‘CONTROLES BIJ RISICOVOLLE BEDRIJVEN’
PROJECT IN HET KADER VAN Programma Financiering 2
september 2006
SEPH-regio Midden- en West Brabant
HANDREIKING CONTROLES
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
-2-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
VOORWOORD
Voor u ligt de handreiking “Controles bij Risicovolle bedrijven”. Samen met diverse checklisten vormt de handleiding een hulpmiddel bij de uitvoering van het project “Controles bij risicovolle bedrijven”. Dit project is één van de uitvoeringsprojecten in het kader van Programma Financiering 2. De gemeenten, die aan het project deelnemen zijn (in alfabetische volgorde): Breda, Cranendonck, Cuijk, Drimmelen, Heusden, Tilburg, Veldhoven, Waalwijk, Werkendam, SRE en RMD Milieudienst Regio Eindhoven. Uit het Risico Informatie Systeem, het zogenaamde RIS, is gebleken dat in de provincie NoordBrabant een fors aantal risicovolle bedrijven aanwezig is. De projectmatige aanpak is vooral ingegeven door het feit dat het thema veiligheid zodanige vragen oproept dat een eenduidige uitleg en handhaving gewenst is. Het doel van het project is primair het bevoegd gezag inzicht verschaffen in de problemen en knelpunten bij de RIS-bedrijven. Daarnaast wordt een multidisciplinaire aanpak voorgestaan. In beginsel dient de handhaving vanuit diverse met elkaar samenhangende aspecten en de daarbij direct betrokken disciplines te worden opgepakt, gericht op een integrale en efficiënte oplossing van de problemen. Het boven tafel krijgen van de problemen bij de RIS-bedrijven willen we bereiken door middel van een uniforme, integrale uitvoering van de controles.
De handreiking omvat de opzet en uitwerking van het project, een korte behandeling van aandachts- en probleemgebieden en diverse relevante bijlagen, waaronder checklisten, voorbeeldbrieven en evaluatieformulieren. De handreiking behandelt niet alle aspecten van veiligheid. Hiervoor wordt gerekend op de deskundigheid en kennis van de toezichthouders! Wij willen echter voor de moeilijkste controlepunten duidelijkheid scheppen, zodat de toezichthouders (met behulp van de checklisten) op een eenduidige manier de bedrijven kunnen controleren. De gekozen opzet en uitvoering maken het mogelijk dit handhavingsproject cyclisch te maken - de controles worden periodiek herhaald -, zodat na één of twee herhalingen milieuwinst kan worden geconstateerd en/of knelpunten zijn weggenomen. De te controleren bedrijven die onder dit project vallen zijn dus bedrijven zoals deze ook zijn geselecteerd voor het RIS, met uitzondering van de BRZO-bedrijven. Voor de drempelwaarden van het RIS wordt verwezen naar de bijlage Ia. De doorlooptijd van het project is ongeveer bijna een jaar. De start (voorbereidingen) hebben plaatsgevonden in mei - september 2006. De controles worden voor het grootste deel uitgevoerd in het eerste kwartaal van 2007. Het project heeft een signalerend karakter. Omdat de controles plaatsvinden binnen de bestaande werkprogramma’s beperken eventuele extra kosten zich tot het invullen van de checklisten en de evaluatieformulieren. Per bedrijf is hiermee naar schatting gemiddeld 120 minuten gemoeid. Betreffende het toezicht zal voor dit project conform de huidige handhavingsstrategie worden gewerkt. Veelal zullen de controles in eerste aanleg door de gemeentelijke toezichthouders worden uitgevoerd.
-3-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
Opgemerkt wordt dat voor deze handreiking draaiboeken van soortgelijke projecten in de Sephregio’s Zuid-Oost Brabant en Midden- en West-Brabant model hebben gestaan. Deze handreiking en de checklisten zijn opgesteld door de Regionale Milieudienst West-Brabant en de gemeente Breda.
Tot slot wens ik u allen veel succes met de uitvoering van dit project.
Namens het projectteam, De projectleider
Mark Werts Seph Midden- en WestBrabant
-4-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
INHOUDSOPGAVE pagina VOORWOORD........................................................................................................... - 3 1. INLEIDING ....................................................................................................... 1.1 Algemeen ..................................................................................................... 1.2 De huidige situatie ......................................................................................... 1.3 Risico's......................................................................................................... 1.4 Wat is handhaven?......................................................................................... 1.5 Van sectoraal naar integraal ............................................................................ 1.6 Taken........................................................................................................... 1.7 Risico Informatie Systeem (RIS) ...................................................................... -
6 6 6 6 6 6 7 7
-
2
WETGEVING...................................................................................................... - 9 2.1 Historie ........................................................................................................ - 9 2.2 Wet milieubeheer........................................................................................... - 9 2.3 Bevi en Revi .................................................................................................. - 9 2.4 Bouwbesluit .................................................................................................. - 9 2.5 Gebruiksvergunning ..................................................................................... - 10 2.6 Wettelijke regeling registratieplicht risicosituaties gevaarlijke stoffen .................. - 10
-
3
UITVOERING PROJECT .................................................................................... 3.1 Inleiding ..................................................................................................... 3.2 Doelstelling ................................................................................................. 3.3 Beoogde projectresultaten............................................................................. 3.4 Fasering project........................................................................................... 3.5 Uitvoering................................................................................................... 3.6 Rol handhavende actoren .............................................................................. 3.7 Evaluatie ....................................................................................................
-
11 11 11 11 11 12 12 12
-
4
CHECKLISTEN EN TOELICHTING...................................................................... 4.1 De checklisten ............................................................................................. 4.2 Gevaarlijke afvalstoffen ................................................................................ 4.3 Concept-handhavingsbrieven risicovolle bedrijven.............................................
-
15 15 16 16
-
5
HANDHAVINGSSCENARIO ............................................................................... - 17 5.1 Regionaal handhavingscenario ....................................................................... - 17 5.2 Strijdigheden .............................................................................................. - 17 -
6
EVALUATIE ..................................................................................................... - 19 -
7
WERKINSTRUCTIE PROJECT Handhaving “Risicovolle bedrijven” .................... - 21 -
Bijlagen: Bijlage I:
info/hulpmiddelen
bijlage Ia:
drempelwaarde gevaarlijke stoffen
bijlage Ib:
stappenplan handhaving
Bijlage II:
Lijst met contactpersonen
n.b.: voorbeeldbrieven, checklisten en evaluatieformulieren zijn verzameld
in een aparte, losse bijlagen-
map.
-5-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
1.
INLEIDING
1.1 Algemeen De rampen in Enschede en Volendam hebben duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is dat de overheid goed inzicht heeft in de actuele veiligheidsrisico’s. Het vierde Nationaal Milieubeleidsplan vraagt aandacht voor de beheersing van risico’s voor de omgeving en richt zich daarbij op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen), het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen) en het gebruik van luchthavens. 1.2 De huidige situatie Binnen de gemeenten zijn de handhavingstaken veelal versnipperd ondergebracht bij de verschillende functionele organisatieonderdelen. Er is bijvoorbeeld sprake van handhaving bij de Brandweer, APV/bijzondere wetten, Bouwen, Ruimtelijke ordening, Milieu en Afval. Bovendien zijn medewerkers soms nog verantwoordelijk voor zowel vergunningverlening als handhaving. Daarnaast is er nog een verschillende intensiteit van uitvoering van handhavingstaken met externe partners: afstemming of samenwerking kunnen altijd beter. Soms ook is het door gebrek aan capaciteit niet mogelijk alle overtredingen en klachten af te handelen. 1.3 Risico's Met risico’s worden zorgelijke situaties bedoeld die niet mogen voortduren omdat dan de veiligheid in het geding kan komen, de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving mogelijk aangetast wordt, en er sneller sprake is van een verhoogde kans op irritaties en overlast bij de bevolking. Verder kan de openbare orde worden verstoord en loopt de gemeente bovendien grote risico’s aansprakelijk gesteld te worden voor nalatigheid. 1.4 Wat is handhaven? Onder handhaving verstaan we elke handeling van het bevoegde gezag om de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Er is een onderscheid tussen: • preventieve handhaving (ook wel controle of toezicht genaamd): actie van de gemeente voordat er een overtreding is; en • repressieve handhaving: de stappen die na constatering worden ondernomen om de overtreding te beëindigen en/of om de overtreder te bestraffen (dus zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk). Omdat elke handhaving begint met een zorgvuldige vergunningverlening wordt ook de vergunningverlening in dit project betrokken. 1.5 Van sectoraal naar integraal Zoals eerder al impliciet is opgemerkt, zijn gemeentelijke afdelingen/sectoren (bijvoorbeeld milieu, bouw- en woningtoezicht, brandweer) vaak sectoraal bezig met handhaving. Dit project wil het integraal handhaven (verder) bevorderen en beoogt daarbij al de handhavingsacties beter op elkaar af te stemmen. Met betrekking tot de huidige, overwegend sectorale werkwijze, zullen bij de gemeentes op dit moment de volgende “soorten” controles plaatsvinden: • op verzoek van de klant, voorafgaand aan gebruiksvergunningen: brandweer; • tijdens realisatie en bij oplevering van bouwwerken: brandweer en bouwzaken; • met een periodieke frequentie: milieu; • naar aanleiding van klachten of meldingen over het niet voldoen aan regels: milieu, bouwzaken en brandweer; • binnen regionale projecten: milieu; • bij prioritaire gebieden of branches: brandweer, bouwzaken, milieu. In • • •
het kader van dit project omvat integraal handhaven de volgende beleidsvelden: bouwen/bestemmingsplannen milieu brandpreventie.
-6-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
Middels deze handleiding wordt getracht de handhaving bij een gemeente zo eenduidig mogelijk te laten zijn, ondanks de verscheidenheid in de beleidsvelden. Met andere woorden: • een zelfde werkwijze voor alle afdelingen. Dat betekent niet dat tot op detailniveau een zelfde methode wordt gehanteerd, maar er is wel een zelfde globale aanpak: wanneer treedt de gemeente op, welke stappen onderkennen wij hierin en hoe communiceren wij met onze 'klanten'; • waar mogelijk effectief een gezamenlijk optreden van de diverse afdelingen bij handhaving; • objectiveren van controlefrequenties en het voornemen tot of het uitvoeren van repressieve acties; • een effectgerichte indicator die jaarlijks wordt vastgelegd, gemonitoored en geëvalueerd: welk naleefgedrag streeft de gemeente na. 1.6 Taken De verschillende overheden (VROM, BZK, provincie, gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat) hebben diverse taken voor wat betreft externe veiligheid. Formeel hebben de gemeenten drie primaire taken wat risicovolle bedrijven betreft: • ruimtelijke planning met veilige afstanden tussen kwetsbare functies en locaties voor productie en vervoer van gevaarlijke stoffen; • vergunningverlening en handhaving bij risicovolle bedrijven; • rampenbestrijding. Vanuit deze taken is het projectplan ontstaan. 1.7 Risico Informatie Systeem (RIS) Het RIS is door de provincie Noord-Brabant ontwikkeld in samenwerking met alle samenwerkende partners in de veiligheidsketen: provincie, gemeenten, regionale brandweer, politie, milieudiensten, waterschappen en Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant. Het RIS geeft informatie over o.a. industriële risico’s, infrastructuur en het vervoer van gevaarlijke stoffen en andere veiligheidsaspecten (overige ramptypen). In bijlage Ia is de drempelwaardetabel uit het Registratiebesluit zoals bedoeld in artikel 6a van de Wet rampen- en zware ongevallen artikel 8, 9 en 10 opgenomen waarin de verschillende RIS-categorieën zijn opgenomen. Het betreft hier de categorien A t/m N. Het systeem is in eerste instantie voor professionele gebruikers bereikbaar. Zo is het systeem bruikbaar bij ruimtelijke beslissingen waarbij veiligheidsaspecten in het geding zijn. Doelstellingen bij de opzet van een Risico Informatie Systeem: • een actueel overzicht geven van informatie over gebeurtenissen en omstandigheden die de openbare orde en veiligheid in de Provincie Noord-Brabant kunnen bedreigen; • de besturen op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau de mogelijkheid geven aan hun wettelijke verantwoordelijkheden invulling te geven op basis van de beschikbare informatie; • coördinatie en afstemming bij het verzamelen, interpreteren en presenteren van de risico-informatie; • meerwaarde geven, doordat het RIS kan worden aangesloten op digitale informatiestromen. Meer hierover is te vinden op www.risicokaart.nl.
-7-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
-8-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
2
WETGEVING
2.1 Historie Voor de verschillende overheidsinstanties gelden een groot aantal wettelijke regels en richtlijnen op het gebied van externe veiligheid. De nadruk van de nieuwe regelgeving ligt altijd op preventie. De belangrijkste wettelijke regels worden kort aangeduid. 2.2 Wet milieubeheer Op grond van artikel 8.1 en artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer en op basis van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn inrichtingen vergunningsplichtig of meldingsplichtig. Voor sommige inrichtingen geldt zowel vergunningplicht als meldingsplicht. Denk aan tankstations die LPG verkopen. 2.3 Bevi en Revi Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het Bevi en Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen) legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen (zogenaamde kwetsbare objecten) of in de buurt van winkels, horecagelegenheden en sporthallen (beperkt kwetsbare objecten). Daardoor ontstaan risico's voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit wil die risico's beperken. Het besluit regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het besluit het plaatsgebonden risico vast en geeft het besluit een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Op grond van beide risico's kunnen gemeenten en provincies veiligheidsafstanden rond risicobedrijven bepalen. Wanneer bedrijven te dicht bij bijvoorbeeld woningen staan, zijn maatregelen nodig om toch aan de veiligheidsafstanden te voldoen. Het besluit bevat zowel eisen voor het plaatsgebonden- als het groepsrisico (GR). Gemeenten en provincies moeten de veiligheidsafstanden voor risicovolle bedrijven in hun gebied vaststellen. Het gaat om de volgende bedrijven: • Bedrijven die onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO) vallen. Dat zijn bedrijven die zijn aangewezen op grond van de Europese Seveso II richtlijn. Die richtlijn is in Nederland onder andere geïmplementeerd door het BRZO. • Lpg-tankstations (zie dossier Lpg) • Opslagplaatsen met meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage. Die bedrijven worden ook wel aangeduid als de CPR-15 bedrijven. • Ammoniakinstallaties. Ammoniak is een giftig gas. Het gaat om ammoniakkoel- en vriesinstallaties en om waterpompen met meer dan 400 kilo ammoniak. • Spoorwegemplacementen die gebruikt worden voor het rangeren van treinwagons met gevaarlijke stoffen. Hiervoor is eerst een aanwijzing van de desbetreffende emplacementen bij regeling van de minister van VROM nodig. • AVR-bedrijven: bedrijven die een arbeidsveiligheidsrapport (AVR) moeten opstellen. • Wm-vergunningplichtige inrichtingen met een plaatsgebonden risico hoger dan 10-6 per jaar buiten de grens van de inrichtring. 2.4 Bouwbesluit De Woningwet vormt de kern van de bouwregelgeving. Onder de Woningwet hangen drie Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's), waarvan in dit kader van dit project de 2 belangrijkste zijn: • het Bouwbesluit met de bouwtechnische voorschriften waaraan bouwwerken moeten voldoen
-9-
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
•
het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, waarin het bouwvergunningregime is uitgewerkt.
Verder speelt onder andere ook de gemeentelijke de bouwverordening een rol. De bouwregelgeving is opgesteld om een veilige en gezonde gebouwde omgeving te waarborgen. De bouwregelgeving zorgt voor een minimumniveau. Daarnaast draagt de bouwregelgeving ook bij aan energiebesparing. De gemeente zorgt er voor dat de bouwregelgeving goed wordt uitgevoerd en nageleefd door onder andere toetsing en handhaving van de regelgeving. Het Bouwbesluit is onlangs gewijzigd; de laatste wijzigingen hebben plaatsgevonden per 1 januari 2006 (aanscherping EPC voor woningbouw van 1,0 naar 0,8) en per 1 september 2005 (o.a. brandveiligheid kinderdagverblijven). Meer informatie over de wijzigingen leest u bij 'vraag en antwoord' over het Bouwbesluit. Er worden op korte termijn geen ingrijpende wijzigingen van het Bouwbesluit verwacht. 2.5 Gebruiksvergunning De Woningwet schrijft voor dat gemeenten voorschriften over brandveilig gebruik van bouwwerken moeten opnemen in de gemeentelijke bouwverordening. Deze voorschriften verschillen per gemeente. Het 'Gebruiksbesluit brandveilige bouwwerken' , kortweg het Gebruiksbesluit genoemd, trekt op landelijk niveau de voorschriften voor het brandveilig gebruik van bouwwerken gelijk (uniformering). In het Gebruiksbesluit worden de brandveiligheidseisen voor iedereen in elke gemeente gelijk. Meer rechtsgelijkheid dus. Daarnaast wil VROM met de uniformering ook het aantal gebruiksvergunningplichtige bouwwerken fors verminderen, met 80%. Dit verlaagt ook de administratieve lastendruk. Het Gebruiksbesluit zal naar verwachting 1 januari 2007 in werking treden. Meer informatie is te lezen in het informatieblad 'Brandveiligheid - landelijke uniformering voorschriften brandveilig gebruik bouwwerken, te downloaden bij www.vrom.nl 2.6 Wettelijke regeling registratieplicht risicosituaties gevaarlijke stoffen + provinciale risicokaart Na de vuurwerkramp in Enschede en het rapport Oosting staat aanvullend beleid voor veiligheid hoog op de agenda. Twee ministeriële initiatieven zijn de registratieplicht voor gevaarlijke stoffen (ministerie van VROM) en het uitwerken van een provinciale risicokaart (ministerie van Binnenlandse Zaken). Het Registratiebesluit externe veiligheid verplicht de overheden tot het registreren en actueel houden van de registratie van risicovolle situaties van gevaarlijke stoffen. Het leidend criterium, maar niet enig criterium voor opname van een inrichting in het register is, dat het plaatsgebonden (individueel) risico buiten het terrein hoger is dan 10-6 per jaar (kans op overlijden). Zowel de registratieplicht als de risicokaart monden uit in het aanleggen van gegevensbestanden, die geografisch worden ingedeeld en openbaar toegankelijk zijn via Internet.
- 10 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
3
UITVOERING PROJECT
3.1 Inleiding Na de eerste ervaringen met het RIS (inventarisatie, vullen database) hebben bevoegde gezagen thans behoefte aan een overzicht van de stand van zaken. De projectmatige aanpak is vooral ingegeven door het inzichtelijk willen hebben van de knelpunten en problemen rondom risicovolle situaties, het naleefgedrag, alsook dat veiligheid op onderdelen zodanige vragen oproept, dat een eenduidige uitleg en handhaving anders onvoldoende gewaarborgd is. 3.2 Doelstelling De doelstelling van het project is enerzijds om provinciebreed bij de RIS-bedrijven inzicht te krijgen in de eventuele knelpunten en problemen alsook in de naleving van de regels die zijn opgenomen voor onder andere de opslag van gevaarlijke stoffen (de componenten van externe veiligheid). Nevendoelen zijn: • het bewerkstelligen van uniformiteit in het toezicht en de handhaving bij onderhavige bedrijven; • de samenwerking bevorderen tussen de diverse handhavende actoren; • te komen tot een “0-meting” van zowel de geleverde inspanningen als het naleefgedrag van de milieuvoorschriften, zodat bij een herhaling van dit project in bijvoorbeeld 2008, verbeteringen kunnen worden geconstateerd in milieuwinst en efficiency; • verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van het toezicht; • ongedaan maken van tekortkomingen. Belangrijk om op te merken is dat de BRZO-bedrijven en propaantanks (de categorieën A en K uit de drempelwaarde tabel in bijlage 1a) geen deel uit zullen maken van dit project en dus ook niet in het kader van dit project zullen worden bezocht. 3.3 Beoogde projectresultaten Het project dient te resulteren in: • een werkboek voor de integrale handhaving van RIS-bedrijven; • een werkvorm voor de integrale handhaving van RIS-bedrijven; • handhavingschecklisten (afgestemd op de RIS-bedrijven). 3.4 Fasering project In een relatief korte periode worden met behulp van een eenvoudige richtlijn en enkele checklisten een aantal vooraf geselecteerde RIS-bedrijven gecontroleerd op de naleving van de voorschriften. De controleresultaten worden met behulp van een evaluatieformulier geëvalueerd. Deze evaluatieformulieren vormen weer de basis voor een gemeentelijk evaluatieformulier. Aan de hand van de gemeentelijke evaluatieformulieren zal een evaluatieverslag worden gemaakt. Elke deelnemende gemeente zal aan het eind van het project dit verslag ontvangen. Het project wordt gefaseerd uitgevoerd: Fase 1: maart 2006 Opstellen van het projectplan. Het projectplan is 31 maart opgeleverd en door het programmabureau van het programma Brabant Veiliger akkoord bevonden, waarmee deze fase is afgesloten. Fase 2: april - september 2006 Opstellen van de handreiking, de selectie (per gemeente) van de te controleren RISbedrijven, opstellen van evaluatieformulieren, opstellen van checklisten, instemming van het kernteam (vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten). Fase 3: november 2006 Presentatie van de handreiking en de kick-off: voorlichting uitvoerders over de opzet van het handboek en de werkwijze. Fase 4: december 2006 - maart 2007 Uitvoering van de controles met behulp van de handreiking. De evaluatieformulieren worden per item door de gemeente ingevuld aan de hand van de controleformulieren. De evaluatieformulieren worden gezonden naar Seph MWB, t.a.v. de projectleider Mark Werts. In de bijlagen bij de handreiking is in bijlage A2 is een conceptpersbericht opgenomen dat als basis voor de lokale berichtgeving kan dienen. Een voorbeeld van een voorlichtingsbrief
- 11 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
en een brief van de vooraankondiging van een controlebezoek aan de bedrijven is in dezelfde bijlage te vinden onder respectievelijk bijlage A1 en A3. Fase 5: april - mei 2007 Verwerken van de evaluatieformulieren en het opstellen van het evaluatierapport door de Regionale Milieudienst en de gemeente Breda. Fase 6: oplevering van het project. 3.5 Uitvoering De bedrijfsbezoeken worden uitgevoerd in het najaar en voorjaar van respectievelijk 2006 en 2007. Om de bezoeken uniform, efficiënt en integraal te laten verlopen zijn de in hoofdstuk 4 bedoelde checklist(en) opgesteld. De checklisten (te vinden in de aparte bijlagenmap bij handreiking: C1 t/m C5) zijn bedoeld om de inrichtingen te controleren op relevante risicofacetten. Nogmaals wordt erop gewezen, dat de checklisten en de voorbeeldbrieven (m.a.w. alle stukken in de aparte bijlage) moeten worden gezien als een hulpmiddel bij de controle. Hoe de hulpmiddelen kunnen worden gebruikt is beschreven in hoofdstuk 7: de werkinstructie. Het is de bedoeling dat de bedrijfscontroles multidisciplinair worden uitgevoerd; dit kan tweeledig: • de Wm-toezichthouder sluit handhavingsaspecten voor met name het rode kleurspoor kort met collega’s van bouwzaken en brandweer. Met behulp van de checklisten vervult hij voor genoemde collega’s de signaalfunctie. Tekorten/overtredingen en gebreken meldt hij terug aan bouwzaken en brandweer; • de Wm-toezichthouder wordt vergezeld door collega’s van bouwzaken en brandweer bij de controle van een bedrijf. Doel hiervan is: verbeteren van de samenwerking tussen de verschillende diensten op het gebied van externe veiligheid en een multidisciplinaire beoordeling van de risicosituaties. De gemeente kan het toezicht naar eigen inzicht invullen. Bij het opstellen van de checklisten is gekozen voor een grijze checklist met rode accenten. Om de lengte van de checklist beperkt te houden zijn alleen die controlepunten opgenomen, die er werkelijk toe doen. 3.6 Rol handhavende actoren Het project is in principe preventief van aard. Dit houdt in dat met betrekking tot de constateringen de bedrijven de mogelijkheid wordt geboden de gebreken binnen een redelijke termijn te verhelpen. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt, dat hierbij rekening moet worden gehouden met de Handhavingsstrategie (Zó handhaven we in Brabant): dus categorie 1 overtredingen dienen gelijk te worden aangepakt. Vanwege de aard van het project is het raadzaam om de afschriften van de aanschrijvingen naar de politieafdelingen te versturen. Dit om de partners continue te informeren. Één van de nevendoelstellingen van het project (bevorderen naleven voorschriften) kan slechts worden bereikt als alle benodigde handhavingsstappen worden doorlopen. Dit houdt in dat van de gemeenten wordt verwacht dat zij in overeenstemming met het regionale handhavingsstappenplan hercontroles uitvoeren. Lokaal kan worden afgesproken dat de politieafdeling assistentie verleent tijdens de hercontroles. 3.7 Evaluatie In de maart 2007 zal het project worden geëvalueerd. De gemeente Breda zal samen met de Regionale Milieudienst West-Brabant voor het programmabureau het evaluatierapport opstellen. Het evaluatierapport zal na goedkeuring door het bureau onder de deelnemende gemeenten worden verspreid. Om de evaluatie goed te kunnen uitvoeren zijn verschillende evaluatieformulieren opgesteld. De evaluatieformulieren zijn onderverdeeld in: • evaluatieformulier algemeen bijlage E-0; • evaluatieformulier CPR 15-2 bijlage E-1; • evaluatieformulier LPG-tankstations bijlage E-2; • evaluatieformulier ammoniakkoelinstallaties bijlage E-3; • evaluatieformulier opslag gasflessen bijlage E-4; • evaluatieformulier opslag propaan bijlage E-5.
- 12 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
De evaluatieformulieren worden door de gemeenten ingevuld en voor 30 maart 2007 naar gestuurd/gemaild naar Seph MWB, ter attentie van de projectleider Mark Werts.
- 13 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
- 14 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
4
CHECKLISTEN EN TOELICHTING
4.1 De checklisten De checklisten vormen de basis voor het bedrijfsbezoek. De checklisten zijn niet bedoeld om de bedrijven op alle mogelijke voorschriften te controleren. De checklisten zijn bedoeld voor controle van de voorschriften die met veiligheidsrisico’s te maken hebben. Eventuele constateringen die worden gedaan met betrekking tot items, die niet op de checklist staan vermeld, kunnen bij “opmerkingen” worden geplaatst. Door ervaringen elders met de checklisten is gebleken, dat de checklisten het beste werken, wanneer per gevaarlijke opslag één checklist wordt gebruikt. De checklisten zijn weergegeven in de aparte bijlagenmap bij deze handreiking (C1 t/m C5) en kunnen worden gedownload van de Seph-MWB-website www.sephbrabant.nl. Bij de daarvoor in aanmerking komende checklisten is voor de verschillende controle-items middels kleuren (grijs en rood) aangegeven of ze grijs- dan wel roodgerelateerd zijn. Zie hiervoor ook de checklisten in de bijlagenmap. Tevens is per controle-item de wenselijke controlefrequentie aangegeven: met “1” wordt een jaarlijkse controle van het item bedoeld, met “5” zou een controle van dat item eens in de 5 jaar kunnen plaatsvinden. De a. b. c.
checklisten kunnen worden verdeeld in drie groepen: algemene checklisten; de checklist brandveiligheid; de milieuchecklisten.
ad. a: de algemene checklisten Deze checklisten omvatten een checklist voor intern gebruik en een voor extern gebruik. De “interne” checklist kan de toezichthouder gebruiken voor de voorbereiding op het controlebezoek. De “externe”checklist wordt met de begeleidende brief over de aankondiging van de controle (zie bijlage A3) naar het bedrijf gezonden. Het bedrijf kan zich zo voorbereiden op het controlebezoek door de benodigde gegevens te verzamelen hetgeen onnodige irritatie voorkomt. Voor de toezichthouder bespaart dit tijd. Hij kan de gegevens na het controlebezoek gelijk meenemen. Hiermee wordt effiencywinst geboekt. Ad b.: de brandveiligheidschecklist Deze checklist is een hulpmiddel bij de controle van diverse bouw- en brandpreventieaspecten. Voorzien is, dat dit onderdeel van de controle wordt uitgevoerd door de milieutoezichthouder. Over de inhoudelijke aspecten van dit controleonderdeel en de wijze van uitvoering heeft de milieutoezichthouder wel overleg gevoerd met zijn/haar “rode” collega. Ad c: de grijze checklisten De checklisten zijn gebaseerd op een aantal besluiten en richtlijnen, waaronder de PGSrichtlijnen. Hieronder volgt een opsomming van deze besluiten en richtlijnen: • Besluit LPG-tankstations milieubeheer, Staatsblad 1988, nr. 95; • CPR 13-2 Ammoniak, toepassing als koudemiddel voor koelinstallaties en warmtepompen, 1999, 3e druk; • CPR 15-2 Opslag gevaarlijke stoffen in emballage, opslag van vloeistoffen en vaste stoffen enzovoort, > 10 ton; • PGS-15 richtlijn, juli 2004. Opmerking 1 De Commissie voor Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen (CPR) is opgeheven. In 2004 is de (onafhankelijke) Adviesraad Gevaarlijke Stoffen ingesteld. In 2005 is gestart met de omzetting van de CPR richtlijnen naar de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS). Deze richtlijnen vervangen de veelgebruikte CPR richtlijnen. N.B.:
Om ervoor te zorgen dat de PGS publicaties actueel blijven, hebben de ministeries van VROM, V&W, SZW en BZK de beheergroep PGS opgericht. Die bestaat uit vertegenwoordigers van genoemde ministeries, VNG, IPO en het bedrijfsleven. Iedereen, overheden en bedrijfsleven, kan voor opmerkingen en suggesties over het actueel houden van de richtlijnen terecht bij de beheergroep.
- 15 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
4.2 Gevaarlijke afvalstoffen Voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen gelden dezelfde voorschiften als voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Als het om gevaarlijke afvalstoffen gaat, kan dit bij ‘opmerkingen’ in de checklist worden aangegeven. 4.3 Concept-handhavingsbrieven risicovolle bedrijven In de losse bijlage is in bijlage D1 is voorbeeldbrief opgenomen die kan worden gebruikt na het uitvoeren van een integrale controle. In bijlage D2 is een voorbeeldbrief opgenomen die gebruikt kan worden wanneer sprake is van het voornemen om een dwangsom op te leggen.
- 16 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
5
HANDHAVINGSSCENARIO
5.1 Regionaal handhavingscenario De toezichtactie is in principe preventief van aard. Dit houdt in dat het regionale handhavingsstappenplan wordt gehanteerd. Dit stappenplan is in deze handreiking als bijlage A2 bijgevoegd. Wanneer controles aanleiding geven om van het stappenplan af te wijken dan moet dit gemotiveerd plaats vinden. In het eenvoudigste geval moet een verzoek tot het toepassen van flankerend beleid bij de lokale politieafdeling worden ingediend. Bij het verzoek moet een afschrift van de aanschrijving van het bedrijf worden gevoegd. 5.2 Strijdigheden Wanneer strijdigheden met de vergunningvoorschriften of voorschriften uit een AMvB worden geconstateerd, dan moet een ondernemer de gelegenheid krijgen de tekortkoming binnen een bepaalde termijn op te heffen. De termijn moet redelijk zijn, waarbij ook rekening gehouden moet worden met de eventuele afhankelijkheid van een ondernemer van derden. Langere termijnen mogen niet leiden tot gevaarlijke situaties.
- 17 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
- 18 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
6
EVALUATIE
Van het project zal een evaluatierapport worden opgesteld, dat de volgende elementen bevat: 1. Inleiding Melding zal worden gemaakt van de opzet van het project, van de gemeenten, die aan het project hebben deelgenomen en de basis waarop het handhavingsproject is uitgevoerd. Tevens zullen de hoofd- en nevendoelen van het project worden geformuleerd. Per gemeente zal worden aangegeven hoeveel inrichtingen volgens de planning gecontroleerd hadden moeten worden en hoeveel daadwerkelijk binnen het afgesproken tijdsvenster zijn gecontroleerd. Voor de projectmatige aanpak is ook gekozen om voor de bevoegde gezagen antwoorden te krijgen op een aantal vragen over het thema veiligheid. In de evaluatie zal hieraan aandacht worden besteed. 2. Inventarisatie en evaluatie 2.1 Uitvoering Aan de hand van de evaluatieformulieren zal dieper worden ingegaan op de resultaten van het project. De opzet van de checklisten komt kort aan de orde, voorts het aantal geplande controles, de uitgevoerde controles en de hercontroles, evenals het aantal keren, dat de politie is ingezet. In welke gevallen is repressief opgetreden? Op welke wijze? In tabelvorm zal (op basis van de evaluatieformulieren) op hoofdlijnen een overzicht worden gegeven van de geconstateerde gebreken. In overeenstemming met de hoofddoelstelling zal hierbij ook aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de organisatorische aspecten van de bedrijven betreffende veiligheid. 2.2 Organisatie Is de uitvoering van het project in overeenstemming met de planning verlopen? Voorts vindt in deze paragraaf een evaluatie plaats over de wijze waarop aan de integrale handhaving vorm is gegeven: de samenwerking tussen de verschillende handhavingspartners: bouwzaken - milieubrandweer - milieu, hoogheemraadschap - milieu en politie en milieu. Kort ingegaan zal worden op de bruikbaarheid van de handreiking en de checklisten door de controleurs en van de evaluatieformulieren. 3. 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Technisch inhoudelijk Organisatorisch Aanbevelingen
4. Overzicht per gemeente van de gecontroleerde bedrijven.
- 19 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
- 20 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
7
WERKINSTRUCTIE PROJECT Handhaving “Risicovolle bedrijven”
Bij de handreiking handhaving “Risicovolle bedrijven” treft u een aparte bijlagenmap aan waarin de bijlagen A1 t/m E6 zijn opgenomen. Tevens zijn in achter de Handreiking enkele bijlagen opgenomen met de nummers Ia t/m II. De werkinstructie heeft in principe alleen betrekking op de bijlagen A1 t/m E6 uit de aparte bijlagen map. Stap 1: Voorlichting Om de bedrijven van te voren op de hoogte te brengen van het project is een voorlichtingsbrief opgesteld. In deze brief wordt aangegeven dat het betreffende bedrijf is aangemerkt als “risicovol bedrijf” en wat hiervan de consequenties kunnen zijn. Deze voorlichtingsbrief is opgenomen in bijlage A1. Indien gewenst kan daarnaast ook nog een persbericht uitgedaan worden. Een voorbeeld hiervan is opgenomen in bijlage A2. Stap 2: Aankondiging Voor de uitvoering van de controle wordt in de regel een afspraak gemaakt, veelal gebeurt dit telefonisch. Voor aanvang van controle kan een aankondigingsbrief worden verzonden naar de betrokken bedrijven. Deze is opgenomen in de aparte bijlagenmap als bijlage A3. Het doel van deze aankondigingsbrief is: a. een schriftelijke bevestiging van de gemaakte telefonische afspraak; b. de mogelijkheid voor het bedrijf zich op de controle te kunnen voorbereiden. Om deze voorbereiding te vergemakkelijken is in bijlage B1 (uit de aparte bijlagenmap) een checklist ter voorbereiding op de controle (extern gebruik) opgenomen. Deze checklist dient samen met de aankondigingsbrief naar de bedrijven te worden verstuurd. Indien er voor wordt gekozen géén aankondigingsbrief te sturen dient de checklist tijdens het uiteindelijke controlebezoek te worden achtergelaten. Tijdens het bezoek kunnen dan de vragen uit de checklist worden behandeld en eventueel kunnen de gegevens worden na gestuurd. Het is voor het verloop van het project wel van belang dat de gegevens boven water komen. Stap 3: Voorbereiding op controlebezoek De voorbereiding op het controlebezoek bestaat voornamelijk uit dossieronderzoek zoals dit bij een eigenlijk voorafgaande aan een reguliere milieucontrole ook gebeurt. Als hulpmiddel is een interne checklist opgesteld waarin enkele reminders zijn opgenomen met betrekking tot gevaarlijke stoffen. Deze interne checklist is opgenomen in bijlage B2 Stap 4: De uiteindelijke controle Op het uiteindelijke controlebezoek te vergemakkelijken zijn in de bijlagen C1 t/m C6 verschillende checklists opgenomen. Wanneer van de checklists gebruik gemaakt wordt, wordt geadviseerd voor iedere individuele of installatie een aparte checklist te gebruiken. Stap 5: Aanschrijving Na het controlebezoek dient het gecontroleerde bedrijf te worden aangeschreven. Liefst binnen 10 werkdagen. Als voorbeeld is in bijlage D1 een voorbeeldbrief opgenomen. Indien men voornemens is tot het opleggen van een dwangsom, kan de voorbeeldbrief uit bijlage D2 gebruikt worden. Stap 6: Evaluatie Na de uitvoering van alle milieucontroles zoals deze in het programma waren opgenomen moeten in het kader van de evaluatie de evaluatieformulieren te worden ingevuld. De evaluatieformulieren zijn te vinden in de aparte bijlagenmap: bijlagen E1 t/m E6. De indeling van de vragen zoals deze in de evaluatieformulieren zijn opgenomen zijn gebaseerd
- 21 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
op de checklists. Nu is het gebruik van de checklists niet verplicht, echter het invullen van de evaluatieformulieren verloopt makkelijker als de checklists wel gebruikt worden. Het is de bedoeling dat in ieder afzonderlijk evaluatieformulier per gemeente het totaal aantal strijdigheden per type strijdigheid wordt ingevuld. In een gemeente zijn bijvoorbeeld 3 bedrijven met een CPR 15-2 opslag. Bij ieder bedrijf wordt deze opslag apart gecontroleerd. Bij bedrijf 1 zijn er 4 strijdigheden m.b.t. de constructie, bij bedrijf 2 zijn er 5 strijdigheden en bij bedrijf 3 zijn er 6 strijdigheden geconstateerd. Het aantal strijdigheden m.b.t. de constructie dat ingevuld dient te worden op het evaluatieformulier is dan 15. Wanneer er geen strijdigheden zijn geconstateerd, wordt in het evaluatieformulier een “0” ingevuld. Het wordt aanbevolen dat 1 persoon per gemeente zich bezig houdt met het invullen van de evaluatieformulieren. Voor de “papierstroom” per gemeente betekent dit het volgende: de diverse controles kunnen door de verschillende medewerkers worden uitgevoerd; iedere medewerker vult tijdens de controle de betreffende checklist in; deze checklists worden verzameld; als alle controles zijn uitgevoerd vult 1 persoon aan de hand van de checklisten de evaluatie formulieren in; de ingevulde evaluatieformulieren worden naar het SEPH gestuurd. Uiteindelijk wordt door iedere gemeente de set evaluatieformulieren naar het SEPH toegestuurd; ook als op een evaluatieformulier alleen nullen zijn verschenen. Opgemerkt wordt dat indien een bepaalde opslagvorm of installatie niet binnen uw gemeente voorkomt (bijvoorbeeld een ammoniakkoelinstallatie) op het evaluatieformulier “niet van toepassing” ingevuld moet worden. Het formulier moet wel worden geretourneerd aan het SEPH.
- 22 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
BIJLAGEN
- 23 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven september 2006
- 24 -
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september 2006
Drempelwaarde gevaarlijke stoffen (versie augustus 2006) categorie-
omschrijving categorie
BIJLAGE Ia drempelwaarde
uitzondering
toelichting
aanduiding A
BRZO
inrichtingen waarop het Besluit risico’s zware onge- Altijd meenemen vallen 1999 van toepassing is
B
LPG-tankstations
LPG-tankstations als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Altijd meenemen onder b, van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer
C
1
opslag
verpakte inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen in in een hoeveelheid van meer niet zijnde een inrichting als
gevaarlijke
stof- emballage worden opgeslagen
fen C
2
opslag
dan 10.000 kg per opslag- bedoeld onder A of D plaats,
verpakte inrichtingen waar verpakte bestrijdingsmiddelen in in een hoeveelheid van meer niet zijnde een inrichting als
gevaarlijke
stof- emballage worden opgeslagen
dan 2.500 kg per opslagplaats bedoeld onder A of D
fen D
ammoniakkoel-
inrichtingen waarin een koel- of vriesinstallatie aan- met
of vriesinstallatie
wezig is
een
hoeveelheid
meer dan 200 kg
van
ammoniak
per installatie E F
spoorwegempla-
spoorwegemplacement bestemd voor het rangeren Altijd meenemen
cement
van wagons met gevaarlijke stoffen
vervoersbedrijf
inrichtingen bestemd voor de opslag in verband met voor zover daar meer dan vervoer van gevaarlijke stoffen al dan niet in combi- 10.000 kg gevaarlijke stoffen natie met andere stoffen en producten,
per opslagmodaliteit gelijktijdig aanwezig kan zijn
G
1
vuurwerk
inrichtingen waar consumentenvuurwerk in de zin meer dan 10.000 kg van het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen al dan niet in combinatie met het bewerken daarvan
G
2
vuurwerk
inrichtingen waar professioneel vuurwerk al dan niet Altijd meenemen tezamen met consumentenvuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt in de zin van het Vuurwerkbesluit
H I K
kernenergiewet-
inrichtingen waarop artikel 15, onder b, van de Altijd meenemen
bedrijf
Kernenergiewet van toepassing is
mijnbouwwetbe-
inrichtingen die krachtens artikel 1 van de Mijn- Altijd meenemen
met uitzondering van in de terri-
drijf
bouwwet zijn aangewezen als mijnbouwwerken
toriale zee gelegen inrichtingen
inrichtingen waar propaan of een vloeibaar gemaakt dat groter is dan 3 m3
m.u.v.
propaan en vloeibaar maakt gas
ge- brandbaar gas wordt opgeslagen in een reservoir
een
reservoir
waarop
CPR 11–1 ‘Het gebruik van propaan
op
bouwterreinen’
van
25
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september 2006 toepassing is.
L
1
munitie
inrichtingen als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage meer dan 100 kg netto
met uitzondering van volgens
1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
bijlage A van het ADR tot klasse
milieubeheer, waar explosieve massa aan munitie
1.4 behorende patronen dan wel
aanwezig is
onderdelen daarvan voor vuurwapens met een kaliber van niet meer dan 13,2 mm
L
2
ontplofbare
stof- inrichtingen als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage meer dan 10 kg
fen
Ontplofbare stoffen zijn onder meer:
1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
organische
milieubeheer, waar ontplofbare stoffen aanwezig zijn
1overeenkomstig PGS 3;
peroxiden,
opslaggroep
nitraathoudende meststoffen Type A en B conform PGS 7 M
distikstofoxide
inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aan- meer dan 1.250 l per stuk
niet zijnde inrichtingen die be- 1.250 l komt overeen met 1000 kg
wezig is met distikstofoxide
horen tot een categorie als aangewezen bijlage I, onder 23.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
gassen N
1
oxiderende
gas- inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aan- meer dan 20.000 l per stuk
sen
Geen opslag in gasflessen
wezig is met een oxiderende (vloeibaar gemaakt) gas
N
2
gasdrukregel- en inrichtingen waar een gasdrukregel- en meetstation vergelijkbaar met categorie C
Alleen type C (vroeger type D);
meetstations
ontwerp capaciteit meer dan 6.000 m3
aanwezig is
in NEN 1059
per uur bij een inlaatdruk kleiner of gelijk aan 8 bar, of inlaatdruk hoger dan 8 bar (alle capaciteiten) N
3
propaan-
en inrichtingen waar gasflessen met propaan en/of > 3.000 l (volume van alleen
butaanvulstations butaan door middel van een vulstation worden ge- de voorraadtank
Grens Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer
vuld, indien bij deze inrichting een tank propaan of butaan aanwezig is N
4
gasflessendepot
inrichtingen waar gasflessen worden opgeslagen gesommeerde (gasflessendepot)
inhoud
dan 10.000 l
meer
circa 250 stuks; grens Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer
N
5
zeer
vergiftige inrichtingen waar een gasfles, tank, tankwagen, 15 l
gassen
20 kg
boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een zeer vergiftige (vloeibaar gemaakte) gas
N
6
vergiftige gassen
inrichtingen waar een tank tankwagen, boxcontainer meer dan 150 l per stuk
Geen opslag in gasflessen
of procesinstallatie aanwezig is met een vergiftige
26
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september 2006
(vloeibaar gemaakte) gas N
7
corrosief gas
inrichtingen waar een gasfles, tank tankwagen, hoeft niet apart voor risicoboxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met kaart een corrosief (vloeibaar gemaakte) gas
N
8
overige gevaarlij- inrichtingen waar een tank, tankwagen ke gassen
geinventariseerd
Geen opslag in gasflessen
te
worden boxcontai- meer 20.000 l per stuk
ner of procesinstallatie aanwezig is met een gasvormige gevaarlijke stof vloeistoffen
N
9
(licht)
ontvlam- inrichtingen waar een bovengrondse tank, tankwa- meer dan 20.000 l per stuk
bare vloeistoffen
gen
boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is
met een (licht) ontvlambare vloeistof N
10
brandbare
vloei- inrichtingen waar een bovengrondse tank of proces- meer dan 150.000 l per stuk
stoffen
geen opslag in tanks vallende onder PRG
installatie aanwezig is met een vloeistof met een
30
vlampunt hoger dan 55o C N
11
zeer
vergiftige inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontai- meer dan 200 l per stuk
vloeistoffen
Geen opslag in emballage (opslag in em-
ner of procesinstallatie aanwezig is met een zeer
ballage is CPR/GPS 15)
vergiftige vloeistof N
12
vergiftige
vloei- inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontai- meer dan 2.000 l per stuk
stoffen N
13
vloeistoffen zeer
niet
zijnde
benzine,
gasolie Geen opslag in emballage (opslag in em-
ner of procesinstallatie aanwezig is met een vergifti-
huisbrandolie, lichte stookolie of ballage is CPR/GPS 15)
ge vloeistof
afgewerkte olie
die inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontai- meer dan 20 l per stuk
Geen opslag in emballage (opslag in em-
vergiftige ner of procesinstallatie aanwezig is met een vloeistof
gassen
ballage is CPR/GPS 15)
kunnen die zeer vergiftige gassen kan vormen (R32)
vormen N
14
vloeistoffen
die inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aan- meer dan 200 l per stuk
Onder meer chloorbleekmiddel;
vergiftige gassen wezig is met een vloeistof die vergiftige gassen kan
uitgangspunt is dat zwembaden met tanks
kunnen vormen
met chloorbleekmiddel niet vallen onder
vormen (R29 en R31)
de werkingssfeer van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer; geen opslag in emballage N
15
overige gevaarlij- inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aan- meer dan 150 m³ per stuk
niet zijnde brandbaar of (zeer)
ke vloeistoffen
vergiftige stof of een stof die die
wezig is met een vloeibare gevaarlijke stof
(zeer)
vergiftige
gassen
kan
vormen (R29, 31 of 32) vaste stoffen N
16
zeer
vergiftige inrichtingen waar een silo of een andere gesloten meer dan 200 kg per stuk
vaste stof
opslagvoorziening voor losgestort materiaal aanwe-
Geen opslag in emballage (opslag in emballage is CPR/GPS 15)
zig is met een zeer vergiftige vaste stof
27
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven N
17
vergiftige
september 2006
vaste inrichtingen waar een silo of een andere gesloten meer dan 2.000 kg per stuk
stof
Poeders, geen opslag in emballage (op-
opslagvoorziening voor losgestort materiaal aanwe-
slag in emballage is CPR/GPS 15)
zig is met een vergiftige vaste stof N
18
vaste stoffen die inrichtingen waar een silo of een andere gesloten meer dan 200 kg per stuk
Geen opslag in emballage (opslag in em-
zeer
ballage is CPR/GPS 15)
vergiftige opslagvoorziening voor losgestort materiaal aanwe-
gassen
kunnen zig is met een stof die zeer vergiftige gassen kan
vormen N
19
vormen (R32)
vaste stoffen die inrichtingen waar een silo of een andere gesloten meer dan 2.000 kg per stuk
Geen opslag in emballage (opslag in em-
vergiftige gassen opslagvoorziening voor losgestort materiaal aanwe-
ballage is CPR/GPS 15)
kunnen vormen
zig is met een stof die vergiftige gassen kan vormen (R29 en R31)
N
20
overige onbrand- inrichtingen waar een een silo of een andere geslo- Meer dan 1.500 m3 per op- niet zijnde brandbaar of (zeer) Geen opslag in emballage (opslag in embare
vaste
ge- ten opslagvoorziening aanwezig is met een on- slagvoorziening
vaarlijke stof
vergiftige stof of een stof die die ballage is CPR/GPS 15)
brandbare vaste gevaarlijke stof
(zeer)
vergiftige
gassen
kan
vormen (R29, 31 of 32) N
21
stofexplosie
inrichtingen waar een silo of een andere gesloten met een inhoud van meer dan opslagvoorziening zonder adequate drukontlasting 100 m³
geen opslagplaatsen met verpakte stuifgevoelige producten
voor losgestort materiaal aanwezig is waar een voor stofexplosie-gevaarlijke atmosfeer aanwezig is brandgevaar N
22
organische
per- inrichtingen waar organische peroxiden, opslaggroep Opslagplaats heeft een grootte van meer dan 100 m² 2 en 3 overeenkomstig PGS 3 worden opgeslagen
oxiden,
opslaggroep 2 en 3 N
23
brandbare
vaste Grote buitenopslagen van fust (pallets, kratten en Meer dan 1000 m² grondopp- Wanneer de opslag van brand-
stoffen in embal- vaten) waarbij brandbare stof 50 % of minder van pervlak
bare vloeistoffen in emballage
lage
onder GPS-15 valt is cat. C1 van
het volume inneemt
toepassing
overig N
24
Geparkeerde
aangewezen (parkeer)locaties waar vervoerseenhe- Voorzover op de aangewezen
Grens Besluit opslag- en transportbedrij-
vervoerseenhe-
den beladen met gevaarlijke stoffen tegelijkertijd (parkeer)locatie
ven milieubeheer
meer
dan
den met gevaar- worden geparkeerd
10.000 kg gevaarlijke stoffen
lijke stoffen
gelijktijdig aanwezig zijn
28
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september
2006
Stappenplan Handhaving
BIJLAGE Ib
SCHEMA HANDHAVINGSTRATEGIE
Bestuursrechtelijk traject
Strafrechtelijk traject
Er wordt een overtreding
Overtreding met acuut (milieu)gevaar?
Ja
Direct toepassen van bestuursdwang −
geen begunstigingstermijn
−
afschrift aan relevante partners
−
proces-verbaal en eventueel voorlopige maatregel
Nee
1. CATEGORIE 11-
Bestuurlijke waarschuwing - afschrift aan relevante partners
Ja
−
proces-verbaal (laten)
- voornemen beschikking bekend
overtreding?
opmaken
maken 2.
termijn zienswijze bekend maken
Handhavingsbeschikking - afschrift aan relevante partners
Nee −
1.
Brief met hersteltermijn
2.
Bestuurlijke waarschuwing, waarschuwing
afschrift flankeren-
- afschrift aan relevante partners en
de brief aan be-
politie
flankerende brief,
voegd gezag
- voornemen beschikking bekend maken CATEGORIE 22overtreding?
Ja
- termijn zienswijze bekend maken
−
proces-verbaal (laten) opmaken
3.
Handhavingsbeschikking Handhavingsbeschikking - afschrift aan relevante partners - bezoek samen met de politie
29
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september
2006
Toelichting op het schema: In de kaders is de specifieke aanpak per categorie overtreding beschreven. Voor alle categorieën komen de volgende onderdelen van de aanpak terug: Het PV Een toezichthouder maakt óf zelf direct PV op (wanneer deze boa1 is), of seint direct de politie of een boa in om PV op te maken. Bij acuut gevaar kan de Officier van Justitie een voorlopige maatregel treffen. De verbalisant dient hiertoe contact te leggen met het OM. Bij de toepassing van flankerend beleid maakt de toezichthouder een afspraak met de politie. De politie maakt bij niet naleving proces verbaal op. Informatie-uitwisseling en monitoring Dit wordt in het schema weergegeven met . Het bestuur dient de strafrechtelijke partners op de hoogte te houden van de fases in het bestuursrechtelijke traject. De verbalisant kan zonodig een aanvullend PV2 opmaken. Dit betekent dat het bestuur van alle briefwisselingen afschriften naar de politie stuurt. De politie verzorgt de coördinatie naar het OM. Na de strafrechtelijke behandeling van een zaak stelt het OM een afloopbericht3 op. Het OM stuurt dit naar de politie en het Seph. Door de bestuurlijke partners worden aan het Seph alle sanctiebeschikkingen4 gezonden. Het Seph coördineert de afstemming tussen alle partners (dit kunnen per zaak meerdere bestuurlijke partners en politie/OM zijn). In de Uitvoeringsoverleggen5 kan per zaak de afstemming tussen partners dan wel gesignaleerde trends worden besproken. Ook worden in dit overleg de afloopberichten van de strafzaken aan de orde gesteld. Verder verzorgt het Seph de monitoring van de uitvoering van de handhaving. De informatie-uitwisseling en de monitoring wordt in elk Uitvoeringsoverleg besproken.
Overtreding met acuut gevaar Bestuursrechtelijk: •
Na controle, direct bestuursrechtelijk optreden.
Op grond van art. 4:11 Awb kan in spoedsituaties, bij acuut gevaar, het voornemen voor bestuursrechtelijk optreden worden overgeslagen en direct worden opgetreden. Strafrechtelijk: •
Na controle, direct een Proces Verbaal (PV).
1
Boa: buitengewoon opsporingsambtenaar. Een boa is werkzaam bij een bestuursrechtelijk overheidsorgaan. Voor de uitvoering is een boa voor de strafrechtelijke werkzaamheden verantwoording schuldig aan de Officier van Justitie. Het bestuur heeft geen invloed op de beoordeling of strafrechtelijk moet worden opgetreden tegen een overtreder. Het bestuur en het OM hebben er belang bij dat het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk traject daar waar mogelijk op elkaar worden afgestemd en elkaar versterken en/of ondersteunen. 2
Aanvullend PV: Een door een boa of de politie op te stellen proces-verbaal in aanvulling op een eerder proces-verbaal dat reeds voor verdere behandeling naar het Openbaar Ministerie is verzonden. 3
Afloopbericht: Kennisgeving van het Openbaar Ministerie aan de lokale politie en het Seph met betrekking tot de afloop van een behandeld proces-verbaal 4
Sanctiebeschikkingen: een besluit van een bestuursrechtelijke instantie om dwang uit te oefenen. In het besluit wordt diegene die wordt aangeschreven opgedragen iets te doen dan wel na te laten. Tevens wordt een straf aangekondigd als het besluit niet wordt uitgevoerd.
5
Uitvoeringsoverleggen: reguliere (sub)regionale overleggen tussen handhavers van de diverse handhavingspartners
30
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september
2006
Categorie 1-overtreding Bestuursrechtelijk: •
Na controle, bestuursrechtelijk optreden.
Op grond van art. 4:8 Awb moet door het bestuursorgaan eerst een voornemen uitgebracht worden alvorens met een daadwerkelijke beschikking te komen. Bij een categorie 1 overtreding dient bij het voornemen een termijn te worden gesteld waarbinnen de overtreding moet worden opgelost. Tevens dient een termijn te worden gesteld waarbinnen tegen het voornemen de zienswijze kan worden geuit (termijn twee weken). Dit betreft twee verschillende termijnen die in één brief worden samengevoegd. Als op het voornemen een zienswijze wordt ingebracht zal, voordat de definitieve beschikking wordt genomen, veelal eerst een controle plaats moeten vinden. Het beoordelen van de zienswijze en het nemen van de sanctiebeschikking (inclusief het stellen van de begunstigingstermijn6) kan wederom in één briefwisseling worden uitgevoerd. Nadat de begunstigingstermijn is afgelopen en de overtreding nog voortduurt, dient de sanctiebeschikking te worden geëffectueerd7. Strafrechtelijk: •
Na controle, direct een Proces Verbaal (PV).
Bij de reguliere categorie 1 overtredingen kan mogelijk een “lik-op-stuk” PV8 worden opgemaakt. Dit is ter beoordeling van de verbalisant die dit zonodig met het OM afstemt.
Categorie 2-overtreding Bestuursrechtelijk: Na de controle wordt een rapportage en een brief gemaakt waarin een termijn wordt gesteld waarbinnen de overtreding moet worden opgeheven. Dit kunnen voor meerdere overtredingen verschillende termijnen zijn. Op basis van deze brief wordt (kort) na afloop van de gestelde termijn(en) een hercontrole uitgevoerd. Bij voortduring van de overtreding wordt een brief opgesteld waarin het voornemen van bestuursrechtelijk optreden wordt aangekondigd. Hierbij wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreding moet zijn opgeheven. Tevens wordt een termijn gesteld waarbinnen de zienswijze kan worden geuit (termijn twee weken). Dit betreft twee verschillende termijnen die in één brief kunnen worden gesteld. Een afschrift van deze brief wordt aan de politie gezonden. Bij dit afschrift wordt een begeleidend formulier gevoegd. In dit 6
Begunstigingstermijn: de termijn die de overtreder krijgt om de overtreding te beëindigen.
7
Effectuering beschikking: uitvoeren van de sanctiebeschikking. In de beschikking staat beschreven op welke wijze de beëindiging van de overtreding zal worden afgedwongen.
8
Lik op stuk PV: bij de afdoening van veel voorkomende (milieu)zaken van relatief eenvoudige aard of met een vrij geringe inbreuk
op de te beschermen belangen zijn lik-op-stuk-aanpak door politie en Openbaar Ministerie mogelijk. Lik-op-stuk-verbaal voor delicten is mogelijk wanneer het: a.
een eenvoudig feit betreft (zoals afvalverbranden of afval weggooien (dit kan ook een inrichtingsgebonden delict zijn), maar ook overtredingen geconstateerd bij de controle van bestrijdingsmiddelen);
b.-een op heterdaad geconstateerde overtreding betreft, dan wel - een overtreding waarbij de betrokkenheid van de verdachte ter plaatse direct kan worden vastgesteld; c.
het betreft een verdachte die direct (in een geval als onder b1), dan wel onmiddellijk aansluitend (zoals in situaties als onder b2 genoemd) kan worden gehoord.
31
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september
2006
formulier wordt in principe om flankerend beleid van het OM gevraagd. Indien flankerend beleid niet effectief is wordt dit door het bevoegd gezag verantwoord. Als een overtreding geen kernbepaling is in het Strategiedocument Milieu van het landelijk OM dan wordt er in principe niet stafrechtelijk opgetreden. Tegen die overtreding zal het OM niet flankerend optreden.
De 2e hercontrole wordt (kort) na afloop van de gestelde termijn voor het opheffen van de overtreding uitgevoerd. De controle vindt samen met de politie (of een boa) plaats. Tijdens deze controle kan ook de eventueel ingebrachte zienswijze worden beoordeeld. Bij voortduring van de overtreding wordt de definitieve sanctiebeschikking genomen. De beoordeling van de zienswijze en het nemen van de sanctiebeschikking (inclusief het stellen van de begunstigingstermijn) gebeurt in één briefwisseling. Na afloop van de begunstigingstermijn en bij voortduring van de overtreding wordt de sanctiebeschikking geëffectueerd. Strafrechtelijk: De politie ontvangt van de hercontrole een afschrift. Bij dit afschrift wordt door het bestuur een begeleidend formulier gevoegd. In dit formulier wordt in principe om flankerend beleid van het OM gevraagd. Indien het bevoegd gezag flankerend beleid niet effectief vindt wordt dit op het begeleidingsformulier verantwoord. De politie verzorgt de coördinatie tussen bevoegd gezag en OM. Het OM verstuurt de flankerende brief. De 2e hercontrole wordt bij zaken waar flankerend beleid is toegepast, samen met het bevoegd gezag uitgevoerd. Het bestuur maakt hiertoe een afspraak met de politie. De 2e hercontrole moet zodanig gepland worden dat deze kort na de gestelde termijn plaatsvindt. Bij voortduring van de overtreding maakt de politie PV op. Toepassing flankerend beleid Bij categorie 2 overtredingen moet het OM worden verzocht om flankerend beleid toe te passen. Dit betekent dat de Officier van Justitie een flankerende brief opstelt waarin deze aan de overtreder meldt dat het OM op de hoogte is van het gepleegde strafbare feit. Ook stuurt het OM een afschrift van de brief aan het bevoegde gezag. Als de overtreding wordt voortgezet heeft de politie de opdracht om proces verbaal op te maken. NB: In plaats van door de politie kan door een boa PV worden opgemaakt.
32
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september
2006
Voorbeeldbrief voor bedrijven met nadere info omtrent Handhavingsstrategie Geachte heer, mevrouw, Vanaf 1 januari 2004 is in de provincie Noord-Brabant een handhavingsstrategie vastgesteld. Het doel van de strategie is om in onze provincie milieuregelgeving uniform te handhaven en door middel van strikt en rechtvaardig optreden overtredingen snel te herstellen. Ook de gemeente Hilvarenbeek hanteert deze handhavingsstrategie. Dit kan voor u gevolgen hebben, indien bij uw bedrijf een of meerdere overtredingen worden geconstateerd. Met deze brief willen wij u informeren over deze handhavingsstrategie.
Korte termijnen Met deze strategie willen wij in een kort tijdsbestek komen tot herstel van overtredingen. Om hiervoor te zorgen zullen naar gelang de ernst van de geconstateerde overtredingen passende maatregelen genomen worden. Passende maatregelen De handhavingsstrategie onderscheidt drie typen overtredingen: 1. Overtredingen met acuut (milieu-)gevaar Bij overtredingen met acuut milieugevaar moet u denken aan situaties waarbij sprake is van explosie- of calamiteitengevaar. Tegen overtredingen met acuut gevaar zal direct bestuursrechtelijk en strafrechtelijk opgetreden worden. 2. Categorie 1- overtredingen Categorie 1-overtredingen zijn ernstige overtredingen, waarbij nog geen acuut (milieu)gevaar bestaat. Hierbij moet u o.a. denken aan: het inwerking zijn van een inrichting zonder vergunning, het opslaan van gevaarlijke stoffen niet-conform de opslagvoorschriften van de richtlijn CPR 15-1, het opslaan van stoffen zonder bodembeschermende voorzieningen, het onjuist afvoeren van asbest of het afvoeren van gevaarlijke afvalstoffen via een niet-erkende inzamelaar. Ook recidive worden beschouwd als zijnde categorie 1overtreding. In het geval van categorie 1-overtredingen zal het college aan de overtreder kenbaar maken dat zij voornemens is om bestuursrechtelijke maatregelen te treffen. Daarnaast zal door de politie direct strafrechtelijk opgetreden worden. Bij voortduren van de overtreding zullen daarnaast bestuursrechtelijke maatregelen getroffen worden. 3. Categorie 2 - overtredingen Alle overige overtredingen worden beschouwd als categorie 2- overtredingen. In dit geval zal voordat bestuursrechtelijke maatregelen getroffen worden, eerst een waarschuwing gegeven worden. Naast een bestuursrechtelijk sanctietraject zal bij voortduring van de overtreding tevens een strafrechtelijk traject gaan lopen. Strafrechtelijke vervolging Een belangrijk gevolg van de handhavingsstrategie is dat in het geval een sanctietraject naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk wordt opgetreden. Bestuursrechtelijk optreden is gericht op het herstel van de overtreding, zonder de overtreder te bestraffen. In het geval dat overtredingen een langere tijd bestaan of de overtreding dusdanig ernstig is, is het tevens wenselijk om de overtreder te bestraffen door strafrechtelijk op te treden.
33
Programma Financiering-2 project: controles risicovolle bedrijven
september
2006
Bijlage II e-maildressen van leden projectgroep:
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Contactadres:
SEPH MWB Mark Werts 0165-581947
34