Contract Werkstuk Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ als airbag?
Contract Werkstuk Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ als airbag?
Opdracht: Naam instelling: Naam student: Relatienummer: CWBI- er: CWBO- er: Opleiding: E-mailadres: Datum:
Contract Werkstuk Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ Gonda Veenema 94242 Anneke Kramer- Oostra Jan Offereins Sociaal Pedagogische Hulpverlening, voltijd jaar 4
[email protected] December 2013
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema2
Dit onderzoeksrapport start met een aantal citaten, afkomstig uit gesprekken met professionals en jonge ouders:
“Cliënten horen liever dat ze een emotie regulatiestoornis hebben dan Borderline”
“Je rol als professional moet je houden om alles goed te kunnen blijven zien”
“Vertrouwen, laagdrempeligheid en humor”
“Als je hem één vinger geeft, neemt hij de hele hand’’
“Jullie zijn als het ware mijn airbag. Ik kan altijd bij jullie terecht”
“Er wordt een behoorlijk appél op je gedaan als hulpverlener”
“Het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ is écht een uitkomst voor mij!”
“Een stukje trots bij de jonge ouder naar boven halen”
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema3
Samenvatting “Wat ik me afvraag is of mensen met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis een andere manier van ondersteuning nodig hebben. Is het huidige aanbod passend bij de behoeften van de jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis?” Anneke Kramer- Oostra, manager Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’
Dit inventarisatie onderzoek is tot stand gekomen naar aanleiding van de bovenstaande vraag, afkomstig van de manager van het OJO Anneke Kramer- Oostra. Het is niet duidelijk hoeveel jonge ouders binnen het OJO lijden aan een BPS. De vraag vanuit het OJO Leeuwarden is om een inventariserend onderzoek te doen naar de zorgbehoeften van jonge ouders binnen het OJO met een BPS. In dit onderzoek wordt geïnventariseerd hoeveel jonge ouders binnen het OJO kenmerken vertonen van een BPS en wat de professionals hen kunnen bieden aan ondersteuning. Er is onderzoek gedaan op micro-, meso- en macro niveau met betrekking tot de volgende vraagstelling: ‘Op welke wijze kunnen medewerkers van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ adequaat, ter zake correct en passend, tegemoet komen aan jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis?’ Tijdens het deskresearch is onderzoek gedaan naar de kennis van de medewerkers van het OJO omtrent BPS en de samenwerking met de ketenpartners van het OJO, welke zijn gespecialiseerd in BPS. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat de samenwerking met deze ketenpartners beter kan. Door het organiseren van themamiddagen, congressen het geven van voorlichtingen, kan er een methodische handreiking worden gegeven aan de medewerkers van het OJO omtrent BPS. Aan het einde van het onderzoek zijn conclusies en aanbevelingen geformuleerd op micro-, meso- en macroniveau. Concluderend kan gezegd worden dat de medewerkers van het OJO niet vakbekwaam genoeg zijn ten opzichte van de ondersteuning van jonge ouders met een BPS. Eén van de aanbevelingen richt zich op het bijscholen van de medewerkers in de problematiek van BPS. Wanneer er, door ketenpartners van het OJO, voorlichtingen worden gegeven, zullen de medewerkers van het OJO een methodische handreiking krijgen over het begeleiden, ondersteunen en benaderen van jonge ouders met BPS problematiek. Tevens heeft de onderzoeker haar visie gegeven op het onderzoek. De waarde van dit onderzoek is dat de medewerkers van het OJO beter geschoold kunnen worden in het onderwerp BPS. Dit is zowel van waarde voor de jonge ouders, als voor de medewerkers van het OJO en de samenwerking met de ketenpartners. Dit kan worden gerealiseerd wanneer de aanbevelingen worden opgevolgd en de medewerkers van het OJO een methodische handreiking krijgen over BPS problematiek en het ondersteunen van jonge ouders met een BPS.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema4
Voorwoord Mijn naam is Gonda Veenema en ik zit in de eindfase van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan Stenden Hogeschool te Leeuwarden. In het kader van mijn opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening welke ik volg aan Stenden Hogeschool te Leeuwarden, heb ik een praktijkgericht onderzoek uitgevoerd. Mijn afstudeerstage heeft plaatsgevonden bij Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (hierna te benoemen als OJO) te Leeuwarden. Het OJO biedt ondersteuning aan jonge ouders die voor hun 23e levensjaar een kindje hebben gekregen. Het OJO heeft totaal drie vestigingen, twee in Leeuwarden (2009) en één in Heerenveen (2011). Ik ben vier dagen in de week werkzaam geweest op de hoofdlocatie in Leeuwarden (Marowijnestraat 8e, achter het Friesland College). Van de afstuderende studenten wordt verwacht dat zij een praktijkgericht onderzoek gaan uitvoeren binnen de stage-instelling. Dit onderzoek zal zich richten op de jonge ouders binnen het OJO met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis. (hierna te benoemen als BPS) Op dit moment is het niet duidelijk hoeveel jonge ouders binnen het OJO lijden aan een BPS. De vraag vanuit het OJO Leeuwarden is om een inventariserend onderzoek te doen naar de zorgbehoeften van jonge ouders binnen het OJO met een BPS. In dit onderzoek wordt geïnventariseerd hoeveel jonge ouders binnen het OJO kenmerken vertonen van een BPS en wat de professionals hen kunnen bieden aan ondersteuning. Hieruit kan geconcludeerd worden wat de zorgbehoeften zijn en hoe het OJO hierop kan inspelen. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om de personen te bedanken die zich open hebben gesteld voor een interview. Dit zijn Marijke de Jong, Peter van Drunen, Sjouke Winia en Wietze Zuidema van GGZ Friesland en Hillegonda Jorna van diVERS coaching en de medewerkers van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’; Anneke Kramer- Oostra, Myrthe van der Zwaag, Lindsay Gross, Wiepkje Jorritsma, Kim van de Brake, Susanne Slot, Helen Vis, Madieke Wapperom en voormalig stagiaire Petra Veltman. Maar ook de jonge ouders die mij te woord hebben gestaan wil ik bedanken. Mede dankzij deze mensen heb ik antwoord kunnen geven op de centrale vraagstelling: ‘Op welke wijze kunnen medewerkers van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ adequaat, ter zake correct en passend, tegemoet komen aan jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis?’ Mijn speciale dank gaat uit naar Anneke Kramer- Oostra. Mede dankzij jouw vertrouwen, begeleiding en professionaliteit is dit onderzoeksrapport tot stand gekomen.
Gonda Veenema SPH (voltijd) jaar 4 December 2013
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema5
Inhoud Samenvatting Voorwoord 1.
De praktijk
1
1.1 Het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (OJO) 2.
Inhoudelijke uitgangspunten
3
2.1 Aanleiding van het onderzoek 2.2 Doelstelling CWS 2.2.1 Opdrachtformulering 2.2.2 Doelgroep 2.3
Vraagstelling
2.3.1 Hoofdvraag 2.3.2 Deelvragen 2.4 Opbouw CWS 3.
4.
Databronnen en dataverzamelingstechnieken 3.1
Onderzoeksopzet
3.2
Onderzoeksmethoden
Analyseresultaten 4.1
6
8
Deskresearch
4.1.1. Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS) 4.1.2. Methoden en methodieken 4.1.3 Leefgebieden 4.1.4. Intern dossieronderzoek OJO 4.2 Fieldresearch 4.2.1 Analyse van gesprekken met professionals 4.2.2. Analyse van gesprekken met de VERS- trainers 4.2.3. Analyse van gesprekken met medewerkers OJO 4.2.4. Analyse van gesprekken met jonge ouders
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema6
5.
Conclusie en discussie
19
5.1.1 Beantwoorden van centrale vraagstelling 5.1.2 Conclusie op micro niveau 5.1.3 Conclusie op mesoniveau 5.1.4 Conclusie op macroniveau 5.2 6.
7.
Discussie
Aanbevelingen 6.1
Aanbevelingen op microniveau
6.2
Aanbevelingen op mesoniveau
6.3
Aanbevelingen op macroniveau
Persoonlijke visie
22
24
Databronnen Bijlagen Bijlage 1: Beoordelingsformulier Bijlage 2: (Adres) gegevens instelling Bijlage 3: Interviews Bijlage 4: Uitgewerkte interviews Bijlage 5: Adviezen voor intimi van mensen met een BPS Bijlage 6: Overeenkomst VERS training Bijlage 7: Algemene groepsregels VERS training Bijlage 8: ‘Wat betekent het om ‘een Borderline’ te zijn’ Bijlage 9: Pannensysteem VERS training
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema7
1. De praktijk Dit hoofdstuk beschrijft de koppeling met de praktijkinstelling die de opdracht heeft gegeven voor het onderzoek. De adresgegevens van de instelling zijn terug te vinden in bijlage 2. 1.1 Het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (OJO) In deze paragraaf is informatie te vinden met betrekking tot de opdracht gevende instelling. Als bron is hiervoor gebruik gemaakt van interne documenten van het OJO. “Het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (OJO) is een ontmoetingsplek voor (aanstaande) jonge ouders, die voor hun 23ste een kind hebben gekregen. Het is een inloopplaats waar de (aanstaande) jonge ouders terecht kunnen voor informatie en advies en voor antwoorden op hun (persoonlijke) vragen. Ook is dit een plek om andere jonge ouders te ontmoeten en ervaringen te kunnen delen.(flyer OJO 2011) Het centrum biedt ondersteuning aan de acht leefgebieden te noemen huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding. Tevens is het OJO een leerbedrijf voor Mbo- en Hbo-studenten. Deze bevinden zich in een contextrijke leeromgeving, ze draaien volop mee in de organisatie en dragen op deze manier verantwoordelijkheid. Het OJO richt zich op preventie en wil de jonge ouders ondersteunen zodat het toekomstperspectief behouden blijft” (flyer OJO 2011) Naast het bieden van ondersteuning aan de jonge ouders is het OJO tevens een leerplek voor MBO- en HBO studenten Social Work, vanuit Stenden Hogeschool, Friesland College en de NHL te Leeuwarden. Deze studenten doen onderzoek naar verschillende vraagstukken binnen het OJO. Het OJO is opgericht in 2009 en werkt samen met: -
Gemeente Leeuwarden (onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin) Stichting Ambulante FIOM Welzijn Centraal Leeuwarden ROC Friesland College Stenden Hogeschool
Oprichting OJO In het kader van een afstudeerproject van een studente Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Stenden Hogeschool in Leeuwarden in opdracht van enkele hulpverleningsorganisaties is er een inventariserend onderzoek uitgevoerd in de periode van september 2008 tot maart 2009. In dit onderzoek is de situatie van de jonge moeders geïnventariseerd. De aanbevelingen en conclusies die geschreven zijn tijdens dit onderzoek, hebben geleidt tot het oprichten van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Naar aanleiding van dit onderzoek is het OJO gestart in het Friesland College, met als visie de school als vindplaats te zien. Dit bleek succesvol te zijn. Dit was te zien in de manier van werken, het feit dat het OJO dicht bij de jonge ouders stond, het vraaggericht werken en het werken met buddy’s. In 2011 en 2012 heeft het OJO zich verder kunnen ontwikkelen met een subsidie van het sociaal investeringsfonds van de provincie Friesland. Deze subsidie Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema1
was gericht op methodiekontwikkeling, het ontwikkelen van een tweede Ontmoetingscentrum in Heerenveen en preventieprojecten in de keten voor jonge ouders in Friesland. Tevens zijn er verschillende subsidies aangevraagd bij fondsen voor activiteiten. In september 2010 is het OJO overgestapt naar een eigen pand, wel dicht bij het Friesland College. Vervolgens is de samenwerking met Welzijn Centraal verder uitgediept. Welzijn Centraal doet de hulpverlening voor de jonge ouders en het OJO is het frontoffice en werkt preventief. In 2011 is de samenwerking met de diverse partijen uitgebouwd, de werkwijze die het OJO hanteert, slaat aan. Veel partijen zijn erg tevreden over de werkwijze van het OJO en het feit dat het OJO veel jonge ouders in beeld heeft. Doormiddel van subsidies van provincie en gemeenten en doormiddel van verschillende fondsen heeft het OJO de gelegenheid gekregen om zich als organisatie te professionaliseren. 2011 was het jaar waar veel gekeken is naar de methodieken en hieruit is duidelijk geworden dat er veel gebruik wordt gemaakt van de KOT. Eerst presentiebenadering (er zijn, luisteren naar de jonge ouder en dan een band opbouwen). Vervolgens empoweren, KOT toepassen en systeemgericht werken. Eind 2012 zijn er 260 jonge ouders geregistreerd bij het OJO. (Factsheet OJO 2012) De Gemeente Leeuwarden is erg te spreken over het OJO en ziet het OJO als een ‘goodpractice’ organisatie transitie Jeugdzorg. Opvallend is de laagdrempelige manier van aanpak. Deze aanpak sluit goed aan bij de jonge ouders. Het OJO ziet veel tevreden ouders en begeleidt hun op steeds meer leefgebieden. Naar aanleiding van de samenwerking tussen het OJO en de Gemeente Leeuwarden werkt het OJO mee aan de Jeugdwerkloosheid aan de hand van de re-integratietrajecten. Dit is een samenwerkingsverband met de Gemeente Leeuwarden Werkplein. In de drie jaar dat het OJO bestaat is te zien dat de groep met een beperking ook iets groter lijkt te worden. Er worden steeds meer signalen opgevangen van jonge moeders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis. De vraag is nu of de huidige werkwijze en methodiek van het OJO past bij deze doelgroep. (A. Kramer-Oostra, ICS, 2010)
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema2
2. Inhoudelijke uitgangspunten Dit hoofdstuk beschrijft het doel van het contractwerkstuk (CWS) en de aanleiding voor het onderzoek. 2.1 Aanleiding van het onderzoek Tegenwoordig lijden steeds meer mensen in Nederland aan een Borderline Persoonlijkheidsstoornis. ‘Uit onderzoek is gebleken dat 150.000 tot 250.000 mensen in Nederland lijden aan een Borderline Persoonlijkheidsstoornis. Het komt drie tot vier keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.’ (Brochure Borderline, www.psychischegezondheid.nl) Zoals aangegeven in de eerste alinea is het een gegeven dat steeds meer mensen in Nederland lijden aan een Borderline Persoonlijkheidsstoornis. Het komt drie tot vier keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De tweede aanleiding is het gegeven dat het OJO jonge ouders begeleidt. Tijdens het schooljaar 2012/2013 viel het de begeleiders op dat er steeds vaker jonge ouders binnen kwamen die aangaven een BPS te hebben of kenmerken hiervan vertonen. Tevens blijkt uit observaties van voorgaande jaren dat er bij de medewerkers van het OJO vaker vragen zijn over signalen met betrekking tot BPS. Een van deze signalen is dat de jonge ouder het ene moment het OJO geweldig vind terwijl ze het andere moment vermijdend gedrag laten zien. Medewerkers vragen zich af of dit het ‘aantrekken en afstoten’ is dat bij BPS hoort. Verder lijkt de doelgroep te verzwaren. De problematiek van de jonge ouders wordt steeds complexer. Anneke, de manager van het OJO, geeft aan dat dit een landelijk signaal is. Door bijvoorbeeld het aantrekken en afstoten wordt het maken van contact met de jonge ouders moeilijker en lijkt de ondersteuningsvraag complexer. Vanuit de landelijke expertgroep waar Anneke aan deelneemt en waar veel organisaties uit heel Nederland inzitten, is dit meerdere keren ter sprake gekomen. Ook in de notulen van het Friesnetwerk Tienermoeder is dit terug te vinden. Tot slot is het opvallend dat de medewerkers van het OJO niet voldoende kennis hebben van BPS en daardoor niet altijd de juiste signalen opvangen en/of de juiste ondersteuning kunnen bieden. Deze bovenstaande punten maken dat vanuit het OJO gevraagd is te onderzoeken of de aanname die de bestuurders van het OJO hebben inderdaad klopt. Zijn er meer jonge ouders met kenmerken van BPS binnen het OJO, kloppen de signalen die afgegeven worden door bepaalde jonge ouders, zijn de medewerkers goed genoeg geschoold en is er voldoende kennis aanwezig. Op dit moment is het niet duidelijk hoeveel jonge ouders binnen het OJO lijden aan een BPS. De vraag vanuit het OJO Leeuwarden is om een inventariserend onderzoek te doen naar de zorgbehoeften van jonge ouders binnen het OJO met BPS. In dit onderzoek wordt geïnventariseerd hoeveel jonge ouders binnen het OJO kenmerken vertonen BPS en wat de
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema3
professionals hen kunnen bieden aan ondersteuning. Hieruit kan geconcludeerd worden wat de zorgbehoeften zijn en hoe het OJO hierop in kan spelen. 2.2 Doelstelling CWS Wat is er nodig aan ondersteuning voor de jonge ouders met BPS, hoe speelt het OJO i.s.m. zijn netwerkketen met een passend aanbod op de zorgbehoeften van de jonge ouders met BPS in en om hoeveel jonge ouders gaat het? Na afronding van dit onderzoek weet het OJO: 1. of er jonge ouders zijn met BPS binnen het OJO en zo ja, hoeveel 2. of de signalen die afgegeven worden door bepaalde jonge ouders kenmerken zijn van BPS. 3. of de medewerkers van het OJO goed genoeg geschoold zijn. 4. of de huidige methodiek en werkwijze van het OJO passend is bij de doelgroep. 5. of er voldoende kennis aanwezig is bij de medewerkers van het OJO. Dit onderzoek geeft aanbevelingen en conclusies voor het beleid van de eigen organisatie. 2.2.1 Opdrachtformulering -
Onderzoek doen naar de kennis van de medewerkers van het OJO. Onderzoek doen (middels schriftelijke enquêtes, interviews en good practices) welke zorgbehoefte er is t.a.v. ouders met kenmerken van BPS. Geef aanbevelingen en conclusies voor het beleid van de eigen organisatie met betrekking tot de methodiek.
2.2.2 Doelgroep Doelgroep: Subdoelgroep:
Medewerkers van het OJO Jonge ouders met een BPS
2.3 Vraagstelling 2.3.1 Hoofdvraag ‘Op welke wijze kunnen medewerkers van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ adequaat, ter zake correct en passend, tegemoet komen aan jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis?’ 2.3.2 Deelvragen Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is de hoofdvraag onderverdeeld in deelvragen. De deelvragen zijn opgedeeld in desk- en fieldresearch. Deelvragen deskresearch: -
Wat is een BPS? Hoeveel jonge ouders binnen het OJO hebben een BPS? Welke methoden of methodieken worden ingezet bij BPS?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema4
Deelvragen fieldresearch: -
Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Wat zijn de behoeften van de jonge ouders met een BPS? Hoeveel kennis is er aanwezig bij de medewerkers omtrent BPS? Zijn de medewerkers van het OJO vakbekwaam genoeg om deze jonge ouders te ondersteunen? Weten de medewerkers waar de kennis over BPS te halen is? Wat zijn de behoeften van de jonge ouders met BPS m.b.t. begeleiding en het ondersteuningsaanbod? Welke methoden worden ingezet in de begeleiding van de jonge ouders binnen het OJO? Op welke manier ondersteunen de medewerkers van het OJO op dit moment jonge ouders met BPS? Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, hierop aansluiten met een passend aanbod?
De centrale vraagstelling wordt onderzocht op micro-, meso- en macro niveau. Uitgangspunten hierbij zijn: -
Microniveau: Het uitgangspunt op microniveau is de behoefte van de jonge ouders met BPS. Mesoniveau: Het uitgangspunt op mesoniveau is de passende ondersteuning die het OJO kan bieden aan de jonge ouders met een BPS. Macroniveau: Het uitgangspunt op macroniveau is de samenwerking met de ketenpartners om een passend aanbod te creëren.
2.4 Opbouw CWS In het eerste hoofdstuk van dit CWS wordt de opdrachtgever beschreven en is kort informatie te vinden over de instelling. In het tweede hoofdstuk zijn de inhoudelijke uitgangspunten te vinden. Dit bevat de aanleiding van het onderzoek met de daar bijbehorende centrale vraagstelling, deelvragen, de doelstelling en de opdrachtformulering. In het derde hoofdstuk staan de databronnen en dataverzamelingstechnieken. Hierin staan de onderzoeksmethoden, databronnen en verzamelingtechnieken beschreven. In hoofdstuk vier worden de analyseresultaten van de desk- en fieldresearch weergeven. Hoofdstuk vijf geeft de discussiepunten en de conclusie weer van het onderzoek, welke zijn uitgewerkt op micro-, meso-, en macroniveau. In het zesde hoofdstuk staan de aanbevelingen voor het OJO beschreven. In hoofdstuk zeven staat de persoonlijke visie van de onderzoeker centraal. Aan het einde van het onderzoek zijn de gebruikte bronnen en bijlagen te vinden.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema5
3. Databronnen en dataverzamelingstechnieken In dit hoofdstuk is terug te lezen dat de onderzoeksopzet gericht is op een inventariserend onderzoek. De onderzoeksmethoden zijn onderverdeeld in desk- en fieldresearch. 3.1 Onderzoeksopzet Dit onderzoek richt zich op een inventarisatieonderzoek betreffende de jonge ouders binnen het OJO met een BPS. Hoeveel jonge ouders binnen het OJO vertonen kenmerken van BPS en wat is hun zorgbehoefte? Er wordt gekeken naar de vakbekwaamheid van de medewerkers van het OJO wat betreft deze doelgroep. Naar aanleiding hiervan worden aanbevelingen en conclusies geschreven. Voor het onderzoek en de opbouw van het CWS wordt de structuur en de methode gebruikt die in het boek van Dhr. F. Mighelbrink beschreven worden. 3.2 Onderzoeksmethoden 1. Deskresearch De deskresearch richt zich op het analyseren van bestaande informatie in de vorm van literatuur, artikelen, rapporten en andere bronnen. Deskresearch zal voornamelijk gebruikt worden voor het uitdiepen en opbouwen van kennis met betrekking tot BPS. 2. Fieldresearch Voor de fieldresearch is gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingstechnieken. De onderzoeker heeft er voor gekozen om in gesprek te gaan met verschillende professionals uit het werkveld. Deze keuze is gemaakt om te onderzoeken welke signalen er worden afgegeven door BPS cliënten, welke methoden/methodieken er worden toegepast en hoe het OJO, i.s.m. de ketenpartners, hierop kan aansluiten met een passend aanbod. Tevens hebben er diverse gesprekken plaatsgevonden met de medewerkers van het OJO. Dit om inzichtelijk te krijgen welke ondersteuning er op dit moment geboden wordt aan jonge ouders met een BPS, welke signalen er worden afgegeven en hoeveel kennis er bij de medewerkers van het OJO aanwezig is over BPS. Tenslotte is de onderzoeker in gesprek gegaan met een aantal jonge ouders van het OJO die de diagnose BPS toegewezen hebben gekregen. Dit is een bewuste keuze geweest van de onderzoeker om te weten te komen of het ondersteuningsaanbod van het OJO aansluit op de behoeften van de jonge ouders met BPS, wat deze groep nodig heeft en wat ze missen in de begeleiding vanuit het OJO. -
Open interview:
De onderzoeker heeft ervoor gekozen voor het kwalitatief onderzoek de fieldresearch te richten op gesprekken, dit door middel van open interviews. Deze interviews hebben plaatsgevonden met organisaties die betrekking hebben tot het onderzoek, o.a. GGZ Friesland en diVERS coaching. Via deze weg heeft de onderzoeker informatie verzameld m.b.t. BPS en is er geïnventariseerd op welke manier het OJO met een passend aanbod hierop in kan spelen. De gesprekken zijn gevoerd met verschillende mensen van diverse organisaties, te weten: Marijke de Jong, GGZ Friesland, Peter van Drunen, GGZ Friesland, Sjouke Winia, GGZ Friesland, Wietze Zuidema, GGZ Friesland en Hillegonda Jorna, diVERS Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema6
coaching. De volgende medewerkers van het OJO zijn geïnterviewd: Anneke Kramer- Oostra, Myrthe v/d Zwaag, Susanne Slot, Lindsay Gross, Helen Vis, Kim van de Brake, Madieke Wapperom, Wiepkje Jorritsma en voormalig stagiaire Petra Veltman. De keuze voor deze organisaties is gemaakt om o.a. inzichtelijk te krijgen hoe deze organisaties te werk gaan met BPS clienten, welke methoden/methodieken er worden toegepast en welke signalen er worden afgegeven. Hierbij is de keuze voor een open interview gemaakt. In tegenstelling bij een enquête, kan er tijdens een open interview dieper ingegaan worden op de te bespreken onderwerpen. De onderzoeker kan tijdens een open interview doorvragen waardoor onduidelijkheden opgehelderd kunnen worden. Vanwege hun ervaring, visie en functie binnen de instellingen is er voor gekozen om deze personen te interviewen. Deze verkregen informatie heeft de onderzoeker nodig gehad om antwoorden op de deelvragen, en uiteindelijk de hoofdvraag te geven.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema7
4. Analyseresultaten In dit hoofdstuk worden de analyseresultaten weergegeven. De deskresearch geeft antwoord op de deelvragen aan de hand van de literatuurstudie. Bij de fieldresearch wordt de informatie beschreven die de onderzoeker heeft verworven door middel van diverse respondenten. 4.1 Deskresearch 4.1.1. Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS) Om te onderzoeken op welke wijze de medewerkers van het OJO adequaat tegemoet kunnen komen aan jonge ouders met een BPS, is het van belang om te analyseren wat BPS is, welke signalen er worden afgegeven en welke methoden/methodieken er worden ingezet. Door middel van deskresearch onderzoek is hier onderzoek naar gedaan. Hier zijn twee deelvragen aan gekoppeld: -
Wat is een borderline persoonlijkheidsstoornis? Welke methoden of methodieken worden ingezet bij een borderline persoonlijkheidsstoornis?
Crisis is het kernwoord voor borderline persoonlijkheidsstoornis, aldus Dhr. W. van der Does. (schrijver van het boek ‘Zo ben ik nu eenmaal!’). Mensen met een BPS worden omschreven als instabiel en impulsief. Typerend voor deze doelgroep zijn de extreme en snelle wisselingen in stemmingen. Voor buitenstaanders komt dit over als buitenproportioneel gedrag. Van de ene op het andere moment kan de stemming wisselen van vrolijk naar droevig. Vervolgens ondernemen ze impulsieve acties waar ze kort daarna spijt van hebben. In extreme gevallen reageren ze de woede af op zichzelf, waarbij ze zichzelf serieus kunnen verwonden. Dreigen met zelfmoord en suïcidaal of zeer gevaarlijk gedrag kunnen ook voorkomen. Kerngedachten van een cliënt met BPS zijn dat de wereld slecht en gevaarlijk is, en zij zelf machteloos, kwetsbaar en minderwaardig. Ze verlangen naar acceptatie van anderen maar tegelijkertijd vinden ze dat ze zelf slecht en onbeminnelijk zijn. Dit is een intern conflict wat zich uit in het te snel hechten aan andere mensen. Ze klampen zich te snel vast aan mensen en vervolgens zijn ze erg bang om ze te verliezen. Verder zijn cliënten met een BPS geneigd om zwart-wit te denken. Ze zien weinig nuances. Dit zorgt er voor dat relaties met andere mensen onderhevig zijn aan heftige slingerbewegingen. (Van der Does, 2004)
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema8
Diagnose Om BPS vast te stellen wordt de DSM-IV-TR classificatie (APA, 2000) gebruikt. BPS valt binnen de DSM-IV onder cluster B Persoonlijkheidsstoornissen. De DSM-IV beschrijft BPS als volgt: ‘Een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende criteria: 1. Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden. N.B.: Reken hier niet het suïcidale of automutilerend gedrag toe, aangegeven in criterium 5. 2. Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren. 3. Identiteitsstoornis; duidelijk en aanhoudend onstabiel zelfbeeld of zelfgevoel. 4. Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden (bijvoorbeeld geld verkwisten, sex, misbruik van middelen, roekeloos autorijden, vreetbuien). N.B. Reken hier niet het suïcidale of automutilerend gedrag toe, aangegeven in criterium 5. 5. Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie. 6. Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bijvoorbeeld periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst meestal enkele uren durend en slechts zelden langer dan een paar dagen). 7. Chronisch gevoel van leegte. 8. Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijk vechtpartijen). 9. Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen.’ BPS komt ongeveer bij 1,5 procent van de bevolking voor, meer vrouwen dan mannen. Bij mannen uit het gedrag zich meer naar de agressieve kant en verslavingen waardoor men het vaker een antisociale persoonlijkheidsstoornis noemt. Dit betekent dat iedereen minstens één persoon met BPS kent. BPS is de meest voorkomende persoonlijkheidsstoornis onder psychiatrische patiënten. (Van Lieshout, 2009) 4.1.2. Methoden en methodieken Binnen de hulpverlening worden verschillende methoden/methodieken gehanteerd voor het ondersteunen en begeleiden van cliënten met BPS. Hieronder staan de methodieken beschreven welke het meest worden toegepast binnen de hulpverlening. Dialectische gedragstherapie (DGT) DGT is een therapie die ontwikkeld is door Mw. M.M. Linehan. Dit was een doorbraak naar een effectievere behandeling voor cliënten met BPS. Deze methode is specifiek voor mensen die in het dagelijks leven vastlopen en zelfdestructief gedrag vertonen. Het vinden van oplossingen voor de extreme tegenstellingen in het gevoelsleven van deze cliënten staat centraal tijdens deze therapie. Tevens wordt er gewerkt aan acceptatie en verandering. Het accepteren van problematiek er speelt en vervolgens de verandering accepteren die Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema9
plaatsvindt. De behandeling door middel van DGT duurt minimaal één jaar. Het doel van deze therapie is het verminderen van zelfdestructieve en suïcidale gedrag. DGT is geen groepstherapie maar een vaardigheidstraining. De persoon krijgt onderricht in: 1. Effectief omgaan met anderen, vooral in conflictsituaties; 2. Strategieën die de interne regulering van onaangename emoties bevorderen; 3. Vaardigheden om emotionele spanningen te verdragen tot een reële oplossing is gevonden (Meijer&Treffers, 1996). De cliënt krijgt uitleg over borderline problematiek en leert te kijken naar de eigen situatie. Ook is er een mogelijkheid om telefonische consultatie te bieden aan de cliënt. Hierbij is de hulpverlener 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar. (De Bruin, e.a., 2008). Deze methode wordt vooral ingezet als er sprake is van suïcidaliteit. Uit onderzoek is gebleken dat DGT de crisisopnames, de suïcidepogingen en zelfverwondend gedrag verminderd. (Miller e.a., 2007). VERS training Vaardigheidstraining emotieregulatie stoornis, oftewel VERS, is een training die is gebaseerd op de gedachtegang van Mw. M.M. Linehan. Bij deze training wordt BPS gezien als een emotieregulatie stoornis. Tijdens deze training leert de cliënt bepaalde situaties te vermijden, grenzen aan te geven en er achter te komen wanneer de spanning toeneemt. Het sociale netwerk van de cliënt wordt betrokken bij deze training. Zij vormen een steungroep waarin een gemeenschappelijke taal gesproken wordt en hierdoor problemen beter besproken kunnen worden. De training is er op gericht emoties te kunnen reguleren en de zelfcontrole te kunnen vergroten. Ook wordt er gewerkt aan het leren herkennen van eigen keuzes en het vergroten van de zelfcontrole. (Wiersma e.a., 2005) Schematherapie Jeffrey Young heeft in 1999 een gespecialiseerde vorm van cognitieve therapie geïntroduceerd: schematerapie. ‘Een schema is de ‘bril’ waarmee iemand naar zichzelf, anderen en de wereld kijkt’. (Van Lieshout, 2009) Ook is het gebaseerd op het temperament van de persoon, negatieve levensgebeurtenissen en culturele invloeden. Het gaat vaak om kennis die niet direct te verwoorden is en de basis vormt van de automatische gedachten van een persoon. De schema’s zijn verdeeld in assumpties. Dit zijn aannames over de persoon, de anderen en de wereld. Er zijn drie soorten assumpties: 1. Basale assumpties. Ideeën die een persoon heeft (‘Ik ben waardeloos, de wereld is onrechtvaardig’); 2. Conditionele assumpties. Dit zijn aannames met een oorzaak (‘Als ik… dan…’); 3. Instrumentele assumpties. Het vermijden van narigheid en het voorkomen van positieve ervaringen (‘Vermijd emoties, plan alles zorgvuldig). (Giesen-Bloo, 2005)
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema10
Er zijn vijf soorten schema’s die passen bij BPS met bijbehorende gemoedstoestanden, ook wel modi genoemd. Een cliënt met BPS kan van het ene op het andere moment veranderen van gemoedstoestand, zonder daar controle over te hebben. Tijdens therapie worden deze gemoedstoestanden besproken om inzichtelijk te krijgen waarom de persoon het gedrag vertoont. Young & Brown (2003) hebben de volgende vijf modi beschreven: 1. De beschermer. Deze modus komt het meeste voor bij BPS. In deze modus laat de cliënt pijnlijke gevoelens niet toe. De cliënt is bang om anderen te kwetsen en is bang om de controle te verliezen. 2. De boze cliënt. Woedend zijn om het onrecht dat hem is aangedaan. 3. De verlaten cliënt. In deze modus doet de cliënt een sterk beroep op de hulpverlener om alles voor hem op te lossen. De cliënt is in deze modus verdrietig, wanhopig en ontroostbaar. 4. De straffende ouder. De cliënt denkt dat hij slecht is en niet genoeg zijn best doet om zichzelf te verbeteren. Straf uitlokken bij de hulpverlener komt voor binnen deze modus. De cliënt kan zichzelf straffen door zelfbeschadiging. 5. De gezonde volwassene. In deze modus staat erkenning centraal. Erkenning geven aan de eigen kwetsbaarheid, het corrigeren van ongezonde gemoedstoestanden en zorg dragen voor wat normaal volwassen is zoals werk, verantwoordelijkheid nemen en relaties aangaan. (Young & Brown, 2003). 4.1.3 Leefgebieden De onderzoeker inventariseert de behoeften van de jonge ouders met BPS aan de hand van de acht leefgebieden zoals deze staan vermeld in het boek ‘8-fasenmodel in de Opvang voor Jonge Moeders en hun Baby’, ontwikkeld door MOVISIE. Het betreft de volgende leefgebieden, volgens A. Kramer- Oostra (2010): 1. Huisvesting Bij huisvesting gaat het om de woonsituatie van de jonge ouder. Ze kunnen nog bij hun ouders wonen, zelfstandig of begeleidt wonen. Soms is het zelfs zo dat de jonge ouder in een (tijdelijke) vorm van opvang woont. Wanneer de jonge ouder nog niet achttien jaar is, is het moeilijk om een zelfstandige woonruimte te vinden. Dit mede doordat je pas een huurhuis kunt krijgen vanaf je achttiende levensjaar en de lange wachttijden. 2. Financiën Bij financiën gaat het om de financiële situatie en het bestedingspatroon van de jonge ouder. Veel jonge ouders hebben maar een laag inkomen, het geld wat ze te besteden hebben gaat al snel op aan de vaste lasten, boodschappen en zaken voor hun kind(eren). Jonge ouders die naar school gaan moeten dan ook nog schoolgeld betalen en eventuele kinderopvang. Wanneer er niet genoeg geld is, is er een grote kans dat de jonge ouder in de schulden belandt.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema11
3. Sociaal functioneren Bij het sociaal functioneren gaat het om de relatie tussen de jonge ouder en zijn/haar omgeving. Hieronder vallen; het gezin, de familie, partner, vrienden, school, werk, contact met organisaties/begeleiders. Door het aanstaande ouderschap verandert er veel in het leven van de jonge ouder. Hierdoor kunnen relaties met vrienden, familie en dergelijke ineens veranderen. Soms komt het voor dat een jonge ouder veel sociale contacten verliest en hierdoor in een sociaal isolement belandt. 4. Psychisch functioneren Bij het psychisch functioneren gaat het om het welbevinden van de jonge ouder, inclusief het eventueel psychiatrisch ziektebeeld en verslavingsdrang. Het gaat om het zelfbeeld van de jonge ouder, wat diegene van zichzelf vindt. Maar ook wat de opvoedingsvaardigheden zijn van de jonge ouder. 5. Zingeving Bij zingeving gaat het om dat wat de jonge ouder motiveert om te leven. Zoals een goede moeder willen zijn. 6. Lichamelijk functioneren Bij het lichamelijk functioneren gaat het om de fysieke gesteldheid van de jonge ouder, maar ook om de zelfzorg. 7. Praktisch functioneren Bij het praktisch functioneren kun je denken aan de huishoudelijke, technische vaardigheden en taalvaardigheden. 8. Dagbesteding Bij dagbesteding gaat het om de invulling van de dag van de jonge ouder. Hierbij kun je denken aan hobby’s, werk, sociale activering, studie of andere activiteiten. 4.1.4. Intern dossieronderzoek OJO Er heeft een intern dossieronderzoek plaatsgevonden om te analyseren hoeveel jonge ouders binnen het OJO lijden aan een BPS en hoeveel jonge ouders, aan de hand van de DSM-IV-TR, kenmerken vertonen van een BPS. Door middel van intern dossieronderzoek is hier onderzoek naar gedaan. Hier is de volgende deelvraag aan gekoppeld: - Hoeveel jonge ouders binnen het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ hebben een BPS? Uit het intern dossieronderzoek van het OJO is gebleken dat er, binnen het OJO, drie jonge ouders zijn gediagnosticeerd met een BPS en dit ook hebben bevestigd. Bij deze drie jonge ouders is te zien dat zij veelvuldig hun afspraken niet nakomen en hier vervolgens geen verantwoordelijkheid voor nemen. Vaak geven ze aan het ‘te druk’ te hebben. Verder
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema12
vertonen vier jonge ouders verschillende kenmerken van BPS. Ook is te zien dat deze jonge ouders vrij makkelijk denken over het nakomen van afspraken en de verantwoordelijkheid hiervoor vaak niet nemen. Uit de praktijk blijkt dat het langer duurt voordat er sprake is van een vertrouwensband tussen de jonge ouder en een medewerker van het OJO. Uit observaties van voorgaande jaren blijkt dat het signaal ‘aantrekken en afstoten’, wat hoort bij BPS, ook zichtbaar is bij deze jonge ouders. Het ene moment vinden ze het OJO geweldig terwijl het andere moment ze vermijdend gedrag naar het OJO laten zien. Hierdoor wordt het maken van contact met de jonge ouders moeilijker en lijkt de ondersteuningsvraag complexer. Uit de vergaderingen van de landelijke expertgroep is dit meerdere malen naar voren gekomen. Dit is ook in de notulen van het Friesnetwerk Tienermoeder terug te vinden. 4.2 Fieldresearch Voor het beantwoorden van de deelvragen van de fieldresearch zijn er interviews gehouden met verschillende sleutelfiguren van verschillende instanties. 4.2.1 Analyse van gesprekken met professionals In het kader van het fieldresearch hebben er drie gesprekken plaatsgevonden met drie professionals die in hun werk te maken hebben met cliënten met een BPS. Deze professionals hebben de volgende functies: Klinisch psycholoog en teamleider poli persoonlijkheidsstoornissen GGZ Friesland, Sociaal psychiatrisch verpleegkundige en relatieen gezinstherapeut GGZ Friesland en medewerker poli persoonlijkheidsstoornissen GGZ Friesland. In de bijlage staan de uitwerkingen van de gesprekken. Aan deze gesprekken is de volgende deelvraag gekoppeld: -
Hoe kan het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met een borderline persoonlijkheidsstoornis?
Signalen Uit alle drie gesprekken met professionals kwam naar voren dat mensen met een BPS veel appél op je doen als hulpverlener. Zoals één professional het verwoorde: ‘Als je hem één vinger geeft, neemt hij de hele hand.’ Ze zijn extreem in het uiten van emoties. Vooral het signaal lijden komt naar voren. Ze kunnen niet goed vluchten in hun heftige gevoelens waardoor ze met hunzelf in de knoop komen te zitten. Methoden en methodieken Binnen de GGZ wordt gewerkt met verschillende methodieken in drie fases. Dit kwam naar voren uit de drie gevoerde gesprekken met de professionals. De eerste fase is de stabilisatiefase waarin met name de SPV-er wordt ingezet om toe te werken naar de behandeling. De behandeling, de tweede fase, bestaat uit diverse therapieën zoals cognitieve gedragstherapie en dialectische gedragstherapie. Verder werd er aan cliënten met een BPS VERS training gegeven. Aansluitend komt de afsluitende fase (nazorgfase) waarin gekeken wordt hoe iemand het vasthoudt en of er eventueel een vervolgplan gemaakt dient te worden.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema13
Begeleiding Uit de drie gesprekken met de professionals kwamen een aantal punten naar voren waarop gelet dient te worden in het begeleiden en ondersteunen van cliënten met een BPS maar ook waar men tegen aan loopt in het begeleiden en ondersteunen van deze cliënten: -
Wees concreet, duidelijk, eerlijk en geef duidelijk aan wat je wel en niet kunt Alert zijn Omgaan met suïcidaliteit De cliënt dient zijn/haar probleem zelf op te lossen. De hulpverlener kan handvaten aanreiken maar de uitwerking dienen ze zelf te doen. Houdt de rol als professional om alles goed te kunnen blijven zien. Ontwikkel je eigen ‘manier’ van hulpverlenen maar blijf hierin wel professioneel. Het contact met de cliënt hangt af van de stemming waarin hij/zij op dat moment verkeert. Observeer goed en pas de manier van contact leggen hierop aan. Wees transparant en heb geen oordeel over de cliënt
OJO Tijdens de gesprekken met de professionals heeft de onderzoeker de vraag gesteld hoe het OJO, in samenwerking met de partners, in kan spelen op de behoeften van jonge ouders met een BPS. Overkoepelend kwam uit de gesprekken naar voren dat voorlichting geven een belangrijke schakel is naar het in contact komen met verschillende organisaties. Elkaar inlichten over wat elke organisatie doet en met welke vragen het OJO terecht kan bij de organisaties. Weet van elkaar waar je mee bezig bent zodat de organisaties elkaar, als dit nodig is, kunnen aanvullen. Een van de professionals gaf aan dat het ook belangrijk is om onderling, binnen het team van het OJO, intervisie te houden. Dit om casuïstieken te bespreken maar ook om te bespreken wat bepaalde situaties doen met de medewerker(s). Tijdens het begeleiden en ondersteunen van cliënten met een BPS doen deze mensen een groot appél op de hulpverleners. De cliënten stellen zich afhankelijk op tegenover de hulpverlener. ‘Ik kom hier en jij gaat mij helpen’, aldus één van de professionals. Belangrijk hierbij is dat de hulpverlener duidelijk aangeeft wat hij/zij wel en niet kan doen voor de cliënt. Uit het gesprek met de klinisch psycholoog van de GGZ kwam naar voren dat de samenwerking met de ketenpartners beter kan. GGZ geeft verschillende therapieën aan de cliënten waarbij er ook binnen de thuissituatie ‘geoefend’ dient te worden met nieuwe manieren van reageren. Hoe reageert een cliënt met een BPS op zijn/haar werk of thuis als er iets gebeurd wat emotioneert. Wat moet er gebeuren om het niet te laten escaleren? Hierbij zou extra ondersteuning vanuit de ketenpartners, zoals het OJO, goed zijn. 4.2.2. Analyse van gesprekken met de VERS- trainers Er hebben twee gesprekken plaatsgevonden met professionals die VERS- trainingen geven aan cliënten met een BPS. Deze professionals hebben de volgende functies: Zorgondernemer diVERS Coaching en SPV- er in opleiding GGZ. In de bijlage staan de uitwerkingen van deze gesprekken. Aan deze gesprekken is de volgende deelvraag gekoppeld: -
Welke methoden of methodieken worden ingezet bij een borderline persoonlijkheidsstoornis?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema14
Resultaten Tijdens de gesprekken heeft de onderzoeker de vraag gesteld wat de resultaten zijn van deze training. Beide professionals gaven hier een ander antwoord op. De zorgondernemer van diVERS Coaching gaf aan tot nu toe nog geen uitval te hebben gehad. De SPV- er in opleiding van de GGZ daarentegen vertelde dat vaak éénderde van de groep afvalt. Het aantal afvallers heeft te maken met de kwetsbaarheid van de cliënten tijdens de training. De confrontatie tijdens de training wordt de cliënten te veel waardoor ze vroegtijdig de training verlaten, aldus de professional van de GGZ. Tips Uit beide gesprekken met de professionals kwam naar voren dat laagdrempeligheid een belangrijk onderwerp is bij het begeleiden/behandelen van cliënten met een BPS. Ga als hulpverlener niet boven de cliënt staan maar durf hen wel aan te spreken op hun gedrag. De presentiebenadering wordt ook toegepast in de training. Kenmerkend voor de presentiebenadering is er zijn voor de cliënt. Het gaat om zorg, de waardigheid van de ander en het herkennen van de ander. Maar ook het afstemmen op de leefwereld van een ander en de ander tot zijn/haar recht laten komen. (Baart, 2010). Grenzen aangeven en duidelijke afspraken maken is ook een tip waar rekening mee moet worden gehouden in het begeleiden en ondersteunen van cliënten met een BPS. Spreek verwachtingen naar elkaar uit zodat de cliënt weet wat de hulpverlener wel en niet voor hem/haar kan doen. De zorgondernemer van diVERS Coaching gaf aan dat afstand en nabijheid ook een belangrijk aandachtspunt is. Het liefst willen de cliënten vrienden met de hulpverlener worden. Laat hierom bijvoorbeeld niks los over privé omstandigheden. Denk goed na wat er gezegd wordt want alles kan tegen je gebruikt worden. 4.2.3. Analyse van gesprekken met medewerkers OJO Om inzichtelijk te krijgen welke ondersteuning er op dit moment geboden wordt aan jonge ouders met een BPS, welke signalen er worden afgegeven en hoeveel kennis er aanwezig is bij de medewerkers over BPS, hebben er verschillende gesprekken plaatsgevonden met de medewerkers van het OJO; Anneke Kramer- Oostra manager en Myrthe v/d Zwaag projectmedewerker. Stagiaires Susanne Slot, Lindsay Gross, Helen Vis, Kim van de Brake, Madieke Wapperom, Wiepkje Jorritsma en voormalig stagiaire Petra Veltman. In de bijlage staan de uitwerkingen van de gesprekken. De volgende deelvragen zijn gekoppeld aan deze gesprekken: -
Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Hoeveel kennis is er aanwezig bij de medewerkers omtrent BPS? Zijn de medewerkers van het OJO vakbekwaam genoeg om deze jonge ouders te ondersteunen? Weten de medewerkers waar de kennis over BPS te halen is? Welke methoden worden ingezet in de begeleiding van de jonge ouders binnen het OJO? Op welke manier ondersteunen de medewerkers op dit moment de jonge ouders met BPS?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema15
Signalen Uit de verschillende gesprekken met de medewerkers van het OJO kwamen een aantal signalen naar voren die hen zijn opgevallen bij de doelgroep. Hieronder een kleine opsomming van de genoemde signalen: -
Aantrekken en afstoten Wispelturigheid Geen structuur Extreem wisselen van emoties De gevolgen van daden niet inzien Het niet nakomen van afspraken Druk zijn met hun zelf, het ‘ik’ Zwart-wit denken Vraag naar bevestiging
Er is meerdere keren door medewerkers aangegeven dat het opvallend is dat de jonge ouders wisselend geïnteresseerd zijn in het OJO. Het ene moment vinden ze het OJO geweldig, het andere moment helemaal niet. Vaak op het moment dat de jonge ouders ondersteuning nodig hebben, kloppen ze aan bij het OJO. Is dit niet het geval dan ziet het OJO de jonge ouders vaak een lange tijd niet. Vaak zijn dit periodes waarin er in de thuissituatie van de jonge ouder dingen spelen en de jonge ouders daardoor niet toekomen aan de activiteiten of ondersteuning van het OJO, aldus Petra Veltman, voormalig stagiaire van het OJO. Anneke Kramer- Oostra, manager van het OJO, gaf aan dat ze de indruk krijgt dat de jonge ouders de complexiteit van het leven niet aankunnen. De doelgroep is veel bezig met hun zelf, het ‘ik’. Methoden en methodieken Alle medewerkers hebben aangegeven dat er binnen het OJO geen specifieke methodiek toegepast wordt m.b.t. jonge ouders met een BPS. De reguliere methodieken zoals de presentiebenadering, Eigen Kracht, de KOT en de systeembenadering worden gebruikt bij de ondersteuning van jonge ouders. De ondersteuning wordt aangepast aan de hulpvragen die de jonge ouders hebben. Er wordt uitgegaan van de behoeften en wensen van de jonge ouder zelf. ‘In wezen doen wij wat goed voelt’, aldus Anneke Kramer- Oostra. Kennis Uit de gesprekken met de medewerkers kwam naar voren dat de medewerkers merken dat er omtrent BPS een stukje kennis mist. De onderzoeker heeft de medewerkers de vraag gesteld of zij weten waar de kennis omtrent BPS te halen is. Er werden verschillende instanties genoemd als de GGZ en MEE Friesland. Maar ook werden de netwerkpartners van het OJO, online databases en bibliotheken als informatiebronnen aangegeven. De vraag van de medewerkers is of de jonge ouders met een BPS een andere benaderings- en ondersteuningswijze nodig hebben. Maar ook, hoe reageer je er op als een jonge ouder met een BPS een afspraak afzegt? Dit zijn vragen die bij de medewerkers naar boven komen. Er mist een stukje kennis omtrent BPS bij de medewerkers. De medewerkers gaven aan dat ze steeds meer signalen opvangen die te maken zouden kunnen hebben met BPS maar dat ze niet weten hoe ze hier als OJO op moeten inspelen. Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema16
Methodische handreiking Door vrijwel alle medewerkers van het OJO is aangegeven dat de kennis omtrent BPS mist. Door middel van het organiseren van themamiddagen en het geven van voorlichtingen door instanties uit de netwerkketen, welke gespecialiseerd zijn in BPS, hopen de medewerkers een methodische handreiking te krijgen over BPS. Een aantal medewerkers gaven aan dat het misschien een idee is om vergaderingen te organiseren waarbij diverse organisaties uit de netwerkketen worden uitgenodigd en er casussen worden besproken. Zodat een ieder zijn/haar mening kan geven over hoe er in bepaalde situaties binnen de verschillende organisaties gehandeld wordt. Op deze manier kunnen de medewerkers van het OJO beter aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders en kunnen de netwerkpartners elkaar aanvullen. Maar ook door, in samenwerking met de netwerkpartners, congressen te organiseren waarbij meerdere organisaties aanwezig zijn die informatie kunnen geven over BPS. Een andere medewerker gaf aan dat er behoefte is om de jonge ouders met een BPS apart te nemen en aangepaste activiteiten te organiseren voor deze groep. Dit zodat deze groep onderling met elkaar kunnen praten over BPS en wat ze meemaken. Op deze manier hoopt men dat de cliënten steun bij elkaar kunnen zoeken, aldus een medewerker van het OJO. 4.2.4. Analyse van gesprekken met jonge ouders Voor de validiteit van het onderzoek is het van belang om de behoeften van de jonge ouders met een BPS te inventariseren. Dit is belangrijk omdat het OJO inzichtelijk wil krijgen of het bestaande aanbod aansluit op de behoeften en wensen van de jonge ouders met een BPS. Het OJO is een inloopplaats waar de (aanstaande) jonge ouders terecht kunnen voor informatie en advies en voor antwoorden op hun (persoonlijke) vragen. Door in gesprek te gaan met deze groep jonge ouders wordt er geïnventariseerd of het huidige aanbod ook aansluit op de behoeften en wensen van deze groep jonge ouders. Dit is onderzocht aan de hand van de volgende deelvraag: -
Wat zijn de behoeften persoonlijkheidsstoornis?
van
de
jonge
ouders
met
een
borderline
Ondersteuning Uit de gesprekken met de jonge ouders kwam naar voren dat zij de ondersteuning van het OJO als goed hebben ervaren. Jonge moeder A. gaf aan het prettig te vinden dat de medewerkers van het OJO geen oordeel hebben en erg behulpzaam zijn. Op de vraag of de jonge ouders iets hebben gemist tijdens de ondersteuning, antwoordden ze nee. ‘Als ik iets mis kan ik dat altijd aangeven’, aldus jonge moeder A. Begrip en bevestiging zijn voor jonge moeder A. belangrijke kernwoorden in de ondersteuning. Ze gaf aan dit in haar jeugd te hebben gemist. ‘Jullie zijn als een soort airbag voor mij. Ik kan altijd op jullie terugvallen’, aldus jonge moeder A.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema17
Leefgebieden De onderzoeker heeft tijdens het gesprek met de jonge ouders de vraag gesteld bij welke leefgebieden zij ondersteuning hebben gehad. Hierbij gaven ze aan ondersteuning te hebben gehad bij de financiën, opvoeden en het vinden van geschikte dagbesteding. De jonge moeders gaven aan de ondersteuning als prettig te hebben ervaren. Er werd naar hen geluisterd en het OJO heeft altijd voor hun klaar gestaan en nu nog steeds, aldus jonge moeder K. Toekomst Tijdens de gesprekken gaf beide jonge moeders aan graag in de toekomst ook ondersteuning te willen ontvangen van het OJO. Wat vooral naar voren kwam was de presentiebenadering, ‘er zijn’ voor de cliënt. Jonge moeder K. gaf aan in de toekomst vast wel tegen dingen aan te gaan lopen. ‘Ik kan dan bij het OJO terecht met mijn vragen’.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema18
5. Conclusie en discussie In dit hoofdstuk worden conclusies gegeven op drie verschillende niveaus; micro-, meso- en macro niveau. De conclusies op de drie verschillende niveaus dragen bij aan het beantwoorden van de centrale vraagstelling. Tevens worden er een aantal discussiepunten beschreven. 5.1.1
Beantwoorden van centrale vraagstelling
Het gehele onderzoek heeft in het teken gestaan van een centrale vraagstelling. Deze vraagstelling luidt als volgt: ‘Op welke wijze kunnen medewerkers van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ adequaat, ter zake correct en passend, tegemoet komen aan jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er onderzoek gedaan op drie verschillende niveaus aan de hand van de volgende deelvragen: Microniveau: de behoeften van de jonge ouders met een BPS. -
Wat zijn de behoeften van jonge ouders met een BPS? Hoeveel jonge ouders binnen het OJO hebben een BPS? Wat zijn de behoeften van de jonge ouders met een BPS m.b.t. begeleiding en het ondersteuningsaanbod?
Mesoniveau: de passende ondersteuning die het OJO kan bieden aan de jonge ouders met een BPS. -
Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Hoeveel kennis is er aanwezig bij de medewerkers omtrent BPS? Zijn de medewerkers van het OJO vakbekwaam genoeg om deze jonge ouders te ondersteunen? Weten de medewerkers waar de kennis over BPS te halen is? Welke methoden worden ingezet in de begeleiding van de jonge ouders binnen het OJO? Op welke manier ondersteunen de medewerkers van het OJO op dit moment jonge ouders met een BPS?
Macroniveau: de samenwerking met de partners om een passend aanbod te creëren. -
Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, hierop aansluiten met een passend aanbod?
De conclusie op micro niveau heeft betrekking op de behoeften van jonge ouders met een BPS. Hierin komen de acht leefgebieden naar voren. Deze conclusies zijn tot stand gekomen door middel van desk- en fieldresearch. De conclusies op mesoniveau hebben betrekking op de passende ondersteuning die het OJO kan bieden aan de jonge ouders met een BPS. Tenslotte is er een conclusie geformuleerd op macro niveau. Dit betreft de samenwerking met de partners om een passend aanbod te creëren. Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema19
5.1.2
Conclusie op microniveau
Uit zowel desk- als fieldresearch is te concluderen dat het huidige aanbod die het OJO biedt, aansluit op de behoeften van de jonge ouders met een BPS. Dit aanbod is niet specifiek gericht op een bepaalde groep jonge ouders. Het aanbod bestaat uit ondersteuning gericht op de acht leefgebieden, door middel van activiteiten, individuele ondersteuning en bijeenkomsten. Uit de gesprekken met de jonge ouders kwam naar voren dat er vooral behoefte is aan het ‘er zijn’ voor de jonge ouder (de presentiebenadering). Zowel uit de literatuur als uit de praktijk blijkt dat de jonge ouders veelal behoefte hebben aan ondersteuning op het gebied van financiën en dagbesteding. Deze behoeften worden, volgens de jonge ouders, voldoende bevredigd. Met name bij de groep jonge ouders is er een enorme behoefte aan bevestiging. De jonge ouders willen graag horen dat wat ze doen, het juiste is voor zowel henzelf als hun kind(eren). Wanneer de jonge ouders een gezond netwerk om hen heen hebben, lopen zij tegen minder problemen aan en hebben zij automatisch minder bevestiging nodig. Uit de gesprekken blijkt dat de jonge ouders met gelijkwaardigheid en zonder vooroordeel behandeld willen worden. 5.1.3
Conclusie op mesoniveau
De conclusies op mesoniveau hebben betrekking op de passende ondersteuning die het OJO kan bieden aan de jonge ouders met een BPS. Uit dit onderzoek is gebleken dat het huidige aanbod dat geboden wordt door het OJO aansluit op de behoeften van de jonge ouders met een BPS. Echter rijst de vraag bij de medewerkers van het OJO of jonge ouders met een BPS een andere benaderingswijze nodig hebben. Concluderend kan gezegd worden dat de jonge ouders binnen het OJO geen aangepast aanbod nodig hebben. Dit kwam naar voren tijdens de gesprekken die zijn gevoerd met de jonge ouders. Naar aanleiding van de gesprekken die hebben plaatsgevonden met verschillende jonge ouders kan geconcludeerd worden dat zij erg gesteld zijn op het feit dat de medewerkers van het OJO ‘er zijn’ voor hen, oftewel de presentiebenadering. De jonge ouders dienen niet bevooroordeeld te worden maar willen behandeld worden met waardering en respect. Door de laagdrempeligheid van het OJO kan dit worden bewerkstelligt. In de visie die het OJO hanteert is dit ook duidelijk terug te vinden. De jonge ouder werkt vanuit de eigen kracht aan zijn of haar toekomstperspectief met behulp van praktische ondersteuning door het OJO. Het OJO gaat er van uit dat de wensen en behoeften van de jonge ouders leidend is en doeltreffend in de duurzame maatschappelijke participatie. 5.1.4
Conclusie op macroniveau
De conclusies op macro niveau hebben betrekking op de samenwerking met de ketenpartners om een passend aanbod te creëren. Uit de gesprekken die hebben plaatsgevonden met een aantal professionals uit de netwerkketen van het OJO is gebleken dat zij graag zouden willen samenwerken met het OJO. Dit in de vorm van het geven van voorlichtingen, themamiddagen en het houden van intervisie. Dit om te weten wat goed en wat niet goed is tijdens het ondersteunen van jonge ouders met een BPS. Maar ook dat er binnen de verschillende organisaties vaste aanspreekpunten zijn. Op deze manier kunnen de verschillende organisaties casussen bij elkaar neerleggen en deze bespreken. Tijdens de gesprekken met de professionals kwam naar voren dat het van belang is dat de organisaties van elkaar weten waar ze mee bezig zijn zodat ze op een zo adequaat mogelijke manier in Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema20
kunnen spelen op de situaties die spelen bij de jonge ouders. Wanneer de problemen rond een jonge ouder met een BPS te groot zijn voor de ondersteuning van het OJO, worden deze doorverwezen naar een hulpverleningsinstantie uit het ketennetwerk. Hierbij wordt kennis en expertise uitgewisseld om een zo goed mogelijk aansluitende ondersteuning te kunnen bieden aan de jonge ouders met een BPS. 5.2 Discussie Op dit moment is er nog geen specifieke ondersteuning voor jonge ouders met een BPS aanwezig bij het OJO. Het is voor de medewerkers van het OJO relevant om een specifiek ondersteuningsaanbod te ontwikkelen voor jonge ouders met een BPS. Dit in de vorm van een specifieke methodiek. Uit de gesprekken met de medewerkers van het OJO kwam naar voren dat zij niet voldoende getraind zijn in het ondersteunen van jonge ouders met een BPS. Het is noodzakelijk om de medewerkers van het OJO te trainen in het ondersteunen en benaderen van de jonge ouders met een BPS. Een voorlichting over de VERS- training zou een optie kunnen zijn. In de fieldresearch is de keuze gemaakt voor voornamelijk één specialisme, GGZ Friesland. Dit omdat deze organisatie binnen Friesland het meeste te maken heeft met BPS, deze organisatie de cliënten daadwerkelijk behandeld en er veel kennis aanwezig is binnen deze organisatie omtrent BPS. Voor het OJO is het wellicht van belang om meer organisaties die werkzaam zijn met BPS cliënten in te schakelen om meer kennis op te doen omtrent BPS.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema21
6. Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gegeven welke zijn voortgevloeid uit de conclusies. Ook hierin wordt onderscheidt gemaakt tussen micro-, meso- en macroniveau. Deze aanbevelingen richten zich op het OJO, ten aanzien van het ondersteuningsaanbod voor jonge ouders met een BPS. 6.1 Aanbevelingen op microniveau Uit de conclusie blijkt dat het huidige aanbod die het OJO biedt, aansluit op de behoeften van de jonge ouders met een BPS. Tijdens de gesprekken die zijn gevoerd met de jonge ouders kwam naar voren dat deze doelgroep behoefte heeft aan nabijheid. ‘Er zijn’ voor deze jonge ouders is erg belangrijk. Regelmatig even op bezoek, een belletje of een kaartje sturen zijn de kleine dingen die het hem doen. Het is van belang dat het initiatief hiervan bij de medewerkers van het OJO ligt. Dit omdat de jonge ouders met een BPS vaak niet laten weten dat ze contact willen. Te allen tijde een luisterend oor bieden voor de jonge ouder. Door de laagdrempeligheid die het OJO uitstraalt, gebeurd dit al regelmatig. Van belang is om dit vast te houden om de jonge ouders met een BPS in beeld te krijgen en vooral te houden. 6.2 Aanbevelingen op mesoniveau Uit het onderzoek is gebleken dat de medewerkers van het OJO niet vakbekwaam genoeg zijn wat betreft de begeleiding en ondersteuning van jonge ouders met een BPS. Voor de medewerkers zou het relevant zijn om getraind te worden in methodieken die kunnen worden ingezet bij de ondersteuning van deze doelgroep. Opvallend is dat er binnen het OJO steeds meer signalen opgevangen worden van BPS. Om vervolgens hierop in te haken en te handelen blijkt lastig te zijn voor de medewerkers. Door in gesprek te gaan met verschillende organisaties uit het ketennetwerk, welke zijn gespecialiseerd in het begeleiden en ondersteunen van BPS, kan meer kennis opgedaan worden over het onderwerp en kunnen bijvoorbeeld casussen worden uitgewisseld. Op deze manier worden de medewerkers van het OJO geschoold in de methodieken en benaderingswijzen welke toegepast worden op BPS cliënten. Vervolgens kunnen de medewerkers beter inspelen op de signalen die worden waargenomen in de praktijk. 6.3 Aanbevelingen op macroniveau Het ketennetwerk van het OJO valt onder het macroniveau. Aanbevelingen op dit vlak hebben betrekking op de samenwerking met de ketenpartners om een passend aanbod te creëren voor de jonge ouders met een BPS. Naar aanleiding van de gesprekken die hebben plaatsgevonden met diverse professionals uit het ketennetwerk van het OJO, welke zich richten op de doelgroep BPS, kwam naar voren dat de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners beter kan. Het organiseren van themamiddagen, congressen en het geven van voorlichtingen zou kunnen bijdragen aan het verreiken van kennis bij de medewerkers van het OJO omtrent BPS. Op deze manier weten de organisaties, welke zijn betrokken bij deze activiteiten, van elkaar wat ze doen. Het houden van intervisie binnen het OJO zou kunnen helpen om bepaalde casussen helder te krijgen voor zowel de Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema22
medewerkers als andere organisaties. Een aantal professionals van GGZ Friesland hebben aangegeven graag een voorlichting/workshop te willen geven aan de medewerkers van het OJO om hen een methodische handreiking te geven over hoe om te gaan met jonge ouders met een BPS. Hillegonda Jorna van diVERS coaching uit Leeuwarden zou ook graag een toelichting willen geven aan de medewerkers over de training die zij geeft aan BPS cliënten. Door verschillende organisaties hierbij te betrekken krijgen deze organisaties meer inzicht in wat zij doen, maar ook wat andere organisaties doen voor deze doelgroep. Vervolgens kan men elkaar aanvullen om een zo goed mogelijk passend aanbod te creëren voor jonge ouders met een BPS. 6.4 Overzicht van alle aanbevelingen Hieronder worden alle aanbevelingen nogmaals op een rijtje gezet: Microniveau: -
Een luisterend oor bieden voor de jonge ouder. Als medewerker het initiatief nemen om contact te zoeken met de jonge ouder.
Mesoniveau: -
Medewerkers laten trainen in de methodieken welke worden toegepast bij BPS. In gesprek gaan met verschillende organisaties uit het ketennetwerk welke zijn gespecialiseerd in BPS.
Macroniveau: -
Een betere samenwerking tussen de verschillende ketenpartners creëren. Het organiseren van themamiddagen, congressen en het geven van voorlichting door organisaties uit het ketennetwerk. Het houden van intervisie binnen het OJO.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema23
7. Persoonlijke visie In dit hoofdstuk staat de waarde van het onderzoek en de visie ten opzichte van het CWS van de onderzoeker centraal. Uit het onderzoek is gebleken dat de medewerkers van het OJO beschikken over weinig kennis omtrent BPS. De onderzoeker heeft een aantal aanbevelingen meegegeven aan het OJO om meer vakkennis op te doen over BPS. Door, in samenwerking met de ketenpartners, in gesprek te gaan over dit onderwerp, worden de medewerkers geschoold en kan het aanbod voor jonge ouders met een BPS specifieker worden gemaakt. Er kan een betere ondersteuning gegeven worden wanneer de medewerkers van het OJO getraind worden in de BPS problematiek. Op dit moment is er voor de jonge ouders met een BPS geen specifiek ondersteunings- en benaderingsaanbod aanwezig. Jonge ouders met een BPS is een lastige doelgroep om vast te houden, door o.a. het signaal aantrekken en afstoten. Het ene moment zijn de jonge ouders actief betrokken bij het OJO, het andere moment zijn de jonge ouders amper in beeld. Uit diverse gesprekken met verschillende organisaties is gebleken dat er behoefte is om meer te gaan samenwerken. Het OJO is geen hulpverleningsorganisatie maar een inloopplek. Door als organisaties met elkaar in gesprek te gaan, kan er samen goede ondersteuning worden geboden waar nodig. Dit komt niet alleen ten goede voor de jonge ouders met een BPS, maar ook in de samenwerking van de verschillende instanties, de ketenpartners van het OJO. De waarde van dit onderzoek is dat de medewerkers van het OJO beter geschoold kunnen worden in het onderwerp BPS. Dit is zowel van waarde voor de jonge ouders, als voor de medewerkers van het OJO en de samenwerking met de ketenpartners. Dit is het geval als de aanbevelingen worden opgevolgd en de medewerkers van het OJO een methodische handreiking krijgen over BPS problematiek en het ondersteunen van jonge ouders met een BPS. Doordat er gesprekken hebben plaatsgevonden met verschillende organisaties, welke zijn gespecialiseerd in het ondersteunen en/of begeleiden van BPS cliënten, is het een innovatief onderzoek geworden. Er zijn mogelijkheden en ideeën uitgewisseld om een betere samenwerking te creëren tussen het OJO en de ketenpartners, welke zijn gespecialiseerd in BPS.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema24
Databronnen Artikelen: Sikkel, M. (2013) Nieuwe inzichten in een raadselachtige stoornis. Borderline. Psychologie Magazine, jaargang 32, pagina 86 t/m 89. Boeken: Does, van der, W. (2004) Zo ben ik nu eenmaal! Lastpakken, angsthazen en buitenbeentjes. (7e druk) Leiden; Scriptum Psychologie. Ingenhoven, T. e.a. (2011) Handboek Borderline Persoonlijkheidsstoornis. Utrecht; De Tijdstroom. Keinemans, S. (2010) Eervol jong moederschap. Een studie naar de leefwereld van adolescente moeders. (Geheel herziene druk) Delft; Uitgeverij Eburon. Koster, van, Groos, G.A.S (2007) Beknopte handleiding bij de Diagnostische Criteria van de DSM-IV-TR. (6e druk) Amsterdam; Harcourt Book Publishers. Lange, A. (2006) Gedragsverandering in gezinnen. Cognitieve gedrags- en systeemtherapie. (8e, volledig herziende druk) Amstelveen; Martinus Nijhoff. Lieshout, van, T. (2009) Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten. (Geheel herziene druk) Houten; Bohn Stafleu van Loghum. Linehan, M. M. (1993) Cognitive Behavioral Treatment of Borderline Personality Disorder. (11e druk) New York; Guilford Publications. Mighelbrink. F. (2008) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. (13e druk) Amsterdam; Uitgeverij SWP. Noot, B. (1997) Schrijvender-Wijs in het HBO. (4e druk) Soest; Uitgeverij Nelissen. Sanneveld, B. (2010) 8-fasenmodel in de opvang voor jonge moeders met een baby. (14e druk) Gouda; Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vandereycken,W. e.a. (2004) Psychiatrie. Van diagnose tot behandeling. (2e, herziene druk) Houten; Bohn Stafleu Van Loghum. Digitale bronnen: Boon, dr. BJF. (2013) Borderline Persoonlijkheidsstoornis. Geraadpleegd op 13 september 2013 via http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/borderlinepersoonlijkheidsstoornis Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema25
Jong, de, H. e.a. (2013) Stichting Borderline. Geraadpleegd op 4 september 2013 via http://www.stichtingborderline.nl/site/Voorlichting/Ziektebeeld PsyQ, Psycho Medische Programma’s.(2013) Geraadpleegd op 7 november 2013 via http://www.psyq.nl/Programma/Persoonlijkheidsproblematiek/herkennenpersoonlijkheidsstoornis/categorie-persoonlijkheidsproblematiek/Borderlinepersoonlijkheidsstoornis Querido, B. (2013) Hulpgids, de gids voor geestelijke gezondheidszorg. Geraadpleegd op 17 september via http://www.hulpgids.nl/informatie/ziektebeeld/overige/borderlinepersoonlijkheidsstoornis/ Interne documenten: Factsheet Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (2012) Flyer Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ (2011) Kramer- Oostra, A. (2011) ICS Plan van aanpak. Leeuwarden. Kramer- Oostra, A. (2011) Jaarverslag 2011 Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Leeuwarden. Kramer- Oostra, A. (2012) Projectplan 2013-2014 Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’. Leeuwarden. Kramer- Oostra, A. (2008) Werkplan leerbedrijf gezinsondersteuning tienermoeders. Leeuwarden. Onderzoeksrapporten van internet: Meekeren, van, E. (1998) In gesprek over: Borderline persoonlijkheidsstoornis. Geraadpleegd via http://www.erasmusmc.nl/psyc/208031/246207/borderline Scripties: Veen, van der, A. (2013) De wil(s) kracht van jonge ouders. Een onderzoek naar de behoeften van jonge ouders in de gemeente Heerenveen. Heerenveen. Geraadpleegd op 10 oktober 2013. Veltman, P. (2013) Licht verstandelijk beperkte meiden met een kinderwens. Leeuwarden. Geraadpleegd op 15 oktober 2013.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema26
Bijlagen Bijlage 1: Beoordelingsformulier Naam student: ................................................................. Relatienummer: ……………. Naam invuller: ……………………………………………………………………. Functie (cwbo-er/ cwbi-er of toegevoegd beoordelaar) ………………………………………………. Datum: ……………………………………………………………………………. 0 = criterium ontbreekt, 2 = slecht, 4 = onvoldoende, 5 = net niet voldoende, 6 = voldoende, 8 = goed, 10= uitmuntend ONDERDEEL Rapportcijfer 0 10 1. Inleiding De student beschrijft duidelijk het kader: de aanleiding van het CWS, de probleemstelling en de doelen van het CWS en de groep waarvoor het is geschreven alsmede de opbouw van het verslag. 2. Inhoudelijke oriëntatie De student beschrijft het resultaat van de inhoudelijke oriëntatie (verwerking van recente en relevante publicaties die voorafgaand aan de uitvoering van het CWS-onderzoek) en de effecten die dit heeft gehad op het verdere verloop van het onderzoek en de inhoud van het CWS. 3. Probleemstelling en onderzoeksopzet De student heeft de probleemstelling uitgewerkt in deelvragen die nauwkeurig en volledig zijn geformuleerd en de onderzoeksopzet is daarvan afgeleid en de gemaakte keuzes worden door de student adequaat onderbouwd. 4. Databronnen en dataverzamelingstechnieken De student beschrijft duidelijk wie of wat als databron wordt aangeduid en welke criteria hij daarbij heeft toegepast en beargumenteert zijn keuzes. Dit geldt ook voor de dataverzamelingstechnieken; de methoden zijn door de student beschreven, de keuzes worden verantwoord en de gedetailleerde uitwerking is opgenomen in bijlagen. 5. Beschrijving en analyse van de resultaten (data) De student geeft op overzichtelijke wijze de resultaten weer van de deelonderzoeken en toont aan dat deze gegevens bruikbaar en controleerbaar zijn. De student maakt helder onderscheid in de beschrijving en de analyse van de resultaten. De student geeft aan op welke methodische wijze de analyse van de gegevens heeft plaatsgevonden. 6. Discussie en conclusies De student beantwoordt de probleemstelling en deelvragen door conclusies te trekken aan de hand van de verzamelde gegevens, de bestudeerde theorie en de analyse van die gegevens. In het kader van de 'hardheid' en reikwijdte van zijn conclusies formuleert de student suggesties voor verder onderzoek of verbetering van het onderzoek. 7. Aanbevelingen De student formuleert heldere en specifieke aanbevelingen die overzichtelijk zijn geordend, die onderbouwd worden vanuit het CWS-onderzoek en toepasbaar zijn in de beroepspraktijk en door de instelling waarvoor het CWS is uitgevoerd als methodische handreiking worden ervaren. 8. Visie De student maakt door middel van het CWS duidelijk wat de waarde is van dit praktijkgestuurde onderzoek en toont aan wat hierin de innovatieve (vernieuwende) aspecten zijn. 9. Vormgeving De student geeft het CWS zodanig vorm dat dit de inhoud van het onderzoek illustreert en ondersteunt en het gebruik van het rapport (implementatie) in de beroepspraktijk wordt gestimuleerd. 10. Inhoudelijke samenhang De student levert een inhoudelijk samenhangend product dat getuigt van een consistente lijn en illustreert daarmee dat hij verbanden kan leggen en onderbouwen en alle deelactiviteiten en daaruit voortvloeiende deelproducten een zinvolle bijdrage leveren aan de waarde van het totale CWS-product. TOTAALSCORE (maximum = 100 punten) Handtekening beoordelaar:
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema27
Bijlage 2: (Adres) gegevens instelling Informatie over de opdrachtgever Opdrachtgever:
Mw. A. Kramer- Oostra, manager OJO Leeuwarden
Naam organisatie:
Stenden Hogeschool en het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’
Adres:
Rengerslaan 8 Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden
Tel.:
058- 24 41 607
Volledige naam en adres van de praktijkinstelling Naam: Adres:
Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ Marowijnestraat 8e 8931 BT Leeuwarden
Tel.:
058- 28 03 291
Contactpersoon:
Mw. A. Kramer- Oostra Manager/praktijkbegeleider
Bereikbaar:
Maandag, dinsdag, woensdag en donderdag (T) 058- 28 03 291 (M) 06- 153 19 668 (E)
[email protected] (I) www.ontmoetingscentrumjongeouders.nl (F) facebook.com/ontmoetingscentrum.jongeouders
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema28
Bijlage 3: Interviews Interview professionals: 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? 2. Op welke wijze komt u in aanmerking met Borderline cliënten? 3. Hoe herken je een BPS? 4. Welke signalen worden afgegeven door Borderline cliënten? 5. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? 6. Hoe wordt deze methode ingezet? 7. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan Borderline cliënten? 8. Komt het vaak voor dat Borderline cliënten doorverwezen dienen te worden? Zo ja, naar wie? 9. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline cliënten? 10. Waar moet je op letten bij het begeleiden van BPS cliënten? 11. Mist u iets in de begeleiding van Borderline cliënten? 12. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? 13. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema29
Interview VERS trainers: 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? 2. Op welke manier komt u in aanmerking met Borderline cliënten? 3. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? 4. Wat houdt de VERS training in? 5. Waar is deze training op gebaseerd? 6. Wat zijn de resultaten van deze training? 7. Hoe reageren Borderline cliënten op deze training? 8. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline cliënten? 9. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema30
Interview medewerkers OJO: 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? 6. Hoe wordt deze methode ingezet? 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema31
Interview jonge ouders: 1. Hoe heb je de begeleiding en ondersteuning de afgelopen jaren ervaren bij het OJO? 2. Op welk van de acht leefgebieden heb je ondersteuning gehad? 3. Heb je tijdens deze ondersteuning ook iets gemist? 4. Wat zijn je behoeften qua ondersteuning? 5. Wat wil je voor de toekomst? En wat verwacht je hierin van het OJO?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema32
Bijlage 4: Uitgewerkte interviews Peter van Drunen (klinisch psycholoog GGZ) 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? GGZ- Friesland, afdeling polikliniek persoonlijkheidsproblematiek en afdeling dagbehandeling persoonlijkheidsproblematiek. Ik ben daar klinisch psycholoog en teamleider. 2. Op welke wijze komt u in aanmerking met Borderline cliënten? Meer dan de helft van de mensen die bij ons aangemeld worden hebben borderline problematiek. 3. Hoe herken je een BPS? Als basis heb je natuurlijk de 9 criteria uit DSM. Je kunt een diagnose stellen als iemand aan ten minste 5 van de 9 criteria voldoet. Daarbij vertellen mensen met borderline zelf meestal dat ze bang zijn voor hun heftige emoties. Ze hebben de ervaring dat hun heftige emoties vaak leiden tot ruzies, escalaties, zelfbeschadiging, etc.. het zijn eigenlijk altijd gevoelige, sensitieve mensen die duidelijk maken dat ze met al die gevoelens niet goed raad weten. 4. Welke signalen worden afgegeven door Borderline cliënten? Vooral het signaal dat ze lijden. Ze hebben het erg zwaar. ze hebben last van iets in henzelf, heftige gevoelens, waar ze niet goed voor kunnen vluchten. 5. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? Er zijn multidisciplinaire richtlijnen. Dat zijn richtlijnen die door een landelijke commissie opgesteld zijn op basis van veel wetenschappelijk onderzoek waaruit naar voren komt dat sommige behandelingen effectief zijn bij borderline en andere niet zo. De effectief gebleken behandelingen zijn dialectische gedragstherapie (een ambulante therapievorm waarbij patiënten vaardigheden leren om hun emoties beter te reguleren) schematherapie (een ambulante of dagbehandelingtherapie waarbij patiënten leren hun valkuilen te onderscheiden: bijvoorbeeld “als dit en dit gebeurt heb ik altijd een grote neiging om me heel afhankelijk op te stellen”) mentaliseren bevorderende therapie (een dagbehandelingvorm waarin patiënten leren zich gemakkelijker in anderen te verplaatsen, zodat ze minder snel vast komen te zitten in overtuigingen als: “die en die heeft vast een hekel aan me”). Deze en nog enkele therapieën komen uit onderzoek als effectief uit de bus. Die bieden we dus aan.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema33
6. Hoe wordt deze methode ingezet? Afhankelijk van de ernst van de problematiek kan dat ambulant (één of twee keer per week) of in dagbehandeling (twee, drie of vier dagen per week) 7. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan Borderline cliënten? Zie vraag 5. 8. Komt het vaak voor dat Borderline cliënten doorverwezen dienen te worden? Zo ja, naar wie? Nee, we hoeven maar weinig door te verwijzen omdat we zelf zoveel behandelmogelijkheden in huis hebben. 9. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline cliënten? Het gaat meestal om vrij langdurige behandelingen. De problemen (het niet goed kunnen hanteren van heftige gevoelens) zijn meestal op vroege leeftijd begonnen en daarmee kun je zeggen dat de problemen erg vast verankerd zijn in de persoonlijkheid. Iets wat er jarenlang in zit verander je niet zo snel. Daarbij speelt vaak suïcidaliteit. Veel patiënten zijn zo wanhopig dat ze een eind aan hun leven willen maken en vaak pogingen doen. dat maakt het erg spannend. 10. Waar moet je op letten bij het begeleiden van BPS cliënten? Omdat die patiënten zo heftig kunnen reageren ligt ruzie/conflict erg op de loer. En ze hebben meestal niet goed geleerd om een conflict uit te praten. Bij een conflict of als ze boos zijn hebben ze dus nogal eens de neiging om het contact te willen verbreken. Daarnaast ligt ook op de loer dat we teveel voor ze gaan zorgen omdat ze het zo moeilijk hebben. Als dat gebeurt proberen wij zelf hun problemen op te lossen terwijl ze juist moeten leren zelf eerder en beter hun problemen op te lossen. Met dat laatste moeten we ze juist proberen te begeleiden. 11. Mist u iets in de begeleiding van Borderline cliënten? Dat is een moeilijke vraag. Nee, ik geloof het niet op het moment. We hebben goede behandelvormen in huis. 12. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Nou, ik ken het OJO nog niet, dus dat maakt een antwoord wat lastig. Maar wat nog wel beter kan (en dat is meteen een antwoord op vraag 11) is onze samenwerking met wat je kan noemen ketenpartners: wij doen therapieën maar daarnaast moeten de patiënten natuurlijk in de thuissituatie “oefenen” met nieuwe manieren van reageren. Hoe reageer je als borderlinepatiënt op je werk of thuis als er weer iets gebeurt wat je erg emotioneert. Hoe krijg je het dan voor elkaar om het niet te laten escaleren. Daarbij zou extra ondersteuning goed zijn.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema34
Daarbij: borderline ontstaat doordat mensen niet goed genoeg geleerd hebben (van hun ouders) om hun emoties goed te reguleren (dat ze niet geleerd hebben dat het niet erg is als je eens erg verdrietig of boos bent, dat je er dan over kunt praten en dat alle emoties na een tijdje ook wel weer minder heftig worden). Zeker jonge moeders met borderline zijn vaak bang dat ze hun niet zo handige manier van omgaan met hun emoties ook overbrengen op hun kinderen en dat is natuurlijk een invoelbare angst. Ik denk dat het heel goed zou zijn als jonge moeders met borderline daarin begeleid worden 13. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten? Nee, het meeste heb ik geloof ik wel gezegd. Leuk onderwerp. Succes!
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema35
Marijke de Jong (voorheen SPV’er GGZ Friesland) 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? Ik ben sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Kinnik. Dit is onderdeel van GGZ Friesland. Voordat ik bij Kinnik kwam werkte ik bij het team persoonlijkheidsstoornissen van GGZ Friesland. 2. Op welke wijze komt u in aanmerking met Borderline cliënten? Via het team waar ik in werkte. Via de intakes kwamen de patiënten gericht bij ons binnen. Ook kwamen er mensen binnen met een dik dossier. De leeftijd van de patiënten binnen deze afdeling lag tussen de 18 en 35 jaar. 3. Hoe herken je een BPS? Persoonlijkheidsproblematiek is vaak iets wat je aanvoelt. Dat je in contact bent met iemand en dat diegene je helemaal op gaat zitten hemelen en dat hij/zij verteld dat er nog nooit zo goed naar hem/haar geluisterd is. En het aantrekken en afstoten. De ene keer hemelen ze je op, het andere moment wordt je als ‘grof vuil’ aan de straat gezet. Het zijn vaak mensen die heel erg zoekend zijn. De patiënten hebben zich vaak ongezonde rituelen aangeleerd om om te gaan met stress. Bijvoorbeeld automutileren, suïcidaal gedrag en middelengebruik. Vaak zie je ook dat deze mensen kampen met relatieproblematiek. Ze vinden het moeilijk om relaties aan te gaan en vervolgens vast te houden. Vaak is er ook veel onrust in de sociale omgeving van de patiënt. Hierdoor is het voor de patiënt lastig om zich staande te houden omdat een BPS’er erg zwart-wit denkt. Voor de omstanders is het dan ook erg moeilijk om met deze mensen om te gaan. Een vriendschap opbouwen met deze mensen is lastig. Je merkt het vooral in het contact met deze mensen. Soms zag je het al als iemand in de wachtkamer zat aan bijvoorbeeld wat voor kleding ze aanhadden. En daarbij staan de criteria in de DSM waardoor de optel som dan snel is gemaakt. 4. Welke signalen worden afgegeven door Borderline cliënten? Extreem in het uiten van emoties. De wisselingen in die emoties. Vaak komen deze mensen ook fout binnen. Als ze depressief zijn of gedrag vertonen dat meer neigt naar het psychotische aspect. 5. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? GGZ Friesland is zich gaan opsplitsen in verschillende poli’s. Stemming- en angst stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en psychotische problematiek. De behandeling van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen bestond uit drie fasen. De eerste fase was de stabilisatiefase waarin met name de SPV-er werd ingezet. In deze fase werd naar de behandeling toe gewerkt. De behandeling, fase twee, was vaak psychotherapie en cognitieve therapie. VERS-training werd ook vaak in de eerste fase gegeven. Aansluitend had je de afsluitende fase (nazorgfase). Dit om te kijken
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema36
hoe iemand het vast houdt en of er eventueel een vervolgplan gemaakt dient te worden. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Als SPV-er ben je vooral erg structurerend binnen het team bezig. Dat je echt mensen toe leidt naar de behandeling. Ook worden er signaleringsplannen gemaakt met deze mensen. Dit om inzichtelijk te krijgen waarom deze mensen bepaald gedrag vertonen. Er worden diverse VERS- trainingen gegeven. Deze worden vervolgens in een individueel gesprek met de SPV-er besproken. Verder hadden we als afdeling een keer per week teamoverleg met een multidisciplinair team waarin verschillende casuïstieken werden besproken. Bij deze doelgroep is het belangrijk om in een team te werken. Je krijgt te maken met heftige problematiek. Dan is het gewoon handig dat je een team als rugsteun hebt. Er gebeuren vaak ook, als hulpverlener, persoonlijke dingen met je. Deze mensen manipuleren je waar je bij staat. Ze gaan je testen of je wel betrouwbaar bent. 7. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan Borderline cliënten? Ik ben er niet van op de hoogte welke ondersteuning er op dit moment geboden wordt aan Borderline patiënten. Dit omdat het voor mij drie jaar geleden is dat ik met deze doelgroep heb gewerkt. 8. Komt het vaak voor dat Borderline cliënten doorverwezen dienen te worden? Zo ja, naar wie? Als er doorverwezen moest worden werd dit vaak intern gedaan voor intensievere behandelingen of dat er werd overgegaan op bemoeizorg. 9. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline patiënten? De grilligheid van de mensen is een ding waar je, denk ik, altijd tegenaan loopt. Wees altijd alert in wat je zegt, wat je doet en wat je aan ze verteld want ze doen altijd een beroep op je. 10. Waar moet je op letten bij het begeleiden van BPS cliënten? Je rol als professioneel hulpverlener moet je houden om alles goed te kunnen blijven zien. Maar ook om alert te blijven. Ook is het belangrijk om ‘echt’ te zijn en te zeggen wat je er van vindt. Het contact met deze mensen hangt altijd af van de stemming waar zij op dat moment in verkeren. 11. Mist u iets in de begeleiding van Borderline patiënten? In de tijd dat ik met deze doelgroep werkte voelde ik niet de veiligheid binnen het team. Om met deze doelgroep te kunnen werken is het namelijk erg belangrijk om in een team te werken. Toen in die tijd gebeurde er ook veel binnen de GGZ. Ik zat in een nieuw team en ik merkte dat het team hieronder te lijden had.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema37
12. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Inlezen helpt altijd maar wat ik denk dat belangrijk is is er dat er vaste aanspreekpunten binnen de organisaties zijn. Dit zodat je vragen bij elkaar neer kunt leggen en bij elkaar langs kunt gaan om bepaalde casuïstieken te bespreken. Weet van elkaar waar je mee bezig bent zodat je eventueel elkaar kunt aanvullen. 13. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten? Niet gaan invullen. De patiënten hebben zelf de verantwoordelijkheid. Als hulpverlener moet je laten zien dat je er voor hen bent. De kunst is om te proberen zelf ‘achterover’ te leunen en de vraag bij de patiënt neer te leggen: ‘Hoe ga je het doen? Wat heb je hier voor nodig?’. En blijf continu je grenzen aangeven. Dit kan ik wel voor je doen, maar dat niet.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema38
Sjouke Winia (SPV’er & relatie- en gezinstherapeut GGZ Friesland) 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? Ik werk bij GGZ Friesland als SPV’er (Sociaal Psyichiatrisch Verpleegkundige) voor de helft van de tijd. En de andere helft werk is als relatie- en gezinstherapeut op de polikliniek persoonlijkheidsstoornissen van de GGZ. 2. Op welke wijze komt u in aanmerking met Borderline cliënten? ‘Elke dag!’, aldus Sjouke. Ik werk op de poli persoonlijkheidstoornissen en wij krijgen op dit moment de wereld aan aanmeldingen binnen. Ze komen bij mij op gesprek, geplande gesprekken. Ik zie dagelijks alle typen persoonlijkheidsstoornissen voorbij komen, niet alleen BPS. 3. Hoe herken je een BPS? Wispelturigheid, chaos, ongestructureerd, heftige wisseling van stemmingen, manipulatief gedrag, afstand en nabijheid en grenzen aangeven. Daarnaast zie je in het aangaan van de relaties dat deze mensen het moeilijk vinden om anderen te vertrouwen. In de hechting zie je dat ze behoorlijk wat gemist hebben. 4. Welke signalen worden afgegeven door Borderline cliënten? Deze mensen doen veel appél op je. Ze vullen leegte op. Ze hebben weinig zelfvertrouwen. Hierdoor doen ze nog meer een appél op de hulpverleners. Ze zullen je meer vragen dan je lief is. Het spreekwoord ‘als je hem één vinger geeft, neemt hij de hele hand’ is hierbij goed van toepassing. Als het ware kruipen deze mensen ‘onder je huid’. 5. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? Werkrelatie beginnen,contact maken en vertrouwen winnen, daar beginnen we allereerst mee. Vervolgens geef je de cliënt duidelijk aan wat je wel en niet kunt, grenzen aangeven. Verder maken we gebruik van bestaande behandelmethodieken. Hier zit o.a. een VERS training. Dit is een cursus die bestaat uit 18 consulten, een aantal keren per week. Ook voeren wij stabiliserende gesprekken met de cliënten. Deze gesprekken zijn gericht op bijvoorbeeld werk, financiën en huisvesting (de acht leefgebieden). Het maken van signaleringsplannen om crisis te voorkomen is ook een onderdeel van mijn werk. Bijvoorbeeld het regelen van een BOR (bed op recept) of TOR (telefoon op recept). Bij echte crisis kunnen deze middelen worden ingezet. Verder hebben we psychotherapie. Als iemand gestabiliseerd is en redelijk de spiegeling en kritiek kan verdragen, willen we deze persoon graag doorsturen naar psychotherapie. Dit is een algemene kapstok waar schematherapie, individueel- en groepstherapie, cognitieve gedragstherapie onder vallen. Dan hebben we nog de systeemtherapie, waarbij het sociale netwerk van de cliënt betrokken wordt bij het hulpverleningsproces. Dialectische Gedragstherapie, oftewel DGT, wordt ook bij ons toegepast in de behandeling van cliënten met BPS. Dit is een intensieve vorm van therapie. Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema39
6. Hoe wordt deze methode ingezet? Zie vraag 5. 7. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan Borderline cliënten? Op dit moment bieden wij de ondersteuning welke bij vraag 5 uitgeschreven staat. Dit is onze manier van ondersteuning. (GGZ Friesland) 8. Komt het vaak voor dat Borderline cliënten doorverwezen dienen te worden? Zo ja, naar wie? ‘Naar wie?’, vraagt Sjouke direct. Op dit gebied zijn wij op dit moment toch de specialisten. En doorverwijzen betekend meer intern doorverwijzen naar bijvoorbeeld de dagkliniek. Of eventueel een crisisopname. Maar doorverwijzen naar andere instanties zit er voor ons bijna niet in. De meeste mensen vinden het lastig om deze mensen te helpen en zijn hierin niet gespecialiseerd. Vaak komen de cliënten dan ook terug naar ons. Het enige, als we iemand doorsturen, is als deze persoon al langere tijd bij ons voor behandeling is en ‘uitbehandeld’ is op dat moment. Dan kan er zorg op maat of PGB worden aangevraagd. Dan krijgen ze langdurige ondersteuning aan huis, dat is nog wat wij doen als organisatie. 9. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline cliënten? Het is erg intensief, dat merk je wel. Borderline cliënten kunnen een behoorlijk appél op jou doen als hulpverlener. Suïcidaliteit komt veel voor bij deze doelgroep. Ook dit doet veel met je als persoon. Het is gewoon heftig en je weet niet wat er op je afkomt als hulpverlener. Het heeft veel impact op mij, maar aan de andere kant is dit ook een onderdeel van mijn werk. Dan ben ik net als een ambulance verpleegkundige; Ik moet door. 10. Waar moet je op letten bij het begeleiden van BPS cliënten? Wees concreet, duidelijk, eerlijk en geef duidelijk aan wat je wel en niet kunt. Draai niet om de feiten heen. Zelfdiscipline, goede kennis hebben van zaken. Wees transparant. Door de jaren heen ontwikkeld een ieder zijn eigen manier van hulpverlenen. Zelf doe ik het af en toe met een grapje en een grolletje. Iedereen heeft zijn eigen manier hierin maar blijf hierin wel duidelijk zowel naar jezelf als naar de cliënt. ‘What you see is what you get’, aldus Sjouke. 11. Mist u iets in de begeleiding van Borderline cliënten? Wat in het algemeen vaak gemist wordt en wat ik veel hoor is de aandacht voor de familie. Er zijn bijvoorbeeld veel ouders die er niet mee om kunnen gaan en veel onbegrip tonen. Deze signalen worden zowel door de cliënt als door de familie afgegeven. Iedereen wil erkenning, gezien worden, gehoord worden. Dat zijn basisprincipes die ieder mens nodig heeft.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema40
12. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Ik denk dat voorlichting geven één van de belangrijkste dingen is. Dit om te weten te komen wat je wel en niet kunt doen. En vooral dat je jezelf de vraag gaat stellen: Wat doet het met jou? Hierin kun je ook de medewerkers voorlichting geven in hoe om te gaan met deze mensen. Maar ook hoe je hierover kunt overleggen met je collega’s. Ook is het belangrijk om onderling intervisie te houden. Waar het omgaat is dat je standvastig en consequent blijft. 13. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten? Ga niet mee in het manipulatieve gedrag want je komt met jezelf in de knoop. Je gaat helemaal kapot als je dat doet. Als je bijvoorbeeld iets niet kunt waarmaken als hulpverlener, geef dit dan aan. Je bent geen wonderdokter. Wees consequent want daarmee krijg je het vertrouwen op langere termijn. Want dan weten ze precies wat ze aan je hebben en dat is een goed teken. Benoem het positieve. Normaliseren, wat zijn je krachten. Vraag door tijdens het voeren van gesprekken met deze cliënten. Naderhand zullen ze hierover na gaan denken en inzien dat de therapie zinvol is. (zie bijlage 4 voor meer tips)
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema41
Hillegonda Jorna (VERS trainer bij diVERS coaching) 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? Ik heb mijn eigen organisatie diVERS coaching. Ik ben, zoals dat zo mooi heet, zorgondernemer. Ik geef begeleiding aan mensen met psychische problematiek, waaronder dus ook mensen met Borderline problematiek maar ook met mensen met een licht verstandelijke beperking. En verder geef ik VERS trainingen speciaal voor mensen met Borderline problematiek. 2. Op welke manier komt u in aanmerking met Borderline cliënten? Hier in Leeuwarden gaat het veel via mond-op-mond reclame. Mensen horen van bijvoorbeeld vrienden of familie van ‘goh ga eens bij Hillegonda langs’. Op deze manier komen de meeste mensen bij mij binnen. 3. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? Voor de Borderline cliënten gebruik ik de VERS training. 4.
Wat houdt de VERS training in? VERS staat voor Vaardigheid Emotionele Regulatie Stoornis. Het is een uitgebreide groepstraining die bestaat uit 20 weken. Belangrijk is voor de cliënten die meegaan doen dat ze er wel open voor staan, anders gaan ze het niet volhouden. Het werkt met het pannensysteem (zie bijlage 9). Het is een hele intensieve training waarbij je leert om op een andere manier te leven. Als cliënt moet je eigenlijk proberen om een soort van omslag te maken. Hiervoor wordt veel tijd genomen om het goed te kunnen leren. Het eerste deel van de training is jezelf leren kennen d.m.v. het pannensysteem. Vanaf het begin van de training wordt er bij de cliënt op geattendeerd dat het van belang is dat de cliënt op elk moment van de dag kan zeggen in welke pan hij/zij zich op dat moment bevindt. Dit gaat om emoties, gedachten, neigingen, gedrag en lichamelijke sensaties. Als de cliënt goed weet wat er gebeurd en wat hij/zij precies voelt in bepaalde situaties dan gaan we een plan schrijven. Wat heb je nodig als je in pan twee zit, wat heb je nodig als je in pan drie zit. Als je boven pan drie zit dan is het wachten totdat de storm overgaat. Dus ervoor zorgen dat de cliënt geen schade aan zichzelf of aan een ander aanricht. Het leuke van deze training vind ik dat je het op de persoon kunt afstemmen. De één heeft andere dingen nodig als de ander en dat maakt de training zo leuk. Samen met de cliënt maak ik een plan. Als het ware heb ik een sturende functie in het geheel zodat er, als het ware, een lijn in komt. Verder is het belangrijk dat de cliënt een steungroep heeft. Elke cliënt die begint aan de training zegt ‘Ik heb geen steungroep, ik heb geen mensen om me heen’. Maar dit is wel een onderdeel van de training. Deze steungroep wordt op bepaalde momenten betrokken bij de training. Ook zit er in de training een uitgebreid stuk over schema’s. Iedereen heeft schema’s, of je nu een Borderliner bent of niet. Tijdens de training wordt er gekeken wat de disfunctionele schema’s zijn van de cliënten. Dit wordt geïnventariseerd aan de hand van een scorelijst.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema42
5. Waar is deze training op gebaseerd? De systeembenadering voor de behandeling van ‘Borderline Personality Disordered Individuals’ (borderline cliënten) werd oorspronkelijk ontwikkeld door Bartels en Crotty (1992) en is vervolgens aangepast en herzien door Blum, St. John, en Pfohl (1997). Dit trainingsmodel is gebaseerd op de veronderstelling dat de kern van de Borderline Persoonlijkheidsstoornis gevormd wordt door een kwetsbaarheid die gekarakteriseerd zou kunnen worden als een innerlijk onvermogen om de eigen emotie intensiteit te reguleren. 6. Wat zijn de resultaten van deze training? Ik heb tot nog toe geen uitval gehad. Je moet er van uit gaan dat gemiddeld 30 a 40% afhaakt. Bij aanvang van de training dient er een overeenkomst getekend te worden waar een aantal voorwaarden in beschreven staan. (zie bijlage 6) 7. Hoe reageren Borderline cliënten op deze training? Bij aanvang van de training leg ik het één en ander uit over de training. Ik vind dat de cliënten, over het algemeen, heel luchtig doen over de training. We werken tijdens deze training met het pannensysteem. Deze gaan van 1 t/m 5. Bijna elke cliënt zegt bij aanvang van de training in bijvoorbeeld pan 20 te hebben gezeten. Dit doen ze om aan te geven hoe erg het met hun is gesteld. Ook moeten ze thuis huiswerk maken. Tijdens de training levert dit vaak problemen op. Vaak geven ze aan dat ze dit niet kunnen. 8. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline cliënten? Aan het begin vaak de steungroep. Cliënten vinden het vaak lastig om een steungroep bij elkaar te krijgen. Dan moet ik duidelijk benadrukken dat iedereen een steungroep heeft. Dit hoeft niet perse een beste vriendin te zijn. Dit kan ook de overbuurvrouw zijn bijvoorbeeld. Wat ik voor mezelf wel eens lastig vind is om ‘bij de les te blijven’. Ik werk vaak met voorbeelden uit de praktijk. Mijn valkuil is dan soms om af te dwalen van het onderwerp door het gebruiken van die voorbeelden. Ik ben me hier wel bewust van maar soms ga ik te veel mee in het verhaal van de cliënt. Aan de andere kant zie ik vaak dat de cliënt graag zijn/haar verhaal kwijt wil. Hierin ben ik soms wat zoekende. 9. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten? Ik vind vertrouwen, laagdrempeligheid en humor erg belangrijk in de ondersteuning van BPS cliënten. Niet boven de cliënt gaan staan. Het blijft natuurlijk altijd hulpverlener en cliënt. Houdt alles luchtig. En wat je zegt als hulpverlener ook daadwerkelijk doen (zoals afspraken nakomen). Afstand en nabijheid is ook een belangrijk aandachtspunt. Het liefst wil elke cliënt vrienden met je worden. Laat bijvoorbeeld niks los over je privé omstandigheden. Denk goed na over wat je gaat zeggen want alles kan tegen je gebruikt worden.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema43
Wietze Zuidema (GGZ, SPV- er in opleiding) 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is uw functie? Ik ben werkzaam bij de GGZ, afdeling persoonlijkheidsproblematiek. Mijn functie is SPV-er in opleiding. Normaal werk ik bij de Forensische poli van de GGZ. 2. Op welke manier komt u in aanmerking met Borderline cliënten? Zelf geef ik de VERS- training. En in het kader van de diagnostiek zien we hier veel Borderline cliënten voorbij komen. 3. Welke methoden/methodieken past u toe bij de hulpverlening aan Borderline cliënten? Als het daadwerkelijk Borderline problematiek is en als deze diagnose gesteld is dan bieden we vaak de VERS- training aan. Dit staat voor Vaardigheidstraining Emotie Regulatie Stoornis. Cliënten die bij ons komen horen liever dat ze een emotie regulatiestoornis hebben dan Borderline. Borderline klinkt heel negatief en het wordt ook vaak uitgelegd als iets theatraals. 4. Wat houdt de VERS training in? De VERS- training houdt in dat we de cliënten leren om om te gaan met hun emoties die vaak met hun op de loop gaan. We maken dan gebruik van het pannensysteem (zie bijlage 9). Dit wordt vaak als heel negatief uitgelegd. In pan 1 voel je je redelijk rustig en in pan 5 gaan alle remmen los. Mensen met BPS, of ERS (Emotie Regulatie Stoornis), herkennen vaak alleen pan 1 en 5. De tussenliggende fases herkennen ze vaak niet. Wat we met de VERS- training doen is hun te leren hoe ze zich in pan 2 t/m 4 kunnen bevinden. Met als doel dat ze geen grensoverschrijdend gedrag meer gaan vertonen zoals automutilatie, vernielingen, schreeuwen en suïcidaliteit. Bij het invullen van het pannensysteem wordt er gekeken naar emotie/het gevoel van de cliënt, lichamelijke sensaties, gedachten, neiging om te doen, gedrag, wat kan ik zelf doen en wat kan een ander doen? Ook maken we gebruik van schema’s. We gaan ook opzoek naar vanuit wat voor schema komt naar voren dat jij bent zoals je bent. Verder krijgen ze huiswerkopdrachten mee die thuis gemaakt dienen te worden. Sowieso moeten ze elke dan het pannensysteem invullen. Elke week hebben we een agenda waar in staat wat we in die les gaan doen. Voorafgaand aan de training vinden er individuele gesprekken plaats met de deelnemers. De cliënten dienen verder een steungroep te zoeken. Dit houdt in dat ze een buddy hebben waarmee ze de training kunnen delen. Eén keer tijdens de training organiseren we een steungroepavond waarin informatie wordt gegeven aan de steungroepleden over de VERS- training en hoe hier mee te kunnen omgaan. Het pannensysteem is leidend tijdens de VERS- training. Verder wordt er gebruik gemaakt van schema’s en leren de cliënten vaardigheden aan om om te gaan met hun emoties. Eerst leren om te observeren, vervolgens leren de cliënten om te anticiperen. Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema44
5. Waar is deze training op gebaseerd? Het is een Amerikaans model wat in het begin meer gericht was op vrouwen. Maar hier behandelen wij zowel vrouwen als mannen. Het is geen therapie maar een groepsgewijze training. Individueel kan wel maar is niet de bedoeling bij deze training. Er gaat ook een kracht uit vanuit de groep. Dat is een belangrijk punt; het kwetsbaar durven opstellen binnen een groep. Want als iemand zichzelf niet kwetsbaar kan opstellen binnen de groep dan kan hij/zij de VERS- training niet doen. Tijdens de VERS- training moet de cliënt durven te laten zien hoe hij/zij zich voelt en wat hij/zij daar mee gaat doen. 6. Wat zijn de resultaten van deze training Wisselend. Dit heeft ook weer te maken met de kwetsbaarheid van de cliënten. Ik probeer altijd met twaalf mensen te starten met twee therapeuten. Vaak valt éénderde van de groep al af. Vaak zeggen de cliënten van te voren dat ze uitdaging van de training aan willen gaan maar dat de confrontatie tijdens de training te groot wordt en dat ze dan afhaken. 7. Hoe reageren Borderline cliënten op deze training? Weerstand is een onderwerp die vaak terugkomt tijdens de training. Dit komt tot stand door de kwetsbaarheid in de groep. Cliënten vinden het vaak lastig om dingen over henzelf te vertellen aan de groep. Naast de training hebben de cliënten een persoonlijk begeleider waarmee ze individuele gesprekken voeren. De persoonlijk begeleider bespreekt de vaardigheden van de training met de cliënten en ‘het hier en nu’. Ik zeg altijd; ‘Geluk zit hem altijd in autonomie, goede dagbesteding en een sociaal netwerk.’ 8. Waar loopt u tegen aan tijdens het behandelen van Borderline cliënten? Vaak is het de grilligheid van de cliënten waar ik tegen aan loop. De wisselende stemmingen. De ene keer kun je het als hulpverlener heel goed doen, de andere keer helemaal niet. Hierbij is het heel belangrijk om duidelijk te zijn in het aangeven van grenzen en hier consequent in te zijn. Ook wordt er een signaleringsplan met de cliënt gemaakt waarin staat, als er iets mis gaat, wat de cliënt zelf kan doen maar vooral wat de ander kan doen in bepaalde situaties. Wij als therapeuten zijn de stabiele factor binnen het hulpverleningsproces en hier moeten wij ook voor waken. 9. Heeft u nog tips (do’s en dont’s) in de ondersteuning van BPS cliënten? Laagdrempelig zijn, niet de cliënten afwijzen maar ze wel durven aanspreken op hun gedrag, luisteren naar de cliënt, spreek je verwachtingen uit, ‘er zijn’ voor de cliënt (presentiebenadering), grenzen stellen, goede afspraken maken, geen oordeel hebben en blijf consequent.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema45
Anneke Kramer- Oostra, manager van het Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Jonge ouders met een BPS krijgen dezelfde ondersteuning als de andere jonge ouders. Deze ondersteuning richt zich op hun coachingsvraag. Er wordt ondersteuning geboden op de gebieden waar de jonge ouder behoefte aan heeft. Hierin wordt geen rekening gehouden met BPS of niet. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Dan zijn we als OJO wel leuk, en dan ineens niet. Dan zie je de ouder heel veel, of een hele tijd niet. Gebeurd er iets waarin ze ondersteuning nodig hebben, komen ze. Ik krijg de indruk dat ze de complexiteit van het leven niet aan kunnen. De emmertjes zitten erg vol met zelfhantering. Er hoeft maar iets te gebeuren en er is paniek in de tent. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Nee niet heel specifiek. In wezen doen wij wat goed voelt. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Nee ze worden niet doorgestuurd. Als de problematiek dusdanig erg is, dan stuur ik door. In eerste instantie naar Welzijn Centraal. Uit onderzoek is gebleken dat onze ondersteuning voldoende is voor de jonge ouder met BPS. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Eerst de presentiebenadering, dan gaan we over op een stukje empoweren, vervolgens de KOT en de systeembenadering. Er wordt heel erg outreachend gewerkt. Er op af! 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Als de jonge ouder binnenkomt passen we de presentiebenadering toe door laagdrempelig te werk te gaan. Kopje thee, een medewerker let op de kinderen. Vervolgens gaan we op een laagdrempelige manier met de jonge ouder in gesprek. Het bieden van een luisterend oor is tijdens de eerste gesprekken heel belangrijk. Naarmate de tijd vordert komt de ondersteuningsvraag naar boven. Vervolgens zetten we de jonge ouder in de eigen kracht. Positieve dingen benoemen, empoweren. De jonge ouder vleugeltjes geven. Indien nodig wordt bijvoorbeeld de moeder van de jonge ouder uitgenodigd (systeembenadering) Wat betreft het outreachend werken. Als wij een geruime tijd weinig tot niks van de jonge ouders hebben gehoord, zoeken wij contact met hen via Facebook, WhatsApp, of Twitter. Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema46
7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Wat ik mis is de kennis. Wat ik me afvraag of mensen met een BPS een andere manier van ondersteuning nodig hebben. Is het huidige aanbod passend bij de behoeften van jonge ouders met een BPS? 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Bij de GGZ Friesland, bibliotheken van Google, bij de partners in de keten. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Door korte workshops/voorlichtingen te organiseren door organisaties uit onze netwerkketen. Deze organisaties kunnen de medewerkers een methodische handreiking geven over BPS. Hoe ga je hier mee om en hoe pakken we dit aan?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema47
Myrthe van der Zwaag, projectmedewerker Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Voor zover ik weet is het de reguliere ondersteuning die wij bieden. Als ik weet dat de jonge ouder een BPS heeft, pas ik de kennis toe die ik vanuit school heb meegekregen. We zetten dezelfde methodieken in als bij de andere jonge ouders. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Wispelturigheid, het ene moment dit, het andere moment dat. Extreem wisselen in emoties. Wispelturig zijn in het uitgeven van geld. Geen inzicht hebben in wat voor gevolgen het heeft voor zowel de jonge ouders zelf, als de kinderen. Het afzeggen van afspraken. Eerst heel enthousiast, vervolgens afhaken. Als iets is afgesproken, en er komt iets tussen is het moeilijk om te schakelen/incasseren. Je bouwt niet echt een stabiele relatie met de jonge ouder op. Het is belangrijk om af te wegen wat gezond gedrag is en wat niet. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Wat ik altijd probeer is om niet te ver mee te gaan in de wisselingen in de emoties. Ik blijf de stabiele factor hierin. De cliënt laten merken dat ik ten allen tijde voor hem/haar klaar sta. Zelf een hele betrouwbare ondersteuner te zijn. Als we van te voren hebben afgesproken om een onderwerp te bespreken, dan doen we dat ook en wijken we niet af van de afspraak. Duidelijk aangeven van grenzen, van mijzelf maar ook van het OJO. Wees open. Laat weten dat je bijvoorbeeld geen informatie achterhoudt. Goed zoeken naar de vraag achter de vraag. Levelen. Probeer aansluiting te zoeken met de cliënt. Positief bekrachtigen. Stukje trots bij de jonge ouder naar boven halen. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? We geven informatie aan de cliënten over dat ze terecht kunnen bij bijvoorbeeld de GGZ. Dat ze inzicht krijgen in hetgeen dat ze hebben. Doorverwijzen doen wij zelf niet omdat de jonge ouder de regie houdt. Als zij een stukje ondersteuning nodig hebben die wij niet kunnen bieden, dan geven we de mogelijkheid om naar een andere organisatie te gaan. Maar hierbij ligt de regie en verantwoordelijkheid nog steeds bij de jonge ouder. Erbij kan een maatschappelijk werkster ingeschakeld worden. De drempel lager maken om daar naar toe gaan. Motivatie vinden om hen enthousiast te maken.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema48
5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? De gewone methodieken. Methodiek van het FIOM, oplossingsgericht werken, empowerment, presentiebenadering, Triple P (invulling aansluiting op de jonge ouder), systeemgerichte benadering. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Kijken naar de behoeften van de jonge ouder. Ondersteuningstrajecten (buddy/maatjes idee), activiteiten, re-integratietrajecten. 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Er is wel behoefte aan een stukje kennis. Hoe ga je om met bepaalde situaties? Bijvoorbeeld het niet nakomen van afspraken. Hebben de jonge ouders met BPS een andere benaderingswijze nodig dan andere jonge ouders? 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Boeken, Borderline instituut, Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Als ik met BPS te maken krijg, zoek ik uit welke benadering Borderliners nodig hebben. Houdt in het achterhoofd dat zij de behoefte hebben om bij het OJO te komen. We zijn een inloopplek/informatiecentrum. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Een mooie optie zou zijn om met partners die hierin zijn gespecialiseerd zijn, dit onderwerp te bespreken. Kijken of we hierin op 1 lijn zitten. Interactieve middag waarbij de organisatie die gespecialiseerd is in BPS, een voorlichting geeft. Casussen bespreken over hoe zij het doen en hoe wij het als OJO aanpakken.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema49
Lindsay Gross, stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Wij geven ondersteuning op de acht leefgebieden. Niet op het geestelijke. We gaan niet in op de Borderline problematiek. Wij zijn geen hulpverleningsinstantie. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Vergeetachtigheid, geen structuur, labiel, wispelturig, wisselende stemmingen, uitersten opzoeken, zwart/wit denken, probleem wordt groter gemaakt dan dat het is, geen verantwoordelijkheden nemen voor bijvoorbeeld het kind. Veel bezig met henzelf, het ik. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Vooral op het gebied van ondersteuning bij de opvoeding en de financiën. Als een borderliner zich goed voelt kunnen ze veel geld uitgeven. Als ze minder geld hebben denken ze dat de wereld onder hun voeten wegzakt. Ze zijn te labiel om om te gaan met geld. Ook denk ik dat een Borderliner in therapie moet bij bijvoorbeeld een psycholoog. Een maatschappelijk werker kan ook een optie zijn. Bij vragen kunnen ze vrijblijvend bij het OJO terecht. We zitten er niet bovenop. We houden ze in het oog maar we pushen/dwingen ze niet om dingen te doen. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Hangt van de situatie af. Kunnen wij de borderliner genoeg ondersteuning bieden, dan niet. Is het wel erg problematisch, dan zal ik de cliënt de mogelijkheid bieden om ook naar een andere organisatie te gaan als ze specifieke vragen hebben over bijvoorbeeld financiën. Als het kind er onder lijdt dan zal ik Jeugdzorg inschakelen. Anders een maatschappelijk werker. Ik zal niet snel een AMK melding doen. Dan moet er wel drugs of (huiselijk) geweld in het spel zijn. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Vooral Eigen kracht. De jonge ouders het zelf laten doen en ondersteuning bieden waar nodig. Puur op hulpvragen inspelen. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Bijvoorbeeld op activiteiten, huisbezoeken, individuele gesprekken. Op het gebied van activiteiten ga ik hier op een speelse manier mee om. Dit door in te gaan op de interactie tussen kind en ouder. Op deze manier heb je direct een voorbeeld hoe iets gaat en hoe iets ook anders kan. En kun je ook gelijk de vraag stellen: ‘Waarom doet deze jonge ouder dit op deze manier?’ Tijdens individuele gesprekken ga ik dieper op de hulpvraag in en uit dit antwoord haal ik deelvragen. Doordat ik deze vragen met de Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema50
jonge ouder behandel, vormt zich vanzelf het antwoord op de hulpvraag en zo ontstaat er vaak een oplossing. Bij huisbezoeken schets ik de thuissituatie en observeer ik deze. Tijdens het huisbezoek ga ik niet op mijn observatiegegevens in maar dit komt later ter sprake bij het individueel gesprek of activiteit. De ouder vat de observatie dan niet als kritiek op maar meer als interesse. 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Wanneer je hier begint met stagelopen mis je wel kennis over Borderline. Door gesprekken met collega’s krijg ik meer inzicht in de problematiek van de jonge ouder. Zo kun je ook plaatsen welke problematiek de ouder heeft. Maar daarin vind ik wel dat elke jonge ouder een andere manier van begeleiden nodig heeft. Niet elke jonge ouder heeft dezelfde manier van ondersteuning nodig. Ik ben wel benieuwd welke instanties gespecialiseerd zijn in Borderline problematiek. Dan zou een cursus/voorlichting fijn zijn. Lastig is dan wel dat er elk jaar andere studenten komen waardoor de voorlichting vaker gegeven dient te worden. 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Nee. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Ik denk door vergaderingen te organiseren waarin casussen worden besproken die bij de verschillende instellingen die hierbij zijn betrokken spelen. Zodat een ieder zijn/haar mening kan geven over een situatie. Zo hou je het ook speels, er wordt niet alleen maar informatie verstrekt. Er kan ingespeeld worden op verschillende casussen.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema51
Wiepkje Jorritsma, stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Nee. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Het is vaak alles of niets. Het is of helemaal geweldig of helemaal niet. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Een vertrouwenspersoon. Dat ze in hun waarde worden gelaten. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Weet ik niet. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Nee. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Dat weet ik niet. Ik heb hier geen ervaring mee. 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Internet. Ik denk GGZ Friesland. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Ik denk door deze groep cliënten apart te nemen en aangepaste activiteiten te organiseren. Dit zodat ze onderling met elkaar kunnen praten over wat ze meemaken. Op deze manier hopen we dat de cliënten steun aan elkaar kunnen bieden. Misschien is het een idee om de netwerkpartners van het OJO voorlichtingen te laten geven aan de jonge ouders. Dit om informatie te verstrekken over BPS.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema52
Kim van de Brake, stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Ik weet niet of er een specifieke ondersteuning is voor jonge ouders met BPS. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Ik heb niet zelf meegemaakt. Maar wat ik gehoord heb is dat ze heel wisselvallig zijn in de interesse in het OJO en dat dat ook bij BPS hoort. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Dat vind ik heel lastig. Ik weet het niet. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Ligt er aan wat voor hulpvraag ze hebben. Als de hulpvraag meer gericht is op de omgang met de diagnose dan wordt er doorverwezen denk ik. Als er vragen zijn op het gebied van de acht leefgebieden dan kan het OJO deze ondersteuning bieden. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Weet ik niet. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Kennis over de diagnose bij medewerkers als ik naar mezelf kijk. Maar ook over de omgang met het persoon, de persoon zelf en de omgeving. 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Boeken, internet, bepaalde instanties maar ik weet niet welke. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Ik zou het niet weten.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema53
Susanne Slot, stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Praktische ondersteuning op het gebied van de acht leefgebieden. We blijven betrokken bij hun. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Veel vraag naar bevestiging. Ze hebben de behoefte dat je naast hun staat. Geen structuur. Ze zeggen dat ze komen maar ze komen niet. Maar ook dingen heel groot maken, in hun beleving. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Structuur. Een vast contactpersoon. Ook dat je betrokken blijft bij de cliënt. Dat ze weten dat je er bent. Regelmatig even bellen hoe het gaat e.d. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Wij stellen de diagnose niet. Als de diagnose is vastgesteld worden ze sowieso doorverwezen naar een maatschappelijk werker. Bij vragen waar wij de expertise niet voor hebben om hen te ondersteunen, verwijzen we hen door naar onze maatschappelijk werkster. Ook als de problematiek dusdanig erg is dat wij als Ontmoetingscentrum weinig voor hen kunnen doen. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Ik denk sowieso systeemgericht werken en empowerment. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Het aanbieden van activiteiten zoals de high-tea voor moeder en dochter. De kinderen zijn ook welkom tijdens de activiteiten. Maar ook door het doen van huisbezoeken. Als je bij iemand met Borderline op bezoek gaat denk ik dat je zorgvuldiger bent in het voeren van een gesprek. Je springt niet van de hak op de tak. Ik denk dat ik meer ga letten op het huishouden. Wat doet ze er zelf aan. Hoe biedt ze zichzelf structuur. 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Ja. De kennis over BPS bij de medewerkers. Vooral het herkennen en vervolgens hoe ga je er mee om? 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is?
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema54
Dan denk ik gelijk eigenlijk aan GGZ Friesland. Voor ons als OJO denk ik dat we ook bij Jeugdzorg informatie kunnen halen net als bij onze maatschappelijk werkster. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Door, in samenwerking met de partners, congressen te organiseren waarbij meerdere organisaties aanwezig zijn die informatie kunnen geven over BPS. Verder kan het OJO themamiddagen en voorlichtingen organiseren. Door verschillende organisaties uit te nodigen kunnen de medewerkers van het OJO geschoold worden.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema55
Helen Vis, stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? Ik heb geen idee. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? De ene keer zijn de jonge ouders met BPS heel chaotisch, terwijl er niks aan de hand is. Aan de ene kant kunnen ze zich druk maken om niks, aan de andere kant maken ze zich niet druk om iets wat wel zou moeten. Beetje opvliegerig. Sommige dingen zijn niet realistisch wat ze zeggen. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Duidelijke afspraken. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Naar MEE, maar dan moet het wel heel erg zijn. Als de problematiek te erg is wordt er doorgestuurd. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Voor BPS hebben we niet een aparte methodiek. Ik kom tijdens mijn stage eigenlijk niet in aanraking met BPS. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Het voeren van gesprekken met de jonge ouders. Hierbij is het belangrijk dat er geluisterd wordt naar de jonge ouder. 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Ik weet niet of wij daar specifiek iets mee doen. Als ik een jonge ouder met BPS zou moeten begeleiden zou ik niet weten wat ik anders zou moeten doen dan bij een jonge ouder zonder BPS. 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? MEE Friesland. Hier hebben we als medewerkers ook een cursus van gehad. 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Door met de ouders in gesprek te gaan en te kijken wat hun behoeften zijn. Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema56
Madieke Wapperom, stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’ 1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? De methodieken die worden gehanteerd. De presentiebenadering. Er zijn voor de jonge ouder. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat ze weten dat ze hier terecht kunnen. Maar binnen het OJO hebben we niet een specifieke aanpak voor jonge ouders met een BPS. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? Of het gaat heel goed, of alles is slecht. Dat schommelt heel erg. Dit wordt ook aangegeven. Ze zeggen dat ze alles goed voor elkaar hebben. Maar even later blijkt dat dit niet het geval is en dat ze dingen niet op orde hebben. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Nee niet echt specifiek. Laat blijken dat je er altijd bent en dat de deur altijd open staat. Je rekent de persoon er niet op af. En ik denk dat het belangrijk is om neutraal te blijven. Je houding. Niet te veel meegaan in de pieken en de dalen. Luister naar de jonge ouder. Alert zijn op je eigen gevoelens in hoeverre je deze laat doorschemeren of niet. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Dat weet ik niet. Neem aan van wel maar dat weet ik niet. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? De presentiebenadering. Maar ik weet niet of deze specifiek alleen wordt toegepast op jonge ouders met een BPS. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Door het contact te onderhouden met de jonge ouder. Dit in de vorm van een belletje of een berichtje op Facebook. Inspelen op de signalen die worden afgegeven door de jonge ouder. Zelf het contact onderhouden. 7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Specifieke benaderingswijzes. Een stukje kennis. 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Op internet en speciale boeken. Misschien de GGZ.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema57
9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Voor de instanties die meer informatie hebben over BPS is het misschien een idee om een voorlichting te geven. Kennis overbrengen naar de medewerkers van het OJO.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema58
Petra Veltman, voormalig stagiaire Ontmoetingscentrum ‘Jonge Ouders’
1. Welke ondersteuning wordt er momenteel geboden aan jonge ouders met BPS? De jonge ouders met BPS krijgen in principe dezelfde ondersteuning als de andere ouders. De ouders die het nodig hebben en accepteren krijgen ondersteuning op maat, eventueel thuis, op verschillende gebieden zoals opvoeding of financiën. 2. Wat zijn de signalen die worden afgegeven door bepaalde jonge ouders? De signalen zijn heel verschillend, zeker bij de borderline ouders. Op het ene moment geven ze aan open te staan voor ondersteuning, het andere moment zijn ze een tijd niet in beeld. Vaak zijn dit wel periodes waar er thuis veel speelt en de ouders daardoor niet toekomen aan de activiteiten of ondersteuning van het OJO. 3. Weet u welke ondersteuning een Borderline cliënt nodig heeft? Dat hangt af van de situatie. De ene ouder met BPS kan zich aardig redden, een andere heeft meer ondersteuning nodig. Vaak is die ondersteuning op de gebieden opvoeding, sociale redzaamheid en financiën. 4. Als de diagnose BPS is vastgesteld, stuurt u de jonge ouder dan door? Zo ja, naar wie? Zo nee, waarom niet? Wanneer de diagnose BPS is vastgesteld neem ik aan dat hier al professionele hulp aanwezig is, in ieder geval door de psychiater/psycholoog die de diagnose gesteld heeft. De jonge ouders is in ieder geval in beeld. Het OJO zou een bijdrage kunnen leveren door ondersteuning te bieden op de gebieden waar de jonge ouder op dat moment behoefte aan heeft. Wanneer het zou blijken dat er professionele hulp nodig is, zou ik dit eerst met de jonge ouder bespreken voordat ik zou doorsturen. 5. Welke methode/methodiek wordt er gebruikt met betrekking tot jonge ouders met BPS problematiek binnen het OJO? Ik denk dezelfde methodieken als bij de andere ouders. 6. Hoe wordt deze methode ingezet? Zowel individueel als met de andere ouders, tijdens huisbezoeken, gesprekken bij het OJO en de activiteiten.
7. Mist u iets in de begeleiding van jonge ouders met BPS? Zo ja, wat mist u? Qua begeleiding niet zozeer, ik denk dat er eerst meer informatie verkregen moet worden wat betreft BPS problematiek. Naar mijn idee is er onder de stagiaires te Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema59
weinig over bekend. Als de basis er is, kan de begeleiding daar op afgestemd worden. 8. Weet u waar de kennis omtrent BPS te halen is? Ik zou informatie opzoeken/opvragen bij MEE of de GGZ 9. Hoe kan het OJO, in samenwerking met de partners, aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS? Zoals ik eerder benoemde is het denk ik eerst relevant om meer kennis te verkrijgen over BPS problematiek. Daarna zouden de stagiaires beter kunnen aansluiten bij de behoeften van de jonge ouders met BPS. Door het grote netwerk van het OJO is dat zeker mogelijk en kunnen de partners elkaar aanvullen.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema60
Jonge moeder K.: Wegens privacybescherming is het interview volledig geanonimiseerd. 1. Hoe heb je de begeleiding en ondersteuning de afgelopen jaren ervaren bij het OJO? Heel erg goed. Jullie zijn altijd behulpzaam en willen altijd helpen. Ook vind ik het fijn dat jullie geen oordeel hebben over mij. Ik ben vrij om mijn eigen keuzes te maken. Als jullie het er niet mee eens zijn dan geven jullie je mening maar jullie laten me vrij in het maken van mijn eigen keuzes en dat vind ik prettig. 2. Op welk van de acht leefgebieden heb je ondersteuning gehad? Financiën, dagbesteding, praktisch functioneren (opvoeding) en psychisch functioneren. 3. Heb je tijdens deze ondersteuning ook iets gemist? Nee. Als ik al wat mistte dan gaf ik dat direct aan. 4. Wat zijn je behoeften qua ondersteuning? Toen ik jong was heb ik weinig bevestiging gekregen van mijn ouders omdat ik uit huis ben geplaatst. Ik kon mijn gedrag niet checken. Van jullie krijg ik de bevestiging als ik het wel of niet goed doe. Jullie zijn als een soort airbag voor mij. Verder tonen jullie veel begrip voor mijn situatie. Dit zijn dingen die ik nodig heb en die ik ook van jullie terug krijg. 5. Wat wil je voor de toekomst? En wat verwacht je hierin van het OJO? Dat jullie er zijn voor mij. Ik zit op dit moment in een uitkering maar dit zal niet lang meer duren. Ik ben dan verplicht om naar school te gaan of te gaan werken. Dit is voor mij een grote verandering en hierbij loop ik tegen dingen aan. Dan zijn jullie er voor mij om dingen uit te zoeken en dat waardeer ik zeer. OJO is echt een uitkomst voor mij!
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema61
Jonge moeder A.: Wegens privacybescherming is het interview volledig geanonimiseerd. 1. Hoe heb je de begeleiding en ondersteuning de afgelopen jaren ervaren bij het OJO? Heel goed. Ik kan altijd bij jullie terecht met al mijn vragen. Jullie staan altijd voor mij en mijn zoon klaar. 2. Op welk van de acht leefgebieden heb je ondersteuning gehad? Financiën, huisvesting, opvoeding, dagbesteding en zingeving. 3. Heb je tijdens deze ondersteuning ook iets gemist? Nee. Met alles waar ik tegenaan liep ben ik naar jullie toe gekomen. Jullie hebben mij hierin goed ondersteund. 4. Wat zijn je behoeften qua ondersteuning? Dat jullie er zijn voor mij als ik dit nodig heb. En dit zijn jullie! 5. Wat wil je voor de toekomst? En wat verwacht je hierin van het OJO? Dat ik in de toekomst ook met mijn vragen bij jullie terecht kan, net zoals voorheen.
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema62
Bijlage 5: Adviezen voor intimi van mensen met een BPS
-
Ga geen lange discussies aan. Luister aandachtig zonder meteen te reageren; vaak wil de persoon in kwestie alleen een luisterend oor. Stap niet in de valkuil om ook in zwart-wit termen te gaan spreken. Verlaat de ruimte als discussies toch te hoog oplopen. Schenk aandacht aan de gevoelens (valideren) en daarna aan de inhoud. Vergeet niet om positief gedrag te benoemen. Mensen met een BPS zijn meer dan alleen hun Borderline problematiek. Blijf ook oog houden voor iemands leuke kanten. Stel vragen om samen te zoeken naar een oplossing en maak haar/hem daarmee verantwoordelijk. Let op uw timing en de toon waarop u communiceert, zoek het juiste moment om dingen te bespreken. Laat u niet overrompelen, maar bied wel ruimte voor tegenargumenten. Wees ervan bewust dat veel rumoer en verbaal geweld ontstaat door schaamte en angst om verlaten en afgewezen te worden. Houd rekening met het feit dat gedrag en uitlatingen niet altijd persoonlijk bedoeld zijn. Angst bij betrokkenen vormt een belemmering in de omgang. Gedrag lokt gedrag uit; reageer niet met hetzelfde gedrag. Geef uw gevoel weer; wat roept het gedrag van de ander bij u op? Hoe meer concessies u doet, hoe meer grensoverschrijdend gedrag er kan optreden. Ga niet voortdurend alles oplossen; laat de verantwoordelijkheid voor de gevolgen bij de juiste persoon. Wees duidelijk over uw eigen mogelijkheden en grenzen. Schenk aandacht aan eigen gedachten en gevoelens om bij jezelf te kunnen blijven. Mensen met een BPS hebben moeite met afstand en nabijheid; heb hier begrip voor en respect. Voorkom zoveel mogelijk onverwachte situaties; mensen met een BPS kunnen hier slecht tegen. Maak duidelijke afspraken en wees consequent in het nakomen ervan. Betrokkenheid is belangrijk, maar teveel betrokkenheid triggert de Borderlinesymptomen. Accepteer professionele hulp; omgaan met Borderline problematiek. Overweeg lotgenotencontact. Laat u niet verleiden om over alles adviezen te geven; bied keuzemogelijkheden aan en laat uw naaste kiezen. (GGZ Friesland, 2013)
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema63
Bijlage 6: Overeenkomst VERS training
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema64
Bijlage 7: Algemene groepsregels VERS training
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema65
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema66
Bijlage 8: ‘Wat betekent het om ‘een Borderliner’ te zijn’
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema67
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema68
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema69
Bijlage 9: Pannensysteem VERS training
Jonge ouders met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Gonda Veenema Gonda Veenema70