TANKPUTBRANDEN Definitieve versie 8 augustus 2011
Auteurs:
R. Bras, J. Konijnenberg, J. Metselaar, J. Woestenburg.
INHOUDSOPGAVE
Inleiding.......................................................................................................................... 3 1 Opdracht en voorafgaande rapportages................................................................... 4 2 De uitwerking van de blusmethode. ......................................................................... 4 2.1 Uitgangspunten................................................................................................ 4 2.2 Overzicht specifiek materieel ........................................................................... 5 2.3 Waterwinning ................................................................................................... 6 2.3.1 Bedrijfsbluswaternet ..................................................................................... 6 2.3.2 IBP materieel................................................................................................ 6 2.3.3 Regionaal grootwatertransport systeem (WTS)............................................ 6 2.4 Blussing ........................................................................................................... 6 2.4.1 Aflegsysteem monitoren. .............................................................................. 6 2.4.2 SVM voorziening ........................................................................................ 10 2.5 Benodigd materieel/materiaal en kostenraming ............................................. 11 3 Begroting (30%) ..................................................................................................... 12 4 Vervolgfasen tot aan de operationalisering ............................................................ 12 5 Samenvatting en voorstel aan de stuurgroep ......................................................... 12 Bijlagen ........................................................................................................................ 13 Afkortingen: ............................................................................................................... 13 Berekening van de drukverliezen .............................................................................. 13
Definitieve versie 8 augustus 2011
2
Inleiding In het voorjaar van 2007 heeft een brainstormsessie plaatsgevonden inzake de inzetbaarheid van het IBP-materieel bij de bestrijding van tankputbranden. Daaruit is naar voren gekomen dat er geen aanwijzingen zijn dat de IBP in alle gevallen toegevoegde waarde heeft voor de inzet bij een tankputbrand. Daarnaast heeft de toenmalige voorzitter van de werkgroep IBP aangegeven dat de werkgroep IBP het niet haar taak acht – gelet op haar eerdere opdracht en wegens het ontbreken van middelen – om hiernaar diepgaand onderzoek te verrichten. De stuurgroep was van mening dat de kans dat een tankputbrand weliswaar zeer klein is, maar wel degelijk mogelijk. Als een dergelijke brand zou ontstaan, heeft deze grote milieu/economische schade tot gevolg. Bovenstaande heeft ertoe geleid dat de stuurgroep IBP op 28 september 2007 aan de werkgroep IBP een opdracht heeft geformuleerd. Deze opdracht bestond uit het uitvoeren van een onderzoek rond het fenomeen tankputbranden en de mogelijkheden van het beschikbare IBP materieel bij de bestrijding. De opdracht is in detail weergegeven in de volgende paragraaf.
De werkgroep Tankputbranden: Jan Metselaar (voorzitter) Raymond Bras Jeroen Konijnenberg Joop Woestenburg
Definitieve versie 8 augustus 2011
3
1
Opdracht en voorafgaande rapportages
In de opdracht werd door de stuurgroep aangegeven dat er ingezoomd zou moeten worden op de volgende aspecten: a. tank(put)branden mondiaal versus Rijnmondgebied; b. nadere boordeling tankputten: oppervlakte, aantal opslagtanks, mogelijkheden van risicoreductie (bijvoorbeeld: oppervlakte verkleinen, risico-objecten verwijderen); c. inzet industriële blusvoertuigen en middelen van de bedrijfsbrandweren (Gezamenlijke Brandweer en bedrijven), inclusief bluswatervoorziening en hittestralingcontouren; d. noodzaak/mogelijkheid van koeling omgeving om escalatie door hittestraling te voorkomen bij onder andere overige tanks en leidingwerk, inclusief bluswatervoorziening; e. afbrandsnelheid van een product, f. invloed IBP op voorkomen van escalatie van tankbrand naar tankputbrand. De opdracht is ná acceptatie door de werkgroep IBP omgezet in het plan van aanpak "Best Practices voor Beheersen & Bestrijden Grote Tankputbranden Havengebied Rotterdam" van 27 maart 2008. In de rapportage van de werkgroep: “Large bund Fires, Best Practices in Emergency Response” van november 2009 wordt een overzicht gegeven van de geleverde projectresultaten en wordt aan de stuurgroep een voorstel gedaan teneinde te komen tot een adequaat potentieel ter bestrijding van grote tankputbranden. Uit deze rapportage is dus de opdracht voortgevloeid voor de uitwerking van de blusmethode grote tankputbranden.
2
De uitwerking van de blusmethode.
2.1
Uitgangspunten
Uitgangspunt van de blusmethode is dat het brandoppervlak van de tankput wordt verdeeld in een aantal virtuele sectoren. De blussing wordt uitgevoerd volgens een estafette systeem, waarbij monitoren telkens per sector worden ingezet en daarna verplaatst. Om de bluscapaciteit te bepalen wordt uitgegaan van de (NFPA) genormeerde applicationrate (=schuimdebiet per vierkante meter) van 6,5 lmin-1m-2. Er is gekozen voor twee monitoren van 6000 lmin-1 per sector. Dat leidt tot een maximaal sectoroppervlakte van 1900 m² (ca. 44 x 44 m). In het voorbeeld (zie figuur 1) is uitgegaan van 8 sectoren met een totaal brandend tankputoppervlakte van 15200 m². In het voorbeeld wordt er van uit gegaan dat de tankput aan beide zijden kan worden benaderd, indien dit in de praktijk niet mogelijk is, zal dit leiden tot een andere vakverdeling, maar wél met hetzelfde 2 oppervlakte van 1900 m per sector. Het benodigde materieel zal, indien dezelfde blustijd wordt aangehouden, hierdoor niet wijzigen. In de praktijk kan bij het verplaatsen van monitoren gebruik worden gemaakt van de reeds gebruikte slangen van de te verplaatsen monitor. Voor de waterwinning kan gebruik worden gemaakt van zowel het bedrijfsbluswaternet, het regionale groot-watertransportsysteem (WTS) als het IBP materieel, inclusief de RPA vaartuigen. In de situatie van een inzetdiepte van meer dan 700 meter dient altijd de waterwinning van de IBP te worden ingezet. Bij kleinere inzetdiepten kan WTS gebruikt worden. Voor het watertransport zal gebruik gemaakt worden van 6” of 8" (transport) slangleidingen, afhankelijk van de inzetdiepte. In de regel is bij een inzetdiepte tot 700 meter de capaciteit van 6" slangleidingen voldoende en zullen bij grotere inzetdiepten dan 700 meter de 8" slangleidingen van het IBP ingezet worden. De inzet van de boosterpomp wordt noodzakelijk bij gebruik van waterwinning door de dompelpompen van het WTS bij grotere inzetdiepten. De capaciteit van deze dompelpompen ten opzichte van de vaartuigen van de RPA ligt hieraan ten grondslag. Indien gebruik gemaakt moet worden van de boosterpomp van de IBP zullen, bij gebruik van 6”-slangen van het WTS, verloopkoppelingen 8”/6” nodig zijn.
Definitieve versie 8 augustus 2011
4
Voor het onderhouden van de schuimdeken zal gebruik gemaakt worden van 3”-slangleidingen en -1 monitoren van 2000 lmin , gevoed door één CE. Uitgangspunt hierbij is dat de applicationrate voor onderhoud van de schuimdeken maximaal 10% bedraagt van de applicationrate bij blussing. Ten behoeve van tankputbrandbestrijding zijn in totaal 5 CE ’s of industriële blusvoertuigen voorzien. Namelijk vier stuks voor de blussing en één voor het onderhoud van de schuimdeken. Het beschikbare materieel van de IBP zal conform de huidige regelingen worden getransporteerd. Uitgangspunt is dat binnen een half uur de blussing wordt ingezet met twee CE' s en aanvullend SVM. 2.2
Overzicht specifiek materieel
Voor de blussing zal gebruik gemaakt worden van de SVM voorraad van de IBP en de zogenaamde “snelle bakken” van de Gezamenlijke Brandweer. Voor het onderhouden van de schuimdeken kan gebruik gemaakt worden van de op de voertuigen -1 aanwezige 2000lmin monitoren en slangen Totaal aan te schaffen materiaal/materieel: 2 haakarmcontainer t.b.v. opslag en transport van 6”-slangen, haspels en monitoren; -1 8 mobiele monitoren met een capaciteit van 6000lmin ; 20 lengtes 6” persleiding (op rol zoals bij IBP) van 50 m voor de voeding van de monitoren vanaf de CE’s; 10 lengtes 3” persleiding (op rol zoals bij IBP) van 50 m voor de voeding van de monitoren voor het onderhoud van de schuimdeken; 6 verzamelstukken van 5x3" naar 6" voor de aansluiting van de 6” persleiding op de CE’s; 6 verzamelstukken van 6" naar 2x4"voor de aansluiting van de waterwinning op de inlaat van de CE’s; 12 verloopkoppeling 8” naar 6” voor de aansluiting van de 8” IBP slangen op de verzamelstukken en het aansluiten van de boosterpomp; 10 Koppelingssleutels voor 6 "en 8" koppelingen; 30 stuks IBP rol voor het handmatig uitrollen van de slangen.
Definitieve versie 8 augustus 2011
5
2.3 Waterwinning Er zijn 3 mogelijkheden voor de waterwinning: a. Bedrijfsbluswaternet; b. IBP materieel; c. Regionaal grootwatertransport systeem (WTS). In alle gevallen is er van uit gegaan van een maximaal te overbruggen afstand van 1500 meter. Indien de inzetdiepte groter is moet de IBP-boosterpomp ingezet worden. 2.3.1
Bedrijfsbluswaternet Er wordt van uit gegaan dat ieder bluswaternet voldoende bluswater kan leveren voor twee CE’s. Het bedrijfsbluswaternet kan worden gebruikt voor de eerste twee CE’s. Wanneer gebruik gemaakt wordt van het bluswaternet kan een CE snel worden ingezet. Wanneer blijkt dat er bedrijfsbluswater noodzakelijk is voor andere doeleinden (bijvoorbeeld koelen van de omgeving) dient een extra waterwinning te worden opgezet voor de blussing. Voor wat betreft het hiervoor benodigde materieel is hiermee rekening gehouden.
2.3.2
IBP materieel Indien gekozen wordt voor het IBP materieel, als waterwinning zal er een voorziening getroffen moeten worden zoals het uitrijden van 4 stuks 8”slangen. Tevens dienen vaartuig(en) van het havenbedrijf te worden ingezet.
2.3.3
Regionaal grootwatertransport systeem (WTS) In de situatie dat de inzetdiepte minder is dan 700 m kan gekozen worden voor het verzorgen van de waterwinning met het WTS. Hiervoor zijn er regionaal 8 WTS haakarmbakken beschikbaar. De inzettijd hiervan is minimaal 30 minuten na alarmering. Om dan een efficiënte inzet te kunnen doen zijn 4 WTS haakarmbakken (met pomp) nodig. Het kan ook zijn dat het WTS ingezet moet worden omdat er bijvoorbeeld geen incidentbestrijdingsvaartuig van de RPA beschikbaar is of hiervoor geen goede aanlegmogelijkheid bestaat.
2.4
Blussing 2.4.1
Aflegsysteem monitoren. -1
Ten behoeve van de blussing zal gebruik worden gemaakt van 6000 lmin monitoren, die ieder worden gevoed door één CE, middels 6”-slangen. Deze slangen dienen eenvoudig te kunnen worden uitgerold, het voorstel is om hiervoor gebruik te maken van de “handkarren” gelijkwaardig aan die van de IBP.
Definitieve versie 8 augustus 2011
6
Figuur 1. Eerste fase van de tankputbrandbestrijding met een totaal oppervlak van 15200 vierkante meter in, verdeeld in acht sectoren. De eerste inzet is gericht op het zo snel mogelijk creëren van een veilige werkplek met gebruikmaking van middelen van de CE (dakkanon of monitor).
Volgens het voorbeeld zullen als eerste de sectoren 1a & 1b worden geblust. Hiervoor zijn 4 monitoren noodzakelijk. De eerste inzet begint vanaf het bluswaternet met middelen vanaf de CE. Mocht dit niet bruikbaar zijn dan zal zo snel mogelijk worden omgebouwd naar een monitor met 6000 lmin-1. Na het plaatsen en inzetten van de blussing kan worden gestart met het opstellen van de monitoren t.b.v. sector 2a & 2b. Indien noodzakelijk en zodra de waterwinning is opgebouwd kan de voeding van de eerste (twee) CE(’s) worden overgezet van het bedrijfsbluswaternet naar deze waterwinning.
Definitieve versie 8 augustus 2011
7
Figuur 2. Tweede fase van de tankputbrandbestrijding waarbij de blussing van de eerste twee sectoren plaatsvindt. Gelijktijdig worden de monitoren voor de blussing van de volgende twee sectoren en het onderhoud opgesteld.
Hiervoor worden twee extra monitoren geplaatst en ingezet en daarna aangevuld met de monitoren 1 en 2 van sector 1 die worden verplaatst. De blussing wordt op deze wijze in estafettevorm voortgezet. Er wordt ervan uitgegaan dat per sector een half uur blustijd noodzakelijk is.
Figuur 3. Derde fase van de tankputbrandbestrijding waarbij de blussing van de derde en vierde sector plaatsvindt. De blusmonitoren staan nog bij de eerste twee sectoren en deze worden ondertussen verplaatst naar de sectoren 3a en 3b.
Definitieve versie 8 augustus 2011
8
Figuur 4. Vierde fase van de tankputbrandbestrijding waarbij de blussing van de vijfde en zesde sector plaatsvindt.
Voor het onderhouden van de schuimdeken wordt een separaat netwerk opgezet van 2000lmin-1 monitoren die door een “eigen” CE worden gevoed.
Figuur 4. Vijfde fase van de tankputbrandbestrijding waarbij de blussing van de laatste sectoren plaatsvindt.
Definitieve versie 8 augustus 2011
9
2.4.2
SVM voorziening
De CE' s hebben elk een SVM voorraad van 4000 liter. Dit is voldoende voor 6000x3% = 180 lmin-1, dus 22 minuten. Om de CE' s van SVM te voorzien zal de SVM voorziening van de IBP en ook de SVM haakarmbakken moeten worden ingezet. Hiermee wordt voorzien in zowel het SVM als de middelen voor transport. De materiaalcontainer van de IBP is hier ook voor noodzakelijk.
DIT REKENBLAD BEREKENT DE BENODIGDE HOEVEELHEID SVM EN BLUSWATER dimensie: 3 [%] SVM concentratie 6,5 [l/min/m2] Applicatie-rate (conform NFPA 11) 10 % van blussing Applicatie-rate voor onderhoud schuimlaag 1900 [m2] Maximaal oppervlakte per sector 1900 Gecorrigeerde sector oppervlakte 15138 [m2] Berekend netto brandoppervlak 1838 [m2] Oppervlakte laatste sector 8 [aantal] Berekend aantal sectoren 30 [min] Gewenste blustijd per sector 2 Aantal sectoren simultaan Blustijd Benodigde premix Benodigd SVM Benodigde maximale waterlevering
120 3989 120 25
7,96736842
[min] [m3] [m3] [m3/minuut] blussing:
SECTOR 1 SECTOR 2 SECTOR 3 SECTOR 4 SECTOR 5 SECTOR 6 SECTOR 7 SECTOR 8 SECTOR 9 SECTOR 10 TOTALE HOEVEELHEID PREMIX
8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1
1 1 1 1 1 1 1 1 0 0
371 371 371 371 371 371 371 358 0 0 blussing: 2952
onderhoud: 259 222 185 148 111 74 37 0 0 0 onderhoud: 1037
oppervlakte: 1900 1900 1900 1900 1900 1900 1900 1838 0 0 oppervlakte: 15138
Figuur 5. Voorbeeld van het werkblad tankputbrandbestrijding voor een situatie van 8 sectoren van 1900 m2.
In de situatie van een tankputbrandoppervlakte van 15200 m2 is dus 120m3 SVM nodig.
Definitieve versie 8 augustus 2011
10
2.5
Benodigd materieel/materiaal en kostenraming
t.b.v. Waterwinning
Blussing
Onderhouden schuimdeken Waterwinning
Transport materieel
omschrijving Dompelpomp Haakarmbak inclusief 1000 m Transportslangleiding 6”. 3km Slangenbak 150mm (Transportslangleiding 6” aan zuigzijde CE) Incidentbestrijdingsvaartuig RPA WTS verdeelstukken (6” naar 5x3”) WTS verdeelstukken (6” naar 2x4”) 8” Slangleiding van IBP Verloopkoppeling 6" naar 8" Koppelingssleutels (groot) 6000 lmin-1 monitor mobiel Persleiding 6” (op IBP rol) 20 stuks IBP rol
-1
2000 lmin monitor Persleiding 3” (op IBP rol) 10 stuks IBP rol
Totaal
beschikbaar/aanschaffen
6 IBP trailers met 20 m³ SVM 5 "Snelle bakken" SV50.X 3 van 8m 3 5x CE (4m )
kosten
4
beschikbar
1
beschikbaar
1
beschikbaar
6
aanschaffen
€ 6000
6
aanschaffen
€ 6000
6000m 12 10
beschikbaar aanschaffen aanschaffen
€ 12000 € 1000
8 20 x 50m 20
aanschaffen aanschaffen aanschaffen
€ 110000 € 18000 € 8000
6 10 x 50m 10
beschikbaar aanschaffen aanschaffen
€ 4000 € 4000
Haakarmvoertuigen Haakarmcontainers t.b.v. 6” slangen, haspels en 8 monitoren.
SVM
aantal
beschikbaar 2
aanschaffen
120m3 40m3
beschikbaar beschikbaar
3
20m
beschikbaar
€ 30000
€230000
Er dient met het oog op inzetsnelheid overwogen te worden of er WTS haakarmbakken in het industriegebied gestationeerd moeten worden.
Definitieve versie 8 augustus 2011
11
3
Begroting (30%)
Er zijn offertes aangevraagd voor het aan te schaffen materiaal. De globale kosten per item zijn aangegeven in de tabel van paragraaf 3.5. In totaal bedragen de investeringen €230.000 voor het materieel en daarbij komen nog €30.000 voor het opleiden van personeel en initieel instructie- en oefen materiaal (virtuele training en video). Overall wordt 10% aan projectkosten begroot. Hiermee komt de totale investering uit op 285k€ met een marge van 30%. De genoemde bedragen zijn exclusief BTW.
4
Vervolgfasen tot aan de operationalisering
Om tot een operationeel systeem te komen is er ná een akkoord van de stuurgroep op het investeringsvoorstel nog een aantal stappen te doorlopen: • • • • • • •
Verwerving materiaal Acceptatietesten materiaal Vaststellen inzetprocedures Inzetplanning en vaststellen benodigd personeel Opstellen instructiemateriaal Opleiden personeel Operationeel stellen tankputbrandbestijdingsmaterieel.
Een realistische tijdsplanning voor het verwerven van materiaal tot aan het operationeel stellen van het tankputbrandbestrijdingsmaterieel is ongeveer 12 maanden.
5
Samenvatting en voorstel aan de stuurgroep
Samenvattend kan worden gesteld dat met dit rapport aan de stuurgroep een uitwerking wordt gegeven op de wijze waarop het huidige (IBP) materieel kan worden aangevuld tot een voor de bestijding van tankputbranden benodigd potentieel. De werkgroep tankputbrandbestrijding adviseert de stuurgroep akkoord te gaan met de in paragraaf 2.5 genoemde investeringen conform de in paragraaf 3 genoemde kosten en de vervolgstappen conform paragraaf 4 ter uitvoering op te dragen aan de Gezamenlijke Brandweer.
Definitieve versie 8 augustus 2011
12
Bijlagen Afkortingen: CE IBP IFIF RPA SVM WTS
Combinatie Eenheid: Hulpverleningsvoertuig van de GB met zowel grootvermogen pomp, schuimvoorraad en standaard HV-bepakking. Industriële Brandbestrijdings-pool International forum for Industrial Firefighting Rotterdam Port Authority (=Havenbedrijf Rotterdam) Schuimvormend Middel Watertransportsysteem: Oorspronkelijke "Biza"-materieel dat voor de rampenbestrijding ter beschikking is gesteld aan de Brandweerregio' s.
Berekening van de drukverliezen Formule voor het bereken van drukverliezen:
Pw = 2250 *
f * l * Q^2 d ^5
Uitgaande van een inzetdiepte van 1.500 meter en een flow van 6.000 lmin-1 bedraagt het stukverlies over die afstand: Bij een enkele 6-duims leiding: 19,2 bar (dus toepasbaar tot 700 meter) Bij een dubbele 6-duims leiding: 4,8 bar Bij een enkele 8-duims leiding: 4,6 bar De bronnen zijn de factsheet en het symposium van 27 januari 2010.
Definitieve versie 8 augustus 2011
13