TNO Kwaliteit van Leven
TNO-rapport Arbeid Polarisavenue 1S1 Postbus 718 21304S Hoofddorp
20611
I 11032
www.tno.nllarbeid
Gezonde werknemers: Tweede meting Arbo-, Verzuim- en Gezondheidsmonitor
Datum Auteurs
T F
023 554 93 93 023 554 93 94
9 november 2005 Jos Sanders
Tinka van Vuuren
Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke ãndere wijze dan ãok, Ãnder voorafþaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene voorwaar len voor onderzoeks- åpdrachten aan TNo, dan wel de betreffende terzake tussen partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage g"u.n uun het TNo-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
o
2005 TNO
TNO rapporr
20
6t
I | 11032
Inhoudsopgave
samenvatting""""""'.....
.............3
1
1.1
1.2
2 2.1
2.2 2.3
2.4
Veldwerk tweede meting AVG-monitor in
2005... meting......... Selectiviteit uitval voor tweede meting weging Populatie, steekproef en respons tweede
Wijzigingen vragenlijst 2005 ten opzichte van de eerste meting in
............11 .......... I 1 .............12 ... ... ... .. .....13 2004..................... l3
3 3,1
3.1.7
3.1.2 3.1.3
3.7.4 3.1.5 3.1.6
3.r.7 3.1 .8
3.2 3.3
3.4 3.5
3.6 3.7 3.8
4 4.1
4.2 4.3
4.3.r
Welke maatregelen en aanpassingen hebben
Aanpak
Werden gewenste maatregelen inmiddels
effect?......
...,..................26 .,,.............'..,',26
doorgevoerd?..................
........27 Effecten .....................2g Verzuim en ge2ondheid................. ....................2g Arbeidssatisfactie, burnout en depressieve gevoelens................ .............,.2g
4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4
Medicijngebruik, zorgconsumptie en klachten aan het bewegingsapparaat..................30 Leefstijl (roken, drinken, bewegen, gezond eten en gewicht).......................................31
A
Tabellen eerste en tweede meting AVG 2004 en
Conclusies
................''.. 2005.......
.,,,.....'......,32 ...................34
TNO rapport 2061 I I I 1032
Samenvatting Voor u ligt het tweede rapport in een reeks van drie rapportages die TNO voor het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport opstelt naar aanleiding van de jaarlijkse meting in het kader van de Arbo-, verzuim- en Gezondheidsmonitor (AVGmonitor). In dit rapport beschrijven we de resultaten van de tweede meting, gehouden in mei 2005 en leggen we deze naast de resultaten van de eerste meting, gehouden in mei 2004. Daarnaast bespreken we de resultaten van een eerste verkenning van de effecten van door de werkgever genomen maatregelen.
Verzuim- en gezondheidsb eleíd (IGM) De opvatting van werknemers over het verzuim- en gezondheidsbeleid van de werkgever is ten opzichte van de vorige meting nauwelijks veranderd, Net als in 2004 vindt driekwart van de werknemers het verzuimbeleid goed tot zeer goed. Nog geen lOTo is ontevreden. Tweederde van de werknemers vindt zich voldoende geinformeerd over de verzuimmaatregelen en bijna 907o van de werknemers is op de hoogte gebracht van wat er van hen verwacht wordt bij ziekte. Het bespreken van verzuim bij werkoverleg, de informatievoorziening rond verzuimbeleid en de betrokkenheid van werknemers zouden net als in 2004 al het geval was, wat beter kunnen. Niet meer dan de helft van de werknemers bespreekt verzuim en verzuimbegeleiding tijdens werkoverleg en éénderde van de werknemers vindt zich niet voldoende geinformeerd over verzuimmaatregelen. Wat de betrokkenheid betreft zien we dat één op de tien werknemers wordt betrokken bij de ontwikkeling van verzuimmaatregelen. Iets minder dan de helft van de werknemers vindt dat het management voldoende rekening houdt met de mening van werknemers als de verzuimmaatregelen worden genomen. De informatievoorziening rond verzuimmaatregelen lijkt iets te verbeteren. De betrokkenheid van werknemers daarentegen
lijkt iets af te nemen.
Er zijn geen verschuivingen rond Integraal Gezondheidsmanagement (IGM). Gezondheid heeft ten opzichte van de eesrste meting als centraal element in de bedrijfsvoering dus niet aan belangrijkheid gewonnen.
Maatregelen gerícht op het individu Ook als we naar maatregelen rond beperking van werklast, voorkomen of verhelpen van klachten aan het bewegingsapparaat of preventie kijken zien we nauwelijks veranderingen ten opzichte van de eerste metingin2004. Nog steeds krijgen voorlichting en aanpassingen van werþlekken de meeste aandacht. Aanpassing van werktijden en pauzetijden zijn wat minder aan de orde. Dat we weinig veranderingen zien als het gaat om genomen maatregelen zou te maken kunnen hebben met het gegeven dat ook de behoefte aan maatregelen nauwelijks is veranderd. Voorlichting over omgaan met werkdruk en het voorkomen van klachten aan het bewegingsapparaat blijken nog altijd het hardst nodig, samen met aanpassingen op de werþlek en aanpassingen in de werktaken. Werkaønpassingen Net als in2004 heeft driekwart van de werknemers geen werkaanpassingen nodig. Eén op de tien werknemers heeft werkaanpassingen echter wél nodig, maar heeft die nog niet gekregen. Het is sowieso opvallend te zien dat de behoeften die werknemers bij de eerste meting hadden nog lang niet allemaal zijn ingewilligd. Voor iets meer dan lOTo
van de werknemers die in 2004 behoefte hadden aan een werkaanpassing is die aanpassing inmiddels doorgevoerd. Eén derde van de werknemers heeft de gewenste aan-
TNO rapporr 2061 I | 1 1032
passing echter niet gekregen en heeft die dus nog steeds. Vinden aanpassingen in het werk plaats dan gaat het vooral om aanpassingen in de werk- en pauzetijden. Werknemers gaan korter werken, laten taken weg, gaan het werk zelf indelen of krijgen een roosteraanpassing. Ook worden hulpmiddelen aangeschaft. Korter gaan werken komt als werkaanpassingen overigens iets minder vaak voor dan in 2004, zij het dat het verschil statistisch niet significant is.
Leefstijlmaabegelen Voor beleid dat ertoe bijdraagt dat alcoholgebruik in een organisatie wordt beheerst is nog maar beperkte aandacht. Aan dergelijk beleid is ook geen al te grote behoefte. Meer behoefte is er aan beleid dat erop gericht is beweging te stimuleren. Voor één op de vijf werknemers geldt dat geen maatregelen zijn genomen om beweging te stimuleren terwijl zij daar wel behoefte aan hebben. Dat was overigens vorig jaar ook al zo. Roken kreeg vooral vóór 2004 aandacht, omdat per 1 januari2004 de nieuwe Tabakswet van kracht is geworden. Dat betekent ook dat in de periode van mei 2OO4 tot mei 2005 minder maatregelen zijn genomen rond roken dan een jaar eerder het geval was. De helft van de werknemers die in mei 2004 nog geen maatregelen genomen hadden
zien worden, terwijl ze daar wel behoefte aan hadden, is inmiddels op de wenken bediend. In de organisatie waar zij werken zijn alsnog maatregelen genomen om het roken aan banden te leggen. Daarmee zijn we er echter nog niet, want voor een kwart van de werknemers geldt dat de maatregelen waar zij in mei 2004 albehoefte aan hadden ook in mei 2005 nog niet genomen zijn. Een vijfde van de werknemers heeft de werkgever maatregelen zien nemen gericht op gezonde voeding. De rest van de werknemers (807o) werkt dus in een organisatie waar dergelijke maatregelen (nog) niet worden genomen. Van deze werknemers vindt driekwart die maatregelen ook niet nodig. Een kwart vindt die maatregelen echter wél nodig en dat is iets meer dan bij de vorige meting. Van de werknemers die toen overigens behoefte hadden aan maatregelen rond gezonde voeding heeft nog geen20Vo die maatregelen genomen zien worden.
Al met al wordt nog maar in beperkte mate gehoor gegeven aan de wens van de werknemers om bepaalde maatregelen te nemen gericht op een verbetering van de leefstijl. Er is een zekere behoefte aan maatregelen rond bewegen op en buiten het werk, gezondere voeding, minder roken en minder drinken, maar daar wordt door de werkgever nog maar in beperkte mate iets mee gedaan. V e rzuim, g e zon dh e ¡d, m e dicij n g e b ruik e n m edis c h e b e g e le iding Werknemers hebben in de periode mei 2004-mei 2005 iets vaker verzuimd dan de 12 maanden daarvoor. Ze hebben echter alles bij elkaar wel wat minder lang verzuimd. Gemiddeld ongeveer één dag korter. De oorzaken voor het verzuim liggen, net als bij de vorige meting, vooral buiten het werk (griepjes, privé ongelukjes, sportblessures).
Werknemers voelen zich gemiddeld genomen net zo gezond als een jaar geleden, hoewel een iets groter percentage medicijnen is gaan gebruiken. De werknemers zijn niet vaker naar een bepaalde zorgverlener gegaan. De fysiotherapeut wordt nog steeds het vaakst bezocht, gevolgd door de huisarts en op enige afstand de specialist.
Bij de specialist werd het afgelopen jaar wat minder
gesproken over de beste manier om, gezien de bestaande klachten, het werk uit te voeren. Nog geen 20vo vaî de werknemers die bij een specialist langs gaat bespreekt daar ook hoe het werk, gezien de
TNO rapporr 20611 111032
klachten, zo goed mogelijk uit te voeren. Dat wordt wél gedaan met de bedrijfsarts, fysiotherapeut en psycholoog of psychiater. Bij deze drie wordt ook wat vaker aandacht besteed aan de relatie van gezondheidsklachten met het werk. De wachttijden bij de verschillende zorgvedeners zijn ten opzichte van de vorige meting niet veranderd. De tevredenheid over de zorgverleners overigens wel. Vooral de huisarts en de specialist hebben volgens de werknemers het afgelopen jaar beter hun werk gedaan. Overigens zijn de werknemers gemiddeld over alle zorgverleners prima te spreken. Het minst tevreden zijn werknemers over de bedrijfsarts en de maatschappelijk werker, maar ook die scoren gemiddeld een 3,8 op een schaal van 5 (in rapportcijfers een 7,6 en een zeer ruime voldoende dus). Klachten aan het b ew egingsapparaat Rugklachten komen nog steeds het meest voor, maar de situatie is ten opzichte van de eerste meting wel iets verbeterd. Er is sprake van een kleine stijging van het percentage werknemers dat aangeeft geen last te hebben van de rug. Nog altijd heeft tweederáe van de werknemers echter wel eens last van de rug. Na rugklachten worden klachten aan de nek of schouders het meest genoemd. Iets minder dan de helft van de werknemers heeft hier wel eens last van. Het aandeel werknemers dat soms wat last heeft van de schouders is wat gedaald ten opzichte van de vorige meting. Ook het percentage werknemers met klachten aan polsen of handen laat een lichte daling zien ten opzichte van vorig jaar. Het lijkt er dus op dat de klachten aan het bewegingsapparaal iets aan het afnemen zijn' Net als bij de meting in 2004 koppelt de helft van de werknemers hun klachten aan het bewegingsapparaat wel geheel of gedeeltelijk aan het werk. Daar liggen dus nog belangrijke mogelijkheden tot verbetering. Arbeídstevredenheid, burnout en depres siev e gevoelens Werknemers zijn net zo tevreden over hun werk als een jaar geleden. Niet meer dan 77o van de werknemers is (zeer) ontevreden. Ook het percentage werknemers dat een verhoogd risico op bumout heeft is onveranderd (ruim2}Zo). Van de werknemers die vorigjaar een verhoogd risico hadden heeft l\Vo dat nu overigens niet meer. Ook voor wat betreft depressieve gevoelens is er weinig veranderd. Net als in 2OO4'scoort, zo'n l87o boven het afkappunt. Dat betekent dat zij een verhoogd risico hebben op depressiviteit. C hronís
che anndo eningen
Bijna twee op de drie werknemers heeft last van één of meerdere chronische klachten. Daarbij kan het gaan om chronische aandoeningen, gezondheidsklachten of verkeersof privé-ongevallen. Eén op de drie werknemers heeft last van meerdere ,ongemakken'. Rugklachten springen er uit. Op afstand gevolgd door klachten aan nek, benen en armen en migraine. Ook een hoge bloeddruk en artrose/ artritis worden nog door zo'n l)Vo van de werknemers genoemd. Psychische klachten worden met 7Vo wat minder vaak genoemd. Die psychische klachten zorgen echter wel voor de meeste problemen in het werk' Bijna 857o van de werknemers met psychische klachten wordt door die klachten ook belemmerd in het werk,3OVo zelfs sterk. Van de werknemers met klachten aan nek of armen of migraine voelt driekwart zich belemmerd. Vooral psychische klachten en klachten aan de armen worden volgens de werknemers veroorzaakt of ver-
ergerd door het werk. Ongeveer 60Vo van de werknemers met die klachten ziet een verband met het werk dat zij doen.
Effecten van maatregelen waar behoefte ann wøs We laten in hoofdstuk 4 van deze rapportage zien in hoeverre in mei 2004 door de werknemer gewenste maatregelen in mei 2005 inmiddels zijn genomen. Bovendien
TNO rapport 20611
lll032
geven we een eerste indruk van de effecten van het nemen van deze'gewenste' maatregelen. Omdat de effecten van maatregelen en het nemen van maatregelen in de tijd nog door elkaar kunnen lopen kunnen we nog geen zuivere uitspraken doen over causale verbanden en moeten we ons beperken tot een eerste verkenning. In tabel I staan de belangrijkste resultaten van de in hoofdstuk 4 uitgevoerde analyses.
Het lijkt erop dat vooral het geven van voorlichting over en het hebben van aandacht voor klachten en risico's een effect heeft. Het geven van de gewenste voorlichting over het omgaan met werkdruk en stress heeft er in ieder geval voor gezorgd dat werknemers zich gezonder voelen en het geven van de gewenste aandacht voor klachten door werkdruk heeft er voor werknemers aan bijgedragen dat zij minder vaak verzuimen en dat zij een lager risico hebben om op te branden. De verzuimduur van werknemers wordt positief beïhvloed door een gewenste beperking van de werklast en maatregelen om beweging buiten het werk te stimuleren.
Tabel
1:
Effecten van het nemen van gewenste maatregelen
Maatregel of aanpassing Het geven van voorlichting over het omgaan met werkdruk en stress Maatregelen gericht op de beheersing van het alcoholgebruik
ïoestemming om werk en privé beter op elkaar af te stemmen Aanpassen werk/pauzetijden om risico fysieke klachten te beperken
Etfectmaat Gezondheid
Fysieke klachten
Beperken van de werklasl Maatregelen om het bewegen buiten werktijd te stimuleren
Maatregelen om het bewegen tijden werktijd te stimuleren
Verzuimduur
Bewegen onder werktijd
Voorlichting risicobeperking fysieke klachten (rug, nek, arm, schouder) Bespreken veili gheid/gezondheid in werkoverlegff unctioneringsgesprek
Burnout Verzuimfreq.
A
Burnout
V
To.
V
Verzuimfreq.
V
Burnout
Y
Ve¡zuim Aandacht voor klachten door een hoge werkdruk
* werknemers voor wie een bepaalde maatregel in de periode mei 2004-mei 2005 is genomen scoren (lager) significant v of a (hoger) dan werknemers voor wie de maatregel niet is genomen
TNO rapport 20 6ll I ll132
Inleiding
1.1
Doel van de monitor Arbo, Verzuim en Gezondheid (AVG) Een belangrijke prioriteit van het ministerie van VWS ligt op het vlak van het bevorderen en beschermen van de gezondheid van de burger. Het ministerie richt zich daarblj op vier doelen: Bevorderen van een preventieve aanpak (primaire preventie ter voorkoming van gezondheidsklachten).
1.
2. 3. 4.
Bevorderen van aanpak van arbeidsrelevante aandoeningen (secundaire preventie ter voorkoming van ziekteverzuim). Bevorderen van reïntegratie van arbeidsgehandicapten (tertiaire preventie ter voorkoming van V/AO-instroom). Versterking van de positie van bedrijfsgeneeskunde.
Voor de uitwerking van dit beleid is de overheid afhankelijk van het gedrag van werkgevers en zorgverleners in de reguliere en arbeidsrelevante zorg (bedrijfsartsen, huisafisen, specialisten, etc.). In 2003 is op grond van een inventarisatie van het beleid van het Ministerie van VWS op het gebied van arbeid en gezondheid in kaart gebracht op
welke doelen het Ministerie zich rich[ voor wat betreft deze onderwerpen. Uitgaande vandeze doelen zijn relevante criteria,/prestatie-indicatoren beschreven die aangeven in welke mate overheidsbeleid en getroffen maatregelen door werkgevers en zorgverleners in de arbeidsrelevante en reguliere zorg bijdragen aan het behoud en bevorderen van de gezondheid van werknemers en dus ook het beperken van het ziekteverzuim.
Het doel van ons onderzoek, dat is opgebouwd uit drie opeenvolgende jaarlijkse metingen onder werknemers, is te onderzoeken welke prestatie-indicatoren inzicht bieden in de effectiviteit van het werkgevers- en zorgverlenersbeleid én te bekijken welke factoren de effectiviteit van dat beleid belemmeren en bevorderen. Hierbij maken we onderscheid tussen factoren die gelegen zijnin: De context binnen arbeidsorganisaties en organisaties in de arbeidsrelevante zotg (omvang, organisatiecultuur). Het proces van in- en uitvoering van de maatregelen die werkgevers treffen om de gezondheid te bevorderen.
a. b. c.
De kenmerken van de werknemers (lage sES, allochtonen, chronisch zieken, ar-
d.
De psychologische en sociale processen die het gedrag en de beleving van de ge-
beidsgehandicapten). zondheid van werknemers beinvloeden.
Een prestatie-indicator wordt opgevat als een door gerichte interventie te beinvloeden eenheid (bijv. het ziekteverzuim, de zelfgerapporteerde gezondheid of de kans op bumout) die inzicht kan geven in het al dan niet succesvol zijn van deze interventie. De verzamelde gegevens over meerdere prestatie-indicatoren verschaffen inzicht in het verband dat er bestaat tussen gevoerd beleid of ingevoerde beleidsmaatregelen van werkgevers en zorgverleners en factoren als de gezondheid en bijvoorbeeld het verzuim van werknemers. Daarnaast moet inzicht worden verkregen op de ten aanzienvan de effectiviteit belemmerende en bevorderende factoren in de context waarbinnen werknemers werken. Daarbij gaat het om zowel werk-, bedrijfs- en persoonskenmerken als om sociaal psychologische processen.
TNO rapport 20611 | 11032
Er vindt een operationalisatie van de aangemerkte beleidsonderdelen plaats met uitgangspunt het 'meten' van de volgende aspecten bij werknemers:
o o o
als
Kennis van (de onderdelen van het) beleid. Houding ten opzichte van het beleid. Gedragsveranderingen als gevolg van beleid.
Deze bovenstaande punten vormen de kern van de gegevensverzameling.
In de metingen is ook een reeks zogeheten contextvariabelen verzameld. Deze contextvariabelen hebben betrekking op bijvoorbeeld organisatiekenmerken (bedrijfsomvang, sector), functiekenmerken (al dan niet leiding geven, autonomie, beroep), persoonskenmerken (geslacht, leeftijd en bijvoorbeeld opleiding) en processen rondom beleidsimplementatie (communicatie en informatievoorziening) of kenmerken van de arbeidsrelatie (bijv. met bedrijfsafis of zorgverleners). De achtergrond hierbij is, dat verschillen in gemeten of waargenomen beleidseffecten mede veroorzaakt zouden kunnen worden door verschillen in deze contextvariabelen. deze rapportage beogen we vooral een beschrijvend verslag te geven van bevindingen in de eerste twee metingen van de AVG-monitor, gehouden in mei 2OO4 en mei 2005. Daarnaast laten we echter ook zien in hoeverre in mei 2004 door de werknemer gewenste maatregelen in mei 2005 inmiddels zijn genomen. Daaraan gekoppeld geven we ook een eerste indruk van de effecten van het nemen van deze maatregelen. We kunnen echter nog geen zuivere uitspraken doen over causale verbanden, omdat we vragen naar effecten en maatregelen over dezelfde periode (mei 2004-mei 2005). Effecten en maatregelen kunnen daardoor in de tijd nog door elkaar lopen. pas na de derde meting kunnen we bepalen of maatregelen waar in mei 2004 behoefte aan was en die in de periode mei 2004-mei 2005 zijn genomen, in de periode mei 2005-mei2006 effect sorteren en welke effecten dat dan zijn. Ook over de invloed van bijvoorbeeld sociaal-psychologische processen of de organisatiecontext op deze effecten zullen we l:|i4:et
pas na de derde meting in2O06 rapporteren.
1.2
Leeswijzer
Voor een overzicht van gebruikte vragen en schalen en een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode verwijzen we naar de rapportage van 2004.1 We komen hier in deze rapportage uitsluitend op terug als er veranderingen zijn doorgevoerd die een verantwoording behoeven, Dit rapport is verder als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 beschrijven we het veldwerk dat Intomart GfK voor ons in mei 2005 heeft uitgevoerd. Daarnaast lichten we in dit hoofdstuk kort de veranderingen toe die we in de onderzoeksopzeten vragenlijst hebben doorgevoerd ten opzichte van de eerste meting van de AVG-monitor in 2004. Uiteraard hebben we deze veranderingen tot een minimum beperkt om de vergelijkbaarheid van de resultaten niet in gevaar te brengen. In hoofdstuk 3 beschrijven we vervolgens de belangrijkste resultaten van de tweede meting en maken we een vergelijking met die uit de eerste meting. Dit doen we vooral aan de hand van de frequentietabellen, waarvan een volledig overzicht is gepresenteerd in bijlage A achterin dit rapport. Indien van belang worden ook gemiddelden en standaarddeviaties gepresenteerd. Zowel gemiddelden als frequentieverdelingen worden weergegeven als zogenaamde 'rechte tellingen'. Dat wil zeggendat in de tabellen geen onderscheid wordt gemaakt naar bijvoorbeeld geslacht, leeftijd of bedrijfstak. In
I
sanders, J. en Ybema, J.F. (2004). Gezonde werknemers: eerste meting Arbo-, verzuimen Gezondheidsmonitor. TNO rapporr
l\i07.
Hoofddorp: TNO Arbeid.
TNO rapporr 20611
llt032
hoofdstuk 4 geven we een eerste globale indruk van de effecten van het werkgeversbeleid rond gezondheid en verzuim in de periode mei 2004-mei 2005 op de belangrijkste effectvariabelen voor deze tweede meting (verzuimprevalentie, verzuimfrequentie en verzuimduur, de zelrgerapporteerde gezondheid, het medicijngebruik, de zorgconsumptie, de tevredenheid met het werk, de klachten aan het bewegingsapparaat, de kans op bumout en de mate waarin men depressieve gevoelens heeft). V/e sluiten het vierde hoofdstuk af met enkele voorlopige conclusies voor wat betreft de effecten van genomen maatregelen.
TNO rapport 20611 | 11032
10
TNO rapport
206ll | 11032
1l
2
Veldwerk tweede meting AVG-monitor in 2005
2.1
Populatie, steekproef en respons tweede meting De doelpopulatie van de AVG-monitor is de werkzame Nederlandse beroepsbevolking exclusief de zelfstandigen. Het gaat daarbij om alle personen van 15 tot en met 64 jaa.r die in loondienst werk verrichten. Zelfstandigen worden buiten beschouwing gelaten omdat we inzicht willen geven in effecten van beleidsinspanningen van werkgevers op het gedrag van werknemers. Bevragen van zelfstandigen is dan niet zinvol omdat zij feitelijk hun eigen werknemer maar ook werkgever zijn. Bovendien heeft een deel van de wetgeving omtrent arbeidsrisico's geen betrekking op zelfstandigen. Om het onderzoek eenduidig te houden laten we de zelfstandigen daarom buiten beschouwing.
In mei 2005 heeft Intomart GfK de tweede van drie online enquêtes afgenomen onder een representatieve groep werknemers in loondienst in de leeftijd van 15 tot en met 64 jaar. Intomart GfK heeft ervoor gezorgd dat de enquêtes zijn toegestuurd (via e-mail) aan de 2.502 personen uit haar internetpanel die ook aan de eerste meting van de AVG-monitor hebben meegedaan.
Er zijn uiteindelijk voor deze tweede meting 1.934 respondenten ondervraagd. Dit is 77 procent van het oorspronkelijke aantal deelnemers aan het onderzoek (2.502).yan de 2.502 deelnemers die in 2004 deelnamen hebben 437 mensen dus niet voor een tweede keer deelgenomen. Een klein deel van de deelnemers (l7o) is niet meer actief in het panel van Intomart GfK. Zo'n 4Vo (108 respondenten) heeft in mei 2005 geen werk meer terwijl ze dat in mei 2004 nog wel hadden. Zij zijn dus ook uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Bovendien is een enkeling als zelfstandige gaan werken en
ook die zijn uitgesloten van deelname aan dit onderzoek. Iedereen die de enquête invulde kreeg van Intomart een beloning van €4,-. Tabel 2.I geeft een overzicht van de netto respons voor deze tweede meting. In vergelijking met de netto respons naar branche en geslacht bij de eerste metin g in mei 2004 zien we slechts zeer kleine verschillen (
Vrouw lndustrie, energie, water Bouw Handel en horeca
Totaal
281
26
68
I
349
75
7
11
1
86
4
183
17
157
18
340
18
18
Transport en communicatie
63
6
38
4
101
5
Fin. en zak. dienstverlening
196
18
118
14
314
'16
Overheid en onderwijs
158
15
168
20
326
17
Zorg en overige dienstverlening
112
10
295
34
407
21
I
1
3
0
11
076
100
Landbouw Totaal
1
100
1
100
TNO rapport 20611 | 11032
2,2
t2
Selectiviteit uitval voor tweede meting In deze paragraaf beschrijven we kort in hoeverre er sprake is van een 'selectieve' uitval van respondenten die wel aan de eerste maar niet aan de tweede meting hebben deelgenomen. Tabel2.2laat de verschillen zien tussen de steekproef in2004 en die in 2005. Om te zien of er sprake van een selectieve uitval vergelijken we in tabel 2.2 de verdeling naar geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen voor de groep respondenten die al7één aan de meting van2004 hebben deelgenomen (de uitval dus) met de verdeling in 2004 voor de groep respondenten die twee maal (dus óók in 2005) hebben deelgenomen.
ïabel 2.2: Selectiviteit van de uitval Uitval na 2004
Deelname 2OO4 én
58
57
42
43
<=20 jaar
o
o
21-25
8
26-30
I
I I 14
Vrouw
31-35
14
36-40
16
16
41-45
12 VV 17 I ^a 10 ^a
18 ^^ 13 VV
46-50 51-55 >= 56 jaar
10
7 fY
Geen opleiding
0
1
Basisonderwijs
6
4
VMBO
18
17
MBO
27
26
HAVOA/WO
16
HBO
23
WO
11
€ 1.000 € tot 2.000 € 2.000 € tot 3.000 € 3.000 € tot 4.000 € 4.000 € tot 5.000 € 5.000 € tot 10.000 € 10.000 € tot 20.000 € 20.000 € of meer Minder dan 1.000
À:p<0,05,
^^:p<0,01
15
V
aaÀ:
10
9
6
24
27
30
33
2g
22
7
7
6
4
O
0
O
,
27
p<0,001 voorsignificanthoog'scorende'groepen;
^
0
'v'voorsignificant
laag'scorende' groepen
Tabel 2.2 laat zien dat er op verreweg de meeste punten geen sprake is van selectiviteit voor wat betreft de uitval. De verdeling naar geslacht in de groep uitvallers is nagenoeg gelijk aan die in de groep respondenten die onze vragenlijst wel tweemaal hebben ingevuld en we zien slechts kleine verschillen als we kijken naar leeftijd en opleiding. De 46-50 jarigen en werknemers van 56 jaar of ouder zijn licht oververtegenwoordigd
TNO rapport 20611 | ll03Z
13
binnen de groep uitvallers en de 4l-45 jarigen zijn binnen de groep uitvallers juist licht ondervertegenwoordigd. Verder zijn de HBO-ers onderveftegenwoordigd onder de uitvallers, maar ook hier zijn de verschillen klein. Ook de selectie-analyse op inkomensklassen levert geen significante verschillen. Daarmee zien we op dit moment onvoldoende reden om aan te nemen dat er sprake zou zijn van een selectieve uitval bij deze tweede meting. 2.3
Weging Na de dataverzameling heeft Intomart GfK net als in 2004 weegfactoren aangemaakt. Eén naar de in paragraaf 2.l omschreven populatie (werkzame beroepsbevolking ex-
clusief zelfstandigen met een N van 7.541.697) en één die herweegt naar de verdeling in de populatie maar uitkomt op de onderzoeksaantallen (N=1.934). V/eging naar dá
populatie is gedaan met gebruikmaking van onderzoeksaantallen en populatieaantallen, waarbij is gewogen naar bedrijfstak en geslacht. voor de weging is alléén gebruik ge_ maakt van gegevens van respondenten van wie zowel het geslacht als de leeftijd in
2004 en 2005 overeenstemmen (bij leeftijd uiteraard met een marge van plus 1). Indien geslacht of leeftijd in2004 niet overeenkwam met het geslacht of de leeftijd (plus 1) in 2005 is aangenomen dat de enquête door verschillende mensen is ingevuld. Hierdoor blijven er 1.888 respondenten over op wie de weegfactoren zijn gebaseerd. 2.4
wijzigingen vragenlijst 2005 ten opzÍchte van de eerste meting in2004 In de vragenlijst voor deze tweede meting is een aantal veranderingen doorgevoerd ten opzichte van de vragenlijst voor de eerste meting in2OO4. Naast de voor de hand liggende taalkundige verbeteringen hebben we de volgende veranderingen doorgevoerd:
Allereerst ziin de vragen naar etnische achtergrond en opleidingsachtergrond in deze tweede meting niet herhaald. Enerzijds om de respondenten zoveel mogelijk te ontlasten en anderzijds omdat we verwachten dat geen verandering is opgetreden in de situatie van 2004. Om de respondenten verder te ontlasten hebben gekozen de vÍaag naar sector en beroep alléén te stellen aan de respondenten "ruoo, die aangeven van werkgever of van beroep te zijn veranderd. Daartoe hebben we een tweetal vragen toegevoegd, te weten: "Bent u in het afgelopen jaar (tussen mei 2004 en nu) voor een
r"
andere werkgever gaan werken?" en "Bent u in het afgelopen jaar (tussen mei 2004 en nu) een ander beroep gaan uitoefenen?,'.
In de vraag naar het type dienstverband van de respondent is in de meting van 2004 vijf antwoordcategorieën dat we bij dezetweede meting hebben hersteld' Het antwoord "Tijdetiik dienstverband voor bepaalde tijd" is vervangen een foutje geslopen in de
door "Tijdelijk diensnerban¿ zonder uitzicht op vaste aanstelling',.
Bij vraag 27, de vraag
naar het al dan niet last hebben van klachten, ziekte of ongeval, is een aantal veranderingen doorgevoerd. Allereerst is er bij deze tweede meting voor gekozen om respondenten voor élke genoemde klacht, ziekte of vorm van ongeval aan te laten geven of hij of zij er wel of geen last van heeft. Bij de eerste meting was deze vraag een vraag waarop men meerdere antwoorden kon aankruisen. Dat betekent dat respondenten in deze tweede meting 'gedwongen' werden de lijst helemaal te bekij_ ken- Verder is de vraag sinds wanneer iemand last heeft van een klacht komen te vervallen. In plaats daarvan is bij de tweede meting per klacht gevraagd of deze werd of wordt veroorzaakt of verergerd door het werk. In de meting van2004 werd die vraag algemeen gesteld en niet per klacht. Door haar per klacht te stellen krijgen we uiteraará
TNO rapport 20611
ll1}32
aanzienlijk meer informatie over de relatie tussen het werk dat mensen doen en de klachten die zij hebben.
In het vragenblok over het contact met zorgverleners (vragen 62 en 63) is gekozen voor een onderscheid tussen de psychiater en de psycholoog als zorgverlenetln 2004 vormden deze twee specialisten nog één categorie. Bij de bespreking van de resultaten voegen we beide categorieën echter wel samen, zodat we een vergelijking kunnen maken tussen de eerste en deze tweede meting. Ten slotte is in vraag 28, over medicijngebruik, de termzelfzorgmedicijnen vervangen door de term medicijnen.
I4
TNO rapport 20611
3
lll032
Beschrijvende resultaten eerste en tweede meting Bijlage A geeft in een tabellenoverzichtde resultaten van de eerste en tweede meting van de AVG-monitor. Per vraag is in de meeste gevallen de frequentieverdeling opgenomen voor zowel 2004 als 2005. Bovendien is aangegeven of en in hoeverre verschillen die we aantreffen significant zijn. Voor de schaalvragen is een aantal beschrijvingsmaten opgenomen, zoals het gemiddelde en de standaarddeviatie. In deze tweede
meting volstaan we met deze beschrijvingsmaten. We hebben de scores op de onderliggende items niet in dit rapport opgenomen.
In dit derde hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste bevindingen uit de vergelijking van de eerste en tweede meting. We gaan allereerst kort in op de variabelen die betrekking hebben op genomen maatregelen, gevoerd beleid of doorgevoerde werkaanpassingen in organisaties. Vervolgens besteden we aandacht aan de belangrijkste effectvariabelen verzuim, gezondheid, medische consumptie, klachten aan het bewegingsapparaat, burnout en depressieve gevoelens. Bij de beschrijving van de resultaten wordt telkens tussen haakjes aangegeven welke vragen zijn gebruikt. Bijlage A is opgebouwd op vraagnuÍìmer, zodat de relevante gegevens gemakkelijk terug te vinden zijn. 3.1
3.1.1
Beleid en werkaanpassingen gericht op arbeid, verzuim en gezondheid
Verzuimbeleid
De tevredenheid van werknemers met het verzuimbeleid in het algemeen is nauwelijks veranderd. Driekwart van de werknemers vindt het verzuimbeleid goed of zelfs zeer goed. Zo'n 6 à 7 7o is ontevreden of zelfs zeer ontevreden (vraag 59). Werknemers worden niet beter, maar ook niet slechter op de hoogte gebracht van wat hen te doen staat in geval van ziekte (vraag 51). Ook in 2005 zijn 5 van de 6 werknemers door hun werkgever op de hoogte gebracht. In 2005 is het percentage werknemers dat vindt dat hun organisatie hen voldoende informeert over genomen verzuimmaatregelen iets toegenomen, maar de verbetering is niet significant. Nog altijd vindt één op de drie werknemers de informatie niet voldoende (vraag 53). Het percentage werknemers dat betrokken wordt bij de ontwikkeling van verzuimbeleid is daarentegen iets afgenomen 2%o-pDnL maar ook hier is het gevonden verschil statistisch niet significant. Ook in 2OO5 acht ongeveer 13Vo zich betrokken (vraag 54). Net als in 2004 bespreekt iets meer dan de helft van de werknemers het onderwerp ziekteverzuim in werkoverleg (vraag 52) en vindt iets minder dan de helft van de werknemers dat er voldoende rekening is gehouden met hun mening bij het nemen van verzuimmaatregelen (vraag 55). 3.1.2
Inte g raal
g e zondhe idsmanag eme nt rn2004 gaven werknemers hun bedrijf gemiddeld een3,2 op een schaal van I tot en met 5 voor de mate waarin gezondheid centraal wordt gesteld in de bedrijfsvoering (vraag 64).In 2005 is dat een 3,1. Ook hier zien we dus nauwelijks verschil. Dat geldt ook voor de scores per item. Ook in 2005 zien we dat vooral de gezondheid en veiligheid van de werknemers aandacht krijgt en dat de gezondheid van gezinsleden en die van klanten en omwonenden wat minder aandacht krijgt. Het percentage werknemers dat de voorlichting over het gezondheidsbeleid van hun bedrijf onvoldoende vindt bedraagt nog altijd zo'n307o.
t5
TNO rapport 20611 | 11032
3.1.3
t6
Maatregelenwerklast, bewegingsapparaat en preventieve maatregelen Ook als we kijken naar de percentages werkenden voor wie maatregelen zijn genomen gericht op beperking van de werklast, beperking van klachten aan het bewágingsapparaat en preventie (vraag 65) zien we geen verschillen met de vorige meting. Net als in 2004 wotdt de toestemming om het werk beter af te stemmen op de privé-situatie het vaakst genoemd als maatregel om de werklast te reguleren. Een daadwerkelijke beperking van de werklast wordt als maatregel van de werkgever het minst vaak genoemd.
Nog steeds is er vooral aandacht voor voorlichting en aanpassingen aan de werþlek (biina 307o) als het gaat om RSI maatregelen en zijn aanpassingen in de werk- en pauzetijden en veranderingen in het takenpakket minder aan de orde (ongeveer 7Vo van de werknemers). Aandeze laatste twee maatregelen is, net als in2004, ook in 2005 wat minder behoefte. Voor wat betreft de preventieve maatregelen zien we dat, net als in 2004, volgens ruim een kwart van de werknemers gezondheid en veiligheid wordt besproken in werkoverleg en dat de leidinggevende erop wordt aangesproken als veiligheidsmaatregelen niet of onvoldoende worden toepast.
Het percentage werknemers dat behoefte heeft aan maatregelen is eveneens niet veranderd. Net als in 2004 hebben werknemers de meeste behoefte aan voorlichting over rug-, nek-, arm-, en schouderklachten en een aanpassing van de inrichting van de werþlek of de taken, zodat men in een goede houding kan werken. Iets meer dan2O7o van de werknemers die deze voorlichting of aanpassin gen niet gehad heeft, heeft d.aar wel behoefte aan. Minder behoefte is er aan hulp in het omgaan met conflicten, intimidatie of agressie van klanten of collega's en een aanspreekcultuur van de leidinggevende als het gaat om het toepassen van veiligheidsmaatregelen. Van de 10 werknemers voor wie dergelijke maatregelen niet zijn genomen, heeft er slechts één wel behoefte aan deze maatregelen.
3.1.4
Werkaanpassingen
Van alle werknemers heeft I l%o een werkaanpassing gekregen (vraag 66). Van die ll%o is iets minder dan een derde korter gaan werken (32Vo).fn2004 was dat nog bijna de helft (48Eo). Dit verschil is, hoewel in procentpunten aanzienlijk, statistis"tt
ni"t
significant. Verder noemen werknemers vooral het zelf mogen indelen van het werk (267o), het aanpassen van werkroosters (23Eo) en het weglaten van taken (22Vo). Aanpassingen in pauzetijden, het verlagen van het werktempo, hulp van collega's, telewerken of arbeidstherapeutisch werken worden wat minder genoemd.
Net als in 2004 geeft ruim driekwart van de werknemers aan geen werkaanpassing te hebben gekregen en daar ook geen behoefte aan te hebben. Dat betekent echter ook dat nog altijd rtim l07o van de werknemers behoefte heeft aan aanpassingen, maar die niet krijgt. Nadere analyse laat overigens wel zien dat l2To van de werknemers, die in 2004 behoefte hadden aan aanpassingen, in 2005 die aanpassingen heeft gehad. Ruim een deñe (36Vo) van deze werknemers heeft echter nog steeds behoefte aan aanpassingen. Opvallend is het dat voor de overige ruim50Vo de behoefte die zij in 2004 noghadden, is verdwenen, zonder dat er een aanpassing is doorgevoerd. Van die 5OVo (99 werknemers) is overigens een kwart in het afgelopen jaar van werkgever veranderd. Het ligt voor de hand dat een dergelijke overstap de behoefte aan een aanpassing heeft doen
verdwijnen.
3.1.5
Maatregelenalcoholbeleid Er is in het afgelopen jaar niet méér aandacht gekomen voor het beheersen of uitsluiten van alcoholgebruik in organisaties (vraag 67-l). Nog altijd werktnog geen lOVo van
TNO rapport 20611
lll032
de werknemers in een organisatie waar maatregelen zijn genomen rond alcoholgebruik. Overigens is ook de behoefte aan dergelijke maatregelen nog altijd zeer beperkt. Voor
bijna alle werknemers die aangeven dat geen maatregelen worden genomen, is dat ook niet nodig. Kijken we alleen naar de werknemers die in 2004 aangaven dat maatregelen nodig waren (dat waren overigens maar 23 werknemers!), dan zien we dat een kwafi van hen in 2005 nog geen maatregelen genomen heeft zien worden, terwijl ze dat nog altijd wél nodig vinden. Nog geen 107o van de werknemers heeft wel zijn of haar zin gekregen. In hun organisatie zijn maatregelen genomen om het alcoholgebruik te beheersen of beperken. De overige Tovo vond maatregelen in 2004 wel nodig, maar lijkt daar inmiddels minder van overtuigd. In hun organisatie zijn geen maatregelen genomen, maar zij vinden dat ook niet (meer) nodig. 3.1.6
Maatregelen om beweging tijdens of bewegen buiten werktijd te bevorderen Bij maatregelen rondom het stimuleren van beweging tijdens (vraag 67_2) of buiten werktijd (vraag 67-3) zien we eveneens geen significante verschillen tussen de eerste meting ln2004 en de tweede in 2005. Nog altijd geeft ìets meer dan 707o van de werknemers aan dat de organisatie bewegen tijdens het werk stimuleert en werkt iets meer dan2OVo van de werknemers in een organisatie die bewegen buiten werktijd stimuleert. Net als in 2004 heeft iets meer dan een vijfde van de werknemers wel behoefte aan maatregelen die bewegen onder of buiten werktijd stimuleren. Yan lOVo van de werknemers die in 2004 aangaven behoefte te hebben aan stimulering van beweging tijdens werktijd is die wens inmiddels ingewilligd. Yoor 617o is die behoefte daarentegen blijven bestaan. De overige 3OVo had weliswaar behoefte aan stimulering in 2004, maar heeft die nu niet meer. Een klein deel van deze groep werknemers is overigens van werkgever veranderd en heeft mogelijk om die reden geen behoefte meer aan maatregelen.
Organisaties lijken iets beter in te spelen op de bestaande behoefte aan stimuleren van bewegen buiten werktijd. Yoor 2OVo van de werknemers die in 2004 behoefte hadden aan die maatregelen is die behoefte in 2005 bevredigd. Ongeveer de helft van die werknemers heeft haar behoefte echter niet bevredigd zien worden. Zij hebben net als in 2004 geen maatregelen genomen zien worden, maar hebben er wel behoefte aan. Ook hier zien we dat één op de drie werknemers met een behoefte aan maatregelen in 2004 die behoefte in 2005 heeft laten varen, ondanks dat geen maatregelen genomen werden. Een vijfde van die werknemers is overigens in de periode mei 2004-mei 2005 van baan veranderd en wellicht in een organisatie terechtgekomen waar de gewenste maatregelen al eerder genomen zijn. Ook kan voor deze werknemers de overstap naar een andere werkgever betekenen dat maatregelen niet meer nodig zijn omdat het werk en de omstandigheden zijn veranderd.
3.1.7
Maatregelen om (mee)roken terug te dringen Sinds 1 januari 2004 heeft iedere werknemer in Nederland recht op een rookvrije werkplek. Het is dan ook geen verrassing dat vooral veel maatregelen zijn getroffen gericht op het beheersen en terugdringen van (mee)roken. Dat was in 2004 zo en dat is in 2005 niet anders. Evenmin opvallend is, gezien de datum waarop deze wet in werking is getreden en het gegeven dat de meeste bedrijven dus vóór I januari 2004 hun rookbeleid vorm hebben moeten geven, dat het percentage werknemers dat aangeeft dat in de afgelopen 12 maanden in hun organisatie maatregelen zijn genomen om het roken terug te dringen significant is afgenomen (vraag 67_4). Waar in 2004 nog zo'n tweederde van de werknemers (zo'n 677o) aangaf dat maatregelen waren getroffen is dat in 2005 nog maar 6}To.Hetpercentage werknemers dat antwoordt dat in de afgelo-
I7
TNO rapport 20611 I 11032
peî 12 maanden geen (extra) maatregelen zijn getroffen en dat zij daar ook geen behoefte aan hebben, is wat toegenomen, van 26vo in2004 tot34vo in2005. In dit kader is het interessant te zien dat voor
5OVo van de werknemers die in 2OO4 aangaven dat geen maatregelen waren genomen om het roken terug te dringen terwijl ze daar wél behoefte aan hadden, geldt dat hun behoefte is bevredigd. In hun organisatie zijn inmiddels maatregelen genomen. Zorgelijk is het wel dat er voor een kwart van de werknemers die in 2004 behoefte hadden aan maatregelen, nog niets is veranderd. Er zijn geen maatregelen genomen, terwijl hun behoefte eraan wel is blijven bestaan.
3.1.8
Maatregelen rond gezonde voedingsgewoonten tijdens het werk In 2004 zagen we dat zo'n 207o van de werknemers behoefte had aan maatregelen om gezonde voedingsgewoonten te bevorderen (vraag 67_5), maar cJat die niet waren genomen. Dat percentage is in 2005 licht gedaald. Het is prettig te constateren dat die afname van de behoefte ten goede komt aan het percentage werknemers dat aangeeft dat in de afgelopen twaalf maanden de maatregelen waar zij in 2004 behoefte aan hadden, inmiddels zijn genomen. De meerderheid van de werknemers (ruim 6ovo) geeft echter, net als in 2004, aan dat geen maatregelen zijn genomen en dat die ook niet nodig zijn. Gezien de reactie van de Nederlandse vakbonden op een zeeÍ Íecent onderzoek van het ILO2 naar overgewicht, de gevolgen ervan en manieren voor de werkgever om via bijvoorbeeld de bedrijfskantines het probleem mede op te lossen is dat overigens minder verwonderlijk. "We houden ons niet bezig met hoe mensen moeten leven. We hebben het druk genoeg met de risico's die uit het werk zelf voortvloeien", zegt een woordvoerder van de FNV vakcentrale. Ook het CNV vindt voeding een verantwoordelijkheid van de mensen zelf.3 Nadere analyse laat zien dat slechts een minderheid, (l7%o) van de werknemers die in 2004 aangaven behoefte te hebben aan maatregelen rond gezondevoedingsgewoonten, die maatregelen in de periode mei 2oo4-mei 2005 genomen heeft zien worden. ongeveer de helft had in 2004 behoefte aan maatregelen, maar heeft de organisatie niets met die behoefte zien doen. Verder hâd 36Vo van de werknemers in 2OO4 behoefte, maar heeft die inmiddels niet meer, ondanks dat maatregelen zijn uitgebleven. Van deze werknemers is ongeveer een vijfde deel bij een andere werkgever gaan werken. Dat zou de reden kunnen zijn dat zij inmiddels geen behoefte meer hebben aan maatregelen.
3.2
Verzuim en gezondheid Zowel in 2004 als in 2005 geeft bijna de helft van de werknemers aan wel eens van het werk thuis te zijn gebleven wegens ziekte of ongeval (vraag 49).De werknemers die hebben verzuimd deden dat in de periode mei 2003-mei20o4 naar eigen zeggen2,3 maal (vraag 49a).rn de periode mei 2004-mei 2005 was dat 2,7 keer. Er lijkt dus iets vaker te worden verzuimd. Het gevonden verschil is echter statistisch niet significant. In de 12 maanden voorafgaand aan de eerste meting verzuimden werknemers in totaal zo'n21,'l dagen. In de periode tussen de eerste en tweede meting was dat gemiddeld
Wanjek, C. (2005). Food at Work: Workplace solutions
for malnutrition, obesity ancl chronic diseases. Genève: International Labour Organisation. 'Dikke werknemers zijn vaker ziek' . NRC Handelsblad, 8 oktober 2005, p. l. 'Bonden: dieet geen prioriteit' . NRC Handelsblad, I oktober 2005, p. 2l . 'verban de drumstick uit de bedrijfskantine'. NRC Handelsbtad, g oktober 2005, p. 21.
18
TNO rapporr 20611 | 11032
één dag minder, 20,7 dagen dus (vraag 49b). Ook hier is het gevonden verschil statistisch niet significant.
Net als in 2004 lag de oorzaak van één of meerdere van de verzuimgevallen in 2005 volgens 767o van de werknemers geheel buiten het werk. Het gaat daarbij om griepjes, sportblessures of bijvoorbeeld een verkeersongeluk (vraag 49c). 87o van de werknemers legt de oorzaak van tenminste één verntimgeval geheel in het werk. In I op de 100 gevallen wordt er verzuimd als gevolg van een bedrijfsongeval. In de overige gevallen lag de oorzaak van het verzuim gedeeltelijk in het werk en gedeeltelijk daarbuiten. Voor wat betreft de oorzaken van verzuim is er niets veranderd ten opzichte van de eerste meting.
Werknemers voelden zich het afgelopen jaar niet gezonder of minder gezond dan twee jaar geleden (vraag 3l). In deze tweede meting omschrijft bijna907o de eigen gezondheidals goed(597o), zeergoed (227o)ofzelfsuitstekend(87o).Slechts l7ogeeftaanin slechte gezondheid te verkeren en lOVo zegt een matige gezondheid te hebben. Bij de meting van 2004 zagen we nagenoeg dezelfde resultaten. 3.3
Geneesmiddelengebruik De werknemers in ons onderzoek zijn iets meer medicijnen (op recept) gaan gebruiken. Op de vraag of werknemers medicijnen gebruiken die zijn voorgeschreven door een arts (op recept) antwoordde in de eerste meting 28Vo bevestigend (vraag 2g). In de tweede meting is dat 377o. Een significante toename. Het percentage werknemers dat geen medicijnen gebruikt is licht afgenomen van 56Vo in 2OO4 tot 54Vo in 2005. Werknemers zijn niet meer of minder medicijnen gaan gebruiken. Het percentage werknemers dat dagelijks (ongeveer IVo) of af en toe (zo'n l4%o) medicijnen gebruikt is het afgelopen jaar niet veranderd.
3.4
Contacten met zorgverleners
Net als in 2004 brengen we naast het geneesmiddelengebruik ook de mate waarin werknemers contact hebben met zorgverleners als een bedrijfsarts, huisarts of specialist (vragen 62 en 63) in beeld. Hierbij is onder andere gekeken naar het aantal keren dat werknemers contact hebben met zorgverleners en of zij tevreden zijn met dat contact. Ook kijken we echter of werknemers met hun zorgverlener bespreken in hoeverre er een relatie is tussen de gezondheidsklachten en het werk en welke manieren er zijn om het werk op een dusdanige manier uit te voeren dat een werknemer zo min mogelijk last heeft van zijn of haar klachten. Het contact met de verschillende zorgverleners is nauwelijks veranderd. Net als in 2004 heeft ongeveer driekwart van de werknemers contact gehad met een huisarts. Contact met andere zorgverleners is er ook in 2005 heel wat minder. De specialist is doot 277o van de werknemers bezocht, de fysio- of oefentherapeut door 26Vo en de bedrijfsarts door 23Vo. De psycholoog/psychiater en de maatschappelijk werker werden met respectievelijk 5 en2Vo het minst bezocht. We hebben vervolgens gekeken naar het aantal keren dat een werknemer van mei2004 tot mei 2005 contact heeft gehad met deze zorgverleners. Daarbij bedoelen we ook het contact tddens bijvoorbeeld een telefonisch spreekuur. Bij het berekenen van het gemiddeld aantal bezoekjes kijken we alleen naar de werknemers die daadwerkelijk een bezoek hebben gebracht aanéén of meerdere zorgverleners. Net als in2OO4 zien we
19
TNO rapporr 20611 11t032
20
dat vooral de fysio- of oefentherapeut (bijna 14 keer) en de psycholoog of psychiater (ruim 9 keer) vaker worden bezocht. De bedrijfsarts, huisarts, en specialist worden gemiddeld iets vaker dan 3 keer bezocht. Had een werknemer contact met een maatschappelijk werker dan bracht hij of zij die gemiddeld iets meer dan 4 keer een bezoek. We hebben de werknemers ook in 2005 gevraagd of in het contact met zorgverleners is besproken in hoeverre oorzaken van gezondheidsklachten in het werk liggen en hoe de
werknemer ziin of haar werk het beste zou kunnen uitvoeren gezien de bestaande klachten. Net als in2o04 komen deze onderwerpen bij de huisarts, de specialist en de
maatschappelijk werker het minst aan de orde en bij de bedrijfsarts, de fysio- of oefentherapeut en de psycholoog/psychiater het meest.
Bij
de specialist is het afgelopen jaar significant minder vaak besproken of en hoe de werkzaamheden het beste zouden kunnen worden uitgevoerd. Nog maar lSVo van de werknemers bespreekt dit met de specialist, waar dat in 2004 nog 247o was. Van alle
werknemers besprak een kwart met de huisarts de relatie tussen gezondheidsklachten en het werk. Een derde besprak dat niet en de rest antwoordde 'niet van toepassing', wat kan betekenen dat zij van mening zijn dat geen sprake kan zijn van enige relaiie van hun klachten met hun werk.
Van de werknemers die contact hadden met een huisarts besprak 16To methem of haar zij gezien hun klachten het werk nu het beste zouden kunnen uitvoeren. Ruim eenderde van de werknemers besprak dat niet. De rest antwoordde niet van toepassing, Met de fysio- of oefentherapeut werd, als gezegd, wél regelmatig gesproken over de relatie van klachten met het werk (62Vo) en de beste manier om het werk uit te voeren (65Vo)' Dat was bij de eerste meting overigens niet anders. Van de werknemers die contact hadden met een psycholoog ofpsychiater besprak 80Vo derelatie van klachten met werk en 7O7o besprak hoe zij hun werkzaamheden het beste zouden kunnen uitvoeren. Ook hier zien we geen verschil met de vorige meting. Ook bij de bedrijfsarts is er geen verandering ten opzichte van de eerste meting. Van de werknemers die contact hadden met de bedrijfsarts besprak SoVo de relatie van gezondheidsklachten met werk en73% hoe zij het werk het beste zouden kunnen uitvoeren. hoe
werknemers is vervolgens nog gevraagd hoe lang zij hebben moeten wachten op een zij zijn over het contact met de zorgverleners.4 De wachttijden zijn het langst bij de specialist, ruim vier weken, en de psycholoog/psychiater, bijna vier weken en het kortst bij de fysio- of oefentherapeut en de maatschappelijk werker, waar de werknemer gemiddeld nog geen anderhalve week hoeft te wachten. behandeling en hoe tevreden
De tevredenheid over de contacten met de zorgverleners ligt in het algemeen nog steeds vrij hoog. Over de bezoekjes aan de bedrijfsarts en de maatschappelijk werkei zijt de werknemers het minst tevreden, maar ook die krijgen nog altijd j,g op een ""nmet de conschaal van 5 (in ouderwetse rapportcijfers dus een 7,6).De tevredenheid tacten met de huisarts en de specialist is in het afgelopen jaar nog licht gestegen. Het meest tevreden zijn de werknemers nog altijd over de fysio- of oefenther up"ui ç4,2 op
een schaal van 5).
o
Er is daarbij alleen gevraagd naar de wachttijden bij doorverwijzing door de huisarts of de bedrijfsarts. voor de huisa¡ts en bedrijfsarts zijn wachttijden niet bekend.
TNO rapport 20611 | 11032
3.5
Klachten aan het bewegingsapparaat In het onderzoek vragen we werknemers aan te geven in hoevene zij last of pijn hebben gehad aan nek, schouders, armen/ellebogen, polsen/handen of rug (vraag 29). Yervolgens vragen we of die klachten samenhangen met het werk dat zij doen (vraag 30). Rugklachten komen nog steeds het meest voor. Net als in 2004 hebben bijna2 op de 3 werknemers wel eens last van de rug. Van de werknemers heeftT%o meerdere keren en langdurig last, 167o meerdere keren, maar wel steeds van korte du;r., 5Vo heeft een enkele keer last, maar wel langdurig en 34Vo heeft een enkele keer last en dan ook maar van kofte duur. Het percentage werknemers dat aangeeft nooitlast te hebben is overigens ten opzichte van de eerste meting licht gestegen, van 347o naar 377o. Voor ongeveer één op de vijf werknemers hangen de rugklachten geheel of gedeeltelijk samen met het werk dat zij doen. Hierin is ten opzichte van de eerste meting geen verandering opgetreden.
Net als in2004 heeft ongeveer 3O7o van de werknemers last van de armen/ellebogen of de polsen/handen. Ongeveer lTVo heeft een enkele keer en slechts korte tijd last.3Vo heeft een enkele keer last en dan ook langdurig. Zo'n 5Vo heeft vaker last, maar altijd van korte duur en ongeveer 37o heeft vaker last en dan ook nog langdurig. Ten opzichte van een jaar geleden is het percentage werknemers dat vaker én langdurig last heeft van de polsen en/of de handen licht, doch significant, gedaald. Yan 3Vo in 2OO4 naar 27a in2005. Klachten aan armen/ellebogen en polsen/handen hangen volgens respectievelijk 13 en l5Vo van alle werknemers samen met werk. Ook hierin is ten opzichte van de eerste meting geen verandering opgetreden. Kijken we alleen naar de werknemers die aangeven wel eens klachten te hebben aan armen/ellebogen of polsen/handen dan zien we dat ongeveer de helft van deze groep werknemers samenhang ziet tussen klachten en het werk dat ze doen. Ook wat die samenhang met het werk betreft, zijn geen verschillen zichtbaar tussen de eerste en tweede meting.
Ook voor wat betreft nekklachten en schouderklachten zien we in deze tweede meting hetzelfde beeld als in 2004.Iets minder dan de helft van de werknemers heeft wel eens last of pijn aan de nek (497o) of de schouders(457o). Voor de meeste werknemers is die pijn of het ongemak echter van korte duur en komt het maar een enkele keer voor. Yoor lOVo van de werknemers is de pijn aan schouders of nek weliswaar van korte duur, maar komt ze vaker voor. 5Eo geeft aan vaker en ook langdurig last van de nek of de schouders te hebben. Het percentage werknemers dat een enkele keer langdurig last heeft van de schouder is ten opzichte van de eerste metin g in 2004licht, doch significant, afgenomen. Nog geen 20Vo van alle werknemers vindt dat de klachten die ze hebben aan nek of schouders samenhangen met het werk. Kijken we alleen naar de werknemers die aangeven wel eens last te hebben van nek of schouderklachten dan gaat het net als bij klachten aan polsen/handen en armen/ellebogen om ongeveer de helft van deze groep werknemers. Ook hier echter geen verschil ten opzichte van de eerste meting in2OO4.
In het algemeen kunnen we concluderen dat het de goede kant op gaat met de klachten aan het bewegingsapparaat. Over het algemeen is de situatie gelijk aan die van 2004, maar daar waar zich veranderingen hebben voorgedaan is sprake van een afname van de klachten.
2t
TNO rapporr 20611 | 11032
3.6
22
Arbeidssatisfactie Net als in 2004 is ruim driekwart van de werknemers tevreden of zelfs zeer tevreden ovet zijn of haar baan. Ontevreden is niet meer dan 4Vo en zeer ontevreden maar 3Vo. Er zijn geen significante verschillen.
3.7
Burnout en depressieve gevoelens Ook voor wat betreft het percentage werknemers dat een verhoogd risico heeft als het gaat om burnoutgevoelens zien we geen significante verschillen met de vorige meting. Het percentage werknemers met een verhoogd risico bedraagt nog steeds iets meer dan 207o's Nadere analyse laat zien dat voor 168 werknemers geldtãat zij in 2004 onder het afkappunt scoorden en in 2005 erboven. Dat wil zeggen dat voor deze werknemers een verhoogd burnoutrisico is ontstaan. Daar staat tegenover dat voor 189 werknemers juist het omgekeerde geldt.Zij scoorden in20O4 nog boven het afkappunt, maar beho-
ren inmiddels niet meer tot de groep met een verhoogd burnoutrisico. I27o van de werknemers blijft tot de risicocategorie behoren en zo'n 70Vo hoottnet als in 2004 ook in 2005 niet tot de risicogroep. De mate waarin mensen te kampen hebben met depressieve gevoelens is wederom bepaald met behulp van de 10 item CES-D 4-punts depressieschaal (vraag 34). Het percentage werknemers dat op de depressieschaal boven het afkappunt van 8 (of precies 8) scoort6 en dus tot de groep werknemers met een verhoogd risico op depressieve klachten behoort, is ten opzichte van de vorige meting licht gedaald, van bijna lg7o tot 17,57o. Die daling is overigens niet significant. Verder blijkt dat 185 werknemers in mei2004 boven het afkappunt scoorden daar inmiddels onder zitten. Voor 185 werknemers is de situatie dus in het afgelopen jaar verbeterd. Daar tegenover staat dat voor 162 werknemers juist het omgekeerde geldt. Zij scoorden in2OO4 nog onder het afkappunt maar zitten er nu boven. 3.8
Chronische aandoeningen
Voordat we ingaan op mogelijke verschuivingen als het gaat om de prevalentie van gezondheidsklachten, chronische aandoeningen of ongevallen dient te worden opgemerkt dat als gevolg van veranderingen in de bevraging van de werknemers de resultaten van de 2004-meting niet één op één te vergelijken zijn met de resultaten van de 2005-meting. In de 2005 meting hebben we werknemers per klacht, aandoening of ongeval gevraagd of zij er al dan niet last van hebben. Daarbij werden de werknemers 'gedwongen' ja of nee in te vullen. In 2004 konden werknemers op een lijst aankruisen welke klachten, aandoeningen of ongevallen zij hadden. Het nieuwe, meer dwingende, karakter van de vraagstelling in deze tweede meting heeft er waarschijnlijk voor ge-
Voor een nadere uitleg bij de totstandkoming van dit afkappunt wordt verwezen
naar:
Sanders, J.M.A.F. en Ybema, J.F. (2004). Gezonde werknemers: eerste meting Arbo-, verzuim- en gezondheidsmonitor, TNo-rapport 18707. Hoofddorp: TNo Arbeid.
Dit afkappunt is ontleend aan: Andresen, E.M., Malmgren, J.A. carter, \v.8. & parrick, D.L. (1994). screening for depression in well older adults: Evaluation of a short form of the CES-D. American Journal of Preventive Medicine, 10 (2),pp.74-84. Lorig K.R., Sobel, D.S., Ritter P.L., Laurenr, D. & Hobbs, M. (200r). Effects of a selfmanagement program for patients with chronic disease. Effective Clinical Practice, 4, pp.256-262.
TNO rapport 20611 | 11032
23
zorgd dat het percentage werknemers dat aangeeft last te hebben van bepaalde klachten en aandoeningen in deze tweede meting in bijna alle gevallen hoger uitvalt. Om deze reden vermelden wij in deze rapportage enkel de resultaten van de tweede, îaar onze
mening meer valide meting en zien 2004.
wij af van
een vergelijking met de meting van
Van de werknemers heeft 62Va last van tenminste één van de door ons genoemde klachten. Daarbij kan het gaan om een chronische aandoening of een gezondheidsklacht, maar ook om een verkeers- of privé-ongeval dat last veroorzaakt (vraag 27). Eén op de drie werknemers had in de periode mei 2004-mei 2005 zelfs last van meer dan één klacht of ziekte.
Rugklachten springen er echt uit. Bijna één op de vier werknemers heeft hier op een of andere manier last van. Al eerder (zieparagraaf 3.5) zagen we dat rugklachten voor zo'n 287o van de werknemers vaker of langdurig voorkomen. Op enige afstand van de rugklachten volgen andere klachten aan het bewegingsapparaat. Van nek, benen en armen heeft respectievelijk 13, 12 en lTVo last. Ook deze resultaten komen overeen met wat we eerder al in paragraaf 3.5 lieten zien. Werknemers die af en toe en kortdurend last hebben van het bewegingsapparaat (benen, arrnen, nek) beschouwen deze last niet als een chronische aandoening. Behalve de klachten aan het bewegingsapparaat worden ook migraine (IlVo) en een hoge bloeddruk en artrose/artritis (beiden 107o) relatief vaak genoemd. Psychische klachten worden wat minder vaak genoemd. Van alle werknemers heeft 7Vo hier last van. Psychische klachten worden daarmee overigens net zo vaak genoemd als gezichtsstoornissen (visuele handicaps).
We hebben ook dit jaar bekeken in hoeverre de chronische klachten van werknemers hen ook belemmeren bij het uitvoeren van het werk. Vooral psychische klachten blijken blijken belemmerend. Maar liefst 84Vo van de werknemers met psychische klach-
ten wordt door die klachten ook belemmerd,30To zelfs in sterke mate. Reumatische artritis, klachten aan de nek of armen en migraine zorgen eveneens voor veel belemmeringen. Liefst 87Vo van de werknemers met reumatische artritis (dat is overigens slechts lVo van alle werknemers) voelt zich hierdoor ook belemmerd. Daarbij gaat het overigens in alle gevallen om een lichte mate van belemmering.
Van de werknemers met klachten aan nek of armen voelt driekwart ziclt belemmerd. Respectievelijk 15 en l97o zelfs sterk. Ook migraine vormt een relatief groot probleem. Als gezegd heeft l lVo van de werknemers hiervan last en van die groep voelt 767o zich door die migraine belemmerd. 637o licht en l3Vo zelfs sterk. Rugklachten vormen voor 647o van de werknemers die ermee kampen ook daadwerkelijk een belemmering in het werk. 97o voelt zich zelfs sterk belemmerd door zijn of haar rugproblemen. Ten slotte valt nog op dat alle werknemers die zijn geconfronteerd met een privé-ongeval daar ook ernstig door worden belemmerd in het werk. In de tweede meting hebben we ten slotte aan de werknemers gevraagd of klachten die men heeft worden veroorzaakt of verergerd door het werk dat ze doen. In tegenstelling tot de eerste meting, waar we hierover één vraag hebben gesteld, hebben we in de tweede meting per klacht, aandoening of ongeval gevraagd of werknemers samenhang zien met het werk, Vooral psychische klachten en klachten aan de armen worden volgens de werknemer veroorzaakt of verergerd door het werk. Van de werknemers met psychische klachten bijvoorbeeld geeft maar liefst 62Vo aan dat het werk die klachten heeft veroorzaakt enlof de klachten verergert. Van de werknemers met klachten aan de armen is dat 57Vo. Ook werknemers met klachten aan nek en/of rug zien echter een
TNO rapport 2061I
lll032
duidelijke link van hun klachten met het werk dat ze doen. Respectievelijk 47 en 39Vo van de werknemers geeft aan dat deze klachten worden veroorzaakt of verergerd door het werk. Migraine, klachten aan de benen, artrose/artritis en reumatische artritis koppelt respectievelijk 27 , 27 , 28 en 327o van de werknemers aan het werk.
24
TNO rapport 20611 | 1 1032
25
TNO rapport 20611 | 11032
Welke maatregelen en aanpassingen hebben effect?
4
In de vorige rapportage hebben we aangegeven in hoeverre maatregelen, aanpassingen en beleidsvormen samenhangen met de door ons onderscheiden prestatiematen voor de effectiviteit van beleid. Nu, na deze tweede meting, kunnen we voor het eerst gaan bekijken in hoeverre maatregelen die in het afgelopen jaar zijn genomen ook de gewenste effecten hebben gesorteerd. In dit hoofdstuk geven we hiervan een eerste impressie.
4.1
Aanpak Om de effecten van maatregelen en werkaanpassingen te kunnen beoordelen hebben
,
we allereerst per maatregeUaanpassing de groep werknemers geselecteerd die in 2004 aangaf dat een bepaalde maatregel of aanpassing niet was doorgevoerd, terwijl daar wel behoefte aan was. Werknemers die in 2OO4 aangaven geen behoefte te hebben aan
maatregelen of juist aangaven dat maatregelen al eerder werden genomen vallen daarmee buiten de analyses. 'We kijken uiteraard louter naar de werknemers die aan beide metingen van de AVG-monitor hebben deelgenomen.
Vervolgens hebben we voor de groep werknemers met behoefte aan een bepaalde maatregel gekeken of hun behoefte aan maatregelen of aanpassingen in de periode mei 2004-mei 2005 is ingewilligd of niet. Daaruit volgt een tweetal subgroepen, namelijk: o Werknemers voor wie van mei 2003 tot mei 2005 geen maatregelen zijn getroffen, terwijl zij er zowel in mei 2004 als in mei 2005 wél behoefte aan hadden. o 'Werknemers voor wie in de periode mei 2004-mei 2005 een bepaalde maatregel genomen is, die in de periode mei2O03 tot mei 2004 nog niet genomen was, terwijl daar destijds wél behoefte aan was. Vervolgens hebben we deze twee groepen op een groot aantal effectmaten met elkaar vergeleken. We kijken achtereenvolgens naar: gezondheid;
o o o ¡ o . . . o o
verzuim; verzuimduur; verzuimfrequentie; arbeidstevredenheid;
medicrjngebruik; zorgconsumptie; fysieke klachten; depressievegevoelens; burnout.
Om het effect van maatregelen te bepalen kijken we in hoeverre de score op een effectmaat in 2005 verschilt van de score op dezelfde effectmaat in 2004. Hieruit destilleren we voor de twee groepen werknemers twee zogenaamde verschilscores (bijvoorbeeld verzuimduur 2005 - verzuimduur 2004). Vervolgens toetsen we of de verschilscore voor de groep werknemers die een gewenste maatregel doorgevoerd heeft zien worden significant verschilt van de verschilscore voor de groep werknemers die geen maatregel genomen heeft zien worden. Dit toetsen we met behulp van zogenaamde Ttoetsen op gemiddelden.
26
TNO rapport 20611
4.2
llt032
27
Werden gewenste maatregelen inmiddels doorgevoerd? Voordat we overgaan tot het toetsen van verschillen, wordt
in
deze paragraaf kort
weergegeven van welke maatregelen we effecten zullen verkennen. In tabel 4.1 wordt hiervan een overzicht gepresenteerd. In de tabel laten we het percentage werknemers zien voor wie geldt dat de in 2004 gewenste maatregelen in de periode mei 2004-mei 2005 ook zijn doorgevoerd. Ook is het aantal werknemers vermeld dat in mei 2004 aangafbehoefte te hebben aan een bepaalde maatregel ofaanpassing (Aantal). Tabel 4.1: Percentage werkenden voorwie geldt dat aan de behoefte aan maatregelen in 2004, in 2005 is voldaan. En het aantal werknemers dat behoefte had aan een bepaalde maatregel in 2004. o/
Voorlichting over omgaan met werkdruk en stress Beperking van de werklast
20
153
24
'105
Toestemming om werk en privé beter op elkaar af te stemmen Hulp bij omgaan met agressie/conflict/intimidatie door klanten
31
71
30
64
19
57
Hulp bij omgaan met agressie/conflicuintimidatie
door collega's of leidinggevende
Aandacht voor klachten door hoge werkdruk
32
82
Voorlichting over risicobeperking rug/neUarm/schouderklachten
32
156
Takenpakket veranderd
15
83
Werk- en pauzetijden aangepast
12
67
lnrichting van werkplek aangepast
40
70
31
108
38
48
24
91
Veiligheid en gezondheid besproken in werkoverleg of f-gesprek Werkgever sprak aan op toepassen veiligheidsmaatregelen Werkaanpassingen doorgevoerd
Alcoholgebruik beheersen
14
21
Bewegen tijdens werk bevorderen
15
250
Bewegen buiten werk bevorderen
29
221
(Mee)roken terugdringen Gezonde
stimuleren
66
82
28
184
Tabel 4.1 laatzien dat vooral in de behoefte aan maatregelen rond het terugdringen van roken in het afgelopen jaar heel aardig is voorzien. Tweederde van de werknemers die in 2004 nog behoefte hadden aan dergelijke maatregelen geeft in 2005 aan dat deze inmiddels genomen zijn. Op enige afstand volgen maatregelen die een aanpassing in de inrichting van de werþlek behelzen. 40Vo van de werknemers die in 2OO4 behoefte hadden aan een dergelijke aanpassing, heeft deze inmiddels gekregen. ook aan de behoefte aan een aanspreekcultuur als het gaat om het toepassen van veiligheidsvoorschriften, aandacht voor klachten door hoge werkdruk en voorlichting over risicobeperking rug-, nek-, arrn- en schouderklachten is relatiefvaak voldaan.
De roep van werknemers om aanpassingen in rust- en pauzetijden, beheersing van alcoholgebruik, bevordering van bewegen tijdens het werk en aanpassingen in het taken-
pakket om rug-, nek-, arm- en schouderklachten te voorkomen is naar verhouding het minst vaak gehoord' Op deze terreinen is het percentage werknemers dat de behoeften van2o04 in 2005 bevredigd heeft zien worden het kleinst (zo,n 12rot l|vo).
TNO rapport 20611 | 11032
4.3
28
Effecten Om na te gaan of het doorvoeren van maatregelen effectief is geweest, zijn
in
deze
paragtaaf de werknemers die maatregelen waar zij behoefte aan hadden doorgevoerd hebben gekregen vergeleken met werknemers die maatregelen waar zij behoefte aan hadden juist niet doorgevoerd hebben gekregen. Voor deze laatste groep geldt dat zij
nog altijd behoefte hebben aan een bepaalde maatregel. De werknemers die in 2004 aangaven behoefte te hebben aan maatregelen en die in 2005 aangeven die behoefte niet meer te hebben, terwijl de maatregelen toch niet zijn doorgevoerd, worden buiten de analyse gelaten.
4.3.1
Verzuim en gezondheid
Allereerst bekijken we het effect van de genomen maatregelen op het verzuim en de gezondheid van de werknemers. We bekijken daarbij het door werknemers zelf genpporteerde verzuimpercentage (a, nee), dezelfgerapporteerde verzuimfrequentie (aantal keren) en verzuimduur (aantal dagen) en de, wederom zelfgerapporteerde, gezondheid. Tabel 4.2: Effect van gezondheidsmaatregelen, werkaanpassingen en leefstijlmaatregelen op verzuimprevalentie, verzuimf requentie, verzuimduur en gezondheid, 200s
Verzuim Gezond o/o Freq Duur heid Maatregel of aanpassing Voorlichting over omgaan met werkdruk en stress Beperking van de
werklast
V
Toestemming om werk en privé beter op elkaar af te stemmen Hulp bij omgaan met agressie/conflicVintimidatie door klanten
Hulp bij omgaan met agressie/conflicVintimidatie door collega's of leidinggevende Aandacht voor klachten door hoge
werkdruk
V
V
Voorlichting over risicobeperking rug/neUarm/schouderklachten Takenpakket veranderd Werk- en pauzetijden aangepast lnrichting van werkplek aangepast
ËgLesprek
Veiligheid en gezondheid besproken in werkoverleg of Werkgever sprak aan op toepassen veiligheidsmaatregelen
A
Werkaanpassin gen doorgevoerd
Alcoholgebruik
beheersen
^
Bewegen tiidens werk bevorderen Bewegen buiten werk
bevorderen
V
(Mee)roken terugdringen Gezonde voedingsgewoonten stimuleren
V/^ = werknemers voor wie een gewenste maatregel in de periode mei 2004-mei 2OOS is genomen scoren significant lager/hoger dan werknemers voor wie deze maatregel niet is genomen Tabel 4.2 laat allereerst zien dat werknemers aan wiens klachten door werkdruk aandacht is besteed een geringer verzuimpercentage (Vo dat verzuimd) én een kleinere verzuimfrequentie (aantal keren verzuimd) aan de dag leggen dan werknemers voor wie die aandacht, hoewel daar wél behoefte aan was en is, tot nu toe is uitgebleven. Bo-
TNO rapport 20611 111032
vendien blijkt dat werknemers voor wie gewenste maatregelen zijn genomen om de werklast te beperken minder lang thuis zitten vanwege ziekte of anderszins. Vreemd is het om te zien dat het bespreken van veiligheid en gezondheid in werkoverleg of functioneringsgesprek er toe lijkt te hebben geleid dat werknemers vaker zijn gaan verzuimen. Dit kan wellicht worden verklaard uit het feit dat de periode waarin maatregelen zijn genomen en de periode waarover we werknemers hebben gevraagd het aantal keren verzuim aan te geven parallel lopen. Mogelijk zijn juist de werknemers die al vaker verzuimden met hun werkgever of leidinggevende in gesprek gegaan om hun gezondheidlverzuim aan de orde te stellen. Bespreken van de gezondheid zal in dat geval niet direct een verbetering opleveren en maatregelen die op basis van de gesprekken of het werkoverleg worden genomen zullen eveneens niet direct een effect hebben. Dat effect zal pas na enige trjd zichtbaar worden als naar aanleiding van de gesprekken ook acties zijn ondemomen. We verwachten dergelijke effecten na de derde meting in 2006 veel beter inzichtelijk te kunnen maken. Werknemers van organisaties waar gewenste maatregelen zijn genomen om beweging buiten het werk te stimuleren, verzuimen minder lang dan werknemers die wel behoefte hadden aan maalÍegelen, maar voor wie die maatregelen nog niet zijn doorgevoerd. Ten slotte blijkt uit tabel4.2 nog dat maatregelen gericht op de beheersing van alcoholgebruik en voorlichting over omgaan met werkdruk en stress beiden een positief effect hebben op de zelfgerapporteerde gezondheid van werknemers.
4.3.2
Arbeidssatisfactie, burnoutendepressievegevoelens Tabel 4.3 geeft weer welke effecten we vinden van de verschillende maatregelen op 'arbeidstevredenheid', 'bumoutrisico' en 'depressieve gevoelens'. Ook hier zien we nog niet veel (significante) effecten. Géén van de maatregelen heeft geleid tot een hogere arbeidssatisfactie en ook op de scores op de depressieschaal heeft geen van de maatregelen vooralsnog een effect. We zien wel een effect van aandacht voor klachten door hoge werkdruk, voorlichting over risicobeperking rug-, nek-, arm- en schouderklachten en het bespreken van veiligheid en gezondheid in werkoverleg of functioneringsgesprek op het burnoutrisico van werknemers. Tabel
4.3:
Effect van gezondheidsmaatregelen, werkaanpassingen en leefstijlmaatregelen op arbeidstevredenheid, burnoutrisÍco en depressieve gevoelens, 2005
Sat¡s- Burnout
Maatregel of aanpassing
factie risico Voorlichting over omgaan met werkdruk en stress Beperking van de werklast Toestemming om werk en privé beter op elkaar af te stemmen Hulp bij omgaan met agressie/conflicVintimidatie door klanten
Hulp bij omgaan met agressie/conflicVintimidatie
door collega's of lei.
dinggevende Aandacht voor klachten door hoge werkdruk
V
Voorlichting over risicobeperking rug/nek/armlschouderklachten
V
ïakenpakket veranderd Werk- en pauzetijden aangepast lnrichting van werkplek aangepast
Veiligheid en gezondheid besproken in werkoverleg of f-gesprek Werkgever sprak aan op toepassen veiligheidsmaatregelen Werkaanpassinqen doorqevoerd
De-
oressie
TNO rapporr 20611 | ll132
30
Satis- Burnout
Maatregel of aanpassing
factie risico
De-
pressie
Alcoholgebruik beheersen Bewegen tijdens werk bevorderen Bewegen buiten werk bevorderen (Mee)roken terugdringen Gezonde
stimuleren
V/A
= werknemers voor wie een gewenste maatregel in de periode mei 2004-mei 2005 is genomen scoren significant lager/hoger dan werknemers voor wie deze maatregel niet is genomen
4.3.3
M e dic ij n g e b r u ik, zo r g c o ns ump t i e e n klacht e n aan h e t b ew e g in g s ap p ar aat In tabel 4.4 laten we zien dat er vooralsnog geen effecten ziln van de genomen maatregelen op het medicijngebruik of de zorgconsumptie (bezoek aan zorgverleners). Kijken we naar effecten van maatregelen op de mate waarin werknemers fysieke klachten zeggen te hebben, dan zien we alleen een effect van het doorvoeren van de gewenste aanpassingen in de werk- en pauzetijden van werknemers en een effect van het geven van de gewenste toestemming om werk- en privé beter op elkaar af te stemmen. Werknemers voor wie deze maatregelen in de periode mei 2}O4-mei 2005 werden genomen melden een sterkere afname van het aantal fysieke klachten dan werknemers voor wie zeniet werden genomen. Tabel 4-4: Effect van gezondheidsmaatregelen, werkaanpassingen en leefstijlmaatregelen op medicijngebruik, zorgconsumpt¡e en klachten aan bewegingsapparaat, 2005 Maatregel of aanpassing
Medicijn
Zorg
Klachten
Voorlichting over omgaan met werkdruk en stress Beperking van de werklast Toestemming om werk en privé beter op elkaar af te stemmen Hulp bij omgaan met agressie/conflicVintimidatie door klanten
Hulp bij omgaan met agressie/conflicVintimidatie door collega's of leidinggevende Aandacht voor klachten door hoge werkdruk Voorlichting over risicobeperking rug/neUarm/schouderklachten Takenpakket veranderd Werk- en pauzetijden aangepast lnrichting van werkplek aangepast Veiligheid en gezondheid besproken in werkoverleg of lgesprek Werkgever sprak aan op toepassen veiligheidsmaatregelen Werkaanpassingen doorgevoerd Alcoholgebruik beheersen Bewegen tijdens werk bevorderen Bewegen buiten werk bevorderen (Mee)roken terugdringen Gezonde
stimuleren
V/^ = werknemers voor wie een gewenste maatregel in de periode mei 2004-mei 2005 is genomen scoren significant lager/hoger dan werknemers voor wie deze maatregel niet is genomen
TNO rapport 2061I I IIO3A
4,3.4
3t
Leefstijl (roken, drinken, bewegen, gezond eten en gewicht) ln deze subparagraaf kijken we in hoeverre het nemen van gewenste leefstijlmaatregelen een effect heeft op de leefstijl van de werknemers in ons onderzoek. Bij deze analyses koppelen we de vijf leefstijlmaatregelen rond alcoholgebruik, rookgedrag, bewegen tijdens en buiten het werk en gezonde voeding aan de effecten die we van de maatregelen zouden mogen verwachten.
Tabel4.5laatzien dat de effecten van leefstijlmaatregelen op de leefstijl van de werknemers vooralsnog grotendeels uitblijven. Van werknemers die aangeven dat in hun organisatie in de periode mei 2004-mei 2005 leefstijlmaatregelen zijn genomen waar zij ook behoefte aan hadden, is in diezelfde periode in hun leefstijl nauwelijks iets veranderd' Maatregelen gericht op de beheersing van het alcoholgebruik hebben niet geleid tot minder consumptie van alcoholhoudende drankjes. Maatregelen gericht op het terugdringen van het (mee)roken hebben niet gezorgd voor een significante afname van het gemiddeld aantal gerookte sigaretten per dag en het stimuleren van gezond eten heeft nog niet geleid tot een significante toename van het aantal dagen dat werknemers voldoen aan de groentenorm (in dit onderzoek 100 gram per dag) of de fruitnorm (2 stuks per dag). Ook de maatregelen die zich richten op het stimuleren van beweging buiten het werk, hebben nog niet geleid tot grote verschuivingen in het aantal dagen dat werknemers ook daadwerkelijk bewegen. Ten slotte blijft ook een effect van de leefstijlmaatregelen op de kans dat een werknemer (ernstig) overgewicht heeft vooralsnog uit.
Wél zien we dat daar waar de gewenste maatregelen zijn genomen om het bewegen tijdens het werk te stimuleren, er ook iets meer wordt bewogen tijdens het werk. Het gaat dan niet zozeer om intensief bewegen, maar om 'gewoon' bewegen. Tabel
4.5: Effect van leefstijlmaatregelen op leefstijlvariabelen, 2005
Aantal Aantal
Aantal
sigaret- dagen
dagen
Alcohol gebruik beheersen
Bewegen tüdens werk bevorderen Bewegen buiten werk bevorderen (Mee)roken terugdringen Gezonde
stimuleren
min 30 min 20 min inten- bewe- intensief
20
sief
gen
bewegen
þewe- tijdens
gen werk
buiten werk
tijdens
werk Alcoholgebruik beheersen Bewegen tijdens werk bevorderen Bewegen buiten werk bevorderen (Mee)roken terugdringen
V/A = werknemers voor wie een gewenste maatregel in de periode mei 2oo4-mei 2005 is genomen scoren significant lager/hoger dan werknemers voor wie deze maatregel n¡et is genomen. . = geen effect gevonden
= verþand niet onderzocht
TNO rapport 20611 | 1 1032
4.4
32
Conclusies Volgens de werknemers is in de periode mei 2004-mei 2005 vooral tegemoet gekomen aan de behoefte aan maatregelen om het (mee)roken terug te dringen. Daar ligt vermoedelijk de tabakswet die op 1 januari 2004 in werking is getreden aan ten grondslag. Andere maatregelen waarmee werkgevers relatief vaak in de behoefte van de werknemers voorzagen zijn de aanpassing van de inrichting van werkplekken om een betere werkhouding mogelijk te maken en het creëren van een aanspreekcultuur als het gaat om het al dan niet toepassen van veiligheidsmaatregelen. Vooralsnog zien we van d,eze drie maatregelen echter nog geen significante effecten (zie tabel4.6). Tabel 4.6: Maatregelen en hun effect Maatregel of
aanpgssing
Het geven van voorlichting over hel orngaan met werkdruk en slress Maatregelen gericht op de beheersing van het alcohotgebruik
ïoestemming om werk- en privé beter op elkaa¡ af te stemmen Aanpassen wed
Maatregelen om het bewegen tijdens werktijd te stimuteren
Effectmaat
Gezondheid Fysieke
klach-
ten
Verzuimduur Bewegen
V
Y
on-
der werktijd Voorlichting risicobeperking fysieke klachten (rug, nek, arm, schouder)
^
Burnout
^ V
Bespreken veiligheid/gezondheid in werkoverleglfunctioneringsgesprek
Aandacht voor klachten door een hoge werkdruk
v
* werknemers voor wie een gewenste maatregel in de periode mei 2004-mei 2005 ís genómen scoren significant v (lager) of  (hoger) dan werknemers voor wie de gewenste maatregel niet is genomen
Het lijkt erop dat vooral vooilichting, aandacht en communicatie over en rond problemen met werkdruk, veiligheid en gezondheid en het voorkomen ervan, de kans op burnoutklachten doet afnemen. Informatie en communicatie bieden werknemers blijkbaar een zekere houvast of zelfs een uitlaatklep, zodat zij vermoeidheid en een gevoel van opbranding beter kunnen aanpakken. Fysieke klachten worden minder als werknemers in staat worden gesteld om richting te geven aan de eigen werk- en pauzetüden en aan de werk-privé balans. Deze vorm van autonomie lijkt klachten te kunnen beperken. Maatregelen die zich richten op de leefstijl van werknemers sorteren eveneens enkele gunstige effecten. De gezondheid en de duur van het verzuim van werknemers worden gunstig beinvloed door respectievelijk alcoholbeleid en beleid dat erop gericht is mensen buiten het werk meer aan het bewegen te krijgen. Bovendien zien we dat werknemers, die hun behoefte aan maatregelen gericht op het stimuleren van beweging tijdens
TNO rapport 20611 | 11032
het werk ingewilligd hebben zien worden, ook iets meer zijn gaan bewegen. Verschillen zijn gering, maar ook hier statistisch significant.
De effecten van de maatregelen en aanpassingen door de werkgever gericht op verbetering van gezondheid, beperking van verzuim enzovoorts, zijn nog niet goed zichtbaar, zo blijkt uit de analyses in dit hoofdstuk. Dat betekent echter zeker niet dat we nu al zouden moeten concluderen dat effecten van werkgevers- en zorgverlenersbeleid ook uitblijven. Dat zou voorbarig zijn omdat we op dit moment nog niet in staat zijn om in onze data de periode waarin maatregelen zijn genomen echt los te koppelen van de periode waarover we de effecten bepalen. Na de derde meting in2006 kunnen wij veel scherper beoordelen of de maatregelen, waar men in de periode mei 2003-mei 2004 behoefte aan had, in de periode mei 2004-mei 2005 genomen zijn enof die dan in de periode mei 2005-mei 2006 ook het gewenste effect hebben gesorteerd. Wat de resultaten van de analyses in dit hoofdstuk betreft mogen we echter optimistisch zijn. We zien maattegelen die zorgen voor een kleinere kans op verzuim, maatregelen die een korter durend verzuim en een minder frequent verzuim met zich meebrengen en maatregelen die samenhangen met minder bumout-risico of een beter gezondheidsgevoel. Ook de effecten die statistisch niet significantzijnwijzen wel vrijwel allemaal in de juiste richting (lager, korter en minder frequent verzuim, minder burnout-risico, betere gezondheid enzovoorts). Dat wekt in ieder geval de indruk dat de maatregelen, hoewel nu nog in beperkte mate, op de langere termijn de gewenste effecten zouden kunnen hebben' Als gezegd zullen we hier na de derde en voorlopig laatste meting van de AVG-monitor nadrukkelijk op terugkomen. Daarbij zullen we ook ingaan op de relatie van deze effecten met de organisatiecontext en een aantal sociaal psychologische factoren als bevlogenheid of de manier waarop werknemers omgaan met bepaalde situaties in het werk, de werkomgeving of thuis.
J-t
TNO rapport 20611 | 11032
A
34
Tabellen eerste en tweede meting AVG 2004 en 2005 In deze bijlage wordt aangegeven of resultaten in de tweede meting significant verschillen van de eerste meting. a: p<0,05, a Å: p<0,01, a a a: p<0,001 betekent een significant hogere score in de tweede meting. V: p<0,05, VV: p<0,01, VVV: p<0,001 betekent een significant lagere score in de tweede meting. 'l :
Wat is uw 2004 (y")
2005 (%)
Man
57
57 n.s.
Vrouw
43
43 n.s.
ïotaal
100
100
Vraag2'. Wat is uw leeftijd? 2004
(%)
<= 20 iaar
6
21-25
I I
26-30 31-35
14
36-40
'16
41-45
17
46-50
13
51-55
10
>= 56 jaar
2005 (%)
5 VVV B n.s. I n.s. '13 n.s. 16 n.s. 18 n.s. 12 n.s. 11 a 9 AA
7
Totaal
't00
100
Gemiddelde
39,0'l
40,01
SD
11,06
11,06
N
1.888
1.888
a
^^
Vraag 3: Etniciteit, herkomst (vraag in 2005 niet opnieuw gesteld)
Nederland
93
Nederlandse Antillen/Suriname
1
Westers allochtoon
6
Niet-westers allochtoon
1
Weet nieUwil niet zeggen
0
Totaal
100
Vraag 4: Samenstelling huishouden 2004
(%)
Gehuwd/samenwonend zonder thuiswonende kinderen Gehuwd/samenwonend met thuiswonende kinderen Eénouder-huishouden
39
Alleenwonend
14
Anders (bijv. bij ouders) Totaal
33
2
13 100
2Oo5 (%)
26 VVV 48
3 ^^ 14 n.s.
8 VVV 100
TNO rapporr 20 611 |
I
1032
35
Vraag 5: Lichaamsgewicht (kilogram)
Gemiddelde
2004
2005
80,68
80,80
SD
16,55
16, 16
N
1.818
1.818
2004
2005
177,10
177,20
9,48
9,44
1.860
1.860
Vraag 6: Lichaamslengte (centimeters)
Gemiddelde SD N
Vraag 5 en 6: BMI (Bodv Mass lndexl 2004
(/o)
2005
(o/o)
Ondergewicht
2
2
n.s.
Normaal gewicht
47
47
n.s.
Overgewicht
36
37
n.s.
Obesitas (ernstig overgewicht)
15
14
V
Totaal
100
100
e/.\ Geen opleiding gevolgd/afgemaakt
1
Basisonderwijs (lagere school, primair onderwijs) Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO, LBO) Middelbaar beroeps ondenivijs (BOUBBL, MBO)
4 17 26
HAVO/VWO (ook: atheneumigymnasium)
15
Hoger beroepsondenrvijs (HBO, HTS, HEAO)
27
(Post-) academisch ondenarijs (WO, doctoraal- of postdoctoraal)
10
Totaal
100
Vraag 8: Totale netto maandinkomen huishouden (Euro) 2004 Minder dan 1.000 € 1.000 € tot 2.000 € 2.000 € tot 3.000 € 3.000 € tot 4.000 € 4.000 € tot 5.000 € 5.000 € tot '10.000 € 10.000 € tot 20.000 € 20.000 € of meer Totaal
(%)
5 26 33 23 I 4 0 0 100
2005
(o/o)
4 25 35 24 8 4 0 0 100
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 2061 1 | 1 1032
36
Vraag 8: Totale netto maandinkomen huishouden (Euro) 2004
(%)
2005 (%)
Gemiddelde
2.566,46
SD
1.286,25
2.579,00 't.195,69
1.200
1.200
N
Vraag 9: Beroep of functie 2004 (%) Ambachtelijke en industrièle beroepen
ïransportberoepen
4
Administratieve beroepen
14
Commerciële beroepen
13
I
Dienstverlenende beroepen Gezondheidszorg- en hulpverleningsberoepen
10
Leerkrachten/docenten
5
Vakspecialisten
12
Agrarische beroepen Leidinggevende
f
1
uncties
10
't2
Overige beroepen Totaal
2005
10
4 14 13 9 10 5 12 1 10 12
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
100
100
2004 (%)
2005 (o/"\
14
14
n.s.
6
6
n.s.
Vraag 1 0: Bedrijfssector lndustrie Bouwnijverheid Handel
13
13
n.s.
Vervoer en communicatie
5
5
n.s.
Financiële instellingen
5
5
n.s.
10
'10
n.s.
Zakelijke
d
i
enstve rlen
i
n
g
Ondenrijs
7
7
n.s.
16
16
n.s.
Overige dienstverlening
2
2
n.s.
Landbouw, bosbouw en visserij
2
3
n.s.
Energie- en waterleidingbedrijven
0
0
n.s.
Gezondheids- en welzijnszorg
Horeca
7
6
V
Openbaar bestuur/overheid
5
5
n.s.
8
8
n.s.
100
100
Overige bedrijven Totaal
TNO rapport 20611 111032
37
(%)
2004
I I
1 tot en met 4 personen
I
5 tot en met
)
2005 (%)
10 tot en met 49
9 I 25 13 22 7 16
25
50 tot en met 99
12
100 tot en met 499
23
500 tot en met 999
7
1000 of meer
16 .100
Totaal
n.s. n.s.
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
100
Vraag '12: Aard van het (belangriikste) dienstverband 2004 Werknemer met vast dienstverband (onbepaalde tijd)
Werknemer met tijdelijk dienstverband (uitzicht op vast) Werknemer met tijdel¡jk dienstverband (geen uitzicht
vast)
(%)
2005 (%)
80 6
80
n.s.
8
A
6
5
Uitzendkracht
2
2
n.s.
Oproepkracht
5
5
n.s.
100
100
Totaal
Vraag 13: Geeft u leiding aan personeel? 2004 Nee
Ja, aan 1-4medewerkers
16
I 6 4
Ja,aan5-9medewerkers Ja, aan 10
-
19 medewerkers
Ja, aan 20
-
49 medewerkers
(%) 64
Ja, aan 50 of meer medewerkers
2
Totaal
100
2005 (%)
69 14 ^^^ n.s. 7f 5 n.s. 3 n.s. 1 n.s. 100
Vraag 14: Hoeveel uur per week werkt u (volgens contract)? 2004
e/"\
1-8 uurperweek
5
9-16 uurperweek
I
17-24 uur per week
13
25-28 uur per week
3
29-32 uur per week
I
33-36 uur per week
18
37-40 uur per week
43
41 of meer uur per week
ïotaal
1
100
2005 (./"\
5 8V 13 3 9 17 43 1 100
n.s.
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
AA
n.s.
TNO rapporr 20611 | 11032
38
2004
(o/o)
0 uur per week
40
1-4 uur per week
29
5-8 uur per week
14
9-12 uur per week
I
13-24 uur per week
7
25 of meer uur per week
1
'100
ïotaal
2005 (%,)
43A 26V '15 I 6 1
n.s. n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 16: Werkt u in ploeqendienst? 2004
(%t
2005 (%\
Ja
12
11
n.s.
Nee
B8
89
n.s.
100
100
Totaal
Vraag 17_cl: Werkt u wel eens in nachtdienst? 2004 Nee
(./,\ 91
92
I
I
100
100
Ja
ïotaal
2005 (%\
ns. ns.
Vraag 18: Reistijd per dag 2004 Minder dan 1 kwartier 1 kwartier tot
t
t
e/.\ 17
half uur
20
half uur tot 1 uur
28
1 tot 2 uur
26
2 tot 3 uur
7
3 uur of meer
2
Totaal
100
2005 (%\
15v 20 28 25 I 3
n.s. n.s. n.s. n.s.
n.s.
100
Gemiddelde
48,43
52,14
SD
41,73
46,63
N
'l.726
1.726
^
aa
Vraag 19: Reisafstand per dag 2004
(%)
Minder dan 5 km
17
5-9 km
10
10-19 km
18
20-29 km
12
30-49 km
14
50-99 km
18
100 km of meer
11
2005 (%\
15 10 18 11 14 19 12^
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
n.s.
TNO rapport 20611 | 11032
39
Vraag 19: Reisafstand per dag 2004 Totaal
(o/o)
2005
(o/o)
100
100
Gemiddelde
40,95
42,76
SD
51,78
50,86
N
1.576
1.576
Vraag 20: Gebruikte veryoersmiddel(en) voor woon-werk-verkeer (meerdere antwoor-
Fiets
34V 9 63^ 12 2 1 2f
36
I
Te voet Auto
6'l
Openbaar veryoet
12
Brommer/scooter
2
Motor
2
Anders
3
n.s.
n.s. n.s. n.s.
Vraag 21: Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)
NNGB
2004
(%)
2005 (%)
lnactief (0 dgn/wk)
46 45
46 47
lnactief (0 dgn/wk)
22
Onvoldoende (1 -2 dgn/wk)
43
Voldoet aan Fitnorm (3-7 dgn/wk)
36
21 43 36
n.s.
43
41
ns.
57
59
ns.
100
100
Onvoldoende actief (1-4 dgn/wk) NNGB - Normactief (5-7 dgn/wk)
n.s. n.s.
Fitnorm n.s. n.s.
Combinorm
Voldoet niet aan Combinorm Voldoet wel aan Combinorm Totaal
Vraag 21 b: Bent u van plan de komende 6 maanden meer te gaan bewegen? 2004
(%)
2005 (./"\
Ja
48
48
n.s.
Nee, net zoveel
51
51
n.s.
0
'l
n.s.
100
100
Nee, minder Totaal Vraag 22: Rookt u?
2004
(/.1
2005 e/.\
Ja
26
27
n.s.
Nee, maar ik heb vroeger wel gerookt
30
30
n.s.
Nee, ik heb nooit gerookt
44
43
V
100
'100
Totaal
TNO rapporr 20611 | 11032
40
Vraag22: Rookt u? 2004
(%\
2005 (%\
Gemiddeld aantal sigaretten per dag (álle werknemers)
4,12
4,24
SD
8,22
8,39
N
1.869
1.869
Gemiddeld aantal sigaretten per dag (alléén de rokers)
14,18
14,60
9,49
9,54
543
543
SD N
n.s.
Vraag 23: Alcoholhoudende drank (glazen per week) 2004 (Vo) 2005 (%) Geen
27
1-4
32
5-9
18
10-19
16
26 n.s. 33 n.s. 17 n.s. 16 n.s.
B
20 of meer
8
't00
Totaal
100
4,92 5,20 1.852
Gemiddeld aantal glazen per week (álle werknemers) SD N
4,84 5,1 0
6,29
6,19
SD
5,09
4,99
1.450
1.450
0 dagen .l dag
'l
1
n.s.
1
1
n.s.
2 dagen
3
4
n.s.
3 dagen
9
I
n.s,
4 dagen
16
16
n.s.
5 dagen
28
28
n.s.
6 dagen
17
18
n.s.
7 dagen (voldoet aan groentennorm)
25
23
V
100
100
Totaal
0 dagen
7
7
n.s.
1 dag
I
10
n.s.
2 dagen
't1
12
n.s.
3 dagen
12
12
n.s.
4 dagen
12
11
n.s.
5 dagen
17
19
n.s.
6 dagen 7 dagen (voldoet aan fruitnorm) Totaal
n.s.
1.852
Gemiddeld aantal glazen per week (alléén de ,drinkers,)
N
n.s.
9
I
n.s.
23
22
n.s.
100
100
n.s.
TNO rapport 20611
lll132
41
Vraag 26: Lichamelijke conditie 2004
Yraag2T
(o/o)
Goed
36
Redelijk
48
Matig
14
Slecht
2
Totael
100
2005 (%)
35 50a 12v 2
n.s.
n.s.
100
*
Veroorzaakt of
klacht? (n)
Last van
Licht
belemmerd
Sterk belemmerd verergerd door
(%)
(o/o)
2004 2005 2004 2005 2004
werk(%\ # 2oo5
2005
Afhankelijkheid van alcohol
0
1
0
50
0
0
7
Angststoornissen
1
3
57
42
0
5
17
Artrose/artritis
2
10
58
51
I
7
28
Beroerte
0
0
58
5B
0
0
0
Borstkanker
0
0
0
37
37
0
0
AstmaiOOPD
3
5
22
21
6
6
7
Diabetes
2
3
30
32
0
o
6
Dikke darm/endeldarmkanker
0
0
0
0
0
0
0
Epilepsie
0
0
26
55
27
Gehoorstoornissen
2
6
52
39
10
Gezichtsstoornissen
2
7
29
49
I
3
3
Hartfalen
1
1
20
33
6
13
0
24
0
11
2
Haftziekte Hoge bloeddruk Klachten aan armen Klachten aan benen Longkanker Longontsteking Migraine Ongevallen buiten het werk Psychische klachten Reumatische artritis Rugklachten Nekklachten Verkeersongevallen
1264 6103 7115951 712 00 01 7 1.t 1 2 974354 117087 17 25 713 'l 2
42 00 053 66 100 55 58 55
0 11
.13
19
1B
19
57
14
11
27
0
0
0
100
0
o
41
63
13
13
27
0
0
100
0
45
30
62
0
0
32
55
I
I
39
61
14
15
47
59
26
0
6
= Vraagstelling is enigszins gewijzigd. Toetsen van de verschillen is derhalve niet zinvol. # = ln 2005 voor het eerst per klacht, ziekte of soort ongeval gesteld
Vraag 27 (vervolg): Geen last, last van één of last van meerdere klachten* 2004
(yo)
2005
Geen klacht, ziekte of handicap
57
38
Eén klacht, ziekte of handicap
25 't8
28
100
100
Meerdere klachten, ziekten en/of handicaps *
16
1
*
Totaal
0 19
= Vraagstelling is gewijzigd. Toetsen van de verschillen is derhalve niet zinvol
34
TNO rapport 20611
lll032
42
Vraag 28: Gebruikt u medicijnen die zijn voorgeschreven door uw arts (op recept)? 2004 Ja
(%)
2005 (%\
31
28
Nee, wel dagelijks zelfzorgmedicijnen (zonder recept)
1 ^^A n.s. 14 n.s. 54V
2
Nee, wel af en toe zelfzorgmedicijnen (zonder recept)
15
Nee, ik gebruik geen medicijnen
56 '100
Totaal
100
Vraag 29.1 : Nekklachten? 2004
(%\
Nee, nooit
50
Een enkele keer, maar van korte duur
33
Een enkele keer, langdurig
2005 (./"\
51 32 2 10 5
2
Meerdere keren, maar steeds van korte duur
11
Meerdere keren, langdurig
5
't00
Totaal
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 30.1: Samenhanq nekklachten met werk?
55 26 19 100
Niet van toepassing geen last gehad
Wel last gehad, niet veroorzaakt door het werk Geheel of gedeeltelijk veroorzaakt door het werk Totaal
Y
5ô 26 18
n.s. n.s. n.s.
100
raag 29.2'. Schouderklachten? 2004
(/,)
Nee, nooit
54
Een enkele keer, maar van kofte duur
27
Een enkele keer, langdurig
4
Meerdere keren, maar steeds van korte duur
I
Meerdere keren, langdurig
5
Totaal
2005 (%)
55 27 3 10 5
100
100
n.s. n.s.
VV n.s. n.s.
Vraag 30.2: Samenhang schouderklachten met werk? Niet van toepassing geen last gehad
59
59
n.s.
Wel last gehad, niet veroorzaakt door het werk
21
22
n.s.
Geheel of gedeeltelijk veroorzaakt door het werk
20
19
n.s.
100
100
ïotaal
Vraag 29.3: Arm/elleboogklachten? 2004
(%)
2005 (%)
Nee, nooit
72
71
n.s.
Een enkele keer, maar van korte duur
'15
17
n.s.
Een enkele keer, langdurig
4
3
n.s.
Meerdere keren, maar steeds van korte duur
5
5
n.s.
4 't00
4
n.s.
100
Meerdere keren, langdurig Totaal
TNO rapport 20 611 | 11032
43
Vraag 30.3: Samenhang arm/elleboogklachten met werk? Niet van toepassing geen last gehad
75
Wel last gehad, niet veroorzaakt door het werk
13
Geheel of gedeeltelijk veroorzaakt door het werk
12
Totaal
Y
72 14 13
100
n.s. n.s. n.s.
100
raag 29.4'. Pols/handklachten? 2004
(vo)
Nee, nooit
69
Een enkele keer, maar van kofte duur
18
Een enkele keer, langdurig
2005
71 n.s. 18 n.s. 3 n.s. 6 n.s. 2V
3
Meerdere keren, maar steeds van korte duur
6
Meerdere keren, langdurig
3
ïotaal
(o/o)
100
100
Vraag 30.4: Samenhang pols/handklachten met werk? Niet van toepassing geen last gehad
72
71
n.s.
Wel last gehad, niet veroorzaakt door het werk
14
14
n.s.
Geheel of gedeeltelijk veroorzaakt door het werk
14
15
n.s.
100
100
Totaal
Vraag 29.5: Rugklachten? 2004
(%l
2005 (./.\
Nee, nooit
34
37
A
Een enkele keer, maar van korte duur
36
34
n.s.
6
5
ns
16
16
NS
I
7
NS
100
100
Een enkele keer, langdurig Meerdere keren, maar steeds van korte duur Meerdere keren, langdurig
ïotaal Vraag 30.5: Samenhang rugklachten met werk? Niet van toepassing geen last gehad
41
Wel last gehad, niet veroorzaakt door het werk
35
Geheel of gedeeltelijk veroorzaakt door het werk
24
Totaal
100
44a 33 23
n.s. n.s.
100
Vraag 31: Wat vindt u van uw gezondheid? 2004 Slecht
("/.\ '1
Matig
10
Goed
61
Zeer goed
21
Uitstekend
7
Totaal
't00
2005 (%)
1 10 59 22 I 100
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 20611 | 11032
Vraag 32: Mastery/self efficacy [1: helemaal niet; 5: in sterke mate]
2004 3,81 0,76 1.888
Gemiddelde SD N
Vraag 33: Vermijdende copingstijl
[1 :
2005
3,87 0,73
zelden of nooit; 4: erg vaak]
Gemiddelde SD N
[1 :
Gemiddelde SD N
[1 :
2005
1,80
n.s.
0,56 1.888
zelden of nooit; 4: erq vaakl
2004 2,96 0,59 1.888
Vraag 33: Sociale steun zoeken
^
1.888
2004 1,81 0,58 1.888
Vraag 33: Actief probleem oplossen
A
2005
2,94
n.s.
0,60 1.888
zelden of nooit; 4: erg vaak]
2004 2,28 0,64 1.888
Gemiddelde SD N
2004 ,50 0,43 1.888
Gemiddelde
1
SD N
2005
2,27
n.s.
0,62 1.888
2005
1,49
n.s.
0,39 1.888
Vraag 34: Depressieve gevoelens dichotomie [0:
=8] 2004 Onder
af
kappunt burnout
Boven
af
kappunt burnout
Totaal Vraao 35: Bevloqenheid
Gemiddelde SD N
[1
(%\ 81 '19 100
2005
(/,\
82 18
n.s. n.s.
100
: nooit: 5: altiidì
2004 3,82 0,81 1.888
2005
3,78 0,83 1.888
V
TNO rapport 20611 | 11032
45
helemaal niet; 6: in sterke Gemiddelde SD N
2004
2005
1,50
1,48
1,22
1,24
1.888
1.888
Vraag 36: Burnout dichotomie l0: <=2.4. 1: >2.41 Onder
af
kappunt burnout
78
79
Boven
af
kappunt burnout
22 .t00
21
Totaal
100
Vraag 37: Tevredenheid met het werk Zeer ontevreden
3
Ontevreden
4
4
n.s.
Niet tevreden/niet ontevreden
15
16
n.s.
Tevreden
58
59
n.s.
Zeer tevreden
20
18
n.s.
100
100
Totaal
3
Gemiddelde
3,88
3,86
SD
0,86
0,85
1.888
1.888
N
n.s.
Vraag 38: Vertrouwen in leiding van bedriif 2004
(yo)
Ja
47
Enigszins
40
Nee
13
Totaal
2005 (%)
47 39 14
100
100
n.s. n.s. n.s.
Minimaal eens per week
23
25
n.s.
Eens per twee weken
18
15
V
Eens per maand
22
22
n.s.
Eens per twee maanden of minder vaak Nooit
24
25
n.s.
14
n.s.
Totaal
.t3 100
100
Vraag 40: Overleg over werk over het algemeen bevredigend?
Ja
79
Nee
2'l
24
100
100
Totaal
76
TNO rapport 20611 111032
Vraag 41 : Functioneringsgesprekken? 2004 Ja, jaarlijks (of vaker)
Ja, maar minder dan I keer per jaar
(%l 60
2oo5 (%)
59 20 22
18
Nee
22 '100
Totaal
Vraag 42: Tevredenheid met communicatie en informatie
[1 :
ontevreden; 5: tevreden]
N
Vraao 43: Sociale steun leidinooevende
3,44
[1
0,87
0,93
1.808
1.808
: helemaal niet: 5: in sterke matel
2004
2005
3,43
3,44
Gemiddelde
o,92
SD
1.645
N
Vraao 43: Sociale steun colleqae
2005
3,41
SD
[1
0,89 1.645
: helemaal niet; 5: in sterke matel
2004
2005
Gemiddelde
4,00
3,98
SD
0,68
0,66
1.753
1.753
N
Yraag 44: Procedurele rechtvaardioheid
[1
: helemaal niet; 5: in sterke matel
2004
2005
Gemiddelde
3,26
3,27
SD
0,83
0,85
1.888
1.888
N
Vraaq 45: Distributieve rechtvaardiqheid, salaris
[.] :
te laao: 5: te hoooì
2004
2005
Gemiddelde
2,53
2,53
SD
0,73
0,77
1.888
1.888
N
n.s.
100
2004 Gemiddelde
n.s.
n.s.
Vraag 45a: Salaris als u uw inzet op het werk verqeliikt met die van uw colleqa's 2004 Veel te laag
(y,) 11
Te laag
36
Precies goed
47
Te hoog
6
Veel te hoog
1
Totaal
100
2oo5 ('/.)
11 35 46 6 2 100
n.s. n.s.
n.s. n.s.
LL
TNO rapporr 20611 | 11032
Vraag 45b: Salaris als u uw resultaten veroeliikt met die van uw colleoa's
2004
2005 (%)
Veel te laag
11
11
Te laag
32
33
Precies goed
50
48
b
6
Te hoog Veel te hoog
1
Totaal
100
2004
(%)
Veel te laag
12
Te laag
27
Precies goed
53
Te hoog
6
Veel te hoog
1
Totaal
100
1
100
2o0s (%)
13 31 49 5 2
VV n.s. n.s.
100
2004
2005
Gemiddelde
2,64
2,64
SD
0,64
0,66
1.888
1.888
N
n.s.
a^
Vraag 46a. waardering als u uw inzet op het werk verqeliikt met die van uw colleoa's? 2004 Veel te laag
(%\ I
Te laag
26
Precies goed
62
Te hoog
3
Veel te hoog
1
't00
Totaal
2OOs (%\
I 24 63 3 1
n.s. n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 46b. Waarderino als u uw resultaten veroeliikt met die van uw colleoa's? 2004 Veel te laag
(%) I
Te laag
24
Precies goed
64
Te hoog
3
Veel te hoog
0
Totaal
100
zOOs (%\
8 25 64 3 1
n.s. n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 46c. Waardering als u de hoeveel taken die u heeft vergelijking met collega,s? 2004 Veel te laag
(%) I
Te laag
23
Precies goed
65
Te hoog
4
Veel te hoog
1
Totaal
100
2OO5 (%)
9 24 63 3 1 100
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 20611 | 11032
48
Yraag 47'. Zwaar werk
[1
: nooit; 5: 6-8 uur/dag]
2004
2005
Gemiddelde
1,78
1,73
SD
0,92
0,91
1.888
1.888
N
VV
V¡aag 47'. Beeldschermwerk, zelfde houdinq [1: nooit: 5: 6-8 uur/daol Gemiddelde SD N
Vraag 48: Werkdruk
[1
2004
2005
2,83
2,82
1,24
1,23
1.888
1.888
2004
2005
2,36
2,35
: nooit; 4: altijd]
Gemiddelde SD N
Vraag 48: Emotionele belasting
[1
0,58
0,58
1.888
1.888
2004
2005
1,70
1,69
: nooit; 4: altijd]
Gemiddelde SD N
0,60
0,62
1.888
1.888
2004
2005
2,97
2,95
Vraag 48: Autonomie [1: nooit; 4: altijd]
Gemiddelde SD N
0,67
0,69
1.888
1.888
Vraag 49: Bent u de laatste 12 maanden wel eens van uw werk thu¡s gebleven wegens
,oo4
(/", ,oo5@
Ja
52
51
Nee
48
49
100
100
Totaal V49a Gemiddelde aantal keren (indien verzuimd!) V49b Gemiddelde aantal keren (alle werknemers) V49a Gemiddeld aantal dagen (indien verzuimd!) V49b Gemiddeld aantal dagen (alle werknemers)
ns. ns.
2,26 2,73 n.s. 1,12 1,26 n.s. 21,69 20,72 n.s. 9,92 9,37 n.s.
Vraag 49c: Oorzaak van één of meerdere verzuimgevallen in het werk oeleqen? 2Oo4
Ja, oorzaak was een bedrijfsongeval Ja, oorzaak geheel in werk doch geen bedrijfsongeval
(%) 2
I
Ja, maar oorzaak lag slechts gedeeltelijk in het werk
14
Nee, oorzaak lag geheel buiten het werk
77
Totaal
'100
2005 (%)
1 8 15 76 100
n.s, n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 20611 | 11032
49
Vraag 49d: Heeft uw organisatie u in de (ziekte)verzuimperiode(s) begeleid? 2004
(%l
2005 (%\
Ja
53
57
ns
Nee
47
43
NS
100
100
Totaal
Vraag 49ec1 : Begeleid door...
Leidinggevende
83
82
n.s.
Collega's
40
39
n.s.
I
I
n.s.
33
35
n.s.
Bedrijf sverpleegkundige
þ
5
n.s.
Bedrijf smaatschappel ijk werker
4
1
n.s.
Anders
I
8
n.s.
1
1
n.s.
96
95
P&O functionaris Bedrijfsarts
Weet niet
Nee
Ja Totaal
4
5
100
100
51: schriftelijk of mondeling op de hoogte gebracht van wat te doen indien ziek?
Ja
85
86
Nee
15
14
100
100
Totaal
2004
(%)
2005 (%)
Ja
53
53
Nee
47
47
100
100
Totaal
53: Door de oroanisatie voldoende
over verzutmmaa 2004
Ja Nee Totaal
ns ns
(%\ 67
2005 (%\ 69
n.s
33
31
n.s
100
100
TNO rapport206ll I 11032
50
Vraag 54: Bent u betrokken geweest bii de ontwikkelinq van verzuimmaatreoelen? 2004 Ja Nee Totaal
(%) 15 85 100
2005 (%)
13 87
n.s. n.s.
100
Vraag 55: Heeft het management voldoende rekening gehouden met uw mening en die van uw collega's bij het nemen van verzuimmaatregelen? 2004 Ja Nee Totaal
Vraag 56: Actief verzuimbeleid leidinggevende
[1
2004 3,35 0,93 1.671
Gemiddelde
N
Vraag 57: Permissieve verzuimcultuur op afdeling
SD N
2oo5 (%)
45 55
n.s. n.s.
100
: helemaal niet; 5: in sterke mate]
SD
Gemiddelde
(o/.) 46 54 100
[1
2005
3,32
n.s.
0,92 1.671
: helemaal niet; 5: in sterke matel
2004 2,20 0,81 1.697
2005
2,22
n.s.
0,82 1.697
Vraag 58:Ten opzichte van één jaar geleden: 1: hogere; 5: lagere verzuimdrempel
Gemiddelde SD N
2004 2,42 1,07 1.374
2005
2,42
n.s.
1,01
1.374
Vraag 59: Wat vindt u van het verzuimbeleid in uw bedrijf? 2004 Zeer goed Goed Matig Slecht Zeer slecht Totaal
(%) I 63 22 5 2 100
2005 (%)
I 64 22 4 2 100
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 20611 111032
Vraag 60: ln organisatie spreekuur voor problemen met stress e.d.? 2004
(%)
Ja
36
Nee
40
Weet niel
24
Totaal
2005 (%)
34 42 24
100
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 61: Heeft uw organisatie een sociaal-medisch team (SMT)? 2004
(%)
2005 (%\
Ja
22
22
n.s.
Nee
44
43
n.s.
35
35
n.s.
100
100
Weet niet Totaal
Yraag 62'. ln de afgelopen 12 maanden contact gehad met de bedrijfsarts? 2004
(%\
2005 (%\
Ja
16
16
Nee
84
84
100
100
Totaal
ns ns
Yraag 62a: Zo ja, reden voor contact met de bedrijfsarts (meer antwoorden mogelijk) 2OO4
(%)
Ziekteverzuim
73
Wd gezondheidsklachten, (nog) geen verzuim
12
Conflicten op het werk
5
Aanstellings- of medische keuring
b
Arbeidsomstandighedenspreekuur
2
Kennismaking
2
Anders
14
2005 (%\
63Y 20^ 11 7 n.s. 2 n.s. 4 n.s. 18 n.s.
Yraag 62a1: Heeft de bedrijfsarts met u besproken op welke termijn u uw werk geheel of gedeeltelijk weer zou kunnen hervatten? 2004
(%)
2005 (%)
Ja, wel besproken
89
90
ns.
Nee, niet besproken
't1
10
ns.
100
100
Totaal
Yraag 62a2'. Heeft de bedrijfsarts met u besproken of en in hoeverre oorzaken van uw gezondheidsklachten of ziekteverzuim in het werk liggen? 2004
(%)
Ja, wel besproken
80
Nee, niet besproken
20
Totaal
100
2005 (%)
80 20 100
n.s. n.s.
TNO rapport 20611 | 11032
Vraag 62a3: Heeft de bedrijfsarts met u besproken of en hoe u uw werk(zaamheden) het beste uit zou kunnen voeren? 2004
(%\
2OO5 (%\
Ja, wel besproken
73
73
n.s.
Nee, niet besproken
27
27
n.s.
100
100
Totaal
Vraag 62b: Bent u door uw bedrijfsarts verwezen naar een andere zorgverlener? 2004
(%)
Ja
15
Nee
85
Totaal
2O0s (%\
15 85
100
n.s. n.s.
100
Vraag 62b1c1 : Zo ja, naar (meerdere antwoorden mogelijk): 2004 Huisarts
(%\
2OO5
19 21 43 22 19 8
7
Fysio- of oef entherapeut
47
Psycholoog/ psychiater
31
Specialist
I
Maatschappelijk werker
0
Andere zorgverlener
(%l
14
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
vraag 62b2'. Heeft de bedrijfsarts u om toestemming gevraagd om informatie uit te wisselen en/of inzichten af te stemmen met de zorgverlener waarnaar u was verwezen? 2OO4
Ja, schriftelijk
(%\
2OO5 (%\
31
Ja, mondeling
7
Nee
62
Totaal
100
43 29 28
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 62c'. ls de bedriifsarts naar uw meninq voldoende deskundio? Ja Nee
Weet niet Totaal
63
1
72
76
o
11
19
12
100
100
ns. ns. ns.
(r"g,-'n"Ve
: Hoe vaak contact met....?
Alléén werknemers die
Alle werknemers
contact hadden Huisarts Bedrijfsarts Fysio- of oefentherapeut Psycholoog/ psychiater Specialist
2004 3,1 8 3,13 14,20 9,33 3,36 3,90
200s
3,05 3,08 13,65
9,46 3,50 4,36
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
2004
200s
2J6 0,41 2,31 0,39 0,78 O12
2,08 0,43 2,28 0,38 0,79 0,09
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 20611 | 11032
53
Vraag 63: ln de afgelopen 12 maanden contact gehad met de huisarts? 2004
(y")
2005 (%)
72 28 '100
Ja Nee Totaal
73 27
n.s. n.s.
100
Vraag 63_a2: Heeft de huisarts met u besproken of en in hoeverre oorzaken van uw gezondheidsklachten en/of ziekteverzuim in uw werk liggen? 2OO4
(%)
2O0s (%)
24 30 46 100
Ja, wel besproken Nee, niet besproken Niet van toepassing Totaal
24 32 43
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 63_a3: Heeft de huisarts met u besproken of en hoe u uw werk(zaamheden) het beste zou kunnen uitvoeren? 2oo4
(%)
2oo5 (%)
14 39 47 100
Ja, wel besproken Nee, niet besproken Niet van toepassing Totaal
16 37 46
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 63: ln de afgelopen 12 maanden contact gehad met de fysio- of oefentherapeut? 2004
(%)
2005
20 80 100
Ja Nee Totaal
(%',)
21 79
n.s. n.s.
100
Vraag 63_b2: Heeft de fysio- of oefentherapeut met u besproken of en in hoeverre oor2004
(%)
2005 (%)
67 12 21 100
Ja, wel besproken Nee, niet besproken Niet van toepassing Totaal
62 15 23
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 63_b3: Heeft de fysio- of oefentherapeut met u besproken of en hoe u uw werk(zaamheden) het beste zou kunnen uitvoeren? 2004 Ja, wel besproken Nee, niet besproken Niet van toepassing Totaal
(%)
2oo5 (%)
65 16 18 100
65 16 19 100
n.s. n.s. n.s.
TNO rapport 206Il | 11032
54
Vraag 63: ln de afgelopen 12 maanden contact gehad met de psycholoog/psychiater? 2OO4
Ja
(%)
2O0s (%\
5 95
5
Nee
95
Totaal
100
ns ns
100
Vraag 63_c2: Heeft de psycholoog/psychiater met u besproken of en in hoeverre oorzaken van uw gezondheidsklachten en/of ziekteverzuim in uw werk lig 2004
(%)
Ja, wel besproken
66
Nee, niet besproken
15
Niet van toepassing
19
Totaal
Vraag 63_c3: Heeft de psycholoog/psych¡ater met
2005 (%)
80 5 15
100
n.s. n.s. n.s.
100
u besproken of en hoe u
uw
werk(zaamheden) het beste zou kunnen uitvoeren? 2004
'l Ja, wel besproken 2 3
(%)
2Oo5 (%)
70 15 15
63
Nee, niet besproken
20
Niet van toepassing
17
Totaal
100
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 63: ln de afgelopen 12 maanden contact gehad met de specialist? 2004
(%)
Ja
26
Nee
74
Totaal
100
2oo5 (%)
26 74
n.s. n.s.
100
Vraag 63_d2: Heeft de specialist met u besproken of en in hoeverre oorzaken van uw gezondheidsklachten en/of ziekteverzuim in uw werk liggen? 2004
(%)
2005 (%)
Ja, wel besproken
26
23
Nee, niet besproken
26
24
ns. ns.
48
53
ns.
100
100
Niet van toepassing Totaal
Vraag 63_d3: Heeft de specialist met u besproken of en hoe u uw werk(zaamheden) het beste zou kunnen uitvoeren? 2004
(%\
Ja, wel besproken
24
Nee, niet besproken
28
Niet van toepassing Totaal
47 100
2005 (%)
18V 30 n.s. 52 n.s. 100
TNO rapport206ll | 11032
Vraag 63: ln de afgelopen 12 maanden contact gehad met de maatschappelijk werker?
2oo4 Ja
(%)
200s (%)
3 97
3
Nee
97
100
Totaal
ns ns
100
Vraag 63_e2: Heeft de maatschappelijk werker met u besproken of en in hoeverre oor2004 Ja, wel besproken
(%)
2OO5 (%t
36 23 41
41
Nee, niet besproken
12
Niet van toepassing
47
Totaal
100
n.s. n.s. n.s.
100
Vraag 63_e3: Heeft de maatschappelijk werker met u besproken of en hoe u uw werk(zaamheden) het beste zou kunnen uitvoeren? 2004 Ja, wel besproken
(%)
2005 (%)
22 23 55
32
Nee, niet besproken
14
Niet van toepassing
54
Totaal
100
Vraag 63c1 : Psycholoog/psychiater Vraag 63d1 : Specialist Vraag 63e1 : Maatschappelijk werker
n.s. n.s.
100
Hoe lanq duurde het voordat u terecht kon voor behandelino bii de
Vraag 63b1: Fysio- of oefentherapeut
n,s.
? [in wekenl
2004
2005
1,68 4,41 3,98 ,46
1,35 3,92 4,24 1,41
1
n.s. n.s. n.s. n.s.
Hoe tevreden bent u, alles bij elkaar genomen, over het bezoek aan de bedrijfsarts?
2004
2005
Vraag 62d: Bedrijfsarts
3,66
Vraag 63a3: Huisarts
3,88
3,79 n.s. 3,96 ^ 4,24 n.s. 3,92 n.s. 3,99 ^ 3,79 n.s.
Vraag 63b4: Fysio- of oefentherapeut
4,09
Vraag 63c4: Psycholoog/psychiater
3,81
Vraag 63d4: Specialist
3,83
Vraag 63e4: Maatschappelijk werker
4,02
Gemiddelde SD N
2004
2005
3,17
3,14
0,74
0,75
1.753
1.753
ns
[1
:
TNO rapport 20611 l1IO32
56
Vraaq 65t: Gezondheidsmaatreoelen [0: oeen enkele: 1 : alle 12 oenoemdel Gemiddelde SD N
2004
2005
0,1 8
0,18
0,21
0,21
1.690
1.690
Vraag 65t_wd: Maatregelen gericht op beperking van de werklast [0: geen enkele; allo A nonncmdcl 2004
2005
Gemiddelde
0,13
0,14
SD
0,22
o,23
1.662
1.662
N
1:
Vraag 65t_rsi: Maatregelen gericht op voorkomen klachten aan bewegingsapparaat [0: geen enkele; 1: alle 4 genoemde]
Gemiddelde SD N
2004
2005
0,18
o,17
0,26
0,26
1.599
1.s99
Vraag 65t_pm: Preventieve maatregelen aloemeen [0: qeen enkele: 1: alletweel
2004
2005
Gemiddelde
0,32
0,32
SD
0,40
0,40
1.532
1.532
N
Vraag 66: Zijn er in de laatste 12 maanden ook werkaanpassingen (bijv. aanpassing van werktijden, type werk, etc.) voor u gedaan, zodat u uw werkzaamheden beter kon uitoefenen? 2004
(%)
Nee, was niet nodig
76
Geen aanpassingen gekregen, maar wel nodig
10
Ja, werkaanpassingen gekregen
11
Weet niet
3
Totaal
100
Van werknemers die
2oO5 (%)
77 10 11 2
n.s. n.s. n.s. n.s,
100
Alle werknemers
aanpassing hebben
2004 Korter werken Andere pauzeregeling
48 9
Lager werktempo dan gebruikelijk
12
Weglaten van taken
21
Zelf he| werk mogen indelen
24
Telewerken
14
Aanschaf van hulpmiddelen
27
Roosteraanpassing
24
Hulp van collega's
13
Arbeidstherapeutisch werken
20
2005
32 n.s. I n.s. 12 n.s. 22 n.s. 26 n.s. 11 n.s. 25 n.s. 23 n.s. 13 n.s. 19 n.s.
2004
200s
43 1.1 11 22 22 11 33 22 22 11
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
57
TNO rapport 20611 | 11032
Vraag 67: Leefstijlmaatregelen genomen in uw organisatie? 2004
(%)
2oo5 (%)
Om alcoholgebruik te beheersen?
Ja Nee, maar is ook niet nodig Nee, maar is wel behoefte aan
7 90 3
7 90 3
n.s. n.s.
n.s.
Om bewegen tijdens werktijd te bevorderen?
Nee, maar is ook niet nodig
65
Nee, maar is wel behoefte aan
24
12 64 24
Ja
24
22
NS
Nee, maar is ook niet nodig
55
57
Nee, maar is wel behoefte aan
21
21
ns ns
Ja
11
n.s. n.s. n.s.
Om bewegen buiten werktijd te bevorderen?
Om (mee)roken terug te dringen of verregaand te reguleren?
Ja
67
59
VVV
Nee, maar is ook niet nodig
26
34
7
7
^^^ n.s.
Nee, maar is wel behoefte aan
Om gezondere voedingsgewoonten tiidens het werk te stimuleren?
Ja Nee, maar is ook niet nodig Nee, maar is wel behoefte aan
16 65 2017V
20 A^^ 63 n.s.