Oog en oor voor kwaliteit van leven
Oog en oor voor kwaliteit van leven Training
mevrouw drs. T. Rietveld mevrouw drs. W. Arts mevrouw drs. A. Leenders
het PON, kennis in uitvoering
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2
Ogen 7 Het signaleren 7 Herkennen van oogproblemen 7 Oogproblemen 8 De vragenlijst 10 Omgang met mensen met slechtziendheid 11 Aandachtspunten, praktische zaken en vervolg Vragen en gesprekspunten voor de training 13
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Oren 15 Het signaleren 15 Oorproblemen 15 De vragenlijst 16 Tips bij het signaleren 16 Omgang met mensen met slechthorendheid Tips voor omgang met slechthorendheid 17 Hoortoestellen en onderhoud 18 Vragen en gesprekspunten voor de training
4
Doofblindheid
Bijlagen Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D
5
17
21
23
Testformulier 25 Vragenformulier 27 Maken van brillen met beperkt zicht 28 Literatuur en praktische adressen 29
12
1 Inleiding Het PON heeft dankzij middelen van de fondsen Sluyterman van Loo, RCOAK, Pro Senectute en het Revalidatiefonds in vijf verpleeg- en verzorgingshuizen pilots uitgevoerd. In deze pilots is gekeken hoe het met de ogen en oren van de bewoners stond. Wat opviel was dat veel ouderen niet goed horen en zien. Veel mensen denken ‘dat het gewoon bij het ouder worden hoort’. Dit is natuurlijk zo, maar dat wil niet zeggen dat er niets meer aan te doen is. Daarom is deze training opgezet. De training gaat in eerste instantie over het signaleren van oog- en oorproblemen bij ouderen. Hoe merk je deze het beste op? Daarnaast gaat de training over hoe je het beste om kunt gaan met mensen met oog- en oorproblemen. Ook attenderen we mensen op de combinatie van oog- en oorproblemen. Het project en de training hebben de naam Oog en oor voor kwaliteit van leven gekregen. Het idee hierachter is dat een goed gehoor en een goed zicht bij ouderen zeker bijdragen aan een goede kwaliteit van leven. Voor wie is de training De training is opgezet voor verzorgenden in verpleeg- en verzorgingshuizen, maar is ook bruikbaar voor anderen, zoals welzijnswerkers of ouderenbezoekers. De training is tweeledig. Het gaat over het signaleren van oog- en oorproblemen bij ouderen en over een goede omgang met mensen. Bij het gehoor komt de werking van hoorapparaten aan de orde. We gaan niet uitgebreid in op ziekten. De bedoeling is een korte en praktische training over het herkennen van en omgaan met oog- en oorproblemen. We sluiten af met informatie over mensen die zowel slechtziend als slechthorend zijn. Training gebaseerd op de praktijk Om te kunnen signaleren hoe het met de kwaliteit van het zicht en het gehoor van ouderen is hebben we een vragenlijst ontwikkeld. Deze is in de training opgenomen. De lijst is gebruikt in de pilots bij de bewoners van de verpleeg- en verzorgingshuizen. Daarnaast hebben optometristen en audiciens controles uitgevoerd. Daarbij bleek dat heel veel ouderen niet goed horen en zien. Er valt dus nog heel veel te verbeteren in de kwaliteit van leven door beter te kijken naar de ogen en de oren! In tabel 1 staat een overzichtje van de resultaten. tabel 1 Resultaten onderzoeken Verpleeg- en verzorgingshuizen
% Verbetering mogelijk oren
% Verbetering mogelijk ogen
Huis 1
82%
38%
Huis 2
58%
60%
Huis 3
46%
41%
Huis 4
84%
40%
Huis 5
84%
42%
Totaal
63%
42%
Inleiding
5
Vervolg In de verpleeg- en verzorgingshuizen waar de pilots zijn uitgevoerd is er al een vervolg gekomen. In één huis zijn de adviezen doorgesproken met de verzorgenden en later met alle contactverzorgenden. Dit heeft geleid tot een groot aantal ooruitspuitingen, bezoeken aan opticiens en audiciens en frequente batterijwisselingen. In een ander huis zijn de adviezen doorgesproken met de bewoners en de familie. In het merendeel van de gevallen zijn de adviezen van de audicien en de optometrist inmiddels opgevolgd. Bovendien heeft een verzorgende dit onderwerp als aandachtsgebied gekregen. Zij is hiervoor zeer gemotiveerd omdat ze zelf ervaringsdeskundige is. Ze draagt een hoortoestel en heeft een visuele beperking. Verzorgenden en verpleegkundigen zijn nauw bij bewoners betrokken. Zij zijn degenen die het beste kunnen signaleren dat er iets niet goed is aan het gezichtsveld of het gehoor. Vandaar dat deze training voor deze professionals is bedoeld. Verzorgen van de training We gaan ervan uit dat de training aangeboden kan worden in verpleeghuizen, verzorgingshuizen, zorgcentra et cetera. Na voorbereiding kan bijvoorbeeld een aandachtsfunctionaris ‘oog en oor’ in de instelling de scholing verzorgen. Dat kan ook een teamleider of praktijkbegeleider zijn. Het is ook mogelijk het PON, Sting of een andere organisatie in te huren om de training te verzorgen.
6
Oog en oor voor kwaliteit van leven
2 Ogen 2.1 Het signaleren Er zijn veel mensen die niet goed kunnen zien. Vooral op oudere leeftijd hebben mensen problemen met hun ogen. Daar moet je dus op bedacht zijn. Besteed aandacht aan de bejegening van de ouderen: neem hen serieus, probeer je in te leven in de persoon, realiseer je dat iemand van jou afhankelijk is. Om een idee te geven hoeveel mensen slecht kunnen zien staat in tabel 2 een overzichtje. Daarin zie je ook dat een relatief klein aantal mensen een grote beperking heeft, maar heel veel mensen een kleine beperking. tabel 2 Aantallen slechtzienden in Nederland Mate van beperking
Aantallen
Opgetelde aantallen
Geen licht en donker onderscheiden = blind
16.000
16.000
Wel licht en donker onderscheiden, maar geen kran-
43.000
59.000
70.000
129.000
29.000
158.000
467.000
625.000
tenkoppen lezen Wel krantenkoppen lezen, maar niet de gewone letters in de krant Wel de gewone letters in de krant, maar niet iemands gezicht aan de andere kant van de kamer herkennen Niet al het voorgaande, maar wel moeite met zien Bron: Diepeveen e.a., 2000
2.1.1. Herkennen van oogproblemen Al werkend kun je al een aantal oogproblemen waarnemen. Kan iemand de krant lezen? Herkent iemand je als je binnenkomt? Valt iemand over een obstakel? Ondervindt iemand hinder van de ogen? De volgende signalen duiden op verslechtering van het gezichtsvermogen (Publicatie Ander-zicht): • Iemand leest geen kranten of boeken. • Iemand laat de hele dag het licht branden. • Er gebeuren rare dingen: de melk kookt over of iemand eet kaas met schimmel. • Iemand laat de post lang ongeopend liggen. • Iemand gaat minder tv kijken. • Iemand gaat minder zijn kamer uit. • Iemand wil niet komen koffie drinken. • Iemand schrikt als een ander binnenkomt. • Iemand grijpt naast voorwerpen. • Iemand gaat voorzichtig lopen en maakt zoekbewegingen met de handen. • Iemand loopt schuifelend op zoek naar afstapjes. • Iemand knoeit met het eten. • Iemand kan zijn eigen spullen niet meer vinden. • Iemand kan geen telefoonnummers meer draaien. • Iemand durft niet meer alleen de straat op. • Iemand vertoont minder interesse in activiteiten.
Ogen
7
• • • • • •
Iemand knijpt de ogen samen. Iemand maakt geen oogcontact. Iemand stoot zich regelmatig. Iemand draagt kleding die niet bij elkaar past.. Iemand heeft vlekken op zijn kleding. Iemand loopt bekende mensen voorbij zonder iets te zeggen.
Ook kunnen mensen opmerkingen maken dat ze dingen minder goed gaan zien, wazig zien, of vlekken zien. Dit kunnen symptomen zijn van een aantal ziekten. 2.1.2 Oogproblemen We geven een overzicht van de meest voorkomende oogproblemen bij ouderen. Staar (Cataract) Staar geeft een vertroebeling van de ooglens. Staar is vooral een ouderdomsaandoening. Het vermindert de gezichtsscherpte en mensen krijgen last van fel licht en lichtschitteringen. Staar kan behandeld worden. De lens kan worden vervangen door een kunststoflens. Ook een laserbehandeling is mogelijk. Je kunt mensen helpen door te zorgen voor goede verlichting, door kleuren en contrasten te gebruiken en door teksten te vergroten.
foto: het zicht met staar
Glaucoom Glaucoom is een afwijking die een verhoogde druk in het oog geeft. Meestal is die druk constant. Glaucoom komt het vaakst voor bij mensen boven de 50 jaar. Zij hebben eerst geen problemen maar gaan later minder zien. Acuut glaucoom kan tot blindheid leiden. Bij acuut glaucoom kunnen mensen misselijk zijn, pijn hebben, slechter zien of lichtschuw zijn. Glaucoom is te behandelen door oogdruppels of laser. Regelmatige controle is nodig. Je kunt mensen helpen door te zorgen voor goede contrasten en verlichting.
8
Oog en oor voor kwaliteit van leven
foto: het zicht met glaucoom
Macula degeneratie Macula degeneratie is een aandoening aan de gele vlek van het oog, die veel voorkomt bij ouderen. Mensen hebben problemen bij het zien van details en er is een stoornis in het zien van kleuren. Vaak is ook het beeld vervormd en zien mensen vlekken en vegen. Er is nog geen behandeling voor. Je kunt mensen helpen door letters te vergroten, contrasten te gebruiken en de plaats waar iemand is goed te verlichten.
foto : het zicht met Macula degeneratie
Ogen
9
Syndroom van Charles Bonnet (visuele hallucinaties) Let op: mensen met het syndroom van Charles Bonnet zijn geestelijk gezond! Maar ze zien dingen die er niet zijn, of zien dingen anders. Bij sommige mensen gebeurt het maar één keer, bij anderen heel vaak. Veertien procent van de ouderen die slechter zien hebben dit syndroom. Mensen praten er niet graag over omdat ze bang zijn voor gek versleten te worden. De beelden verdwijnen wel als bijvoorbeeld het licht aan gaat of als mensen met hun ogen knipperen. De beelden komen waarschijnlijk vanuit de hersenen. Omdat dit nog niet echt bekend is, bestaat er nog geen behandeling. Je kunt mensen helpen door de tijd te nemen er met hen over te praten, hen serieus te nemen en hen voor te lichten over het syndroom. (Uit: Publicatie Ander-zicht, Sonneheerdt 2002) 2.1.3. De vragenlijst We hebben een korte vragenlijst gemaakt waarmee je in een paar minuten kunt opmerken of ouderen een slecht zicht hebben. De vragenlijst is opgenomen in het zorgleefplan van Actiz. Bij het afnemen van deze vragenlijst is het belangrijk dat je zeker weet dat mensen de ‘echte’ antwoorden geven. Vandaar dat we ook de lijst met signalen hebben gegeven. Dus observeren is van groot belang! Dit vragenlijstje kun je afnemen bij opname van een bewoner of in de eerste weken na opname. Het is goed om het vervolgens herhaaldelijk te gebruiken, bijvoorbeeld voordat een overleg over de bewoner plaatsvindt, of wanneer je ontdekt dat iemand slechter gaat zien. vragenlijst 1 Oogproblemen signaleren 1
Kunt u, eventueel met bril, ondertitelingen op tv lezen? Test 1 (bijlage A)
£
ja
£
nee
2
Kunt u, eventueel met bril, de krant lezen? Test 2 (bijlage B)
£
ja
£
nee
£
ja
£
nee
£
ja
£
nee
3 Heeft u vanwege uw ogen moeite met werkzaamheden of hobby’s? (bijvoorbeeld puzzelen, handwerken, fietsen, autorijden) 4 Heeft u vanwege uw ogen moeite om ergens heen te gaan? (visite, boodschappen doen, ontmoetingsruimte, ziekenhuis) 5
Vindt u dat u, eventueel met bril, goed kunt zien?
£
ja
£
nee
6
Ziet u wel eens dubbel?
£
ja
£
nee
7
Ziet u wel eens vlekken in uw gezichtsveld?
£
ja
£
nee
8
Bent u gevoelig voor licht in uw ogen?
£
ja
£
nee
9
Ziet u spinrag of bewegende vliegjes?
£
ja
£
nee
10 Bent u onder behandeling van een oogarts?
£
ja
£
nee
De uitleg van de gearceerde vakje lees je in de volgende alinea.
10
Oog en oor voor kwaliteit van leven
2.2 Omgang met mensen met slechtziendheid Vraag aan verzorgenden Wat zijn je eigen ervaringen in het omgaan met slechtziende mensen. Wat werkt goed en wat vind je lastig?
Weet wat je moet doen! Als iemand slecht ziet (je hebt dat zelf opgemerkt, of de cliënt of zijn familie heeft bij vraag 1 tot en met 5 een antwoord gegeven in een gearceerd hokje) dan is daar vaak nog iets aan te doen. Bespreek met de persoon (of met diens mantelzorger of familie) dat een bezoek aan de opticien de moeite waard is. Bij de eerste vijf vragen gaat het om problemen die mogelijk door een (betere) bril te verhelpen zijn. Sommige opticiens en optometristen komen ook aan huis. Dit kan een drempel wegnemen voor iemand die niet gemakkelijk ergens heen gaat. Als bij een van de vragen 6 tot en met 9 een antwoord is aangekruist in een gearceerd hokje, dan is een bezoek aan de oogarts aan te raden. Deze antwoorden kunnen duiden op een oogziekte. Niet altijd is er iets aan te doen, maar gelukkig vaak wel. Deze oogziekten ‘horen’ bij het ouder worden, maar dat wil niet zeggen dat er niets aan gedaan hoeft te worden. Ook al is iemand al op leeftijd! Eerst een afspraak met de optometrist is ook een mogelijkheid. Deze kan bepalen of het bezoek aan een oogarts zinvol is, en soms ook een afspraak bij de oogarts versnellen. In veel opticienzaken is een optometrist aanwezig. Een optometrist in de buurt is te vinden op: www.optometrie.nl/praktijkzoeker. Wat doe je als iemand de vragen niet begrijpt? Als iemand dementerend is of door andere aandoeningen de vragen uit de vragenlijst niet begrijpt, ben je voornamelijk aangewezen op je eigen observaties. Neem daar de tijd voor! Je kunt ook een aantal korte vragen of testjes uitvoeren. Iemand die dementeert kan vaak nog wel lezen. Laat hem of haar het testje lezen, of de krant of een tijdschrift. Je kunt ook een papier op afstand houden om te kijken of iemand dat kan lezen, of bijvoorbeeld vragen of iemand de televisie nog kan zien. Je krijgt met deze testjes een indruk of iemand nog behoorlijk kan zien. Een optometrist en een oogarts kunnen adviezen geven over de behandeling van slechtziendheid. Meer tips om met slechtziendheid om te gaan zijn te vinden bij Bartiméus, Koninklijke Visio of Koninklijke Kentalis. Dit zijn instellingen waar mensen terecht kunnen voor advies. Al deze organisaties geven folders en brochures uit. Kijk eens op hun websites. De adressen staan in bijlage D.
Ogen
11
2.2.1 Aandachtspunten, praktische zaken en vervolg Aandachtspunten voor de omgang met mensen met slechtziendheid Bij het voeren van een gesprek en bij het uitvoeren van de verzorging zijn de volgende punten van belang. • Noem de naam van de persoon tegen wie je gaat praten. • Noem je eigen naam. • Vertel wat je gaat doen en raak iemand niet zomaar aan. • Om iets aan te ‘wijzen’ kunt u de persoon bewust maken van zijn positie: ‘De koekjes staan rechts van u.’ • Vertel waaruit de maaltijd bestaat, zodat iemand weet wat hij gaat eten. • Een knikje of glimlach kunnen slechtzienden niet zien, reageer daarom met woorden. • Als je iets wilt laten ‘zien’, leg dan het voorwerp in iemands handen. • Zet spullen altijd op hun vaste plek terug. • Om een blinde of slechtziende te helpen bij het zitten, kun je de hand van de persoon op de stoelleuning leggen. • Vraag of er hulp nodig is bij het aankleden en vraag welke kleding iemand graag aan wil. • Vraag of er hulp nodig is bij andere zaken en vraag hoe iemand het liefst begeleid wil worden. • Vertel als je het vertrek verlaat, anders blijft iemand doorpraten. Praktische zaken Ook allerlei praktische zaken kunnen de situatie voor slechtzienden aangenamer maken. • Een goede gelijkmatige verlichting die ook overdag aan is kan veel verschil maken. • Een loep of leesliniaal kan het lezen gemakkelijker maken. • Bij de bibliotheek zijn grootletterboeken te leen. • Van veel boeken bestaat ook een luisterboek. Deze gesproken boeken zijn verkrijgbaar bij de bibliotheek. • Hulpmiddelen worden vaak vergoed door de zorgverzekeraar. • Geef iemand duidelijke aanwijzingen: ‘Twee stappen verderop staat een paaltje.’ • Waarschuw bij het lopen voor een op- of afstapje. • Gebruik contrastkleuren, dus zet geen wit bord op een wit tafelkleed. • Zorg dat er geen obstakels in de kamers en de gangen staan. Verander de indeling in de kamer niet, of geef dit duidelijk en meerdere keren aan. Wat doe je met de uitkomsten van het vragenlijstje? Als je hebt geconstateerd dat iemand slecht ziet, dan is het belangrijk dit met de persoon (en zijn of haar mantelzorgers) bespreekbaar te maken. Vaak hebben mensen het beeld dat er geen verbetering mogelijk is en dat het gewoon hoort bij het ouder worden. Bespreek met hen dat er vaak nog wel mogelijkheden zijn. Straal ook uit dat je daarin gelooft en stimuleer mensen alles te doen aan een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven.
12
Oog en oor voor kwaliteit van leven
2.2.2. Vragen en gesprekspunten voor de training Opdrachten en gesprekspunten in de training Verzorgenden en ook anderen hebben vaak geen idee wat het is om slechtziend te zijn. Het is goed om in de training zelf te ervaren wat iemand met slecht zicht waarneemt. In bijlage C staat een voorbeeld hoe je zelf een ‘bril met beperkt zicht’ kunt maken om deze ervaring op te doen. Vragen voor de instelling: • Hoe is het beleid bij jullie op de afdeling: bespreek je wel eens dat je denkt dat mensen slechter gaan zien? • Is er aandacht voor verlichting in de openbare ruimtes, de gangen, het restaurant? • Is er aandacht voor slechtziendheid: worden mensen regelmatig getest? • Wat neem je mee in het zorgplan? Let iemand erop dat mensen naar een opticien of oogarts gaan? • Worden brillen regelmatig schoongemaakt en gecontroleerd? • Zijn er klinische lessen over ogen? • Worden er wel eens adviezen ingewonnen bij opticien, oogarts of oogcentrum? • Werken jullie met een aandachtsfunctionaris?
Ogen
13
14
Oog en oor voor kwaliteit van leven
3 Oren 3.1 Het signaleren Onze oren versterken geluid via het trommelvlies. Geluid is een trilling in de lucht. Deze trillingen worden opgevangen door de oorschelp en gaan de gehoorgang in. De oorschelp en de gehoorgang versterken het geluid richting het middenoor. Daar stuiten de trillingen op het trommelvlies. Drie hele kleine botjes achter het trommelvlies gaan dan bewegen en versterken het geluid. De drie kleine botjes achter het trommelvlies heten gehoorbeentjes. Zij geleiden het geluid naar het binnenoor, waar het slakkenhuis zit. Het slakkenhuis zit vol vloeistof en ontelbare kleine haartjes. Zodra de gehoorbeentjes bewegen trilt de vloeistof in het slakkenhuis mee. De haarcellen in het slakkenhuis vangen deze trillingen op en zetten ze om in een signaal. De gehoorzenuw geeft dit signaal door aan de hersenen. Slechthorendheid Bij slechthorendheid treedt er in de hier geschetste route van het geluid een probleem op. Iemand is slechthorend bij een gehoorverlies van 20 tot 90 decibel aan het beste oor. Dove mensen hebben een gehoorverlies van minstens 90 decibel. Om een idee te geven: een normaal gesprek is ongeveer 60 decibel. Bij slechthorendheid zijn er problemen met het middenoor of het binnenoor. 3.1.1 Oorproblemen Middenoor: problemen met de geleiding Bij geleiding-slechthorendheid worden geluidstrillingen niet goed verplaatst in het middenoor. Het trommelvlies trilt niet hard genoeg of een van de gehoorbeentjes achter het trommelvlies komt niet in beweging. Dit komt vaak door vocht of een infectie. Een operatie kan helpen. Binnenoor: problemen met de waarneming De meeste mensen hebben te maken met waarneming-slechthorendheid. Het geluid wordt dan niet goed door de hersenen ontvangen, bijvoorbeeld omdat het slakkenhuis of de gehoorzenuw is beschadigd. Dit komt vaak door lawaai of ouderdom, maar het kan ook erfelijk zijn. Gehoorbeschadiging door lawaai Slechthorendheid door lawaai komt steeds vaker voor. Vroeger waren het vooral arbeiders die hier last van kregen. Nu hebben ook steeds meer jongeren last van lawaaidoofheid, omdat ze bijvoorbeeld lang luisteren naar harde muziek. De haartjes in het slakkenhuis in het binnenoor raken dan permanent beschadigd. Slecht gehoor door het ouder worden Net als de rest van het lichaam slijt ook het gehoor bij het ouder worden. Deze zogenaamde ouderdomsslechthorendheid ontwikkelt zich vaak zo langzaam dat de persoon daar zelf niets van merkt. Ongemerkt gaat de televisie steeds harder. Pas als telefoneren lastig wordt of als huisgenoten geïrriteerd raken, trekken mensen aan de bel.
Oren
15
De ziekte van Ménière Deze ziekte komt bij één op de duizend mensen voor. De ziekte veroorzaakt duizelingen, oorsuizen (tinnitus) en gehoorverlies. Na verschillende aanvallen wordt het gehoor steeds slechter. Na enkele jaren is er vaak een blijvend gehoorverlies. De ziekte van Ménière komt het meest voor bij mensen tussen de 40 en 50 jaar. Tinnitus Veel slechthorenden hebben last van tinnitus of oorsuizen. Tinnitus is het waarnemen van geluiden die mensen in de omgeving niet horen. Ze worden in het gehoorsysteem veroorzaakt. Tinnitus kan een bij-effect zijn van slechthorendheid, maar de oorzaak kan ook medicijngebruik, een trauma aan de schedel en zelfs stress of oververmoeidheid zijn. 3.1.2 De vragenlijst Om het gehoor te testen hebben we een korte vragenlijst ontwikkeld. Dit vragenlijstje kun je afnemen bij opname van de bewoner of in de eerste weken na opname. Het is goed om het vervolgens herhaaldelijk te gebruiken, bijvoorbeeld voordat een overleg over de bewoner plaatsvindt of wanneer je ontdekt dat iemand slechter gaat horen. vragenlijst 2 Oorproblemen signaleren 1
Vindt u dat mensen in uw omgeving soms zacht praten?
2 Kunt u in een rumoerige omgeving een gesprek voeren met één persoon
£
ja
£
nee
£
ja
£
nee
(bijvoorbeeld op een verjaardagsfeestje)? 3
Kunt u een gesprek met meerdere personen goed volgen?
£
ja
£
nee
4
Wanneer u telefoneert, kunt u dan verstaan wat de ander zegt?
£
ja
£
nee
5
Zet u de radio of tv hard aan?
£
ja
£
nee
£
ja
£
nee
6 Heeft u vanwege uw oren moeite om ergens heen te gaan? (visite, winkel, kerk, koor) 7
Kunt u de deurbel horen?
£
ja
£
nee
8
Gebruikt u een hoortoestel?
£
ja
£
nee
De vragen geven je aanwijzingen of iemand goed of slecht hoort. Ook hier geldt dat je zelf moet observeren om de juiste dingen op te merken. Bij gehoorproblemen is dat vrij gemakkelijk te signaleren. Je werkt immers dagelijks met de mensen, dus weet je vaak al of iemand je goed verstaat. Wees hier alert op. Wees ook er alert op dat mensen vaak niet willen toegeven dat ze iets niet goed horen. Wanneer één of meer antwoorden in een gearceerd hokje staan, dan is het raadzaam om met deze bewoner te bespreken wat het beste kan gebeuren. • Naar de huisarts als iemand nog geen gehoorapparaat heeft. • Naar een winkel van Beter Horen (of vergelijkbare keten) voor een test als iemand nog geen gehoorapparaat heeft. • Naar een winkel van Beter Horen (of vergelijkbare keten) voor een test als iemand al wel een gehoorapparaat heeft, maar toch slecht hoort. 3.1.3 Tips bij het signaleren Signalen die erop duiden dat iemand niet goed kan horen zijn bijvoorbeeld deze. • De radio en tv staan hard. • Iemand praat zelf hard.
16
Oog en oor voor kwaliteit van leven
• • • •
Iemand neemt niet deel aan een groepsgesprek. Iemand neemt geen deel meer aan gezamenlijke activiteiten. Iemand geeft geen (of een fout) antwoord. Iemand kijkt erg naar de lippen van degene die spreekt.
Vraag aan verzorgenden Hoe herkennen jullie de slechthorendheid van cliënten? Welke ervaringen heb je ermee? Wat werkt goed en wat vind je lastig?
3.2 Omgang met mensen met slechthorendheid Vraag aan verzorgenden Lukt het je om rekening te houden met de slechthorendheid van een cliënt zoals hier aangegeven? Wat zijn je ervaringen ermee? Wanneer lukt het wel en wanneer lukt het je niet om rekening te houden met slechthorendheid?
3.2.1 Tips voor de omgang met slechthorenden • Als je iets wilt zeggen, zorg dan dat je eerst de aandacht hebt. • Er zijn mensen die meteen gaan schreeuwen als ze merken dat iemand slechthorend bent. Dat is vervelend en nergens voor nodig. Denk eraan dat rustig praten beter is dan hard praten. En dat je het gesprek beter kan volgen als je iemand aankijkt. • Zorg dat je praat in het oor waarmee iemand het beste hoort. • Spreek op korte afstand, zodat er zo min mogelijk geluiden tussendoor komen. • Zorg dat je gezicht en lippen zichtbaar zijn, zodat iemand kan liplezen. • Schakel achtergrondgeluid uit; zet bijvoorbeeld de tv zacht bij het voeren van een gesprek. • Slechthorenden verstaan anderen beter als er dikke gordijnen hangen, zodat het geluid minder galmt. • De hoge tonen van de tv kun je harder zetten, dan horen mensen het vaak wat beter. Aanbeveling • Neem er geen genoegen mee als iemand je niet goed kan verstaan, zelfs niet na drie keer herhalen. Ik word altijd heel erg boos als iemand dan zegt: laat maar. Wat te doen als iemand niet goed hoort? Een goede oorzorg is belangrijk. Check regelmatig de oren en zorg voor een oortoilet als de oren verstopt zijn. Als iemand nog geen gehoorapparaat heeft, kan die persoon daarbij gebaat zijn. Overleg om een gehoortest te laten doen. Als iemand al wel een gehoorapparaat heeft dan is het belangrijk om het apparaat goed te onderhouden.
Oren
17
3.2.2 Hoortoestellen en onderhoud Soorten hoortoestellen en hoe ze werken (Bron: folder Beter Horen) Alle hoortoestellen bestaan uit een microfoon, versterker en luidspreker. Daarnaast zit er in moderne hoortoestellen ook een processor die het geluid digitaal bewerkt. Analoge hoortoestellen Analoge hoortoestellen vangen geluid op via een microfoon. Een versterker zet het geluid om in een elektrisch signaal en past het eventueel aan. Vervolgens zet een luidspreker het elektrische signaal weer om in een herkenbaar geluid. Analoge hoortoestellen worden steeds vaker vervangen door digitale hoortoestellen. Digitale hoortoestellen In een digitaal hoortoestel zit naast de gebruikelijke onderdelen een computerchip. Deze chip zet het geluid om in een digitaal signaal. De chip kan hard en zacht geluid van elkaar onderscheiden. Zo kan zacht geluid worden versterkt terwijl harde geluiden worden onderdrukt. Dat betekent in de praktijk dat mensen met een digitaal hoortoestel bijvoorbeeld minder last hebt van een langsrijdende brommer wanneer ze in gesprek zijn. Afstemming op gehoorverlies Door digitale techniek kan geluid beter worden afgestemd op het gehoorverlies. Spraak wordt beter herkend, en vervolgens bewerkt en versterkt. Stoorgeluiden worden beter onderdrukt dan bij analoge hoortoestellen. Luisterprogramma’s Bij veel digitale hoortoestellen kan men zelf luisterprogramma’s instellen of dit automatisch laten plaatsvinden. Dat wil zeggen dat het hoortoestel zich aanpast aan de situatie. Of iemand nu in een rustige kamer luistert naar de persoon tegenover zich, of naar een concert, het hoortoestel weet welke geluiden het moet versterken of juist onderdrukken. Aanbeveling • De televisie of radio hoeft helemaal niet hard te staan. Er zijn hulpmiddelen die het geluid kunnen versterken zoals een kleine (mobiele) ringleiding. Onderhoud van hoortoestellen Het onderhoud van hoortoestellen is erg belangrijk. Dit hoort bij de dagelijkse verzorging van een persoon. Omdat niet iedereen op de hoogte is van de werking en het onderhoud, volgt hier van alles over het onderhoud, de controle en het gebruik van een hoortoestel weer. Hoe werkt een hoortoestel? Hoe maak ik het schoon? Hoe kun je kleine problemen zelf oplossen? Hoe werkt een hoortoestel? Inschakelen Een hoortoestel wordt meestal ingeschakeld door de batterijen in het hoortoestel te plaatsen. Let bij de plaatsing van de batterij vooral op de plus en de min. Deze staan zowel op het hoortoestel als op de batterij aangegeven.
18
Oog en oor voor kwaliteit van leven
Je kunt eenvoudig controleren of de batterij nog goed is en of het hoortoestel goed werkt. Dat kan met het piepgeluid dat het hoortoestel maakt door het ‘rondzingen’. Voor hoortoestellen die in het oor worden gedragen: • Zet het hoortoestel in de M-stand of aan-stand en de volumeregelaar op volle sterkte. • Houd je hand om het hoortoestel. • Als het hoortoestel op constante sterkte blijft piepen, werkt het hoortoestel goed en is de batterij in orde. Voor hoortoestellen die achter en vóór het oor worden gedragen: • Als het hoortoestel niet piept, haal dan het oorstukje met slangetje van het hoortoestel. • Piept het hoortoestel nu wel, dan is het oorstukje en/of het slangetje verstopt. Verderop lees je hoe je dit schoonmaakt. Er zijn ook batterijmeters in omloop. In de onderhoudskit van Beter Horen zit bijvoorbeeld een metertje. Je plaatst de batterij erin en je kunt aflezen of de batterij nog werkt. Hoortoestel inzetten Laat het hoortoestel uit staan als je het gaat inzetten. • Pak het oorstukje vast met duim en wijsvinger. • Breng het oorstukje naar het oor en plaats de punt van het oorstukje gedeeltelijk in de gehoorgang. • Draai vervolgens het oorstukje iets naar achteren. • Plaats nu het oorstukje helemaal in het oor. Vaak gaat het inzetten iets eenvoudiger als je het oor een beetje beweegt. • Til het hoortoestel over het oor (bij hoortoestellen die achter het oor worden gedragen). Let erop dat het slangetje niet gedraaid komt te zitten. • Controleer langs de rand van het oorstukje of het overal goed aansluit. Het mag zeker niet uitsteken. • Zet nu het hoortoestel aan en stel het volume in. Volumeregelaar Op de meeste hoortoestellen zit een volumeregelaar. Meestal is dit een wieltje. Daarop staan de cijfers 1 tot en met 4. Hoe hoger het cijfer, hoe harder het volume van het hoortoestel. Schoonmaken van het hoortoestel Een oorstukje moet minimaal eenmaal per week worden schoongemaakt. Een hoortoestel achter het oor kan schoongemaakt worden met de reinigingsset. • Haal het oorstukje van het hoortoestel (laat het slangetje wel aan het oorstukje zitten). • Haal het mandje uit de reinigingsbeker. • Leg het reinigingstablet in de beker en vul deze met (lauw) water. Je kunt ook de kant-en-klare reinigingsvloeistof gebruiken. • Leg het oorstukje in het mandje en zet dat weer in de reinigingsbeker. • Het duurt 15 minuten tot een paar uur voordat het oorstukje schoon is (je kunt dit eventueel ’s nachts doen).
Oren
19
• Haal het mandje met het oorstukje uit de beker en spoel het oorstukje af met water. • Maak het oorstukje goed droog (blaas het slangetje droog met de blaasbalg). • Sluit het oorstukje weer aan op het hoortoestel.
Problemen met een hoortoestel oplossen tabel 3 Mogelijke oorzaken en oplossingen bij problemen met een hoortoestel Oorzaak
Oplossing
Verkeerd geplaatste batterij
Plaats de batterij opnieuw. Let op + en -
Lege batterij
Vervang de batterij
Gedraaid slangetje
Plaats het hoortoestel opnieuw/vervang het slangetje
Verstopt oorstukje/hoortoestel/slangetje
Maak het oorstukje/hoortoestel/slangetje schoon
Vocht in het slangetje/oorstukje
Vervang het slangetje of blaas het oorstukje door
Schakelaar in de verkeerde stand
Zet de schakelaar op de M-stand
Oorprop
Ga naar huisarts of KNO-arts
Het meest voorkomende probleem is een fluitend hoortoestel. tabel 4 Mogelijk oorzaken en oplossingen bij een fluitend hoortoestel Oorzaak
Oplossing
Lek in het slangetje
Vervang het slangetje
Lek in het oorstukje/nippel
Ga naar de audicien
Oorstukje niet goed geplaatst
Plaats het oorstukje opnieuw
Te hoge volumestand
Draai de volumestand omlaag
Prop in het oor
Ga naar de huisarts of KNO-arts
Hoortoestel defect
Ga naar de audicien
20
Oog en oor voor kwaliteit van leven
3.2.3 Vragen en gesprekspunten voor de training Opdrachten en gesprekspunten om in een les te verwerken Verzorgenden en anderen hebben vaak geen idee wat het is om slechthorend te zijn. Het is goed om hen in de training te laten ervaren wat iemand met slecht gehoor waarneemt. Geef iemand tijdens een gedeelte van de les oordopjes in, of laat een koptelefoon opzetten. Vragen voor de instelling: • Welke maatregelen zijn er binnen de organisatie genomen om beter om te kunnen gaan met slechthorendheid? Wat werkt goed? • Hoe is het beleid bij jullie op de afdeling: bespreek je wel eens dat je denkt dat mensen slechter gaan horen? • Is er aandacht voor slechthorenden in de openbare ruimtes, bijvoorbeeld goede akoestiek of een ringleiding? • Is er aandacht voor slechthorendheid? Worden mensen regelmatig getest? • Wat neem je mee in het zorgplan? • Let iemand erop dat mensen naar een KNO-arts of audicien gaan? • Worden hoorapparaten regelmatig schoongemaakt en gecontroleerd? • Zijn er klinische lessen over het gehoor? • Worden er wel eens adviezen ingewonnen bij audicien? • Werken jullie met een aandachtsfunctionaris?
Oren
21
22
Oog en oor voor kwaliteit van leven
4 Doofblindheid Wat is doofblindheid? Doofblindheid is een combinatie van doof-/slechthorendheid en blind-/slechtziendheid. Doofblind is niet alleen doof en blind, maar kan ook blind en slechthorend zijn, of doof en slechtziend, of slechthorend en slechtziend. Doofblindheid is een gehoorverlies van 35 decibel of meer, een gezichtsverlies in scherp zien van 0,30 of minder en/of een gezichtsveld van 30º of minder. Doofblindheid belemmert mensen in hun communicatie, in het verwerven van informatie en in de mobiliteit. Zonder aanpassingen, hulpmiddelen of ondersteuning van anderen kunnen doofblinde mensen niet vanzelfsprekend deelnemen aan het dagelijkse en het maatschappelijke leven. Doofblind zijn betekent dat mensen (steeds meer) aangewezen zijn op hulp van anderen en op hulpmiddelen. Hoeveel doofblinde mensen zijn er? De meest recente schattingen van het aantal doofblinden in Nederland zijn als volgt (J. Vaal). • Er zijn tussen de 33.000 en 38.000 doofblinde mensen. • Van een kleine honderd mensen is bekend dat ze doofblind geboren zijn. • Tussen de 30.000 en 35.000 mensen zijn na hun 55e jaar doofblind geworden. • Ongeveer 1.000 mensen zijn voor hun 55e jaar doofblind geworden. • Ruim 3.500 doofblinde mensen hebben ook een verstandelijke beperking. Praktijkervaringen Het PON heeft in vijf verpleeg- en verzorgingshuizen gekeken hoe het met de ogen en oren van de bewoners stond. In de inleiding hebben we al laten zien voor hoeveel ouderen verbetering mogelijk is. We hebben ook gekeken welk percentage ouderen in de verpleeg- en verzorgingshuizen zowel slechter hoort als slechter ziet. En wat blijkt: een derde van de bewoners in de onderzochte verpleeg- en verzorgingshuizen heeft last van dubbele zintuigproblemen! Tabel 5 geeft een overzichtje van de resultaten: tabel 5 Percentage bewoners met dubbele zintuigproblemen Verpleeg- en verzorgingshuizen Huis 1
% Dubbele zintuigproblemen 33%
Huis 2
41%
Huis 3
33%
Huis 4
32%
Huis 5
32%
Totaal
33%
Beperkingen door doofblindheid De beperkingen van doofblindheid hebben meestal te maken met communicatie, informatie en/of mobiliteit.
Doofblindheid
23
Omdat ik slecht hoor èn blind ben schrik ik altijd heel snel. Het is goed als mensen aangeven dat ze er zijn door mij aan te tikken of door mijn elleboog vast te pakken. Als je doof bent communiceer je in gebarentaal. Je compenseert de doofheid met je ogen. Als je blind bent compenseer je met je oren. Voor doofblinden is compensatie lastig. Als je naast doof ook nog blind wordt, kun je vierhanden-gebarentaal leren. Je voelt dan andermans gebaren met je handen. Door deze beperkingen kosten alle activiteiten veel meer energie. Daardoor zijn doofblinde mensen vaak snel vermoeid. Voor iedereen een eigen oplossing Beperkingen zijn voor iedereen anders omdat er zoveel verschillen in doofblindheid zijn. Er zijn geen standaardoplossingen voor beperkingen rond communicatie, voor de toegang tot informatie en voor mobiliteit. Belangrijk is om deskundigen te raadplegen en met hen te bespreken waarmee iemand geholpen is. Kalorama bv heeft een centrum voor doofblinden en kan ondersteuning bieden.
Opdrachten/gesprekspunten om in de les te verwerken Lukt het om rekening te houden met bewoners die een combinatie van problemen (slechthorendheid én slechtziendheid) hebben? Wat zijn je ervaringen ermee? Wat werkt wel en wat werkt niet? Zijn er andere maatregelen nodig?
24
Oog en oor voor kwaliteit van leven
Bijlagen Bijlage A Testformulier Met dit formulier kun je testen hoe goed mensen van een afstand nog kunnen lezen. Houd het formulier ongeveer 4 meter bij de mensen vandaan omhoog. Begin bovenaan, wijs per regel een letter aan en vraag de mensen te zeggen welke letter het is. Kijk tot welke regel mensen de letters kunnen lezen. Tot en met de regel van 75% is goed; dit is ongeveer het onderschrift op een tv. Bij minder zullen mensen gebaat zijn bij een bril.
Bijlagen
25
26
Oog en oor voor kwaliteit van leven
Bijlage B Vragenformulier Hieronder staat een stukje tekst. Dit kun je aan mensen voorleggen met de vraag om het voor te lezen. Maar je kunt ook gewoon de krant of een tijdschrift pakken. Het zijn gewoon grote leesletters. Wanneer mensen het niet kunnen lezen is een bezoek aan de opticien zeker de moeite waard.
Kunt u dit lezen? Of zijn de letters te klein? Heeft u het naar uw zin in de straat waar u woont?
Bijlagen
27
Bijlage C Maken van brillen met beperkt zicht Voor de training kun je zelf zogenoemde simulatiebrilletjes maken. Dit kan bijvoorbeeld door goedkope duikbrilletjes of oude brillen af te plakken met zwarte tape en gematteerde plakband. We noemen vier voorbeelden: Glaucoom Beide brillenglazen helemaal afplakken (zwarte tape) en een klein gaatje in het midden maken. Dit heet kokervisus en wordt veroorzaakt door de oogziekte glaucoom. Door te hoge oogdruk vallen de zijkanten van het zicht weg en blijft er een kokertje over. Het gaatje hoeft niet (precies) in het midden te zitten en het zicht door het kokertje kan ook wazig zijn. Zicht na hersenletsel Beide brillenglazen aan de zijkant voor een deel aftapen (zwarte tape). Een gedeelte van het gezichtsveld is weggevallen door niet aangeboren hersenletsel, bijvoorbeeld een hersenbloeding of een hersentumor. Staar Brillenglazen afplakken met gematteerde plakband. Dit simuleert een wazig zien als gevolg van de oogziekte staar. Een operatie kan dit redelijk tot goed verhelpen. Macula degeneratie Beide brillenglazen afplakken met een zwart rondje in het midden waardoor men alleen aan de zijkant nog een beetje kan zien (een randje). Dit simuleert de oogziekte macula degeneratie aan het netvlies. De bloedvaatjes gaan stuk. Daardoor valt het licht niet meer goed op de gele vlek, waarmee men eigenlijk ziet. Deze oogaandoening kan ook veroorzaakt worden door lekkende bloedvaatjes als gevolg van diabetes.
Met dank aan het Tilburgs Overleg Gehandicaptenorganisaties (TOG).
28
Oog en oor voor kwaliteit van leven
Bijlage D Literatuur en praktische adressen • De Nationale Hoortest: via computer www.hoortest.nl of telefonisch (0900) 456 01 23 (35 ct p/m) • Optometrist in de buurt via www.optometrie.nl/praktijkzoeker • Bartiméus:
[email protected] of infolijn (0900) 778 88 99 (€ 0,05 p/m) • Koninklijke Visio (fusie van Visio, Sensis en De Brink) www.visio.org • Koninklijke Kentalis (fusie van Sint Marie, Viataal en Koninklijke Effatha Guyot Groep) www.kentalis.nl • Doofblinden info: www.doofblind.nl • Kalorama informatie ondersteuning door doofblindencentrum
[email protected] • Ander zicht, Sonneheerdt 2002 • J. Vaal, Prevalentie van doofblindheid in Nederland • J. Vaal, Ouderdomsdoofblindheid in Nederland
Bijlagen
29
30
Oog en oor voor kwaliteit van leven
Colofon
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door
Auteurs: Trude Rietveld, Wies Arts en Anke Leenders Vormgeving: Ton de Klein C10 Fotografie: Piet den Blanken / Hollandse Hoogte Drukwerk: drukkerij Tielen PON Publicatienummer: 10-12 ISBN: 978-90-5049-491-5 Datum: april 2010 © 2010 het PON, kennis in uitvoering Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het PON. Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. Vermenigvuldiging en publicatie in een andere vorm dan dit rapport is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van het PON. Deze publicatie is te bestellen bij het PON (www.hetpon.nl).
31
32
Oog en oor voor kwaliteit van leven
Stationsstraat 15 5038 EB Tilburg Postbus 90123 5000 LA Tilburg telefoon +31 (0)13 535 15 35 fax +31 (0)13 535 81 69
[email protected] www.hetpon.nl