Leefbaarheid: feiten in beeld
Bijzondere groepen Hoe iemand zijn leefomgeving ervaart, is in eerste instantie persoonlijk. De beleving is afhankelijk van leefgewoonten, persoonlijke geschiedenis, leefstijl, (financiële) mogelijkheden en behoeften. Voor iedereen is duidelijk dat verschillende groepen (bijvoorbeeld ouderen, jongeren, gezinnen) specifieke wensen hebben ten aanzien van hun buurt. Vaak wordt echter vergeten dat er ook bijzondere groepen of mensen in de buurt of het dorp wonen, die soms extra gebaat zijn bij een leefbare en zorgzame omgeving. Daarover gaat deze uitgave. We benoemen en beschrijven een aantal van deze groepen. Er is aandacht voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, mensen met psychische problemen, kwetsbare ouderen, dementerende ouderen, daklozen en zwerfjongeren. Deze bijzondere groepen hebben een bepaalde zorgvraag en zijn op een bepaalde manier afhankelijk van de woonomgeving en het zorgaanbod in de buurt. Goede voorzieningen in de buurt ondersteunen deze mensen in hun mogelijkheden.
Samenvatting tabel 1 Bijzondere groepen in Noord-Brabant in aantallen Lichamelijke beperking
Verstandelijke beperking
Psychische problemen
Kwetsbare ouderen
Dementerende ouderen
Daklozen
270.500
17.000
17.000
81.800
31.900
4.700
Zwerfjongeren 690
Mensen met een lichamelijke en verstandelijke beperking In Brabant heeft 12,9% van de bevolking van 12 jaar en ouder een lichamelijke beperking. Het gaat om 270.500 Brabanders. Over het algemeen geldt: hoe ouder, hoe meer kans op beperkingen. De verwachting is dat door de vergrijzing het
Bijzondere groepen
1
aantal mensen met een lichamelijke beperking de komende jaren zal toenemen. Aangenomen wordt dat 0,7% van de Brabantse bevolking te kampen heeft met een verstandelijke beperking. Het gaat dan om ruim 17.000 mensen in Noord-Brabant. Mensen met chronische psychische problemen Zo’n 17.000 mensen in Brabant ervaren chronische psychische problemen. Deze mensen kunnen terecht bij de acht regionale GGZ-instellingen met in totaal zo’n 5.500 bedden. Er is ook een aantal psychiatrische afdelingen bij algemene ziekenhuizen. Voorzieningen voor bijzondere groepen In totaal zijn er in Noord-Brabant 433 geregistreerde huizen of instellingen voor mensen met een beperking. Vestigingen in gemeenten in sterk stedelijk gebied zijn gemiddeld het grootst in omvang. Bijzondere groepen en de buurt Wonen met zorg wordt steeds vaker in een ‘gewone’ woonwijk gerealiseerd. Het grootste gedeelte van de Brabanders staat open voor mensen met een verstandelijke beperking die in hun buurt of straat komen wonen. De houding van Brabanders tegenover mensen met psychische beperkingen is minder positief. Over het algemeen geldt dat voor mensen met een beperking de buren geen rol van betekenis spelen. Of mensen met een beperking veel of weinig met de buurt omgaan is afhankelijk van de woonvorm en de soort beperking. Kwetsbare en dementerende ouderen Kwetsbare ouderen hebben vaak een beperkte lichamelijke gezondheid, zijn alleenstaand en/of hebben een laag inkomen. In Noord-Brabant kunnen ongeveer 81.800 ouderen als kwetsbaar worden aangemerkt. Dementie zorgt voor een verhoogde kwetsbaarheid van ouderen. In 2010 zijn er zo’n 31.900 dementerende ouderen. In 2040 zal dit aantal zijn verdubbeld. Het grootste deel van de kwetsbare en dementerende ouderen woont thuis. Met behulp van domotica (de integratie van technologie en diensten, ten behoeve van een betere kwaliteit van wonen en leven), slimme zorg, professionele zorg en mantelzorg kunnen zij langer thuis blijven wonen. Anderen wonen in een verzorgingshuis, verpleeghuis of kleinschalige woonvorm. Het aandeel dementerende ouderen dat kleinschalig woont neemt toe van 22% in 2007 naar 65% in 2012.
2
Leefbaarheid: feiten in beeld
Daklozen en zwerfjongeren Cijfers over daklozen en zwerfjongeren lopen sterk uiteen, onder andere door het gebruik van verschillende definities. Er zijn in Noord-Brabant minimaal 2.667 feitelijke daklozen, 2.036 residentiële daklozen (in maatschappelijke opvang) en 686 zwerfjongeren. In Noord-Brabant zijn Bergen op Zoom, Breda, ‘s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond, Oss en Tilburg aangewezen als centrumgemeenten. Zij zijn verantwoordelijk voor voorzieningen voor daklozen en zwerfjongeren.
Mensen met een lichamelijke beperking Hoe groot het aantal mensen met een lichamelijke beperking is, hangt sterk af van de definitie van ‘lichamelijke beperking’. We presenteren hier cijfers op basis van de zogenaamde OESO-indicatie (zie begrippenlijst). Bij deze methode wordt gevraagd of mensen beperkingen ervaren op het gebied van horen, lezen en bewegen. Personen van 12 jaar en ouder geven aan in hoeverre deze activiteiten hen moeite kosten. Op deze manier wordt de subjectieve beleving van beperkingen gemeten. Aantal Over de periode van 2004 tot 2007 heeft op basis van de OESO-indicatie 12,6% van de personen in Nederland van 12 jaar en ouder één of meerdere lichamelijke beperkingen. Als we kijken naar de cijfers voor Noord-Brabant zien we dat het aandeel Brabanders met een lichamelijke beperking nagenoeg gelijk is aan het landelijk gemiddelde, namelijk 12,9%. Als we uitgaan van dit percentage gaat het in Noord-Brabant om 270.500 personen met een lichamelijke beperking. Uitgesplitst naar GGD-regio zijn er kleine verschillen te zien. West-Brabant heeft het grootste aandeel inwoners met één of meerdere lichamelijke beperkingen.
Bijzondere groepen
3
16 14 12 10 8 6 4 2 0 GGD WestBrabant
GGD Hart voor Brabant
GGD BrabantZuidoost
Noord-Brabant
Nederland
figuur 1 Aandeel personen (12 jaar of ouder) met één of meer lichamelijke beperkingen (OESO-indicator) naar GGD-regio in % (gemiddelde 2004-2007) bron: CBS Statline
Prognose Over het algemeen geldt: hoe ouder, hoe meer kans op beperkingen. Daarom is te verwachten dat door de vergrijzing het aantal mensen met een lichamelijke beperking de komende jaren zal toenemen.
Mensen met een verstandelijke beperking Mensen met een verstandelijke beperking hebben een beperking in het intellectueel functioneren, die gepaard gaat met beperkingen in de sociale (zelf) redzaamheid. Zo’n beperking is ofwel aangeboren of treedt later op. Het SCP rekent mensen met een IQ lager dan 80 tot de verstandelijk beperkten. Aantal Onderzoek naar het aantal mensen met verstandelijke beperking is schaars. Op basis van beschikbaar onderzoek wordt aangenomen dat 0,7% van de bevolking een verstandelijke beperking heeft (Schrojenstein Lantman-de Valk, 2002). Op basis van dit percentage zijn er in 2009 in Brabant ruim 17.000 mensen met een verstan-
4
Leefbaarheid: feiten in beeld
delijke beperking. In Nederland woont meer dan de helft van de mensen met een verstandelijke beperking buiten een instelling.
Mensen met chronische psychische problemen Chronische psychische problemen zijn langdurige psychische stoornissen. In deze categorie vallen mensen met persoonlijkheidsstoornissen of met een psychiatrisch probleem. Beperkingen in het functioneren kunnen op meer gebieden ervaren worden. Zo zijn er problemen met sociale contacten, arbeidsproblemen, problemen met het organiseren van het huishouden en leerproblemen (Quist, 2006). Aantal Het aantal mensen met chronische psychische problemen wordt geschat op 0,7% van de totale bevolking (Quist, 2006). Uitgaande van dit percentage gaat het in Noord-Brabant in 2009 om ruim 17.000 mensen met een chronisch psychisch probleem. De grootte van deze groep is vergelijkbaar met de groep mensen met een verstandelijke beperking. Voorzieningen voor mensen met chronische psychische problemen Noord-Brabant telt acht regionale GGZ-instellingen. Daarnaast zijn er psychiatrische afdelingen in algemene ziekenhuizen. De steden Eindhoven, Tilburg en ’s-Hertogenbosch hebben zowel een GGZ-instelling als een ziekenhuis met psychiatrische afdeling. In totaal zijn er in Noord-Brabant ruim 5.500 bedden voor mensen met chronische psychische problemen. In 2008 waren er in de instellingen bijna 79.000 cliënten in behandeling. Deze clienten kunnen kortdurig (ambulant) of langdurig (bijvoorbeeld opname) in behandeling zijn geweest.
Bijzondere groepen
5
tabel 2 Aantal cliënten en aantal bedden naar GGZ-instelling (2008) Aantal cliënten
Aantal bedden
GGZ Breburg Groep
18.172
1.371
GGZ Oost-Brabant
16.910
1.175
GGzE
14.848
879
Reinier van Arkel
10.680
845
8.750
578
Novadic-Kentron
7.022
228
De Viersprong
1.302
105
931
368
78.615
5.549
GGZ West Noord-Brabant
RIBW Midden Brabant Totaal bron: Jaarverslagen GGZ-instellingen
Bijzondere groepen en de buurt Zelfstandig wonen in de wijk Wonen met zorg wordt steeds vaker gerealiseerd in gewone woonwijken. De achterliggende gedachte is dat mensen met een beperking prima zelfstandig kunnen wonen en zo kunnen (blijven) deelnemen aan de samenleving. Voor een deel van de mensen met een beperking blijft wonen in een beschermde omgeving echter het meest wenselijk. Het merendeel van de GGZ-cliënten in Nederland bijvoorbeeld woont zelfstandig en 20% tot 25% woont in een beschermde woonvorm of in een sociaal pension (Van Santvoort, 2008). In de derde monitor Sociale Participatie van het PON is onderzocht in welke mate mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking zichtbaar zijn in de wijk. Vergeleken met 2004 zijn er in 2009 meer mensen op de hoogte van de aan- of afwezigheid van mensen met een beperking in hun buurt. Dat blijkt uit de stijging van het percentage ‘wonen in de buurt’ en uit de daling van het aantal antwoorden ‘weet ik niet’. Zie ook de figuren 2 en 3.
6
Leefbaarheid: feiten in beeld
70
2004
60
2009
50 40 30 20 10 0 wonen in mijn buurt
wonen niet in mijn buurt
weet ik niet
figuur 2 Aandeel Brabanders dat aangeeft dat er mensen met een lichamelijke beperking in de buurt wonen in % (2004 en 2009) bron: Samen Leven, Resultaten van de derde monitor sociale participatie in Noord-Brabant, het PON
70
2004
60
2009
50 40 30 20 10 0 wonen in mijn buurt
wonen niet in mijn buurt
weet ik niet
figuur 3 Aandeel Brabanders dat aangeeft dat er mensen met een verstandelijke beperking in de buurt wonen in % (2004 en 2009) bron: Samen Leven, Resultaten van de derde monitor sociale participatie in Noord-Brabant, het PON
De Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg (PRVMZ) heeft onderzocht of het zelfstandig wonen in de wijk op steun kan rekenen. Bijna driekwart (74%) van de Brabanders vindt het goed dat mensen met een verstandelijke beperking (onder begeleiding) zelfstandig in de wijk wonen; 63% vindt het ook prima als mensen met een verstandelijke beperking in hun straat komen wonen. Het zelfstandig in de wijk wonen van mensen met een psychische beperking kan op minder steun rekenen: maar 42% van de Brabanders ondersteunt het idee dat zij zelfstandig in de wijk wonen. Men vindt dat dit ook afhangt van wat voor mensen het zijn. Slechts 29% vindt het prima als mensen met psychiatrische aandoeningen
Bijzondere groepen
7
in hun straat komen wonen. De houding van veel burgers tegenover mensen met psychische beperkingen is niet positief. Dit geldt vooral voor mensen die nauwelijks contact hebben met mensen met psychische beperkingen (Van Santvoort, 2008). Binding met de buurt De binding met de buurt is een persoonlijke aangelegenheid. De één vindt het belangrijker om sociale contacten in de buurt te hebben dan de ander. Over het algemeen spelen in de netwerken van mensen met een beperking de buren geen rol van betekenis. De wijk wordt in eerste instantie niet gezien als bron van potentiële sociale relaties (een uitzondering daarop vormen mensen met een groot sociaal netwerk; zij hebben meestal wel intensievere contacten in de buurt). De woonvorm en de soort beperking hebben mede invloed op de manier waarop mensen met een beperking met de buurt omgaan (Boonaerts, 2010). Mensen met een beperking die met lotgenoten in dezelfde woonvorm wonen, hebben vaak intensief contact met hun buren(-lotgenoten). Deze buren delen soms dezelfde gemeenschappelijke woonruimte en zijn dus makkelijk bereikbaar en benaderbaar. Mensen die in zo’n wooncomplex wonen, kennen weinig buren zonder beperking buiten hun wooncomplex. Binnen de eigen groepswoning is de sociale afstand klein en de identificatie groot, waardoor er nauwelijks aanleiding is om de aandacht te richten op buren buiten de woning. Men heeft genoeg aan de sociale contacten in de eigen groepswoning. Wonen in een gemengde omgeving leidt eerder tot contact tussen mensen mét en zonder beperking. De ontmoetingskansen tussen mensen met een beperking en buren zonder beperking zijn groter. Het idee van de buurt als bron van sociale relaties leeft sterker bij mensen met een verstandelijke beperking dan bij mensen met een psychische beperking. Mensen met een psychische beperking vinden het vaak lastiger om sociale relaties aan te gaan, omdat zij wisselend goede en minder goede periodes meemaken (Boonaerts, 2010). Wonen in de buurt zou ervoor moeten zorgen dat de vermaatschappelijking van mensen met een beperking toeneemt. Uit de derde monitor sociale participatie van het PON blijkt echter dat het percentage buurtbewoners dat contact heeft met mensen met een beperking is gedaald. Van de personen die aangeven dat er mensen met een verstandelijke beperking in de buurt wonen heeft in 2009 42% contact met hen. Dat was in 2004 51%.
8
Leefbaarheid: feiten in beeld
70
2004
60
2009
50 40 30 20 10 0 verstandelijke beperking
lichamelijke bepering
figuur 4 Aandeel Brabanders dat contact heeft met mensen met een beperking in hun buurt in % (2004 en 2009) bron: Samen Leven, Resultaten van de derde monitor sociale participatie in Noord-Brabant, het PON
Kwetsbare ouderen Over het algemeen zijn ouderen steeds gezonder en welvarender. Een grote groep ouderen is vitaal en onafhankelijk. Maar dat geldt niet voor iedereen. Er blijft een groep kwetsbare ouderen. Het SCP omschrijft kwetsbare ouderen als ouderen met (ernstige) gezondheidsproblemen, alleenstaanden of ouderen met een laag inkomen. Het gaat om ouderen die zowel een hoge draaglast (beperkt door lichamelijke gezondheid) ervaren als een lage daadkracht (alleenwonend en/of een laag inkomen) hebben (GGD West-Brabant, 2006). Het percentage ouderen dat beperkt is door de lichamelijke gezondheid en daarmee een hoge draaglast ervaart, wordt beïnvloed door een aantal kenmerken. De volgende groepen ervaren vaker een hogere draaglast: • 75-plussers • alleenstaanden • vrouwen • ouderen die in matig en sterk stedelijke gemeenten wonen • ouderen die alleen AOW als inkomen hebben.
Bijzondere groepen
9
De volgende groepen ervaren vaker een lage daadkracht, omdat zij vaker alleen een AOW uitkering ontvangen: • 75-plussers • alleenstaanden • ouderen die in niet of weinig stedelijke gemeenten wonen • ouderen die beperkt zijn door de lichamelijke gezondheid. West-Brabant heeft het grootste aandeel 75-plussers en alleenstaanden van 65 jaar of ouder. Daarnaast heeft West-Brabant het grootste aandeel vrouwen van 75 jaar en ouder. Uit tabel 3 blijkt dat er in alle regio’s meer vrouwen dan mannen zijn van 75 jaar en ouder. tabel 3 COROP-gebieden naar 75-plussers en alleenstaande ouderen in % (2009) 75-plussers t.o.v. totale bevolking
alleenstaande ouderen (65+)
West-Brabant
6,9
11,0
Midden-Brabant
6,3
9,9
Noordoost-Brabant
6,3
10,0
Zuidoost-Brabant
6,7
10,8
bron: ABF Research en CBS (Sociale Atlas Brabant)
tabel 4 COROP-gebieden naar 75-plussers naar geslacht in % (2009) vrouwen 75+
mannen 75+
West-Brabant
4,3
2,6
Midden-Brabant
3,9
2,4
Noordoost-Brabant
3,9
2,4
Zuidoost-Brabant
4,1
2,6
bron: ABF Research en CBS (Sociale Atlas Brabant)
Aantal Volgens de definitie van kwetsbare ouderen van het SCP zijn er in Nederland ongeveer 150.000 kwetsbare ouderen. Voor Brabant geldt dat tussen de 18% (ZuidoostBrabant) en 25% (West-Brabant) van de ouderen kwetsbaar is. Het gaat dan om een groep van ongeveer 81.800 65-plussers. Ouderen in Noord-Brabant ervaren vaker een hoge draaglast (beperkte lichamelijke gezondheid) dan een lage daadkracht (alleenwonend en/of een laag inkomen).
10
Leefbaarheid: feiten in beeld
30 25 20 15 10 5 0 West-Brabant (2006)
Hart voor Brabant (2004)
Zuidoost-Brabant (2006)
Eindhoven (2006)
figuur 5 Kwetsbare ouderen naar GGD-regio in % (2004/2006) bron: GGD'en Noord-Brabant
Woonvorm en voorzieningen Ouderen kunnen doordat zij vitaal zijn of door hulp van domotica steeds langer zelfstandig blijven wonen. Domotica is de integratie van technologie en diensten, ten behoeve van een betere kwaliteit van wonen en leven. Het gaat om techniek en bediening in de woning, maar ook om de dienstverlening van buitenaf naar de woning. Ouderen stellen het verhuizen naar een zorgstelling het liefst zo lang mogelijk uit. Zo woont 32% van alle zelfstandig wonende 65-plussers in West-Brabant alleen. Kwetsbare ouderen in West-Brabant maken vaker gebruik van een vorm van zorg (professioneel of mantelzorg) dan ouderen die niet als kwetsbaar worden aangemerkt. Van de kwetsbare ouderen ontvangt 58% professionele zorg. Ook maken ze vaker gebruik van één of meer welzijnsvoorzieningen, zoals maaltijdverstrekking of een eetpunt. Ook maken ze vaker gebruik van één of meer welzijnsvoorzieningen, zoals maaltijdverstrekking of een eetpunt (GGD West-Brabant, 2006).
Bijzondere groepen
11
Slimme zorg De Provincie Noord-Brabant wil met het project Slimme Zorg een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van toekomstbestendige zorg. Door de inzet van ICT-toepassingen bij de mensen thuis kunnen zij langer zelfstandig blijven wonen. De slimme ICT-toepassingen richten zich op: • het versterken van de zelfredzaamheid • het verhogen van de participatie • het verbeteren van de informele zorg • het verbeteren van de formele zorg.
Dementerende ouderen Psychische beperkingen zoals dementie zorgen voor een verhoogde kwetsbaarheid van ouderen. Aantal In 2010 telt Noord-Brabant ongeveer 31.900 dementerende ouderen. Het grootste deel daarvan, 92%, is 65 jaar of ouder. In 2040 zal volgens de prognoses het aantal dementerende ouderen zijn verdubbeld naar zo’n 64.900 personen. Het aandeel 65-plussers binnen de groep dementerende ouderen is dan toegenomen tot 95%. De stijging van het aantal dementerende ouderen is weergegeven in tabel 5. tabel 5 Prognose dementerende ouderen in Noord-Brabant in aantallen (2010 – 2040) Populatie
2010
2015
2020
2030
40 – 64 jaar
3.548
3.550
3.628
3.440
2.957
65-plussers
29.350
33.501
38.480
50.986
61.902
Totale groep
31.898
37.051
42.108
54.426
64.859
bron: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Stichting ZET
12
Leefbaarheid: feiten in beeld
2040
250 200 150 100 50 0 2010
2015
2020
2030
2040
figuur 6 Indexcijfer aantal dementerende ouderen (2010 als basisjaar) bron: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Stichting ZET (bewerking het PON)
Prognose De stijging van het aantal mensen met dementie in Nederland verschilt per provincie als gevolg van de verschillen in leeftijdsopbouw. Alzheimer Nederland schat dat het aantal mensen met dementie in Nederland tot 2030 met 68% toeneemt. Voor Noord-Brabant is dat 88%.
Voorzieningen Meer dan 65% van de ouderen met matig ernstige of gevorderde dementie woont thuis. Zij worden geholpen door familie, met of zonder ondersteuning van professionele zorg. Van de dementerenden heeft 75% iedere dag (soms 24 uur per dag) zorg en toezicht nodig. Rond de 30% van de mensen met matig ernstige of gevorderde dementie woont in een verzorgingshuis, verpleeghuis of kleinschalige woonvorm (Van Dungen, 2008). In 2007 zijn er in Brabant 31 locaties die aan te merken zijn als kleinschalige verblijfsvoorzieningen voor dementerenden. Het gaat dan om een groepsgrootte van maximaal tien bewoners. De meeste kleinschalige voorzieningen zijn gesitueerd bij of in een verzorgings- en/of verpleeghuis. Er zijn 309 plaatsen in groepen met maximaal zes bewoners en 907 plaatsen voor groepen van zeven tot en met tien bewoners. De overige plaatsen voor dementerenden met 24-uurszorg zijn op afdelingen voor meer dan tien bewoners, de zogenaamde traditionele verpleeghuiszorg. In 2007 woonde het grootste gedeelte
Bijzondere groepen
13
van de dementerenden in een verzorgings- of verpleeghuis. In de toekomst is kleinschalig wonen de belangrijkste woonvorm voor dementerenden. tabel 6 Aantal plaatsen voor dementerenden (2007 en 2012) Kleinschalige verblijfsvoorzieningen
Overig
Totaal
aantal plaatsen
aantal plaatsen kleine
aantal plaatsen
groepsverblijven
afdeling
24-uurs zorg
(max. 6 bewoners)
(7-10 bewoners)
2007
309 (6%)
907 (16%)
4377 (78%)
5.593 (100%)
2012
1.477 (21%)
3.041 (44%)
2463 (35%)
6.981 (100%)
bron: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Stichting ZET, PRVMZ
In Midden-Brabant is het aandeel kleinschalig wonen in 2007 veruit het kleinst. In Zuidoost-Brabant is het aandeel kleinschalig wonen het grootst met 14% van het totaal aantal plaatsen met 24-uurszorg. West-Brabant en Noordoost-Brabant blijven niet ver achter. In totaal wordt in Noord-Brabant 11,5% van het aanbod 24-uurszorg voor dementerenden ingevuld door kleinschalig wonen. Dit komt overeen met het landelijke beeld. tabel 7 Kleinschalig wonen met een groepsgrootte van maximaal acht bewoners (2007) Aantal plaatsen groepen max. 8 bewoners West-Brabant Midden-Brabant
% van totaal aantal plaatsen met 24-uurszorg 235
13,7
24
2,2
Noordoost-Brabant
160
12,9
Zuidoost-Brabant
223
14,1
Noord-Brabant totaal
642
11,5
bron: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Stichting ZET, PRVMZ
14
Leefbaarheid: feiten in beeld
Daklozen en zwerfjongeren Er circuleren meerdere definities van dakloos zijn. Het gaat in de bewoordingen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), om “mensen die (door een of meerdere problemen) al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving”. Er wordt onderscheid gemaakt in feitelijke daklozen en residentieel daklozen. Onder het begrip ‘feitelijke daklozen’ vallen mensen die daadwerkelijk op straat staan, zonder een gegarandeerd onderkomen voor de nacht. Residentieel daklozen zijn mensen die in maatschappelijke opvangvoorzieningen verblijven. Ook het begrip zwerfjongeren kan op meerdere manieren ingevuld worden. Het Ministerie van VWS spreekt van zwerfjongeren als het gaat om jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in een voorziening voor maatschappelijke opvang verblijven zonder hun ouders. Bijna alle zwerfjongeren hebben een verleden in de jeugdhulpverlening en hebben te maken met meerdere problemen op diverse gebieden. Zwerfjongeren slapen meestal niet op straat, maar logeren afwisselend korte tijd bij vrienden, kennissen en de crisisopvang. Ze zijn in principe niet dakloos maar wel thuisloos. Veel zwerfjongeren zijn zorgmijdend. Dat maakt het lastig om ze te bereiken en om een beeld te krijgen van het aantal jongeren waar het om gaat. 2 Door de verschillende definities worden daklozen en zwerfjongeren op verschillende manieren geregistreerd. Cijfers over het aantal daklozen en zwerfjongeren variëren. De hieronder gepresenteerde cijfers zijn daarom slechts een indicatie. In Noord-Brabant zijn de zogenaamde centrumgemeenten verantwoordelijk voor voorzieningen voor daklozen en zwerfjongeren. Onder de centrumgemeenten vallen Bergen op Zoom, Breda, ‘s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond, Oss en Tilburg. Aantal Daklozen Uit de jaarverlagen van het Leger des Heils blijkdt dat het beroep op de maatschappelijke opvang afneemt. In 2008 maakten 15.942 personen gebruik van de maat2 De grootste verschillen hebben betrekking op de leeftijdsgrens, de duur van de dakloosheid, de aard van de dakloosheid en de aard van de bijkomende problemen.
Bijzondere groepen
15
schappelijke opvang. In 2006 deden er 16.354 mensen een beroep op de opvang en in 2003 waren dat er 21.094. Afgaande op diverse bronnen (Stedelijk Kompas van centrumgemeenten) zijn er in Noord-Brabant minimaal 2.667 feitelijke daklozen en 2.036 residentiële daklozen.
300 1275
517 1250
* n.b.
626 1046
0 – 500
500 – 1000
1000 – 1500
figuur 7 Aantal daklozen naar centrumgemeente (2008) bron: Stedelijk Kompas van de centrumgemeenten * n.b. = totaal daklozen is niet bekend
Zwerfjongeren Volgens het Leger des Heils leven er in Nederland naar schatting tussen de 5.000 en 10.000 jongeren onder de 25 jaar op straat. De Algemene Rekenkamer schat het aantal Nederlandse zwerfjongeren in 2004 op 5.000; dat zijn er drie per 10.000 inwoners. Voor Noord-Brabant gaat zij uit van 1.000 zwerfjongeren in 2004: vier zwerfjongeren per 10.000 inwoners. De centrumgemeenten geven in het Stedelijk Kompas aan om welke aantallen het in hun regio gaat. In figuur 8 worden deze aantallen weergegeven. In centrumgemeente Oss zijn de meeste zwerfjongeren, in Helmond de minste.
16
Leefbaarheid: feiten in beeld
150 106
125 100
43 32 130
0 – 75
75 – 150
150 of meer
figuur 8 Aantal zwerfjongeren naar centrumgemeente (2008) bron: Stedelijk Kompas van de centrumgemeenten
Voorzieningen In alle Brabantse centrumgemeenten zijn diverse voorzieningen die specifiek zijn gericht op de hulpverlening aan zwerfjongeren. Deze voorzieningen zijn verschillend van aard. Er is preventie om dakloosheid van jongeren te voorkomen door tijdig ingrijpen bij opgroei- en opvoedproblemen. De signaleringsfunctie kan ingevuld worden door het inrichten van een meldpunt en het inzetten van straathoekwerkers om zwerfjongeren te motiveren hulp te zoeken. Jongerenpensions en ‘Kamers met kansen’ zijn voorbeelden van begeleidingstrajecten. Daarnaast is er ook ambulante begeleiding. Nazorg is er in een geleidelijke afbouw van het begeleidingstraject. Met de jongeren wordt dan nog enkele keren per jaar contact opgenomen. In veel van de Brabantse centrumgemeenten zijn deze voorzieningen aanwezig. Zwerfjongeren kunnen in ieder geval in alle centrumgemeenten terecht voor begeleiding en vervolgtrajecten. In totaal zijn er in Noord-Brabant 67 plaatsen in jongerenpensions. De centrumgemeenten Eindhoven, Helmond en Oss hebben geen jongerenpension (Gloerich, 2009).
Bijzondere groepen
17
Beschrijving bronnen Gloerich, A.B.M., J.H. Donk-Anthonius, C.P. Kreft, P.G.L. van Tongeren (2009) Stand van zaken beleidsontwikkeling, Opvang zwerfjongeren, Den Haag: Algemene Rekenkamer. Alzheimer Nederland (2010) Cijfers en feiten over dementie. Boonaerts, Y. en H. Pekaar (2010) Wonen in de wijk, Een onderzoek naar de ervaringen van mensen met een verstandelijke beperking of psychische beperking in West Noord-Brabant, Breda: Avans. GGD West-Brabant (2006) Infokaart Ouderen West-Brabant, Enquête 65-plussers 2006, Infokaart Kwetsbare ouderen. Stoop, H. (2009) Provincie Noord-Brabant: dementie ook uw zorg! Facts en Figures 2009, Tilburg: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie/ZET. Van Dungen, A. en H. Stoop (2008) Klein maar fijn? Omvang van en ervaring met het kleinschalig wonen voor dementerenden, ’s-Hertogenbosch: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie/ZET/PRVMZ. Van Santvoort, M. (2008) Kwetsbare burgers in de samenleving, Een advies met een toekomstlijn voor de versterking van de positie van mensen met een psychische beperking, ’s-Hertogenbosch: PRVMZ. Quist, H. en M. Swarte (2006) Aard en omvang Wmo-doelgroep, Den Haag: SGBO. Schrojenstein Lantman-de Valk, H.M.J. van, E.W.A. van Heurn-Nijsten en M. Wullink (2002) Prevalentieonderzoek, Mensen met een verstandelijke beperking in Nederland, Maastricht: Universiteit Maastricht.
18
Leefbaarheid: feiten in beeld
Begrippen Centrumgemeente Zwerfjongeren vallen onder de verantwoordelijkheid van de maatschappelijke opvang. Centrumgemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk vanuit de Wmo. Zij zijn verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van activiteiten in de regio. Chronische psychische problemen Chronische psychische problemen zijn langdurige psychische stoornissen. In deze categorie vallen mensen met persoonlijkheidsstoornissen of met een psychiatrisch probleem. Beperkingen in het functioneren kunnen op meer gebieden ervaren worden, zoals problemen met sociale contacten, arbeidsproblemen, problemen met het organiseren van het huishouden en leerproblemen. COROP-gebieden Een COROP-gebied is een regionaal gebied. Elk COROP-gebied is een samenvoeging van gemeenten en heeft een centrale kern (bijvoorbeeld een stad) met een omliggend verzorgingsgebied. Er is bijvoorbeeld rekening gehouden met bestaande woonwerkrelaties. De Provincie Noord-Brabant is onderverdeeld in vier COROP-gebieden, namelijk West, Midden, Noordoost en Zuidoost. Daklozen Mensen die (door een of meerdere problemen) al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Er wordt onderscheid gemaakt in feitelijke daklozen en residentieel daklozen: Feitelijke daklozen: mensen die daadwerkelijk op straat staan, zonder een gegarandeerd onderkomen voor de nacht. Residentieel daklozen: mensen die in residentiële maatschappelijke opvangvoorzieningen verblijven. Bron: ministerie van VWS Kwetsbare ouderen Ouderen met (ernstige) gezondheidsproblemen, alleenstaanden of ouderen met een laag inkomen. Bron: SCP Dementie Meest voorkomende psychiatrische stoornis bij ouderen boven de 60 jaar. De twee meest voorkomende vormen van dementie zijn de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie. Bron: Programma Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Stichting ZET Kamers met Kansen Het project TAKE-OFF is een gezamenlijk initiatief van Federatie Opvang, Stichting Zwerfjongeren Nederland en Aedes. Het project is opgezet vanuit het concept Kamers met Kansen en is erop gericht om gemotiveerde jongeren binnen anderhalf jaar voor te bereiden op een zelfstandig bestaan. De jongeren krijgen een betaalbare woonplek en ondersteuning bij het zoeken naar werk of opleiding en bij het organiseren van hun huishouden. Bron: Algemene Rekenkamer, Opvang zwerfjongeren 2009
Bijzondere groepen
19
Kleinschalige verblijfsvoorziening Woonvorm met een groepsgrootte van maximaal tien bewoners. De meeste kleinschalige woonvoorzieningen zijn gesitueerd bij of in een verzorgings- en/of verpleeghuis. Bron: Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Stichting ZET, PRVMZ Landelijk gebied Tot het landelijk gebied behoren gemeenten in de klassen ‘weinig stedelijk’ en ‘niet-stedelijk’. OESO-indicator (Lichamelijke beperking) De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft een indicator ontwikkeld om de gezondheid van burgers te meten. De OESO-indicator meet van zeven activiteiten of men ze ‘zonder moeite’, ‘met enige moeite’, ‘met grote moeite’ of ‘helemaal niet’ kan verrichten. Deze zeven activiteiten hebben betrekking op horen, zien en beweeglijkheid. De vragen worden gesteld aan personen van 12 jaar of ouder. Stedelijk gebied Tot het stedelijk gebied behoren de stedelijkheidsklassen: ‘zeer sterk stedelijk’, ‘sterk stedelijk’ en ‘matig stedelijk’. In Brabant wordt geen enkele gemeente aangemerkt als ‘zeer sterk stedelijk’. Stedelijkheid van een gebied Een maatstaf voor de concentratie van menselijke activiteiten gebaseerd op de gemiddelde omgevingsadressendichtheid (oad). De omgevingsadressendichtheid wordt weergegeven in adressen per km2. Stedelijkheid is gebaseerd op numerieke waarden van de gemiddelde omgevingsadressendichtheid voor afzonderlijke gebieden. Er zijn vijf categorieën: • zeer sterk stedelijk: gemiddelde oad van 2500 of meer adressen per km2; • sterk stedelijk: gemiddelde oad van 1500 tot 2500 adressen per km2; • matig stedelijk: gemiddelde oad van 1000 tot 1500 adressen per km2; • weinig stedelijk: gemiddelde oad van 500 tot 1000 adressen per km2; • niet stedelijk: gemiddelde oad van minder dan 500 adressen per km2. De klassengrenzen van de bovenstaande categorieën van stedelijkheid zijn van toepassing vanaf 1992. De grenzen zijn zo gekozen dat alle klassen ongeveer hetzelfde aantal inwoners bevatten. De gemiddelde omgevingsadressendichtheidvan een gebied is het gemiddelde van de omgevingsadressendichtheden van alle adressen in dat gebied. Bron: www.cbs.nl. Verstandelijke beperking Mensen met een verstandelijke beperking hebben een beperking in het intellectueel functioneren, die gepaard gaat met beperkingen in de sociale (zelf)redzaamheid. Zo’n beperking is ofwel aangeboren of treedt later op. Het SCP rekent mensen met een IQ lager dan 80 tot de verstandelijk beperkten. Bron: SCP Zwerfjongeren Jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in een voorziening voor maatschappelijke opvang verblijven zonder hun ouders. Bron: Ministerie van VWS
20
Leefbaarheid: feiten in beeld
Stedelijkheid provincie Noord-Brabant
51
19
18
20 10 4 3
5 6
2
16 9
7 8
1
17
11
22
24
15 12
26
23 14
37 33 32
28
13
41
30 42
sterk stedelijk
matig stedelijk
54
44 43
weinig stedelijk
68
63
56
47
64
55
38 39
67
65 48
40
31
66
53 49
36
34
27
29
50
35
25
21
52
57
46
62
45 58
60
61
59
niet-stedelijk
figuur 9 Overzicht stedelijkheid provincie Noord-Brabant (2008) bron: Sociale Atlas Brabant
Aalburg (20) Alphen-Chaam (12) Asten (61) Baarle-Nassau (13) Bergeijk (42) Bergen op Zoom (2) Bernheze (49) Best (39) Bladel (30) Boekel (55) Boxmeer (68) Boxtel (33) Breda (11) Cranendonck (59) Cuijk (67) Deurne (62) Dongen (22)
Bijzondere groepen
Drimmelen (10) Eersel (31) Eindhoven (40) Etten-Leur (9) Geertruidenberg (17) Geldrop-Mierlo (45) Gemert-Bakel (63) Gilze en Rijen (15) Goirle (14) Grave (66) Haaren (26) Halderberge (5) Heeze-Leende (58) Helmond (57) Heusden (25) Hilvarenbeek (28) Laarbeek (56)
Landerd (53) Lith (51) Loon op Zand (24) Maasdonk (50) Mill en Sint Hubert (65) Moerdijk (4) Nuenen C.A. (46) Oirschot (32) Oisterwijk (27) Oosterhout (16) Oss (52) Reusel-De Mierden (29) Roosendaal (6) Rucphen (7) Schijndel (37) ‘s-Hertogenbosch (35) Sint Anthonis (64)
Sint-Michielsgestel (36) Sint-Oedenrode (38) Someren (60) Son en Breugel (47) Steenbergen (3) Tilburg (23) Uden (54) Valkenswaard (43) Veghel (48) Veldhoven (41) Vught (34) Waalre (44) Waalwijk (21) Werkendam (18) Woensdrecht (1) Woudrichem (19) Zundert (8)
21
Colofon Het PON heeft deze publicatie opgesteld in opdracht van:
Auteurs en redactie: het PON: M. (Maartje) Rijkers MSc en drs. J. (Jolanda) Westerlaken Redactie: Provincie Noord-Brabant: drs. H.J.B.M. (Diana) Reesink en drs. J.W. (Jan-Willem) van Herpen, drs. A.G. (Anneke) Broekema en H. (Hans) Heerdink Tekstredactie: Marja Havermans Teksten, ‘s-Hertogenbosch Fotografie: Kees Bennema Vormgeving: Ton de Klein C10, ‘s-Hertogenbosch Druk: drukkerij Tielen, Boxtel PON publicatienummer: 10-11 ISBN 978-90-5049-490-8 Datum: mei 2010 © 2010 het PON, kennis in uitvoering Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het PON. Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. Vermenigvuldiging en publicatie in een andere vorm dan dit rapport is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van het PON. Hoewel deze uitgave met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan het PON geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Meer informatie: www.hetpon.nl en www.socialeatlasbrabant.nl Publicatie downloaden: via www.hetpon.nl en www.brabant.nl/leefbaarheid kan deze uitgave gedownload worden. Publicatie bestellen: via Stephan Tibosch (Provincie Noord-Brabant), bereikbaar op 073-680 84 96 of via
[email protected] kan deze uitgave besteld worden.
22
Leefbaarheid: feiten in beeld