WeDO is een Europees project (2010-2012) met medefinanciering van de Europese Commissie. Het werd geleid door een stuurgroep van 18 partners uit 12 EU-lidstaten die wilden samenwerken aan de verbetering van de levenskwaliteit van ouderen met een zorg- of hulpbehoefte.
ANBO Houttuinlaan 3, 3447 GM Woerden Tel.: (0348) 46 66 66
[email protected] met als onderwerp WeDO
Zorg voor kwaliteit van leven van ouderen verbeterpunten en oplossingen
Werkgroep WeDO Nederland
Inleiding In november 2012 eindigde het tweejarig Europees project WeDO. Achttien organisaties uit twaalf EU-landen werkten nauw samen in dit project, opgezet voor kwaliteitsverbetering van zorg voor ouderen. Ook ons land droeg een belangrijk steentje bij. Afgevaardigden van toonaangevende organisaties op dit gebied vormden, op initiatief van ANBO, de Werkgroep WeDO Nederland. Voor u ligt een verslag van het betrokken tiental: resultaat van veel onderzoek, gesprekken, vergaderingen en niet in de laatste plaats professionaliteit van de deelnemers. Vanuit diverse invalshoeken is het welzijn van senioren onder de loep gelegd. En telkens stelt men dezelfde vragen: ‘Op welke punten zijn verbeteringen wenselijk?’, ‘In welke richting moeten we denken om tot oplossingen te komen?’ en ‘Wie zou daarvoor actie kunnen ondernemen?’. De inventarisatie en de voorgestelde stappen om de levenskwaliteit voor ouderen te verhogen, is op veel punten ongetwijfeld een eyeopener voor velen die professioneel of vrijwillig te maken hebben met de snel groeiende bevolkingsgroep. Het Europese project mag dan zijn afgesloten, de werkgroep is niet van plan om achterover te leunen. Integendeel. In hoofdstuk 3 staat een opsomming van activiteiten die op de agenda zijn gezet voor de nabije toekomst.
Woerden, december 2012
Verslag van een onderzoek naar verbeterpunten en mogelijke oplossingen in de zorg voor kwaliteit van leven van ouderen, opgesteld door Werkgroep WeDO Nederland, onderdeel van het Europese project ‘Wellbeing and Dignity for Older People’, waarin twaalf EU-lidstaten samenwerken.
ANBO - CMO Flevoland - LOC Zeggenschap in Zorg - LPBO St. Vughterstede en Mariënhoven - Vilans - V&VN Geriatrie Verpleegkunde
1
Inhoud HOOFDSTUK 1 WeDO .................................................................................................................................................................................3 HOOFDSTUK 2 VERBETERPUNTEN EN ACTIES ..............................................................................................................................4 2.1 DE OUDERE CENTRAAL Kwaliteit van leven ................................................................................................................................................4 Intramuraal.............................................................................................................................................................5 Mondigheid en empowerment .........................................................................................................................6 2.2 DIRECTE OMGEVING Mantelzorg..............................................................................................................................................................7 Afstemming formele en informele zorg ...........................................................................................................8 2.3 PROFESSIONALS Opleiding en kennisverbetering ......................................................................................................................10 2.4 RANDVOORWAARDEN Beeldvorming van ouderen in samenleving en zorgsector.......................................................................12 Financiën en administratieve lasten ..............................................................................................................13 Gemeenten en (langdurige) zorg ....................................................................................................................14 HOOFDSTUK 3 WeDO EN DE TOEKOMST.......................................................................................................................................15 BRONNEN, LEDEN VAN DE WERKGROEP, COLOFON ...................................................................................................................16
2
1. WeDO Organisatie, doelen, actieplan WeDO staat voor Wellbeing and Dignity for Older People. Het is een Europees project om levenskwaliteit van ouderen te verbeteren, specifiek gericht op diegenen die langdurig zorg nodig hebben. Organisaties uit België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Ierland, Nederland, Oostenrijk, Slovenië, Tsjechië en Zweden werkten erin samen. Het project startte in 2010 en eindigde in 2012. Niettemin blijft het netwerk bestaan en blijven nieuwe deelnemers welkom. WeDO heeft een Europese stuurgroep en werkgroepen in de deelnemende landen. Werkgroepen zijn samengesteld uit mensen die op uiteenlopende wijze te maken hebben met langdurige zorg: professionals, mantelzorgers, cliënten en vrijwilligers. De samenwerking resulteerde in het ‘Europees Kwaliteitskader voor Langdurige Zorg’. Daarin worden de volgende doelen geformuleerd.
• Ontwikkeling van een Europese visie op langdurige zorg om levenskwaliteit van senioren die zorg krijgen te verbeteren en daarmee onder meer ouderenmishandeling te bestrijden;
• Meer zelfregie bij ouderen, ook bij invulling van zorg of noodzakelijke ondersteuning; • Bieden van eerlijke en duurzame oplossingen voor zorg en welzijn, onder meer door uitwisseling van goede voorbeelden door landen onderling;
• Stimuleren van evenwicht tussen kwaliteit van zorg/welzijn en de kosten daarvan. Het kwaliteitskader staat op http://www.wedo-partnership.eu. WeDO Nederland vertaalde het Europese kwaliteitskader naar de Nederlandse situatie. Daarbij keek men vooral naar wat in ons land nodig is om langdurige zorg voor senioren te verbeteren. Op basis daarvan is een actieplan opgesteld. Uitgangspunten daarbij zijn de eigen kracht van ouderen en hun individuele behoeften. In de huidige situatie gaat zorg vaak uit van ziekte en beperkingen. De werkgroep bepleit een omslag naar het gezonde en de eigen kracht van mensen, uiteraard met erkenning van ziekte en kwetsbaarheid. Kernvraag is: hoe kunnen ouderen hun leven zin geven, ook als ze langdurig zorg nodig hebben en daarbij keuzes moeten maken? Sommigen kunnen dat zelf, anderen hebben daarbij (enige) ondersteuning nodig. Kort samengevat, omvat het actieplan de volgende vier onderwerpen.
• Eigen kracht van de oudere; • Bijdrage van het sociale netwerk aan het versterken van die kracht; • Bijdrage van professionals aan versterking van die kracht; • Benodigde randvoorwaarden om kracht van senioren te versterken. Deze punten zijn in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt.
3
2. Verbeterpunten en acties 2.1 De oudere centraal Kwaliteit van leven Verbeterpunten Ouderenzorg gaat te weinig uit van wensen, behoeften en mogelijkheden van de oudere zelf, vindt de werkgroep WeDO. Kwaliteit van leven heeft voor iedereen een andere invulling en vraagt om maatwerk. Daaraan kunnen professionals alleen invulling geven in samenspraak met betrokkenen en hun netwerk. Kwaliteit van leven is meer dan medische zorg. Het gaat ook over zingeving en welbevinden, zoals dat is geformuleerd in de WHO-definitie Gezondheid. Waarden, zoals genoemd in het Kwaliteitskader voor de Langdurige Zorg (zie hoofdstuk 1), moeten herkenbaar tot uiting komen, zowel in de professionele als in de informele persoonlijke zorgverlening. Alleen dan geeft de samenleving haar visie op senioren, ouder worden en zorg gestalte. Nu nog staat niet de oudere zelf, maar wet- en regelgeving centraal. Er is te veel nodeloze bureaucratie in de zorg, die vaak ten koste gaat van aandacht voor kwaliteit van leven en ‘handen aan het bed’. Ook financiële beperkingen zetten welzijn en ondersteuning extra onder druk. Bij intramurale zorg neemt dat ernstige vormen aan. Ook de druk op mantel- en andere vrijwilligerszorg neemt sterk toe.
Oplossingsrichtingen 1. Daadwerkelijk centraal stellen van kwaliteit van leven, zingeving en welbevinden vergt een cultuuromslag: een ander denken bij zorgorganisaties en bij senioren zelf. De landelijke cliëntenorganisatie LOC Zeggenschap in Zorg ontwikkelde hulpmiddelen daarvoor, zoals ‘Uw eigen leefplan’ en ‘Wat doe ik met mijn tijd?’ Het breed inzetten daarvan kan als basis dienen voor genoemde omslag. 2. De werkgroep bepleit uitvoering van pilots over de vraag hoe schotten in de (langdurige) zorg kunnen worden geslecht. Daarbij zou ook de oudere zelf actief moeten worden betrokken. Men focust in dat verband onder meer op integrale indicatiestelling op diverse levensdomeinen, onafhankelijke cliëntenondersteuning en persoonsgebonden financiering. Op basis van de resultaten kan landelijk invoering volgen. Twaalf organisaties in de langdurige zorg, verenigd in de Coalitie Eigen Regie, deden eerder een voorstel hiertoe. Nodig is dat zij van politiek en overheid ruimte krijgen. 3. Ouderen dienen desgewenst steun te krijgen bij het zoeken naar versterking van eigen kracht, naar wat zij zelf wensen en naar een manier om daar invulling aan te geven. Hulp van hun omgeving en eventueel inzet van professionals kan daarbij van belang zijn.
Wie onderneemt actie? LOC Zeggenschap in Zorg samen met cliënten- en ouderenorganisaties, zorgorganisaties, beroepsgroepen, opleidingen, clientondersteuners, ouderenadviseurs, MEE-Nederland, gemeenten, verzekeraars, Zorgbelang, Centra voor Maatschappelijke Ontwikkeling
4
Intramuraal Verbeterpunten Meer dan 90 procent van de senioren wil oud worden in eigen huis en omgeving1). Dat is aantrekkelijk omdat het eigen huis meer privacy, vrijheid en familiariteit biedt. Zorginstellingen associeert men vaak met verlies aan vrijheid en privacy en met afname van persoonlijke contacten. Die voorkeur voor thuiswonen geldt ook wanneer fysieke beperkingen optreden of de kwaliteit van de woonomgeving te wensen overlaat. Incidenten in zorginstellingen (bejegening, mishandeling zelfs, geringe kwaliteit van zorg), worden vaak breed uitgemeten in de media en versterken het beeld van een omgeving van kommer en kwel. De stap naar een zorginstelling wordt doorgaans pas gezet wanneer meerdere beperkingen tegelijk optreden, behoefte bestaat aan snelle beschikbaarheid en aanwezigheid van professionele zorg, onvoldoende mantelzorg beschikbaar is, of wanneer de last voor de mantelzorgers te zwaar is geworden. Vrijwel alle instellingen hebben formeel als missie dat de kwaliteit van leven van de bewoners voorop staat. Zorgdossiers zijn opgebouwd op basis van de ‘normen voor goede zorg’2), die invulling aan die kwaliteit geven en alle levensdomeinen in ogenschouw nemen. Niettemin heeft in veel gevallen nauwelijks nadere uitwerking van die missie plaats en blijft de zorg voor de fysieke gesteldheid de meeste aandacht opeisen. Mogelijk ten koste van een bredere kwaliteit van leven.
Oplossingsrichtingen 1. Kwaliteit van leven, ook in zorginstellingen, dient nader te worden geconceptualiseerd en geoperationaliseerd, waarbij begrippen als veiligheid, vrijheid, privacy, zingeving, ontwikkeling, verantwoordelijkheid en overeenkomstige essentiële waarden uit eerder genoemd Kwaliteitskader voor de Langdurige Zorg centraal staan. 2. Bevordering en behoud van eigen competenties van bewoners is leidend beginsel in de langdurige zorg. Aandacht van het personeel moet gericht zijn op ontplooiing van de mogelijkheden van de bewoner, het faciliteren van initiatieven en activiteiten die zijn of haar leven aangenamer maken, of moet bijdragen aan een goede afronding van het leven. 3. Bewoners van zorginstellingen dienen -meer dan nu- zeggenschap te krijgen over keuzes en beslissingen die hun kwaliteit van leven beïnvloeden3). Zorgverleners zijn geschoold om oog en oor te hebben voor wensen en behoeften van ouderen. 4. Zorginstellingen zullen zich zodanig moeten organiseren dat zij flexibeler tegemoet kunnen komen aan wisselende preferenties van bewoners. 5. Zij zullen qua situering en omgeving deel moeten uitmaken van de wijk of kern; de directe woonomgeving moet uitnodigend zijn en geen obstakels hebben om de bewoner ‘naar buiten te laten gaan’. Ze moeten meer het karakter van ‘ontmoetingsplaatsen’ krijgen.
Wie onderneemt actie? Op het landelijke niveau: LOC Zeggenschap in zorg, Actiz, Aedes, landelijke ouderenorganisaties, opleidingsinstellingen, Vilans, beroepsorganisaties en Zorgverzekeraars Nederland Op regionaal en lokaal niveau: de individuele bewoner, de zorgfinancier, lokale ouderenbonden, zorgaanbieders, mantelzorgers, vrijwilligers(organisaties), gemeenten
1) Belgian Ageing Studies, Vrije Universiteit Brussel, 2012, Behoefteonderzoek in Nederlandse gemeenten 2) Inspectie voor de Gezondheidszorg, LOC Zeggenschap en Zorg, Zorgverzekeraars Nederland, 2012, Kwaliteitsdocument 2012 Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis 3) Kardol, M.J.M., 2004, proefschrift Zorg voor Zelfstandigheid, Universiteit Maastricht
5
Mondigheid en empowerment Verbeterpunten Mondigheid houdt, óók voor senioren, het recht in op erkenning als voorwaardig mens, vanzelfsprekende (mede)zeggenschap en het vermogen zelfstandig te beslissen, te handelen en te oordelen. De eigen kracht van ouderen mag worden aangesproken, bevorderd en versterkt. In de toekomst zal een verschuiving plaatsvinden van nazorg naar voorzorg. Met andere woorden: nu komt hulp pas als er al problemen zijn, in de toekomst ondersteunen we mensen meer bij het zo lang mogelijk gezond blijven en gezond voelen. Door de vergrijzing neemt het aantal kwetsbare ouderen in de lokale samenleving sterk toe. Het aantal voor hen beschikbare mantelzorgers of vrijwilligers houdt daarmee geen gelijke tred. Tegelijkertijd neemt het aantal gezonde ouderen toe, die meer op hun sociaal kapitaal en bijdragen mogen worden aangesproken. In de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is empowerment van ouderen echter geen issue. Bij toenemende kwetsbaarheid roept mondigheid ook vragen op: maakt mondigheid minder kwetsbaar of maakt kwetsbaarheid minder mondig? Welke uitgangspunten moeten hier worden gehanteerd? In de langdurige zorg horen mondigheid en kwetsbaarheid bij elkaar. Een mondige oudere kan eigen beslissingen nemen, ook met betrekking tot de zorg die hij of zij nodig heeft. Bij toenemende kwetsbaarheid en afnemende mondigheid krijgen anderen meer invloed op iemands levensomstandigheden. Een kleine 30 procent van de ouderen geldt als kwetsbaar, zo blijkt uit het rapport Kwetsbare ouderen in de praktijk (2011) van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Vooral zij die zelfstandig wonen, 75-plussers, alleenstaande vrouwen met een lage sociaaleconomische status en ouderen met meerdere kwalen behoren tot die groep. Vastgesteld is verder dat hulpverleners niet altijd dezelfde focus hebben als ouderen. Laatstgenoemden klagen dat gesprekken met artsen vooral over medische onderwerpen gaan en dat er weinig aandacht is voor problemen zoals verlies van naasten, eenzaamheid en sociale uitsluiting.
Oplossingsrichtingen 1. Er moet ruimte worden gegeven aan de kennis, inzichten en ervaringen van grote groepen senioren die het arbeidsproces hebben verlaten en voor wie een nieuwe zinvolle maatschappelijke bijdrage van levensbelang is. Zij dienen hun bijdrage aan de lokale samenleving zelf in regie te (kunnen) nemen en daartoe uitgedaagd, gestimuleerd en waarnodig ondersteund (empowerment) te worden. 2. In deze levensfase staan zingevingvragen vaak centraal. In cursussen ter bevordering van mondigheid zou een vast onderdeel moeten zijn hoe men het eigen leven een vorm kan geven waarin mogelijkheden worden benut, maar ook grenzen worden gesteld. 3. In gespreksvoering moeten hulpverleners zich inleven in degene aan wie zij zorg leveren en ingaan op hun belevingswereld. Persoonlijke omstandigheden van de oudere zijn leidend, zoals waarden en normen en fysieke en psychische conditie. 4. Kwetsbaarheid van ouderen moet worden gemonitord via indicatoren. 5. Hulp bij het nadenken over de vraag ‘hoe kan ik zo gezond mogelijk blijven?’ En ‘hoe kan ik daar mijn eigen verantwoordelijkheid in nemen?’
Wie onderneemt actie? Op landelijk niveau: ouderenorganisaties, patiënten- en consumentenorganisaties, LOC Zeggenschap in Zorg, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Zorgverzekeraars Nederland, Mezzo, Actiz, de MO-groep en opleidingsinstituten. Op lokaal en regionaal niveau: ouderenorganisaties, welzijnsinstellingen, zorgorganisaties.
6
2.2 Directe omgeving Mantelzorg Verbeterpunten De toekomst van de zorg voor ouderen is in belangrijke mate afhankelijk van de beschikbaarheid en de kwaliteit van mantel- en vrijwilligerszorg. Dienstverlening, ondersteuning en zorg van en aan ouderen zullen in toenemende mate thuis georganiseerd worden en familie, buren en andere informele circuits gaan dat verzorgen. Nu al leveren zij 75 à 80 procent van het volume in de ouderenzorg1). Dat percentage zal nog aanzienlijk moeten stijgen, willen we aan de sterk toenemende vraag kunnen voldoen. De druk op deze vrijwilligers en mantelzorgers neemt eveneens toe, met alle spanningen die dat kan en onvermijdelijk in de onderlinge persoonlijke verhoudingen - zál opleveren, tot en met mishandeling of ontspoorde mantelzorg. Niettemin geldt binnen en buiten de institutionele setting dat de kwaliteit van leven van ouderen en de daaraan inherente kernwaarden van zorg en veiligheid, zoals eerder geformuleerd, moeten worden gewaarborgd en bewaakt. Uiteindelijk gaat het daarbij om het recht op volwaardig eigen leven van zowel de ouderen als de mantelzorger(s) en de vrijwilligers. Ook nieuw beschikbare technieken en instrumenten (zoals ICT-oplossingen) moeten daartoe toepasbaar en toegankelijk worden gemaakt. Ze behoren in de zorg breder te worden ingezet.
Oplossingsrichtingen Om het beschikbare volume aan mantel- en vrijwilligerszorg te verhogen, moet men omstandigheden en voorwaarden waaronder dit werk plaatsvindt bevorderen en optimaliseren. Een ‘deltaplan’ met onderstaande onderdelen lijkt daarvoor noodzakelijk. 1. Gemeentelijk beleid, gericht op preventief en praktisch ondersteunen en faciliteren van mantelzorgers, vrijwilligers en informele zorg. 2. Bevordering van totstandkoming van lokale centra voor ondersteuning en deskundigheidsbevordering. 3. Respijtvoorzieningen. 4. Bevordering en kennisvermeerdering van e-health en e-skills voor mantelzorgers en vrijwilligers. (Inzet van die nieuwe mogelijkheden en vaardigheden is op grote schaal nodig, onder meer om patiënten en cliënten thuis te kunnen laten blijven en het vervoer naar en behandelen in instellingen zo veel mogelijk te reduceren. 5. Cursusaanbod en deskundigheidsbevordering door professionals in zorginstellingen en aan mantel- en vrijwilligerszorgers is noodzakelijk. Dat geldt ook voor cursusaanbod voor professionals over mantelzorg. Ondersteuning door geschoolde vrijwilligers zal steeds meer geboden zijn, ook op terreinen die momenteel tot het domein van de professionele zorg worden gerekend, zoals hulp bij de algemene dagelijkse levensbehoeften2). 6. Partnerschap tussen ouderen onderling, professionals, mantelzorgers en vrijwilligers dient op grote schaal te worden bevorderd, bijvoorbeeld conform het model van Movisie voor intramurale zorg. Het moet meer en meer teamwerk worden. Professionele zorginstanties zoals thuiszorg, dienen een belangrijke rol te gaan vervullen in consulentschap en instructie voor vrijwilligers, en als ‘zorgvangnet’ 3). 7. Een adequate vertaling van het Europees Kwaliteitskader (zie hoofdstuk 1) naar mantel- en vrijwilligerszorg. 1) Belgian Ageing Studies, Vrije Universiteit Brussel, 2012, Behoefteonderzoek in Nederlandse gemeenten 2) ‘Loslaten en vasthouden’, ervaringen van mantelzorgers in verzorgings- en verpleeghuizen 3) Bauer, V., 2012, Participation of Partnership, developing the influence of older people in residencial care homes, Vrije Universiteit, Amsterdam
7
Wie onderneemt actie? Op landelijk niveau: ouderenorganisaties, patiënten- en consumentenorganisaties, LOC Zeggenschap in Zorg, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Zorgverzekeraars Nederland, Mezzo, Actiz, de MO-groep en opleidingsinstituten. Op lokaal en regionaal niveau: ouderenorganisaties, welzijnsinstellingen en zorgorganisaties
Afstemming formele en informele zorg Verbeterpunten Ondersteuning van mantelzorg is een betrekkelijk nieuw aandachtsgebied. In de zorg is al jaren de focus gericht op zorg voor de cliënt, met nauwelijks aandacht voor de mantelzorger, laat staan voor diens overbelasting. Kerntaak van de zorg is de cliënt. Men zag de mantelzorger als iemand van wie de belangen samenvallen met die van de cliënt en als medehulpverlener. Dit mentale model (paradigma) werd breed beleden in de sectoren welzijn en zorg, maar ook bij overheden op lokaal en landelijk niveau. Daarnaast zijn indicaties voor professionele zorg alleen gebaseerd op de cliënt, niet op de mantelzorger. Noodzaak om zich ook te richten op de mantelzorger was er niet. De inzet van vrijwilligers beperkte zich in de ogen van professionele zorg tot voor kort tot ‘oppassen’ en leuke dingen doen. In de praktijk zien dat we de taken en werkzaamheden van betaalde en onbetaalde krachten steeds meer door elkaar lopen. Door de overgang van verschillende functies van de AWBZ naar de Wmo dienen vrijwilligers meer taken over te nemen van professionals dan nu het geval is. Daarbij zijn er signalen dat vrijwilligers/mantelzorgers en professionals elkaar te weinig respecteren. Die samenwerking tussen formele en informele zorg van de oudere zal -hoe dan ookinhoud en vorm moeten krijgen. Er is sprake van een geleidelijke kentering. In het samenspel tussen formele en informele zorg zijn de oudere en zijn netwerk steeds meer het uitgangspunt. Dat is ook nodig, want hoe kan de oudere anders eigen regie voeren? Onderstaande tekening geeft dit duidelijk weer.
sociaal netwerk
eigen regie/ eigen kracht
mantelzorg
vrijwilligerszorg formele zorg
8
De kern verbeeldt de eigen kracht van de oudere. Direct daaromheen is de mantelzorg getekend, het eigen sociale netwerk. In de derde schil zit de vrijwilligerszorg, ingezet vanuit een organisatie, niet behorend tot het eigen sociaal netwerk. De vierde schil verbeeldt de professionele zorg. Kenniscentra Vilans en Movisie ontwierpen verschillende initiatieven die het samenspel tussen partijen stimuleren. Ze zijn vooral gericht op samenwerking tussen zorgprofessionals en vrijwilligers of mantelzorgers. Ook bestaan methodieken die op de intramurale zorg zijn gericht. Maar een methode die zowel op de mantelzorger en de vrijwilliger als de zorgprofessional in de thuissituatie is gericht, lijkt nog niet beschikbaar. Wel zijn ‘bouwstenen mantelzorg’ ontwikkeld door CMO Flevoland; een format om in de ketenzorg, waar informele zorg (mantelzorg en vrijwilligerszorg) en formele zorg met elkaar samenwerken, ook de mantelzorger te volgen1) .
Oplossingsrichtingen 1. Bovengenoemd type van zorg aan en ondersteuning van ouderen speelt zich af in de lokale samenleving en zal onontkoombaar primair in en vanuit lokale kaders moeten worden georganiseerd, in nauwe samenwerking tussen gemeenten (verantwoordelijk voor het Wmo- beleid), verzekeraars (verantwoordelijk voor de uitvoering van de AWBZ) en zorginstellingen (intramuraal én thuiszorg). Bij zorginstellingen is professionaliteit aanwezig en beschikbaar. Die professionaliteit moet meer ten dienste van mantel- en vrijwilligerszorg worden ingezet. 2. Ook is van belang om methodieken te ontwikkelen om de taken rond de individuele oudere te verdelen, waarbij de oudere of diens mantelzorger de regie houdt. 3. Heldere afbakening van verantwoordelijkheden is nodig. De langdurige zorg aan ouderen is vaak een samenspel van formele en informele zorg, waarbij onvoldoende duidelijk is waar de taak en verantwoordelijkheid van de ene partij begint en waar die wordt overgenomen door de ander.
Wie onderneemt actie? Op landelijk niveau: ouderenorganisaties, patiënten- en consumentenorganisaties, LOC Zeggenschap in Zorg, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Zorgverzekeraars Nederland, Mezzo, Actiz, de MO-groep en opleidingsinstituten. Op lokaal en regionaal niveau: ouderenorganisaties, welzijnsinstellingen en zorgorganisaties.
1) CMO Flevoland, Bouwstenen Mantelzorg, Movisie, MantelScan
9
2.3 Professionals In de voorgaande paragraaf is de rol van de formele (professionele) zorg aan ouderen met name beschreven vanuit het perspectief van samenwerking en afstemming met informele zorg. In deze paragraaf wordt ingezoomd op specifieke verbeterpunten die de werkgroep WeDO ziet op het terrein van professionele kennis en op de beeldvorming over zorg aan ouderen.
Opleiding en kennisverbetering Verbeterpunten In opdracht van ZonMw, een Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie, is bij verpleegkundigenopleidingen (MBO en HBO) onderzocht wat studenten over ouderen leren (Schuurmans, 2011). “Vaak is de kennis van de laatstejaars verpleegkundige studenten vergelijkbaar met die van de gemiddelde Nederlander”, aldus de onderzoeker. “45 Procent van de ondervraagde studenten wil niet werken met ouderen, 15 procent kiest er bewust wél voor. De overige studenten is het om het even. Het kennisniveau van de student is laag en het is onduidelijk wat ze precies leren.” De beeldvorming over oudere patiënten is niet positief en is er weinig interesse voor de groep. Er zijn te weinig rolmodellen in de opleidingen en in de praktijk. Veelal is de stof niet specifiek genoeg en is het studiemateriaal niet uitdagend.” Leerlingen in de zorg worden in een aantal gevallen onvoldoende opgeleid om systeemgericht te werken. De eindtermen voor de opleidingen in de zorg houden te weinig rekening met en sluiten onvoldoende aan op de vraagstukken waarmee de professionals in het veld te maken krijgen, bijvoorbeeld die rond het levenseinde. Verder is er in de opleidingen nog te weinig aandacht voor kwaliteiten van senioren zelf. Wat willen, kunnen of ambiëren ze en hoe gaan ze daar mee om? In de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg werken, gezien het takenpakket, veel (te) laag opgeleide mensen (lager dan MBO-4), terwijl ouderenzorg in toenemende mate complex is en hoger opgeleide mensen vraagt. De werkomstandigheden zijn vaak zwaar. Ook is er te weinig aandacht voor overbelasting van mantelzorgers en verzorgenden zelf. Door vergrijzing, lage salariëring en het imago van het werk dreigt een grote schaarste aan adequaat geschoold personeel.
Oplossingsrichtingen 1. Het rapport-Schuurmans geeft aanbevelingen op strategisch, coördinerend en uitvoerend niveau en wie deze acties zouden moeten uitvoeren. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn:
• Het investeren in rolmodellen bij de opleidingen en op stageplaatsen; • Meer en betere lesmaterialen zijn noodzakelijk; • Gerontologische en geriatrische onderwerpen dienen meer als afzonderlijke vakken gegeven te worden. Er is grote behoefte aan gemotiveerde docenten met een positieve houding ten opzichte van ouderen en die zich bewust zijn van de veranderende gezondheidszorg waarvoor zij hun studenten toerusten;
• Het grootste probleem voor goede zorg voor ouderen, te weten het gebrek aan motivatie, interesse en kennis, vereist investering in kennis en ervaring van docenten en professionals en het stimuleren van een innovatief klimaat waarin binnen- en buitenschools leren elkaar kunnen versterken. 2. Onderwijsinstellingen moeten een bijdrage leveren om deze actiepunten te realiseren. Ook zorginstellingen moeten inspanningen leveren, om door het creëren van randvoorwaarden, bovenstaande ontwikkelingen mede mogelijk te maken.
10
3. V&VN Geriatrie Verpleegkunde besteedt in haar meerjarenplan 2011-2016 veel aandacht aan deskundigheidsbevordering, bijscholing en nascholing en het verbeteren van het imago van geriatrische zorg. 4. Het beroep zelf dient weer aantrekkelijk te worden gemaakt door o.a. meer eigen verantwoordelijkheid, lagere werkdruk, meer carrièreperspectief zoals uitzicht op doorstromen opleidingen. 5. De werkgroep WeDO meent dat er meer aandacht moet komen voor:
• Aanleren van vaardigheden op het gebied van samenspraak met de bewoner; sensitiviteit voor diens mogelijkheden, behoeften en talenten en creativiteit in het faciliteren van uitnodigende activiteiten;
• Cursusaanbod voor professionals over mantelzorg en samenwerking met mantelzorgers; • Meer nadruk in de opleiding op eigen kracht van ouderen; • Vraagstukken rond zingeving, levenseinde en palliatieve- en terminale zorg voor ouderen in de opleiding; • Intervisie voor medewerkers die veelal alleen in een situatie werkzaam zijn (bijvoorbeeld in de thuiszorg).
Wie onderneemt actie? Beroepsverenigingen, opleidingsinstellingen, zorginstellingen e.a.
11
2.4 Randvoorwaarden Beeldvorming van ouderen in samenleving en zorgsector Verbeterpunten Senioren kampen helaas met een imagoprobleem. De beeldvorming in de samenleving is doorgaans minder positief. Datzelfde geldt voor de langdurige zorg aan ouderen en het werken in deze sector. Er is dan ook te weinig interesse voor dit werk. Het aantal beschikbare verpleegkundigen in de intramurale zorg loopt terug en het is bij veel instellingen lastig het personeel vast te houden.
Oplossingsrichtingen 1. Stimuleren van positieve beeldvorming rond ouderen in de media. Rolmodellen en meer respect leiden ongetwijfeld tot een positiever beeld. Dat zal ook het werk in de zorgsector in de ogen van velen aantrekkelijker maken. 2. Het feit dat relatief veel ouderen actief zijn in vrijwilligerswerk, mantelzorg en gemeenschapszorg (zoals burenhulp), zou meer aandacht moeten krijgen1).
Wie onderneemt actie? Ouderenorganisaties, bewoners-, patiënten- en cliëntenorganisaties, werkgevers- en werknemersorganisaties, zorgaanbieders.
Financiën en administratieve lasten Verbeterpunten Overal staan budgetten voor ouderenzorg onder druk; een verschijnsel dat nog zal toenemen door de vergrijzing en de ontwikkeling van de medische technologie. Verschraling of uitholling van zorg dreigt op meerdere terreinen, mogelijk ten koste van de levenskwaliteit van kwetsbare groepen. De maatschappelijke discussie over de vraag wat uit collectieve middelen kan en wat uit eigen zak moet worden opgebracht, neemt toe. De zorg kenmerkt zich tegelijk ook door te veel bureaucratie. De sector heeft de handen vol aan regels en cijfers, in plaats van handen aan het bed. Ook geldt een reeks van prestatieindicatoren waaraan moet worden voldaan en waarover dient te worden gerapporteerd. Het eerder voorgenomen terugdringen van administratieve lasten, die veel werkdruk voor de sector opleveren, mag nauwelijks naam hebben.
Oplossingsrichtingen 1. Over de financiering van de zorg aan ouderen, het macrobudget en de kostenverdeling tussen collectieve en private actoren, kan alleen in de politieke arena worden besloten. Maar onontkoombaar komt een groter deel van deze zorg voor eigen rekening van de burger. Die moet zich lang van tevoren op die gewenste latere zorg voorbereiden. 1) Belgian Ageing Studies, Vrije Universiteit Brussel 2012, Behoefteonderzoek in Nederlandse gemeenten
12
2. Inventieve en innovatieve combinaties van zorg-, woon-, spaar- en pensioenarrangementen dienen te worden ontwikkeld. Er ligt hier een groot en onontgonnen terrein braak. 3. Het geld voor zorg en welzijn via de oudere zelf laten lopen. Ouderen kunnen op basis van het beschikbare budget zelf keuzes maken. 4. Zorgorganisaties dienen vanzelfsprekend verantwoording over hun kwaliteit af te leggen. Maar alleen door vooraf kwaliteitseisen aan aanbieders te stellen en bij indicatie te bepalen waarop iemand recht heeft, kunnen verdergaande controles en de totale belasting voor zorgorganisaties flink worden teruggedrongen. In eerste instantie is het aan veldpartijen zelf om metingen vast te stellen en het geheel te bewaken.
Wie onderneemt actie? Met betrekking tot de punten 1 en 2: politieke partijen, ouderen zelf, zorg- woon- en pensioenorganisaties, banken. Met betrekking tot punt 3: ouderen zelf, verzekeraars, gemeenten en rijksoverheid. Met betrekking tot punt 4: veldpartijen (cliëntenorganisaties, verzekeraars, beroepsgroepen, eventueel brancheorganisaties), Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Gemeenten en (langdurige) zorg Verbeterpunten De Wmo beoogt de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van kwetsbare burgers in de lokale samenleving te bevorderen. De overgang van enkele functies van AWBZ naar Wmo maakt de gemeenten medeverantwoordelijk voor langdurige zorg, terwijl ervaring met en kennis van vaak ontbreekt. Ze zijn zeker niet klaar voor die taak. De vraag naar zorg neemt sterk toe, terwijl geld en aanbod van professionals en mantelzorgers schaarser worden. Ook druk op het macrobudget voor intramurale ouderenzorg en aanscherping van indicatiecriteria hebben tot gevolg dat steeds meer kwetsbare ouderen in hun eigen woning blijven wonen. De zorg voor ouderen moet bijgevolg worden opgevangen door en binnen de lokale samenleving, buurt, familie en charitas. Maar deze zijn daar onvoldoende toe uitgerust of gefaciliteerd. Een lokale infrastructuur ontbreekt doorgaans; het aanbod aan voorzieningen is vaak versnipperd en de sociale kaart is bij ouderen veelal onbekend. Integraal ouderenbeleid is binnen gemeenten vaak (nog) afwezig of onzichtbaar. Gemeenten bevinden zich in een speelveld van organisaties met producten en innovatieve ideeën die hun marktaandeel willen behouden of vergroten. Verschuivingen van betaalde zorg naar vrijwilligers- en mantelzorg worden te gemakkelijk als oplossing voorgesteld, zonder dat men zich rekenschap geeft van de condities waaraan eerst moet zijn voldaan, zoals de beschikbaarheid van ondersteuning. Ook welzijnsorganisaties worden nadrukkelijker speler in dit geheel. Deze ontwikkelingen, naast de aantallen ouderen waarom het gaat, maken het onontkoombaar om de zorg thuis ‘anders’ te organiseren, dichterbij de klant. Ze scheppen ook nieuwe kansen, met de gemeenten als regisseur en organisator van faciliteiten. Ook ouderen krijgen een steeds belangrijkere rol en verantwoordelijkheid toebedeeld in het zorg dragen voor zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Als dat niet lukt, zijn het de directe eigen omgeving, daarna maatschappelijke organisaties en in laatste instantie de gemeente die hem of haar tegemoet komt. Voor kwetsbare ouderen met onvoldoende eigen mogelijkheden, dient een gegarandeerd individueel zorg- en ondersteuningsaanbod beschikbaar te blijven. Een deel van de oplossing zou in technische innovatie gezocht kunnen worden. Het sterker wijk- en buurtgericht werken roept vervolgens wel vragen op. Hoe versterk je die eigen kracht van burgers, hoe mobiliseer je hun mogelijkheden ten dienste van zichzelf en van anderen? Er is een paradigmaverschuiving nodig, van de burger, als rechthebbende op zorg en ondersteuning, naar de burger als ontwerper en regisseur van eigen zorg en welzijn, en ook als ondersteuner van anderen.
13
Oplossingsrichtingen 1. Gemeenten dienen een visie op langdurige zorg en ondersteuning te ontwikkelen, een visie met een helder beeld van hun eigen rol. Op basis daarvan zou beleid moeten komen. Primair daarin staat het scheppen van voorwaarden en faciliteiten voor uitvoerende partners in zorg en welzijn. Dit vereist analyse van het huidige en het potentiële aanbod, prognoses van behoeftes, actiebepaling en rolverdeling, evaluatie, bijstelling van beleid en uitvoering daarvan. De visie komt in nauwe samenspraak met ouderen zelf tot stand. 2. In elke gemeente of regio zou een seniorenraad moeten fungeren als spreekbuis van onder meer ouderenorganisaties. Die raad krijgt een rol als gesprekspartner van de gemeente inzake ouderenparticipatie. Doel van deze raad is ontwikkeling van initiatieven, bijvoorbeeld op het terrein van kennisuitbreiding, waardoor de groep zich verder maatschappelijk kan ontwikkelen. De verworven kennis, inzichten en ervaring kunnen vervolgens worden ingezet ten dienste van de plaatselijke samenleving. Dat kan onder meer in beleidsontwikkeling, vakonderwijs en vrijwilligerswerk. De raad, die overigens niet opereert als uitvoeringsorgaan1), dient eraan bij te dragen dat (kwetsbare) senioren zo lang mogelijk meedoen in de samenleving. Zelfredzaamheid en participatie moet ten allen tijde worden bevorderd. In dit verband noemen we de Handleiding Seniorenraad, die recentelijk verscheen. 3. Een belangrijke rol bij totstandkoming en evaluatie van bovengenoemde initiatieven is voor de ouderen zelf. Ook hun organisaties en adviseurs zijn betrokken bij invulling en realisatie van de noodzakelijke voorwaarden. Ouderen zelf, hun organisaties en adviseurs hebben wél een belangrijke rol bij de totstandkoming en evaluatie van dergelijke initiatieven, en om het invullen of realiseren van de nodige voorwaarden.
Wie onderneemt actie? Gemeenten (op landelijk niveau de VNG), ouderen en hun vertegenwoordigers. Ook zullen aanbieders van zorg en welzijn, onder wie nadrukkelijk óók mantelzorgers en vrijwilligers, daarbij betrokken moeten worden.
1) Kreij, W. van, Seniorenraad, wens of noodzaak?, 2012, St. Oedenrode: Sichting Meierode
14
3. WeDO en de toekomst Met het verschijnen van dit rapport rondt de Werkgroep WeDO Nederland een tweejarig project af. In heldere bewoordingen en op een overzichtelijke manier is in beeld gebracht waar de kwaliteit van zorg en leven voor ouderen voor verbetering vatbaar is. Daarbij is telkens aangegeven welke instanties en personen een bijdrage kunnen leveren. Het rapport is in grote lijnen de uitwerking van het Europese Kwaliteitskader Langdurige Zorg, geplaatst in het kader van de actuele Nederlandse praktijk. De voltooiing is voor de leden geen reden om activiteiten te stoppen. Integendeel. Ze willen zelf aan de slag met eigen acties, waarvan hieronder een opsomming. 1. Werken aan bekendheid en acceptatie van uitgangspunten, thema’s en acties uit het rapport en het Kwaliteitskader Langdurige Zorg bij alle relevante partijen. 2. Inrichting van een openbare LinkedIn-groep waarmee deze partijen op de hoogte worden gehouden en kunnen meepraten. 3. Mobiliseren van eigen achterban en die aanzetten tot actie. 4. Vanuit eigen organisaties werken aan de uitwerking en implementatie van de hier genoemde punten. 5. Actieve uitwisseling met andere landen blijven zoeken. 6. Inventariseren van ontwikkelingen in deelnemende landen en onderzoeken hoe ‘good practices’ ook elders geimplementeerd kunnen worden. Om de visie uit het Kwaliteitskader praktisch in te vullen, heeft de werkgroep een agenda opgesteld. Hieronder een samenvatting van de belangrijkste voornemens. 1. Organisatie van workshops en carrousels en daarbij gesprekken aangaan met cliënten, mantelzorgers, vrijwilligers, management, personeel en bestuurders. 2. Projecten-in-uitvoering leggen langs het Kwaliteitskader om te zien wat nog mist, waarbij concreet wordt gemaakt wat dit kader praktisch impliceert. 3. Het maken van een document waarmee men, bijvoorbeeld tijdens workshops, het Kwaliteitskader toepasbaar maakt voor verschillende doelgroepen. Voorbeelden van dat laatste zijn verpleegkundigen, verzorgenden, ouderen, en managers van instellingen. De werkgroep hoopt met dit rapport alle partijen in de zorg (verder) te stimuleren om te werken aan verbetering van de kwaliteit van leven van ouderen.
15
Bronnen • Actiz, (2012), Deltaplan Ouderenzorg; • Boer de A., Broese van Groenou, M. en Timmermans, J., (2009), Mantelzorg, een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau;
• Cretien van Campen, (2011), Kwetsbare ouderen in de praktijk, landelijk beeld van de groeiende groep • • • • • •
ouderen met meervoudige gezondheidsproblemen, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau; Leyden Academy, (2011), Wat leren studenten over ouderen? (samenvatting); Inventarisatie opleidingen verpleegkunde en geneeskunde (MBO, HBO, WO); Panteia, research in progress, (2012), Preventieve gezondheidszorg voor ouderen, een inventarisatie van de implementatie van artikel 5a Wpg door gemeenten; Schuurmans, prof. dr. M. J., (2011), Gerontologische en geriatrische inhoud van verpleegkundeopleidingen in Nederland; Sociaal-Economische Raad, (2012), Naar een kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg, Den Haag; Vienna Ministerial Declaration, (2012), Ensuring a society for all ages: promoting quality of life and active ageing, Wenen; Beleidsplan 2011–2016, (2011) van V&VN Geriatrie Verpleegkunde.
Werkgroep WeDO Nederland • • • • • • • •
ANBO: Margo Brands en Mildred Theunisz; CMO Flevoland: Greet Kamminga; Henk Bakkerode; LOC Zeggenschap in Zorg: Marthijn Laterveer; LPBO: Greet Kamminga; St Vughterstede en Mariënhoven: Tinie Kardol; Vilans: Theo Royers; V&VN Geriatrie Verpleegkunde: Carolien Verstraten en Germieke Quist.
Met dank voor de gewaardeerde bijdragen van Bas Koolen (GGD Rotterdam), Annemiek Goes en Annette van Delft (MOVISIE), Karin Jongsma (Kwadraad SHG DWO) en Miriam van Dongen (LPBO).
Colofon Dit rapport is opgesteld door de tienkoppige werkgroep en is te downloaden op www.anbo.nl, zoekwoord ‘wedo’. INFORMATIE:
[email protected] (met in het onderwerp ‘WeDO’) REDACTIE: Bas Moerman Tekst- en Fotoproducties PREPRESS: Studio FNV Bouw, Woerden DRUKKERIJ: ZuidamUithof, Houten OPLAGE: 500
16
WeDO is een Europees project (2010-2012) met medefinanciering van de Europese Commissie. Het werd geleid door een stuurgroep van 18 partners uit 12 EU-lidstaten die wilden samenwerken aan de verbetering van de levenskwaliteit van ouderen met een zorg- of hulpbehoefte.
ANBO Houttuinlaan 3, 3447 GM Woerden Tel.: (0348) 46 66 66
[email protected] met als onderwerp WeDO
Zorg voor kwaliteit van leven van ouderen verbeterpunten en oplossingen
Werkgroep WeDO Nederland