Continuïteit van zorg voor kwetsbare ouderen 0.
Samenvatting
Consortium Hogeschool Zuyd, Zorg Innovatie Centrum (ZIC) van Sevagram en Expertisecentrum Ouderen Zorg (EOZ) van Orbis medisch en zorgconcern. Aanleiding Professionals in de ouderenzorg worden in toenemende mate geconfronteerd met kwetsbare ouderen. Dit zijn ouderen met een complex risicoprofiel, die op de drempel staan van een neerwaartse spiraal richting (verdergaande) beperkingen en gezondheidsproblemen. Dit kan uitmonden in langdurige zorgafhankelijkheid en een verminderde kwaliteit van leven. De snelle toename van het aantal kwetsbare ouderen vormt een van de grootste uitdagingen voor de gezondheidszorg in de komende jaren. Twee Limburgse innovatie- en expertisecentra, het Zorg Innovatie Centrum (ZIC) van Sevagram en het Expertisecentrum OuderenZorg (EOZ) van Orbis medisch en zorgconcern, hebben aangegeven dat hun zorgprofessionals worstelen met de vraag hoe de risicogroep van kwetsbare ouderen vroegtijdig opgespoord kan worden en met welke interventies de dreigende neerwaartse spiraal het beste aangepakt kan worden. Ze zoeken naar inhoudelijke mogelijkheden om de zorg voor deze doelgroep zodanig te organiseren, dat een goede continuïteit in zorg gerealiseerd wordt. Deze vragen uit het zorgveld waren voor het ZIC, het EOZ en de Hogeschool Zuyd (lectoraat Autonomie en participatie van chronisch zieken) aanleiding om een consortium op te richten en een programma te ontwikkelen dat gericht is op het optimaliseren van de zorgverlening aan kwetsbare ouderen. De behoefte hieraan wordt sterk gevoeld in de provincie Limburg, omdat de vergrijzing in Limburg sneller optreedt dan in de rest van Nederland en de bevolking met relatief veel gezondheidsproblemen kampt. Doelen en projecten Het programma beoogt zorgprofessionals het instrumentarium te bieden om een betere continuïteit van zorg voor kwetsbare ouderen te realiseren. Hiertoe worden de volgende concrete producten ontwikkeld: - screeningsinstrumenten om kwetsbare ouderen op te sporen; - interventie-programma’s om de gesignaleerde problematiek vroegtijdig aan te pakken; - zorgmodellen om de doorstroming bij opname naar de thuissituatie te optimaliseren. In het programma wordt de bestaande kennis systematisch in kaart gebracht, vertaald naar de doelgroep van kwetsbare ouderen, en de gegenereerde producten worden geëvalueerd in de zorgpraktijk. Dit gebeurt tegelijkertijd in een drietal zorgsectoren die veelvuldig geconfronteerd worden met kwetsbare ouderen: de thuiszorg, het ziekenhuis en het verpleeghuis. De ontwikkelde producten gaan als best practices dienen in de zorgverlening aan kwetsbare ouderen. In het programma worden gedurende een periode van 2 jaar (2008-2009) een vijftal projecten uitgevoerd: 1 Identificatie van kwetsbaarheid en preventie van (verdergaande) beperkingen bij thuiswonende ouderen. In dit project wordt een screeningsinstrument ontwikkeld om kwetsbare thuiswonende ouderen op te sporen, evenals een multidisciplinair interventie-programma om de dreigende achteruitgang in gezondheid bij deze ouderen te voorkomen.
1
2
Kwetsbaarheid bij ziekenhuisopname. Rondom dit thema worden 2 projecten uitgevoerd: a Identificatie en behandeling van risico-patiënten. In dit project wordt een interventie-programma ontwikkeld om risico’s op complicaties, die veelvuldig bij in het ziekenhuis opgenomen ouderen optreden, vroegtijdig aan te pakken. b Ontslag van kwetsbare ouderen naar de thuissituatie. In dit deelproject wordt een zorgmodel voor kwetsbare, in het ziekenhuis opgenomen, ouderen ontwikkeld om het ontslag naar en het verblijf in de thuissituatie te optimaliseren.
3
Kwetsbaarheid bij tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners. Ook rond dit thema worden twee projecten uitgevoerd: a Identificatie en vroegtijdige aanpak van problemen bij tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners. In dit project staat het opsporen van verpleeghuisbewoners met een verhoogd valrisico en de preventie van valpartijen centraal; deze valpartijen komen frequent voor en kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de betrokken bewoners. b Ontslag van tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners naar de thuissituatie. Dit deelproject richt zich op de ontwikkeling van een zorgmodel om het ontslag naar en het verblijf in de thuissituatie van tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners te ondersteunen.
De producten worden concreet getoetst op hun nut en bruikbaarheid voor de cliënt en professional. Hiermee dragen ze bij aan een betere continuïteit van zorg, waardoor kwetsbare ouderen zo lang mogelijk in hun thuissituatie kunnen blijven wonen dan wel adequaat ondersteund worden bij terugkeer na (een zo kort mogelijk) verblijf in een zorginstelling. Vanuit het programma werken de consortiumpartners samen met kennisinstituten in de regio en daarbuiten (o.a. Universiteit Maastricht en het iRv). De in het programma gegeneerde kennis en producten worden uitgewisseld met andere aanbieders van ouderenzorg in de regio.
Programmaleider: Dr. E. van Rossum Lectoraat Autonomie en participatie van chronisch zieken Hogeschool Zuyd Tel 045-4006447 / 06-28801006
[email protected]
2
1.
Inleiding
In de ouderenzorg worden zorgprofessionals in toenemende mate geconfronteerd met kwetsbare ouderen (‘frail elderly’). Dit is een in omvang toenemende, maar tegelijkertijd moeilijk ‘grijpbare’ groep, waaraan steeds meer tijd en middelen besteed worden. Deze ouderen hebben een complex risicoprofiel en vaak gaat kwetsbaarheid gepaard met plotselinge – onbegrepen – functionele achteruitgang.1-3 Signalen voor deze achteruitgang zijn bijvoorbeeld een snel verlies van gewicht of spierkracht, of het in korte tijd optreden van cognitieve stoornissen, zonder dat hier duidelijke oorzaken voor aan te wijzen zijn. Dit maakt dat deze ouderen op de drempel staan van een neerwaartse spiraal richting (verdergaande) beperkingen en gezondheidsproblemen, uitmondend in verminderde maatschappelijke participatie, langdurige zorgafhankelijkheid en, in meer algemene zin, een afname van kwaliteit van leven. 4-6 De snelle toename van het aantal kwetsbare ouderen vormt een van de grootste uitdagingen voor de gezondheidszorg in de komende jaren. 1, 7-8 Kwetsbare ouderen bevinden zich in diverse echelons van de gezondheidszorg; ze kunnen nog zelfstandig thuis wonen (al dan niet met professionele thuiszorg), maar kunnen ook in het ziekenhuis of een verzorgings- of verpleeghuis zijn opgenomen. Precieze schattingen van het aantal kwetsbare ouderen in Nederland ontbreken nog grotendeels. Een globale schatting van het Sociaal Cultureel Planbureau komt uit op circa 150.000 thuiswonende ouderen. 9 Voor de ziekenhuis- en verpleeghuissector zijn de aantallen nog onbekend. Duidelijk is echter dat, gegeven hun risicoprofiel, in deze sectoren relatief veel kwetsbare ouderen verblijven. In de afgelopen periode hebben twee Limburgse innovatie- en expertisecentra, het Zorg Innovatie Centrum (ZIC) van Sevagram en het Expertisecentrum OuderenZorg (EOZ) van Orbis medisch en zorgconcern, de problematiek rondom kwetsbare ouderen aangekaart bij de kenniskring Autonomie en participatie van chronisch zieken van de Hogeschool Zuyd. De centra zijn geconfronteerd met diverse vragen van zorgprofessionals in hun organisaties (zowel Sevagram als Orbis leveren ketenzorg voor ouderen). Zorgprofessionals in de thuiszorg vragen zich o.a. af op welke wijze kwetsbare thuiswonende ouderen opgespoord kunnen worden en op welke wijze vervolgens een dreigende achteruitgang in functioneren aangepakt en georganiseerd kan worden. Verpleegkundigen in het ziekenhuis zijn gestart met het systematisch opsporen van kwetsbare ouderen met het oog op complicaties die bij hen frequent optreden, zoals een delier, valpartijen en verkeerd medicijngebruik. Dergelijke complicaties leiden vaak tot een verlengd verblijf in het ziekenhuis en bemoeilijken het ontslag naar de thuissituatie. De verpleegkundigen vragen zich af hoe ze de opgespoorde complicaties het beste vroegtijdig kunnen aanpakken en hoe de doorstroming van kwetsbare ouderen naar de thuissituatie beter vormgegeven kan worden. Professionals in verpleeghuizen geven aan dat ze behoefte hebben aan instrumenten om frequent voorkomende problemen vroegtijdig te herkennen en aan te pakken bij tijdelijk opgenomen bewoners. Het gaat hierbij om problemen als valpartijen en ondervoeding, die, indien niet tijdig herkend en aangepakt, een terugkeer naar de thuissituatie verhinderen of uitstellen. Ontslag naar de eigen woonomgeving wordt bovendien vaak bemoeilijkt doordat het voor de oudere en diens mantelzorgers moeilijk is om de regie te voeren over de benodigde hulp en het dagelijkse leven na thuiskomst. Een goede ondersteuning van de mantelzorgers is hierbij van cruciaal belang. Deze vragen geven aan dat de zorgprofessionals in verschillende settings (thuiszorg, ziekenhuis en verpleeghuis) worstelen met de vraag hoe zij het beste met kwetsbare ouderen kunnen omgaan. Samengevat staan hierbij drie vragen centraal: - met welke screeningsinstrumenten kunnen kwetsbare ouderen opgespoord worden? - met welke interventies kan een dreigende neerwaarste spiraal het beste aangepakt worden? - hoe kan de – veelal multidisciplinaire – zorg voor kwetsbare ouderen het beste georganiseerd worden, zodat deze ouderen langer in de thuissituatie kunnen blijven dan wel sneller vanuit een zorginstelling naar de thuissituatie kunnen doorstromen?
3
De drie betrokken organisaties, het ZIC van Sevagram, het EOZ van Orbis medisch en zorgconcern, en de Hogeschool Zuyd, hebben afgesproken om m.b.t. bovenstaande vragen samen te werken in een consortium. Concreet wordt in een samenhangend programma gewerkt aan het ontwikkelen en uittesten van screeningsinstrumenten, interventieprogramma’s en zorgmodellen, toegespitst op kwetsbare ouderen in 3 sectoren (thuissituatie, ziekenhuis en verpleeghuis). Het ZIC is een innovatief zorg- en educatiecentrum ouderenzorg, dat in 2005 is opgericht. Het betreft een samenwerkingsverband van Sevagram zorgcentra, het Arcuscollege en de Hogeschool Zuyd. Het ZIC heeft tot doel om een innovatieve aanpak in de ouderenzorg te realiseren door praktijkleren, onderwijs en onderzoek te integreren. Als onderdeel van het ZIC is – als eerste unit in Nederland - een verpleeghuisafdeling voor reactivering ingericht waarbij zorg verleend en ontwikkeld wordt door studenten, docenten en zorgprofessionals van de drie betrokken organisaties. Sevagram omvat als zorgorganisatie de gehele keten voor ouderenzorg in voornamelijk de Oostelijke Mijnstreek (o.a. thuiszorg en een groot aantal verzorgings- en verpleeghuizen in de regio Heerlen). Zij beoogt hoogwaardige ouderenzorg te leveren, waarbij innovatie en cliëntgerichtheid hoog in het vaandel staan. De ‘inrichting’ van het ZIC, inclusief de benodigde scholing, is inmiddels afgerond. Vanuit het ZIC en andere Sevagram-onderdelen zijn vragen en gewenste innovatietrajecten geïnventariseerd waaraan in de komende jaren gewerkt gaat worden. Deelname aan het consortium biedt voor de betrokken zorgprofessionals de mogelijkheid om hun doelen op dit terrein te bereiken. Het EOZ vormt binnen het Orbis medisch en zorgconcern, dat de gehele zorgketen voor ouderen in de Westelijke Mijnstreek (Sittard e.o.) omvat , het aanspreekpunt voor professionals die geconfontreerd worden met ouderen met complexe problematiek. Het EOZ biedt in deze diagnostiek en behandeling. Hierbij wordt een programmatische werkwijze gehanteerd in de vorm van zorgprogramma’s rondom o.a. mobiliteitsproblemen en onbegrepen functionele achteruitgang. Voorts richt het EOZ zich op innovatie, onderzoek, scholing en consultatie op het terrein van de ouderenzorg. Hierbij vervult het onder meer een consultatiefunctie naar eerstelijnswerkers in de regio (m.n. huisartsen, praktijkondersteuners en thuiszorgmedewerkers). Het EOZ heeft de ambitie om haar expertise op het terrein van de ouderenzorg binnen de regio Westelijke Mijnstreek, en daarbuiten, verder uit te breiden. Participatie binnen het consortium kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Vanuit de Hogeschool Zuyd maakt het lectoraat Autonomie en participatie (A en P) van chronisch zieken deel uit van het consortium. Het lectoraat A en P heeft expertise op de twee centrale onderdelen van dit programma: het ontwikkelen en testen van meetinstrumenten, en het ontwikkelen, testen en implementeren van zorginnovaties voor ouderen. Beide onderdelen vormen speerpunten van het lectoraat. Het op te richten consortium biedt een unieke kans om de aanwezige expertise in te zetten voor de vragen uit het werkveld, en deze expertise in samenwerking met het werkveld verder te ontwikkelen. Docenten en studenten van de paramedische en verpleegkundige opleidingen worden nauw betrokken bij de activiteiten van het consortium, waardoor de ontwikkelde kennis direct ten goede komt aan deze opleidingen en de toekomstige beroepsbeoefenaren. Bij het langer zelfstandig thuis blijven wonen van ouderen en het reduceren of uitstellen van het gebruik van professionele zorg kan technologie kan een ondersteunende rol spelen. Daarnaast kan technologie helpen om complexe zorg, die nu nog intramuraal aangeboden moet worden, thuis te bieden. Deze ondersteuning wordt noodzakelijk, gezien de grote krapte die in de komende jaren verwacht wordt m.b.t. de beschikbare menskracht in de zorg. Om die reden zal het lectoraat Technologie in de zorg van de Hogeschool Zuyd bijdragen leveren aan enkele projecten in het programma. Dit lectoraat dient eveneens een RAAK-programma in (aanvrager dr. De Witte); de focus van het ‘technologie-programma’ is echter volledig gericht op het verkleinen van de afstand tussen de mogelijkheden van technologie enerzijds en de
4
praktijk van de zorg anderzijds door kennisuitwisseling tussen bedrijven, zorgprofessionals en kennisinstellingen.
2.
Ambities en doelstellingen
De ambitie van het consortium is om zorgprofessionals handvaten te bieden in de hulpverlening aan kwetsbare ouderen. Het streven is om deze ouderen zo lang mogelijk in de eigen thuissituatie te kunnen laten wonen. Dit streven staat echter onder druk, enerzijds doordat het aantal kwetsbare ouderen sterk toeneemt en anderzijds doordat het aantal ziekenhuisbedden (en de gemiddelde ligduur) en het aantal verzorgingsplaatsen afneemt. Het voorkómen van opnamen en het bij opname realiseren van een snelle en adequate terugkeer naar de thuissituatie is derhalve van het grootste belang. Dit programma levert zorgprofessionals het instrumentarium om een betere continuïteit van zorg te realiseren. Dit betreft: - screeningsinstrumenten om kwetsbare ouderen op te sporen; - interventie-programma’s om de gesignaleerde problematiek vroegtijdig aan te pakken; - zorgmodellen om de doorstroming bij opname naar de thuissituatie te optimaliseren. Binnen het programma worden in de komende 2 jaar (2008-2009) de volgende projecten uitgevoerd: 1
Identificatie van kwetsbaarheid en preventie van (verdergaande) beperkingen bij thuiswonende ouderen. In dit project wordt eerst bekeken welk meetinstrument geschikt is om kwetsbare thuiswonende ouderen op te sporen. Mogelijk kan als basis gebruik worden gemaakt van een bestaand instrument, zoals de Groningen Frailty Indicator (GFI). Enige aanpassingen van zo’n instrument zijn echter nodig (o.a. toevoeging van relevante dimensies die nog ontbreken), waarna het bijgestelde instrument op bruikbaarheid en methodologische kwaliteit getest gaat worden. Daarna wordt in dit project een multidisciplinair interventie-programma voor deze doelgroep ontwikkeld. Een dergelijk effectief gebleken programma ontbreekt nog. Bij het testen van dit nieuwe programma wordt onder meer naar de effecten op de doelgroep, de samenwerking tussen eerstelijns disciplines, en de organisatorische inbedding in de zorg gekeken.
2
Identificatie van kwetsbaarheid bij ziekenhuisopname. Rondom dit thema worden 2 projecten uitgevoerd: a Identificatie en behandeling van risico-patiënten Het Maasland ziekenhuis te Sittard is gestart met screening op kwetsbaarheid bij opname van ouderen. Op bijna alle afdelingen wordt hiertoe een screeningsinstrument op gestandaardiseerde wijze in het zorgdossier (de anamnese) geïntegreerd. Het doel hiervan is om kwetsbare ouderen bij binnenkomst op te sporen en hiermee het risico op frequent voorkomende complicaties bij deze risico-patiënten, zoals een delier en verkeerd medicijngebruik, vroegtijdig op te sporen en aan te pakken. Onduidelijk is echter nog hoe deze complicaties het beste vroegtijdig aangepakt kunnen worden. Het ontwikkelen en uittesten van deze aanpak in de vorm van een interventie-programma staat in dit deelproject centraal. b Ontslag van kwetsbare ouderen naar de thuissituatie Door een verhoogd risico op complicaties verblijven kwetsbare ouderen langer in het ziekenhuis, wordt tijdig ontslag naar de thuissituatie gecompliceerd en neemt de kans op een noodzakelijke heropname toe. In dit deelproject wordt een zorgmodel voor kwetsbare ouderen ontwikkeld om het ontslag naar en het verblijf in de thuissituatie te optimaliseren.
3
Kwetsbaarheid bij tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners. Aan dit thema worden eveneens 2 projecten gewijd: a Identificatie en vroegtijdige aanpak van problemen bij tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners. In eerste instantie richten we ons hierbij op valpreventie.
5
b
Bekend is dat valpartijen vaak voorkomen bij verpleeghuisbewoners en dat deze grote gevolgen kunnen hebben voor de bewoner en betrokken professionals (o.a. mobiliteitsproblemen, beperking van en angst voor activiteiten, toename zorgzwaarte en verlengd verblijf in de instelling). In de afgelopen jaren zijn diverse screeningsinstrumenten voor bewoners met een verhoogd valrisico ontwikkeld, evenals valpreventie-programma’s voor diverse groepen ouderen (waaronder verpleeghuisbewoners op ‘long-stay’ afdelingen). In dit project wordt bekeken welk screeningsinstrument en preventie-programma het meest geschikt is voor tijdelijk opgenomen ouderen. Ontslag van tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners naar de thuissituatie. Een belangrijke hindernis voor terugkeer naar de thuissituatie van tijdelijk opgenomen bewoners is niet zozeer de beschikbaarheid van professionele thuiszorg, maar de mogelijkheden van de bewoner en diens sociale netwerk om zelfstandig de regie te kunnen voeren om weer thuis te kunnen verblijven. Bekend is dat de rol en belasting van de mantelzorg hierbij van cruciaal belang zijn. Dit deelproject richt zich op de ontwikkeling van een zorgmodel om het ontslag naar en het verblijf in de thuissituatie te ondersteunen.
De bovengenoemde projecten leveren de volgende producten op: ● Screeningsinstrumenten voor het opsporen van kwetsbare thuiswonende ouderen en tijdelijk opgenomen verpleeghuisbewoners met een verhoogd valrisico (project 1 en 3a) ● Interventie-programma’s voor kwetsbare thuiswonende ouderen, risico-ouderen tijdens een ziekenhuisopname en verpleeghuisbewoners met een verhoogd valrisico (project 1, 2a en 3a) ● Zorgmodellen voor het ontslag uit het ziekenhuis en verpleeghuis van kwetsbare ouderen (project 2b en 3b) Deze producten hebben grotendeels een generiek karakter. Hiermee vormen ze een goede basis voor toekomstige producten voor de opsporing en behandeling van andere groepen kwetsbare ouderen (bijvoorbeeld in het verzorgingshuis, of voor andere frequent voorkomende problemen als ondervoeding en polypharmacie). De aanpak van de geschetste problematiek is alleen in nauwe samenwerking en wisselwerking tussen kennisinstituten en het werkveld mogelijk. Organisaties in het werkveld hebben professionele expertise, maar het ontbreekt hen aan de kennis, tijd, infrastructuur en financiële middelen om op systematische wijze zorginnovaties te ontwikkelen en in de praktijk te testen en te implementeren. Het lectoraat Autonomie en participatie beschikt over de ontbrekende expertise en infrastructuur en is bij uitstek geschikt om de ontwikkeling en evaluatie van beroepsgerichte innovaties te ondersteunen. Met betrekking tot de vragen uit het zorgveld heeft dit lectoraat al veel ervaring opgedaan in eerdere projecten (zie ook 3.), waardoor binnen het programma in relatief korte tijd veel nieuwe kennis gegenereerd kan worden. De gezamenlijke kennisverwerving komt niet alleen de organisaties binnen het consortium ten goede. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om andere organisaties voor ouderenzorg en kennisinstituten in de provincie Limburg, en daarbuiten, bij de ontwikkelingen te betrekken en producten van het programma met hen te delen. Om die reden wordt in de projecten binnen het programma reeds samengewerkt met andere zorgorganisaties en kennisinstituten (zie ook 3.), hetgeen de regionale borging van kennis bevordert. Het programma draagt er niet alleen toe bij dat zorgprofessionals handvaten krijgen om een betere continuïteit van zorg aan kwetsbare ouderen te realiseren. Het bevordert tevens dat zij hun cliënten, anders dan nu veelal het geval is, vanuit een ketengedachte gaan beschouwen. Zij dienen op iedere plaats in de zorgketen (thuis, of in het zieken- of verpleeghuis) stil te staan bij – en zich verantwoordelijk voelen voor – de zorg die de cliënt in de nabije toekomst
6
nodig heeft, en hoe daar op dat moment al een bijdrage aan geleverd kan worden. In alle projecten wordt hier expliciet aandacht aan besteed. Voor docenten en studenten van de hogeschool biedt het programma de mogelijkheid om in de praktijk te zien en te ervaren met welke problemen zorgprofessionals geconfronteerd worden. Voor studenten is dit van belang voor hun beroepsontwikkeling. Docenten hebben zo de mogelijkheid om hun expertise vanuit de praktijk, en in samenwerking met professionals in het zorgveld, uit te breiden en in het onderwijs te implementeren.
3.
Regionale inbedding
De ouderenzorg is een belangrijk aandachtsgebied in het beleid van zowel de Provincie Limburg, als de gemeenten en regionale verbanden die tot het verzorgingsgebied van de consortium-partners behoren (i.c. Westelijke en Oostelijke Mijnstreek). In het nieuwe coalitieakkoord van de Provincie Limburg is o.a. investeren in mensen, de mens centraal in een vertrouwde omgeving, speerpunt van beleid. Mede met het oog op de sterke vergrijzing in Limburg is er veel aandacht voor zorg en welzijn voor ouderen. De vergrijzing biedt volgens de Provincie ook kansen. Zo zet de Provincie Limburg de eind 2006 gepubliceerde “Versnellingsagenda 2012” voort. 10 Hierin wordt “Health, cure and care” aangewezen als speerpunt voor de nabije toekomst. Daarom wordt ook ingezet op het stimuleren van de senioreneconomie (‘Silver economy’) en beleid m.b.t. wonen-welzijn-zorg. Bij dit laatste staat de keuze van ouderen om (weer) zelfstandig te blijven/gaan wonen in de eigen woon- en leefomgeving centraal, evenals de mogelijkheden tot maatschappelijke participatie. Binnen de kennisinstituten Hogeschool Zuyd en Universiteit Maastricht zijn onderzoek en innovaties in de ouderenzorg eveneens als prioriteit aangewezen. Deze vormen speerpunten in lectoraten en onderzoeks- en onderwijsprogramma’s. Tussen deze instituten bestaan samenwerkingsverbanden (onderzoek en onderwijs) en beide hebben met diverse zorgaanbieders samenwerkingsrelaties. Medio 2007 vindt overleg plaats tussen de instituten, zorgaanbieders, verzekeraars en patiëntenorganisaties, om overleg en afstemming m.b.t. innovaties en onderzoek in de ouderenzorg in Limburg structureel vorm te geven. Het hier beschreven programma past uitstekend in deze ontwikkelingen. Het programma genereert concrete producten waar zorgprofessionals dringend behoefte aan hebben. De behoefte aan deze producten wordt in Limburg, en daarbinnen zeker in de zuidelijke regio’s, sterk gevoeld. Dit komt doordat de vergrijzing in Limburg sneller optreedt dan in de rest van Nederland. De piek in het aandeel 65-plussers die landelijk in 2035 wordt verwacht (ruim 22% 65-plussers), wordt in Limburg al rond 2020 bereikt. 11 Binnen Limburg is de regio Parkstad Limburg (Heerlen e.o.) de meest vergrijsde regio. Bovendien is de Limburgse bevolking relatief ongezond. 12-13 Zo heeft de bevolking van Oostelijk Zuid-Limburg, samen met die in Amsterdam en Den Haag, de laagste levensverwachting in Nederland. Lichamelijke beperkingen komen in Limburg relatief veel voor, de leefstijl laat te wensen over (veel rokers, men doet weinig aan beweging en er wordt ongezond gegeten), het beroep op de huisarts en specialist is hoger dan het landelijk gemiddelde, en het gebruik van medicatie is hoog (bijvoorbeeld: het medicijngebruik bij slaap- en angsstoornissen is in Zuid-Limburg 22% hoger dan het landelijk gemiddelde). Bij de samenstelling van het consortium heeft de bestaande succesvolle samenwerking tussen de partners een belangrijke rol gespeeld. Zo participeren Sevagram en de Hogeschool School gezamenlijk in het ZIC en de projectleider van de projecten 3a en 3b is naast lid van het lectoraat A en P tevens voorzitter van de werkgroep ZIC-innovaties. Tussen Orbis en de Hogeschool Zuyd is in 2006 een samenwerkingsconvenant gesloten m.b.t. het uitbouwen van de kennis rondom zorginnovaties. Het consortium biedt de mogelijkheid om de bestaande samenwerking tussen de partners te intensiveren en structureel te verankeren. Zowel het ZIC als het EOZ zijn illustraties van het streven naar innovatieve zorg van hun ‘moederorganisaties’ (respectievelijk Sevagram en Orbis). Beide centra dienen als vliegwiel
7
voor de ontwikkeling van innovaties en hebben de ambitie die regionaal, en daarbuiten, uit te dragen. Het lectoraat A en P beschikt over de benodigde expertise en ervaring voor het welslagen van het programma. De betrokken lector en programmaleider hebben veel ervaring in het opzetten en begeleiden van projecten en beschikken over een uitgebreid netwerk (zowel regionaal als landelijk). De lector leidt vanuit het lectoraat o.a. het expertisecentrum meetinstrumenten in de revalidatie, dat relevant is voor de te ontwikkelen screeningsinstrumenten. Dit centrum, waarin docenten, studenten en onderzoekers participeren, is opgericht om het gebruik van meetinstrumenten door professionals in de chronische zorg te bevorderen. De instrumenten worden waar nodig vertaald, er wordt onderzoek gedaan naar de psychometrische kenmerken en alle (inmiddels ruim 150) instrumenten zijn gratis beschikbaar op de website van het centrum (zie www.ecmr.nl). De programmaleider heeft in de afgelopen 15 jaar ruime ervaring opgedaan in het begeleiden van projecten in de ouderenzorg. Dit betreft onder meer projecten op het terrein van preventieve huisbezoeken aan thuiswonende ouderen, valpreventie, mobiliteitsstoornissen, zorgmodellen voor demente ouderen en meetinstrumenten om de kwaliteit van (ouderen)zorg te meten. De bij het programma betrokken medewerkers van de lectoraten hebben veelal deelaanstellingen bij andere regionale kennisinstituten (Universiteit Maastricht en het iRv Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap in Hoensbroek). Onderzoek naar de identificatie en aanpak van kwetsbaarheid bij ouderen staat nog in de kinderschoenen. Naast de Hogeschool Zuyd (lectoraat A en P, in samenwerking met de Universiteit Maastricht) wordt in Nederland door een aantal andere instituten onderzoek verricht naar kwetsbare, m.n. thuiswonende, ouderen. De belangrijkste zijn: de Vrije Universiteit (Amsterdam, EMGO Instituut), de Universiteit van Groningen, Avans Hogeschool (lectoraat Gerontologie, in samenwerking met de Universiteit Tilburg), de Radboud Universiteit Nijmegen, de Hogeschool Utrecht (lectoraat verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met chronische aandoeningen) en de Universiteit van Wageningen. Met alle groepen bestaan vanuit het Hogeschool Zuyd lectoraat contacten. Voor project 1 (kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen) zijn al concrete afspraken gemaakt over samenwerking. Dit betreft het mogelijke gebruik en testen van een screeningsinstrument dat ontwikkeld wordt door het lectoraat Gerontologie van Avans Hogeschool. M.b.t. project 2a vindt overleg plaats met de Universiteit van Groningen (dr. Schuurmans) over het aldaar ontwikkelde screeningsinstrument voor kwetsbare ouderen (Groningen Frailty Indicator). Voor project 3a (valpreventie) bestaat samenwerking met de Universiteit Maastricht en het iRv, waar binnenkort een grootschalige effectstudie naar valpreventie in verpleeghuizen wordt afgerond. De ingezette samenwerking met de bovengenoemde kennisinstituten wordt in het kader van dit programma verder uitgebouwd, om de uitwisseling van wederzijdse kennis en producten te bevorderen. Daarnaast wordt vanuit het programma het regionale netwerk van organisaties voor ouderenzorg versterkt door andere zorgaanbieders bij projecten te betrekken, m.n. voor het uittesten van ontwikkelde producten. De mogelijkheden hiervoor zijn reeds verkend bij de zorggroep Vivre (Maastricht e.o.), de stichting Land van Horne (regio Midden-Limburg) en de stichting Land van Gelre en Gulick (regio Midden-Limburg). Voor de betrokken organisaties binnen het consortium geldt dat innovaties in de ouderenzorg, en daarbinnen de aandacht voor kwetsbare ouderen, een speerpunt voor de toekomst zijn. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om de samenwerking na afloop van het programma te continueren en uit te breiden naar andere kennisinstituten en zorgorganisaties. Zoals aangegeven is dit al in gang gezet. Bovendien kunnen deze activiteiten ingebed worden in het op stapel staande provinciale samenwerkingsverband rondom innovaties en onderzoek in de ouderenzorg. Los daarvan hebben de 3 partners in het consortium hun eigen netwerken waarin de gegeneerde kennis geborgd wordt. Zo participeert Sevagram in een recentelijk opgezet netwerk van zorgaanbieders in de Oostelijke Mijnstreek (“Initiatief”), dat tot doel heeft om regionale samenwerking in de ouderenzorg te bevorderen. Vanuit het ZIC van Sevagram
8
bestaat structureel overleg met het Atrium medisch centrum Parkstad en met de Mondriaan Stichting vindt overleg plaats over de oprichting van een vergelijkbaar innovatiecentrum voor de geestelijke gezondheidszorg (waaronder ouderenpsychiatrie). Vanuit het EOZ wordt o.a. op gestructureerde wijze bijgedragen aan het kennisnetwerk voor verpleegkundigen en verzorgenden in de ouderenzorg in Zuid-Limburg, de ‘Geriatric Giants’. Jaarlijks wordt een innovatief verpleegkundig congres georganiseerd waarin nieuwe innovaties en onderzoeksresultaten aan bod komen. Voorts worden periodiek zogenaamde geriatriesalons georganiseerd, waarin aandacht besteed wordt aan onderzoek, praktijkvragen en nieuwe zorgmodellen. Op deze wijze wordt heel concreet kennisoverdracht op de werkvloer gerealiseerd. Ook verzorgt het EOZ activiteiten en symposia voor fysiotherapeuten en ergotherapeuten. Tot slot draagt het EOZ actief bij aan landelijke netwerken in de ouderenzorg (Vereniging Verpleegkundigen Vakgebied Geriatrie, Nederlandse Vereniging Klinische Geriatrie, e.a.). Binnen de Hogeschool Zuyd wordt de gegenereerde kennis en ervaring ingebed binnen de lectoraten op het terrein van zorg en welzijn, en het overkoepelende expertisecentrum Quality of Life. Daarmee komt deze kennis ook ten goede aan de betrokken opleidingen. Daarnaast zal hiervan gebruik worden gemaakt in bijvoorbeeld keuzeprogramma’s en bijscholingscursussen voor verpleegkundige en paramedische beroepsbeoefenaren.
4.
Kenniscirculatie en disseminatie
Het programma genereert concrete producten voor zorgprofessionals in de vorm van screeningsinstrumenten, interventie-programma’s en zorgmodellen, die als best practices gaan dienen in de zorgverlening aan kwetsbare ouderen. Hoewel deze specifieke producten nog niet of nauwelijks voorhanden zijn, is er wel al veel kennis op aanverwante terreinen beschikbaar over de identificatie, aanpak en monitoring van gezondheidsproblemen bij ouderen en chronisch zieken. In het programma wordt deze kennis systematisch in kaart gebracht, vertaald naar de doelgroep van kwetsbare ouderen, en de gegenereerde producten worden geëvalueerd in de zorgpraktijk. Vernieuwend hierbij is dat we ons niet beperken tot de extramurale setting, waar nationaal en internationaal momenteel de meeste aandacht naar uitgaat, maar er wordt tegelijkertijd gewerkt aan de vertaalslag van nieuwe inzichten naar andere zorgsectoren (i.c. het zieken- en verpleeghuis). Een voordeel bij deze vertaalslag is dat binnen het consortium al veel ervaring is opgedaan in alle zorgsectoren. De producten worden concreet getoetst op hun nut en bruikbaarheid voor de cliënt en professional. Het achterliggende doel hierbij is dat ze bijdragen aan een betere continuïteit van zorg en hiermee aan het verhogen van de efficiëntie en effectiviteit van zorg, door kwetsbare ouderen zo lang mogelijk in hun thuissituatie te kunnen laten wonen (dan wel een terugkeer na een zo kort mogelijk verblijf in een zorginstelling adequaat te ondersteunen). ●
●
De twee te ontwikkelen screeningsinstrumenten (project 1 en 3a) worden geëvalueerd op hun belasting voor de cliënt, de hanteerbaarheid voor de betrokken professionals en de mogelijkheden om ze eenvoudig te incorporeren in de dagelijkse praktijkvoering. Als evaluatie-criterium geldt hierbij dat tenminste 75% van zowel de cliënten als de professionals de belasting en hanteerbaarheid positief beoordelen. Daarnaast wordt voor ieder instrument bestudeerd of de beoogde doelgroep van kwetsbare ouderen daadwerkelijk geïdentificeerd wordt, zodat cliënten met aansluitende interventies gebaat zijn bij deze vroegtijdige herkenning. Hiervoor worden de doelgroepen longitudinaal gevolgd. Als evaluatie-criterium wordt gehanteerd dat tenminste 75% van de doelgroep geïdentificeerd wordt. De drie te ontwikkelen interventie-programma’s (project 1, 2a en 3a) worden geëvalueerd op hun inhoud, hun – multidisciplinaire – uitvoerbaarheid in de zorgpraktijk, en hun nut voor de betrokken ouderen.
9
●
De inhoudelijke evaluatie vindt plaats bij de betrokken professionals, onder meer in de vorm van groepsinterviews. Daarnaast worden voor de inhoud, maar ook de praktische uitvoerbaarheid, procesevaluaties uitgevoerd gedurende de periode dat de programma’s uitgetest worden. Hierin wordt o.a. gekeken naar de tijdsbelasting, de mate waarin de professionals zich houden aan het interventie-protocol en welke interventies door de professionals op welke wijze worden uitgevoerd. De verzamelde gegevens worden vooral in meer kwalitatieve zin geanalyseerd. Ten aanzien van het nut van de programma’s zal longitudinaal met voor- en nametingen bij de betrokken ouderen vastgesteld worden in hoeverre de beoogde doelen behaald zijn. Deze doelen verschillen per interventie-programma. Zo zal in project 1 bijvoorbeeld gekeken worden naar veranderingen in o.a. lichamelijke beperkingen, participatie en opnames in intramurale zorgvoorzieningen. In project 3a staan daarentegen valpartijen en beperkingen in mobiliteit centraal. De beoogde veranderingen worden vooral kwantitatief geanalyseerd. De twee te ontwikkelen zorgmodellen (project 2b en 3b) worden getest op hun inhoud, haalbaarheid in de zorgpraktijk en effecten op de betrokken ouderen en professionals. Ook hier worden diverse evaluatie-methoden gebruikt, zoals groepsinterviews met professionals, procesevaluaties en interviews met ouderen en mantelzorgers. De verzamelde gegevens worden deels kwalitatief en deels kwantitatief geanalyseerd.
Het programma kan als geslaagd beschouwd worden wanneer de hierboven genoemde evaluatie-criteria en doelen behaald zijn. In alle projecten is een goede multidisciplinaire aanpak van diverse zorgprofessionals vereist (o.a. verpleegkundigen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, en artsen). Deze disciplines worden nauw betrokken bij de te ontwikkelen producten; hun inhoudelijke expertise is onmisbaar en zij moeten er in de praktijk mee kunnen en willen werken. Met de betrokken organisaties zijn afspraken gemaakt dat de professionals in voldoende mate tijd en andere faciliteiten krijgen om aan de projecten mee te werken. In het programma worden vragen aangepakt die door de professionals zelf zijn aangedragen. Dit verhoogt hun motivatie om een actieve bijdrage te leveren. Daarnaast worden professionals gestimuleerd in hun ontwikkeling door structureel overleg met professionals van andere organisaties, participatie in workshops, studiedagen en scholingstrajecten die in het kader van het programma georganiseerd worden. De producten worden deels binnen een van de zorgorganisaties, maar vaker tegelijkertijd in meerdere organisaties ontwikkeld of uitgetest (bijvoorbeel project 3a). In alle gevallen vindt er echter uitwisseling van kennis en producten plaats, zodat deze ter beschikking komen van alle betrokken partijen, zowel binnen als buiten het consortium. Naast zorgaanbieders betreft dit ook de regionale kennisinstituten Universiteit Maastricht en het iRv. In deze kenniscirculatie is deels voorzien in de overleg- en organisatiestructuur binnen het programma (zie ook 5.). Belangrijker nog voor de circulatie is het gegeven dat alle projecten een afdelings- of zelfs divisiebrede aanpak vereisen, waardoor in ieder project een groot aantal professionals direct of indirect betrokken worden. Het screenen van kwetsbare ouderen vereist bijvoorbeeld dat alle professionals het betreffende screeningsinstrument invullen voor de ouderen die zij in zorg hebben. Ook bij de interventie- en ontslagprogramma’s zijn altijd meerdere professionals betrokken. Dit vereist dat scholing over de instrumenten en programma’s breed aangepakt wordt en dat tijdens en na afloop van de projecten steeds een groot aantal professionals geïnformeerd wordt over de vorderingen en uitkomsten. Over alle projecten gezien worden ruim 50 professionals intensief bij het programma betrokken. Voor de kenniscirculatie binnen de zorgorganisaties in het consortium is het een groot voordeel dat medewerkers van het ZIC en EOZ niet alleen innovatieve taken hebben, maar dit combineren met klinisch werk in de praktijk. Hierdoor zijn zij uitstekend in staat om een bijdrage te leveren aan de kennistransfer naar collega’s in de praktijk.
10
De kenniscirculatie naar m.n. partijen buiten het consortium, wordt gerealiseerd door: publicaties in vaktijdschriften, presentaties op congressen en tijdens regionale en landelijke bijeenkomsten van beroepsorganisaties, organiseren van workshops en studiedagen, en het beschikbaar stellen van producten op de websites van de consortium-partners. Duurzaamheid kenniscirculatie en netwerkvorming De duurzaamheid van de kenniscirculatie en netwerkvorming wordt op diverse wijzen geborgd: Het programma maakt onderdeel uit van de eerdere genoemde samenwerkingsovereenkomsten die de Hogeschool Zuyd gesloten heeft met zowel Orbis medisch en zorgconcern als Sevagram. Het ZIC en EOZ zijn innovatief gericht en hebben naar de toekomst toe een duidelijke ambitie om hun kennis en ervaring op het terrein van de ouderenzorg intern en extern uit te dragen. Het programma genereert producten (best practices) die vervolgens geïmplementeerd worden in de praktijk. Het is belangrijk dat deze implementatie ook na 2009 begeleid en gemonitord wordt, zodat inzicht wordt verkregen in de bruikbaarheid van de producten over een langere tijd. Binnen het consortium is afgesproken om deze followup gezamenlijk ter hand te nemen. De kennis en producten die in het huidige programma gegenereerd worden vormen een goede basis om andere gesignaleerde problemen bij kwetsbare ouderen aan te gaan pakken. De partners hebben afgesproken dat dit in vervolgtrajecten zal gaan plaatsvinden. Hiermee ontstaat een ‘doorgaande lijn’, die bovendien goede kansen biedt voor wetenschappelijk onderzoek en daarmee promotietrajecten voor docenten en professionals. Project 1 in het programma gaat bijvoorbeeld deel uitmaken van zo’n traject. Voor de ziekenhuis- en verpleeghuissector zijn vergelijkbare mogelijkheden aanwezig. De projecten in het programma hebben veelal een longitudinaal karakter, in de zin dat groepen ouderen en professionals over langere tijd gevolgd worden. Dit is noodzakelijk omdat het de enige manier is om te zien of screeningsinstrumenten in staat zijn om de juiste doelgroepen te identificeren, en of interventie- en ontslagprogramma’s bruikbaar en doeltreffend zijn. Binnen het programma worden de veranderingen in competenties van de betrokken zorgprofessionals zorgvuldig in kaart gebracht. Hiervoor worden nulmetingen en follow-up metingen verricht. Aan het einde van het programma wordt een uitvoerige evaluatie met de professionals uitgevoerd.
5.
Uitvoering en programmamanagement
De programmaleiding is in handen van dr. E. van Rossum, lectoraat A en P van de Hogeschool Zuyd. Een stuurgroep ondersteunt de voortgang en denkt mee over de inhoudelijke lijnen van het programma en mogelijkheden voor vervolgtrajecten. De groep overlegt driemaal per jaar met de programmaleider en projectleiders. Daarnaast kunnen de leden van de groep individueel geconsulteerd worden over deelprojecten. De volgende personen maken deel uit van de stuurgroep: dr. S. Beurskens (lector A en P), dr. L. de Witte (lector Technologie in de zorg), drs. S. Liem (manager expertisecentrum Quality of Life, Hogeschool Zuyd), drs. M. Keijser (lid Raad van Bestuur Sevagram), een nog te benoemen vertegenwoordiger van Orbis medisch en zorgconcern, en 4 nog te benoemen professionals van het EOZ en ZIC. Voor de projecten worden drie ervaren projectleiders aangesteld. Twee van hen maken deel uit van het lectoraat A en P (drs. R. Daniëls en dr. G. Bours), de derde projectleider (drs. H. Habets) is werkzaam voor EOZ/Orbis. Iedere projectleider formeert een werkgroep van circa 5 personen. Professionals en docenten van de drie consortium-partners zijn steeds vertegenwoordigd in de werkgroepen. Professionals van andere organisaties en kennisinstituten kunnen eveneens deel uitmaken van werkgroepen. In de projecten waarin
11
screeningsinstrumenten centraal staat biedt het Expertisecentrum Meetinstrumenten in de Revalidatie (ECMR) ondersteuning. Daarnaast kunnen de werkgroepen een beroep doen op (andere) leden van de lectoraten A en P en Technologie in de zorg. De programmaleider overlegt intensief met de projectleiders en om de 4 à 6 weken vindt er gezamenlijk overleg plaats om de voortgang in de diverse projecten te bespreken. Om de kennisuitwisseling te stimuleren komen de volledige werkgroepen en programmaleider tenminste halfjaarlijks bijeen. De Hogeschool Zuyd beschikt over een professioneel bureau, ZuydPOOL, voor het procesmatig ondersteunen van interne en externe projecten. Dit bureau zal onder meer het financieel management van het programma voor haar rekening nemen. Stuurgroep
Programmaleiding dr. E. van Rossum
Expertisecentrum ECMR dr. S. Beurskens Projectondersteuning Zuydpool
Kwetsbaarheid in thuissituatie - drs. R. Daniels (HS Zuyd) - professionals Orbis, Sevagram en HS Zuyd
Kwetsbaarheid in ziekenhuis - drs. H. Habets (Orbis) - professionals Orbis en HS Zuyd
Kwetsbaarheid in verpleeghuis - dr. G. Bours (HS Zuyd) - drs. R. Aalders (ZIC) - professionals Sevagram, Orbis en HS Zuyd
Hieronder staat de tijdplanning van het innovatieprogramma schematisch weergegeven. Het programma beslaat de periode januari 2008 tot januari 2010 (2 jaar). Gedurende deze periode, maar vooral in het laatste half jaar, worden vervolgprojecten tussen de consortiumpartners en andere betrokken partijen benoemd en wordt tevens aan de randvoorwaarden voor deze projecten gewerkt (o.a. financiering). Jan. 2008
Juli 2008
Jan. 2009
Juli 2009
Jan. 2010
Project 1 Ontwikkelen en testen screeningsinstrument
Ontwikkelen en testen interventieprogramma Project 2a Ontwikkelen en testen interventie-programma Project 2b Ontwikkelen en testen zorgmodel Project 3a Keuze en testen screeningsinstrument Ontwikkelen en testen interventieprogramma Project 3b Ontwikkeling zorgmodel Testen zorgmodel
12
Het programma is ambitieus, zowel naar inhoud als het aantal partijen dat bijdragen gaat leveren. In korte tijd dient bestaande kennis en ervaring systematisch in kaart te worden gebracht, en nieuwe kennis gegenereerd en vertaald te worden naar concept-producten die uitgetest moeten worden. Dit moet bovendien gebeuren door professionals en docenten/leden kenniskringen, die belast zijn met andere taken die een grote druk uitoefenen op de werkzaamheden voor het programma (i.c. zorgverlening in de dagelijkse praktijk en het verzorgen van onderwijs). Op beide zaken dient geanticipeerd te worden. Dit gebeurt op de volgende wijzen: - Er is drie maanden voorbereidingstijd gereserveerd (september t/m december 2007), zodat het programma inhoudelijk direct kan starten vanaf januari 2008. In deze voorbereidingsperiode worden de stuurgroep en de werkgroepen definitief ingericht, werkprocedures afgesproken, de projectondersteuning wordt op de rails gezet, et cetera. - De programmaleider en projectleiders hebben allen veel inhoudelijke expertise en ervaring m.b.t. de projecten die uitgevoerd gaan worden. Daarnaast zijn voor het programma benodigde samenwerkingsrelaties met andere kennisinstituten en zorgorganisaties reeds aanwezig of in gang gezet, zodat in relatief korte tijd veel ‘inhoudelijke input’ beschikbaar komt. - Met het management van de betrokken consortium-partners worden stringente afspraken gemaakt over het vrijstellen van medewerkers voor taken binnen het programma. Deze afspraken worden strak bewaakt, evenals de toegewezen uren voor de verschillende taken. Indien medewerkers in de praktijk meer uren besteden aan een project dan begroot, dan komen deze uren voor rekening van de eigen organisatie.
13
6.
Financiële onderbouwing
Aan het innovatieprogramma, dat 2 jaar duurt, zijn voor de betrokken organisaties extra kosten verbonden. Deze Raak subsidieaanvraag richt zich op het financieren van deze extra kosten. De onderstaande begroting is opgesteld conform de richtlijnen van de SIA-regeling. Kostenpost
Totale kosten
Management Uitvoering kenniscirculatieprojecten Communicatie en disseminatie Monitoring en evaluatie Overige
€ 10.000 € 326.300
RAAK subsidie € 10.000
€ 121.300
€ 205.000
€ 7.500
€ 7.500
€ 3.500
€ 3.500
€ 24.000
€ 24.000
€ 371.300
Totaal
Eigen bijdrage
€ 121.300
€ 250.000
Er wordt een subsidiebedrag gevraagd van 250.000 euro. De additionele kosten worden door de consortiumpartners gedragen. Een nadere onderbouwing van de begroting is te vinden in het ingevulde begrotingsformulier (zie afzonderlijke bijlage). Hogeschool Zuyd hanteert vaste uurtarieven. De grondslag hiervan is een door het College van Bestuur vastgesteld document waarin de uurtarieven zijn berekend op basis van werkelijke kosten. Conform de richtlijnen van de SIA-regeling zijn de overheadkosten in deze berekening verlaagd naar 25%. De tarieven zijn als volgt: Schaal 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Uurtarief 31,76 33,40 34,99 38,59 43,66 49,37 54,24 63,30 71,99 78,10 85,80 94,25 103,58 113,82 125,08
14
Literatuur 1.
Markle_Reid M, Browne G. Conceptualizations of frailty in relation to older adults. Journal of Advanced Nursing 2003;44 (1);58-68.
2.
Hogan DB, MacKnight C, Bergman H. Models, definitions, and criteria of frailty. Aging Clin Exp Res 2003;15(3 Suppl):1-29.
3.
Fisher AL. Just what defines frailty? J Am Geriatr Soc 2005;53(12):2229-30.
4.
Puts MT. Frailty: biological risk factors, negative consequences and quality of life [PhD thesis]. Amsterdam: Vrije Universiteit; 2006.
5.
Boyd CM, Xue QL, Simpson CF, Guralnik JM, Fried LP. Frailty, hospitalization, and progression of disability in a cohort of disabled older women. Am J Med 2005;118(11):1225-31.
6.
Woods NF, LaCroix AZ, Gray SL, Aragaki A, Cochrane BB, Brunner RL, et al. Frailty: emergence and consequences in women aged 65 and older in the Women's Health. J Am Geriatr Soc. 2005;53(8): 1321-30.
7.
Olde Rikkert MGM. Ontwikkeling en onderzoek in de geriatrie. Inaugurele rede leerstoel Ontwikkeling en onderzoek in de geriatrie. Nijmegen: Universitair Medisch Centrum St. Radboud, 2004
8.
Slaets JP. Vulnerability in the elderly: frailty. Med Clin North Am 2006;90(4):593-601.
9.
Klerk, M.M.Y. de (red.).Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage ouderen 2004. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2004/4).
10.
http://www.limburg.nl/
11.
Provincie Limburg. De Zilveren eeuw. Het verzilveren van de kansen die vergrijzing Limburg biedt. Maastricht, 2004
12.
http://www.cbs.nl
13.
http://www.rivm.nl
15