoging minder dan 20% ten opzichte van te MKN van de Beke, behalve voor totale fosfor. Omwille van de huidige immissiekwaliteit van de ontvangende waterloop, is de impact voor Pt, Nt en CZV nog significant negatief. Voor zwevende stoffen en voor BZV en chloriden matig negatief.
evenwel opgetrokken tot 750 mg/l. Als milderende maatregel wordt voorgesteld dat de waterzuivering continu opgevolgd wordt en verder onderzoek gebeurt naar vermindering van de geloosde CZV- en stikstof- en fosforvracht zodat op het moment dat de stroomopwaartse kwaliteit beneden de MKN ligt, voor het slachthuis een aangepast normenkader kan voorgesteld en toegepast worden
Worst-case (laagwater afvoerdebiet ontvangende waterloop Er is enkel voor totale fosfor een belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect op de Beke. In het Afleidingskanaal van de Leie wordt dit een beperkt tijdelijk effect. Voor chlorides, BZV en CZV is er een relevant tijdelijk effect op de Beke, . Op het Afleidingskanaal van de Leie wordt de tijdelijke impact voor deze parameters beperkt tot verwaarloosbaar.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
241
waardering na mildering
Definitief MER
11.1.3
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Lucht
effectgroep
Emissiegrenswaarden verbrandingsemissies
Emissiegrenswaarden geuremissies
Luchtkwaliteit verbrandingsimmissies
BOVA ENVIRO + nv
situering effect in ruimte en tijd
waardering
- De stoomketel voldoet aan de huidige 0 emissiegrenswaarden. Wat betreft de vlamoven, blijkt dat de massastromen van NOx en CO en stof niet overschreden worden, zodat de concentratiegrenswaarden niet van toepassing zijn. In de toekomst wordt ervan uitgegaan dat de concentraties in de luchtemissies dezelfde blijven. Voor de WKK wordt verwacht dat de emissies minstens voldoen aan de emissiegrenswaarden. Dit aspect wordt dan ook als neutraal beoordeeld. Wat de emissies betreft van het verkeer, kan aangenomen worden dat de voertuigen en gebruikte brandstof minstens beantwoordt aan de vastgestelde productnormen. - In de geplande situatie wordt op basis van de indeling in -1 tot -2 de Nederlandse GGD-richtlijn Geurhinder het slachthuis met een berekende maximale geuremissie van 20.321 ouE/s of 146 x 106 ge/h na uitbreiding slachtcapaciteit, ingedeeld te worden als een middelgrote bron van geur. De geurbelasting van de omgeving hangt uiteraard af van de (schoorsteen-)hoogte waarop de geuremissie plaatsvindt, de emissieduur en de afstand tot geurgevoelige objecten (zoals woningen, school of ziekenhuis) in de omgeving. Dit kan dan ook als gering tot matig negatief worden beoordeeld. - In de geplande situatie is voor CO en NO X de 0 emissievracht respectievelijk ca. 1,5 % en 4,3 % van de
juni 2015
242
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
0
-
-1 tot -2
-
0
Definitief MER
effectgroep
Luchtkwaliteit geurimmissies
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
IMJV-drempelwaarde. Bovendien blijkt uit interpolatie van de meetgegevens dat de jaargemiddelde waarde voor beide parameters in de omgeving van het slachthuis kleiner is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm. Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat beide parameters ook in de toekomstige situatie geen kritische parameters zijn en de impact op de omgevingslucht als verwaarloosbaar te beschouwen is. - Uit de berekende contouren op basis van de NeR- -3 emissiefactoren blijkt voor de gemiddelde geurbelasting van 20.321 ouE/s dat de zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P wordt overschreden, reikt tot respectievelijk 165 m en 175 m. In zuidwestelijke richting reikt de zone waarbinnen de waarde van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P wordt overschreden, tot respectievelijk 85 m en 100 m.. Door de overschrijding van de geurcontour van 1,70 ouE/m3 respectievelijk 1,5 ouE/m3 als 98-P ter hoogte van woongebied met geurgevoelige locaties (woningen) wordt het effect nog als significant negatief beoordeeld.
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
Bij het berekenen van de contouren is -3 tot -2 evenwel geen rekening gehouden met het feit dat tegelijkertijd met het verhogen van het emissiepunt van de onreine slachthal, ook de richting van de emissie gewijzigd wordt (geen zijdelingse uitlaat meer richting woningen). Verder dienen de technologische evoluties, evoluties inzake geurbeleid en de evolutie op BBT-gebied verder opgevolgd en desgevallend geïmplementeerd in de bedrijfsvoering. eventuele geurklachten nauwgezet registreren (tijdstip klacht, weersomstandigheden, coördinator klager, beschrijving geur, activiteiten, eventuele calamiteiten, zodat eventuele verbanden tussen klachten (en eventuele geurhinder) en activiteiten op het bedrijfsterrein duidelijk worden
243
Definitief MER
11.1.4
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Geluid
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
Omgevingsgeluid
Geluidsimmisies inrichting
BOVA ENVIRO + nv
van
waardering
Het omgevingsgeluid nabij de woningen langs de Prins -2 Boudewijnlaan wordt er hoofdzakelijk bepaald door het wegverkeer langs de drukke gewestweg N9, verbindingsweg tussen Brugge en Gent. De invloed van het bedrijf op het omgevingsgeluid is dan ook eerder beperkt, de geluidsbronnen bevinden zich centraal op het bedrijfsterrein, weg van de woningen. de Uit de berekende geluidsimmissies (in dBA) tengevolge 0 tot -1 van het specifiek geluid van het bedrijf in de verschillende beoordelingspunten ter hoogte van wooneenheden in de omgeving van het slachthuis, kan verwacht worden dat de geldende richtwaarden voor het specifiek geluid overschreden worden in de bestaande situatie en nodige maatregelen dienden getroffen te worden om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving toe te beperken. Op basis van de berekende immissies in de huidige situatie werd nagegaan welke bronnen voor aanpassingen in aanmerking komen en werd in samenspraak met het bedrijf onderzocht welke aanpassingen/saneringsmethodes mogelijk zijn rekening houdend met de geplande investeringen. Met behulp van het model werden de immissies berekend in de geplande situatie. De uitvoering van de geplande veranderingen op het terrein en waarvan ondertussen reeds enkele uitgevoerd, zou moeten leiden tot een geluidsimpact in de meest kritische punten welke beantwoordt aan de van toepassing zijnde normen.
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering -2
Wanneer de geplande investeringsfase met +1 tot +2 geluidsreducerende maatregelen is uitgevoerd, wordt een tussentijdse controlemeting voorzien, zodoende eventuele verdere investeringen te kunnen optimaliseren, namelijk project recuperatiewarmte branderlokaal/ventilatie en resterende ventilatie-eenheden
244
Definitief MER
11.1.5
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Mens
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
waardering
Bestemming gebruikswaarde
en Gezien de voorziene veranderingen verdere invullingen +1 geven van de voorziene bestemmingen in het PRUP, kan dan ook gesteld worden dat de effecten van het slachthuis qua juridische bestemmingen gering positief zijn. De geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit en de stijging van het aantal werknemers van ca. 165 naar ca. 180 werknemers heeft een positief effect op de gebruikswaarde. De gebruikswaarde kan dan ook in de toekomstige situatie als gering positief worden beschouwd. Beeld- en belevingswaarde De beeld- en belevingswaarde zal in de toekomstige +1 situatie enerzijds verbeteren door de aanleg van de nieuwe toegangsweg met bijhorend groenscherm. De bijkomende constructies - al dan niet op dak - kunnen negatief effect hebben. Anderzijds zal het aangelegde groenscherm volgroeid zijn en mits doorlopend en vakkundig onderhoud de landschappelijke waarde behouden en versterken. Globaal kan dan ook in de toekomstige situatie gesproken worden van een gering positief effect. Woonkwaliteit en In het hoofdstuk lucht werd berekend dat ondanks de -3 leefbaarheid - lucht voorziene capaciteitsuitbreiding de geuremissie nagenoeg gelijk blijft en de geurcontour van 1,5 ouE/m³ in de noordoostelijke richting vermindert met ca. 40 m ten opzichte van deze in de referentiesituatie. Binnen de geurcontour van 1,5 ouE/m³ zouden zich nog ca. 50 woningen bevinden. Het aantal inwoners dat
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
245
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
+1
-
+1
Zie discipline lucht
-3 tot -2
Definitief MER
effectgroep
Woonkwaliteit leefbaarheid - geluid
Veiligheidsaspecten
BOVA ENVIRO + nv
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
potentieel ernstige geurhinder ondervindt zal ook afnemen. Door het feit dat een 125-tal inwoners binnen de kritische geurcontouren rond het slachthuis wonen, moeten de slachthuisactiviteiten qua geurhinder hoe dan ook als significant negatief beoordeeld worden. en Het omgevingsgeluid nabij de woningen langs de Prins 0 tot -1 Boudewijnlaan wordt er hoofdzakelijk bepaald door het wegverkeer langs de drukke gewestweg N9, verbindingsweg tussen Brugge en Gent. De invloed van het bedrijf op het omgevingsgeluid is dan ook eerder beperkt, de geluidsbronnen bevinden zich centraal op het bedrijfsterrein, weg van de woningen. Met behulp van een model werden de geluidsimmissies berekend in de geplande situatie. De uitvoering van de geplande veranderingen op het terrein, zou moeten leiden tot een geluidsimpact in de meest kritische punten welke beantwoordt aan de van toepassing zijnde normen. In de toekomstige situatie zullen er geen koelinstallaties -1 meer zijn die nog R22 als koelmiddel bevatten. De slachthuisactiviteiten qua risico’s inherent aan specifiek productgebruik worden als gering negatief beoordeeld. Het slachthuis beschikt over een interventieplan en bij wijziging of uitbreiding van haar activiteiten, o.a. met de WKK gebeurt een risico-analyse met de eraan verbonden acties welke op regelmatige basis worden geëvalueerd en gecommuniceerd naar de verschillende doelgroepen. De slachthuisactiviteiten qua risico’s voor zware ongevallen met externe gevolgen worden als gering negatief beoordeeld.
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
Zie discipline geluid
+1 tot +2
Risico’s voor verspreiding maximaal -1 beheersen, o.a. beheersing van bodem-, water- en luchtverontreiniging.
246
Definitief MER
effectgroep
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
situering effect in ruimte en tijd
waardering
Het slachthuis beschikt over een natte koeltoren. Momenteel is het bedrijf bezig met de opmaak van een Legionellabeheersplan en risico-analyse. De slachthuisactiviteiten qua risico’s voor verspreiding van pathogenen worden als gering negatief beoordeeld. Mobiliteit - bereikbaarheid Er zijn geen concrete werken gepland ter hoogte van de 0 Prins Boudewijnlaan die de bereikbaarheid van en naar het slachthuis zouden kunnen beïnvloeden. In de toekomst zullen ongeveer 180 werknemers actief zijn. De transportwijze zal gelijkaardig verdeeld blijven, m.a.w. ongeveer 65% van de personeelsleden komt met de wagen. Er zal gewerkt worden met twee aparte ploegen, nl. een ploeg om te slachten en een ploeg om te versnijden. De slachtploeg werkt dan niet meer mee in de snijzaal en de vrijgekomen uren kunnen besteed worden aan het slachten van de extra varkens. Het werkregime blijft dus gelijk aan de huidige situatie. Globaal kan de bereikbaarheid als neutraal beoordeeld worden Mobiliteit – bijdrage In totaal worden tijdens de avondspits op weekdagen dus -1 verkeersdrukte gemiddeld 37 PAE/uur gegenereerd. De verkeersgeneratie van het slachthuis bedraagt ca. 13 % van de intensiteit. De verkeersgeneratie bedraagt ca. 2 % van de theoretische capaciteit van de Prins Boudewijnlaan, wat nog steeds als een beperkte bijdrage kan beschouwd worden. Mobiliteit – Als gevolg van het PRUP heeft het slachthuis besloten om -1 verkeersleefbaarheid en - in de toekomst de ontsluiting van het terrein aan te passen. veiligheid Ten aanzien van verkeersdoorstroming en -leefbaarheid is het effect van de capaciteitsuitbreiding gering negatief.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
247
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
0
-
-1
-
-1
Definitief MER
11.1.6
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Overige disciplines Bodem
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
waardering
Grondbalans
Voor de bijkomende verharding en bebouwing zal slechts 0 tot -1 een beperkt grondverzet nodig zijn (< 250 m3), vermits gestreefd wordt naar een grondbalans in evenwicht door ontgraven gronden zoveel mogelijk binnen de uit te voeren werken te hergebruiken. Voor zover voldaan wordt aan de betrokken regelgeving van het grondverzet zijn de effecten verwaarloosbaar tot gering. Bodemverdichting De voorziene bouwwerken betreffen bijkomende 0 verhardingen op gronden weinig gevoelig voor verdichting (matig natte zandbodem). Deze vinden plaats op enerzijds deel bestaande steenslagverhardingen en anderzijds op onverhard terrein. Gezien het huidige gebruik van het terrein en het type ondergrond, kan het effect inzake bodemverdichting als verwaarloosbaar worden beschouwd. Profielverstoring en zettingen Er zijn geen ondergrondse constructies voorzien, de 0 tot -1 werfzones zijn beperkt in oppervlakte (steenslag verharde toegangsweg en onverharde zone rond bijkomende weegbrug en ter hoogte van onreine hal). De zones waarin de werken voorzien zijn hebben reeds hun profiel in min of meerdere mate verloren (reeds parking, stockageplaats….) en de ondergrond betreft zandgrond met nagenoeg ongewijzigde grondwaterstand, zodat te verwachten profielverstoring en zettingen gering tot
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
248
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
0 tot -1
-
0
-
0 tot -1
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
waardering
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
verwaarloosbaar zijn. Bodemkwaliteit
De mogelijke effecten inzake bodemverontreiniging 0 worden bij een normale uitvoering van de werken als verwaarloosbaar beschouwd.
Erosierisico
Bodemgebruik geschiktheid
en
Standaard effect reducerende maatregelen 0 voorzien om verontreiniging van de bodem te voorkomen, zoals inkuiping van opslagplaatsen voor brandstoffen, oliën en chemicaliën en hanteren van het zorgvuldigheidsprincipe. De periodieke plicht tot het uitvoeren van oriënterende bodemonderzoeken dienen blijvend te worden nageleefd, zo ook dient ervoor gezorgd te worden dat elke calamiteit wordt opgevolgd en geremedieerd. 0
De uitvoering van de geplande infrastructuur- en 0 bouwwerken geven geen aanleiding tot nieuwe topografische of bodemkundige situatie, met een wijziging van de reeds geringe erosierisico’s in het studiegebied. - Bij de voorziene uitbreidingen wijzigt het huidige 0 bodemgebruik niet essentieel en is het effect dan ook verwaarloosbaar.
-
0
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
Fauna en flora effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
waardering
Versnippering/barrièrewerking In de geplande situatie vinden de infrastructuur- en -1 bouwwerken plaats op reeds verharde of bebouwde delen, zodat er geen biotoop- of soortverlies optreedt.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
De bestaande en nieuwe aanplanting -1 doorlopend en vakkundig onderhouden zonder pesticiden.
249
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
Biotoopwijziging door oppervlaktewateren grondwaterkwaliteitswijzing en -kwantiteitswijziging
Biotoopswijziging atmosferische emissies
door
Rustverstoring (geluid/licht)
BOVA ENVIRO + nv
waardering
Het inmiddels aangelegde groenscherm wordt verder uitgebreid langs de oostelijke terreingrens ter hoogte van de nieuw aan te leggen toegangsweg. Hierdoor wordt de barrièrewerking ten gevolge van het slachthuis verder beperkt zodat uiteindelijk nog kan gesproken worden van een gering effect. De geplande bijkomende verhardingen en gebouwen 0 tot -1 bevinden zich niet in de voorziene zone voor buffer of met bijzondere waarde of zone voor waterloop, zodat ervan kan uitgegaan worden dat de waterhuishouding van de aanpalende laaggelegen graslanden niet verstoord wordt. Ook de geplande uitbreiding van de capaciteit van de grondwaterwinning zal een verwaarloosbaar tot gering negatief effect hebben op de grondwaterpeilen buiten de perceelsgrens van het bedrijfsterrein. De beperkte toename in emissies kan een geringe 0 tot -1 invloed hebben op verzurende en eutrofiërende depositie. Gezien de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde natuurgebied, kan er gesteld worden dat de effecten als gevolg van de geplande activiteiten verwaarloosbaar tot gering negatief zijn. Gezien in de geplande situatie tal van 0 geluidsreducerende maatregelen worden vooropgesteld, is akoestische verstoring als gevolg van de activiteiten van het slachthuis in de relevante natuurgebieden zeker uitgesloten. Ook inzake lichthinder zijn er in de geplande situatie geen effecten te verwachten, gezien de afstand en veelheid aan geluids- en lichtbronnen die zich tussen bedrijf en meest nabije natuurgebied bevinden. juni 2015
250
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
-
0 tot -1
-
0 tot -1
Zie discipline geluid.
0
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
waardering
Wijziging belevingswaarde
De bestaande natuurlijke en ecologische waarden ten -1 zuid-westen blijven behouden. Door integratie van de lagergelegen zone (zone voor waterbuffer), kan een waardevol overgangsgebied (buffer) ontstaan tussen de achterliggende natte graslanden en de voorziene bedrijfsactiviteiten. De bestaande tuinen van de woningen dienen ook maximale ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor de aanwezige ecologische- en natuurwaarden. Het gebied wordt ten zuiden begrensd door een waterloop welke eveneens gevrijwaard wordt. Bij een volgroeid groenscherm rondom het bedrijfsterrein dat doorlopend en vakkundig onderhouden wordt teneinde de landschappelijke waarde te behouden en versterken, kan gesproken worden van een gering negatief effect. Wijziging erfgoedwaarde Uit de bespreking van de discipline lucht en rekening 0 door atmosferische emissies houdend met de afstand tussen het slachthuis ten opzichte van de beschermde monumenten, kan de impact ervan als verwaarloosbaar beschouwd worden.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
milderende maatregelen en resulterend effect
waardering na mildering
De bestaande en nieuwe aanplanting -1 doorlopend en vakkundig onderhouden teneinde de landschappelijke waarde te behouden en versterken.
-
251
0
Definitief MER
11.1.7
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
Grensoverschrijdende effecten
effectgroep
situering effect in ruimte en tijd
Wateremissies
De impact van de (afval)waterlozingen beperkt zich tot het ontvangende oppervlaktewater, nl. de Beke en het Afleidingskanaal van de Leie. Er zijn afdoende milderende maatregelen voorzien om de impact te beperken. Lucht- en geluidsemissies De impact van de lucht- en geluidsemissies op de omgeving beperkt zich tot de onmiddellijke omgeving van het slachthuis en heeft dus geen grensoverschrijdend effect. Mens Het studiegebied beperkt zich tot de receptoren in de onmiddellijke omgeving tot aan het dichtst bijgelegen woongebied ten noorden van het slachthuis. Bodem en grondwater Uit het uitgevoerde bodemonderzoek bleek dat er geen ernstige bodem- of grondwaterverontreiniging aanwezig is. Uit de berekeningen van de invloedstraal in de huidige en toekomstige situatie, kan afgeleid worden dat er geen dalingen van het grondwater meer te verwachten zijn van meer dan 50 cm buiten een invloedstraal van 50 m. Fauna en flora Rekening houdend met de geplande milderende maatregelen voor de afvalwaterlozingen en de beperkte impact van de lucht- en geluidsemissies zijn ook hier zeker geen grensoverschrijdende effecten te melden. Landschap, bouwkundig Er zijn geen effecten te melden. erfgoed en archeologie Afval, energie en licht en Niet relevant in dit MER. stralingen
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
waardering
milderende effect
0
-
0
0
-
0
0
-
0
0
-
0
0
-
0
0
-
0
0
-
0
252
maatregelen
en
resulterend waardering na mildering
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
12 Watertoets De watertoets wordt opgemaakt met het doel het ontstaan van schadelijke effecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken en als dat niet kan, om de schadelijke effecten te herstellen of, in de door het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid aangewezen gevallen, te compenseren. ste De watertoets behelst een beoordeling in verschillende stappen. De 1 vraag is steeds “Kan de te vergunnen activiteit of het goed te keuren plan / programma een schadelijk effect veroorzaken?”. Indien er geen schadelijk effect valt te verwachten, kan de overheid haar beoordeling beperken tot die vaststelling. Als er wel een schadelijk effect veroorzaakt kan worden, dan volgt opnieuw een beoordeling die verloopt in 3 stappen: er moet op zoek gegaan worden naar voorwaarden voor het geven van de toestemming of de goedkeuring van het project die het ontstaan van dergelijke schade vermijden en als dat niet (helemaal) kan, beperken; is het voorkomen of beperken niet of slechts voor bepaalde schadelijke effecten mogelijk, dan moet men op zoek gaan naar voorwaarden die gericht zijn op het herstel van de schadelijke effecten in natura op de plaats waar deze zich voordoen. Enkel wat infiltratie van hemelwater of vermindering van ruimte voor het watersysteem betreft is ook compensatie mogelijk; blijkt ook dat laatste niet mogelijk, dan rest er de overheid niets anders dan de vergunning of de goedkeuring van het plan / programma te weigeren. Wil men activiteiten vergunnen of plannen/programma’s goedkeuren die op zich genomen of in combinatie met andere vergunde activiteiten, plannen of programma’s een schadelijk effect veroorzaken op de kwantitatieve toestand van het grondwater, terwijl dat schadelijk effect niet kan worden voorkomen door het opleggen van voorwaarden, dan kan men deze enkel om dwingende redenen van groot maatschappelijk belang vergunnen of goedkeuren onder strikte voorwaarden. Enkel betekenisvolle nadelige effecten op de kwantitatieve toestand worden geviseerd door de watertoets. De watertoets zelf gebeurt door de overheid die beslist over een vergunning, plan of programma. In het MER worden louter de elementen aangereikt voor de invulling van de watertoets. In deel 4 beschrijving huidige en geplande activiteiten van G. Van Landschoot & Zonen NV, deel 6 milieuaspecten en proces-geïntegreerde maatregelen en deel 8 milieu-effectbeoordeling onder de delen grondwater, oppervlaktewater en fauna en flora is een beschrijving opgenomen van het project en de te verwachten effecten met betrekking tot het watersysteem. PROJECT BETREFT VERKAVELEN VAN GROND, OPRICHTEN VAN CONSTRUCTIE, AL DAN NIET GEDEELTELIJK OF VOLLEDIG ONDERGRONDS OF HET AANLEGGEN VAN EEN VERHARDING
Voorliggend project omhelst het bijkomend verharden en bebouwen van een bestaand bedrijfsterrein. Er worden geen ondergrondse constructies aangelegd. PROJECT BEHELST DE OPSLAG VAN, HET STORTEN VAN BODEMVREEMD MATERIAAL OF WIJZIGING VAN VEGETATIE
In de geplande situatie vinden de infrastructuur- en bouwwerken plaats op reeds verharde of bebouwde delen, zodat er geen biotoop- of soortverlies optreedt. Het inmiddels aangelegde groenscherm wordt verder uitgebreid langs de oostelijke terreingrens ter hoogte van de nieuw aan te leggen toegangsweg.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
253
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
PROJECT BEHELST RELIËFWIJZIGING Voorliggend project omhelst het bijkomend verharden en bebouwen van een bestaand bedrijfsterrein, zonder reliëfwijziging. PROJECT BEHELST HET AANLEGGEN VAN EEN BUFFER- OF INFILTRATIEVOORZIENING VOOR DE OPVANG VAN OPPERVLAKTE- OF HEMELWATER Er wordt een nieuwe toegangsweg in asfalt voorzien ter hoogte van de huidige steenslagverharde personeelsparking. Het hemelwater hiervan wordt geïnfiltreerd in de daarop aansluitende groenzone. Voor de bijkomende gebouwen en verharding achteraan worden bijkomende ondergrondse hemelwaterputten voorzien achteraan het terrein waarbij opgevangen hemelwater wordt gebruikt voor koeling condensors en de overloop vertraagd wordt afgevoerd naar de Beke. PROJECT BEHELST EEN LOZING OP HET RIOLERINGSSTELSEL, HET OPPERVLAKTEWATER OF HET GRONDWATER G. Van Landschoot & Zonen NV loost bedrijfsafvalwater, na behandeling in een eigen waterzuiveringsinstallatie, in oppervlaktewater met een jaarhoeveelheid van ca 73.000 m 3/jaar in 2013 en ca 51.000 m 3/jaar in 2014, met een maximum dagdebiet van 230 m3/jaar. Het afvalwater van het labo gaat naar de openbare riolering vooraan. Een deel van het huishoudelijk afvalwater (voorste deel van het terrein) wordt eveneens geloosd in de openbare riolering, het huishoudelijk afvalwater van het achterste deel wordt meegezuiverd in de eigen waterzuivering. Het terreinwater van de brandstofverdeelinstallatie en van de waszone voor de koelwagens wordt geloosd in de Beke, na zuivering via een KWS-afscheider. Het overige terreinwater en dakwater wordt na buffering vertraagd afgevoerd naar de Beke. In de referentiesituatie wordt 40 % van het hemelwater geïnfiltreerd, 16,6 % van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd naar de riolering vooraan het terrein en 43,5 % vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater, na buffering in waterputten met een totale opvangcapaciteit van 3 135 m . In de toekomst zal het labo verhuizen naar achter en zal het afvalwater ook gezuiverd worden in de waterzuiveringsinstallatie met lozing in de Beke. Voor de toekomstige situatie wordt omwille van de uitbreiding van de slachtcapaciteit tot 650.000 varkens/jaar het geloosd jaarvolume door het bedrijf ingeschat op 78.500 m3/jaar, met een maximum dagdebiet van 280 m3/dag. In de geplande situatie wordt 33 % van het hemelwater geïnfiltreerd, 16,6 % van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd naar de riolering vooraan het terrein en 50 % vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater, na buffering 3 in waterputten voor gebruik met een totale opvangcapaciteit van 275 m . PROJECT BEHELST EEN GRONDWATERWINNING Slachthuis G. Van Landschoot & Zonen NV onttrekt grondwater uit 1 put van ca. 35 m diep uit LedoPaniseliaan. In 2013 bedroeg het grondwaterverbruik nog 73.646 m3/jaar, in 2014 64.478 m3/jaar voor nagenoeg eenzelfde productiecapaciteit van ca. 525.000 varkens/jaar. Het verschil in grondwaterverbruik is te verklaren doordat sinds maart 2014 ook recuperatiewater gebruikt wordt voor de koeling van condensoren. Er wordt geen ondiep grondwater gewonnen, dat zich situeert in de zandige afzettingen tussen 0 en ca. 7 m. Er worden bijkomende gebouwen en constructies voorzien, alsook bijkomende verharding aangelegd. Er zijn geen bemalingen/draineringen voorzien. Voor de toekomstige situatie wordt omwille van de uitbreiding van de slachtcapaciteit van 525.000 varkens/jaar naar 650.000 varkens/jaar het opgepompte jaarvolume grondwater door het bedrijf ingeschat op 87.000 m3/jaar. PROJECT BEHELST EEN WIJZIGING VAN DE BEDDING EN DE STRUCTUURKWALITEIT VAN DE WATERLOOP Het aantal lozingsbuizen in de waterloop de Beke wijzigt niet. .
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
254
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
13 Niet-technische samenvatting Zie aparte tekst
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
255
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
14 Geraadpleegde bronnen
Oriënterend bodemonderzoek, Envirotox Laboratoria, 2000 Oriënterend bodemonderzoek, Technum Flanders Engineering, 2010 Toelichtingsnota en screeningsnota PRUP, provincie Oost-Vlaanderen, 2008-2009 Project aanpassing beluchting en uitbreiding waterzuivering, Trevi, 2011-2014 Geluidstudie, Avitech, 2013-2014 Geurstudie WZI, Trevi/Olfascan, 2014 Geurstudie onreine hal, Trevi /Olfascan, 2014Milieuvergunningsaanvraag hervergunning (tussenfase) en project-mer-screeningsnota, 2014 PRUP ‘Prins Boudewijnlaan-Hillestraat’ BBT-studie voor de slachthuissector, juni 2003 BREF Slaughterhouses and Animal By-Products Industries, mei 2005
dov.vlaanderen.be www.emis.vito.be www.geopunt.be www.google.be www.lne.be www.vismilieuinfo.be www.vmm.be ter beschikking gestelde gegevens door het bedrijf: VMM aangiftes IMJV Bouwvergunningen Emissiemetingen Milieuvergunningen Processchema’s Verbruiken van grondstoffen, energie en brandstoffen Productiecijfers
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
256
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
15 Lijst van afkortingen
°C
graden Celsius
µm
micro meter
a.d.
aerodynamische diameter
B.Vl. Reg.
Besluit Vlaamse Regering
BBI
Belgische Biotische Index
BBO
Beschrijvend Bodemonderzoek
BBT
Best Beschikbare Technologie
BPA
bijzonder plan van aanleg
BREF
BAT reference
BS
Belgisch Staatsblad
BSD
Bodemsaneringsdeskundige
BSN
Bodemsaneringsnorm
BZV
Biologische zuurstof vraag
C
Celsius
ca.
circa
CBS
College van Burgemeester en Schepenen
CZV
Chemische zuurstof vraag
dB
decibel
dd.
de dato
ds of DS
droge stof
EEG
Europese Economische Gemeenschap (nu: Europese Unie)
EG
Europese Gemeenschap (nu: Europese Unie)
enz.
enzovoort
EU
Europese Unie
GNOP
Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan
GRUP
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan
GS
Indelingscriterium
ha
hectare
IFDM
Immissie Frequentie Dispersie Model
IE
inwonerequivalenten
IFDM
Immissie frequentie distributie model
IPPC
Integrated prevention en pollution control
ISO
International Standard Organisation
IVON
integraal verwevings- en ondersteunend netwerk
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
257
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
K
Kelvin
KB
Koninklijk Besluit
km
kilometer
km²
vierkante kilometer
KMI
Koninklijk Meteorologisch Instituut
KRLW
Kaderrichtlijn Water
kW
kilowatt
KWS
koolwaterstof
kWth
kilowatt thermisch (warmtevermogen)
l
liter
LP('en)
lozingspunt(en)
LNE
Leefmilieu Natuur en Energie
LS
laagspanningsruimte
Lsp
specifiek geluid van de inrichting
m
meter
MER
milieu-effectrapport
MINA-plan
Milieubeleidsplan en Natuurontwikkelingsplan voor Vlaanderen
MIRA
Milieu- en natuurrapport
mv
maaiveld
NOG
van nature overstroombare gebieden
NV
naamloze vennootschap
OBO
Oriënterend Bodemonderzoek
opm.
opmerking
ouE
Europese oudor units
OVAM
Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij
P
Percentiel
Pa
Pascal
PAK
Polycylische Aromatische Koolwaterstoffen
PB
peilbuis
pH
zuurtegraad
PIO
Prati Index voor zuurstofverzadiging
PJ
Peta Joule (10
PM
Particulate Matter
PM10
Particulate Matter 10 µm
ppm
parts per million
PW
personenwagen
resp.
respectievelijk
RL
Richtlijn
BOVA ENVIRO + nv
15
Joule)
juni 2015
258
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
RO
Reversed osmose
ROG
recent overstroomde gebieden
RSV
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
RVS
Roestvast staal
RWZI
rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBZ-H
speciale beschermingszone (i.k.v. habitatrichtlijn)
t
ton
u
uur
V
Volt
VEN
Vlaams Ecologisch Netwerk
Vlarema
Vlaams Reglement inzake duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
Vlarebo
Vlaamse Reglement inzake bodemsanering
Vlarem I
Vlaams Reglement inzake milieuvergunningen
Vlarem II
Vlaams Reglement inzake milieuvoorwaarden
VLM
Vlaamse Landmaatschappij
VMM
Vlaamse MilieuMaatschappij
VOS
Vluchtige organische stoffen
WKK
Warmte Kracht Koppeling
Z
zuiden
ZS
Zwevende stoffen
Z-W
zuidwesten
98 P
waarde zodanig dat 98% van de metingen lager is dan deze waarde en 2% hoger
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
259
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
16 Verklarende woordenlijst
APA: Algemeen Plan van Aanpak; getekend plan dat door de gemeentelijke overheid wordt opgesteld en dat het ganse grondgebied van de gemeente ordent. Dit plan zal vervangen worden door of geïntegreerd worden in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. AWV: Afdeling Wegen en Verkeer; door de omvorming ‘beter bestuurbaar beleid’ omgezet naar Agentschap Infrastructuur binnen het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) Bemaling: afpomping van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen zodat funderingswerken in droge grond kunnen uitgevoerd worden B-horizont: verwerings- of aanrijkingshorizont die in de bodem aanwezig is BPA: Bijzonder Plan van Aanpak; plan dat door de gemeentelijke overheid wordt opgesteld en dat een beperkt deel van het grondgebied ordent. Dit type plan zal vervangen worden door of geïntegreerd worden in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Cumulatief effect: gezamenlijk effect van verschillende vormen van verontreiniging en aantasting van het milieu, waarbij de gevolgen van elke vorm van verontreiniging afzonderlijk niet ernstig zijn, doch de verschillende vormen tesamen wel DHM: Digitaal HoogteModel Vlaanderen; dit is een geografisch raster van een gebied (ic Vlaanderen) waarbij de inhoud van elke rastercel de hoogte van het terrein op die plaats weergeeft. Dolavbak : kunststof palletbox van Dolav ® die uit één stuk bestaat DWA: Droog Weer Afvoer (= afvalwater dat via rioleringsstelsel wordt afgevoerd) Effectbeoordeling: waarde-oordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplande situatie uitgedrukt in kwalitatieve of kwantitatieve termen, zodanig dat de besluitvormer en de bevolking zich objectief kunnen inlichten over de ernst van de effecten Emissie: uitstoot van stoffen, hier contaminanten, in de omgevingslucht Flora: aanwezige plantensoorten Freatische grondwaterlaag: Grondwater dat niet onder druk staat. Watervoerende laag die onderaan begrensd is door een ondoorlatende laag en bovenaan tot aan het maaiveld reikt. De nuttige neerslag percoleert tot aan de grondwaterspiegel en vult de verzadigde zone aan. Wijzigingen van de grondwaterspiegel vinden plaats onder normale atmosferische druk; het grondwater staat via open poriën verticaal in direct contact met de atmosfeer. GIS: Geografisch Informatie Systeem; een informatiesysteem waarmee (ruimtelijke) gegevens/informatie over geografische objecten kunnen worden opgeslagen, beheerd, bewerkt, geanalyseerd en/of gepresenteerd Grondwaterkwetsbaarheid: De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag, ten gevolge van activiteiten die aan het grondoppervlakte plaatsvinden, aangeeft (overeenkomstig de grondwaterkwetsbaarheidskaarten van het Vlaams Gewest). Habitat: een door specifieke abiotische en biotische factoeren bepaald milieu waarin een soort tijdens een van de fasen van zijn biologische cyclus leeft HCOV: Hydrogeologische Codering Ondergrond Vlaanderen, hiermee worden codes toegekend aan de hydrogeologie van Vlaanderen Immissie: concentratie van een bepaalde contaminant in de omgevingslucht LA95,T: het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95 % van de observatieperiode T wordt overschreden. Het is een maat voor het overwegend heersende achtergrondgeluidsniveau. LAeq,T: het A-gewogen equivalent geluidsniveau is een maat voor het beschouwde fluctuerende geluid. De discontinue geluidsbelasting gedurende een periode T wordt
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
260
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
omgerekend naar het niveau van een continue geluid met dezelfde geluidsbelasting. LAN,T: het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende N % van de observatieperiode T wordt overschreden Lden: Lday-evening-night : equivalente geluidmaat die in een EU-richtlijn voor omgevingsgeluid wordt voorgesteld voor het geluid van het weg- en railverkeer, de luchtvaart en de industrie. In deze geluidmaat worden de geluidniveaus in de avond (4 uur) en nacht (8 uur) opgehoogd met 5 respectivelijk 10 dB(A) en, gewogen naar duur van de etmaalperiode, opgeteld bij het niveau tijdens de dagperiode (12 uur). Er is ook een afgeleide L*den die tevens rekening houdt met de werkelijke hinder van de geluidsbron. Leemte in de kennis: onzekerheidsfactor inherent aan toekomstprognoses, onzekerheden inherent aan de gebruikte voorspellingsmethoden, onzekerheden ten gevolge van de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek, technisch moeilijk te voorspellen fenomenen, informatieleemten of met betrekking tot ontbreken van gegevensoverdracht Milderende maatregel: maatregel die voorgesteld wordt om nadelige milieu-effecten van het geplande project te vermijden, te beperken en/of zoveel mogelijk te verhelpen Ontwikkelingsscenario: beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie o.i.v. plannen en beleidsopties PM10: stofdeeltjes (particulate matter) kleiner dan 10 µm RUP: Ruimtelijk UitvoeringsPlan; getekend plan dat de bestemming van gronden en eigendommen vastlegt of/en dat de inplanting van de constructies in de verschillende kavels vaststelt (ordeningsplan). Op termijn komen dergelijke plannen in de plaats van de gewestplannen, algemenen en bijzondere plannen van aanleg. Er komen ruimtelijke uitvoeringsplannen op gewestelijk (V-RUP), provinciaal (P-RUP) en gemeentelijk (G-RUP) niveau. RWA: RegenWaterAfvoer SBZ-H: Speciale BeschermingsZone, afgebakend in het kader van de Europese Habitatrichtlijn SBZ-V: Speciale BeschermingsZone, afgebakend in het kader van de Europese Vogelrichtlijn Seveso-bedrijf: bedrijf dat activiteiten ontplooit op het vlak van de behandeling, de productie, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld raffinaderijen, petrochemische vestigingen, chemische fabrieken, aardoliedepots, opslagplaatsen voor explosieve stoffen) Significant effect: Betekenisvol effect Studiegebied: het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten WKK: een energetisch proces dat kan bijdragen tot het reduceren kan de exergieverliezen bij de productie van warmte. Hierbij wordt warmte en elektriciteit in eenzelfde installatie opgewekt.
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
261
Definitief MER
G. Van Landschoot & Zonen NV - Adegem
17 BIJLAGEN
Bijlage 1 rubriekenlijst vergunde en geplande situatie Bijlage 2 kadasterplan Bijlage 3 uitvoeringsplan vergunde situatie Bijlage 4 uitvoeringsplan geplande situatie Bijlage 5 processchema Bijlage 6 checklist BBT-studie Bijlage 7 gemeten geloosde dagdebieten 2014 Bijlage 8 geurstudie WZI Bijlage 9 geluidstudie Bijlage 10 grondwaterwinningen binnen straal van 2 km Bijlage 11 berekeningen impact afvalwaterlozingen Bijlage 12 verslag informatievergadering Bijlage 13 geurstudie onreine hal Bijlage 14 analyseresultaten WZI 2015
BOVA ENVIRO + nv
juni 2015
262