Beste Maatjes Een onderzoek naar de werkwijze maatjesaanpak van het Ontmoetingscentrum Jonge Ouders. Tamara Atema
Beste maatjes Een onderzoek naar de werkwijze maatjesaanpak van het Ontmoetingscentrum Jonge Ouders. Tamara Atema (79415) Student Sociaal Pedagogische hulpverlening
Ontmoetingscentrum Jonge Ouders O.l.v. Anneke Kramer-Oostra Stenden hogeschool Leeuwarden Begeleider: Rommy Schaap
Leeuwarden, december 2014
2
Voorwoord Voor u ligt het eindrapport van mijn praktijkonderzoek: beste maatjes. Dit onderzoek is uitgevoerd tijdens mijn afstudeerstage voor Sociaal Pedagogische hulpverlening als medewerker van het Ontmoetingscentrum Jonge Ouders in Leeuwarden, hierna te noemen OJO. Herkent u het gevoel van ergens als een berg tegen opzien? ‘Die grote laatste belangrijke opdracht met al die lastige begrippen, technieken en methodes.’ Dat is één van de gedachtes die opspeelde. Maar wie zegt dat je die berg in één keer moet beklimmen? Wat nou als je stapje voor stapje naar boven klimt. Dan lijkt die berg ineens veel meer op een heuvel. Terwijl ik de presentaties op het mentoring congres in maart volgde, voelde ik het enthousiasme toenemen. Dit heeft mij op ideeën gebracht en geprikkeld om te kijken naar de werkwijze van het OJO. Hoe wordt deze eigenlijk gekenmerkt en gewaardeerd? Dat is wat het onderzoek in grote lijnen inhoudt. Tijdens mijn stage en het uitvoeren van het onderzoek heb ik ontzettend veel respect gekregen voor de doelgroep ‘jonge ouders’. Het leven van een jonge adolescent kan ineens flink op de kop staan wanneer ze te horen krijgt dat ze zwanger is. Er zijn ineens zoveel vragen die dan naar boven komen. In vrij korte tijd moeten zij daar toch op inspringen. Ik vind het bijzonder om te zien dat iemand kwetsbaar en tegelijkertijd zo sterk kan zijn. Als laatste wil ik iedereen bedanken die mij heeft gesteund in mijn afstudeerproces. Ik bedank al mijn lieve collega’s van het OJO voor de hulp en het uitwisselen van hun kennis. Zonder feedback, advies en het scherpe inzicht van begeleiders Anneke kramer-Oostra en Rommy schaap had ik dit rapport niet kunnen schrijven. Tot slot gaat mijn dank uit naar familie en vrienden. Zij hebben mij gesteund, gewoon door er te zijn. Applaus voor al deze mensen. Veel lees plezier! Tamara Atema Stiens, december 2014
3
Samenvatting Dit onderzoek is uitgevoerd bij het Ontmoetingscentrum Jonge Ouders te Leeuwarden. Hier kunnen jonge ouders terecht voor informatie en advies op verschillende gebieden zoals financiën, opvoeding, leren, wonen etc. Ook organiseert het OJO verschillende activiteiten en bijeenkomsten waar jonge ouders ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen. In dit onderzoek is er naar gestreefd om een antwoord te vinden op de vraag hoe de werkwijze ‘maatjesaanpak’ van het OJO kan worden gekenmerkt en hoe verschillende stakeholders deze waarderen. De medewerkers kampten met de vraag hoe deze aanpak kan worden verbeterd. Door de huidige situatie in kaart te brengen, krijgt de organisatie inzicht waaruit eventuele verbeteradviezen kunnen volgen. Dit is dan ook een combinatie tussen beschrijvend en evaluerend kwalitatief onderzoek. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn medewerkers, de doelgroep jonge ouders en soortgelijke organisaties benaderd. Documenten en literatuur waren de belangrijkste databronnen voor de deskresearch. Daarnaast hebben respondenten/deskundigen en de sociale werkelijkheid als bron gediend voor de fieldresearch. De respondenten zijn individueel face to face ondervraagd om beïnvloeding van de groep zoveel mogelijk te voorkomen. Ook is er op deze manier van gegevensverzameling meer diepgang in antwoorden en redeneringen verkregen. Uit de analyse van de interviews blijkt dat de medewerkers niet eenduidig te werk gaan wat betreft inzet van methodes. Wel zijn zij eenduidig in wat hun rol als maatje inhoudt, namelijk: een vast gezicht voor vragen en advies. Vrijwel alle medewerkers vinden transparantie een belangrijk aspect in de benadering van de doelgroep. Ook blijkt er een grote behoefte te zijn aan ondersteuning vanuit het OJO. De medewerkers geven aan handvaten nodig te hebben omtrent de inzet van methodes. Daarnaast willen zij meer kennis vergaren over zwangerschap, financiën en ontwikkelingspsychologie omdat adviseren één van hun belangrijkste functies is. Ook de mening van de jonge ouder stond centraal in dit onderzoek. Ondanks het feit dat helft van de ondervraagden niet weet wie zijn/haar begeleider is, geven zij toch een voldoende. De reden die zij hiervoor geven is dat de activiteiten goed worden georganiseerd. Opvallend is dat een derde van de respondenten geen behoefte heeft aan een maatje. Zij kunnen met behulp van hun sociale netwerk zichzelf prima redden. De jonge ouders die wel behoefte hebben aan een maatje zijn zeer positief over de aanpak. Verder word er aan het einde van het onderzoeksrapport een aantal discussiepunten besproken. Een mogelijke kanttekening aan het onderzoek is het tijdstip van het onderzoek. Een aantal medewerkers zijn ondervraagd vlak na hun inwerktijd.
4
Summary This research was conducted at the meetingcentre for young parents in Leeuwarden. Here you can get information and advice at different areas such as finance, education, learning, living, etc. The meetingcentre organizes various activities and meetings where young parents can share and exchange experiences with each other. In this research is strived to find an answer on the question how the procedure ‘buddy approach’ of the meetingcentre can be characterized and how different stakeholders appreciate this. The staff members struggled with the question of how this approach can be improved. Due to chart the current situation the organization will gain insight. From here any improvement advice can follow. Therefore this is a combination of descriptive and evaluative qualitative research. Staff members, the target group young parents and similar organizations have been interviewed for this research. Documents and literature were the main data sources for the desk research. Besides, respondents / experts and social reality served as a source for the field research. Respondents were interviewed individually and face to face in order to avoid influencing of the group as much as possible. In this way of data collection you get more depth in answers and arguments. The analysis of the interviews showed that staff members don’t work consistently in the use of methods. However they agree with each other about their role as buddie, namely a solid contact person for questions and advice. Practically all the staff members think transparency is an important aspect in the approach to the target group. Also there is a great need for support from the meetingcentre. They need handles so they can use the methods properly. Besides they want to know more about pregnancy, finances and developmental psychology because giving advice is one of their main functions. Also the opinion of the young parents was important for this research. Half of the respondents do not know who their supervisor is. Although they gave adequate marks. The reason they gave for this is that the activities are well organized. It is remarkable that one third of the young parents do not need a buddy. They make a good use of their own social network. Young parents who do need a buddy are very positive about the approach. Furthermore at the end of the research report are some discussion points. A possible side note could be the time of the research. Half of the employees were interviewed shortly after their start at the meetingcentre.
5
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Samenvatting........................................................................................................................................... 4 Summary ................................................................................................................................................. 5 Hoofdstuk 1 Inleiding .............................................................................................................................. 7 1.1 De organisatie................................................................................................................................ 7 1.2 Context/ aanleiding ....................................................................................................................... 8 1.3 Situatie analyse.............................................................................................................................. 8 1.4 Doelstelling .................................................................................................................................... 9 1.5 Centrale vraagstelling en deelvragen ............................................................................................ 9 1.6 Leeswijzer .................................................................................................................................... 10 Hoofdstuk 2 Werken met jonge ouders ................................................................................................ 11 2.1 Doelgroep jonge ouders .............................................................................................................. 11 2.2. Werkwijze OJO ........................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 3 Methode ........................................................................................................................... 16 3.1 Typering onderzoek ..................................................................................................................... 16 3.2 Onderzoekspopulatie .................................................................................................................. 16 3.3 Onderzoeksinstrumenten............................................................................................................ 16 3.4 Procedure gegevensverzameling ................................................................................................ 17 3.5 Analyseplan ................................................................................................................................. 17 Hoofdstuk 4 Resultaten ......................................................................................................................... 18 4.1.1 Methodes ............................................................................................................................. 18 4.1.2 Begeleiding/ bejegening ....................................................................................................... 20 4.1.3 Sterke en zwakke punten ..................................................................................................... 21 4.1.4 Ondersteuning vanuit het OJO ............................................................................................. 23 4.2 Jonge ouders ............................................................................................................................... 24 4.3 Soortgelijke organisaties ............................................................................................................. 25 Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen ............................................................................. 27 5.1 Conclusie – beantwoording deelvragen/ vraagstelling ............................................................... 27 5.2 Discussie ...................................................................................................................................... 29 5.3 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 29 Bronnenlijst ........................................................................................................................................... 31 Bijlagen .................................................................................................................................................. 32
6
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 De organisatie Het Ontmoetingscentrum Jonge Ouders (OJO) is een plek waar jonge ouders binnen kunnen lopen voor vragen of advies op verschillende gebieden zoals school, financiën, werk of opvoeding. Ook kunnen jonge ouders elkaar hier ontmoeten en informatie en ervaringen met elkaar delen op de verschillende aangeboden activiteiten zoals lunch-/ themabijeenkomsten en ouder en kind zwemmen. Het OJO is opgericht in 2009 en werkt samen met Stenden Hogeschool, ROC Friesland College, Stichting Welzijn Centraal Leeuwarden, Stichting Ambulante FIOM en de gemeente Leeuwarden. Sinds augustus 2014 is het OJO gevestigd op: Marowijnestraat 14- 18 8931 BT Leeuwarden Tel: 058-2803291 Tevens is het OJO een leerbedrijf waar studenten van verschillende sociale opleidingen en niveaus worden ingezet om jonge ouders te ondersteunen op verschillende gebieden. Visie “ De jonge ouder organiseert op eigen kracht zijn/haar toekomstperspectief met behulp van de praktische ondersteuning, die vanuit het OJO gefaciliteerd wordt door buddy’s in te schakelen.” Missie “Een toekomstperspectief creëren voor de jonge ouder en kind door de zelfredzaamheid te vergroten en een duurzame sociale participatie mogelijk te maken. Het OJO werkt met een sluitende ketenaanpak.” Doelstellingen De groep jonge ouders in Friesland in beeld te krijgen Het ondersteunen van de jonge ouder bij het behalen van een startkwalificatie of het continueren van een opleiding zodat er een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt ontstaat. Het verminderen van school/maatschappelijke uitval bij de jonge ouder. Een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van de jonge ouder zodat deze in staat is om zelfstandig en verantwoord voor het gezin te zorgen en deze te onderhouden. Bieden van ondersteuning waardoor lange termijn problemen bij jonge ouders voorkomen worden door beschermende factoren te vergroten en risico factoren te verminderen. De jonge ouder stimuleren tot sociaal- economische zelfredzaamheid.
7
Het ondersteunen van de jonge ouder om uitkering onafhankelijk te worden middels betaalde arbeid, of aantoonbaar meer te participeren in de maatschappij en in beweging te komen richting de arbeidsmarkt. (Kramer-Oostra, A. 2013)
1.2 Context/ aanleiding Dit onderzoek wordt gedaan naar aanleiding van het mentoring congres in Heerenveen op 20 maart 2014. Mentoring is een vorm van begeleiden en levert een bijdrage aan groei en ontwikkeling. De kracht van mentoring komt tot uiting wanneer alle betrokkenen er baat bij hebben. Zo kan de mentor werken aan de competentie leiding geven en de mentee (degene die gecoacht wordt) krijgt het gevoel er niet alleen voor te staan (Vos, M. 2014.) Op dit congres werden onderzoeksresultaten rondom mentoring, mentormethodieken en successtrategieën gepresenteerd. Tijdens workshops en op de kennismarkt toonden verschillende organisaties hun kennis en ervaring over mentoring. Tot nu toe wordt er met de maatjesaanpak gewerkt. Na afloop van het congres kampten de medewerkers van het OJO met de vraag hoe en op welke wijze het mentorprogramma ‘maatjes aanpak’ van het OJO verbeterd kan worden. Voordat er te gehaaste conclusies worden getrokken is het eerst belangrijk dat de huidige situatie in kaart wordt gebracht. Op dit moment staat dat nog niet duidelijk op papier, terwijl de medewerkers hier wel behoefte aan hebben. Daarnaast is het belangrijk om te kijken hoe deze aanpak wordt gewaardeerd door zowel medewerkers als de doelgroep zelf. Door de stand van zaken te bepalen, krijgt de organisatie inzicht in wat er al is en kunnen eventuele verbeteradviezen volgen.
1.3 Situatie analyse Op dit moment is het onduidelijk op welke wijze de ‘maatjesaanpak’ geïmplementeerd is in het ondersteuningsbeleid. Door duidelijk in kaart te brengen waar de sterke en zwakke punten liggen en te beschrijven wat kenmerkend is voor deze aanpak, zullen eventuele verbeteracties kunnen volgen. Door verschillende belanghebbende partijen te bevragen, kan de huidige werkwijze duidelijk worden beschreven zodat er een startdocument is voor eventuele innovaties. Waarom is het zo belangrijk dat een organisatie een goede methodiekbeschrijving heeft? Het levert vaak meerdere opbrengsten op (Foolen, Steege & Lange, 2011). Zo biedt het houvast waardoor werknemers de interventie op ongeveer dezelfde manier uitvoeren. Wanneer duidelijk is op welke manier er wordt gewerkt, is de overdracht naar nieuwe medewerkers gemakkelijker over te dragen. Cliënten weten beter wat hen te wachten staat wanneer medewerkers precies kunnen aangeven hoe en op welke manier zij werken. Uitgangspunten, theoretische achtergronden, de interventie en problematiek van de doelgroep worden op deze manier aangescherpt. Ook is het een kans om de kennis en vaardigheden van de medewerkers aan te scherpen en de puntjes op de i te zetten. Daarnaast wordt in het voorwoord van het jaarverslag benoemd dat het OJO o.a. haar werkwijze bekend wil maken bij gemeenten en scholen in Friesland. Daarom is het van belang dat er een duidelijk kader wordt geschetst van de werkwijze.
8
1.4 Doelstelling Hoofddoelstelling Dit onderzoek draagt bij aan het ontwikkelen van een succesvolle aanpak voor het werken met jonge ouders die voor hun 23e een kind hebben gekregen en ingeschreven staan bij het OJO te Leeuwarden. Hierbij is specifieke aandacht voor de benadering en werkwijze vanuit de medewerkers en de waardering vanuit de doelgroep.
Subdoelstellingen
Het onderzoeksrapport geeft handvaten voor medewerkers van het OJO omtrent de werkwijze ‘maatjesaanpak’. De werkwijze kan op deze manier worden aangescherpt en er zullen aanbevelingen/ adviezen op volgen. Het rapport kan een startdocument zijn voor eventuele aanpassingen. Het OJO kan haar werkwijze bekend maken bij gemeenten en scholen in Friesland.
Centrale vraagstelling Hoe kan de werkwijze ‘maatjesaanpak’ van het Ontmoetingscentrum Jonge ouders in Leeuwarden worden gekenmerkt en hoe waarderen de verschillende stakeholders deze ? Deelvragen 1. Wat vinden de medewerkers van het OJO typerend voor de werkwijze en hoe zetten zij de verschillende methodes in? 2. Hoe ervaren de jonge ouders van het OJO de werkwijze die gehanteerd word? 3. Welke methodes hanteren soortgelijke organisaties in Nederland die met jonge ouders werken?
1.5 Centrale vraagstelling en deelvragen Op basis van de aanleiding en de situatie analyse is er een centrale vraagstelling met daaruit voortvloeiende deelvragen geformuleerd. Om de hoofdvraag inzichtelijk te maken is er onderzoek onder drie verschillende stakeholders. Elke stakeholder zal afzonderlijk onderzocht worden zodat duidelijk antwoord kan worden gegeven op de hoofdvraag. Deze vraagstelling en deelvragen zullen leidend zijn voor het onderzoek. De centralevraagstelling en deelvragen luiden als volgt:
Toelichting op begrippen
De stakeholders zijn de medewerkers van het OJO en de jonge ouders die daaraan zijn gekoppeld. Een jonge ouder is een ouder, die voor zijn/ haar 23e levensjaar een kind gekregen.
9
De verschillende methodes die het OJO hanteert zijn: de oplossingsgerichte benadering, empowerment, eigen kracht, systeem gericht werken, triple p, het 8-fasenmodel, presentiebenadering en FIOM hoe doe jij dat … nou gewoon.
1.6 Leeswijzer Het rapport is opgebouwd in een aantal thematische hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt de problematiek van de jonge ouder beschreven, evenals de werkwijze die het OJO in de bejegening van jonge ouders toepast. In Hoofdstuk drie wordt stil gestaan bij de centrale vraagstelling en de deelvragen, alsmede de opzet van het onderzoek. Daarbij wordt ingegaan op het type onderzoek, de onderzoekspopulatie, de onderzoeksinstrumenten, de procedure van gegevensverzameling en het analyseplan. In hoofdstuk vier wordt antwoord gegeven op de deelvragen vanuit het veldonderzoek. Hierin komen de verschillende stakeholders (medewerkers, jonge ouders en soortgelijke organisaties) aan bod. Centraal staat hoe zij de verschillende methodes en het werken met de doelgroep waarderen. Tenslotte staan de belangrijkste conclusies van het onderzoek beschreven in hoofdstuk vijf. Ook de bijbehorende discussiepunten en aanbevelingen zijn hier te vinden. Aansluitend is er een literatuurlijst toegevoegd en zijn de bijlagen in het laatste gedeelte van dit verslag te lezen.
10
Hoofdstuk 2 Werken met jonge ouders Dit hoofdstuk bevat de deskresearch die is uitgevoerd. Hier is een oriëntatie te vinden over het werken met de doelgroep jonge ouders. Ook de werkwijze en verschillende methodes van het OJO worden hier beschreven.
2.1 Doelgroep jonge ouders Een jonge ouder moet verschillende opgaven in het leven met elkaar combineren. Jonge ouders bevinden zich in de adolescentiefase en tegelijkertijd dragen zij de verantwoordelijkheid voor hun kind. Zo doorlopen zij twee ingrijpende fasen van het leven. Enerzijds moeten zij zelfstandig worden en anderzijds houden ze zich bezig met het ouderschap. Jonge moeders lopen een groter risico op meervoudig problematiek dan volwassen moeders (Oudhof, Zoon & Steege, 2013). De opeenstapeling van risicofactoren zoals (ongewenste) zwangerschap, een hoge mate van stress, het ontbreken van steunend sociaal netwerk/partner en een laag opleidingsniveau kunnen nadelige gevolgen hebben voor de jonge moeder en haar kind. Zo hebben kinderen van jonge ouders een grotere kans op emotionele- en gedragsproblemen, verwaarlozing, opgroeien in armoede en minder gunstige ontwikkelingskansen. Het is van belang dat er effectieve interventies voor deze doelgroep bestaan om te voorkomen dat jong ouderschap tot problemen leidt. Voor het werken met deze doelgroep worden steeds nieuwe methoden ontwikkeld. Delfos (2011) beschrijft een aantal methodes die vanuit hulpverleners uit het werkveld als geschikt worden bevonden. De eerste is vraaggericht werken. Volgens Delfos is de kern hiervan om de hulpvraag van de cliënt te leren kennen en hiernaar te luisteren. Dit klinkt vrij logisch maar voor sommige instellingen is het probleem van de cliënt niet geschikt voor het hulpaanbod. De tweede methode die wordt genoemd is oplossingsgericht werken. Delfos noemt als uitgangspunt dat de cliënt een oplossing weet en daarbij wordt begeleid door de hulpverlener. Een wijze van gespreksvoering die naadloos aansluit op cliëntgerichte hulpverlening is de socratische methode. Delfos schrijft dat het gesprek hierdoor gelijkwaardiger en effectiever verloopt. Verder worden Eigen Kracht Conferentie en het Fiom achtfasenmodel benoemd. Als laatste wordt de ontmoetingsplek genoemd om jongeren met elkaar in contact te brengen zodat ze elkaar kunnen steunen en adviseren. In verschillende steden zijn succesvolle projecten opgericht die werken met bovengenoemde methoden en een ontmoetingsplek. In tegenstelling tot het beperkte onderzoek naar jonge moeders wat in Nederland is gedaan, is er vanuit de verenigde Staten een overvloed aan literatuur beschikbaar. Hierin komen een aantal werkzame ingrediënten naar voren die veelbelovend zijn voor het werken met deze doelgroep. (Oudhof, Zoon & Steege, 2013). Een aantal werkzame punten zijn onder andere persoonlijke zorg en aandacht, locatie dichtbij school en timing. Dat wil zeggen dat vroeg beginnen met interveniëren een beter resultaat geeft. Hulp gericht op hechtingstheorie en sociale steun zijn ook van belang. Werkzame programma’s voor deze doelgroep bevatten veel van deze werkzame punten. Zo blijkt dat huisbezoekprogramma’s een positief effect hebben. Ook school-based programma’s en opvoedprogramma’s worden als effectief beschreven. Het ‘Family and youth services bureau’ (z.d.) schrijft: “Programs that incorporate specific, core components are more likely to achieve desired outcomes” (pp. 2-3). Deze zogenoemde componenten voor succesvol jong zwanger- en ouderschap zijn zelfvoorziening, stabiliteit van huisvesting en financiën, opvoedvaardigheden en een gezonde relatie.
11
2.2. Werkwijze OJO In het jaarverslag van het OJO staat dat er wordt gewerkt met de mentormethode ‘maatjesaanpak’. Er zou door deze werkwijze een makkelijke vertrouwensrelatie ontstaan waardoor de jonge ouder gemakkelijker zijn/haar hulpvraag stelt. Vragen over opvoeding, financiën etc. zouden hierdoor beter te structureren zijn. Deze werkwijze zou de toename naar geïndiceerde zorg reduceren. Ook wordt benoemd dat de doelstelling, waarin het werken aan preventie en vroeg-interventie naar voren komt, uitstekend past bij deze werkwijze (Kramer-Oostra, 2013) Wat houdt deze werkwijze dan precies in en wat maakt deze zo kenmerkend voor het bereiken van de doelstellingen van het OJO? Deze vraag is de rode draad van het onderzoek. Kramer-Oostra (2013) stelt dat het OJO met een categoraalgerichte aanpak werkt. Jonge ouders worden gezien als een specifieke doelgroep met eigen vragen behoeften en wensen. Over de werkwijze wordt benoemd dat de jonge ouder wordt gekoppeld aan een buddy/maatje, een leeftijdgenoot en medewerker van het OJO. Deze laatste gaat het gesprek aan, doet huis- en kraambezoeken en maakt samen met de jonge ouder een plan van aanpak. Een kenmerkende sterke kracht die wordt beschreven is gelijkwaardigheid doordat medewerker en jonge ouder leeftijdsgenoten zijn en zich bevinden in dezelfde leefwereld. (Kramer-Oostra, 2013, p 10) Hier wordt één kenmerk genoemd, maar welke punten zijn nog meer kenmerkend voor deze werkwijze en hoe zetten de medewerkers de verschillende methodes in? De overkoepelende werkwijze die het OJO hanteert is ‘welzijn nieuwe stijl’. Er wordt gewerkt aan de hand van de volgende methoden en methodieken: de oplossingsgerichte benadering, empowerment, eigen kracht, systeem gericht werken, triple p, het 8-fasenmodel, presentiebenadering en hoe doe jij dat … nou gewoon van het FIOM (Kramer-Oostra, 2013, p. 23). Hieronder worden de methodes nader toegelicht. De oplossingsgerichte benadering Bij deze methode ligt de focus op de individuele krachten/ mogelijkheden en niet op de tekortkomingen. De aanwezige competenties krijgen de aandacht en worden versterkt. Bartelink (2013) noemt als uitgangspunt dat het niet altijd nodig is om inzicht te hebben in het ontstaan problemen, maar dat de nadruk ligt op het vinden van een oplossing. De cliënt heeft hierin de expertrol en de hulpverlener nodigt uit om mogelijke oplossingen te verkennen door oplossingsgerichte vragen te stellen. De cliënt bepaalt wat hij wil en de hulpverlener speelt daar op in. In de jaren tachtig ontwikkelden de Shazer en Berg een therapie gebasseerd op de oplossingsgerichte benadering. Zij ontdekten dat clienten gemotiveerder zijn wanneer zij kleine stapjes maken in een door henzelf gekozen richting dan wanneer er drastische veranderingen plaats vinden. Zij realiseerden zich dat mensen geneigd zijn om te blijven praten over problemen, terwijl praten over oplossingen veel effectiever is (Plazilla, 2013). Empowerment Hierbij gaat het erom dat de eigen kracht van de cliënt wordt ingezet. Als hulpverlener help je de jonge ouder om te geloven in zijn/haar eigen kwaliteit en kracht en motiveer je de ontwikkeling en groei. Als er dan gestelde doelen behaald worden zal de jonge ouder meer in zichzelf gaan geloven. Zo vindt de jonge ouder als het ware de kracht om controle over eigen leven te hebben (KramerOostra, 2013) 12
Eigen kracht conferentie Werken met deze methode betekent dat de nadruk wordt gelegd op de mogelijkheden in plaats van de beperkingen van de cliënt. In een eigen kracht conferentie wordt er gekeken naar hoe de jonge ouder in samenwerking met zijn sociale netwerk de problemen wil en kan aanpakken. In zo’n bijeenkomst is de jonge ouder zelf aanwezig met mensen uit zijn/haar sociale netwerk en een onafhankelijke coördinator die geen hulpverleners achtergrond heeft. Aan het einde van een eigen kracht conferentie komen doelen en acties naar voren die beschreven worden in een plan (KramerOostra, 2013) Systeemgericht werken Deze methode werkt vanuit de systeemtheorie. Volgens deze theorie staat het individu in relatie tot zijn omgeving. Er wordt dus veelal gekeken naar de interacties tussen een persoon en zijn omgeving. Zo wordt probleemgedrag niet alleen gezocht bij de persoon zelf maar in de leefsituatie waarin diegene zich bevindt. (Kramer-Oostra, 2013) De systeemtheorie richt zich dus ook op systemen waar het individu deel van uit maakt. In de hulpverlening betekent dit dat individuele problematiek voor een belangrijk deel door relaties met anderen worden beïnvloed. Dit zijn alle interne en externe factoren die invloed hebben op het systeem (Nabuurs, 2007). Dit kan gaan om de natuurlijke omgeving van het gezin zoals: in wat voor huis en buurt woont men? En welke banden zijn er met vrienden, collega’s/schoolgenoten, kennissen maar ook instanties. Het OJO heeft nauwe samenwerkingsverbanden met een aantal scholen en organisaties in Leeuwarden. Zo kunnen scholen of consultatiebureaus waarschuwen als er problemen zijn. De acht leefgebieden 1. Huisvesting De woonsituatie kan nogal variëren: thuiswonend, samenwonend, begeleid wonen, zelfstandig of bij familie of vrienden. Het is voor jonge moeders vaak lastig om zelfstandige woonruimte te vinden vanwege het huidige woningaanbod en de manier van toewijzing. Een jonge leeftijd en relatief laag inkomen zijn hier beperkende factoren in. 2. Financiën De meeste jonge ouders moeten rond komen van weinig geld. Ze geven dit vaak uit aan vaste lasten, boodschappen en spullen voor het kind. Op de manier houden ze weinig over voor zichzelf of vrijetijdsbesteding. Veel jonge ouders hebben niet geleerd om met geld om te gaan en weten niet waar ze recht op hebben. 3. Sociaal functioneren Hieronder wordt verstaan de relatie tussen jonge ouder en haar omgeving (gezin, familie, vrienden, school, werk, andere organisaties etc.) Ook de leefregels van de culturele achtergrond behoren hiertoe. Door zwanger- en moederschap is de jonge ouder meer gebonden aan huis waardoor het onderhouden van contacten moeilijker kan zijn. Dit kan voor breuken of irritaties zorgen. Ook de relatie met de biologische vader speelt hierbij een rol. Hetzij op de achtergrond, het zij in beeld. 4. Psychisch functioneren Het psychisch functioneren is het welbevinden van de jonge ouder (ook eventueel psychiatrisch ziektebeeld en verslavingsgedrag). Het gaat hierbij om het zelfbeeld en hoe het is gesteld met de opvoedingsvaardigheden zoals grenzen stellen, communicatie met het kind, positief en consequent.
13
5. Zingeving Dit is hetgeen de jonge ouder motiveert om ‘haar bed uit te komen’. De zingeving van het leven. Hierbij gaat het om de motivatie om iets te bereiken. 6. Lichamelijk functioneren Hierbij gaat het om de fysieke gesteldheid van de jonge ouder en de zelfzorg zoals goede lichamelijke verzorging, gezonde eetgewoonten, kleding, hygiëne en gezondheid. 7. Praktisch functioneren Hoe doet de jonge moeder de huishoudelijke taken? Zijn noodzakelijke verzekeringen afgesloten? Is er kinderopvang geregeld? Hoe steekt een dag in elkaar? Hoe gaat de jonge ouder om met afspraken? Dit soort vragen horen bij het praktisch functioneren. 8. Dagbesteding De dagbesteding gaat over de daginvulling van de jonge ouder. Denk hierbij aan werk, hobby’s, studie, activiteiten en sociale activering. (Werd, de.,2008, p. 12).
Triple P Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma. Het is een methode voor opvoedingsondersteuning voor kinderen van 0-16 jaar. Triple P Nederland omschrijft deze methode als een laagdrempelig programma die door het aanleren van opvoedvaardigheden emotionele of gedragsproblemen helpt te voorkomen (Triple P Nederland, z.d.) Het leert ouders om met een positieve opvoedstijl beter om te gaan met moeilijk gedrag van kinderen en beter te communiceren. Ten grondslag van deze methode liggen: kennis over ontwikkelingspsychologie, de sociale informatietheorie, ontwikkelingspsychopathologie en de theorie over zelfredzaamheid, zelfregulatie en zelfsturing. Onderzoek heeft aangetoond dat deze methode effectief is. Ouders zouden zich hierdoor competenter voelen waardoor zij eerder tevreden zijn over hun manier van opvoeden. Deze methode wordt uitgevoerd in 24 landen en in Nederland in verschillende gemeenten, jeugdzorginstellingen en Centra voor Jeugd en Gezin. “De vijf basisprincipes zijn:
kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden kinderen laten leren door positieve ondersteuning aansprekende discipline hanteren realistische verwachtingen hebben van het kind als ouder goed voor jezelf zorgen”(Speetjens, Graaf& Blokland, 2007).
Presentiebenadering Nabijheid blijkt een belangrijke rol te spelen bij het bieden van hulp en ondersteuning. Er simpelweg zijn voor de ander is vaak voldoende. Presentie is een relatiegestuurde manier van werken. De hulpverlener richt zich aandachtig op de cliënt en is met kop en lijf bij de ander. Wat de hulpverlener doet of laat wordt ingegeven door de relatie met die ander. De cliënt moet dus de kans krijgen om 14
zich te laten zien en de hulpverlener probeert dit te begrijpen. De presentietheorie streeft naar aansluiting in de relatie. Aansluiting op de leefwereld, taal, niveau etc. ‘Pas als je mèt iemand bent, kun je er vóór iemand zijn’ aldus A. Baart (2011). Hoe doe jij dat? Nou gewoon … (FIOM) Deze methodiek levert een bijdrage aan het afstemmen van het hulpverleningsaanbod voor zwangere meiden, jonge moeders en hun omgeving. De basishouding voor het werken met deze doelgroep is essentieel en toepasbaar voor elke setting die met jonge moeders werkt (Werd, de.,2008). In deze methodiekmap worden handvatten aangereikt om jonge ouders te ondersteunen. Deze methodiek is zowel theoretisch- als praktijkgericht. Het is beschreven aan de hand van interviews met begeleiders en aangevuld met literatuur. Termen die in deze methodiek naar voren komen zijn systeemgericht werken en de acht leefgebieden (huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren, dagbesteding). De werkwijze van deze methodiek verloopt volgens het 8-fasenmodel (aanmeldfase, intakefase, opbouwfase, analysefase, planningsfase, uitvoeringsfase, evaluatiefase, uitstroomfase).
15
Hoofdstuk 3 Methode In dit hoofdstuk wordt de methodische verantwoording van het onderzoek omschreven. Dit biedt structuur en dient als richtlijn voor het uitvoeren van het onderzoek. Ten eerste wordt het type onderzoek beschreven. De onderzoekspopulatie komt aan bod in de tweede paragraaf. In de derde paragraaf is informatie te vinden over de onderzoeksinstrumenten, waarvan de belangrijkste zijn: documenten/literatuur, personen en de sociale werkelijkheid. In paragraaf 3.4 en 3.5 wordt ingegaan op procedure gegevensverzameling en het analyseplan.
3.1 Typering onderzoek Ten eerste is dit een beschrijvend onderzoek. Dat is toe te schrijven aan de vraag ‘wat?’ (Verhoeven, 2013) Methodes als enquête en analyse van bestaand materiaal behoren tot deze vraagtype. Daarnaast wordt onderzocht hoe verschillende stakeholders ‘de maatjesaanpak’ waarderen. Dit maakt dat het een combinatie is tussen beschrijvend en evaluerend onderzoek. Volgens Verhoeven (2013) wordt er bij kwalitatieve methoden niet of nauwelijks met cijfermatige gegevens gewerkt. Het onderzoek is in het veld uitgevoerd, waarbij de beleving en waardering van de respondent centraal staat. Om deze reden is er sprake van een beschrijvend en evaluerend kwalitatief onderzoek.
3.2 Onderzoekspopulatie Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn de stakeholders van het OJO benaderd: de medewerkers, de jonge ouders maar ook soortgelijke organisaties. Zo is er onderzoek gedaan naar de bestaande praktijk van het OJO maar ook vergelijkbare praktijken waar jonge ouders ondersteund worden. Er zijn tien stagiaires/ medewerkers werkzaam op het OJO. Acht hiervan zijn ondervraagd. Voor de doelgroep jonge ouders is gebruik gemaakt van een selecte doelgerichte steekproef. Ruim 370 jonge ouders staan geregistreerd, maar niet allemaal zijn zij gekoppeld aan een medewerker (maatjesaanpak). In dit geval was er informatie te vinden over de werkwijze bij de gekoppelde jonge ouders omdat zij betrokken zijn bij de werkwijze. Twaalf jonge ouders zijn hiervoor persoonlijk aangesproken. Daarnaast zijn er vijftien soortgelijke organisaties benaderd per email.
3.3 Onderzoeksinstrumenten Migchelbrink (2007) wijst op de mogelijkheid om meerdere databronnen te gebruiken. Dit wordt ook wel databronnen-triangulatie genoemd. Door meerdere bronnen te gebruiken, wordt de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek versterkt. De databronnen die gebruikt zijn, zijn documenten/literatuur, personen en de sociale werkelijkheid. Voor de deskresearch zijn documenten en literatuur belangrijke databronnen. Het gaat hierbij om onderzoeksrapporten, boeken, artikelen, jaarverslagen, scripties en essays van voorgaande studenten. Naast literatuur worden ook personen en de sociale werkelijkheid als bron gezien. Mighelbrink (2007) maakt hierin onderscheid tussen respondent en deskundige. Zowel de jonge ouders als de medewerkers van het OJO zijn respondent omdat zij zijn ondervraagd als persoon zelf voor hun eigen visie en opvattingen. De medewerkers zijn individueel face to face geïnterviewd. De onderzoeker was geïnteresseerd in de mening van elke medewerker en in een groepsgewijze ondervraging zou iedereen elkaar kunnen beïnvloeden. Andere organisaties die met jonge ouders werken worden gezien als deskundige omdat zij op grond van hun positie kennis en gegevens hebben. Hiermee is ook de sociale werkelijkheid een databron omdat er onderzocht is hoe de werkwijze van het OJO op dit moment te kenmerken valt. De vragenlijst is te vinden in de bijlage.
16
3.4 Procedure gegevensverzameling Ten eerste is er gebruik gemaakt van inhoudsanalyse. Dit is een techniek waarmee je gegevens verzamelt en bewerkt uit documenten, media en de fysieke en sociale omgeving (Migchelbrink, 2008). Deze manier van gegevensverzameling is voornamelijk gebruikt voor het literatuuronderzoek. Ondervragen is de tweede manier van gegevens verzamelen. Deze techniek wordt gebruikt om bij personen (respondenten, informanten of deskundigen) gegevens te verkrijgen (Migchelbrink, 2008). Deze vorm van data verzameling is grotendeels gebruikt voor dit onderzoek. Acht medewerkers zijn geïnterviewd in de vorm van een tweegesprek (een interview met één persoon). Er is hier gebruik gemaakt van een halfgestructureerd interview. Dat wil zeggen een (zelf ontworpen) vragenlijst, echter is er bij deze vorm van interviewen alle ruimte voor de eigen inbreng van de respondent (Verhoeven, 2011). Deze vorm van gegevensverzameling is gekozen omdat er op deze manier dieper op de antwoorden en redeneringen van de respondent kan worden ingegaan. Er is niet gekozen voor een groepsgewijze ondervraging omdat er op die manier beïnvloeding kan plaats vinden. De soortgelijke organisaties zijn op een niet-lijfelijke manier ondervraagd door middel van email en telefoongesprekken. Op deze wijze kon een relatief grote groep bereikt worden. Voor de gegevensverzameling van de jonge ouders is gebruik gemaakt van een combinatie tussen nietlijfelijke ondervraging (door middel van email) en een individueel face to face ondervraging. Dit vanwege een te lage respons op de mail.
3.5 Analyseplan De verzamelde gegevens geven nog geen antwoord op de hoofd- en deelvragen. Het ruwe materiaal van gesprekken in de vorm van aantekeningen is eerst uitgeschreven waardoor het overzichtelijker is om te analyseren. De onderzoeker evalueert de antwoorden van de respondenten en heeft gekeken welke waarde zij hieraan hebben toegekend. Daarna is de informatie gegroepeerd. De onderzoeker heeft zich laten leiden door verbanden, verschillen, samenhang en patronen. Op deze manier is structuur aangebracht in de gegevens. Om het duidelijk te maken, zijn een aantal zaken samengebracht in een figuur. Als laatste is er een verband gelegd tussen de geanalyseerde informatie en de vraagstelling/ deelvragen in het hoofdstuk vijf conclusies.
17
Hoofdstuk 4 Resultaten In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvragen vanuit het veldonderzoek. Er is grotendeels gebruik gemaakt van interviews met medewerkers, jonge ouders en andere organisaties. Deze zijn uitgewerkt in de volgende paragrafen.
4.1 Medewerkers In deze paragraaf is onderzoek gedaan naar de deelvraag: “Wat vinden de medewerkers van het OJO typerend voor de werkwijze en hoe zetten zij de verschillende methodes in?”. Hiervoor is een vragenlijst opgesteld betreffende de werkwijze van het OJO. Acht medewerkers/ stagiaires tussen de 18 en 29 jaar hebben hiervoor een interview afgelegd. Vier hiervan zijn minstens een half jaar werkzaam voor het OJO, de andere vier medewerkers zijn ongeveer vijf weken actief. Zij hebben vragen beantwoord over onder andere de te hanteren methodes, begeleiding van de doelgroep en sterke/ zwakke punten. De uitgewerkte interviews zijn te vinden in de bijlage.
4.1.1 Methodes De volgende vragen zijn onder andere aan de medewerkers voorgelegd: “Van welke methodes maakt het OJO gebruik?” en “Welke daarvan zet jij in?”. De antwoorden die zij gaven op de vragen, zijn weergegeven in onderstaand schema. In de eerste kolom staan de methodes opgesomd. In de tweede kolom staat hoe vaak deze methode is genoemd bij vraag één. Vervolgens is gevraagd welke methodes de medewerkers zelf inzetten en in kaart gebracht in kolom drie. Methode
Gebruik door OJO (aantal keer genoemd N=8)
Gebruik door Medewerker (aantal keer genoemd N=8)
Oplossingsgericht werken Empowerment Eigen kracht Systeemgericht werken Triple P Het acht leefgebiedenmodel Presentiebenadering Hoe doe jij dat … nou gewoon (FIOM) Overig
1 5 5 5 7 4 5 3 4
0 2 2 1 1 0 4 0 5
Figuur 4.1 Uitkomsten van methodes volgens medewerkers OJO.
Uit de tabel is duidelijk af te leiden dat triple P de meest genoemde methode is met zeven antwoorden. Daartegenover staat oplossingsgericht werken die slechts door één persoon is genoemd. Alle andere methodes zitten hier tussenin. Drie van de acht medewerkers konden de methodes die zij hadden genoemd beschrijven en uit leggen aan de hand van voorbeelden. De overige medewerkers hadden hier moeite mee of wisten niet precies hoe zij de methodes moesten uitleggen:
18
“De presentiebenadering, Eigen kracht, Systeem gericht werken, Triple P. Ik weet dat er acht zijn maar die andere vier weet ik even niet. Van de eerste drie die ik heb genoemd zou ik kunnen omschrijven wat het is, maar van de vierde heb ik eigenlijk geen idee” – medewerker 4. “Oplossingsgerichte benadering, systeemtherapie, empowerment, eigen kracht, presentietheorie. Ik weet dat er nog drie methodes zijn. Ik kan ongeveer uitleggen wat de methodes betekenen. Maar het is mij bijvoorbeeld niet duidelijk wat het verschil is tussen eigen kracht en empowerment” – medewerker 6. Verder worden bij vraag één nog een aantal methodes genoemd die niet in dit rijtje thuis hoorden, namelijk: buddy aanpak, kod, outreachend werken en motiverende gesprekken. Deze staan vermeld onder overig. In kolom drie zijn aanzienlijk minder methodes genoemd. De presentiebenadering is door vier medewerkers genoemd en daarmee de meest gebruikte methode. Daarentegen zijn oplossingsgericht werken, het acht leefgebiedenmodel en hoe doe jij dat … nou gewoon van het FIOM geen enkele keer aan de orde gekomen. In de interviews kwamen deze verhoudingen duidelijk naar voren: “ De presentiebenadering betekent simpelweg dat je er volledig voor iemand bent en dat is passend hier op het OJO. Ik denk dat iedereen hier gebruik van maakt, alleen niet iedereen de term kent. Systeemgericht werken vind ik ook een goede methode, maar die zou meer kunnen worden ingezet zodat je een beter overzicht hebt over een jonge ouder en zijn/haar systeem. – medewerker 6. “Ik gebruik niet specifiek de gehele methode Triple P, maar wel hanteer ik een aantal stappen hieruit. We hebben een map van deze methode en daar staan handige tips in. Eigen kracht en empowerment komen denk ik altijd wel naar voren . Ik wil de cliënt zoveel mogelijk zelf laten doen en bekrachtig ze hierin door complimenten te geven.” – medewerker 1. “Vanuit het OJO wordt de presentiebenadering heel erg gestimuleerd. Er zijn voor de jonge ouder en klaarstaan voor diegene. “ – medewerker 3. “De presentiebenadering en eigen kracht. Ik neem de tijd voor de jonge ouder en luister naar hun verhaal. Verder probeer ik ze in hun eigen kracht te zetten en aan te sporen door ze bijvoorbeeld zelf naar instanties te laten bellen.” – medewerker 4.
Ook blijkt uit de interviews dat medewerkers veelal gevoelsmatig werken ( in de kolom overig). De een weet niet wat de methode precies inhoudt en hoe zij dat moet implementeren in de praktijk. Voor een ander geldt dat zij pas een aantal weken is gestart met haar stage. Verder wordt er door een aantal medewerkers benoemd dat er meer aandacht wordt besteed aan de methodes door presentaties te geven in tweetallen. “Verder handel ik ook veel op gevoel. Ik denk dat het hele team dat voornamelijk doet.” – medewerker 6. “Ik werk eigenlijk heel erg op m’n gevoel. Ik doe wat ik denk dat goed is, en ik denk dat anderen dat ook zo doen.” – medewerker 4. 19
“Ik handel vooral vanuit m’n gevoel eigenlijk. Er zou meer methodisch gehandeld kunnen worden. Wel zijn we nu bezig met presentaties over de methodes” – medewerker 7.
4.1.2 Begeleiding/ bejegening Aan de acht medewerkers is gevraagd of er een fasering in de begeleiding zit. Oftewel hoe verloopt het proces tussen intake en uitstroom? Vrijwel iedereen noemt als eerste de intake of het personalia formulier. Iedereen lijkt hetzelfde te bedoelen, maar geeft het een andere naam. De jonge ouder moet bij binnenkomst een formulier invullen met gegevens. “Vaak zijn alleen de contactgegevens ingevuld maar bijvoorbeeld niet de geschiedenis of informatie over partner en kind”, aldus een van de medewerkers. “Dit kun je ook niet vragen tijdens een eerste gesprek of ontmoeting”. Meerderen geven aan alleen de contactgegevens te laten invullen. Iedereen is het er over eens dat het proces daarna afhangt van de behoefte/ vraag van de jonge ouder. “Het hangt er vanaf met welke reden ze binnen komen. De één wil alleen deelnemen aan de aangeboden activiteiten om nieuwe mensen te ontmoeten en de ander heeft hulp nodig bij het regelen van oppas of financiën.” – medewerker 7. Het OJO biedt hulp op een vraaggerichte manier doordat zij op flexibele wijze aansluit op de vraag van de jonge ouder. De medewerkers ondersteunen en activeren hierin. Er is aandacht voor creatieve mogelijkheden binnen de organisatie en er wordt ingehaakt op de behoeftes van de doelgroep. “Het hangt er vanaf wat er speelt onder de jonge ouders. Als er veel vragen zijn over opvoeden of straffen/belonen, dan passen wij ons daarop aan met bijvoorbeeld een thema bijeenkomst”. – medewerker 1. Verder noemen alle medewerkers dat wanneer de jonge ouder de leeftijd van 28 jaar is gepasseerd, zij uitstroomt. Ook zijn er jonge ouders die gebruik maken van een re-integratie traject. Wanneer het doel hiervan behaald is, stromen ook zij uit. Om duidelijk te krijgen wat de rol van ‘maatje’ inhoudt, is deze vraag voorgelegd aan de medewerkers. In vrijwel alle interviews kwam het woord ‘contact’ of ‘contactpersoon’ voor. Elke medewerkers heeft gemiddeld tien jonge ouders aan zich gekoppeld. Zij zijn als het ware een aanspreekpunt en vast gezicht voor vragen en advies. Het doel hiervan is om gericht inzicht te krijgen en houden in het leven van de jonge ouder. De medewerkers doen dit op verschillende manieren: “Je leert de jonge ouder kennen door in gesprek te gaan. We chatten via Facebook, telefoneren of gaan op huisbezoek. Verder nodigen we ze uit voor activiteiten zoals lunchbijeenkomsten of een kookworkshop.” – medewerker 3. “ Je geeft persoonlijke aandacht en biedt hulp waar nodig” – medewerker 4. “ Een aantal gezinnen hebben te maken met bewindvoerders, andere instanties of de gemeente. Sommige jonge ouders vinden het fijn als je met ze mee gaat naar een afspraak”. – medewerker 5. “De ene ouder komt langs met vragen, de ander komt langs voor een praatje en een bakje thee en weer iemand anders heeft hulp nodig bij het aanvragen van bijvoorbeeld studiefinanciering of een regeling voor kinderopvang.” – medewerker 7.
20
“ Wij zijn geen hulpverleningsinstantie dus wanneer het nodig is, kunnen we doorverwijzen of de hulp inschakelen van andere instanties.” – medewerker 8. Hoe ziet de professionele houding van een ‘maatje’ eruit en wat is essentieel wat betreft de benadering van de doelgroep? Ook deze vraag werd gesteld aan de medewerkers. De meesten beantwoorden de vraag als eerste met ‘transparantie’. De jonge ouders lijken deze transparantie met name te kunnen ervaren door de open en eerlijke communicatie. “Als je denkt dat een situatie uit de hand dreigt te lopen, kun je beter gaan praten met de jonge ouder en haar overal bij betrekken in plaats van achter haar rug om andere instanties in te schakelen.” – medewerker 7. Ook deze antwoorden werden meerdere malen genoemd:
Jezelf zijn Eerlijkheid Samen opzoek naar een oplossing Oprechte interesse tonen Een luisterend oor bieden
4.1.3 Sterke en zwakke punten Het is belangrijk om zicht te hebben op sterke en zwakke kanten zodat je weet waar de kracht ligt en waar ruimte is voor verbetering. Een sterkte- zwakteanalyse dient als middel voor organisatieontwikkeling. Aan de medewerkers is gevraagd welke sterke en zwakke punten zij kunnen noemen van de werkwijze. De sterke en zwakke punten zijn van toepassing op de organisatie en zijn dus interne factoren. Uit de interviews kwamen meerdere sterke punten naar voren. Het meest genoemde antwoord was ‘één gezicht’ / ‘één contactpersoon’. De medewerkers hebben ieder een lijst met namen van jonge ouders toebedeeld gekregen. Hier zijn zij het vaste gezicht en contactpersoon van. Doordat zij één op één werken en persoonlijke aandacht kunnen geven, wordt er meer tijd gestopt in het werken aan de relatie waardoor je gemakkelijker een vertrouwensband kunt opbouwen. Die vertrouwensband is belangrijk omdat je vanuit daar de jonge ouder beter kunt bereiken. Doordat er sprake is van een vast contactpersoon zijn er korte lijnen wat betreft de communicatie. Zij hoeven niet tientallen keren hun verhaal opnieuw uit te leggen omdat de contactpersoon weet wat er speelt. Doordat er geen tussenpersonen zijn, weten de jonge ouders direct bij wie zij terecht kunnen en ontstaat er geen ruis. Daarnaast zijn de contactpersonen altijd aanspreekbaar, waardoor vragen met een snelle respons nagestreefd worden. Voor het OJO is de maatjesaanpak een manier om de doelgroep inzichtelijk te krijgen doordat iedere medewerker focust op haar eigen jonge ouders. Verder geven een aantal medewerkers de gelijke leeftijd als sterk punt aan. De leeftijd van de doelgroep is 16 tot 28 jaar en de ondervraagde medewerkers behoren ook tot deze fase. Voor hen is het daardoor makkelijker om contact te maken en aan te sluiten op de belevingswereld. Zij merken dat de drempel lager ligt voor jonge ouders om bijvoorbeeld vragen te stellen over bepaalde onderwerpen zoals anticonceptie. “Door de leeftijd is er een vorm van gelijkheid. Ik merk dat jonge ouders het daardoor gemakkelijker vinden om bepaalde vragen te stellen.” – medewerker 1.
21
“ Doordat er veel één op één contact is, kun je gemakkelijker werken aan een relatie/vertrouwensband. De jonge ouder heeft één aanspreekpunt en weet dus precies waar hij/zij terecht kan.” – medewerker 2. “Jonge ouders geven vaak aan niet gehoord te worden bij andere organisaties behalve bij ons. Wij proberen er samen met de jonge ouder uit te komen en ze daarbij te stimuleren om zoveel mogelijk zelf te doen.” – medewerker 3. Tenslotte werd de hoeveelheid stagiaires als sterk punt genoemd. Het OJO is een leerbedrijf en wordt draaiende gehouden door tien stagiaires onder leiding van de projectmedewerker en de manager. Zij leveren een bijdrage aan de beroepsmethodiek door onder andere het verrichten van praktijkgericht onderzoek en verslagen/ taken gekoppeld aan hun studie. Een aantal medewerkers geven aan veel van elkaar te kunnen leren door bijvoorbeeld ervaring met elkaar uit te wisselen en feedback te geven en ontvangen. Iedereen kan zijn inbreng kwijt en elkaar erop aanvullen. Wanneer er een overlap is tussen de stageperiodes van de medewerkers, kunnen zij informatie aan elkaar overdragen. De nieuwe medewerkers worden gekoppeld aan de oude en op deze manier begeleid in het inwerkingproces.
Één vast gezicht
Gelijke leeftijd
Hoeveelheid stagiaires
•Opbouwen van vertrouwensrelatie. •Persoonlijke aandacht. •Korte communicatielijnen. •Doelgroep gericht in de gaten houden.
•Makkelijker aansluiten op belevingswereld. •Laagdrempelig voor vragen.
•Leren met en van elkaar. •Herkenning. •Bij overlap stageperiode goede overdracht.
Figuur 4.2 Uitkomsten van sterke punten volgens medewerkers OJO.
Ook kwamen er meerdere zwakke kanten naar voren tijdens de gesprekken. Door meerdere medewerkers is de verdeling van de jonge ouders genoemd. Zij denken dat de doelgroep willekeurig onder hun naam is verdeeld. Volgens hen is er niet gekeken naar of er een klik is tussen medewerker en jonge ouder, hoeveelheid contact, probleemgezinnen en de combinatie met de eigen taakverdeling. Daarnaast lijkt niet iedereen op de hoogte te zijn van elkaars jonge ouders. Een aantal medewerkers geven aan dat dit te weinig wordt besproken. Verder wordt er genoemd dat er veel Facebook contact plaats vind, en minder face to face. Dit kan ervoor zorgen dat er ruis in de communicatie ontstaat doordat een boodschap bijvoorbeeld verkeerd geïnterpreteerd wordt. Als laatst wordt de korte stageperiode van stagiaires opgemerkt als zwak punt. De meeste stagiaires lopen een jaar stage bij het OJO maar er zijn ook een aantal voor een kortere periode. Uit meerdere antwoorden blijkt dat sommige jonge ouders geen behoefte hebben om hun verhaal in een relatief korte tijd meerdere malen te vertellen. De kans is dan groot dan zij minder vaak langs komen of uit beeld verdwijnen. In de interviews kwam dit ter sprake: 22
“Een nadeel is dat stagiaires er voor een vrij korte periode zijn. De meesten een jaar maar sommige een half jaar. Sommige jonge ouders hebben hier moeite mee omdat ze hun verhaal dan weer opnieuw moeten vertellen en een nieuwe band moeten opbouwen. Je merkt dat een aantal hier geen behoefte aan hebben en vervolgens minder vaak komen opdagen.” – medewerker 2. “ Ik merk dat de meeste jonge ouders het fijner vinden als ik eens per drie of vier weken even met ze telefoneer dan wanneer ik elke week een Facebook bericht stuur. Ik heb nou al twee keer mee gemaakt dat een gesprek verkeerd werd opgevat waardoor ik boze telefoontjes kreeg.” – medewerker 3. “Volgens mij zijn de jonge ouders willekeurig geplaatst en dat maakt dat de ene medewerker meer ‘probleem’ ouders heeft dan de ander. De verdeling is niet helemaal gelijk” – medewerker 5.
Verdeling Jonge ouders •Willekeurig geplaatst
Veel Facebookcontact
Korte stageperiodes
•Minder Face to face. •Meer kans op ruis in communicatie.
•Moeilijker om band op te bouwen. •Kans groter op kwijtraken jonge ouder.
Figuur 4.3. Uitkomsten van zwakke punten volgens medewerkers OJO.
4.1.4 Ondersteuning vanuit het OJO Aan de medewerkers is gevraagd waar zij tegenaan lopen in het werken met de doelgroep jonge ouders. Alle medewerkers gaven als antwoord ‘algemene kennis’. De drie meest genoemde antwoorden die hieronder vallen zijn kennis over financiën, zwangerschap en ontwikkelingspsychologie. Zij geven aan dat algemene kennis van belang is omdat een aantal jonge ouders vragen stellen en advies nodig hebben op deze gebieden. Zij zitten in dezelfde leeftijdsfase als de doelgroep maar hebben weinig kennis van deze onderwerpen. Dit kwam duidelijk naar voren in de interviews: “We zijn dan wel ongeveer even oud als de jonge ouders maar van zwangerschap en een kindje krijgen weet ik eigenlijk niet zoveel. Ontwikkelingspsychologie hebben we wel op school gehad, maar dat is alweer een tijdje geleden. Hierdoor kun je minder goed adviseren op dit gebied en dat is jammer.” - medewerker 7. “ Ik merk dat ik meer kennis zou willen hebben op het gebied van de acht leefgebieden en dan met name het financiële aspect. In de FIOM map staat dat het belangrijk is om kennis van bepaalde zaken te hebben. Zo kom je ook professioneler over.” – medewerker 3.
23
Verder vertelt de helft van de medewerkers zich te ergeren aan de gemakzucht van een aantal jonge ouders. “ Ze komen soms niet opdagen op afspraken of zeggen activiteiten op het laatste moment af. Wij hebben hier veel werk van gehad en moeten ook bepaalde dingen voorbereiden. Als dan de helft niet komt is dat erg jammer en kost dit ons veel geld”, aldus één van de medewerkers. “ Ik zou graag meer duidelijkheid willen in de begeleiding met betrekking tot methodes. Ik kan wel een aantal noemen maar eigenlijk weet ik niet hoe ik deze moet inzetten. Van sommige weet ik niet eens wat het precies inhoudt, dus dan kan ik er ook niet mee werken.” – medewerker 4. “Ik zou graag meer tijd willen hebben om te lezen over specifieke dingen zoals zwangerschap en financiën. Op deze manier kun je gerichter vragen stellen en beter adviseren. Zo heb ik bijvoorbeeld geen idee wanneer je een echo krijgt, en dan kan ik daar ook moeilijk een vraag over stellen terwijl ik wel geïnteresseerd ben. Je komt dan nogal onprofessioneel over. Ook begeleiding in methodes lijkt me handig.” - medewerker 5. Uit bovenstaande fragmenten van de interviews blijkt waar de behoefte op het gebied van ondersteuning vanuit het OJO ligt. Alle acht medewerkers zouden graag meer uitleg en verdieping willen hebben over de te hanteren methodes. Zij hebben handvaten nodig om de methodes te kunnen inzetten in de praktijk. Daarnaast geeft ongeveer de helft aan om meer tijd vrij te maken zodat zij kunnen investeren in kennis over de acht leefgebieden, zwangerschap en ontwikkelingspsychologie ten behoeve van de doelgroep.
4.2 Jonge ouders In deze paragraaf is onderzoek gedaan naar deelvraag twee. Deze luidt als volgt: ‘hoe ervaren de jonge ouders van het OJO de werkwijze die gehanteerd word?’ Alle jonge ouders in het bestand van het OJO zijn per mail benaderd met de vraag welk cijfer zij de maatjesaanpak zouden geven en waarom. Hier is helaas geen respons op gekomen. Om deze reden zijn twaalf jonge ouders tijdens een uitje georganiseerd door het OJO individueel face to face benaderd. De onderzoeker heeft eerst een korte uitleg gegeven van de werkwijze. Vervolgens werd aan hen gevraagd welk cijfer zij de maatjesaanpak zouden geven en waarom. De antwoorden van de respondenten liepen uiteen. De belangrijkste zijn hieronder uitgewerkt. Om kracht bij daad te zetten, zijn er fragmenten van de ondervraagden toegevoegd. Opmerkelijk is dat zes van de ondervraagden (N=12) geen idee hadden wie hun begeleider is. Twee hiervan waren op de hoogte van de naam van hun begeleider, maar wisten niet een gezicht hierbij te plaatsen. Dit blijkt uit de volgende reacties van jonge ouders: “ Heb ik een begeleider dan? Dat wist ik niet eens. “ “ Ik weet eigenlijk niet wie mijn begeleider is. Ik krijg wel eens berichtjes van het OJO via Facebook, maar daar staan meerdere namen bij. “ Ik weet dat de naam van mijn begeleider (…) is, maar is het raar als ik zeg dat ik eigenlijk niet weet wie dat is”. Daarnaast geven vier van de twaalf jonge ouders aan geen behoefte te hebben aan een maatje. Zij geven hier verschillende redenen voor: 24
“ Ik heb er niet zoveel behoefte aan. Ik vind het lief dat iemand mij een berichtje stuurt om te vragen hoe het met me gaat, maar ik reageer omdat ik het anders zo zielig vind. Daarnaast heb ik niet vaak tijd om een berichtje terug te sturen. Ik heb ook vaak geen idee tegen wie ik dan praat. ” “ Voor mij is het niet nodig. Ik kom eigenlijk bij het OJO voor de activiteiten die worden georganiseerd. Ik maak er niet echt gebruik van omdat ik me prima red. Als ik een vraag heb of advies wil, vraag ik mijn moeder of vriendinnen. Ik denk wel dat het heel handig is voor jonge ouders met een klein sociaal netwerk en niet gemakkelijk contact leggen met andere mensen. Dit is bijvoorbeeld geschikt als je het spannend vind om sociale instanties te benaderen. Je kunt dit dan samen voorbereiden met een medewerker van het OJO. ” Verder is het opvallend dat vier jonge ouders zeer te spreken zijn over de maatjesaanpak. Zij geven daar de volgende argumenten voor: “ Ik heb er heel veel aan. Ik kom graag af en toe langs voor een bakje thee en een gesprekje. Ik vind het fijn dat er iemand naar me luistert en aandacht geeft. Het voelt vertrouwd en dat is plezierig. Ik weet dat ik alles kwijt kan bij het OJO. Ik bespreek zelfs dingen die ik niet met m’n moeder of vriendinnen deel.” “ De maatjesaanpak vind ik heel handig. Ik weet dat ik een vast contactpersoon heb. Als ik een vraag heb, krijg ik zeer snel reactie daarop. Ik heb minimaal eens in de week contact met mijn begeleider. Dit kan zijn voor een gesprekje, een herinnering voor een activiteit of een antwoord op mijn vraag.”
4.3 Soortgelijke organisaties In deze paragraaf is onderzoek gedaan naar de deelvraag: “ Welke methodes hanteren andere organisaties in Nederland die met jonge ouders werken?” Hiervoor zijn vijftien soortgelijke organisaties (bijlage 2) vanuit verschillende provincies benaderd per email. De respons was echter miniem. Organisatie JEM&kids te Eindhoven reageerde daadwerkelijk op de mail. Hierop volgde een interview per telefoon met maatschappelijk werker C. van Hal. JEM&kids is net als het OJO een ontmoetingscentrum waar jonge ouders terecht kunnen voor vragen wat betreft financiën, wonen, erkenning, school etc. Zij geven informatie en advies en helpen waar nodig. Jonge ouders kunnen vrijblijvend deelnemen aan activiteiten en/of de jonge moedergroep bijwonen waarin elke week een ander thema wordt behandeld. Tijdens het telefoongesprek kwamen de vragen die per mail gesteld werden aan bod. Er werd gevraagd welke methodes zij hanteren in het werken met deze doelgroep. Als eerste werd psychoeducatie genoemd. De jonge ouders worden hierbij voorgelicht over verschillende thema’s zoals opvoeding, straffen en belonen etc. Outreachend denken werd als tweede methode genoemd. Van Hal gaf aan dat het belangrijk is om niet alleen vanachter je desk te werken. Af en toe gaat ze de straat op en bezoekt ze de jonge ouder aan huis. Op deze manier laat ze weten dat ze altijd klaar staat voor de jonge ouder. Oplossingsgericht werken is een derde methode die wordt gehanteerd. Zoals de naam al zegt ligt de focus op oplossingen zonder problemen uitgebreid te analyseren. De jonge ouder is vaak op korte termijn opzoek naar een oplossing en heeft geen tijd om uitgebreid over problemen te praten. Om deze reden wordt gedacht in oplossingen. De vierde methode die Van Hal noemde was bejegening. De maatschappelijk werker benadrukt dat het belangrijk is om rekening te 25
houden met de emoties van de jonge ouder. Je moet in het hier en nu denken en je daarop aanpassen. De jonge ouder wil niet op haar vingers worden getikt maar is opzoek naar begrip. Op deze manier werk je aan een vertrouwensband en juist deze is zo belangrijk. Vervolgens werd gevraagd welke werkzame ingrediënten zij zou aanraden aan andere instellingen. Als eerste benadrukte ze om niet gelijk met de hulpvraag te beginnen. Ze vind het belangrijk dat de jonge ouders zich veilig voelen en niet zo maar ‘een nummertje’. Ten tweede is gratis kinderopvang van belang. Je trekt meer jonge ouders aan wanneer zij hun kindje mee kunnen nemen. Is deze mogelijkheid er niet, dan zullen zij oppas moeten regelen waar vaak geen budget voor is. Dat maakt dat de jonge ouder dan niet kan komen. Als laatste noemt van Hal de professionele grondhouding: wees nieuwsgierig en oprecht. Luister naar de vraag achter de vraag en verleen hulp zonder een oordeel te vellen. Non-verbale communicatie kan veel zeggen over iemand. Zij geeft als voorbeeld dat wanneer een jonge moeder haar buik probeert te verstoppen, dit een teken kan zijn van twijfels over abortus.
Methodes
Werkzame ingredienten
• Psycho- educatie • Outreachend denken • Oplossingsgericht werken • Bejegening
• Op gemak stellen • Kinderopvang • Professionele grondhouding
Figuur 4.4. Uitkomsten interview JEM&kids.
Literatuuronderzoek Het Nederlands Jeugdinstituut heeft onderzoek gedaan naar werkzame ingrediënten voor jonge moeders in de VS. Hiervoor zijn verschillende nationale databanken geraadpleegd. Voor het werken met jonge moeders zijn een aantal specifiek werkzame ingrediënten nodig maar er zijn ook een aantal algemene werkzame factoren zoals persoonlijke zorg en aandacht, school als vindplaats, cliënt onderschrijft haar doelen, vroeg starten met interventie en pas beginnen als moeder daar zelf klaar voor is (Oudhof, Zoon & Steege, 2013). Daarnaast worden sociale steun en hulp gericht op hechting benoemd. Jonge ouders geven zelf al aan dat support van familie en vrienden belangrijk voor ze is. Ook in de literatuur wordt gesproken over de positieve invloed van het sociale netwerk. Opgemerkt wordt dat wanneer de jonge ouder niet tot weinig steun heeft van familie of vrienden, de professionele hulpverlening die leegte tijdelijk kan vullen mits er een betekenisvolle relatie is tussen hulpverlener en cliënt. De werkzame programma’s die naar voren komen zijn opvoedprogramma’s, huisbezoekprogramma’s en programma’s aangeboden op school. Naar aanleiding van het onderzoek van het NJI kan gesteld worden dat opvoedprogramma’s een positief effect hebben op sensitiviteit en responsiviteit tussen moeder en kind. Het meeste effect wordt bereikt bij wekelijkse bijeenkomsten gedurende 12 tot 16 weken. Werkzame elementen van 26
opvoedprogramma’s zijn psycho-educatie, videofeedback, interactieve oudertraining met groepsdiscussies en het oefenen van opvoedingsvaardigheden. Uit een meta-analyse blijkt dat huisbezoekprogramma’s een positief effect hebben op gezinnen met jonge kinderen en dan met name op jonge moeders die terugkeren naar school. Niet duidelijk is welke kenmerken deze programma’s effectief maken. Voordelen lijken er wel te zijn, namelijk: gezinsgerichte ondersteuning in een vertrouwde omgeving, het werken aan een vertrouwensband, hulp op maat en het geven van individuele aandacht. Programma’s aangeboden op school blijken ook zeer effectief te zijn. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen scholen en zorginstellingen waardoor afspraken kunnen worden gemaakt zodat de jonge moeder haar opleiding kan afmaken. Volgens het NJI zijn dit soort programma’s in Nederland er in beperkte mate. Een aantal scholen bieden extra ondersteuning aan deze doelgroep. Het gaat dan met name om adviesgesprekken. Verder worden een aantal werkzame ingrediënten voor het werken met jonge moeders benoemd. Deze beschrijven waar de hulpverlening op gericht moet zijn: -
Ondersteuning bij opleiding/ en of werk Psycho-educatie over bijvoorbeeld gezondheid, planning en opvoeding Verbeteren van zelfvertrouwen en zelfstandigheid Versterken sociaal netwerk Eigen waardevorming en identiteitsontwikkeling
Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen In dit hoofdstuk staat de beantwoording van de vraagstelling en bijbehorende deelvragen centraal. Ook komen er een aantal discussiepunten aan bod. Als laatste worden er aanbevelingen aangereikt welke betrekking hebben op de organisatie en vervolgonderzoek.
5.1 Conclusie – beantwoording deelvragen/ vraagstelling Deelvraag één luidt als volgt: ‘Wat vinden de medewerkers van het OJO typerend voor de werkwijze en hoe zetten zij de verschillende methodes in?’ Op basis van het onderzoek onder de medewerkers zijn een aantal conclusies te trekken. Ten eerste is uit figuur 4.1 te concluderen dat de methodes niet evenveel worden gebruikt als dat ze genoemd zijn. Over het algemeen weten alle medewerkers dat het OJO acht methodes hanteert, echter weet niet iedereen welke dat zijn. Gemiddeld genomen weten de medewerkers vier van de acht methodes te noemen (1+5+5+5+7+4+5+3+4= 39/9 = 4,3). Wat betreft de fasering van de begeleiding zit niet iedereen op één lijn. Er worden verschillende antwoorden genoemd. Globaal gezien weten de meesten een aantal belangrijke stappen te noemen, maar zodra het op de details aankomt wordt dit lastig. Over de bejegening zijn alle medewerkers het eens; stipt op één werd transparantie genoemd. Zij vinden open en korte communicatielijnen zeer belangrijk voor de vertrouwensband die zij daarmee willen opbouwen. Het meest genoemde sterke punt was dan ook één gezicht voor de jonge ouder. Iedere medewerker heeft een lijstje met namen van jonge ouders die aan haar gekoppeld zijn. Door deze manier van werken kan het OJO de 27
doelgroep deels in kaart brengen en houden. Deels omdat niet alle jonge ouders zijn gekoppeld aan een medewerker. Ook het gebruik van Facebook wordt ingezet om dit doel te bereiken. Daarnaast worden gelijke leeftijd en de hoeveelheid stagiaires als sterk punt benoemd. Daartegenover staat als zwakke kant de relatief korte stageperiode van de medewerkers. Hierdoor is het lastiger om een band om te bouwen. Andere zwakke kanten zouden de willekeurige verdeling van de jonge ouders en het vele Facebook contact zijn. Als laatste hebben de medewerkers aangegeven waar zij tegen aanlopen en welke ondersteuning zij daarbij zouden willen hebben. Het belangrijkste punt is algemene kennis en dan met name over zwangerschap, financiën en ontwikkelingspsychologie. Zij zouden hier meer mee willen doen ten behoeve van de doelgroep. Daarnaast hebben zij handvaten en instructies nodig om te methodes te kunnen verklaren en gebruiken. De tweede deelvraag die werd geformuleerd is: ‘Hoe ervaren de jonge ouders van het OJO de werkwijze die gehanteerd word?’ De antwoorden van de jonge ouders varieerden. Meest opvallend is dat de helft van de ondervraagden niet weet wie zijn/haar begeleider is. Daarnaast zegt een derde van de respondenten hier geen behoefte aan te hebben. Één van de redenen hiervoor is dat zij zelf hun eigen netwerk in kunnen zetten om zaken gedaan te krijgen De deelvraag die als derde werd geformuleerd is: ‘Welke methodes hanteren soortgelijke organisaties in Nederland die met jonge ouders werken?’ Voor deze deelvraag is er contact geweest met JEM&kids uit Eindhoven. De uitkomsten hiervan staan opgesomd in figuur 4.4. Uit het literatuuronderzoek bleek dat huisbezoekprogramma’s, opvoedprogramma’s en programma’s aangeboden op school de meest werkzame aangeboden programma’s zijn. Een werkwijze is meestal gebaseerd op een theoretisch kader. Het NJI noemde als belangrijkste theoretische basis de hechtingstheorie, de systeemgerichte theorie en de self-efficacy theorie, ook wel empowerment genoemd. De laatste twee worden ook in het jaarverslag van het OJO benoemd, echter kwam in de interviews met de medewerkers naar voren dat deze meer zouden kunnen worden ingezet. Terugkomend op de centrale vraagstelling hoe de werkwijze ‘maatjesaanpak’ van het Ontmoetingscentrum Jonge ouders in Leeuwarden kan worden gekenmerkt en hoe de verschillende stakeholders deze waarderen, kan worden geconcludeerd dat medewerkers niet op één lijn zitten wat betreft de inzet van methodes en uitleg van de fasering van de begeleiding. Wel zijn zij eenduidig in wat hun rol als maatje inhoudt, namelijk: een vast gezicht voor vragen en advies. Ook zijn zij eensgezind over de benadering van de doelgroep. Vrijwel iedereen vind transparantie het belangrijkste aspect. Een ieder heeft een mening over de sterke en zwakke kanten van de aanpak en er blijkt veel behoefte te zijn aan ondersteuning vanuit het OJO. Tijdens de gesprekken met de jonge ouders zijn cijfers gegeven. Gemiddeld genomen is er een 6,7 door de ondervraagde jonge ouders gegeven. Ondanks dat de helft niet weet wie zijn/haar begeleider is geven zij toch een voldoende. De reden die zij hiervoor geven is dat de activiteiten/ bijeenkomsten goed worden georganiseerd. Zij vinden het prettig dat de medewerkers ze goed informeren en tijdig op de hoogte stellen. De jonge ouders die wel behoefte hebben aan een maatje zijn zeer te spreken over de aanpak. Zij geven met gemiddeld een acht een ruime voldoende.
28
5.2 Discussie Iedere onderzoeker streeft naar betrouwbare en valide onderzoeksresultaten. Er zijn verschillende manieren om deze te verhogen. Om de betrouwbaarheid te verhogen heeft de onderzoeker ervoor gekozen om een zo groot mogelijke steekproefomvang te nemen. Om deze reden is ervoor gekozen om acht van de tien stagiaires te interviewen. Helaas is het niet mogelijk om de gehele doelgroep bij elkaar te krijgen. Daarom is er besloten om tijdens het halfjaarlijkse uitje van het OJO de aanwezige jonge ouders te ondervragen. Op basis hiervan is een mogelijke schatting gemaakt voor de uitkomst van het onderzoek. Gebaseerd op de interviews met de medewerkers, de gesprekken met de jonge ouders en eigen ervaring denkt de onderzoeker desalniettemin dat deze resultaten generaliseerbaar zijn voor de gehele doelgroep. Een ieder is individueel face to face benaderd om sociaal wenselijke antwoorden zoveel mogelijk uit te sluiten. Het tijdstip van het onderzoek zou als kanttekening kunnen worden geplaatst doordat de helft van de medewerkers met nog maar vier weken werkervaring zijn ondervraagd. Echter blijkt uit de gesprekken dat de helft van de nieuwe medewerkers meer informatie kon vertellen over bijvoorbeeld de methodes dan een aantal medewerkers die al een paar maanden voor het OJO werken. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat zij zich vlak voor de stage hebben verdiept in de werkwijze terwijl deze informatie bij de medewerkers die langer werkzaam zijn naar beneden is geëbd.
5.3 Aanbevelingen Aanbevelingen ten behoeve van de organisatie: -
De methodes aanpassen. Uit het onderzoek komt naar voren dat vijf van de acht medewerkers de methodes niet kan beschrijven of uitleggen aan de hand van voorbeelden. Daarnaast werden methodes genoemd die niet bij de gehanteerde methodes van het OJO horen en komt er in de interviews naar voren dat er veelal gevoelsmatig wordt gehandeld. Ook komt naar voren dat niet alle methodes worden gehanteerd. Op deze manier ontstaat verwarring onder de medewerkers en werken zij niet op één lijn. In de interviews hebben alle medewerkers aangegeven meer uitleg te willen krijgen over de methodes zodat zij handvaten hebben om deze ook daadwerkelijk in te zetten. Voor de organisatie is het van belang dat de methodes aansluiten bij de uitgangspunten en dat er duidelijkheid is wat betreft de methodes zodat de medewerkers de interventie op ongeveer dezelfde manier kunnen uitvoeren.
-
Zorgen voor een adequaat scholingsbeleid voor de medewerkers. Het is belangrijk om te investeren in algemene kennis van de medewerkers. Allen hebben zij aangegeven meer kennis nodig te hebben om beter te kunnen adviseren. De meeste vraag gaat uit naar zwangerschap, financiën (de acht leefgebieden) en ontwikkelingspsychologie. Adviseren is erop gericht iemand verder te helpen in zijn situatie. Adviseren wordt doorgaans gedaan vanuit deskundigheid. Wanneer de medewerkers meer kennis hebben, kunnen zij deze inzetten.
-
Vernieuwen van het personalia formulier door contactgegevens en persoonlijke gegevens te scheiden zodat deze op een later moment kunnen worden afgenomen. Een aantal 29
medewerkers geven aan alleen de contactgegevens te laten invullen tijdens de eerste ontmoeting omdat zij eerst een band willen opbouwen met de jonge ouder voordat zij vragen gaan stellen over persoonlijke informatie zoals de levensgeschiedenis. -
Oog op de zwakke kanten die door de medewerkers zijn genoemd tijdens de interview gesprekken. Het gaat hierbij dan om de verdeling van de jonge ouders, het vele Facebook contact en de relatief korte stageperiodes van de stagiaires.
De jonge ouders koppelen aan een medewerker die een klik hebben. Uit literatuuronderzoek blijk dat er meer uit het proces kan worden gehaald wanneer er een betekenisvolle relatie tussen cliënt en medewerker is. Minder Facebook contact om ruis in de communicatie te voorkomen. Geen stagiaires aannemen voor een periode korter dan 5 maanden omwille van de vertrouwensrelatie tussen stagiair en jonge ouder.
-
Duidelijke afspraken en regels omtrent de geplande activiteiten/ lunchbijeenkomsten. Om teleurstelling te voorkomen en tijd, geld en energie te besparen moet er eenduidigheid zijn over de regels. Een aantal jonge ouders hebben aangegeven dat bijeenkomsten snel vol gepland zijn of dat steeds dezelfde mensen opdagen.
-
Een groepsdiscussie aangaan met het team over de grondhouding als hulpverlener/ begeleider van het OJO. Vijf van de acht medewerkers hebben aangegeven veelal op gevoel te werken en zouden graag meer verantwoord willen handelen. In een groepsgesprek kan worden gesproken over welke kennis, houding en vaardigheden nodig zijn om te kunnen werken als hulpverlener.
-
Meer gebruik maken van bijeenkomsten, activiteiten of workshops. Ondanks dat de helft van de ondervraagde jonge ouders niet weet wie zijn/haar begeleider is geven zij toch een voldoende. De reden is dat zij vinden dat de activiteiten goed worden georganiseerd door de medewerkers. Zij geven aan naar het OJO te komen voor de activiteiten.
Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek: -
Naar aanleiding van dit onderzoek is naar voren gekomen dat een derde van de ondervraagde jonge ouders geen behoefte heeft aan een maatje. Dit is gebleken uit een relatief kleine onderzoekspopulatie. Er zou eventueel kunnen worden geïnventariseerd wie wel behoefte heeft aan een maatje en waar deze behoefte van de hulpvraag dan ligt.
30
Bronnenlijst Baart, A. (Bijzonder hoogleraar preventie ) Wat is presentie? [video]. Stichting beroepseer. Bartelink, C. (2013). Wat werkt: Oplossingsgerichte therapie? Geraadpleegd op 22 september 2014, van http://www.nji.nl/nl/%28311053%29-nji-dossierDownloadsWatwerkt_Oplossingsgerichtetherapie.pdf Delfos, M.F. (2011) Hulp aan zeer jonge ouders, van methode tot bejegening. Amsterdam: SWP Family and youth services bureau (z.d.).working with pregnant and parenting teens. Geraadpleegd op 10 juni 2014, van https://www.acf.hhs.gov/sites/default/files/assets/pregnant-parenting-teenstips.pdf Foolen, N., Steege, M. van der. & Lange, M. de. (2011, februari) Beschrijven van methodisch handelen: handreiking om te komen tot een overdraagbare interventie. Geraadpleegd op 29 maart 2014, van http://www.nji.nl/nl/Handreiking_methodisch_handelen_2011.pdf Kramer-Oostra, A. (2013, december) Jonge ouders in beeld, wijk- of categoraalgericht? Leeuwarden Kramer-Oostra, A. (2013) Jaarverslag 2013 Ontmoetingscentrum ‘ Jonge Ouders’. Leeuwarden Migchelbrink, F. (2007) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP Nabuurs, M (2007) basisboek systeemgericht werken. Baarn: HB uitgevers. Oudhof, M., Zoon, M. & Steege, M. van der. (2013, juli) Wat werkt bij jonge moeders? Geraadpleegd op 30 maart 2014, van http://www.nji.nl/nl/%28311053%29-nji-dossierDownloadsWatwerkt_Jongemoeders.pdf Psychologische stromingen: De oplossingsgerichte benaderingen (2013, november) geraadpleegd op 12 juli 2014, van http://plazilla.com/page/4295021395/psychologische-stromingen-deoplossingsgerichte-benaderingen Speentjes, P., Graaf, I. de. & Blokland, G. (2007). Het fundament van triple p. Geraadpleegd op 15 juli 2014, van http://www.triplep-nederland.nl/files/3013/3457/8110/Fundament_TripleP.pdf Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs. Werd, M. de., (2008) Jonge moeders, Hoe doe jij dat? … nou gewoon, methodiekbeschrijving voor het werken met jonge moeders. Uitgegeven door De Stichting Ambulante Fiom.
31
Bijlagen 1. Meetinstrumenten 2. Benaderde organisaties
32
Bijlage 1. Meetinstrumenten In deze bijlage zijn de meetinstrumenten bijgevoegd. Deze vragen zijn gesteld aan medewerkers, jonge ouders en soortgelijke organisaties.
Medewerkers 1. Van welke methodes maakt het OJO gebruik? 2. Welke daarvan zet jij in? 3. Zit er een fasering in de begeleiding? (van instroom tot uitstroom) 4. Wat is je rol als maatje? 5. Wat zijn volgens jou de sterke punten van de maatjesaanpak? 6. Wat zijn volgens jou de zwakke punten van de maatjesaanpak? 7. Wat is volgens jou essentieel wat betreft de benadering en professionele houding als maatje tegenover jonge ouders? 8. Waar loop je tegenaan in het werken met deze doelgroep? 9. Waar ligt jouw behoefte op het gebied van ondersteuning vanuit het OJO?
Jonge ouders
Als je de maatjesaanpak van het OJO een cijfer moest geven, wat zou dat dan zijn en waarom?
Organisaties
Welke methodes hanteert u in het werken met jonge ouders? Wat zijn volgens u de werkzame ingrediënten die u zou aanraden aan andere instellingen?
33
Bijlage 2. Benaderde organisaties Hier staan de contactgegevens van de soortgelijke organisaties/ projecten die benaderd zijn voor het fieldresearch.
Jonge moeder bijeenkomsten Email:
[email protected] De Mama's Club Tiel Email:
[email protected] Home start Email:
[email protected] Jongerencentrum De Madser Email:
[email protected] YOUNG & KIDS Email:
[email protected] JOOP ontmoetingspunt Email:
[email protected] Jonge moedergroep Delfzijl Email:
[email protected] JEM&KIDS Email:
[email protected] Jonge moedergroep Alkmaar Email:
[email protected] CJG Heergugowaard Email:
[email protected] Humanitas jonge moeders tandem Email:
[email protected] Jonge moedergroep Mama Mia Email:
[email protected] Jonge moedergroep Middelburg Email:
[email protected] Kwadraad Email:
[email protected]
34