Startnotitie Heideboerderij© 2.0
Auteurs: Loek Hilgers, Marcel van Silfhout, Martin Woestenburg
Initiatiefnemer: Gilde van Traditionele Schaapherders
Wageningen, 29 maart 2016
Gebouw de Valk/erfelijkheidsleer t.a.v . Marcel van Silfhout, int. voorzitter Dreijenlaan 2, Kamer 007.1 6730 HA Wageningen
Heideboerderij Startnotitie 2.0
In deze Startnotitie Heideboerderij presenteert de initiatiefnemer van de Heideboerderij, het Gilde van Traditionele Schaapherders, een oude manier van kijken naar natuur en landbouw als de oplossing voor de systeemproblemen waar de natuur- en landbouwsector mee kampen. Het concept van de Heideboerderij dat we in deze notitie presenteren, is een work in progress dat hand in hand gaat met tal van initiatieven in de praktijk. Een duurzame toekomst voor het ambacht van gescheperde schaapkuddes met zeldzame landrassen. Dat is de centrale doelstelling van het in 2015 opgerichte Gilde van Traditionele Schaapherders, een initiatief dat is ondersteund door de Tweede Kamer1, de Stichting Zeldzame Huisdieren (SZH), Natuurmonumenten, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, LandschappenNL en het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Het Gilde voor Traditionele Schaapherders ziet de Heideboerderij als een cruciale structurele oplossing voor de telkens terugkerende problemen die al tientallen jaren spelen ten aanzien van onder meer het inzetten van schaapherders in het natuur- en landschapsbeheer. In oktober 2015 publiceerde het gilde de eerste ‘Startnotitie Heideboerderij’ (Hilgers, 2015). In november organiseerden we een excursie naar de Lüneburger Heide in Niedersachsen, waar het systeem van de heideboerderij al ruim een eeuw (1901) werkt. Dit heeft voor veel enthousiasme gezorgd. De interesse om Heideboerderijen te ontwikkelen in en rondom Nationale Parken, maar ook op en rondom bestaande boerenbedrijven, is enorm. Er zijn nu, medio maart 2016, meer dan vijf concrete initiatieven voor Heideboerderijen in Drenthe, NoordBrabant, Overijssel, Gelderland en Zuid-Holland. De Heideboerderij is dan ook geen 1
Motie 34000-XIII-66 van Lutz Jacobi, motie 34300-XIII-133 van Carla Dik-Faber, Eric Smaling en Lutz Jacobi
2
luchtballon zonder enige praktische basis, en deze startnotitie is ook geen praatstuk om discussie los te maken maar een onderzoekend ontwerp voor een overkoepelend concept dat in de praktijk op allerlei manieren zijn vorm krijgt. Voor het gilde was de aanleiding om na te denken over de Heideboerderij de al decennia durende problematiek rondom schaapskuddes in Nederland. De nadruk van pastorale schaapskuddes met zeldzame landrassen is in de afgelopen jaren steeds meer komen te liggen op natuurbegrazingsopdrachten. Echter, de verstrekte begrazingsvergoedingen liggen inmiddels ver onder de kostprijs van de kuddeexploitatie. Al in 2003 was er een rapport van Alterra (Elbersen e.a., 2003), waaruit bleek dat gehoede kuddes grote ecologische en cultuurhistorische waarde hebben, maar dat de vergoedingen voor herders zwaar onder de maat waren. Het heeft ons bevreemd dat de pakweg zestig tot hooguit honderd professionele, gewaardeerde en gepassioneerde schaapherders die ons land telt, nog steeds zitten te wachten op betere tijden aangezien de Tweede Kamer Minister en ministerie vanaf 2003 met de regelmaat van de klok hebben opgeroepen tot steun aan gescheperde kuddes en ons Gilde. Na vragen van het gilde in 2015 is er door het ministerie van EZ opnieuw opdracht gegeven om onderzoek te doen. In het Alterra-rapport Wie stuurt de herder? Concurrentie of coöperatie? Natuur- en cultuurproductie met schaapskuddes (Schrijver, 2016) wordt wederom bevestigd dat er sprake is van een ernstige structurele financieel-economische problematiek van traditioneel werkende schaapherders. Tegelijkertijd wordt de Heideboerderij als coöperatie aanbevolen als een structurele oplossing voor de problemen van de schaapherders. Dat staat er als volgt: “De meerwaarde van traditioneel werkende herders kan nog worden vergroot als zij samen met terreinbeheerders aan een integraal systeemherstel zouden kunnen werken. Het ontwikkelen, inrichten en monitoren van het concept van de heideboerderij op diverse plaatsen in het land zou daaraan in belangrijke mate kunnen bijdragen.” (Schrijver, 2016, p. 37). Deze ontwikkelingen zijn voor het gilde de reden om de startnotitie uit oktober 2015 te actualiseren en uit te breiden. In deze ‘Startnotitie Heideboererij 2.0’ beschrijven we waarom het Gilde van Traditionele Schaapherders het initiatief heeft genomen voor de Heideboerderij. Daarna schetsen hoe het principe van de Heideboerderij functioneert in de Lüneburger Heide en tevens voor ons als inspirerend model dient. We bespreken wat volgens ons de kernpunten zijn van de Heideboerderij en hoe dat is uit te werken in een variant Heideboerderij XXL en een variant Heideboerderij Basic. Als laatste bespreken we hoe we nu praktisch verder denken te gaan, want er zijn al pilots met Heideboerderijen in oprichting, en er zijn diverse politieke en maatschappelijke redenen om met de Heideboerderij aan de slag te gaan. 3
Ons voorbeeld: de Lüneburger Heide
Het Gilde van Traditionele Schaapherders organiseerde in november 2015 een excursie naar het Landschaftspflegehof Tütsberg op de Lüneburger Heide, even ten zuiden van Hamburg. Middenin de 7.000 km² grote Naturparkregion Lüneburger Heide ligt daar het het 1.070 km² grote Naturpark Lüneburger Heide (zie figuur 1), met als kerngebied het 23.440 hectare grote Naturschutzpark Lüneburger Heide, een Natura 2000-gebied. Dit gebied wordt sinds 1910 beheerd door de Verein Naturschutzpark Lüneburger Heide. Vanaf de jaren tachtig is onder de bezielende leiding van Andreas Koopmann voorkomen dat de heide net als in Nederland een nutteloos natuurrelikwie in een agrarisch landschap werd (Koopman, 2001; Cordes e.a., 1997). In de loop van de twintigste eeuw is voortdurend akkerland en zijn complete boerderijen verworven, die tot de jaren zeventig volgens de conventionele agrarische ontwikkelingen steeds intensiever en grootschaliger werden geëxploiteerd. Sindsdien zijn de boerderijen uit de pacht genomen door het Naturpark, en is vooral door Koopmann steeds meer agrarische grond verenigd in een ‘Sammelbetrieb’ rondom Landschapspflegehof Tütsberg. Vanaf de jaren tachtig heeft het Naturpark in dit bedrijf heel bewust opnieuw de ‘Heidebauernwirtschaft’ geïntroduceerd. De schaapherders waren in de Lüneburger Heide nooit verdwenen, en werden integraal onderdeel van het moderne, gemengde bedrijf, dat later, vanaf 1985, biologisch gecertificeerd zou worden. Zo’n 5.200 hectare heide, zo’n 450 hectare graanakkers, zo’n 400 hectare grasland en 40 hectare karpervijvers worden zo integraal beheerd, waarbij een centrale rol is weggelegd voor zes schaapskuddes met in totaal zo’n 2.200 Graue gehörnte Heidschnucke, maar ook 300 geiten, 30 Dülmener-paarden en 80 runderen. Het doel van de begrazing is het – tot in het extreme – ophalen van voedingstoffen en mineralen uit de uitgestrekte heide en deze minutieus te verzamelen in de schaapskooi. De mest wordt verwerkt op de akkers die bij de Landschaftspflegehof Tütsberg horen en die onderdeel uitmaken van het Natura 2000-gebied van het Naturpark Lüneburger Heide. Er is zo een gesloten huishouding van nutriënten en mineralen die op de heide netto verschraling oplevert, zonder de nadelen van het grootschalige plaggen. De akkers leveren krachtvoer voor het vee en granen en andere akkerbouwproducten voor de nichemarkten in de steden rondom de Lüneburger Heide. Op een klein deel van het areaal wordt, vooral voor demonstratiedoeleinden, gewerkt met oude gewassen en traditionele vruchtwisselingssystemen.
4
Deze integrale aanpak van het beheer van het totale heidelandschap heeft geleid tot indrukwekkende resultaten. Er is bijvoorbeeld een stabiele populatie van meer dan 200 korhoenders die graag blijken te foerageren op de heidespurrie die groeit als akkeronkruid. De in Nederland sterk bedreigde jeneverbes is op de Lüneburger heide bijna een plaag. Daarnaast is er een economisch en financieel levensvatbaar bedrijfsmodel, waarin het heidelandbouwsysteem wordt gekoppeld aan toerisme en recreatie en cultuureducatie over heidelandbouw, huisdierrassen, gewassen, enzovoorts.
Figuur 1, Ligging van de Lüneburger Heide. Bron: Wikipedia
Eén van de grote verschillen tussen het systeem van de Lüneburger Heide en het Nederlandse heidebeheer is de reguliere vergoeding voor schapen en geiten op de hei. In Duitsland bedraagt die vergoeding zo’n 350 tot 450 euro per hectare per schaap of geit. In Nederland is dat beduidend minder (zo’n 175 euro), maar is de financiering van schaapherders vooral ondoorzichtig vanwege de vele financieringsbronnen. Schaapherders ontvangen financiering voor het natuurbeheer, maar ook een ooipremie en provinciale toeslagen voor schaapskuddes. Voor ons als Gilde en SZH is het duidelijk: Nederland zou Duitse tarieven moeten hanteren voor gescheperde kuddes. Maar het Duitse voorbeeld laat ook zien dat er dankzij het concept van de heideboerderij een langdurige en eenduidige financieringsstructuur ontstaat. De Heideboerderij is levensvatbaar bij een reële en langdurige vergoeding voor het integrale systeem van levend erfgoed, heidebegrazing en natuur-inclusief akker- en landschapsbeheer door schaapkuddes met een hond en herder. Via het concept van de Heideboerderij kunnen ook de financieringsstromen van de in Nederland sterk van elkaar gescheiden sectoren natuur en landbouw worden gecombineerd.
5
Gilde excursie Lüneburger Heide. 13 en 14 november 2015 6
Het concept van de Heideboerderij Met de Heideboerderij pakken we terug op het heidelandbouwsysteem dat eeuwenoud is, maar waarvan eigenlijk alle belangrijke elementen in de twintigste eeuw uit Nederland zijn verdwenen. Historisch geograaf Theo Spek heeft uitgebreid beschreven hoe schaapherders en boeren samen opereerden in de heidelandschappen van Drenthe (Spek, 2004). Het landbouwsysteem zorgde ervoor dat nutriënten van een groot gebied werden verzameld en geconcentreerd op akkers om gewassen te produceren, zoals nu nog gebeurt in de Lüneburger Heide. Dit was geen Duitse of Nederlandse specialiteit, maar gebeurde overal in Europa (Emanuelsson, 2009). Overal ontwikkelde boeren een systeem met woeste gronden (outfields) – de heidevelden waar schaapskuddes graasden gescheperd door schaapherders – en essen (infields) – kleine akkers die werden bemest met schapenmest. De heidevelden maakten dus deel uit van een extensieve landbouw die was gestoeld op een nutriëntenkringloop die werd geconcentreerd op de akker, in de tuin en rondom de boerderij (zie figuur 2). De heide werd in Nederland vanaf de negentiende eeuw als het ware losgekoppeld van het landbouwsysteem, en daarmee is veel biodiversiteit verdwenen. Hadden we in Nederland Heideboerderij-achtige systemen in stand gehouden, zoals op de Lüneburger Heide maar ook in de Serra da Estrela in Portugal of op de kustheides in Noorwegen, dan was er ook meer van de oorspronkelijke heidebiodiversiteit overeind gebleven. Nu is het heidebeheer in Nederland vooral een kostbaar natuurherstel, terwijl in Duitsland, Portugal of Noorwegen de biodiversiteit dankzij het in stand gebleven heidelandbouwsysteem veel hoger is (zie ook Diemont e.a., 2013).
HEIDE begrazing strowinning plaggenwinning
POTSTAL schapenmest
AKKERS
MOESTUIN BOERDERIJ EN ERF
roggeteelt haverteelt boekweitteelt braakliggend land
educatie exploitatie producten zeldzame huisdierrassen oude fruitboomsoorten
WEIDE hooiwinning
Figuur 2 De nutriëntenkringloop in de historische heidelandbouw. Uit: Cordes e.a. , 1997.
7
De Heideboerderij is geen klein bier, geen kleinschalige kortetermijnoplossing die een ‘niche van duurzaamheid’ creëert, maar een serieuze, langetermijnoplossing voor een systeemherstel van het landschapsbeheer met natuur en landbouw op het niveau van de Nederlandse Nationale Parken. Uit het Alterra-rapport Wie stuurt de herder? blijkt dat nu nog maar een klein deel van het beschikbare areaal wordt beheerd via begrazing. “Herders begrazen met hun kudde maar net iets meer dan een vijfde van de heideterreinen in Nederland en maar een tiende van de graslanden waar schapen zouden kunnen grazen.” (Schrijver, 2016). Inclusief heidevelden, akkers en andere bij de Heideboerderij behorende landschapstypen denken we dat alle potentiële initiatieven met Heideboerderijen in Nederland opgeteld bij kunnen dragen aan het integrale beheer van 150.000 tot 200.000 hectare cultuurlandschap. Het gaat bij de Heideboerderij dus om het beheer van grote arealen landschap die eigenlijk van alle Nederlanders zijn, en deze collectieve goederen zijn van nationaal belang. Daarbij wijzen we op het groeiende bewustzijn in wetenschap, politiek en maatschappij dat de natuur een ‘natuurlijk kapitaal’ vertegenwoordigt, wat we als mensen weliswaar kunnen exploiteren, maar dat ook basale voorwaarden garandeert voor het menselijk bestaan, waaronder schone lucht en drinkbaar water (PBL, 2016). De Heideboerderij en het natuurbeheer Het actuele heidebeheer wordt, zeker in Nederland, gekarakteriseerd door een ogenschijnlijk analytische benadering met verregaande fragmentatie van heide, akker en grasland als aparte, gescheiden biotopen en mechanische beheermethoden als plaggen en bekalken. De sterke nadruk op die technische aanpak van vermesting en verzuring heeft deels geleid tot herstel van heidevegetaties en heidesoorten. Maar veel karakteristieke soorten profiteren juist niet. De veronderstelling voor veel van die bedreigde soorten is tegenwoordig dat zij niet zozeer gebonden zijn aan heide in strikte zin, maar dat ze gebruik maken van verschillende onderdelen van het heidelandschap. Die onderdelen kunnen zowel relatief voedselarm zijn, zoals bosranden of stuifzanden (Peeters e.a., 2001), als relatief voedselrijk, zoals kruidenrijke ruigtevegetaties, braakliggende extensieve akkers en akkers in actief gebruik (Vogels & Smits, 2009; Vogels e.a., 2013). Een duurzame bescherming van die soorten en daarmee van de biodiversiteit van heideterreinen is dan ook alleen te realiseren door ontwikkeling van een beheerstrategie op landschapsschaal die de ruimtelijke verbondenheid tussen heide en begeleidende landschapstypen op regionaal niveau versterkt. Voor een versterking van de kwaliteit van heidelandschappen ligt er dus een uitdaging bij het inrichten en beheren van het totale landschap, dat behalve droge en nattere heidetypes ook extensieve graanakkers en hooilanden in beekdalen omvat. Zo is de combinatie heide en extensieve akkers van levensbelang voor het behoud van veel soorten in het agrarisch cultuurlandschap. Dat geldt voor de vroeger normale akkervogels, zoals geelgors, ortolaan, patrijs en korhoen, en de begeleidende 8
akkerflora waarin Rode Lijst-soorten zijn oververtegenwoordigd, zoals korensla, dreps, roggelelie, akkerleeuwenbek. Tegen die achtergrond valt op hoe weinig aandacht tot nu toe is besteed aan het ecologisch functioneren van de heideboerderij, waarin de traditionele schaapskudde de voornaamste vector was van biomassa, nutriënten en diasporen. Voor zover bekend bestaat op dat vlak geen onderzoek naar de Nederlandse situatie. Internationaal is het werk van met name de Deense geograaf Sofus Christiansen van belang. Een door hem bewerkt dagboek van een Deense heideboer Peder Knudsen uit de eerste helft van de negentiende eeuw beschrijft gedetailleerd hoe landschapsecologische processen in een Deens heidelandschap optraden (Christiansen, 2002). Vrij vertaald concludeert hij dat de haal- en brengprocessen cruciaal zijn voor de soortenrijkdom, zowel op de heide als op de akker. Tevens schrijft hij dat dat stelsel van outfields en infields de exploitatie van een duurzaam landbouwbedrijf mogelijk maakt die tevens kwetsbare ecosystemen in stand kan houden. Recent heeft de ecoloog Jan Jansen gewezen op het belang van functionerende systemen met infields en outfields voor het behoud van de biodiversiteit in het Portugese Natura 2000 gebied Serra da Estrela (Jansen, 2011). De daar nog aanwezige traditionele heideboeren en schaapherders maken de kosten voor behoud en herstel van het heide-ecosysteem veel lager en het landschapsecologische resultaat hoger dan in de Nederlandse heidelandschappen. In Nederland ontbreekt een dergelijke integrale aanpak volledig. Daardoor zijn we dankzij de dalende biodiversiteit gedwongen om miljoenen euro’s te investeren in natuurherstel, terwijl er in de Serra da Estrela nauwelijks natuurherstel nodig is (Jansen, 2013). Vandaar dat de ervaringen in Duitsland voor Nederland bijzonder interessant en toepasbaar zijn. In Nederland constateren we sinds kort wel een oplevende aandacht voor een meer integraal beheer in heidelandschappen, zoals in het boek ‘Heidebeheer’ (Smits & Noordijk, 2013). Een praktische uitwerking is recent het inrichten van tijdelijke schrale graanakkers in de heide, bijvoorbeeld op de Strabrechtse heide. Die strategie blijkt met name positief effect te hebben op karakteristieke heidesoorten in de entomofauna. In een recente brochure van de Vereniging van Bos- en Natuureigenaren (VBNE, 2015) wordt de strategie om tot een meer geïntegreerd beheer te komen mooi beschreven als ‘Open het heidelandschap’. Dat lijkt ons een mooi streven. Op Europees niveau is in het boek ‘Economy and Ecology of Heathlands’ (Diemont e.a., 2013) uitgebreid beschreven hoe in zo’n strategie economie en ecologie samen kunnen gaan.
9
Doelen van de Heideboerderij
De doelstellingen van de heideboerderij zijn als volgt samen te vatten: 1.
Optimale bescherming van natuur en milieu (bodem, water, lucht en biodiversiteit), bereikt door bestrijdingsmiddelen, kunstmest en beregening uit te bannen, en door de nutriënten- en mineralenkringloop op lokale, c.q. regionale schaal te sluiten.
2.
Herstel van het traditionele, extensieve heidebedrijf met optimale aandacht voor de ontwikkeling van de biodiversiteit door: • Volledige integratie van het heidebeheer (begrazen, maaien, plaggen, tijdelijk akkeren, eventueel branden, boomopslag verwijderen) in het landbouw- bedrijf. • Bedrijfsvoering gericht op de totale biodiversiteit, inclusief speciale aandacht voor levend genetisch erfgoed (zie punt 3) en een systematische benadering van de nutriëntenkringloop, waarbij verlies van meststoffen en vastlegging van koolstof wordt inbegrepen. • Optimaal herstel van de ecologische relaties en gradiënten binnen de land- schappelijke (bodem)reeks van beekdal (hooilanden), akkers, natte heide naar droge heide met aandacht voor de effecten van het (begrazings)beheer op een optimale variatie in standplaatsfactoren.
3.
Cultuurhistorische systeeminnovatie via ‘behoud door ontwikkeling’: Behoud door ontwikkeling van ambachtelijke kennis en ervaring van schaapherders en andere traditionele ambachten. • Behoud door ontwikkeling van ambachtelijke bereiding, conservering of gebruik van vlees, granen, groenten, enzovoorts via productontwikkeling, receptontwikkeling en vernieuwd gebruik in productie van bijvoorbeeld vleeswaren, bier, brood, enzovoorts. • In situ beheer en ontwikkeling van genenbank van zeldzame huisdierrassen, zoals het Kempisch heideschaap, het Veluws en Groot heideschaap, het Mergellandschaap, het Drents Heideschaap en de Schoonebeeker, maar ook de Nederlandse landgeit en de Jutlandse heidekoe. • Idem van zeldzame graanvariëteiten, zoals Sintjansrogge, Ottersumse rogge, Bruinkafzomeremmer, Brabantse gele haver en Brabantse grijze zandboekweit. 10
• Instandhouding van cultuurlandschappen via een integrale beheermethode, waarin aandacht is voor de landschappelijke diversiteit die kenmerkend is voor de cultuurlandschappen en essentieel voor de biodiversiteit. • Mogelijkheden voor cultuureducatie in combinatie met natuur- en milieueducatie rondom de Heideboerderij. 4.
De realisering van een evenwichtig bedrijfseconomisch model via de volgende propositie: • Een agrarische bedrijfsvorm die op extensieve wijze hoogwaardige producten en diensten voortbrengt. • Een duurzame bedrijfsvorm die in zijn eigen exploitatie kan voorzien. • Een bedrijfsvorm die een schakel vormt van één of meerdere duurzame ketens. • De Heideboerderij vormt een regionaal kenniscentrum over het cultuur landschap en het levend erfgoed, en maakt onderdeel uit van een nationale kennisontwikkeling voor de bijdrage van traditionele huisdierrassen en plantenrassen aan een systematisch beheer van biodiversiteit.
5.
Het realiseren van diverse ‘maatschappelijke producten en diensten’: • Werkgelegenheid in de vorm van ambachtelijke beroepen. • Opbouw van natuurlijk- en cultuurhistorisch kapitaal, van waaruit een duurzame stroom ecosysteemdiensten kan worden gegenereerd voor onder andere de recreatieve sector. • Een bijdrage aan de klimaatagenda door: – Optimale benutting van biomassastromen. – Het sluiten van kringlopen op de kleinst mogelijke regionale schaal (circulaire economie). • Een bijdrage aan zekerheid van voedselvoorziening door: – Instandhouding van een gevarieerde genenpool. – Het ontwikkelen van een diversiteit aan voedselsystemen (zowel extensief als intensief). • Een bijdrage aan de ontwikkeling van een gezonde financiële structuur door: – Terugdringen van transactiekosten in het systeem. – Het creëren van mogelijkheden voor uitruil tussen grootschalig intensieve en extensieve landbouwsystemen (bijvoorbeeld via verhandelbare ontwikkelingsrechten). 11
– Het creëren van mogelijkheden om het inerte collectieve vermogen te verbinden met de markteconomie. – Uitgebalanceerde instituties (wetgevend kader, controle- mechanismen).
Bedrijfsstijlen van de Heideboerderij
De Heideboerderij is gebaseerd op het heidelandschap. Alleen al daarin is er een scala aan bedrijfsstijlen mogelijk die natuur en landbouw op een ambachtelijke manier combineren om landschapsbeheer te organiseren. Wij denken enerzijds aan de Heideboerderij XXL, met een areaal van een Nationaal Park op het niveau van de Lüneburger Heide, maar er zijn zeker ook mogelijkheden voor een Heideboerderij Basic, met een kleiner areaal rondom één ondernemer. Er zijn diverse modellen mogelijk om de Heideboerderij te realiseren. In deze startnotitie concentreren we ons op twee uitersten: de Heideboerderij Basic en de Heideboerderij XXL. De Heideboerderij Basic draait om één boerderij met één schaapskudde. De boerderij is de standplaats van de schaapskudde en de plek waar de nutriënten die de kudde dagelijks van de heide haalt wordt geconcentreerd. De heideboer is tegelijkertijd schaapherder en akkerbouwer en exploiteert een gemengd bedrijf, waarin de akkerbouw bijvoorbeeld wintervoer levert, terwijl de akker wordt bemest met schapenmest en heideplaggen. De Heideboerderij XXL kan net zo groot zijn als een Nationaal Park, en daarvan is het systeem op de Lüneburger Heide het meest sprekende voorbeeld. Meerdere schaapherders en heideboeren werken hierin samen. Dat kan zoals in Duitsland onder leiding van een beheersorganisatie, maar er kan ook een collectief (coöperatie) worden opgericht van zelfstandige schaapherders en heideboeren die gezamenlijk de exploitatie van de Heideboerderij oppakken, of een samenwerking tussen terrein beherende organisaties, schaapherders en heideboeren. Zo’n collectief zou op dezelfde manier kunnen worden georganiseerd als de nieuwe agrarische collectieven die vanaf 2016 werken aan agrarisch natuurbeheer. Kijken we naar andere landschapstypen, dan zijn er mogelijkheden om het concept van de Heideboerderij te verbreden. Het Gilde van Traditionele Schaapherders is in overleg met Rijkswaterstaat over de vraag of schapenbegrazing kan worden ingezet voor het beheer van oevers en kribben. Interessante vraag hierbij is of er mogelijk een ‘Rivierboerderij’ kan worden ontwikkeld, waarin deze schapenbegrazing onderdeel wordt van een groter, integraal systeem dat op vergelijkbare principes is gebaseerd als de Heideboerderij. Vergelijkbare ontwikkelingen zijn mogelijk met een ‘Duinboerderij’ of Biesboschhoeve.
12
Pilots met de Heideboerderij Sinds we de eerste startnotitie publiceerde, is er veel interesse in het concept van de Heideboerderij. In de provincies Noord-Brabant, Drenthe en Zuid-Holland is het Gilde betrokken bij initiatieven om een heideboerderij uit te werken tot een concrete business case. Daarnaast zijn er in de provincies Gelderland, Utrecht en Overijssel diverse gebieden waar de ontwikkeling van een Heideboerderij kansrijk is en ook interesse is. Ook een organisatie als Rijkswaterstaat is geïnteresseerd in het inzetten van schaapskuddes voor het beheer van oevers en kribben langs rivieren en kanalen, omdat dit zowel ecologisch als economisch winst kan opleveren. Het plan voor de Heideboerderij sluit bovendien aan bij vergelijkbare initiatieven als die van de Stichting Vangroenewaarde (www.vangroenewaarde.nl) met de gelieerde Natuur- en Herenboerderijen, eveneens concepten waarin boeren natuur- en landschapsbeheer combineren met extensieve landbouwproductie. Via deze samenwerking wordt inmiddels onderzocht of het mogelijk is om een ‘Groene KWIN’ te ontwikkelen, een set van kengetallen om de landbouwkundige productiviteit van natuur- en landschapsbeheer te kwantificeren als ondersteuning voor business cases. Partners en samenwerking Het Gilde stelt voor om samen met de SZH penvoerder te zijn van het landelijke Heideboerderij-projectteam. De SZH is nauw betrokken omdat de Heideboerderijlocaties toekomstige professionele fokcentra kunnen worden met grote betekenis voor de kennis- en educatiedoeleinden van beide organisaties die zich inzetten voor biodiversiteit, cultuurhistorie en kennisoverdracht. De overeenkomsten van de doelstellingen van de Stichting Vangroenewaarde, en de initiatieven voor Natuurboerderijen en Herenboerderijen, zijn dusdanig sterk dat deze samenwerking voor de hand ligt. Zowel Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, LandschappenNL, de Stichting Landschapsbeheer Gelderland, enkele provinciebestuurders en ambtenaren als de EZ-coördinator Nationale Parken staan positief tegenover het Heideboerderij-initiatief van het Gilde. Daarnaast heeft het Gilde een partnerschap met Andreas Koopmann en het Naturpark Lüneburger Heide om internationaal een kennisontwikkeling op te zetten en zijn er contacten met Vlaamse herders en het European Heathland Network om dat op Europees niveau ook te organiseren. Er is, kortom, voldoende perspectief op een vruchtbare samenwerking.
13
Literatuur
Koopmann, Andreas (2001). An Naturschutzzielen und historischer Heidebauernwirtschaft orientierte Landwirtschaft auf Sandböden. Fallstudie Landschaftspflegehof Tütsberg (Lüneburger Heide). Göttingen: Universität Göttingen, Göttinger Bodenkundliche Berichte 114.
Christiansen, Sofus, (2002). Flows of matter in a traditional heathland farm about 1840. An example from northern West-Jutland. In: Geografisk Tidsskrift, vol. 101, p. 43-66. Cordes, Hermann, Kaiser, Thomas, Lancken, Henning von den, Lütkepol, Manfred & Prüter, Johannes (1997). Naturschutzgebiet Lüneburger Heide: Geschichte, Ökologie, Naturschutz. Bremen: Hauschild.
Peeters, T.M.J., Nijssen, M.E. & Esselink, H. (2001). Bijen in Nederlandse heidelandschappen. In: De Levende Natuur, vol. 102, nr. 4, p. 159-165 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (2016). Programma Natuurlijk Kapitaal Nederland. Website: http://themasites. pbl.nl/natuurlijk-kapitaal-nederland/.
Diemont, Herbert, Heijman, Wim, Siepel, Henk & Webb, Nigel (2013). Economy and Ecology of Heathlands. Zeist: KNNV Uitgeverij.
Spek, Theo (2004). Het Drentse esdorpenlandschap. Een historischgeografische studie. Utrecht: Matrijs.
Elbersen, Berdien, Kuiters, Loek & Meulenkamp, Wim. (2003). Schaapskuddes in het natuurbeheer. Wageningen, Alterra-rapport 735 (http:// edepot.wur.nl/39747).
Vereniging van Bos- en Natuureigenaren (VBNE) (2015). Heidelandschap in ontwikkeling. Driebergen: VBNE.
Emanuelsson, Urban (2009). The Rural Landscapes of Europe. How Man has Shaped European Nature. Stockholm: Formas.
Vogels, Joost & Smits, Jap (2009). Casus faunagericht beheer op de Strabrechtse Heide. In: De Levende Natuur, vol. 110, nr. 3, p. 124-129.
Hilgers, Loek (2015). Startnotitie Heideboerderij. Wageningen: Gilde voor Traditionele Schaapherders.
Vogels, J., H. Jansman, R. Bobbink , J. Weijers, E. Verbaarschot, P. Ten Den, R. Versluijs & S. Waasdorp (2013). Herstellen van akkers als onderdeel van een intact heidelandschap. De koppeling tussen arme heidegebieden en rijkere gronden. Driebergen: Bosschap, Rapport nr. 2013/ OBN179-DZ.
Jansen, Jan (2011). Managing natura 2000 in a changing world. The case of the Serra da Estrela. Nijmegen: Radboud Universiteit, PhD Thesis.
14