Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Gebruikershandleiding
This product and/or its use are protected by one or more of the following European patents: EP1230248; EP1230249; EP0958495; EP1145000; EP1119637. Additional patents pending. ©2008 Abbott ART15639-016 Rev. A 09/08 Abbott Diabetes Care Ltd. Range Road Witney, Oxon OX29 0YL UK
Abbott Diabetes Care Inc. 1360 South Loop Road Alameda, CA 94502 USA
Continu glucose-controlesysteem
Gebruiksaanwijzingen • Het FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem is een glucosemeetinstrument dat bedoeld is voor het doorlopend meten van de glucosespiegel in de interstitiële vloeistof bij personen (6 jaar en ouder) met diabetes mellitus. De indicatie voor gebruik bij kinderen (6-17 jaar) geldt uitsluitend voor die kinderen die onder toezicht staan van een zorgverlener die ten minste 18 jaar oud is. De zorgverlener is verantwoordelijk voor het begeleiden of helpen van het kind bij het gebruik van het FreeStyle Navigator systeem en tevens voor het interpreteren of helpen van het kind bij het interpreteren van de resultaten van de FreeStyle Navigator. Het FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem is bedoeld voor gebruik: • Thuis en in een ziekenhuisomgeving om te helpen diabetes onder controle te krijgen. • Om de gebruiker rechtstreeks te voorzien van real-time glucosemetingen. • Om glucosetrendinformatie te leveren. • Om alarmen te activeren voor het waarnemen en voorspellen van episodes van een lage bloedglucosespiegel (hypoglykemie) en hoge bloedglucosespiegel (hyperglykemie). • Door meerdere personen, mits het wordt gebruikt volgens de instructies.
Waarschuwingen • Ten tijde van een snel veranderende glucosespiegel geeft de doorlopend weergegeven interstitiële glucosespiegel, zoals gemeten door de FreeStyle Navigator sensor, de bloedglucosespiegel mogelijk onnauwkeurig weer. Als de glucosespiegel snel daalt, zijn de doorlopende glucoseresultaten van de FreeStyle Navigator sensor mogelijk hoger dan de bloedglucosespiegel. Als de glucosespiegel daarentegen snel stijgt, zijn de doorlopende glucoseresultaten van de FreeStyle Navigator sensor mogelijk lager dan de bloedglucosespiegel. Gebruik onder deze omstandigheden de ingebouwde FreeStyle bloedglucose (BG)-meter om een vingerpriktest uit te voeren en de continue glucoseresultaten van de FreeStyle Navigator sensor te controleren. • Om hypoglykemie of dreigende hypoglykemie zoals gemeld door de FreeStyle Navigator continue glucosesensor te bevestigen, gebruikt u de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om een vingerpriktest uit te voeren en de meting van de FreeStyle Navigator te controleren. • Negeer geen symptomen die veroorzaakt kunnen worden door een lage of hoge bloedglucosespiegel. Als er symptomen optreden die niet overeenkomen met de meting van de FreeStyle Navigator gebruikt u de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om een vingerpriktest uit te voeren en de continue glucosemeting van de FreeStyle Navigator te controleren. • Het bewegen van de sensorondersteuning of buitensporige transpiratie op de aanbrenglocatie van de sensor door activiteiten als fanatiek sporten of stoten tegen voorwerpen kan leiden tot slechte adhesie van de ondersteuning aan de huid en kan zorgen dat de sensor losraakt. Als de sensor losraakt doordat de sensorondersteuning niet aan de huid blijft plakken, kunt u zonder waarschuwing onbetrouwbare resultaten of helemaal geen resultaten krijgen. Kies de juiste sensoraanbrenglocatie wanneer u de sensor aanbrengt en maak de locatie gereed door de instructies voor locatievoorbereiding te volgen. • Ernstige uitdroging en overmatig vochtverlies kunnen foutieve resultaten veroorzaken. Als u vermoedt dat u aan uitdroging lijdt, moet u direct uw arts raadplegen.
Hoe gebruikt u deze handleiding? Opmerking: Uw systeem wordt verzonden met Engels als standaardtaal. Stel daarom nadat u voor de eerste keer batterijen plaatst en de datum en tijd instelt (sectie 2 en 3) de taal en het decimaalteken in (sectie 4) vóór u het systeem gaat gebruiken. Deze handleiding heeft veel secties die zijn gerangschikt in een logische volgorde die handig is bij het eerste en elk hierop volgende gebruik. De meeste secties beginnen met het doel van de betreffende sectie, wanneer de stappen in de betreffende sectie moeten worden uitgevoerd, de benodigde materialen om de stappen in de sectie te kunnen uitvoeren en belangrijke aandachtspunten, waarschuwingen en handige informatie. De eerste pagina van elke sectie is handig tijdens uw kennismaking met het systeem. Als u het systeem kent en op de hoogte bent van de typische voorzorgsmaatregelen zult u de eerste pagina van de afzonderlijke secties minder nodig hebben. In de rest van elke sectie worden de stappen omschreven om de taken uit te voeren. De stappen zijn op eenvoudige wijze geordend, zodat u kunt zien wat u moet doet op basis van wat u ervaart en waar u zich in de betreffende sectie bevindt. Het is belangrijk dat u alle stappen volgt in de volgorde waarin ze worden genoemd. In elke sectie wordt tevens aangegeven wanneer u het einde van de sectie hebt bereikt. Als u het moeilijk vindt de handleiding te gebruiken of als u niet meer weet wat u moet doen, kunt u gebruikmaken van de inhoudsopgave, index, verklarende woordenlijst en appendices om u te helpen. In de inhoudsopgave vindt u een lijst met secties die u in deze handleiding aantreft en wat elke sectie inhoudt. De appendices bevatten handige informatie die u kunt raadplegen. De verklarende woordenlijst is een lijst van termen en hun betekenis. De index is een hulpmiddel om snel termen en onderdelen te vinden die u zoekt. • FreeStyle Navigator en FreeStyle zijn gedeponeerde handelsmerken van de Abbott Group of Companies in verschillende rechtsgebieden. • OpSite® IV 3000 en Uni-Solve® zijn handelsmerken van Smith and Nephew Inc. • Bluetooth® draadloze technologie is een handelsmerk van Bluetooth SIG Inc. Verklaring van symbolen Niet hergebruiken
Gefabriceerd door
Steriel
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
Uiterste gebruiksdatum
Batchcode
Serienummer
Catalogusnummer
Let op
Gemachtigde vertegenwoordiger in Europa
Temperatuurbegrenzing
CE-keurmerk
Niet gebruiken als de verpakking beschadigd is
IPX7
Het etui kan onderdompeling in één meter water gedurende maximaal 30 minuten verdragen
Inhoudsopgave n Sectie 1:
Kennismaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 12 Onderdelen van het systeem. Dagelijkse activiteiten en reizen. Het systeem voor de eerste keer gereedmaken. Waarschuwingen, aandachtspunten en belangrijke opmerkingen. Hypoglykemie-onbewustheid. Gebruiksmodi (continue controlemodus [CM] en bloedglucosemodus [BG]).
n Sectie 2:
De batterijen van de zender en ontvanger plaatsen of vervangen . . . . . . . . . . . . 13 – 16 De batterijen in uw systeem plaatsen. Batterijtypen voor de zender en de ontvanger. Wanneer moeten de batterijen worden vervangen?
n Sectie 3:
Instellen van tijd en datum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 – 19 Instellen van tijd en datum.
n Sectie 4:
Landinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 – 24 Taal, datum- en tijdnotatie en decimaalteken veranderen.
n Sectie 5:
Een test uitvoeren met controle-oplossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 – 29 Wanneer moet u een controle-oplossingtest uitvoeren? Hoe moet u een controle-oplossingtest uitvoeren?
n Sectie 6:
De sensor aanbrengen of verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 – 39 Uw sensor aanbrengen. Uw sensor verwijderen. Aanbrenglocaties voor de sensor. De aanbrenglocatie gereedmaken. Hoe lang kunt u de sensor dragen? De zender en ontvanger opnieuw aansluiten.
n Sectie 7:
De zender bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 – 44 De zender bevestigen. Sensorcode.
n Sectie 8:
Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen . . . . . . . . . . . 45 – 55 Systeemkalibratie. Tijd voor kalibratie. Voorbeeldschema's voor kalibratie. Bloedglucosetests uitvoeren. De resultaten van uw bloedglucosetest interpreteren.
n Sectie 9:
De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 – 68 Over glucosealarmen. Alarminstellingen kiezen: aan/uit, type (piepen of trillen) en glucosealarmdrempel. De alarmen lage en hoge glucose instellen. Verwachte alarmen (vroege waarschuwing) instellen. Wat is alarmgevoeligheid? Alarmen voor gegevensverlies, systeemalarmen en voortgangstonen instellen. Alarmen dempen.
n Sectie 10:
Dagelijks gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 – 73 Verbinding behouden tussen de zender en de ontvanger. De glucoseresultaten in de continue controlemodus interpreteren. Symbolen, pijltjes en pictogrammen.
n Sectie 11:
Reageren op alarmen, fouten en overige problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 – 94 Alarmberichten: Wat zijn het, wat betekenen ze en wat moet u doen. Foutcodes: Wat zijn het, wat betekenen ze en wat moet u doen. Problemen: Hoe lost u de problemen op waarmee u te maken kunt krijgen.
n Sectie 12:
Gebeurtenissen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 – 98 Gebeurtenissen invoeren: insuline, maaltijden, beweging en gezondheidstoestand. Algemene gebeurtenissen aanpassen.
n Sectie 13:
Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 – 106 Streefwaarden glucose invoeren. Lijngrafiek bekijken. Statistieken bekijken. De gebeurtenisgeschiedenis bekijken. Gebeurtenissen bewerken.
n Sectie 14:
Uw systeem reinigen en desinfecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 – 110 Uw zender reinigen. Uw ontvanger reinigen. De beschermhoes van uw ontvanger reinigen. Het systeem reinigen en desinfecteren nadat het is gebruikt door een andere persoon.
n Sectie 15:
Uw zender en ontvanger verbinden en verbinding verbreken . . . . . . . . . . . . . 111 – 113 Uw systeem verbinden en verbinding verbreken. Wat is het verschil tussen verbinden en opnieuw aansluiten?
n Sectie 16:
Gebruikersinstellingen opnieuw instellen en geschiedenis wissen . . . . . . . . . 115 – 117 Instellingen opnieuw instellen. Geschiedenis wissen.
n Sectie 17:
Appendix A: Onderhoud van locatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Hoe moet u de aanbrenglocatie van de sensor onderhouden? Hoe kan de sensoradhesie worden verbeterd?
n Sectie 18:
Appendix B: Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 – 122
n Sectie 19:
Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie . . . . . . . . . . . 123 – 127 Draadloze interferentie.
n Sectie 20:
Verklarende woordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 – 134 Definities van de gebruikte termen in deze handleiding.
n Sectie 21:
Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 – 136 Vinden waarnaar u zoekt.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
1
Sectie 1 1 Kennismaking
1 Kennismaking Inleiding Belangrijk: Lees alle instructies in deze gebruikshandleiding en de bijsluiter van de verpakking van de FreeStyle teststrips voordat u uw FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem gebruikt. Aanpassingen aan uw behandeling moeten plaatsvinden onder supervisie van uw zorgteam. Uw FreeStyle Navigator systeem meet continu de glucosespiegel in de vloeistof die zich tussen de cellen onder uw huid bevindt (interstitiële vloeistof), geeft deze weer en slaat deze op. Dit gebeurt met behulp van een kleine, dunne, kunststof sensor die net onder de huid wordt aangebracht. Uw FreeStyle Navigator systeem voorziet u continu van real-time glucosemetingen. Doordat u de beschikking hebt over zeer frequente glucosemetingen kunt u uw glucosespiegel controleren en een patroon in uw glucosespiegels ontdekken. Dit helpt u en uw zorgteam te zien hoe factoren zoals uw dieet, insuline, beweging en diabetesmedicatie van invloed zijn op uw glucosespiegel en kan uw behandelingsplan hierop worden aangepast. Uw FreeStyle Navigator systeem heeft een aantal handige functies. • Draadloze communicatie tussen de zender en ontvanger. • Wegwerpbare sensor die maximaal 5 dagen kan worden gedragen. • Alarmen die u attenderen op een lage of hoge glucosespiegel (hypoglykemie of hyperglykemie) voordat deze lage of hoge glucosespiegel wordt bereikt en wanneer deze glucosespiegel wordt bereikt. • Grafieken en statistieken die uw glucoseresultaten weergeven in eenvoudig te begrijpen formaat. • Richtingspijltjes voor glucosetrends die aangeven of uw glucosespiegel stijgt of daalt en hoe snel. • Geheugen voor opslag van maximaal 60 dagen aan gegevens. • Draadloze communicatiemogelijkheid met een computer. • Ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om bloedglucosemetingen uit te voeren. • Mogelijkheden voor het invoeren van gebeurtenissen (zoals maaltijden, beweging, insuline en overige). • Afleesscherm met achtergrondverlichting. Belangrijk: Bewaar deze gebruikershandleiding om deze in de toekomst te kunnen raadplegen. Deze zal van pas komen als u procedures moet uitvoeren die u niet vaak genoeg uitvoert om ze te herinneren.
VERDER
2 Sectie 1 Kennismaking
Hoe is de systeemset verpakt? De systeemset • • • • • • • • • • •
1 FreeStyle Navigator ontvanger in een beschermhoes 2 AAA (LR03) alkaline batterijen (voor de ontvanger) 1 FreeStyle Navigator zender 1 zilveroxide 357 HC knoopcelbatterij (voor de zender) 1 riemclip (voor de ontvanger) 1 prikapparaat 1 vingerdop (voor het prikapparaat) 1 gebruikershandleiding op cd-rom 1 aan de slag-gids 1 verkorte referentiekaart 20 steriele lancetten
• Afhankelijk van de manier waarop u uw product bestelt, ontvangt u mogelijk tevens FreeStyle teststrips, FreeStyle controle-oplossing, een gegevensbeheersysteem en toebehoren voor het gegevensbeheersysteem. Met behulp van Bluetooth® technologie kan het FreeStyle Navigator systeem draadloos gegevens verzenden naar een computer. Belangrijk: • Het FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem is bedoeld als volledig systeem. Gebruik uitsluitend de FreeStyle Navigator sensor, de FreeStyle Navigator zender, de FreeStyle Navigator ontvanger en FreeStyle teststrips.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 1 3 Kennismaking
Wat zijn de belangrijkste onderdelen van mijn systeem? Uw FreeStyle Navigator systeem omvat de volgende hoofdonderdelen: Sensor Meet uw glucoseniveau. Vergrendelingspin Voorkomt onbedoeld uitschieten; moet voorafgaand aan het aanbrengen worden verwijderd. Toets annbrengen Drukt een kleine naald door de huid om de sensortip net onder het huidoppervlak te plaatsen. Sensoraanbrenger Brengt de sensor onder de huid aan. Moet na aanbrengen van de sensor worden weggegooid.
Sensortip Gedeelte van de sensor dat onder uw huid wordt aangebracht.
Sensortoeleveringsunit
Sensorondersteuning Blijft op uw huid zitten nadat de sensor is aangebracht. Houdt de sensor op zijn plaats. Zorgt voor de bevestiging van de sensor op de zender.
Hechtlaag Hechtpleister die op uw huid wordt bevestigd.
Vrijgavetabs Koppelen de sensoraanbrenger los van de sensorondersteuning.
Zender
Tabs
Geleidingen Afleesscherm Toont glucosewaarden en andere informatie.
Teststrippoort Plaats waar FreeStyle teststrips worden aangebracht om de ontvanger te kalibreren of om handmatig bloedglucosewaarden te controleren.
Ontvanger in beschermhoes
Ontvanger
Pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG Met deze toetsen kunt u door lijsten navigeren om opties te markeren en getallen te wijzigen. Optietoetsen LINKS en RECHTS Met deze toetsen kunt u opties selecteren die op het scherm worden getoond. Met de optietoets RECHTS wordt tevens de ontvanger ingeschakeld.
a . Een FreeStyle Navigator sensor die u ongeveer 5 mm onder uw huid aanbrengt. Elke aangebrachte sensor moet maximaal 5 dagen op zijn plaats blijven en een continue glucosemeting geven. De sensor bevindt zich in de sensortoeleveringsunit. b . Een draadloze FreeStyle Navigator zender, een klein elektronisch apparaat dat wordt aangesloten op de sensor en eenmaal per minuut glucosewaarden naar de ontvanger stuurt. c . Een draadloze FreeStyle Navigator ontvanger die glucosemetingen opslaat en weergeeft. Met één druk op de knop geeft de ontvanger de glucosemeting van de sensor weer. Opmerking: De ontvanger beschikt tevens over een ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter die kan worden gebruikt om de bloedglucosespiegel te testen. De ontvanger moet u altijd aan een riem, in een zak of in een handtas bij u dragen.
VERDER
4 Sectie 1 Kennismaking
Belangrijkste functies van het systeem Glucose CM
4,7
03:00
mmol/L
Lage glucose verwacht Bevestigen
Hoofdmenu
Alarmen
85 mg/dl Stat. 21 dagen Hoogste CM: Laagste CM: Gem. CM: Stand. afw: Boven doel:
85 mg/dl
Volgende
08:30 16,6 mmol/L 3,4 mmol/L 8,9 mmol/L 1,1 mmol/L 19% Vorige
Statistieken
298; 61; 160; 20 mg/dl Select. gebeurtenis 08:30 Insuline Maaltijden Lichaamsbeweging Gezondheidstoestand Algemeen
20
Hoofdmenu
16
Selecteren
Gebeurtenissenlogboek
12 8 4 16
20
0
Lijngrafiek
72; 144; 216; 288; 360 mg/dl
Zie sectie 10 over "Dagelijks gebruik" voor meer informatie over de verschillende symbolen en pictogrammen op het scherm.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 1 5 Kennismaking
Uw systeem gebruiken Voor dagelijkse activiteiten Terwijl u het systeem gebruikt, draagt u op elk moment een sensor en een zender. Onthoud de volgende zaken bij uw normale routine. • Draag de sensor en zender uitsluitend op een plat oppervlak van uw buik of de achterzijde van uw bovenarm. • Slapen – De sensor en zender mogen uw normale slaappatroon niet verstoren. Plaats de ontvanger dichtbij wanneer u zich voorbereid om te gaan slapen om de aansluiting tussen zender en ontvanger te behouden. • Baden – Draag de ontvanger NIET tijdens het baden of douchen. Laat de ontvanger NIET nat worden. U kunt de sensor en zender echter wel dragen tijdens het baden en douchen. • Zwemmen – U mag zwemmen als u de sensor en zender draagt. Ga NIET dieper dan 1 meter. Opmerking: De aansluiting tussen de zender en ontvanger blijft NIET behouden als de zender zich onder water bevindt. Dientengevolge ontvangt u GEEN continue glucosemetingen. Als u de sensor en zender uit het water haalt, worden de continue glucosemetingen echter hervat. Tijdens het reizen per vliegtuig Opmerking: Voer de functie Gegevens uploaden NIET uit als u in een vliegtuig zit. Volg als u reist onderstaande richtlijnen. Raadpleeg vóór vertrek altijd de plaatselijke autoriteiten, omdat de regelgeving zonder kennisgeving kan veranderen. Op de luchthaven: Licht het beveiligingspersoneel in over de aanwezigheid van het apparaat als u door de beveiligingssystemen gaat. In het vliegtuig: Vraag aan de luchtvaartmaatschappij of het gebruik van dit apparaat aan boord van het vliegtuig is toegestaan. Luchtvaartmaatschappijen hebben een beleid met betrekking tot het gebruik van medische apparatuur aan boord van hun vliegtuigen. Volg onderstaande stappen als u de zendfunctie van de zender wilt uitschakelen: 1 . Verwijder de sensor als u momenteel een sensor draagt. 2 . Maak de zender los van de sensorondersteuning en haal de batterij uit de zender. 3 . Programmeer in de ontvanger dat u een sensorsessie hebt beëindigd. 4 . Door de batterij uit de zender te halen, hebt u de aansluiting tussen de zender en ontvanger verbroken. Hierdoor wordt een alarm Opnieuw aansluiten geactiveerd. U kunt gebruik maken van de functie Alarmen dempen, die kan worden geprogrammeerd van 1 tot 12 uur, om te voorkomen dat het apparaat een geluidsalarm geeft. Zodra u een nieuwe batterij in de zender plaatst, dient u de functie Opnieuw aansluiten te gebruiken om de aansluiting opnieuw tot stand te brengen en de functie Alarmen aanzetten om de alarmen weer in te schakelen. Opmerking: Plaats na een reis een nieuwe batterij in de zender vóór u een nieuwe sensor aanbrengt. U kunt altijd uw ontvanger gebruiken om handmatig uw bloedglucosespiegel te controleren in de bloedglucosemodus. VERDER
6 Sectie 1 Kennismaking
Hoe maak ik mijn systeem voor de eerste keer gereed? Voer als u uw ontvanger voor de eerste keer instelt alle onderstaande procedures uit in de volgorde waarin ze worden genoemd. Vink elke procedure af wanneer u deze hebt voltooid.
o Plaats batterijen in de zender en in de ontvanger (zie sectie 2). o Stel de tijd en datum in (zie sectie 3). o Stel de datum en het decimaalteken in (zie sectie 4). o Voer een controle-oplossingtest uit (zie sectie 5). o Breng uw sensor aan (zie sectie 6). o Bevestig uw zender (zie sectie 7). o Kalibreer uw ontvanger wanneer u hierom wordt gevraagd (zie sectie 8). o Stel de alarmen in de ontvanger in (zie sectie 9). Opmerking: Dit kan terwijl u wacht om de eerste kalibratie uit te voeren. Resultaat: Uw systeem is in bedrijf.
Waarschuwingen, aandachtspunten en belangrijke opmerkingen Belangrijke opmerkingen over de werking van het systeem Onderstaande items omschrijven situaties die zouden kunnen leiden tot onnauwkeurige of onbetrouwbare continue glucoseresultaten. Let op: Het bewegen van de sensorondersteuning of buitensporige transpiratie op de aanbrenglocatie van de sensor door activiteiten als fanatiek sporten of stoten tegen voorwerpen kan leiden tot slechte adhesie van de ondersteuning aan de huid en kan zorgen dat de sensor losraakt. Als de sensor losraakt doordat de hechtpleister van de sensorondersteuning niet aan de huid blijft plakken, kunt u onbetrouwbare resultaten of helemaal geen resultaten krijgen. Het systeem geeft in dergelijke omstandigheden mogelijk geen waarschuwing. Kies de juiste sensoraanbrenglocatie wanneer u de sensor aanbrengt en maak de locatie gereed door de instructies voor locatievoorbereiding te volgen. Let op: Als uw resultaten van de continue controlemodus foutief lijken, controleer deze dan en zorg dat de sensor niet is losgeraakt. Als u merkt dat de sensor van de huid is losgeraakt of als u ziet dat de hechtpleister op uw zwachtel of de sensorondersteuning loslaat, gooit u de oude sensor weg en brengt u een nieuwe sensor aan. Let op: Ten tijde van een snel veranderende glucosespiegel geeft de doorlopend weergegeven interstitiële glucosespiegel, zoals gemeten door de FreeStyle Navigator sensor, de bloedglucosespiegel mogelijk onnauwkeurig weer. Als de glucosespiegel snel daalt, zijn de doorlopende glucoseresultaten van de FreeStyle Navigator sensor mogelijk hoger dan de bloedglucosespiegel. Als de glucosespiegel daarentegen snel stijgt, zijn de doorlopende glucoseresultaten van de FreeStyle Navigator sensor mogelijk lager dan de bloedglucosespiegel. Gebruik onder deze omstandigheden de ingebouwde FreeStyle bloedglucose (BG)-meter om een vingerpriktest uit te voeren en de continue glucoseresultaten van de FreeStyle Navigator sensor te controleren.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 1 7 Kennismaking
Waarschuwingen, aandachtspunten en belangrijke opmerkingen (vervolg) • Het FreeStyle Navigator systeem omvat ingebouwde zelftests om omstandigheden op te sporen die kunnen zorgen dat de sensor niet goed functioneert. Onder zeldzame omstandigheden is het systeem mogelijk niet in staat alle dergelijke omstandigheden waar te nemen (bijvoorbeeld als de hechtpleister van uw huid loslaat) en kunt u mogelijk onnauwkeurige resultaten krijgen in de continue controlemodus. Als u denkt dat uw resultaten niet betrouwbaar zijn of niet kloppen met hoe u zich voelt, voert u een test in de bloedglucosemodus uit om uw glucosespiegel te meten. Gooi als het probleem blijft bestaan de oude sensor weg en breng een nieuwe sensor aan. • Als de code is ingevoerd en u op de toets Instellen hebt gedrukt, kunt u het sensorcodenummer niet meer veranderen. Als u de code onjuist hebt ingevoerd, moet u de sensor vervangen en de juiste sensorcode invoeren. Als u de verkeerde sensorcode kiest, geeft de sensor mogelijk foutieve resultaten. De codenummers MOETEN overeenstemmen om betrouwbare testresultaten te garanderen. • Verwijder de zender NIET van de sensorondersteuning terwijl u een sensor draagt. Vervang de sensor door een nieuwe sensor en bevestig de zender opnieuw als u merkt dat de zender onjuist bevestigd is. • U mag uw gebruikersinstellingen nooit opnieuw instellen als u een sensor draagt. Een nieuwe instelling van parameters kan de prestaties van uw systeem beïnvloeden. • Indien u een onjuiste zender-ID accepteert bij het verbinden van uw zender en ontvanger, zijn uw glucosewaarden onjuist of niet beschikbaar. • Gebruik de sensoraanbrenger of sensorondersteuning NIET als de steriele verpakkingen hiervan geopend of beschadigd zijn. Let op: U dient eerder gebruikte zenders en ontvangers te reinigen volgens de instructies in sectie 14 alvorens het FreeStyle Navigator systeem zelf te gebruiken. Let op: Indien een FreeStyle Navigator systeem eerder door een andere persoon is gebruikt, moet u het systeemlogboek wissen met behulp van de opdracht “Wis geschiedenis” en moeten de systeeminstellingen worden teruggezet naar de standaardwaarden met behulp van de opdracht “Gebruikersinstellingen herstellen”. Deze stappen zijn belangrijk om te zorgen voor betrouwbare gegevens. Let op: Indien de FreeStyle Navigator ontvanger eerder door een andere persoon is gebruikt, bevat deze mogelijk gegevens die afwijken van uw persoonlijke gegevens. Gebruik alleen gegevens in de statistieken-, lijngrafiek- en gebeurtenisgeschiedenisrapporten die overeenkomen met uw werkelijke sensordraagtijd.
Belangrijke zaken over systeemkalibratie Let op: Kalibreer het systeem altijd met behulp van een bloedmonster dat u via een vingerprik hebt verkregen. Gebruik GEEN bloedglucosemetingen van andere locaties om het systeem te kalibreren. De ontvanger bevat een ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om kalibratietests uit te voeren. Belangrijk: Uw bloedglucose moet een waarde hebben tussen 60 en 400 mg/dl (3,3 en 22,2 mmol/l) om kalibratietests uit te kunnen voeren. Als uw bloedglucosespiegel snel verandert, kunt u het systeem wellicht niet kalibreren. Tijdens een maaltijd of tijdens lichaamsbeweging verandert uw glucoseniveau snel. Probeer rekening te houden met de tijdstippen waarop u uw sensor aanbrengt, zodat de momenten waarop u kalibreert niet samenvallen met maaltijden of momenten van veel lichaamsbeweging.
VERDER
8 Sectie 1 Kennismaking
Belangrijke zaken over systeemkalibratie (vervolg) Belangrijk: Tijdens klinische studies is gebleken dat het sensorsignaal soms tijdelijk afwijkt van de werkelijke waarde. Dit gebeurt met name 's nacht tijdens het slapen en herstelt snel als de gebruiker beweegt of wordt gewekt. Om te voorkomen dat dit fenomeen zich voordoet, moet het systeem echter niet gekalibreerd worden als de gebruiker slaapt. • U kunt het systeem mogelijk niet kalibreren als uw glucoseniveaus snel veranderen. In dergelijke omstandigheden vraagt het systeem u mogelijk niet te kalibreren en wordt het verzoek uitgesteld totdat de omstandigheden acceptabel zijn. • U kalibreert ongeveer 1, 2, 10, 24 en 72 uur na het aanbrengen van de sensor. Als u de kalibratietests niet succesvol voltooit binnen de hiervoor gereserveerde tijd, worden uw glucosemetingen NIET weergegeven en zijn de alarmen inactief. Het systeem kan u vragen aanvullende kalibraties uit te voeren gedurende de eerste 24 uur, afhankelijk van het sensorsignaal. In dergelijke gevallen wordt u middels een bericht gevraagd aanvullende BG-tests uit te voeren. Sommige sensoren leveren mogelijk geen resultaten meer gedurende een bepaalde periode als het sensorsignaal instabiel is. U wordt door middel van een bericht gevraagd om aanvullende BG-tests uit te voeren om de werking te herstellen wanneer de sensor stabiel wordt. • De ontvanger piept (of trilt) om u te vragen een kalibratie uit te voeren. De ontvanger geeft een en het bericht "BG-test uitvoeren" weer. Het systeem geeft alarmmeldingen bloeddruppelpictogram wanneer uw kalibraties niet succesvol waren. • U hebt geen continue controle tot u de eerste kalibratie succesvol hebt uitgevoerd (ten minste gedurende het eerste uur na het aanbrengen van de sensor). • Als u een verzoek tot kalibratie krijgt of een verzoek tot aanvullende kalibratie verwacht op een moment waarop u niet gestoord wilt worden (bijvoorbeeld als u slaapt), kunt u ervoor kiezen te wachten met het uitvoeren van aanvullende BG-tests tot een later tijdstip. Als u ervoor kiest te wachten en de voor kalibratie toegewezen tijd is verstreken, krijgt u geen glucoseresultaten tot u een succesvolle kalibratie hebt uitgevoerd. U kunt gebruik maken van de functie Alarmen dempen om te voorkomen dat wordt gevraagd om kalibratie en dat andere alarmen zich voordoen. Deze functie kan van 1 tot 12 uur worden geprogrammeerd.
Vóór u begint Let op: Om hypoglykemie of dreigende hypoglykemie zoals gemeld door de FreeStyle Navigator sensor te bevestigen, gebruikt u de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om een vingerpriktest uit te voeren en de meting van de FreeStyle Navigator te controleren. • De werking van het FreeStyle Navigator systeem is niet onderzocht bij zwangere vrouwen. Let op: De werking van het systeem onder omstandigheden van fluctuerende vochtigheidsniveaus zoals tijdens nierdialyse is niet onderzocht. • Plaatsing en werking van het FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem vereist het gebruik van een speciale inbrengnaald om de glucosesensor onder de huid aan te brengen. Infecties, ontstekingen of bloedingen op de aanbrenglocatie van de glucosesensor zijn mogelijke risico's van het aanbrengen van een sensor onder uw huid. De glucosesensor moet worden verwijderd als roodheid, pijn, gevoeligheid of zwelling ontstaat op de aanbrenglocatie van de sensor.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 1 9 Kennismaking
Vóór u begint (vervolg) • Een lage of hoge glucosemeting kan een aanwijzing zijn voor een potentieel ernstige medische aandoening. • Als u hypoglykemie of hypoglykemie-onbewustheid hebt, dient u ALLEEN met behulp van uw vingers te testen. • Negeer geen symptomen die veroorzaakt kunnen worden door een lage of hoge bloedglucosespiegel. Gebruik als er symptomen optreden die niet overeenkomen met de meting van de FreeStyle Navigator de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om de vingerpriktest uit te voeren om de meting van de FreeStyle Navigator te controleren. • De alarmen voor hoge en lage glucose zijn bedoeld om u te helpen bij het onder controle houden van uw diabetes en mogen niet exclusief worden gebruikt om hypoglykemie of hyperglykemie waar te nemen. De alarmen moeten altijd worden gebruikt in combinatie met andere indicaties van glykemische toestand, zoals uw glucosespiegel, trend, lijngrafiek etc. • Hoge en lage glucosealarmen VERSCHILLEN van uw glucosestreefwaarden. Lage en hoge glucosealarmen waarschuwen u als u een bepaalde lage of hoge waarde hebt overschreden. Glucosestreefwaarden maken het mogelijk dat de rapporten en lijngrafieken tonen hoe uw glucosespiegel is ten opzichte van de door u gestelde streefwaarden. • Het alarm bij lage glucose kan niet worden ingesteld onder 60 mg/dl (3,3 mmol/l). Daarom is dit alarm niet bedoeld om u te waarschuwen voor ernstige hypoglykemie. • Het alarm bij hoge glucose kan niet worden ingesteld boven 300 mg/dl (16,7 mmol/l). Daarom is dit alarm niet bedoeld om u te waarschuwen voor ernstige hyperglykemie. • Het is belangrijk dat u de juiste batterijen gebruikt in de ontvanger. Anders wordt de levensduur van de batterij niet juist weergegeven. • Omdat u na elke batterijvervanging een nieuwe sensor moet aanbrengen, moet u de batterijen net vóór u een nieuwe sensor aanbrengt vervangen. Als u uw ontvanger bijvoorbeeld laat vallen en de batterijen eruit vallen, moet u een nieuwe sensor aanbrengen. • Dompel de ontvanger NIET onder in water of een andere vloeistof. Zorg dat er geen water of andere vloeistof in de teststrippoort komt. • Als u een belangrijke variatie in uw continue glucosemetingen opmerkt waarvan u denkt dat deze verkeerd is of als u de indruk hebt dat de bloedglucosemeting in de bloedglucosemodus verkeerd is en u zich in de buurt van een elektromagnetische bron bevindt, ga dan van deze interferentiebron vandaan en kijk of deze verschijnselen verdwijnen. • Als u zich tijdens een medisch onderzoek moet blootstellen aan krachtige magnetische of elektromagnetische velden, zoals röntgen, MRI (magnetische resonantie), CT (computertomografie) of een ander soort straling, houdt u uw systeem en sensor uit de buurt van deze zone. Voordat u aan dergelijke straling wordt blootgesteld, moet u de sensor die u op dat moment draagt, wegwerpen en na het onderzoek een nieuwe sensor plaatsen. De uitwerking van dit soort straling op het functioneren van het systeem is niet onderzocht. • Waarschuwing: GEVAAR VOOR VERSTIKKING door kleine onderdelen. Toezicht door volwassenen wordt aanbevolen. • Waarschuwing: Het flesje voor teststrips en de verpakking van de sensortoeleveringsunit een droogmiddel kunnen bevatten dat schadelijk kan zijn wanneer het wordt ingeademd of ingeslikt en huid- en oogirritatie kan veroorzaken. • Waarschuwing: Richt een voorgespannen sensoraanbrenger NOOIT naar de ogen, het gezicht of andere lichaamsdelen waar aanbrengen van de sensor niet gewenst is. • Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door Abbott Diabetes Care, Inc. kunnen de bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te bedienen doen vervallen. • Het systeem mag niet worden gebruikt in een zuurstofrijke omgeving of in een omgeving die brandbaar gas bevat. VERDER
10 Sectie 1 Kennismaking
Handige gezondheidsgerelateerde informatie Het volgende heeft betrekking op uw gezondheid en moet altijd in acht worden genomen: • Het systeem is bedoeld om u te helpen uw diabetes beter onder controle te krijgen door u gedurende de dag uw glucosespiegels te laten weten. • Testresultaten van minder dan 60 mg/dl (3,3 mmol/l) betekenen dat uw glucosespiegel laag is. • Testresultaten van meer dan 240 mg/dl (13,3 mmol/l) betekenen dat uw glucosespiegel hoog is. • Ernstige uitdroging en overmatig vochtverlies kunnen foutief lage resultaten veroorzaken. Als u vermoedt dat u aan ernstige uitdroging lijdt, moet u direct uw zorgteam raadplegen. • Als u resultaten krijgt van minder dan 60 mg/dl (3,3 mmol/l) of meer dan 240 mg/dl (13,3 mmol/l) en geen symptomen hebt van hypoglykemie of hyperglykemie, moet u uw glucose testen met behulp van de bloedglucosemodus. • Als u symptomen van hypoglykemie of hyperglykemie hebt of de resultaten lager blijven dan 60 mg/dl (3,3 mmol/l) of hoger dan 240 mg/dl (13,3 mmol/l) moet u uw zorgteam raadplegen. • Als u symptomen hebt die niet overeenkomen met de resultaten van uw glucosetest moet u uw zorgteam raadplegen. Fysiologische verschillen tussen de interstitiële vloeistof en het capillaire bloed kunnen leiden tot verschillen in de glucosemetingen. Tijdens periodes met snelle veranderingen in uw bloedglucose kunnen verschillen worden vastgesteld tussen de glucosemeting van de interstitiële vloeistof en uw vinger, bijvoorbeeld na het eten, na de dosering van insuline of bij lichaamsbeweging. – Interstitiële vloeistof (ISV) is de vloeistof tussen cellen in het lichaam. Vervoer van nutriënten, zuurstof en glucose van het bloed naar de cellen vindt plaats via de ISV. Als de glucose in de bloedstroom toeneemt (bijvoorbeeld tijdens maaltijden), is die toename daarom pas later in de ISV te zien. Als de glucosewaarden in de ISV dalen (tijdens lichaamsbeweging consumeren de cellen bijvoorbeeld snel glucose), dan is die daling ook pas later in de bloedstroom te zien. • Als u uw glucosespiegel test in de bloedglucosemodus, kunnen verschillen in de bloedsomloop in uw vinger en andere testplaatsen (onderarm, bovenarm, hand, dijbeen of kuit) resulteren in verschillende glucosemetingen. Verschillen in bloedglucosemetingen tussen uw vinger en andere testplaatsen (onderarm, bovenarm, hand, dijbeen of kuit) kunnen worden waargenomen na het eten, het gebruik van insuline, diabetesmedicatie of beweging. • Test uw vinger als u test op hypoglykemie of als u hypoglykemie-onbewustheid hebt (zie volgende pagina voor definitie van hypoglykemie-onbewustheid). Bij vingerbloedmonsters kunnen eerder veranderingen van de glucosespiegel worden waargenomen dan in monsters uit andere locaties (onderarm, bovenarm, hand, dijbeen of kuit). Als een alternatieve locatie moet worden gebruikt, kan krachtig wrijven over de alternatieve locatie vóór het prikken het verschil helpen te minimaliseren.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 1 11 Kennismaking
Wat is hypoglykemie-onbewustheid? Hypoglykemie-onbewustheid is een aandoening waarbij u hypoglykemie hebt, maar geen van de gebruikelijke waarschuwingssymptomen ervaart (zoals snelle hartslag, zweten, trillerigheid, angst of een tintelend gevoel in de vingers of tenen). Deze waarschuwingssymptomen zijn ofwel afwezig of sterk afgenomen. In plaats hiervan kan het eerste teken verwarring zijn of niet goed kunnen nadenken, hetgeen het nog moeilijker maakt te weten of u last hebt van een lage bloedglucosespiegel. U kunt zonder enige waarschuwing ineens middenin een ernstige hypoglykemische episode zitten.
Symptomen van hypoglykemie-onbewustheid: Omdat u de vroege waarschuwingstekenen van hypoglykemie hebt gemist, zijn de enige tekenen of symptomen die u mogelijk ervaart het gevolg van de effecten van een lage bloedglucosespiegel op de hersenen: • Prikkelbaarheid • Vermoeidheid • Verwardheid • Vergeetachtigheid • Bleke huid • Onduidelijke spraak • Verlies van bewustzijn Deze aandoening is mogelijk gevaarlijk omdat verwardheid naar aanleiding van hypoglykemie kan optreden zonder waarschuwing. Als u een auto bestuurt of zware machines bedient, kan verwardheid of een vertraagde reactie een ongeluk veroorzaken. Hypoglykemie-onbewustheid kan om verschillende redenen ontstaan: a . Doordat u veelvuldige hypoglykemische episodes hebt gehad. b . Doordat u al lange tijd diabetes en autonome neuropathie hebt (een vorm van diabetische neuropathie waarbij uw lichaam niet de gebruikelijke hormonen afscheidt om u te waarschuwen voor een lage bloedglucosespiegel en om uw lever te vertellen dat deze glucose moet afgeven als beschermingsmechanisme). Als u denkt dat u hypoglykemie-onbewustheid hebt, moet u uw zorgteam raadplegen.
VERDER
12 Sectie 1 Kennismaking
Wat zijn de continue controlemodus en bloedglucosemodus? Uw FreeStyle Navigator systeem werkt in twee modi: • Continue controlemodus (Glucose CM). • Bloedglucosemodus (Glucose BG).
Continue controlemodus (Glucose CM) De continue controlemodus is de modus die u het meest zult gebruiken. Deze geeft continu de glucosespiegel weer in de vloeistof in de kleine ruimten tussen uw weefsels (interstitiële vloeistof). Deze glucosemeting komt van de sensor die u net onder uw huid aanbrengt en wordt elke minuut bijgewerkt. • "Glucose CM" linksboven op het afleesscherm. • De glucosemeting wordt kenmerkend vergezeld door een trendrichtingspijltje dat aangeeft hoe snel uw glucosespiegel verandert en in welke richting. • De meestgebruikte modus. • Meet glucose in interstitiële vloeistof die wordt waargenomen door een sensor onder uw huid. – Gebruikt een sensor om de glucosespiegel te meten. – Een zender zendt de glucosemetingen naar de ontvanger. – Mag uitsluitend worden gebruikt met zenders van het FreeStyle Navigator systeem en FreeStyle Navigator sensoren.
85 mg/dl
Bloedglucosemodus (Glucose BG)
Glucose BG
5,9
08:30
mmol/L
Begin
106 mg/dl
U voert een traditionele bloedglucosetest (BG-test) uit in de bloedglucosemodus met behulp van een FreeStyle teststrip en een druppel bloed. U kunt de bloedglucosemodus gebruiken op elk moment waarop u een traditionele bloedglucosetest wilt uitvoeren. Deze modus wordt tevens gebruikt om het systeem te kalibreren. Tests in de bloedglucosemodus die worden gebruikt om het systeem te kalibreren zijn even betrouwbaar als traditionele bloedglucosetests. • "Glucose BG" linksboven op het afleesscherm. – Ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter. • Meet glucose uit een bloedmonster dat u levert. • Maakt gebruik van een FreeStyle teststrip om de bloedglucosespiegel te meten. Opmerking: Gebruik UITSLUITEND FreeStyle teststrips en controle-oplossing. FreeStyle Lite teststrips werken niet in de ontvanger. Andere merken teststrips of controle-oplossing kunnen onnauwkeurige resultaten opleveren.
Het systeem werkt standaard in de continue controlemodus. Het schakelt over op de bloedglucosemodus als u een FreeStyle teststrip in de teststrippoort van de ontvanger plaatst. Om de bloedglucosemodus in te schakelen, moet u de teststrip plaatsen als de ontvanger uitgeschakeld is of wanneer hierop het glucosescherm wordt weergegeven. EINDE sectie 1
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
2
Sectie 2 13 De batterijen van de zender en ontvanger plaatsen of vervangen
2 De batterijen van de zender en ontvanger plaatsen of vervangen Doel Start
Materialen
Zorgen dat uw FreeStyle Navigator systeem beschikt over voeding om goed te functioneren. Voer deze procedure uit: • De eerste keer dat u uw FreeStyle Navigator systeem gebruikt. • Als de ontvanger het bericht weergeeft dat de batterij bijna leeg is en het batterijpictogram op het scherm verschijnt. • Als de ontvanger een alarm laat horen en het bericht "Zendbatterij vervangen bij volgende sensor" weergeeft. Verzamel deze materialen voordat u begint: • 2 nieuwe AAA alkaline batterijen (LR03) voor de ontvanger. Wij raden batterijen van de volgende typen aan: Energizer® Max®, Energizer® e2® Titanium® en Energizer® Industrial. Andere batterijen bieden mogelijk niet de verwachte levensduur. Andere batterijen bieden mogelijk niet de verwachte levensduur. Neem voor meer informatie over batterijen contact op met de klantenservice. • 1 zilveroxide 357 HC batterij (knoopcel) voor de zender. • Een munt. • Uw FreeStyle Navigator ontvanger. • Uw FreeStyle Navigator zender.
Handige informatie Let op: Het is belangrijk dat u de juiste batterijen gebruikt in de ontvanger. Anders wordt de levensduur van de batterij niet juist weergegeven. Belangrijk: • Er gaat een alarm af en er verschijnt een batterijpictogram op het scherm als de batterijen van uw ontvanger bijna leeg zijn. De volgende keer dat u uw sensor vervangt, moet u ook de batterijen van uw ontvanger vervangen. Zorg dat u de batterijen vervangt vóór u de volgende sensor aanbrengt. • Er gaat een alarm af en er verschijnt een bericht op het scherm als de batterij van uw zender bijna leeg is. U hebt nog ongeveer 4 dagen batterijstroom over wanneer dit voor de eerste keer gebeurt. • Omdat u na elke batterijvervanging een nieuwe sensor moet aanbrengen, moet u de batterijen net vóór u een nieuwe sensor aanbrengt vervangen. Als u uw ontvanger bijvoorbeeld laat vallen en de batterijen vallen eruit, dan moet u een nieuwe sensor aanbrengen. • Gun het systeem na het plaatsen van de batterijen van de zender of ontvanger enkele minuten om de nieuwe batterijen te herkennen. Vervolgens hebt u via het Systeemmenu van uw ontvanger toegang tot de levensduurstatus van de batterij (zie Statusinformatie in sectie 11). Als de batterijen nieuw zijn, geeft het scherm Status 75-100 % weer als resterende levensduur van de batterij. • Als de batterijen van uw ontvanger bijna leeg zijn en u deze niet vervangt, kunnen ze zonder waarschuwing leegraken en geeft de ontvanger uw glucosespiegel niet weer en worden geen alarmen gegeven . • De levensduur van de batterij van de zender wordt geschat op maximaal 30 dagen. • De levensduur van de batterijen van de ontvanger wordt geschat op 30 dagen. De levensduur van de batterijen kan minder zijn dan 30 dagen als de alarmen van uw ontvanger staan ingesteld op trillen of als de aansluiting tussen zender/ontvanger vaak wordt verbroken. • Als u uw ontvanger gedurende langere tijd niet gebruikt, dient u de batterijen te verwijderen om te zorgen voor een langere levensduur hiervan. • Om te voorkomen dat de batterijen leegraken, dient u ervoor te zorgen dat u de toetsen van de ontvanger niet per ongeluk gedurende een langere tijd indrukt. • Na vervanging van de batterijen dient u ervoor te zorgen dat u de zender en ontvanger opnieuw aansluit om de communicatie weer tot stand te brengen. VERDER
14 Sectie 2 De batterijen van de zender en ontvanger plaatsen of vervangen
De batterij van de zender plaatsen of vervangen
Afb. 1
Afb. 2
Afb. 3
a . Draai het ronde batterijklepje met een munt of uw vingernagel linksom. (afb. 1) b . Verwijder het batterijklepje voorzichtig. c . Verwijder de oude batterij en gooi deze op de juiste manier weg. d . Plaats een NIEUWE zilveroxide 357 HC batterij met het plusteken (+) naar u toe. (afb. 2) Belangrijk: Zorg tijdens het plaatsen van de batterij in de zender dat deze recht wordt geplaatst en niet onder een hoek. Schud de batterij niet heen en weer, aangezien dit de levensduur van de batterij kan verkorten. e . Plaats het batterijklepje terug en draai dit vast door rechtsom te draaien. (afb. 3) Opmerking: Het batterijklepje moet nauwkeurig worden gesloten om voor afdichting te zorgen. Gebruik bij het sluiten geen overmatige kracht. Overmatige kracht kan het kunststof materiaal van het batterijklepje en de zenderbehuizing beschadigen. Als u de batterijen van de ontvanger op dit moment niet vervangt, sluit u de zender en ontvanger weer aan en gaat u vervolgens naar "Controleer uw werk" aan het einde van deze sectie.
De batterijen van de ontvanger plaatsen of vervangen
Batterijklepje
Opmerking: De beschermhoes van de ontvanger moet worden verwijderd om toegang te krijgen tot het batterijklepje van de ontvanger. a . Zoek het batterijklepje aan de achterzijde van de ontvanger. b . Druk het geribbelde deel van het batterijklepje naar beneden om het batterijklepje helemaal weg te schuiven. c . Verwijder oude batterijen en gooi deze op de juiste manier weg. Opmerking: Zorg dat u binnen 5 minuten klaar bent om te voorkomen dat de datum- en tijdinstellingen verloren gaan. d . Plaats de nieuwe batterijen met het plusteken (+) zoals aangegeven. Breng het + en - teken van de batterijen op één lijn met de tekens zoals aangegeven in het batterijvak. e . Druk elke batterij in het bijbehorende vakje en zorg dat de batterij goed past. Opmerking: De ontvanger werkt niet als de batterijen niet in de juiste richting zijn geplaatst. f . Plaats het batterijklepje terug met de tab naar de ontvanger gericht. g . Plaats het klepje in de randen van de sleuven van het batterijvak. h . Schuif het klepje dicht tot u een klik hoort. i . Zorg dat het scherm op uw ontvanger overeenkomt met EEN van de schermen in de volgende tabel en voer de bijbehorende stap uit.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 2 15 De batterijen van de zender en ontvanger plaatsen of vervangen
Zorg dat hetgeen u op uw ontvanger ziet, overeenkomt met EEN van onderstaande afbeeldingen Als het afleesscherm als volgt is
Dan • Druk op de optietoets RECHTS om te kijken of het scherm aan gaat. • Vergelijk het scherm wanneer het verschijnt met onderstaande schermen en voer de bijbehorende stappen uit. • Als het scherm NIET verschijnt, herhaalt u deze procedure en zorgt u hierbij dat de batterijen: – Nieuw zijn. – In de juiste richting in het batterijvak zijn geplaatst. – Zie als het probleem blijft bestaan sectie 11 over probleemoplossing.
Glucose CM
08:30
• De ontvanger werkt goed. Ga naar "Controleer uw niet zichtbaar werk". Mogelijk is het pictogram als de zender en de ontvanger aangesloten zijn. Sluit de zender en de ontvanger opnieuw aan als ziet. u het pictogram
Hoofdmenu
Datum/tijd instellen
08:30
08 : 30 10 - 05 - 2008
Volgende
Instellen
Modus selecteren
08:30
Continue modus CM Bloedglucose BG
BG
• De tijd en datum moeten worden ingesteld. Ga naar stap 4 van sectie 3. • Stel de tijd en de datum in. Sluit na het instellen van de tijd en datum de zender en ontvanger weer aan. Vervolgens gaat u naar "Controleer uw werk".
a . Selecteer de modus waarin u wilt dat het systeem werkt. b . Ga naar sectie 15 om de zender en ontvanger te verbinden. c . Ga naar "Controleer uw werk".
CM
VERDER
16 Sectie 2 De batterijen van de zender en ontvanger plaatsen of vervangen
De ontvanger weer aansluiten op de zender Systeemmenu Opnieuw aansluiten Gegevens uploaden Status Wis geschiedenis Verbinding Hoofdmenu
08:30
a . Plaats de ontvanger in de buurt van de zender. b . Druk tweemaal op de optietoets RECHTS om het scherm Hoofdmenu weer te geven.
Selecteren
c . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Systeem te markeren. d . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het Systeemmenu weer te geven met Opnieuw aansluiten gemarkeerd. e . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). f . Wacht tot de ontvanger piept. Als deze piept: • Tweemaal – Het systeem is aangesloten. • Driemaal – Het systeem is niet aangesloten. Zorg dat de batterijen in de zender nieuw zijn en zorg dat de ontvanger en zender met elkaar verbonden zijn (zie sectie 15). Opmerking: Als de zender en ontvanger goed zijn dat de aangesloten, verschijnt het pictogram verbinding is verbroken niet op het scherm.
Controleer uw werk . Resultaat: Een operationeel systeem. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als: o De batterijen zijn geplaatst en de batterijklepjes goed gesloten zijn. o De oude batterijen op de juiste manier zijn weggegooid. De richtlijn 2006/66/EG vereist gescheiden inzameling van batterijen voor verwijdering in overeenstemming met regelgeving ter plaatse.
o De zender en ontvanger opnieuw zijn aangesloten.
EINDE sectie 2
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
3
Sectie 3 17 Instellen van tijd en datum
3 Instellen van tijd en datum Doel
Zorgen dat de juiste tijd en datum met uw gegevens worden verbonden.
Start
Voer deze procedure uit: • De eerste keer dat u uw FreeStyle Navigator systeem gebruikt. • Als u nieuwe batterijen plaatst.
Materialen
Uw FreeStyle Navigator ontvanger.
Handige informatie Belangrijk: Zorg dat u de tijd en datum juist instelt. De juistheid van de lijngrafiek en statistische rapporten is afhankelijk van de juiste datum en tijd. • De ontvanger staat aan wanneer voldoende geladen batterijen in de ontvanger zijn geplaatst. • Als de batterijen gedurende 5 minuten of meer leeg of verwijderd zijn, moet u de tijd en datum opnieuw instellen. • Als u een fout maakt of het scherm Datum/tijd instellen wilt verlaten, laat u de ontvanger gedurende 20 seconden met rust. Deze wordt automatisch uitgeschakeld en de aangebrachte wijzigingen worden geannuleerd of gewist. • Als u de tijd en/of datum in de ontvanger verandert, is dit van invloed op de lijngrafieken en statistische rapporten. Als u bijvoorbeeld van de ene naar de andere tijdzone reist en de tijd aanpast aan de plaatselijke tijdzone is dit van invloed op hoe uw grafiek er uitziet.
Stappen 1.
Doe het volgende
Ga naar het hoofdscherm . Glucose CM
08:30
Opmerking: Bij het instellen van de tijd en de datum na het aanbrengen van de batterijen dient u te beginnen bij stap 4. a . Schakel het afleesscherm in.
Hoofdmenu
b . Druk nogmaals op de optietoets RECHTS om het hoofdscherm weer te geven. Als uw zender en ontvanger zijn aangesloten, krijgt u het pictogram niet te zien.
VERDER
18 Sectie 3 Instellen van tijd en datum
Stappen 2.
Doe het volgende
Ga naar het scherm Systeem . Hoofdmenu 08:30 Glucose Alarmen Rapporten Systeem Gebeurtenis toevoegen
a . Druk op de pijltoets OMLAAG om Systeem te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Systeemmenu te gaan.
Selecteren
3.
Selecteer Datum/tijd instellen in het scherm Systeemmenu . Systeemmenu Gegevens uploaden Status Wis geschiedenis Verbinding Datum/tijd instellen Hoofdmenu
4.
08:30
Selecteren
a . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om Datum/tijd instellen in het scherm Systeemmenu te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het scherm Datum/tijd instellen weer te geven.
Stel de tijd in . Datum/tijd instellen
08:30
08 : 30 10 - 05 - 2008
Volgende
a . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om het huidige uur in te stellen. b . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om naar de cijfers voor de minuten te gaan.
Instellen
c . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de huidige minuten in te stellen. d . Druk op de optietoets LINKS (Volgende). e . Ga naar stap 5 om de datum in te stellen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 3 19 Instellen van tijd en datum
Stappen 5.
Doe het volgende
Stel de datum in . Datum/tijd instellen
08:30
08 : 30
b . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de huidige datum in te stellen.
10 - 05 - 2008
Volgende
a . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om naar het veld Datum te gaan.
Instellen
c . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om naar het veld Maand te gaan. d . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de huidige maand in te stellen. e . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om naar het veld Jaar te gaan. f . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om het huidige jaar in te stellen. g . Bevestig dat uw keuzes juist zijn: • Indien deze NIET juist zijn, drukt u op de optietoets LINKS (Volgende) en herhaalt u deze procedure vanaf stap 5a. • Indien deze WEL juist zijn, drukt u op de optietoets RECHTS (Instellen) om uw veranderingen te accepteren. Resultaat: Op het scherm wordt het Systeemmenu weergegeven. h . Druk op de optietoets LINKS (Hoofdmenu) om terug te keren naar het hoofdscherm.
6.
Controleer uw werk . Resultaat: Uw FreeStyle Navigator ontvanger werkt met de juiste tijd en datum. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o De tijd correct is. o De datum correct is. Opmerking: Als u deze procedure voor het eerst uitvoert, stelt u de taal in nadat u de datum en tijd hebt ingesteld. (Zie sectie 4)
EINDE sectie 3
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
4
Sectie 4 21 Landinstellingen wijzigen
4 Landinstellingen wijzigen Doel
Het instellen van datum- en tijdnotaties, de taal en het decimaalteken.
Start
Voer deze procedure uit als uw vereisten anders zijn dan de landinstellingen die door het systeem worden gebruikt.
Materialen
Verzamel deze materialen voordat u begint: • Uw vereisten voor het weergeven van de datum- en tijdnotatie en de andere items die in het doel worden genoemd. • Uw FreeStyle Navigator ontvanger.
Handige informatie • Als u nog vragen hebt, kunt u hiervoor bij uw zorgteam terecht. • Als u gedurende 20 seconden geen knoppen indrukt, wordt het scherm van de ontvanger leeg en gaat de laatste wijziging verloren als u niet op de optietoets RECHTS (Selecteren) hebt gedrukt.
Stappen
Doe het volgende
1. Ga vanuit Hoofdmenu naar het Systeemmenu .
Hoofdmenu 08:30 Glucose Alarmen Rapporten Systeem Gebeurtenis toevoegen
a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Systeem te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Systeem selecteren te gaan.
Selecteren
VERDER
22
Sectie 4 Landinstellingen wijzigen
Stappen
Doe het volgende
2. Ga naar het menu Landinstellingen . Systeemmenu Status Wis geschiedenis Verbinding Datum/tijd instellen Landinstellingen Hoofdmenu
08:30
a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Landinstellingen te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Landinstellingen te gaan.
Selecteren
c . Bepaal wat u wilt doen:
Als u wilt wijzigen hoe het volgende wordt weergegeven
Ga naar stap
• Taal.
3
• Datum.
4
• Tijd.
5
• Decimalen.
6
• Geen van bovenstaande. (u bent klaar met het instellen van de landinstellingen.)
2d
d . Druk twee keer op de optietoets LINKS (Vorige) om terug te keren naar het hoofdmenu. e . Ga naar stap 7 voor het controleren van uw werk.
3. Wijzig de taal . Landinstellingen 08:30 Taal (Nederlands) Datumnotatie (dd-mm-jj) Tijdnotatie (24 uur) Decimale notatie (x, y) Vorige
Selecteren
a . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Taal te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Taal selecteren te gaan. c . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om de taal te markeren die u wilt gebruiken. d . Druk op de optietoetS RECHTS (Instellen) om uw selectie te accepteren. Resultaat: Het scherm Landinstellingen wordt weergegeven. e . Ga naar stap 2c om te bepalen wat u nu moet doen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 4 23 Landinstellingen wijzigen
Stappen
Doe het volgende
4. Wijzig de datumnotatie . Landinstellingen 08:30 Taal (Nederlands) Datumnotatie (dd-mm-jj) Tijdnotatie (24 uur) Decimale notatie (x, y) Vorige
Selecteren
a . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG of OMLAAG om datumnotatie te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Datumnotatie selecteren te gaan. c . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om de notatie mm-dd-jj of dd-mm-jj te selecteren. d . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om uw keuze te accepteren. Resultaat: Het scherm Landinstellingen wordt weergegeven. e . Ga naar stap 2c om te bepalen wat u nu moet doen.
5. Wijzig de tijdnotatie . Landinstellingen 08:30 Taal (Nederlands) Datumnotatie (dd-mm-jj) Tijdnotatie (24 uur) Decimale notatie (x, y) Vorige
Selecteren
a . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Tijdnotatie te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Tijdnotatie selecteren te gaan. c . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG of OMLAAG om de 12 uurs- of 24 uursnotatie te selecteren. d . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om uw keuze te accepteren. Resultaat: Het scherm Landinstellingen wordt weergegeven. e . Ga naar stap 2c om te bepalen wat u nu moet doen.
VERDER
24
Sectie 4 Landinstellingen wijzigen
Stappen
Doe het volgende
6. Wijzig het decimaalteken . Landinstellingen 08:30 Taal (Nederlands) Datumnotatie (dd-mm-jj) Tijdnotatie (24 uur) Decimale notatie (x, y) Vorige
Selecteren
a . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG of OMLAAG om Decimale notatie te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Decimale notatie selecteren te gaan. c . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG of OMLAAG om de notatie x.y of x,y te selecteren. d . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om uw keuze te accepteren. Resultaat: Het scherm Landinstellingen wordt weergegeven. e . Ga naar stap 2c om te bepalen wat u nu moet doen.
7. Controleer uw werk . Resultaat: Een afleesscherm met informatie in de notatie waar u de voorkeur aan geeft. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als u tevreden bent met de notatie die het systeem gebruikt om informatie weer te geven. EINDE sectie 4
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
5
Sectie 5 25 Een test uitvoeren met controle-oplossing
5 Een test uitvoeren met controle-oplossing Doel
Start
Het doel van de controle-oplossingtest is als volgt: • Zorgen dat uw ontvanger en teststrips goed werken voordat u kalibraties of bloedglucosetests uitvoert. • Controleren of u de juiste testprocedure volgt. • Oefenen van tests in de bloedglucosemodus zonder uw eigen bloed te gebruiken. Een controle-oplossingtest is niet hetzelfde als een kalibratie. Zie sectie 8 om het systeem te kalibreren. Voer deze procedure uit als u: • Uw ontvanger voor de eerste keer instelt. • Een nieuw flesje met teststrips opent en begint te gebruiken. • Denkt dat uw ontvanger of teststrips niet goed werken. • Denkt dat de resultaten van uw glucosetest niet nauwkeurig zijn. • Denkt dat uw testresultaten niet in overeenstemming zijn met hoe u zich voelt. • De ontvanger laat vallen, beschadigt of deze blootstelt aan vloeistof. • Van uw zorgteam het advies krijgt dit te doen.
Materialen Verzamel deze materialen voordat u begint: • FreeStyle Navigator ontvanger. • FreeStyle controle-oplossing. • FreeStyle teststrips.
Handige informatie Let op: • Gebruik FreeStyle controle-oplossing NIET voor kalibratie. Voer de controle-oplossingtest NIET uit als het systeem het bericht "BG-test uitvoeren" toont voor een kalibratie. • Resultaten van controle-oplossingtests geven uw bloedglucosespiegel NIET nauwkeurig weer. Belangrijk: Het controle-oplossingbereik is een doelbereik dat alleen voor de betreffende controleoplossing geldt. Het is GEEN doelbereik voor uw bloedglucosespiegel. Belangrijk: Als de resultaten van uw controle-oplossingtests nog steeds buiten het bereik vallen dat wordt vermeld op het flesje met teststrips, werkt de ontvanger mogelijk niet correct. Gebruik het systeem NIET om uw glucosespiegel te controleren. Neem contact op met de klantenservice. Zorg voor nauwkeurige controle-oplossingresultaten met behulp van het volgende: • Gebruik UITSLUITEND FreeStyle controle-oplossing en FreeStyle teststrips. • Doe de dop direct na gebruik weer op het flesje met controle-oplossing. • Gebruik uw controle-oplossing NIET na de vervaldatum of datum van weggooien • Voeg GEEN water of andere vloeistof toe aan de controle-oplossing. • Voer uitsluitend controle-oplossingtests uit tussen 15 en 40 °C. Raadpleeg voor belangrijke teststripinformatie, waaronder gedetailleerde informatie over opslag en gebruik, de bijsluiter van de verpakking van de FreeStyle teststrips.
VERDER
26 Sectie 5 Een test uitvoeren met controle-oplossing
Stappen 1.
Controleer of uw FreeStyle controle-oplossing nog goed is .
Doe het volgende
Opmerking: FreeStyle controle-oplossing blijft goed tot drie maanden na het openen van het flesje of tot de vervaldatum zoals vermeld op het etiket, al naargelang welke van beide zich het eerste voordoet. Tel drie maanden verder vanaf de datum waarop u een nieuwe fles controleoplossing hebt geopend. Dat is de datum van weggooien. Noteer deze datum op de zijkant van de fles controleoplossing. Voorbeeld: U opent de controle-oplossing op 15 januari. Tel drie maanden verder tot 15 april. Dit is de datum van weggooien die u op de fles noteert.
2.
Bereid teststrip voor . a . Zoek de vervaldatum op het flesje FreeStyle teststrips.
Als de vervaldatum is verstreken, haalt u een nieuw flesje met strips.
b . Zoek het codenummer (dat hebt u zo nodig). c . Haal een teststrip uit het flesje. d . Sluit het flesje stevig voordat u verdergaat, maar zet het flesje NIET weg.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 5 27 Een test uitvoeren met controle-oplossing
Stappen 3.
4.
Doe het volgende
Plaats een teststrip in de ontvanger .
a . Draai de teststrip, zodat de tekst "FreeStyle" naar boven wijst. b . Pak de teststrip vast bij het uiteinde met de twee halve cirkels. c . Plaats het uiteinde met de donkere rechthoek in de linkerbenedenhoek van de ontvanger. Resultaat: Het afleesscherm van de ontvanger wordt ingeschakeld en geeft het scherm Teststripcode weer. Opmerking: Als het scherm niet wordt ingeschakeld, raadpleegt u sectie 11 over probleemoplossing.
Vergelijk codenummers . Vergelijk het codenummer op het afleesscherm met het codenummer op het flesje met teststrips.
Als • De nummers overeenkomen.
a . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen). b . Ga naar stap 5.
• De nummers NIET overeenkomen.
a . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/ OMLAAG om de code aan te passen zodat deze overeenkomt. b . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen). c . Ga naar stap 5.
• Het scherm verandert in het scherm Monster aanbrengen.
Indien de nummers NIET overeenkwamen: a . Druk op de optietoets LINKS (Vorige). b . Herhaal stap 4. Ga als de nummers overeenkomen verder naar stap 5.
Code teststrip
08:30
27 Annuleren
Dan
Instellen
VERDER
28 Sectie 5 Een test uitvoeren met controle-oplossing
Stappen 5.
Doe het volgende
Breng controle-oplossing aan . Belangrijk: Breng GEEN controle-oplossing aan op beide randen van de teststrip. Monster aanbrengen 08:30
Vorige
Annuleren
Opmerkingen: • Steek voorzichtig SLECHTS EEN RAND van de teststrip in de controle-oplossing naast één van de donkere halve cirkels. • Als voortgangstonen zijn ingeschakeld, piept de ontvanger om aan te geven dat voldoende controleoplossing is aangebracht. Resultaat: Een stopwatch verschijnt op het afleesscherm terwijl de ontvanger de controle-oplossing meet. • De ontvanger piept tweemaal als de testresultaten verschijnen.
6.
Bevestig dat u een controleoplossing hebt gebruikt .
Glucose BG
2,9
08:30
mmol/L
Controle-oplossing? Ja
52 mg/dl
Nee
Druk op de optietoets LINKS (Ja) om de ontvanger te melden dat u een controle-oplossing voor deze test hebt gebruikt. Opmerking: Als u Ja NIET selecteert, slaat het systeem het resultaat op als een bloedglucoseresultaat in plaats van een controle-oplossingresultaat, hetgeen kan leiden tot een onjuist statistisch rapport. Ga verder met de volgende stap.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 5 29 Een test uitvoeren met controle-oplossing
Stappen 7.
Doe het volgende
Evalueer de testresultaten . Vergelijk de testresultaten die op het scherm worden weergegeven met het bereik dat op het flesje met teststrips staat vermeld.
Als het resultaat • BINNEN het bereik valt.
En
➜
• BUITEN het bereik U de test valt. herhaald hebt. U de test NIET hebt herhaald. • Een foutbericht is. Glucose BG
2,9
08:30
➜
Ga naar stap 8. Neem contact op met de klantenservice. Herhaal de test vanaf stap 1 met een NIEUWE teststrip. Ga naar sectie 11 over probleemoplossing.
mmol/L
Controle-oplossing? Ja
Dan
Een voorbeeld:
Nee
Normale controle-oplossing
52 mg/dl
77 - 115 mg/dl 4,3 - 6,4 mmol/l
Hoge controle-oplossing
268 - 402 mg/dl 14,9 - 22,3 mmol/l
Lage controle-oplossing
44 - 66 mg/dl 2,4 - 3,7 mmol/l
8.
Controleer uw werk . Resultaat: Resultaten van controle-oplossingtests worden weergegeven op het scherm van de ontvanger. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o
De resultaten binnen de vermelde limieten van het bereik op het flesje met teststrips liggen.
o
De gebruikte teststrips op de juiste manier zijn weggegooid.
o
De controle-oplossingtests worden opgeslagen als controle-oplossingtests.
EINDE sectie 5
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
6
Sectie 6 31 De sensor aanbrengen of verwijderen
6 De sensor aanbrengen of verwijderen Doel Start
Het aanbrengen, verwijderen of vervangen van een kleine, dunne, kunststof sensor onder uw huid, zodat uw FreeStyle Navigator systeem uw glucosespiegel continu kan controleren. Voer deze procedure uit: • De eerste keer dat u uw FreeStyle Navigator systeem gebruikt. • Elke 5 dagen daarna. • Vervang uw sensor eerder dan na 5 dagen als: – Er sprake is van roodheid, pijn, gevoeligheid of zwelling op de aanbrenglocatie. – Een foutcode wordt weergegeven op uw ontvanger die een sensorprobleem aangeeft. • Bij het vervangen van batterijen.
Materialen Verzamel deze materialen voordat u begint:
• Zeep en water. • Alcoholdoekjes. • Een sensoraanbrenger in ONGEOPENDE verpakking. • Een sensorondersteuning in ONGEOPENDE verpakking. • Uw zender. • Uw ontvanger.
Handige informatie Belangrijk: Onthoud het volgende bij het aanbrengen van uw sensor. • U hebt geen continue controle tot u de eerste kalibratie succesvol hebt uitgevoerd (ten minste gedurende het eerste uur na het aanbrengen van de sensor). • U kunt het systeem mogelijk niet kalibreren als uw glucoseniveaus snel veranderen. Tijdens een maaltijd of tijdens lichaamsbeweging verandert uw glucoseniveau snel. Probeer het plaatsen van de sensor zo te plannen dat de kalibratietijden niet samenvallen met uw maaltijden of lichaamsbeweging. Opmerking: U moet uw sensor 5 dagen laten zitten. Zie de uitzonderingen hierboven onder Start. • Het systeem vraagt u 5 kalibraties uit te voeren ongeveer 1, 2, 10, 24 en 72 uur na het aanbrengen van een nieuwe sensor (zie sectie 8). • U MOET uw sensor elke 5 dagen verwisselen om de kans op infectie te verminderen. Na 5 dagen wordt een sensorsessie automatisch beëindigd. Laat de sensor NIET langer dan 5 dagen zitten. • Overgaan tot actie bij de eerste tekenen van irritatie of ongemak voorkomt dat kleine problemen groter worden of blijven aanhouden. • Mogelijk kunt u na een maaltijd geen kalibratie uitvoeren tot uw glucosespiegel is gestabiliseerd. • Zie appendix A: Onderhoud van locatie voor aanvullende handige suggesties. • Controleer voordat u een nieuwe sensor aanbrengt of er geen bericht op de ontvanger wordt weergegeven dat de batterij bijna leeg is. Dit helpt gegevensverlies na aanbrengen te voorkomen als de batterijen bijna leeg zijn. Interferenten: In vitro- en in vivo-tests tonen aan dat gebruikelijke farmacologische hoeveelheden ascorbinezuur geen effect hebben op de werking van het systeem, terwijl salicylzuur een minimaal effect heeft. In vitro-tests tonen aan dat normale fysiologische hoeveelheden urinezuur, lipiden en bilirubine de werking van het systeem niet beïnvloeden. Het effect van orale hypoglykemische middelen en andere mogelijk beïnvloedende middelen is niet onderzocht. VERDER
32 Sectie 6 De sensor aanbrengen of verwijderen Belangrijke zaken over het verkrijgen van betrouwbare resultaten Waarschuwing: Het bewegen van de sensorondersteuning of buitensporige transpiratie op de aanbrenglocatie van de sensor door activiteiten als fanatiek sporten of stoten tegen voorwerpen kan leiden tot slechte adhesie van de ondersteuning aan de huid en kan zorgen dat de sensor losraakt. Als de sensor losraakt doordat de hechtpleister van de sensorondersteuning niet aan de huid blijft plakken, kunt u onbetrouwbare resultaten of helemaal geen resultaten krijgen. Het systeem geeft in dergelijke omstandigheden mogelijk geen waarschuwing. Kies de juiste sensoraanbrenglocatie wanneer u de sensor aanbrengt en maak de locatie gereed door de instructies voor locatievoorbereiding te volgen. Let op: Als uw resultaten van de continue controlemodus foutief lijken, controleer deze dan en zorg dat de sensor niet is losgeraakt. Als u merkt dat de sensor van de huid is losgeraakt of als u ziet dat de hechtpleister op uw zwachtel of de sensorondersteuning loslaat, gooit u de oude sensor weg en brengt u een nieuwe sensor aan. Nu u klaar bent om een sensor aan te brengen, volgen hier een aantal handige tips . • Sluit uw zender en ontvanger opnieuw aan ALVORENS een nieuwe sensor aan te brengen. • ALVORENS een nieuwe sensor aan te brengen, dient u in de ontvanger te programmeren dat de oude sensor is verwijderd. • Controleer VOORDAT u een sensor aanbrengt of er geen berichten of pictogrammen in het scherm van de ontvanger worden weergegeven die aangeven dat de batterijen bijna leeg zijn. • Bij het bevestigen van de zender hoort u mogelijk niet altijd een klik. Plaats de zender ongeveer voor de helft over de sensorondersteuning en schuif de zender heen en weer om te controleren of deze vrij kan bewegen alvorens deze te bevestigen. U voelt een klik wanneer u de zender op zijn plaats schuift. • Nadat de zender op een nieuwe sensor is bevestigd, heeft het systeem enige minuten nodig om de nieuwe sensor te herkennen. Sluit de ontvanger en zender opnieuw aan om na te gaan of deze met elkaar communiceren. • Bij het reageren op berichten betreffende het aanbrengen en verwijderen van de sensor, dient u het juiste antwoord ("Ja" of "Nee") te kiezen. • Gebruik de functie Verbinding/verbreken NIET tenzij u een nieuwe zender of ontvanger hebt gekregen van de fabrikant. Om de communicatie tussen beide onderdelen tot stand te brengen, dient u ALTIJD de functie "Opnieuw aansluiten" te gebruiken. {Opmerking: Verbinden is NIET hetzelfde als Opnieuw aansluiten} • Voorkom fouten en berichten met betrekking tot kalibratie door een aantal eenvoudige richtlijnen in acht te nemen: • Kalibreer NIET als uw bloedglucose hoger is dan 400 mg/dl (22,2 mmol/l) of lager dan 60 mg/dl (3,3 mmol/l). • Uw glucoseniveau kan snel veranderen na het eten, na lichaamsbeweging of na het nemen van insuline. Laat het glucoseniveau in ongeveer een uur tijd een relatief constant niveau aannemen voordat u de kalibratie start. • Het systeem detecteert automatisch omstandigheden die mogelijk niet geschikt zijn voor kalibratie. In dergelijke gevallen kan het systeem kalibratieverzoeken uitstellen. Wacht tot het systeem een ziet op het scherm. bericht geeft en KIJK of u het pictogram • Het is normaal om dat tijdens gewoon gebruik meerdere berichten over kalibraties worden weergegeven (zoals “Kal. mislukt”). Het systeem evalueert automatisch voorwaarden voor kalibratie en geeft desbetreffende berichten weer als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan of als de kalibraties mislukken. Dit helpt om de nauwkeurigheid van het systeem te handhaven. Volg bij deze berichten de aanwijzingen op het scherm of de richtlijnen in de gebruikershandleiding. Neem contact op met de klantenservice indien u te veel berichten ontvangt. • Vervang de batterijen NIET terwijl u een sensor draagt. Door het vervangen van de batterijen wordt het systeem opnieuw ingesteld en moet u de sensor verwijderen. Neem voor hulp contact op met de klantenservice.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 6 33 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen
Doe het volgende
1. Bepaal wat u gaat doen . Als u het volgende wilt doen
2.
Dan
• Uw sensor vervangen of verwijderen.
Ga naar stap 2.
• Uw sensor aanbrengen.
Ga naar stap 4.
Verwijder de sensor .
Afb . 1
Afb . 2
a . Wrijf een kleine hoeveelheid isopropylalcohol rond de randen van de sensorondersteuning. Opmerking: U kunt een gewoon alcoholdoekje van uw plaatselijke drogisterij gebruiken. b . Pak het bovenste uiteinde van de hechtpleister (het uiteinde dat zich het dichtst bij de sensor bevindt, zie afbeelding 1) en trek dit langzaam van uw huid in één vloeiende beweging. c . Trek de hechtpleister aan de onderzijde van de ondersteuning (het uiteinde dat zich het verst van de sensor bevindt, zie afbeelding 2) naar beneden. U hoort een klik als de zender van de ondersteuning loskomt. d . Gooi de sensorondersteuning weg (met de sensor eraan vast). Belangrijk: • Gooi de zender NIET weg. • Gebruik de sensorondersteuning en sensor NOOIT opnieuw. e . Reinig de zender voorzichtig met zeep en water. f . Droog de zender grondig met een schone, zachte en pluisvrije doek. Zorg dat u de sensorverbinding aan de kant van de zender afdept. g . Gebruik indien nodig een alcoholdoekje, babyolie of een nat washandje met zeep om op uw arm achtergebleven hechtmiddel te verwijderen. h . Droog uw arm met een schone, droge handdoek voordat u verdergaat. Belangrijk: Gebruik GEEN doekjes voor het verwijderen van hechtmiddel met ether of etherbevattende bestanddelen om hechtmiddelresten van de zender te verwijderen. Oplossingen voor het verwijderen van hechtmiddel zoals Uni-Solve® en andere middelen die etherbestanddelen bevatten, kunnen de behuizing van de zender beschadigen. We raden voor het verwijderen van hechtmiddelresten het gebruik van gewone alcoholdoekjes aan. i . Ga door met de volgende stap om de sensorsessie te beëindigen. Opmerking: Als de zender hierna door een andere persoon zal worden gebruikt, volg dan de reinigingsinstructies in sectie 14 op.
VERDER
34 Sectie 6 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen
Doe het volgende
3. Beëindig de sensorsessie . 08:30
Heeft u de sensor verwijderd? Nee
Ja
4. Sluit de ontvanger opnieuw aan op de zender . Systeemmenu Opnieuw aansluiten Gegevens uploaden Status Wis geschiedenis Verbinding Hoofdmenu
08:30
Selecteren
5. Kies een aanbrenglocatie .
Buik Achterzijde van bovenarm
a . Druk tweemaal op de optietoets RECHTS om in het hoofdmenu te komen. b . Druk op de pijltoets OMHOOG/OMLAAG om Systeem te markeren. c . Druk op de optietoets RECHTS om Systeem te selecteren. d . Druk op de pijltoets OMHOOG/OMLAAG om Status te markeren. e . Druk op de optietoets RECHTS om Status te selecteren. f . Druk op de pijltoets OMHOOG/OMLAAG om Verwijderde sensor te markeren. g . Druk op de optietoets RECHTS om Verwijderde sensor te selecteren. h . Druk op de optietoets RECHTS om Ja te selecteren. Het systeem weet nu dat u de sensor hebt verwijderd. Ga naar stap 4 als u de sensor nu gaat vervangen. a . Plaats de ontvanger in de buurt van de zender. b . Druk tweemaal op de optietoets RECHTS om het scherm Hoofdmenu weer te geven. c . Gebruik de pijltoets OMHOOG/OMLAAG om Systeem te markeren. d . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het Systeemmenu weer te geven met Opnieuw aansluiten gemarkeerd. e . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). f . Wacht tot de ontvanger piept. Als deze piept: • Tweemaal – Het systeem is aangesloten. • Driemaal – Het systeem is niet aangesloten. Zorg dat de batterijen in de zender nieuw zijn en zorg dat de ontvanger en zender met elkaar verbonden zijn (zie sectie 15). Opmerking: Als de zender en ontvanger goed zijn dat de aangesloten, verschijnt het pictogram verbinding is verbroken niet op het scherm. Let op: Als de sensor losraakt doordat de sensorondersteuning niet aan de huid blijft plakken, kunt u onbetrouwbare resultaten of helemaal geen resultaten krijgen. Een onjuiste locatieselectie en onjuiste locatievoorbereiding kunnen zorgen voor slechte hechting aan de huid. Opmerkingen: • Kies een locatie UITSLUITEND aan de achterzijde van de rechterbovenarm, de achterzijde van de linkerbovenarm of op uw buik. • Breng GEEN sensor aan waar een andere sensor zojuist is verwijderd (zie "Locatieselectie" in appendix A). • Wissel de aanbrenglocatie van uw sensor af tussen verschillende locaties. • Vermijd gebieden waar de randen van kleding tegen de sensor kunnen schuren. • Vermijd gebieden met littekens, moedervlekken, striae of bobbels. • Kies een stuk huid dat plat blijft tijdens uw gebruikelijke dagelijkse activiteiten (de huid mag niet buigen of rimpelen). • Vermijd plaatsen met overmatig haar of overweeg de plaats te scheren. • Kies een locatie die minimaal 2,5 cm verwijderd is van een insuline-infusieplaats.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 6 35 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen 6. Maak de aanbrenglocatie gereed .
7. Haal de sensoraanbrenger uit de verpakking .
Doe het volgende a . Was uw handen grondig met zeep en water. b . Reinig het geselecteerde aanbrenggebied met zeep en water. c . Spoel het gebied goed af en maak dit droog. d . Veeg het gebied schoon met een alcoholdoekje. Opmerking 1: Het aanbrenggebied MOET schoon en droog zijn. Als dit niet het geval is: • Kan zich een infectie voordoen. • Blijft de sensorondersteuning mogelijk niet aan de locatie plakken. Opmerking 2: Plaats GEEN verband over de aanbrenglocatie alvorens de sensor aan te brengen. Dan kan de sensor de huid mogelijk niet binnendringen en het systeem werkt niet als zich verband onder de sensor bevindt. Let op: Gebruik de sensoraanbrenger NIET als de steriele verpakking is geopend of beschadigd. a . Haal de sensoraanbrenger uit de steriele verpakking door de folie aan de achterzijde van de verpakking los te trekken. b . Bewaar de verpakking. Opmerking: U hebt het sensorcodenummer dat wordt vermeld aan de achterzijde van de verpakking later nodig. Belangrijk: Wij raden aan om de steriele verpakking van de sensoraanbrenger te bewaren tot u de laatste sensor uit de sensorset hebt gebruikt en weggeworpen. Wanneer u de verpakking bewaart, beschikt u over sensorpartij-informatie, houdbaarheidsdata, sensorcodes etc. wanneer u deze nodig hebt.
8. Haal de sensorondersteuning uit de verpakking .
9. Bevestig de sensoraanbrenger op de sensorondersteuning .
Let op: Gebruik de sensorondersteuning NIET als de steriele verpakking is geopend of beschadigd. Opmerking: Stap 8 en 9 zijn niet noodzakelijk als u beschikt over sensortoeleveringsunits die reeds gemonteerd zijn. a . Haal de sensorondersteuning uit de steriele verpakking door de papieren en kunststof delen van het zakje uit elkaar te trekken. b . Werp de verpakking weg. Monteer de sensoraanbrenger op de sensorondersteuning. a . Plaats de sensorondersteuning op een plat oppervlak. Plaats de sensoraanbrenger zodanig dat het blauwe onderste gedeelte zich parallel aan het platte oppervlak en net boven de sensorondersteuning bevindt. b . Bevestig de terugliggende rand op het verhoogde gedeelte van de sensorondersteuning, zoals getoond in de afbeelding. c . Wanneer beide onderdelen op hun plaats zitten, drukt u de sensoraanbrenger stevig op de sensorondersteuning. U dient een zachte klik te horen of te voelen wanneer de onderdelen in elkaar grijpen. d . Controleer of de sensoraanbrenger stevig op de sensorondersteuning is bevestigd. Opmerking: Sluit de sensoraanbrenger altijd op de sensorondersteuning aan ALVORENS de sensorondersteuning op uw huid aan te brengen. Zorg dat de aansluiting tussen de sensoraanbrenger en de sensorondersteuning stevig vastzit alvorens verder te gaan met de volgende stap.
VERDER
36 Sectie 6 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen
Doe het volgende
10. Verwijder de beschermlaag
van de sensorondersteuning .
a . Verbuig de tweedelige beschermlaag enigszins, zodat de naad tussen de twee delen zichtbaar wordt. b . Trek het kleine gedeelte los. c . Trek het grote gedeelte los.
11. Bevestig de sensortoeleveringsunit op uw huid .
a . Zoek de bovenzijde van de sensorondersteuning. b . Volg b . Volg onderstaande aanwijzingen als u de sensorondersteuning, met de hechtzijde naar beneden, op de aanbrenglocatie plaatst. Opmerking: Om te voorkomen dat de hechtpleister aan zichzelf vasthecht, dient u op de sensorondersteuning te drukken totdat u slechts een matige druk op uw huid voelt.
Bovenzijde van de sensorondersteuning
Als u
Dan
• De sensor op de achterzijde van uw arm aanbrengt.
Plaats de sensorondersteuning in de lengte op uw arm met de bovenzijde van de sensorondersteuning naar uw schouder gericht.
• De sensor op uw buik aanbrengt.
Plaats de sensorondersteuning horizontaal op uw buik.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 6 37 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen 12.
13.
Zorg dat de zelfklevende laag aan uw huid vastzit .
Verwijder de vergrendelingspin .
Doe het volgende a . Houd de sensortoeleveringsunit stevig op de plaats. b . Strijk de zelfklevende laag glad tegen uw huid.
a . Pak de bovenkant van de vergrendelingspin vast met uw duim en wijsvinger. b . Draai de vergrendelingspin een kwartslag in een willekeurige richting tot de vergrendelingspin klikt.
c . Trek de vergrendelingspin los om deze te verwijderen. Opmerking: De hechtpleister van de sensorondersteuning helpt de sensorondersteuning op zijn plaats te houden.
14. Breng sensor aan .
Let op: Druk NIET op de knop vóór u klaar bent om de sensor aan te brengen. Door dit te doen, kunt u onbedoelde resultaten of onbedoeld letsel veroorzaken. a . Houd de sensoraanbrenger vast zoals getoond en druk beide zijden van de knop tegelijkertijd omlaag. Belangrijk: Druk NIET op de blauwe vrijgavetabs terwijl u op de knop boven op de aanbrenger drukt. Opmerking: U voelt een licht kneepje als de sensor net onder uw huid wordt geplaatst.
15. Verwijder aanbrenger .
a . Houd de sensoraanbrenger vast en druk stevig op de twee blauwe vrijgavetabs aan de voet van de aanbrenger terwijl u de aanbrenger wegtilt van de sensorondersteuning. Opmerking: Til de aanbrenger NIET op zonder de blauwe vrijgavetabs in te drukken. Hierdoor kan de sensorondersteuning losraken.
Blauwe vrijgavetab
VERDER
38 Sectie 6 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen
Doe het volgende
16. Controleer
de sensorondersteuning .
a . Controleer of de sensorondersteuning stevig op uw huid blijft zitten door uw vinger langs de randen van de zelfklevende laag te schuiven en te controleren op eventuele onderbrekingen in de hechtverbinding. b . Controleer het desbetreffende gedeelte op bloeddruppels. Mogelijk ziet u een kleine hoeveelheid bloed afkomstig van de aanbrenglocatie. Bij continu bloeden dat niet stopt binnen enkele minuten, zelfs niet na deppen met een schone doek of een wattenstaafje, dient u de procedure van stap 2 te herhalen om de sensorondersteuning te verwijderen, een nieuwe locatie te selecteren en een NIEUWE sensor aan te brengen. c . Gebruik een spiegel om te controleren of de sensor correct is aangebracht.
Als
Dan Sensor is correct geplaatst. U ziet dat de tip van de sensor onder de huid is aangebracht en dat de sensor vlak tegen de bovenrand van de sensorondersteuning ligt.
Sensor ontbreekt. 1 . Verwijder de sensorondersteuning. 2 . Ga naar stap 1 om een nieuwe sensor aan te brengen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 6 39 De sensor aanbrengen of verwijderen
Stappen
Doe het volgende
17. Gooi de sensoraanbrenger op een veilige wijze weg .
We raden het gebruik aan van een container voor scherp afval of een prikbestendige container met gesloten deksel.
18. Controleer uw werk . Resultaat: Een aangebrachte sensor, een verwijderde sensor of een vervangen sensor. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o Het systeem succesvol heeft herkend dat u een sensor hebt verwijderd (als u een sensor hebt verwijderd).
o De locatie is gekozen en voorbereid volgens de in deze procedure vermelde richtlijnen.
o De ontvanger en zender succesvol opnieuw zijn aangesloten.
o
De sensorondersteuning stevig is bevestigd op uw buik of de achterzijde van uw bovenarm.
o
De sensor is aangebracht op een locatie die verschilt van de locatie die voor de voorgaande sensor is gebruikt.
o
De sensor zichtbaar met de tip in uw huid is aangebracht.
o
De sensoraanbrenger op veilige wijze is weggegooid.
EINDE sectie 6
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
7
Sectie 7 41 De zender bevestigen
7 De zender bevestigen Doel
Ervoor zorgen dat de zender glucosegegevens naar de ontvanger kan sturen.
Start
Voer deze procedure uit nadat u een nieuwe sensor hebt aangebracht.
Materialen Uw FreeStyle Navigator zender met geplaatste batterij.
Handige informatie Belangrijk: Verwijder de zender NIET van de sensorondersteuning of vervang deze niet terwijl u een sensor draagt. Vervang de sensor door een nieuwe sensor en bevestig de zender opnieuw als u merkt dat de zender onjuist bevestigd is. • Zorg dat u de communicatie tussen de zender en de ontvanger tot stand brengt door deze zo nodig opnieuw aan te sluiten. • Plaats uw ontvanger na bevestiging van de zender niet verder dan 3 meter van de zender om een consistente aansluiting te houden. Als de aansluiting tussen de zender en de ontvanger is verbroken, ontvangt u geen continue glucosemetingen. • De aansluiting kan tevens worden beïnvloed doordat er voorwerpen tussen de zender en ontvanger staan, door grote metalen voorwerpen in de nabijheid en door elektronische apparaten die radiostraling produceren. • Plaats de zender dichter bij de ontvanger als het aansluitalarm afgaat om de aansluiting te herstellen. Raadpleeg sectie 11 over het oplossen van problemen als u problemen hebt met de aansluiting tussen de zender en de ontvanger.
VERDER
42 Sectie 7 De zender bevestigen
Stappen 1.
Doe het volgende
Bevestig de zender aan de sensorondersteuning . a . Plaats de zender op de sensorondersteuning zodat de batterijkant naar de ondersteuning gericht is. b . Laat de zender op de ondersteuning zakken. Opmerking: Het kan handig zijn om de aansluiting van de zender direct boven het ronde deel van het "sleutelgat" (afb. 1) te plaatsen als u de zender laat zakken.
Afb . 1
Resultaat: De zender ligt vlak tegen de ondersteuning aan en glijdt soepel over de geleiderails. c . Houd de zender tussen duim en wijsvinger vast en schuif de zender tot deze op zijn plaats klikt. Pas stevige druk toe als u de zender op zijn plaats schuift. (afb. 2) Opmerking: Het is normaal om een ruimte te zien tussen de zender en de sensorondersteuning aan de bovenkant.
Afb . 2
2. Controleer of de
zender juist op de sensorondersteuning is bevestigd . a . Kijk naar de zijde van de zender waar de onderzijde op de geleiderails is geplaatst. b . Is er ruimte tussen de onderste rand van de zender en de bovenste rand van de geleiderails?
Als
Dan
• Dit niet het geval is
De zender is juist bevestigd. Ga naar stap 3.
• Dit wel het geval is
1 . Ga naar sectie 6 om uw sensor te vervangen. 2 . Herhaal deze procedure om uw zender te bevestigen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 7 43 De zender bevestigen
Stappen
Doe het volgende
3. Breng een zwachtel aan (optioneel) .
Breng een zwachtel aan om de zender en sensorondersteuning op hun plaats te houden. Gebruik een zwachtel als u vindt dat de sensorondersteuning niet goed hecht tijdens dagelijkse activiteiten. Let op: Als uw resultaten van de continue controlemodus foutief lijken, controleer deze dan en zorg dat de sensor niet is losgeraakt. Als u merkt dat de sensor van de huid is losgeraakt of als u ziet dat de hechtpleister op uw zwachtel of de sensorondersteuning loslaat, vervangt u de sensor door een nieuwe. Ga verder met de volgende stap.
4.
Voer de sensorcode in uw ontvanger in .
a . Druk als u de ontvanger hoort piepen eenmaal op de optietoets RECHTS om de ontvanger aan te zetten. Resultaat: De ontvanger zegt "Nieuwe sensor gedetecteerd. Heeft u onlangs een nieuwe sensor geplaatst?" (afb. 1)
08:30 Nieuwe sensor gedetecteerd: Heeft u onlangs een nieuwe sensor geplaatst?
Nee
Ja
Opmerking: Het duurt normaal gesproken maximaal 3 minuten na het bevestigen van de zender vóór de ontvanger piept. Zie sectie 11 om problemen op te lossen als u het sensordetectiebericht niet krijgt. b . Druk op de optietoets RECHTS (Ja). Opmerking: Druk als u dit bericht op een ander moment ziet op de optietoets LINKS (Nee).
Afb . 1
Sensorcode
105 Annuleren
c . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het nummer op het scherm van de ontvanger te veranderen in het nummer op de verpakking van de sensoraanbrenger (afb. 2). 08:30
Instellen
Afb . 2
Let op: De codenummers MOETEN overeenstemmen om betrouwbare testresultaten te garanderen.
Continuous Glucose Monitoring System Continu glucose-controlesysteem Système de mesure en continu du glucose System zur kontinuierlichen Glukosemessung Sistema di monitoraggio continuo del glucosio System til kontinuerlig glukoseovervågning Jatkuva glukoosin seurantajärjestelmä System for kontinuerlig glukosemåling System för kontinuerlig glukosövervakning Sistema de Monitorização Contínua de Glicose Sistema para la monitorización continua de la glucosa
Belangrijk: Als de code is ingevoerd en u op de toets Instellen hebt gedrukt, zoals u hieronder wordt geïnstrueerd, kunt u het sensorcodenummer niet meer veranderen. Als u de code onjuist hebt ingevoerd, moet u de sensor vervangen en de juiste sensorcode invoeren. Sensor Inserter Als u Sensoraanbrenger de verkeerde kiest, geeft de sensor Dispositif d'insertion dusensorcode capteur Einsetzhilfe für den Sensor mogelijk foutieve resultaten. Dispositivo per l’inserimento del sensore Sensorinjektor
d . Druk Sensorin op deasetin optietoets RECHTS (Instellen) Sensorinnsetter Sensorinförare om het nummer op het scherm te accepteren. Insersor Equipo de inserción de medidor
This product and its use are protected under one or more of the following European patents: EP1230248; EP1230249; EP0958495; EP1145000; EP1119637, and pending applications.
VERDER
44 Sectie 7 De zender bevestigen
Stappen
Doe het volgende
5. Controleer uw werk . Resultaat: Een zender die gereed is om glucosegegevens te verzenden. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o
De zender stevig is vastgezet aan de sensorondersteuning.
o
U zo nodig een zwachtel hebt aangebracht om de zender en de sensorondersteuning tegen te houden.
o
De sensorcode op de juiste wijze is ingevoerd in de ontvanger.
o
Er een pictogram in de rechterbovenhoek van het scherm verschijnt.
EINDE sectie 7
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
8
Sectie 8 45 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
8 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen Doel Start
Ervoor zorgen dat de ontvanger op nauwkeurige wijze uw glucosewaarden berekent. Voer deze procedure uit: • Elke keer als de ontvanger u de melding "BG-test uitvoeren" toont. Er verschijnt een pictogram in de vorm van een bloeddruppel op het scherm en u hoort tevens een pieptoon (of het systeem gaat trillen). • Als u uw bloedglucose handmatig wilt meten met behulp van de ingebouwde FreeStyle meter.
Materialen • Zeep, water en een schone handdoek. • FreeStyle teststrips.
• Een FreeStyle prikapparaat. • Steriele lancetten.
• Uw FreeStyle Navigator ontvanger. • Een container voor scherp afval.
Handige informatie Belangrijke zaken over systeemkalibratie • Het systeem wordt gekalibreerd met behulp van een capillaire volbloedglucosemeting (uitgevoerd in de bloedglucosemodus met behulp van de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter). Om te kalibreren, vergelijkt de ontvanger het resultaat uit het bloed met het resultaat dat de sensor geeft uit de interstitiële vloeistof. Op basis van de kalibratie berekent de ontvanger de glucoseresultaten. • Gebruik geen veneuze bloedmonsters voor het kalibreren van het systeem. Let op: Kalibreer het systeem altijd met behulp van een bloedmonster dat u via een vingerprik hebt verkregen. Gebruik GEEN bloedglucosemetingen van andere locaties om het systeem te kalibreren. De ontvanger bevat een ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om kalibratietests uit te voeren. Belangrijk: Uw bloedglucose moet een waarde hebben tussen 60 en 400 mg/dl (3,3 en 22,2 mmol/l) om kalibratietests uit te kunnen voeren. Als uw bloedglucosespiegel snel verandert, kunt u het systeem wellicht niet kalibreren. Tijdens een maaltijd of tijdens lichaamsbeweging verandert uw glucoseniveau snel. Probeer rekening te houden met de tijdstippen waarop u uw sensor aanbrengt, zodat de momenten waarop u kalibreert niet samenvallen met maaltijden of momenten van veel lichaamsbeweging. Belangrijk: Tijdens klinische studies is gebleken dat het sensorsignaal soms tijdelijk afwijkt van de werkelijke waarde. Dit gebeurt met name 's nacht tijdens het slapen en herstelt snel als de gebruiker beweegt of wordt gewekt. Om te voorkomen dat dit fenomeen zich voordoet, moet het systeem echter niet gekalibreerd worden als de gebruiker slaapt. • Het kan zijn dat u het systeem niet kunt kalibreren als uw glucosewaarden snel veranderen (bijvoorbeeld wanneer u zich inspant, eet of insuline toedient). In dergelijke omstandigheden vraagt het systeem u mogelijk niet te kalibreren en wordt het verzoek uitgesteld totdat de omstandigheden acceptabel zijn.
VERDER
46 Sectie 8 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Handige informatie (vervolg) • U kalibreert ongeveer 1, 2, 10, 24 en 72 uur na het aanbrengen van de sensor. Als u de kalibratietests niet succesvol voltooit binnen de hiervoor gereserveerde tijd, worden uw glucosemetingen NIET weergegeven en zijn de alarmen inactief. Het systeem kan u vragen aanvullende kalibraties uit te voeren gedurende de eerste 24 uur, afhankelijk van het sensorsignaal. In dergelijke gevallen wordt u middels een bericht gevraagd aanvullende BG-tests uit te voeren. • De ontvanger piept (of trilt) om u te vragen een kalibratie uit te voeren. De ontvanger geeft een en het bericht "BG-test uitvoeren" weer. Het systeem geeft alarmmeldingen bloeddruppelpictogram wanneer uw kalibraties niet succesvol waren. • U hebt geen continue controle tot u de eerste kalibratie succesvol hebt uitgevoerd (ten minste gedurende het eerste uur na het aanbrengen van de sensor). • Als u een verzoek tot kalibratie krijgt of een verzoek tot aanvullende kalibratie verwacht op een moment waarop u niet gestoord wilt worden (bijvoorbeeld als u slaapt), kunt u ervoor kiezen te wachten met het uitvoeren van aanvullende BG-tests tot een later tijdstip. Als u ervoor kiest te wachten en de voor kalibratie toegewezen tijd is verstreken, krijgt u geen glucoseresultaten tot u een succesvolle kalibratie hebt uitgevoerd. U kunt gebruik maken van de functie Alarmen dempen om te voorkomen dat wordt gevraagd om kalibratie en dat andere alarmen zich voordoen. Deze functie kan van 1 tot 12 uur worden geprogrammeerd. Wanneer moet ik het systeem kalibreren? U kalibreert het systeem ongeveer 1, 2, 10, 24 en 72 uur na het aanbrengen van de sensor. Een voorbeeld: Aanbrengen gedurende de nacht Als u de sensor op dag 1 om 20:00 uur aanbrengt, is de eerste kalibratie op dag 1 om 21:00 uur, de tweede kalibratie op dag 1 om 22:00 uur, de derde kalibratie op dag 2 om 6:00 uur, de vierde kalibratie op dag 2 om 20:00 uur, de vijfde kalibratie op dag 4 om 20:00 uur. De sensor wordt verwijderd op dag 6 om 20:00 uur.
Wat gebeurt er in het voorbeeld als u de sensor om 22 uur 's avonds aanbrengt en ervoor kiest om de eerste kalibratie uit te stellen tot de volgende ochtend? Als de eerste kalibratie bijvoorbeeld pas plaatsvindt om 7 uur 's ochtends op dag 2? Om te voorkomen dat de ontvanger gedurende de nacht om kalibraties vraagt, kunt u het alarm voor maximaal 12 uur dempen. Na afloop van de eerste kalibratie om 7 uur 's ochtends zijn er glucoseresultaten beschikbaar. Eén uur later zal worden gevraagd om een volgende kalibratie. De resterende kalibraties zullen nog steeds 24 en 72 uur na het aanbrengen plaatsvinden. Zodoende zal de tweede kalibratie plaatsvinden om 8 uur 's ochtends op dag 2, de derde kalibratie om 22 uur 's avonds op dag 2 en de vierde en laatste kalibratie om 22 uur 's avonds op dag 4. Het verwijderen van de sensor zal plaatsvinden om 22 uur 's avonds op dag 6.
Hoewel een normale kalibratiereeks er uitziet zoals getoond, moet elke kalibratie binnen een specifiek tijdsbestek worden uitgevoerd. • 1e kalibratie: kan 1 uur nadat een nieuwe sensor is aangebracht worden uitgevoerd of kan maximaal 12 uur worden uitgesteld met behulp van de functie Alarmen dempen. Continue glucosemetingen worden NIET gemeld totdat de eerste kalibratie met succes is voltooid. • 2e kalibratie: kan worden uitgevoerd tussen 1 en 1,5 uur na de eerste kalibratie, anders wordt er geen continue glucose gemeld. De tweede kalibratie kan na 1,5 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de tweede kalibratie met succes is uitgevoerd. • 3e kalibratie: moet worden uitgevoerd tussen 10 en 12 uur nadat de sensor is aangebracht, anders vinden er geen continue glucosemeldingen plaats. De derde kalibratie kan na 12 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de derde kalibratie met succes is uitgevoerd. • 4e kalibratie: moet worden uitgevoerd tussen 24 en 32 uur nadat de sensor is aangebracht, anders vinden er geen continue glucosemeldingen plaats. De vierde kalibratie kan na 32 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de vierde kalibratie met succes is uitgevoerd. • 5e kalibratie: moet worden uitgevoerd tussen 72 en 80 uur nadat de sensor is aangebracht, anders vinden er geen continue glucosemeldingen plaats. De vijfde kalibratie kan na 80 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de vijfde kalibratie met succes is uitgevoerd.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 8 47 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Handige informatie (vervolg) Kalibratietijdlijn DAG
1
Kalibraties
1e
2 3e
2e
3
4
5
5e
4e
Einde van sensordraagtijd
Aanbrengen van sensor Uur 0
1
2
10
12
24
32
72 80
120
Als het signaal instabiel is, zijn mogelijk aanvullende kalibraties vereist gedurende ongeveer de eerste 24 uur.
Voorbeelden Kalibraties
1e
3e
2e
4e
5e
Einde van sensordraagtijd
Aanbrengen van sensor Uur 0
1
2
10
12
24
32
72 80
120
Aanbrengen 's ochtends (08:00)
09:00 10:00 (zon) (zon)
18:00 (zon)
08:00 (maa)
08:00 (woe)
10:00 (vri)
Aanbrengen 's avonds (20:00)
21.00 22.00 (zon) (zon)
07:00 (maa)
20:00 (maa)
20:00 (woe)
22:00 (vri)
07:00 08:00 (maa) (maa)
22:00 (maa)
22:00 (woe)
22:00 (vri)
Aanbrengen 's avonds (22:00, zon) met alarmdemping 's nachts
Legenda Geen CM-waarden
CM-waarden beschikbaar
Vrije periode van kalibratievenster gedurende welke u een kalibratie moet uitvoeren. Als de vrije periode verstrijkt zonder een kalibratie, zijn glucoseresultaten en alarmen inactief tot een kalibratie met succes is voltooid.
Enkele veelvoorkomende redenen voor het mislukken van de kalibratie • Uw BG-testresultaat is lager dan 60 mg/dl (3,3 mmol/l) of hoger dan 400 mg/dl (22,2 mmol/l). Voer de kalibratietest uit als uw bloedglucose tussen bovenstaande waarden ligt. • Uw bloedglucosespiegel verandert te snel. Dit kan gebeuren tijdens maaltijden, wanneer u zich inspant of na het nemen van insuline. Wacht een uur voordat u de kalibratietest opnieuw probeert uit te voeren. Voer geen test voor kalibratie uit in de bloedglucosemodus als u op het scherm geen pictogram in de vorm van een bloeddruppel ziet. • De huidtemperatuur kan te hoog of te laag zijn (de huidtemperatuur moet tussen 25 °C en 40 °C liggen). • Het sensorsignaal kan te hoog of te laag zijn of is veranderd ten opzichte van de laatste geslaagde kalibratie. • Onjuiste test in bloedglucosemodus. Volg de aanwijzingen in deze sectie nauwkeurig bij het uitvoeren van een BG-test (zorg dat uw handen schoon zijn, voer de juiste teststripcode in en kies een vinger voor de kalibratietests) om fouten bij de test in de bloedglucosemodus te voorkomen. Het systeem geeft alarmmeldingen wanneer uw kalibraties niet succesvol waren. Zie sectie 11 voor meer informatie of neem contact op met de klantenservice. U moet aanvullende tests in de bloedglucosemodus (BG-tests) uitvoeren als uw kalibraties niet succesvol waren. VERDER
48 Sectie 8 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen 1.
Doe het volgende
Plaats een FreeStyle teststrip in de teststrippoort van de ontvanger .
a. Steek het uiteinde met de donkere rechthoek in de poort. b . Druk de strip voorzichtig aan tot de teststrip niet verder kan. Resultaat: De ontvanger toont het codenummer van de meest recent gebruikte teststrip.
2.
Zorg dat het codenummer op het scherm overeenkomt met het codenummer op het flesje voor de teststrips . Code teststrip
Annuleren
08:30
Let op: De codenummers MOETEN overeenstemmen om betrouwbare testresultaten te garanderen.
Vergelijk het codenummer op het afleesscherm met het codenummer op het flesje met teststrips.
Instellen
Als
Dan
• De nummers overeenkomen.
a . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen). b . Ga naar stap 3.
• De nummers NIET overeenkomen.
a . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de code aan te passen zodat deze overeenkomt. b . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen). c . Ga naar stap 3.
• Het scherm verandert in het scherm Monster aanbrengen.
Indien de nummers NIET overeenkomen: a . Druk op de optietoets LINKS (Vorige). b . Herhaal stap 2. Ga naar stap 3 als de nummers overeenkomen. Resultaat: De ontvanger vraagt u het monster aan te brengen ("Monster aanbrengen").
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 8 49 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
3. Kies een testlocatie .
Let op: Als u hypoglykemie of hypoglykemieonbewustheid hebt, dient u ALLEEN met behulp van uw vingers te testen. Opmerking 1: Wissel de testlocatie af om gevoeligheid en eelt te voorkomen. Opmerking 2: Vermijd moedervlekken, bloedvaten, botten en pezen.
Let op: Kalibreer het systeem altijd met behulp van een bloedmonster dat u via een vingerprik hebt verkregen. Gebruik GEEN bloedglucosemetingen van andere locaties om het systeem te kalibreren. De ontvanger bevat een ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om kalibratietests uit te voeren.
n
BG-testlocatie Locaties voor kalibratie
Als
Dan
• U het systeem kalibreert.
Selecteer ALLEEN een vinger om te testen (zie rode cirkels).
• U gewoon een handmatige glucosetest uitvoert en NIET kalibreert.
Maak een keuze uit de getoonde plaatsen inclusief de omcirkelde gebieden.
VERDER
50 Sectie 8 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
4. Voorbereiding op het prikken . a. Was uw handen en de geselecteerde testlocatie met zeep en water. Zorg dat zich geen lotion op de testlocatie bevindt. b . Droog uw handen en de testlocatie grondig. c . Trek de dop van het prikapparaat. Belangrijk: Gebruik bij elke test een nieuw steriel lancet. Gebruik NOOIT een lancet voor meer dan één persoon.
d . Breng een nieuw lancet stevig in de witte lancethouder aan. Belangrijk: Zorg dat u de blootliggende naald van het lancet niet aanraakt.
e . Houd het lancet met één hand stevig op zijn plaats en gebruik uw andere hand om de afgeronde bovenzijde los te draaien.
f . Breng de dop weer aan totdat deze op zijn plaats vastklikt.
Als uw testlocatie als volgt is
Dan
• Een vinger.
Gebruik de grijze dop.
• Uw onderarm of een andere testlocatie dan de vinger.
Gebruik de doorzichtige dop.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 8 51 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
4. Voorbereiding
op het prikken (vervolg) .
Als u prikt in
g. Selecteer de diepte van het prikapparaat.
Dan
• Een vinger.
Moet u de diepte instellen op het minst diepe niveau (1).
• Uw onderarm.
Dan moet u beginnen op niveau 2 of hoger als uit ervaring is gebleken dat niveau 2 geen bruikbaar monster oplevert. • Het FreeStyle prikapparaat heeft vier verschillende diepte-instellingen. Stel het apparaat in op de gewenste instelling zoals deze wordt afgebeeld in het diepteindicatorvenster. Niveau 1 is het minst diep; niveau 4 is het diepst. Begin met niveau 2 en gebruik de doorzichtige dop om in andere lichaamsdelen te prikken dan de vinger. Zet het prikapparaat op het minst diepe niveau (1) en gebruik de grijze dop om in uw vinger te prikken.
h . Trek de donkergrijze spanhendel uit tot deze klikt. Opmerking: U hebt het prikapparaat mogelijk al gespannen in stap 4d.
i . Maak de locatie gereed:
Als u gebruik maakt van Stimuleer de bloedcirculatie dan als volgt • Een vinger.
Verwarm uw hand, houd deze ter hoogte van uw middel en masseer de vinger zachtjes.
• Uw onderarm.
Wrijf stevig over de testlocatie tot deze warm wordt (drie tot vijf seconden).
VERDER
52 Sectie 8 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
5. Het prikken . Om in uw vinger te prikken (grijze dop): a . Plaats het prikapparaat lichtjes tegen de zijkant van de vingertop. b . Druk op de ontspanknop. c . Leg het prikapparaat neer. d . Knijp, indien nodig, voorzichtig in uw vinger tot zich een druppel bloed vormt ter grootte van een speldenknop.
Om in uw onderarm te prikken (doorzichtige dop): a . Plaats het prikapparaat tegen de testlocatie. b . Druk op de ontspanknop. c . Blijf het prikapparaat tegen de testlocatie aanhouden terwijl u: i) De testlocatie door de doorzichtige dop bekijkt. ii) De druk geleidelijk opvoert tot het monster de omvang heeft van deze stip: Belangrijk: Zorg dat het bloedmonster NIET uitloopt tijdens de volgende stap. d . Til het prikapparaat recht omhoog.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 8 53 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
6. Test het monster .
Doe het volgende niet: • De teststrips vaker dan één keer gebruiken. Gooi gebruikte teststrips weg. • Het bloed bijeen schrapen. • Bloed aanbrengen op platte zijde van de teststrip. • Bloed aanbrengen op de teststrip als de teststrip niet in de ontvanger is geplaatst. • Bloed aanbrengen op beide zijden van de teststrip. • Bloed of vreemde voorwerpen in de teststrippoort van de ontvanger stoppen. a . Houd de ontvanger onder een lichte hoek tegen het monster en raak met de halve cirkel op de teststrip voorzichtig het monster aan.
Bezig
Belangrijk: Uw bloedglucose moet een waarde hebben tussen 60 en 400 mg/dl (3,3 en 22,2 mmol/l) om kalibratietests uit te kunnen voeren. Als uw bloedglucosespiegel snel verandert, kunt u het systeem wellicht niet kalibreren.
08:30
Annuleren
b . Bekijk de ontvanger:
Als • Het stopwatchpictogram NIET binnen 5 seconden verschijnt.
Dan Blijf 60 seconden lang een bloedmonster toevoegen aan DEZELFDE halve cirkel.
• De ontvanger ÉÉN KEER PIEPT Er is voldoende bloed gebruikt. (alleen als de voortgangstonen zijn ingeschakeld). • Het stopwatchpictogram verschijnt.
De ontvanger meet uw bloedglucosewaarde.
• De ontvanger TWEE KEER PIEPT (alleen als de voortgangstonen zijn ingeschakeld).
De test is klaar. Ga naar stap 7.
• Uw bloedglucoseresultaten in het afleesscherm verschijnen (duurt gemiddeld 7 seconden). • De ontvanger drie keer piept. • U een foutbericht krijgt.
De test is mislukt. Herhaal de test. Raadpleeg sectie 11 voor foutmeldingen en het oplossen van problemen. VERDER
54 Sectie 8 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
7. Interpreteer de
bloedglucoseresultaten .
Als • Lo in het afleesscherm verschijnt. Lo verschijnt wanneer de gemeten glucosewaarde lager is dan 20 mg/dl (1,1 mmol/l).
Let op: Een lage of hoge glucosemeting kan een aanwijzing zijn voor een potentieel ernstige medische aandoening.
En
Dan
U GEEN symptomen van een lage bloedglucosewaarde hebt.
Herhaal de test vanaf stap 3 met behulp van: • Uw vinger. • Een nieuwe teststrip.
U een van deze symptomen hebt: • Zwakte • Hoofdpijn • Zweten • Verwardheid • Nervositeit
Volg de aanbevelingen van uw zorgteam op voor de behandeling van hypoglykemie.
Dit is uw tweede test. • Hi in het afleesscherm verschijnt. Hi verschijnt wanneer de gemeten glucosewaarde hoger is dan 500 mg/dl (27,8 mmol/l).
U GEEN symptomen van een hoge Herhaal de test vanaf stap 3 bloedglucosewaarde hebt. met een nieuwe teststrip. U een van deze symptomen hebt: • Vermoeidheid • Wazig zicht • Overmatig urineren • Dorst
Volg de aanbevelingen van uw zorgteam op voor de behandeling van hyperglykemie.
Dit is uw tweede test.
• De ontvanger resultaten toont die tussen 20 tot 500 mg/dl (1,1 mmol/l tot 27,8 mmol/l) liggen.
Ga verder met stap 8.
8. Bevestig dat u GEEN controleoplossing hebt gebruikt .
Glucose BG
10,5
08:30 mmol/L
Controle-oplossing? Ja
189 mg/dl
Nee
Druk op de optietoets RECHTS om aan te geven dat u GEEN controle-oplossing hebt gebruikt. Druk op de optietoets RECHTS om "Nee" te selecteren en druk opnieuw op de optietoets RECHTS om de continue glucoseresultaten te bekijken. Zie sectie 11 voor het reageren op alarmmeldingen, als u een alarmmelding krijgt. Opmerking: Als u niet binnen twee minuten "Nee" selecteert bij de vraag "Controle-oplossing?" in deze stap, beschouwt het systeem dit automatisch als een bloedtest.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 8 55 Uw systeem kalibreren/de bloedglucosespiegel handmatig testen
Stappen
Doe het volgende
9. Verwijder de teststrip en gooi deze weg.
10. Gooi het lancet weg .
11. Controleer uw werk .
Belangrijk: Gebruik teststrips slechts één keer. Gooi gebruikte teststrips weg. Opmerking: Gebruik een afgesloten container zoals een container voor scherp afval om biologische risico's te voorkomen. a . Trek de dop van het prikapparaat. b . Houd het lancet boven een container voor scherp afval of andere speciale prikbestendige container met een deksel. c . Druk op de witte clip die het lancet vasthoudt tot het lancet in de container valt. Resultaat: Een goed gekalibreerde ontvanger. U hebt deze procedure correct uitgevoerd als:
o
U uw handen en de testlocatie hebt gewassen met zeep en water en grondig hebt afgedroogd met een schone handdoek.
o
Het codenummer van de ontvanger overeenkomt met het codenummer van de teststrips.
o o
De testlocatie voor kalibratie een vinger was.
o
U uw vinger hebt gebruikt als u hypoglykemieonbewustheid hebt.
o
U de grijze dop op het prikapparaat hebt gebruikt voor het prikken in uw vinger. Of als u de doorzichtige dop op het prikapparaat hebt gebruikt om te prikken in uw onderarm.
o
Het prikken voldoende bloed opleverde dat niet uitliep.
o
U zich tijdens het testen van het bloed aan alle opmerkingen in stap 6 hebt gehouden.
o
U de resultaten hebt geïnterpreteerd zoals omschreven in stap 7.
o
U NEE hebt geselecteerd als antwoord op de vraag "Controle-oplossing?" van de ontvanger.
o
U het lancet hebt weggegooid in een container voor scherp afval of een afgesloten prikbestendige container.
De testlocatie voor handmatige bloedglucosetesten één van de testlocaties in stap 3 van deze sectie was.
EINDE sectie 8
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
9
Sectie 9 57 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen Doel
Start
De ontvanger zodanig instellen dat deze: • U waarschuwt als de glucosewaarden veranderen. • Aankondigt wanneer u op de ontvanger moet letten. • Aankondigt wanneer de ontvanger bepaalde activiteiten begint of eindigt. Voer de volgende taak uit: • Direct nadat u uw FreeStyle Navigator systeem voor het eerst hebt ingesteld. • Als u nieuwe glucosedrempelwaarden van uw zorgteam krijgt. • Als u de alarmmelding "Voorkeursinst. verloren: Opnieuw configureren" op uw ontvanger krijgt. • Als u uw ontvanger vervangt. • Als u uw alarminstellingen wilt veranderen. • Als u uw alarminstellingen wilt bekijken. • Als u de hoorbare alarmen van de ontvanger tijdelijk wilt dempen.
Materialen
• Uw FreeStyle Navigator ontvanger. • Lage en hoge glucosedrempelwaarden (van uw zorgteam).
Handige informatie
Let op: De alarmen voor hoge en lage glucose zijn bedoeld om u te helpen bij het onder controle houden van uw diabetes en mogen niet exclusief worden gebruikt om hypoglykemie of hyperglykemie waar te nemen. De alarmen moeten altijd worden gebruikt in combinatie met andere indicaties van glykemische toestand, zoals uw glucosespiegel, trend, lijngrafiek etc. Let op: Hoge en lage glucosealarmen VERSCHILLEN van uw glucosestreefwaarden. Lage en hoge glucosealarmen waarschuwen u als u een bepaalde lage of hoge waarde hebt overschreden. Glucosestreefwaarden maken het mogelijk dat de rapporten en lijngrafieken tonen hoe uw glucosespiegel is ten opzichte van de door u gestelde streefwaarden. Waarschuwing: Om hypoglykemie of dreigende hypoglykemie zoals gemeld door de FreeStyle Navigator sensor te bevestigen, gebruikt u de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om een vingerpriktest uit te voeren en de meting van de FreeStyle Navigator te controleren. • Hoge en lage glucosealarmen laten u weten wanneer uw glucosewaarden boven of onder uw laagste en hoogste glucose drempelwaarden komen. U stelt zelf de lage en hoge glucosedrempelwaarden vast op basis van gesprekken met uw zorgteam. Als er geen glucosegegevens zijn, krijgt u geen glucosealarmen. • Een verwacht alarm is een alarm dat een vroege waarschuwing geeft van een gebeurtenis die waarschijnlijk zal plaatsvinden als de huidige trend zich doorzet. Verwachte alarmen maken gebruik van de drempelwaarden voor lage en hoge glucosewaarden. Een verwacht alarm laat u bijvoorbeeld weten wanneer u uw lage glucosedrempelwaarde nadert. U beslist zelf wanneer u deze melding krijgt (10 minuten, 20 minuten of 30 minuten voordat u uw drempelwaarde bereikt) op basis van gesprekken met uw zorgteam. • Het alarm voor gegevensverlies waarschuwt u wanneer de glucoseresultaten niet langer beschikbaar zijn. Dit gaat af wanneer de sensor is verlopen, de aansluiting tussen de zender en de ontvanger is verbroken, de kalibratie is verlopen of de sensor niet goed functioneert. Het alarm voor gegevensverlies kan niet worden uitgeschakeld zonder eerst de glucosealarmen uit te schakelen (lage glucose, hoge glucose, verwachte lage glucose en verwachte hoge glucose). • Systeemalarmen melden gebeurtenissen zoals batterij bijna leeg of kalibratietijd bijna voorbij. • Voortgangstonen melden fouten, resultaten en de succesvolle afronding van de stappen in activiteiten zoals het testen in de bloedglucosemodus.
VERDER
58 Sectie 9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Over glucosealarmen Het FreeStyle Navigator systeem is speciaal ontworpen om u te waarschuwen wanneer uw glucosewaarden vooraf ingestelde lage of hoge waarden bereiken. Deze waarden of "drempelwaarden" kunnen per persoon in de ontvanger worden voorgeprogrammeerd. Deze hoge en lage glucosealarmen of drempelalarmen dienen om u te waarschuwen wanneer uw glucosewaarden deze drempelwaarden overschrijden.
Hoge drempelwaarde (10,0 mmol/l)
Lage drempelwaarde (4,4 mmol/l) 180 mg/dl 80 mg/dl Voorbeeld van een drempelalarm voor hoge glucose Voorbeeld van een drempelalarm voor lage glucose - Het alarm gaat af zodra de glucosewaarde de vooraf - Het alarm gaat af zodra de glucosewaarde de ingestelde drempelwaarde bereikt. vooraf ingestelde drempelwaarde bereikt.
Het systeem waarschuwt u niet alleen bij hoge of lage glucosewaarden, maar kan u tevens waarschuwen voordat u dergelijke hoge of lage glucosewaarden bereikt. Deze alarmen worden de verwachte hoge en verwachte lage glucosealarmen genoemd. Deze kunnen worden ingesteld op een lage, normale en hoge gevoeligheid om te waarschuwen ongeveer 10, 20 of 30 minuten voordat uw glucosewaarden de hoge of lage drempelwaarden hebben bereikt, vooropgesteld dat uw glucose met dezelfde snelheid blijft veranderen. U kunt alle glucosealarmen inof uitschakelen. Als de alarmen zijn uitgeschakeld, gaan er geen alarmen af. Met behulp van deze alarmen kunt u actie Hoge drempelwaarde ondernemen zodra u een melding krijgt. Met de verwachte lage en hoge glucosealarmen bent (10,0 mmol/l) u beter in staat een toestand van lage of hoge glucose waar te nemen. U kunt er echter niet volledig op vertrouwen dat deze alarmen alle lage en hoge glucosewaarden melden. Hoge en lage glucosedrempelalarmen kunnen een hoge of lage glucosewaarde vaker waarnemen dan verwachte hoge en verwachte lage glucosealarmen (zie alarmprestaties bij prestatiekarakteristieken voor meer 180 mg/dl informatie). Zet daarom de lage en hoge Voorbeeld van een alarm voor verwachte hoge glucose - Het alarm gaat af voordat de glucosewaarde glucosedrempelalarmen NIET uit en vertrouw niet alleen op de verwachte hoge en verwachte de vooraf ingestelde drempelwaarde bereikt. lage glucosealarmen. Gebruik, om maximaal te profiteren van meldingen van hoge en lage glocosewaarden, ZOWEL de lage en hoge glucosedrempelalarmen ALS de verwachte lage en verwachte hoge glucosealarmen.
Lage drempelwaarde (4,4 mmol/l) 80 mg/dl Voorbeeld van een alarm voor verwachte lage glucose - Het alarm gaat af voordat de glucosewaarde de vooraf ingestelde drempelwaarde bereikt.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 9 59 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Over glucosealarmen (vervolg) Volg de onderstaande richtlijnen bij het selecteren van uw alarminstellingen voor de detectie van hoge en lage glucosewaarden. Wanneer de detectiegraad maximaal is, krijgt u de meeste alarmen. Wanneer de detectiegraad minimaal is, krijgt u de minste alarmen.
Drempelalarm AAN
Verwacht alarm
Detectiegraad
AAN
Maximaal
AAN
Gemiddeld
AAN
UIT
Minimaal
UIT
UIT
Geen
AAN
Hoge gevoeligheid (~ 30 min)
Lage gevoeligheid (~ 10 min) of Normale gevoeligheid (~ 20 min)
Let op: Vertrouw NIET uitsluitend op de verwachte alarmen voor glucose voor het detecteren van lage of hoge glucosewaarden. Gebruik altijd ZOWEL de lage en hoge glucosedrempelalarmen ALS de verwachte lage en verwachte hoge glucosealarmen voor maximale berichtgeving over lage of hoge glucosewaarden.
VERDER
60 Sectie 9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen
Doe het volgende
1. Ga vanuit Hoofdmenu naar het menu Alarmen .
Hoofdmenu 08:30 Glucose Alarmen Rapporten Systeem Gebeurtenis toevoegen Selecteren
Opmerking: Als u gedurende 20 seconden geen knoppen indrukt, wordt het scherm van de ontvanger leeg en gaat de laatste wijziging verloren als u niet op de toets Selecteren hebt gedrukt. a . Druk op de pijltoets OMHOOG of de pijltoets OMLAAG om Alarmen te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Alarminstellingen te gaan.
2. Bepaal wat u gaat doen . Als u het volgende wilt doen
Dan
• Het lage glucosealarm instellen, bekijken of veranderen.
Ga naar stap 3.
• Het hoge glucosealarm instellen, bekijken of veranderen.
Ga naar stap 4.
• Het alarm voor VERWACHTE lage glucose instellen, bekijken of veranderen.
Ga naar stap 5.
• Het alarm voor VERWACHTE hoge glucose instellen, bekijken of veranderen.
Ga naar stap 6.
• De alarmen voor gegevensverlies instellen, bekijken of veranderen.
Ga naar stap 7.
• De systeemalarmen instellen, bekijken of veranderen.
Ga naar stap 8.
• De voortgangstonen instellen.
Ga naar stap 9.
• Alle hoorbare alarmen dempen.
Ga naar stap 10.
Opmerking: Wanneer in alle volgende Opmerking: Wanneer u in alle volgende stappen de toets Volgende selecteert, kunt u van het de Volgende selecteert, kunt het ene veld naar een ander veld gaan. U kunt bijvoorbeeld vanuit het veld AAN/UIT naar het veld voor glucosedrempelwaarde gaan en vervolgens naar het veld voor alarminstellingen. Wanneer u de pijltoets OMHOOG/OMLAAG selecteert, kunt u de gewenste waarde kiezen voor het desbetreffende veld. Kies bijvoorbeeld AAN of UIT voor het alarm, kies een waarde voor de drempel zoals 70 mg/dl (3,9 mmol/l) of kies een normale pieptoon of lange trilling voor de alarminstelling.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 9 61 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen
Doe het volgende
3. Het lage glucosealarm instellen, bekijken of veranderen. Alarminstellingen Alarmen dempen Lage glucose (3,9) Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Hoofdmenu
Let op: Het alarm bij lage glucose kan niet worden ingesteld onder 60 mg/dl (3,3 mmol/l). Daarom is dit alarm niet bedoeld om u te waarschuwen voor ernstige hypoglykemie.
08:30
a . Selecteer Lage glucose in het menu Alarmen. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om Lage glucose te markeren.
Selecteren
70; 275 mg/dl
• Druk op de optietoets RECHTS om Lage glucose te selecteren.
Bepaal welke instellingen u wilt: • Alarm aan of uit. • Uw drempelwaarde.
Alarminstellingen Alarm bij lage glucose
Opmerking: Het alarm kan alleen worden ingesteld tussen 60 en 139 mg/dl (3,3 mmol/l en 7,7 mmol/l).
Aan
3,9
Instelling: Norm. pieptoon Volgende Instellen
70 mg/dl
• Alarmtype (instelling). – Zachte, normale of harde pieptoon.
b . Controleer of verander uw instellingen.
– Korte, normale of lange trilling.
• Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alle alarmen instelt, controleert of verandert.
Ga verder met de volgende stap.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11.
VERDER
62 Sectie 9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen 4.
Doe het volgende
Het hoge glucosealarm instellen, bekijken of veranderen. Alarminstellingen Alarmen dempen Lage glucose (3,9) Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Hoofdmenu
Let op: Het alarm bij hoge glucose kan niet worden ingesteld boven 300 mg/dl (16,7 mmol/l). Daarom is dit alarm niet bedoeld om u te waarschuwen voor ernstige hyperglykemie.
08:30
a . Selecteer Hoge glucose in het menu Alarmen. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om Hoge glucose te markeren.
Selecteren
70; 275 mg/dl
Bepaal welke instellingen u wilt: • Alarm aan of uit. • Uw drempelwaarde.
• Druk op de optietoets RECHTS om Hoge glucose te selecteren.
Opmerking: Het alarm kan alleen worden ingesteld tussen 140 en 300 mg/dl (7,8 mmol/l en 16,7 mmol/l). • Alarmtype (instelling).
Alarminstellingen Alarm bij hoge glucose Aan
15,3
Instelling: Norm. pieptoon Volgende Instellen
275 mg/dl
– Zachte, normale of harde pieptoon.
b . Controleer of verander uw instellingen.
– Korte, normale of lange trilling.
• Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alle alarmen instelt, controleert of verandert.
Ga verder met de volgende stap.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 9 63 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen 5.
Doe het volgende
Het alarm voor verwachte lage glucose instellen, bekijken of veranderen. Alarminstellingen Lage glucose (3,9) Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Gegevensverlies Hoofdmenu
08:30
a . Selecteer Verwacht laag in het menu Alarmen. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om Verwacht laag te markeren. • Druk op de optietoets RECHTS om Verwacht laag te selecteren. Alarminstellingen Lage glucose verwacht
Selecteren
70; 275 mg/dl
08:30
Aan
Bepaal welke instellingen u wilt: • Alarm aan of uit. • Gevoeligheid. • Alarmtype (instelling).
Gevoeligheid: Laag Instelling: Norm. pieptoon Volgende Instellen
Als u zo veel detectie wenst voordat u uw lage glucosewaarde bereikt:
– Zachte, normale of harde pieptoon. – Korte, normale of lange trilling.
Stel de gevoeligheid dan in op:
• Maximale detectie (de meeste Hoog alarmen, ongeveer 30 minuten voorafgaand aan gebeurtenissen) • Gemiddelde detectie (gemiddeld Normaal aantal alarmen, ongeveer 20 minuten voorafgaand aan gebeurtenissen) • Minimale detectie (de minste Laag alarmen, ongeveer 10 minuten voorafgaand aan gebeurtenissen) b b . Controleer of verander uw instellingen. • Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alle alarmen instelt, controleert of verandert.
Ga verder met de volgende stap.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11. VERDER
64 Sectie 9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen 6.
Doe het volgende
Het alarm voor verwachte hoge glucose instellen, bekijken of veranderen. Alarminstellingen Lage glucose (3,9) Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Gegevensverlies Hoofdmenu
a . Selecteer Verwacht hoog in het menu Alarmen. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om Verwacht hoog te markeren. • Druk op de optietoets RECHTS om Verwacht hoog te selecteren.
08:30
Alarminstellingen Hoge glucose verwacht
Selecteren
70; 275 mg/dl
08:30
Aan Gevoeligheid: Laag Instelling: Norm. pieptoon Volgende Instellen
Bepaal welke instellingen u wilt: • Alarm aan of uit. • Gevoeligheid. • Alarmtype (instelling).
Als u zo veel detectie wenst voordat u uw hoge glucosewaarde bereikt:
– Zachte, normale of harde pieptoon. – Korte, normale of lange trilling.
• Maximale detectie (de meeste alarmen, ongeveer 30 minuten voorafgaand aan gebeurtenissen) • Gemiddelde detectie (gemiddeld aantal alarmen, ongeveer 20 minuten voorafgaand aan gebeurtenissen) • Minimale detectie (de minste alarmen, ongeveer 10 minuten voorafgaand aan gebeurtenissen)
Stel de gevoeligheid dan in op: Hoog Normaal
Laag
b . Controleer of verander uw instellingen. • Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alle alarmen instelt, controleert of verandert.
Ga verder met de volgende stap.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 9 65 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen 7.
Doe het volgende
De alarmen voor gegevensverlies instellen, bekijken of veranderen . Alarminstellingen Lage glucose (3,9) Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Gegevensverlies Hoofdmenu
Belangrijk: Als u uw alarmen voor gegevensverlies uitzet, moet u tevens de alarmen voor lage glucose, hoge glucose, verwachte lage en verwachte hoge glucose uitzetten.
08:30
a . Selecteer Gegevensverlies in het menu Alarmen. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om Gegevensverlies te markeren.
Selecteren
70; 275 mg/dl
• Druk op de optietoets RECHTS om Gegevensverlies te selecteren.
Bepaal welke instellingen u wilt: • Alarm aan of uit. • Alarmtype (instelling).
Alarminstellingen
Gegevensverlies
– Zachte, normale of harde pieptoon. – Korte, normale of lange trilling.
Aan
Instelling: Zachte pieptoon Volgende Instellen
b . Controleer of verander uw instellingen. • Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alle alarmen instelt, controleert of verandert.
Ga verder met de volgende stap.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11.
VERDER
66 Sectie 9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen 8.
Doe het volgende
Systeemalarmen instellen. Alarminstellingen Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Gegevensverlies Systeem Alarmen Hoofdmenu
Belangrijk: Als u de systeemalarmen uitzet, vraagt de ontvanger u NIET om kalibratietests uit te voeren nadat u een nieuwe sensor hebt geplaatst.
08:30
a . Selecteer Systeemalarmen in het menu Alarmen. Alarminstellingen Systeem
Selecteren
275 mg/dl
Aan
Instelling: Zachte pieptoon Volgende Instellen
Bepaal welke instellingen u wilt: • Alarm aan of uit. • Alarmtype (instelling). – Zachte, normale of harde pieptoon. – Korte, normale of lange trilling.
b . Controleer of verander uw instellingen. • Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alle alarmen instelt, controleert of verandert.
Ga verder met de volgende stap.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 9 67 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen 9.
Doe het volgende
De voortgangstonen instellen . Alarminstellingen Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Gegevensverlies Systeem Alarmen Voortgangstonen Hoofdmenu
a . Selecteer Voortgangstonen in het menu Alarmen.
08:30
Alarminstellingen Voortgangstonen Aan
Selecteren
Instelling: Zacht Volgende
Instellen
Bepaal welke instellingen u wilt: • Zet de voortgangstonen aan of uit. • Stel het volume van de voortgangstonen in op zacht of hard. b . Controleer of verander uw instellingen. • Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om van het ene veld naar het volgende te gaan. • Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de instelling in een veld te veranderen. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen te accepteren en terug te keren naar het menu Alarmen. Opmerking: De ontvanger reageert met een kort voorbeeld van het alarm dat u hebt geselecteerd. c . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als
Dan
• U alarmen wilt dempen.
Ga naar stap 10.
• Het instellen, controleren en veranderen van alarmen is voltooid.
Ga naar stap 11.
VERDER
68 Sectie 9 De alarminstellingen instellen, bekijken of veranderen
Stappen
Doe het volgende
10. Alle hoorbare alarmen 1 tot 12 uur dempen . Alarminstellingen Alarmen dempen Lage glucose (3,9) Hoge glucose (15,3) Verwacht laag (Aan) Verwacht hoog (Uit) Hoofdmenu
08:30
Selecteren
70; 275 mg/dl Alarmen dempen
Tijd:
08:30
b . Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om het aantal uren te selecteren gedurende welke de alarmen moeten worden gedempt, van 1 tot 12 uur.
1 uur
Annuleren
Instellen
Alarmen dempen
08:30
Weet u zeker dat u de alarmen wilt dempen? Nee
Opmerking 1: Het systeem blijft wel trillingen geven, u ontvangt nog wel zichtbare alarmen op het scherm en u krijgt nog steeds lage glucosealarmen. Opmerking 2: Als u alle alarmen langer dan 12 uur wilt uitschakelen, moet u alle alarmen stuk voor stuk uitzetten. Pas op bij het uitzetten of dempen van alarmen. Als u bijvoorbeeld lage en hoge glucosealarmen uitzet, krijgt u GEEN alarmen voor lage en hoge glucose. a . Selecteer Alarmen dempen in het menu Alarmen.
Ja
c . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om alarmen te dempen gedurende het geselecteerde aantal uren. Opmerking: Als u van gedachten verandert voordat u op de optietoets RECHTS (Instellen) hebt gedrukt, drukt u op de optietoets LINKS (Annuleren) om terug te keren naar het scherm Alarmen zonder de alarmen te dempen. Als de alarmen zijn gedempt, verschijnt het dat aangeeft dat de alarmen zijn gedempt. symbool d . Om de alarmen weer in te schakelen voordat de dempingsperiode is verstreken, dient u opnieuw het scherm Alarmen te openen en Alarmen aanzetten te selecteren. Wanneer u wordt gevraagd of u dit zeker weet, selecteert u Ja.
11. Keer terug naar het hoofdmenu .
12. Controleer uw werk .
Druk op de optietoets LINKS (Hoofdmenu) in het menu Alarmen om terug te keren naar het hoofdmenu.
Resultaat: Het resultaat is een ontvanger die u attendeert op uw glucosewaarden, systeemgebeurtenissen en de voortgang van activiteiten zoals u dat wilt. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als de alarmen van de ontvanger afgaan wanneer u dat wilt. EINDE sectie 9
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
10
Sectie 10 69 Dagelijks gebruik
10 Dagelijks gebruik Doel
Start
Materialen
Het lezen en begrijpen van uw afleesscherm. Voer deze procedure uit: • Als uw systeem in de continue controlemodus staat. Uw ontvanger.
Handige informatie • Uw ontvanger en zender moeten met elkaar in verbinding staan, zijn aangesloten en gekalibreerd zijn om het systeem in de continue controlemodus te kunnen gebruiken. • Plaats de ontvanger als u slaapt op een plank aan het hoofdeinde van uw bed of op een nachtkastje. Bevestig de ontvanger niet aan uw beddengoed en leg deze niet in uw bed. Denk eraan dat u de ontvanger wellicht niet hoort trillen als u de ontvanger instelt op trillen en deze te ver weg plaatst. • Plaats uw ontvanger niet verder dan 3 meter van de zender om een consistente aansluiting te houden. Als de aansluiting tussen de zender en de ontvanger is verbroken, ontvangt u geen continue glucosemetingen. • De aansluiting kan tevens worden beïnvloed doordat er voorwerpen tussen de zender en ontvanger staan, zoals grote metalen voorwerpen, en door elektronische apparaten die radiostraling produceren. • Zet uw ontvanger ter controle een paar keer per dag aan om er zeker van te zijn dat deze nog steeds glucoseresultaten produceert. • Zet ter controle elke dag het lage glucosealarm aan om er zeker van te zijn dat het alarm afgaat (of trilt) zoals u het hebt ingesteld. • Verplaats de ontvanger als het aansluitalarm afgaat om de aansluiting te herstellen. Bij stap 2 van deze sectie wordt beschreven hoe u de aansluiting tussen de ontvanger en de zender in stand kunt houden. Raadpleeg voor het oplossen van problemen tevens sectie 11. • Als het afleesscherm wordt uitgeschakeld, drukt u op de optietoets RECHTS om deze weer in te schakelen.
VERDER
70 Sectie 10 Dagelijks gebruik
Stappen
Doe het volgende
1. Bepaal wat u gaat doen . Als u het volgende wilt doen
Ga dan naar deze stap
• Uw ontvanger en zender aansluiten.
2
• Uw ontvanger en zender opnieuw aansluiten.
2
• Het CM-scherm interpreteren.
3
• Pictogrammen op het CM-scherm interpreteren.
4
• Pictogrammen op het hoofdscherm interpreteren.
4
2. Sluit de ontvanger opnieuw aan op de zender .
a . Plaats de ontvanger in de buurt van de zender. b . Bepaal wat u nu gaat doen.
Als de ontvanger de verbinding heeft verloren
Dan
• Gedurende minder dan 30 minuten.
1 . Wacht tot het aansluitpictogram automatisch van het afleesscherm verdwijnt om de aansluiting te bevestigen. 2 . Ga terug naar stap 1 in sectie 10.
• Gedurende 30 minuten of langer.
1 . Druk tweemaal op de optietoets RECHTS om het scherm Hoofdmenu weer te geven. 2 . Gebruik de pijltoets OMHOOG/OMLAAG om Systeem te markeren. 3 . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het Systeemmenu weer te geven met Opnieuw aansluiten gemarkeerd 4 . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). 5 . Wacht tot de ontvanger piept. Als deze piept: • Tweemaal – Het systeem is aangesloten. Ga terug naar stap 1 in sectie 10. • Driemaal – Het systeem is niet aangesloten. Zorg dat de batterij in de zender nieuw is en zorg dat de ontvanger en zender met elkaar verbonden zijn (zie sectie 15).
Systeemmenu Opnieuw aansluiten Gegevens uploaden Status Wis geschiedenis Verbinding Hoofdmenu
08:30
Selecteren
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 10 71 Dagelijks gebruik
Stappen
Doe het volgende
3. Interpreteer het CM-scherm . Druk op de optietoets RECHTS om het afleesscherm aan te zetten. Resultaat: Het scherm Glucose CM wordt weergegeven.
Locatie Glucose CM
6,7
Omschrijving 08:30
mmol/L
6,7 mmol/l
Als hier CM verschijnt, staat de ontvanger in de continue controlemodus. Als hier BG verschijnt, staat de ontvanger in de bloedglucosemodus.
Hoofdmenu
120 mg/dl Glucose CM
6,7
08:30
De actuele tijd.
mmol/L
Hoofdmenu
120 mg/dl Glucose CM
6,7
08:30
mmol/L
Hoofdmenu
120 mg/dl Glucose CM
6,7
08:30
mmol/L
De richtingspijltjes voor glucosetrends geven aan of uw glucosewaarden dalen of stijgen en hoe snel (zie stap 4). Het systeem gebruikt 15 minuten aan continue glucosegegevens om het pijltje weer te geven. Soms kan het pijltje tijdelijk niet worden weergegeven. Raadpleeg de lijngrafiek voor de recente glucosegeschiedenis. Vertelt u waar het indrukken van de optietoets RECHTS toe leidt – in dit geval leidt dit tot het hoofdmenu.
Hoofdmenu
120 mg/dl Glucose CM
6,7
08:30
mmol/L
Uw huidige glucosespiegel. Volg de aanbevelingen van uw zorgteam voor de behandeling van episodes van lage glucose (hypoglykemisch) en hoge glucose (hyperglykemisch).
Hoofdmenu
120 mg/dl
VERDER
72 Sectie 10 Dagelijks gebruik
Stappen
Doe het volgende
4. Interpreteer de pictogrammen .
Opmerking: De trendrichtingspijlen verschillen van de verwachte glucosealarmen (sectie 9). Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een verwacht laag glucosealarm terwijl de trendrichtingspijl relatief stabiel is.
Dit pictogram
Betekent
Uw glucosespiegel verandert geleidelijk, met een snelheid van minder dan 60 mg/dl/uur (3,3 mmol/l/uur). Uw glucosespiegel stijgt licht, met een snelheid tussen 60 mg/dl/uur en 120 mg/dl/uur (3,3 mmol/l/uur en 6,7 mmol/l/uur). Uw glucosespiegel daalt licht, met een snelheid tussen 60 mg/dl/uur en 120 mg/dl/uur (3,3 mmol/l/uur en 6,7 mmol/l/uur). Uw glucosespiegel stijgt snel, met een snelheid van meer dan 120 mg/dl/uur (6,7 mmol/l/uur). Uw glucosespiegel daalt snel, met een snelheid van meer dan 120 mg/dl/uur (6,7 mmol/l/uur). Het systeem verwerkt een controle-oplossing of bloedglucosemonster in de bloedglucosemodus. Het is tijd om te kalibreren. Zie sectie 8. Het systeem wacht tot het tijd is om iets te doen (bijvoorbeeld het uitvoeren van de 1e kalibratie na het aanbrengen van een sensor). U hoeft niets te doen. Er is een probleem met de aansluiting van de zender en de ontvanger. Zie stap 2. Het alarm is gedempt. De batterijen in de ontvanger moeten worden vervangen. Plaats de nieuwe batterijen voordat u een nieuwe sensor aanbrengt. Zie sectie 2. Dit pictogram verschijnt wanneer testresultaten in de bloedglucosemodus tot stand kwamen terwijl de bedrijfstemperatuur buiten het door het systeem gespecificeerde bedrijfstemperatuurbereik lag, waardoor de testresultaten minder nauwkeurig kunnen zijn. Verwijder de test en voer de test opnieuw uit binnen het bedrijfstemperatuurbereik van het systeem.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 10 73 Dagelijks gebruik
Stappen 5. Controleer uw werk .
Doe het volgende Resultaat: U bent op de hoogte van uw glucosespiegel en -trends. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o
U de richtingspijltjes voor glucosetrends juist interpreteert.
o
U in één oogopslag uw huidige glucosespiegel kunt aflezen.
o
U de aansluiting tussen uw zender en ontvanger in stand kunt houden of deze opnieuw tot stand kunt brengen wanneer de aansluiting wegvalt.
o
U de pictogrammen op het scherm van de ontvanger op juiste wijze kunt interpreteren.
EINDE sectie 10
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
11
Sectie 11 75 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen Doel Start
Oplossen van alarmberichten, foutcodes of andere problemen.
Doe dit telkens wanneer u: • Een alarm of een foutcode krijgt in de continue controlemodus of de bloedglucosemodus. • Problemen ondervindt met uw FreeStyle Navigator systeem.
Materialen Uw FreeStyle Navigator systeem. Handige informatie • Druk op de optietoets RECHTS om te reageren op een trillingsalarm of een geluidsalarm. • Druk op de optietoets LINKS om een weergegeven tekstbericht uit te schakelen. • Zie sectie 9, stap 10 om tijdelijk alle hoorbare alarmen te dempen. • Alarmen worden voorzien van een urgentieniveau op basis van de snelheid waarmee u moet reageren. Alarmen werken verschillend, afhankelijk van het urgentieniveau:
Als het niveau van de volgende urgentie is
Dan is het volgende van toepassing op het alarm
Hoog – H
• Mag nooit genegeerd worden. • Kan niet gedempt worden. • Is in alle andere opzichten hetzelfde als een normaal alarm.
Normaal – M
• Kan gedempt worden. • Er klinken elke 6 seconden drie korte pieptonen gedurende 1 minuut of totdat u de weergave activeert. • Wordt om de 5 minuten herhaald tot dit wordt bevestigd of opgelost. • Wordt na bevestiging om de 15 minuten herhaald tot het is opgelost.
Gemiddeld – I
• Kan gedempt worden. • Er klinken elke 6 seconden drie korte pieptonen gedurende 1 minuut of totdat u de weergave activeert. • Wordt om de 5 minuten herhaald tot dit wordt bevestigd of opgelost. • Klinkt niet meer na bevestiging.
Laag – L
• Hoeft niet meteen te worden verholpen. • Het betreft één enkele pieptoon die niet wordt herhaald. Kan gedempt worden. • Wordt uitgeschakeld als dit wordt bevestigd.
• De mate van urgentie wordt weergegeven in enkele van de volgende tabellen met H voor hoog, M voor normaal, I voor gemiddeld en L voor laag. • Als u de gewenste informatie niet kunt vinden, neemt u contact op met de klantenservice.
VERDER
76 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Statusinformatie De ontvanger kan u voorzien van een aantal verschillende soorten statusinformatie. De beschikbare statusinformatie wordt weergegeven in de volgende tabel. Om toegang te krijgen tot de statusinformatie drukt u tweemaal op de optietoets RECHTS om naar het hoofdmenu te gaan en maakt u gebruik van de pijltoets OMLAAG of OMHOOG om Systeem te markeren. Selecteer Systeem door op de optietoets RECHTS te drukken. Markeer en selecteer Status in het systeemmenu.
Statusinformatie Systeemstatus Systeemstatus Resterende levensduur sensor: 000:000 Tijd sinds laatste sensorgegevens: - - Vorige
08:30
Status ontvanger
08:30
Serienr.: BAAH190-80020 Softwareversie: 0,61 Levensduur batterij: 75-100%
Status zender
08:30
Zender-ID: AAAH298-80008 Zendbatterij: 75-100%
Hoofdmenu
CM-status CM-status 08:30 Laatste reset: Ok Geen kalibratie: 6 Kal. mislukt: BG hoog Sensorfout: 207 Vorige
Toont informatie over de ontvanger, waaronder het serienummer en de softwareversie (kan nuttig zijn als u de klantenservice belt), en over de resterende levensduur van de batterij.
Hoofdmenu
Status zender
Vorige
Toont informatie over het systeem, waaronder de resterende levensduur van de sensor (in uren) en verlopen tijd sinds geldige gegevens zijn verzonden (in uren).
Hoofdmenu
Status ontvanger
Vorige
Omschrijving
Hoofdmenu
Toont het ID-nummer van de zender. U moet eventueel het ID-nummer controleren na het verbinden met een nieuwe zender. Deze unieke waarde wordt gebruikt door de ontvanger om uitsluitend gegevens te accepteren van de zender waarmee de ontvanger is verbonden. De resterende levensduur van de batterij wordt ook weergegeven. Na het vervangen van de batterij en nadat het systeem de nieuwe batterij heeft herkend, wordt de levensduur van de batterij op 75-100% weergegeven. Als er geen aansluiting is tussen de zender en de ontvanger, ziet u 3 streepjes, “- - -”, in plaats van de levensduur van de batterij. Slaat recente foutcodes op met betrekking tot de continue controlemodus (kan nuttig zijn als u de klantenservice belt). Opmerking: Het scherm CM-status toont informatie over kalibratie en sensorfouten. U kunt informatie krijgen over waarom het systeem u niet heeft gevraagd een kalibratie uit te voeren (“Geen kalibratie: xxx”) of waarom een kalibratie is mislukt (“Kal. mislukt: xxx”) of waarom continue glucosemetingen niet worden weergegeven (“Sensorfout: xxx”). Deze getallen en informatie helpen u bij het oplossen van problemen met betrekking tot de prestaties van uw systeem. De medewerker van de klantenservice vraagt u eventueel de informatie voor de CM-status te openen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 11 77 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Statusinformatie (vervolg) Statusinformatie Verwijderde sensor 08:30
Heeft u de sensor verwijderd? Nee
Ja
Kalibratie BG
08:30
Wilt u kalibreren?
Ja
Nee
Omschrijving Hiermee kunt u aangeven dat u een sensor verwijdert, zodat het alarm voor gegevensverlies niet afgaat, en kunt u het opslaan van glucoseresultaten stopzetten. Resultaten die worden opgeslagen nadat de sensor is verwijderd, hebben geen betrekking op uw werkelijke glucoseniveau. Gebruik deze functie alleen als u een sensor verwijdert. Opmerking: Zodra u deze optie selecteert, deactiveert het systeem alle actieve sensoren en zijn er geen glucoseresultaten of alarmen meer beschikbaar van de desbetreffende sensor. De sensor moet worden vervangen nadat deze optie is geselecteerd. Hiermee kunt u een nieuwe bloedglucosemeting toevoegen die is gebruikt bij het kalibreren. Gebruik deze selectie UITSLUITEND op verzoek van een medewerker van de klantenservice. Opmerking: Zodra u deze functie gebruikt voor het succesvol uitvoeren van een aanvullende kalibratie, verwijdert het systeem de parameters van de vorige kalibraties. Het systeem begint glucoseresultaten te berekenen op basis van deze kalibratie. Voer bij het gebruik van de functie Kalibratie BG altijd een aanvullende bloedglucosemodustest uit om de eerste test te bevestigen. Deze functie kan het eerste uur na plaatsen van de sensor niet worden gebruikt. Het gebruik van deze functie verandert niets aan de standaard geplande tijdstippen voor kalibratie.
Alarmen en fouten Weergave Glucose CM
4,7
Omschrijving 03:00
mmol/L
Lage glucose verwacht Bevestigen
85 mg/dl
Glucose BG
Er1
Hoofdmenu
Het systeem waarschuwt u voor omstandigheden die uw aandacht vereisen via berichten op het scherm van uw ontvanger. U kunt opzoeken wat deze berichten betekenen en wat u moet doen. Zie bijvoorbeeld afb. 1. De berichten zijn gerangschikt in de tabel getiteld “Reageren op alarmbericht”.
Afb. 1
08:30
Als u gebruikmaakt van uw ingebouwde FreeStyle meter voor metingen, ontvangt u eventueel foutcodes op de ontvanger. U kunt opzoeken hoe u hierop moet reageren wanneer u deze codes ontvangt. Zie bijvoorbeeld afb. 2.
Begin
Afb. 2
VERDER
N .v .t .
I
I
I
Knipperend lampje bij de teststrippoort.
Alarmen inactief: Nieuwe sensor plaatsen
Alarmen inactief: BG herhalen over 3 uur
Alarmen inactief: Ontvanger vervangen
Betekenis
Ga als volgt te werk
Verwijder de sensor en plaats een nieuwe (zie sectie 6).
Neem contact op met de klantenservice.
Met behulp van de optietoetsen RECHTS en LINKS en de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG op de ontvanger kunt u naar het glucosescherm gaan en het desbetreffende alarm lezen.
Storing van de ontvanger. Probleem heeft zich een uur lang voorgedaan.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Neem contact op met de klantenservice.
Sensorsignaal stabiliseert zich en glucoseresultaten Wacht op het bericht “BG-test uitvoeren” zijn mogelijk niet nauwkeurig. Het systeem is gestopt en voer opnieuw een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit. met het weergeven van glucoseresultaten tot het signaal is gestabiliseerd en vraagt om een nieuwe kalibratie over 3 uur.
Alarmen werken niet omdat de levensduur van de sensor van vijf dagen is verstreken.
Ontvanger is opnieuw ingesteld.
U bevindt zich in een van de menu-onderdelen en er is zojuist een nieuw alarmbericht geactiveerd.
• Systeem geeft geen continue glucoseresultaten weer. Wacht tot de ontvanger een alarmbericht • Dit is normaal bij nieuwe sensoren voordat de weergeeft. eerste kalibratie (bloedglucosemodustest) wordt uitgevoerd. Wanneer dit op het scherm verschijnt, kunnen lage en hoge glucosealarmen niet werken. • Probleem met de aansluiting tussen de ontvanger en de zender. • Probleem met de sensor (of sensor niet meer onder uw huid). • Storing van zender. • Vervaldatum sensor is verstreken.
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
N .v .t .
N .v .t .
Urgentie
“_________” Een knipperende lijn aan de onderzijde van het scherm.
___ ___ ___
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht:
78 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
I
I
I
I
I
I
I
Alarmen inactief: Zender vervangen
Alarmen inactief: Temp.bereik huid
Kal. mislukt. Lage BG: BG later herhalen
Kal. mislukt. Hoge BG: BG later herhalen
Kal. mislukt. Ontv. temp.: BG later herhalen
Kal. mislukt: BG herhalen over 1 uur
Kal. mislukt: BG later herhalen
Betekenis
Ga als volgt te werk
Vervang de zender en plaats een nieuwe sensor.
Kalibratie is mislukt omdat de informatie van de zender onvolledig was, omdat er geen aansluiting was tussen de zender en de ontvanger of omdat uw glucoseniveaus snel zijn veranderd.
De bloedglucosemodustest heeft aangetoond dat de sensor mogelijk niet correct werkt.
Kalibratie is mislukt omdat de ontvanger te warm of te koud was.
Kalibratie is mislukt omdat de waarde van de bloedglucosemodustest te hoog was. Het systeem vereist een bloedglucoseniveau tussen 60 en 400 mg/dl (3,3 en 22,2 mmol/l) voor een correcte kalibratie.
Kalibratie is mislukt omdat de waarde van de bloedglucosemodustest te laag was. Het systeem vereist een bloedglucoseniveau tussen 60 en 400 mg/dl (3,3 en 22,2 mmol/l) voor een correcte kalibratie.
VERDER
Zorg dat de ontvanger en zender zijn aangesloten. Wacht 1 uur en voer een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit.
Wacht 1 uur en voer een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit.
Breng de ontvanger op kamertemperatuur en voer vervolgens een nieuwe bloedglucosemodustest uit voor kalibratie.
Als uw glucoseniveau te hoog is, dient u het advies van uw medische hulpverlener op te volgen met betrekking tot een hyperglykemische episode (te hoog glucoseniveau). Voer een nieuwe bloedglucosemodustest uit voor kalibratie.
Als uw glucoseniveau te laag is, dient u het advies van uw medische hulpverlener op te volgen met betrekking tot een hypoglykemische episode (te laag glucoseniveau). Voer een nieuwe bloedglucosemodustest uit voor kalibratie.
Verwijder de sensor en plaats een nieuwe Huidtemperatuur bij aanbrenglocatie is te laag of (zie sectie 6). Als het probleem blijft aanhouden, te hoog voor het systeem om correcte waarden te vervangt u de zender. kunnen weergeven. Toestand heeft zich gedurende maximaal 1 uur voorgedaan. De alarmen werken niet.
Probleem met zender gedurende een uur. Alarmen zijn niet actief.
De sensor werkt niet correct. De alarmen werken niet. Verwijder de sensor en plaats een nieuwe (zie sectie 6).
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
I
Urgentie
Alarmen inactief: Sensor vervangen
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
Sectie 11 79 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
M
L
I
L
Kal. bevestigen BG test uitvoeren
Huid afkoelen
Huid afkoelen. BG later herhalen
Heeft u de sensor verwijderd?
Betekenis Wacht 15 minuten en voer een nieuwe bloedglucosemodustest voor kalibratie uit.
Ga als volgt te werk
Koel de huid af bij de aanbrenglocatie. Wacht een half uur en voer een nieuwe bloedglucosemodustest voor kalibratie uit. U kunt de huid afkoelen door naar een koudere omgeving te gaan. Als u warme kleding draagt (zoals een trui of jas), kunt u deze uittrekken.
Koel de huid af bij de aanbrenglocatie, wacht op het bericht “BG-test uitvoeren” en voer opnieuw een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit. U kunt de huid afkoelen door naar een koudere omgeving te gaan. Als u warme kleding draagt (zoals een trui of jas), kunt u deze uittrekken.
• Het systeem heeft gedetecteerd dat de sensor zojuist • Indien u de sensor zojuist niet hebt verwijderd, is verwijderd. selecteert u Nee. • Indien dit bericht verschijnt en u de sensor niet • Controleer of de zender stevig op de hebt verwijderd, kan er sprake zijn van een defecte sensorondersteuning is bevestigd. aansluiting tussen de sensor en de zender. • Controleer of de sensorondersteuning stevig op de huid is bevestigd. • Als het alarm blijft aanhouden, verwijdert u de sensor en plaatst u een nieuwe (zie sectie 6).
Kalibratie is mislukt omdat uw huidtemperatuur te hoog is.
Kan het systeem niet kalibreren omdat de huidtemperatuur te hoog is.
Sensorsignaal is zich mogelijk nog aan het Voer een bloedglucosemodustest voor kalibratie stabiliseren. Het systeem vereist een nieuwe uit. U hebt 30 minuten om de kalibratie uit te kalibratie om het sensorsignaal te kunnen bevestigen. voeren, waarna u pas glucoseresultaten of alarmen krijgt nadat de kalibratie met succes is voltooid.
Kalibratietest verschilde aanzienlijk van de vorige kalibratie.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
I
Urgentie
Kal. mislukt: BG herhalen over 15 min
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
80 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
I
M
L
L
L
H
BG-test uitvoeren. Alarmen inactief
Hoge glucose
Geschiedenis gewist
Verbinding
Logbestand beschadigd. Enk. gegevens verloren
Lage glucose
Uw glucose heeft de vooraf ingestelde lage glucosedrempelwaarde bereikt.
Geschiedenislogboek is beschadigd.
De ontvanger is niet verbonden met de zender. De verbinding is noodzakelijk om het systeem in de continue controlemodus te kunnen gebruiken.
Geschiedenislogboek is met succes gewist.
Uw glucose heeft de vooraf ingestelde hoge glucosedrempelwaarde bereikt.
Kalibratie is niet binnen de vereiste tijd uitgevoerd; daarom worden de waarden niet weergegeven en werken de alarmen niet.
Er is een bloedglucosemodustest vereist voor kalibratie. Zie sectie 8.
Betekenis
Volg de aanbevelingen van uw zorgteam voor de behandeling van een hypoglykemische episode (te laag glucoseniveau).†
De ontvanger heeft een beschadigde sector in het logboek gedetecteerd en deze gewist. De gegevens in deze sector zijn verloren gegaan. Deze verloren gegane gegevens zullen niet in uw rapporten worden opgenomen. Als de fout zich voordoet, neemt u contact op met de klantenservice.
Plaats de ontvanger in de buurt van de zender. Selecteer Systeem in het hoofdmenu van de ontvanger en selecteer vervolgens Verbinding. Als de zender-ID die op het afleesscherm verschijnt correct is, selecteert u Ja. Zie sectie 15.
Bevestig het alarm.
Volg de aanbevelingen van uw zorgteam voor de behandeling van een hyperglykemische episode (te hoog glucoseniveau).†
Voer een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit.
Voer een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit. Zie sectie 8.
Ga als volgt te werk
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L VERDER
†Waarschuwing: Om hypoglykemie of dreigende hypoglykemie zoals gemeld door de FreeStyle Navigator sensor te bevestigen, gebruikt u de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om een vingerpriktest uit te voeren en de meting van de FreeStyle Navigator te controleren.
M
Urgentie
BG-test uitvoeren
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
Sectie 11 81 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
L
M
Voorkeursinst. verloren: Opnieuw configureren
Hoge glucose verwacht
Betekenis Indien u zojuist een nieuwe sensor hebt geplaatst, selecteert u Ja. Indien u zojuist geen nieuwe sensor hebt geplaatst, selecteert u Nee. Controleer of de zender stevig op de sensorondersteuning is bevestigd. Als het alarm blijft aanhouden, is de sensor mogelijk defect. Verwijder de sensor en plaats een nieuwe (zie sectie 6). Dit bericht kan verschijnen tijdens of na het reinigen van de zender. Zorg dat de zender volledig droog is alvorens een nieuwe sensor te plaatsen (zie sectie 14).
Ga als volgt te werk
Dit is een vroegtijdige waarschuwing dat uw glucoseniveau en de snelheid waarmee dit verandert aangeven dat u binnenkort uw hoge glucosedrempelwaarde bereikt. Indien de gevoeligheid is ingesteld op Hoog hebt u ongeveer 30 minuten voordat u uw hoge glucosedrempelwaarde bereikt. Indien de gevoeligheid is ingesteld op Normaal hebt u ongeveer 20 minuten voordat u uw hoge glucosedrempelwaarde bereikt. Indien de gevoeligheid is ingesteld op Laag hebt u ongeveer 10 minuten voordat u uw hoge glucosedrempelwaarde bereikt.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Volg de aanbevelingen van uw zorgteam met betrekking tot het behandelenof stopzetten van de stijging van uw glucoseniveau.†
Er heeft zich een fout voorgedaan bij de configuratie Bekijk uw alarminstellingen en andere van de ontvanger. De ontvanger is opnieuw ingesteld. door de gebruiker in te stellen items, zoals landinstellingen. Uw opgeslagen voorkeuren zijn mogelijk verloren gegaan.
• Het systeem heeft een nieuwe sensor gedetecteerd. • Indien dit bericht verschijnt en u geen nieuwe sensor hebt geplaatst, kan er sprake zijn van een defecte aansluiting tussen de sensor en de zender.
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
L
Urgentie
Nieuwe sensor gedetecteerd: Heeft u onlangs een nieuwe sensor geplaatst?
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
82 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
I
L
M
I
Ontvangerfout. Alarmen inactief
Opnieuw aansluiten
Opnieuw aansluiten. Alarmen inactief
Verwijder een sensor. Alarmen inactief
Betekenis
VERDER
Zorg dat de ontvanger en de zender zich dicht bij elkaar bevinden. Als het alarm blijft aanhouden, selecteert u Systeem in het hoofdmenu en selecteert u vervolgens Opnieuw aansluiten. Zie sectie 10, stap 2.
Zorg dat de ontvanger en de zender zich dicht bij elkaar bevinden. Als het alarm blijft aanhouden, selecteert u Systeem in het hoofdmenu en selecteert u vervolgens Opnieuw aansluiten. Zie sectie 10, stap 2.
Het probleem is mogelijk opgelost binnen 50 minuten of korter. Als het probleem blijft bestaan, neemt u contact op met de klantenservice.
Volg de aanbevelingen van uw zorgteam met betrekking tot het behandelen of stopzetten van de daling van uw glucoseniveau.†
Ga als volgt te werk
Alarmen werken niet. De ontvanger dacht dat de Verwijder de sensor en plaats een nieuwe sensor was geplaatst toen de ontvanger opnieuw werd (zie sectie 6). Negeer het bericht als er geen ingesteld. sensor is geplaatst.
De ontvanger heeft gedurende 8 minuten geen signalen van de zender ontvangen. De ontvanger bevindt zich te ver van de zender of er zijn stoffen of signalen die interferentie veroorzaken.
De ontvanger heeft gedurende 5 minuten geen signalen van de zender ontvangen. De ontvanger bevindt zich te ver van de zender of er zijn stoffen of signalen die interferentie veroorzaken.
Fout van de ontvanger.
Dit is een vroegtijdige waarschuwing dat uw glucoseniveau en de snelheid waarmee dit verandert aangeven dat u binnenkort uw lage glucosedrempelwaarde bereikt. Indien de gevoeligheid is ingesteld op Hoog hebt u ongeveer 30 minuten voordat u uw lage glucosedrempelwaarde bereikt. Indien de gevoeligheid is ingesteld op Normaal hebt u ongeveer 20 minuten voordat u uw lage glucosedrempelwaarde bereikt. Indien de gevoeligheid is ingesteld op Laag hebt u ongeveer 10 minuten voordat u uw lage glucosedrempelwaarde bereikt.
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
M
Urgentie
Lage glucose verwacht
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
Sectie 11 83 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
L
L
I
I
I
Sensor spoedig vervangen
Zendbatterij vervangen bij volgende sensor
Sensorfout. Alarmen inactief
Sensorfout: Sensor vervangen
Temp.bereik huid. Alarmen inactief
Betekenis
Vervang de sensor in de komende 2 uur (zie sectie 6).
Vervang de batterijen van de ontvanger voordat u een nieuwe sensor plaatst (zie sectie 2). Wanneer u de batterijen vervangt voordat de levensduur van een sensor is verstreken, dient u een nieuwe sensor te plaatsen.
Ga als volgt te werk
Huidtemperatuur buiten bereik (te warm of te koud). Toestand heeft zich gedurende 10 minuten voorgedaan. Alarmen werken niet.
Storing van sensor.
Instabiel sensorsignaal. Kan glucosewaarde niet berekenen. Alarmen werken niet.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Breng huidtemperatuur binnen bereik. Controleer of de sensorondersteuning stevig op de huid is bevestigd. Als het probleem na 50 minuten blijft aanhouden, verwijdert u de sensor en plaatst u een nieuwe (zie sectie 6). Vervang de zender als het probleem blijft aanhouden.
Verwijder de sensor en plaats een nieuwe (zie sectie 6).
Wacht 50 minuten totdat het probleem verdwijnt. Zorg dat de sensor stevig is bevestigd en dat de zender en de sensorondersteuning niet loszitten. Als het probleem blijft aanhouden, verwijdert u de sensor en plaatst u een nieuwe.
De monitor van de zenderbatterij geeft aan dat de Vervang de zenderbatterij alvorens de volgende batterij een levensduur van nog slechts 4 dagen heeft. sensor te plaatsen. Sluit de zender en de ontvanger opnieuw aan. Wanneer u de batterijen vervangt voordat de levensduur van een sensor is verstreken, dient u een nieuwe sensor te plaatsen.
De levensduur van de sensor zal binnen 2 uur zijn verstreken.
De batterijen in uw ontvanger zullen binnen ongeveer 1 week leegraken.
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
L
Urgentie
Batterij van ontvanger vervangen - 1 week
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
84 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
L
L
I
Zenderbatterij leeg: Batterij vervangen
Huid opwarmen
Huid opwarmen. BG later herhalen
Betekenis
Kalibratie is mislukt omdat uw huidtemperatuur te laag is.
Kan het systeem niet kalibreren omdat de huidtemperatuur te laag is.
Zenderbatterij verliest spoedig vermogen.
Probleem met zender. Alarmen werken niet.
Hoog – H, Normaal – M, Gemiddeld – I, Laag – L
I
Urgentie
Zenderfout. Alarmen inactief
Alarmbericht
Reageren op alarmbericht (vervolg):
VERDER
Warm de huid op bij de aanbrenglocatie. Wacht tot het pictogram in de vorm van een bloeddruppel binnen ongeveer een half uur verschijnt en voer een nieuwe bloedglucosemodustest voor kalibratie uit. U kunt de huid opwarmen door naar een warmere omgeving te gaan of door warme kleding aan te trekken.
Warm de huid op bij de aanbrenglocatie, wacht op het bericht "BG-test uitvoeren" en voer opnieuw een bloedglucosemodustest voor kalibratie uit. U kunt de huid opwarmen door naar een warmere omgeving te gaan of door warme kleding aan te trekken.
Verwijder sensor, vervang zenderbatterij, sluit zender en ontvanger weer aan en plaats een nieuwe sensor.
Wacht totdat het probleem verdwijnt. Als het probleem na 50 minuten blijft aanhouden, krijgt u een alarm. “Alarmen inactief. Zender vervangen”.
Ga als volgt te werk
Sectie 11 85 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
86 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Reageren op foutcodes in bloedglucosemodus Er1 Mogelijke oorzaken • Monster is te klein. • Probleem met de meter. • Probleem met de teststrip. • Zeer lage bloedglucose (lager dan 20 mg/dl [1,1 mmol/l]). Wat moet u doen 1. Bij symptomen zoals zwakte, transpireren, nervositeit, hoofdpijn of verwardheid dient u de aanbevelingen van uw arts voor de behandeling van hypoglykemie op te volgen. 2. Voer een controle-oplossingtest uit en gebruik hierbij een nieuwe teststrip. Als de resultaten van de controle-oplossingtest binnen het bereik liggen dat aan de zijkant van het flesje voor de teststrips wordt aangegeven, voert u opnieuw een test uit met behulp van bloed en een nieuwe teststrip. 3. Als de nieuwe test met behulp van de controle-oplossing niet werkt of als de fout blijft aanhouden, neemt u contact op met de klantenservice.
Er2 Mogelijke oorzaken • Probleem met de teststrip. • Probleem met de meter. • Zeer hoge bloedglucose (boven 500 mg/dl [27,8 mmol/l]). • HOGE controle-oplossing aangebracht bij te lage temperatuur. (Dit geldt alleen voor controle-oplossing die wordt aangeduid als HOOG.) Wat moet u doen 1. Bij symptomen zoals dorst, vermoeidheid, overmatig urineren of wazig zicht dient u de aanbevelingen van uw arts voor de behandeling van hyperglykemie op te volgen. 2. Voer een controle-oplossingtest uit en gebruik hierbij een nieuwe teststrip. Als de resultaten van de controle-oplossingtest binnen het bereik liggen dat aan de zijkant van het flesje voor de teststrips wordt aangegeven, voert u opnieuw een test uit met behulp van bloed en een nieuwe teststrip. 3. Als de nieuwe test met behulp van de controle-oplossing niet werkt of als de fout blijft aanhouden, neemt u contact op met de klantenservice.
Er3 Mogelijke oorzaken • Onjuiste testprocedure. Bijvoorbeeld bloed op de teststrip aanbrengen alvorens de teststrip in de meter te plaatsen, of bloed dat is aangebracht voordat de bloeddruppel- en teststrippictogrammen verschijnen. • Probleem met de teststrip. • Probleem met de meter. Wat moet u doen 1. Controleer of de bloeddruppel- en teststrip-pictogrammen op het afleesscherm worden weergegeven voordat u bloed of een controle-oplossing aanbrengt. 2. Voer een controle-oplossingtest uit en gebruik hierbij een nieuwe teststrip. Als de resultaten van de controle-oplossingtest binnen het bereik liggen dat aan de zijkant van het flesje voor de teststrips wordt aangegeven, voert u opnieuw een test uit met behulp van bloed en een nieuwe teststrip. 3. Als de nieuwe test met behulp van de controle-oplossing niet werkt of als de fout blijft aanhouden, neemt u contact op met de klantenservice.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 11 87 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Reageren op foutcodes in bloedglucosemodus (vervolg) (Opmerking: Er is geen fout Er5)
Er4 Mogelijke oorzaken • Probleem met de teststrip. • Storing van de meter. Wat moet u doen 1. Voer een controle-oplossingtest uit en gebruik hierbij een nieuwe teststrip. Als de resultaten van de controle-oplossingtest binnen het bereik liggen dat aan de zijkant van het flesje voor de teststrips wordt aangegeven, voert u opnieuw een test uit met behulp van bloed en een nieuwe teststrip. 2. Als de nieuwe test met behulp van de controle-oplossing niet werkt of als de fout blijft aanhouden, neemt u contact op met de klantenservice.
Er6 Mogelijke oorzaken • Bloedmonster is aangebracht terwijl codenummer werd gewijzigd. Wat moet u doen 1. Voer opnieuw een test uit met een nieuwe teststrip. 2. Als de fout blijft aanhouden, neemt u contact op met de klantenservice. Opmerking: Raak de optieknop RECHTS NIET aan tijdens het aanbrengen van bloed of controle-oplossing op de teststrip.
Problemen oplossen De problemen die u kunt oplossen in deze sectie staan hieronder vermeld en verschijnen in de volgorde waarin ze voorkomen. Ontvanger • De ontvanger gaat niet aan. • De bloedglucosetest start niet nadat u een monster hebt aangebracht. • Onverwachte tekens op het afleesscherm van de ontvanger, ongewone of onverwachte weergave op het scherm van de ontvanger. • Er wordt geen glucosewaarde weergegeven op het scherm. Aanbrengen van sensor • De huid is geïrriteerd bij de aanbrenglocatie van de sensor. • De sensorondersteuning blijft niet aan uw huid plakken. • Ongemak bij het plaatsen van de sensor. • Het systeem herkent een nieuwe sensor niet na het bevestigen van de zender op de sensorondersteuning. Opmerking: Zie ook appendix A over onderhoud van de locatie. Ontvanger en zender Aansluiting • U weet niet zeker of de ontvanger en zender zijn aangesloten. Kalibratie • Het systeem vraagt u niet in een melding om een BG-test uit te voeren voor kalibratie.
VERDER
88 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
De ontvanger gaat niet aan. a . Is de teststrip juist ingestoken (de “FreeStyle”-zijde was omhoog gekeerd toen u het uiteinde met het donkere driehoekje instak)? Als dit het geval is, gaat u verder met stap c. Als dit niet het geval is, herhaalt u de test met een nieuwe strip en zorgt u ervoor dat de “FreeStyle” -zijde omhoog gericht is wanneer u het uiteinde met het donkere driehoekje insteekt tot dit niet verder kan. b . Is uw probleem opgelost? JA: stop dan. NEE: ga verder met stap c. c . Zijn de batterijen juist geplaatst? JA: ga verder met stap d. NEE: plaats de batterijen op de juiste wijze en stel de datum en tijd opnieuw in. d . De batterijen zijn misschien leeg, vervang de bestaande batterijen en stel de tijd en datum opnieuw in. e . Herhaal de test met een nieuwe teststrip. Als uw probleem hiermee niet is opgelost, neemt u contact op met de klantenservice. Opmerking: Wanneer batterijen worden verwijderd en vervangen of teruggeplaatst in de ontvanger moet u de aansluiting tussen de zender en de ontvanger herstellen en een nieuwe sensor plaatsen.
De bloedglucosetest start niet nadat u een monster hebt aangebracht. Opmerking: Zorg dat u uw monster aanbrengt wanneer de melding Monster aanbrengen in het afleesscherm verschijnt. a . Herhaal de test met een GROTER monster op een nieuwe teststrip. b . Als uw probleem hiermee niet is opgelost, neemt u contact op met de klantenservice.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 11 89 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Onverwachte tekens op het afleesscherm van de ontvanger, ongewone of onverwachte weergave op het scherm van de ontvanger.
Als
Dan
De batterijen juist zijn geplaatst.
Als u zich dicht bij een bron van elektromagnetische interferentie bevindt (zie appendix C voor nadere details), ga dan weg van de interferentiebron en controleer of het probleem verdwijnt. Indien er voortdurend interferentie afkomstig is van een bepaalde bron, neemt u contact op met de fabrikant van deze bron of met een bevoegd elektricien voor hulp. De batterijen moeten eventueel worden vervangen. Vervang de batterijen door nieuwe en stel de datum en tijd opnieuw in.
De batterijen niet juist zijn geplaatst.
Plaats de batterijen op de juiste manier en stel de datum en tijd opnieuw in.
a . Sluit de zender en de ontvanger opnieuw aan. b . Plaats een nieuwe sensor. c . Als uw probleem hiermee niet is opgelost, neemt u contact op met de klantenservice.
VERDER
90 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Er wordt geen glucosewaarde weergegeven op het scherm. Als
En
Dan
U wacht op de eerste kalibratie.
Het minder dan 1 uur geleden is dat u de sensor hebt geplaatst.
verschijnt Het pictogram op het scherm. Wacht tot het systeem u vraagt een BG-test uit te voeren voor kalibratie.
Het meer dan 1 uur geleden is dat u de sensor hebt geplaatst.
Het pictogram verschijnt op het scherm.
Geef het systeem maximaal 2 uur de tijd om u te vragen een BG-test uit te voeren voor kalibratie.
Het meer dan 1 uur geleden is dat u de sensor hebt geplaatst.
U alarmen ontvangt (bijvoorbeeld alarmen met betrekking tot huidtemperatuur of de aansluiting).
Bevestig het alarm, neem de vereiste maatregelen (breng bijvoorbeeld de huidtemperatuur binnen het bereik of sluit de zender en ontvanger aan) en wacht maximaal 2 uur tot het systeem u vraagt om een BG-test voor kalibratie uit te voeren.
Het tijdsinterval voor kalibratie (u hebt bijvoorbeeld 2 uur de tijd om de derde kalibratie uit te voeren, zie sectie 8) is verstreken.
U geen BG-test hebt uitgevoerd voor kalibratie.
Voer een BG-test uit voor kalibratie (zie sectie 8).
U alle van toepassing Het pictogram zijnde kalibraties succesvol hebt verschijnt op het uitgevoerd. scherm. U alle van toepassing zijnde kalibraties succesvol hebt uitgevoerd.
➜
Volg de richtlijnen voor het oplossen van problemen met de aansluiting tussen de zender en ontvanger. Geef het systeem 1 uur de tijd om de glucosewaarden weer te geven op het scherm.
Als geen van bovenstaande helpt bij het oplossen van het probleem moet u de sensor vervangen (sectie 6) of contact opnemen met de klantenservice.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 11 91 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
De huid is geïrriteerd bij de aanbrenglocatie van de sensor. a . Zorg dat de aanbrenglocatie niet wordt bedekt door naden, taillebanden of andere beperkende kleding of accessoires waardoor wrijving ontstaat. b . Controleer de locatie.
Als de irritatie zich op de volgende plek bevindt
Dan
Rond de randen van de hechtpleister of de tape.
Moet u de randen rond het verband voorzichtig losmaken.
Waar de hechtpleister in aanraking komt met de huid.
Kunt u gevoelig zijn voor de hechtpleister of het materiaal. Raadpleeg uw zorgteam voor de beste oplossing.
c . Als geen van bovenstaande handelingen het probleem oplost, dient u uw zorgteam te raadplegen voor andere suggesties.
De sensorondersteuning blijft niet aan uw huid plakken. Opmerking: Voer stap a tot en met c uit ALVORENS de sensorondersteuning op uw huid aan te brengen. a . Reinig de aanbrenglocatie met zeep en water. b . Droog de locatie grondig met een schone handdoek. c . Veeg het gebied schoon met een alcoholdoekje. d . Als uw huidtype meer hechtmiddel vereist dan op de sensorondersteuning aanwezig is of als u een activiteitsniveau verwacht waarbij mogelijk meer hechtmiddel nodig is, breng dan een zwachtel over de zender aan NADAT u de zender op de sensorondersteuning hebt bevestigd.
VERDER
92 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Ongemak bij het plaatsen van de sensor. a . Wrijf de aanbrenglocatie in met ijs voordat u de sensor plaatst. b . Als dat niet werkt, neemt u contact op met de klantenservice.
Het systeem herkent een nieuwe sensor niet na het bevestigen van de zender op de sensorondersteuning. Als
Dan
Uw zender en ontvanger zijn niet aangesloten.
Het pictogram verschijnt op het scherm. Probeer de ontvanger en zender aan te sluiten. Als de nieuwe sensor na ongeveer 3 minuten nog niet is herkend, verwijdert u de sensor en plaatst u een nieuwe sensor (sectie 6).
Uw ontvanger en zender zijn aangesloten.
a . Controleer of de zender stevig op de sensorondersteuning is bevestigd en geef het systeem ongeveer 3 minuten de tijd om de sensor te herkennen.
Contactpunten
Uw systeem heeft geen verbinding en het bericht “Verbinding” wordt weergegeven op uw scherm.
b . Als het systeem de sensor nog niet herkent, verwijdert u de sensor (sectie 6), sluit u de zender en ontvanger aan (sectie 10), plaatst u een nieuwe sensor en aanbrengt u de zender aan de sensorondersteuning (sectie 7). Zorg dat de contactpunten op de zender droog, schoon en niet overmatig versleten zijn. Uw systeem is wellicht niet verbonden. Voer de stappen uit om het systeem te verbinden (sectie 15). Vergeet niet het systeem opnieuw aan te sluiten na het verbinden (sectie 10). Verwijder de sensor en plaats een nieuwe.
Als geen van bovenstaande handelingen het probleem oplost, is er wellicht iets mis met uw zender. Neem contact op met de klantenservice.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 11 93 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
U weet niet zeker of de ontvanger en zender zijn aangesloten.
Als
Dan
Het pictogram niet op het scherm verschijnt. Het pictogram weergegeven.
wordt
Uw systeem is aangesloten. Er is geen aansluiting tussen de ontvanger en zender. Sluit de zender en de ontvanger opnieuw aan, zie sectie 10.
Het pictogram wordt weergegeven en de procedure voor het herstellen van de aansluiting niet succesvol was.
Zorg ervoor dat de zenderbatterij niet oud of leeg is. Als de batterij oud of leeg is, doet u het volgende a . Verwijder de sensor. b . Vervang de batterij. c . Sluit de zender en ontvanger aan. d . Plaats een nieuwe sensor.
zichtbaar Het pictogram blijft, zelfs na het vervangen van de batterij in de zender.
Wacht een paar minuten na het plaatsen van een nieuwe batterij zodat het systeem de nieuwe batterij kan herkennen. Als het systeem de nieuwe batterij na twee minuten nog niet heeft herkend, is er waarschijnlijk iets mis met uw zender. Neem contact op met de klantenservice.
De melding “Verbinding” wordt weergegeven op het scherm.
Uw systeem heeft geen verbinding. Voer de stappen uit om het systeem te verbinden (sectie 15). Vergeet niet het systeem opnieuw aan te sluiten na het verbinden (sectie 10).
VERDER
94 Sectie 11 Reageren op alarmen, fouten en overige problemen
Het systeem vraagt u niet in een melding om een BG-test uit te voeren voor kalibratie. Als Het systeem geen bericht heeft getoond waarin wordt aangegeven dat een nieuwe sensor is herkend nadat u de zender op de sensorondersteuning hebt bevestigd. Het minder dan 1 uur geleden is dat u de sensor hebt geplaatst.
Het meer dan 1 uur geleden is dat u de sensor hebt geplaatst.
En
➜ ➜
Dan Volg de richtlijnen voor het oplossen van problemen met betrekking tot sensorherkenning.
Wacht totdat de periode van 1 uur is verstreken en wacht tot het systeem u vraagt om een BG-test voor kalibratie uit te voeren.
Sluit de zender en de ontvanger Het pictogram wordt op het scherm opnieuw aan (sectie 10) en wacht maximaal 2 uur totdat het systeem weergegeven. u vraagt om een BG-test voor kalibratie uit te voeren.
Het meer dan 1 uur geleden is dat U alarmberichten u de sensor hebt geplaatst. hebt ontvangen op de ontvanger.
Bevestig het alarmbericht, neem de vereiste maatregelen en wacht maximaal 2 uur totdat het systeem u vraagt om een BG-test voor kalibratie uit te voeren.
Als geen van bovenstaande helpt bij het oplossen van het probleem moet u de sensor vervangen (sectie 6) of contact opnemen met de klantenservice.
Controleer uw werk .
Resultaat: Informatie over wat u moet doen bij alarmberichten, foutcodes of andere veel voorkomende problemen. U hebt deze taak correct uitgevoerd als u het probleem hebt opgelost of contact hebt opgenomen met uw zorgteam of de klantenservice voor aanvullende suggesties of hulp. EINDE sectie 11
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
12
Sectie 12 95 Gebeurtenissen toevoegen
12 Gebeurtenissen toevoegen Doel
Start
Het aanmaken van een registratie van gebeurtenissen die uw glucosewaarden kunnen beïnvloeden. Volg deze procedure telkens wanneer u vaststelt dat iets uw glucosewaarden beïnvloedt, inclusief uw gezondheidstoestand en dagelijkse activiteiten zoals maaltijden, lichaamsbeweging en insulinedoseringen.
Materialen
• Uw FreeStyle Navigator ontvanger. • Gegevens en details over de gebeurtenis die u wilt vastleggen.
Handige informatie Belangrijk: Om een gebeurtenis te bewerken, gaat u naar sectie 13, Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken. • Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de invoer van uw gebeurtenissen te voltooien, ongeacht hoe veel of hoe weinig details u verstrekt hebt. • De huidige datum en tijd worden automatisch geregistreerd als u een gebeurtenis invoert. Als u een gebeurtenis op een later tijdstip invoert, moet u de datum en de tijd van de gebeurtenis aanpassen aan het tijdstip waarop dit zich werkelijk heeft voorgedaan en drukt u vervolgens op de optietoets RECHTS (Instellen) om de gebeurtenis op te slaan. • Als u zich hebt bedacht betreffende het opslaan van de gebeurtenis, gebruikt u de pijltjestoets OMHOOG/OMLAAG om OPSLAAN te veranderen in ANNULEREN voordat u op de optietoets RECHTS (Instellen) drukt.
Stappen 1.
Doe het volgende
Ga vanuit Hoofdmenu naar het scherm Gebeurtenis toevoegen . Hoofdmenu 08:30 Glucose Alarmen Rapporten Systeem Gebeurtenis toevoegen Selecteren
Opmerking: Als u gedurende 20 seconden geen knoppen indrukt, wordt het scherm van de ontvanger leeg en gaat de laatste wijziging verloren als u niet op de toets Selecteren hebt gedrukt. a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Gebeurtenis toevoegen te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Select. gebeurtenis te gaan.
VERDER
96 Sectie 12 Gebeurtenissen toevoegen
Stappen
Doe het volgende
2. Selecteer het type gebeurtenis dat u wilt vastleggen .
Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het type gebeurtenis te markeren:
Select. gebeurtenis 08:30 Insuline Maaltijden Lichaamsbeweging Gezondheidstoestand Algemeen Hoofdmenu
Selecteren
Als de gebeurtenis te maken heeft met het volgende
Dan
• Maaltijden of snacks.
1. Markeer Maaltijden. 2. Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). 3. Ga naar stap 3.
• Details van een insulinedosis (injectie of pomp).
1. Markeer Insuline. 2. Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). 3. Ga naar stap 4.
• Lichaamsbeweging.
1. Markeer Lichaamsbeweging. 2. Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). 3. Ga naar stap 5.
• Uw gezondheidstoestand.
1. Markeer Gezondheidstoestand. 2. Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). 3. Ga naar stap 6.
• Symptomen. • Overige observaties met betrekking tot de gezondheid. • Overige gebeurtenissen.
1. Markeer Algemeen. 2. Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren). 3. Ga naar stap 7.
Opmerking: Bij alle onderstaande stappen moet u ervoor zorgen dat u de juiste datum en tijd invoert.
3. Leg maaltijdgebeurtenissen vast . Geschiedenis Maaltijden 09 - 04 - 08
08:30
Koolhydraten:
15g
Volgende
08:30
Opslaan Instellen
OPSLAAN ANNULEREN
a . Gebruik de optietoets LINKS (Volgende) om te selecteren welk element u wilt invoeren of wijzigen (koolhydraten in grammen, OPSLAAN/ANNULEREN, datum, tijd). b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het geselecteerde element te wijzigen. Opmerking: U kunt het aantal koolhydraten in grammen wijzigen van 0 tot 350 gram in stappen van 1 gram. c . Als u klaar bent, drukt u op de optietoets RECHTS (Instellen) om de gebeurtenis op te slaan (of te annuleren).
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 12 97 Gebeurtenissen toevoegen
Stappen 4.
Doe het volgende
Leg insulinegebeurtenissen vast . Geschiedenis 08:30 Insuline 09 - 04 - 08 08:30 Type: Snelwerkend Eenheden: 0,25 Opslaan Instellen
Volgende
b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het geselecteerde element te wijzigen. OPSLAAN ANNULEREN
5. Leg gebeurtenissen van
a . Gebruik de optietoets LINKS (Volgende) om te selecteren welk element u wilt invoeren of wijzigen (type, duur, intensiteit, OPSLAAN/ANNULEREN, datum, tijd).
lichaamsbeweging vast .
Aerobics Wandelen Joggen Hardlopen Zwemmen Fietsen Gewichten Overig
Opmerking: Uw insulinekeuzes zijn Snelwerkend, Gemiddeld, Langwerkend of Gemengd. c . Als u klaar bent, drukt u op de optietoets RECHTS (Instellen) om de gebeurtenis op te slaan (of te annuleren).
Snelwerkend Gemengd Gemiddeld Langwerkend
Geschiedenis 08:30 Lichaamsbeweging 09 - 04 - 08 08:30 Type: Joggen Duur: 0:30 Intensiteit: Geen Opslaan Volgende Instellen
a . Gebruik de optietoets LINKS (Volgende) om te selecteren welk element u wilt invoeren of wijzigen (type, eenheden, OPSLAAN/ANNULEREN, datum, tijd).
b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het geselecteerde element te wijzigen. OPSLAAN ANNULEREN
Opmerking: Uw keuzes met betrekking tot lichaamsbeweging zijn als volgt: • Type: Aerobics, wandelen, joggen, hardlopen, zwemmen, fietsen, gewichten of overig.
Geen Weinig Gem. Veel
• Duur: 0:00 tot 2:30 (uren:minuten) in stappen van 15 minuten. • Intensiteit: Geen, Weinig, Gem. of Veel. c . Als u klaar bent, drukt u op de optietoets RECHTS (Instellen) om de gebeurtenis op te slaan (of te annuleren).
6. Leg gebeurtenissen van
gezondheidstoestand vast . Geschiedenis Gezondheidstoestand 09 - 04 - 08 08:30
08:30
Sympt. lage bloedglucose Opslaan Volgende
Normal Verkoudh. Keelp. Infectie Moe Stress Koorts
OPSLAAN ANNULEREN
Instellen
Griep Allergie Ongesteldh. Duizeligh. Alcohol Sympt. lage bloedglucose Sympt. hoge bloedglucose
a . Gebruik de optietoets LINKS (Volgende) om te selecteren welk element u wilt invoeren of wijzigen (gezondheidstoestand, OPSLAAN/ANNULEREN, datum, tijd). b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het geselecteerde element te wijzigen. Opmerking: Uw keuzes met betrekking tot uw gezondheidstoestand zijn Normal, Verkoudheid, Keelpijn, Infectie, Moe, Stress, Koorts, Griep, Allergie, Ongesteldheid, Duizeligheid, Alcohol, Symptomen lage bloedglucose, Symptomen hoge bloedglucose. c . Als u klaar bent, drukt u op de optietoets RECHTS (Instellen) om de gebeurtenis op te slaan (of te annuleren).
VERDER
98 Sectie 12 Gebeurtenissen toevoegen
Stappen
Doe het volgende
7. Leg algemene gebeurtenissen vast . Geschiedenis Algemeen 09 - 04 - 08
a . Gebruik de optietoets LINKS (Volgende) om te selecteren welk element u wilt invoeren of wijzigen (gebeurtenis, OPSLAAN/ANNULEREN, datum, tijd).
08:30 08:30
Gebeurtenis: 2
Volgende
Opslaan Instellen
OPSLAAN ANNULEREN
b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het geselecteerde element te wijzigen. Opmerking 1: Er zijn acht algemene gebeurtenisnummers die u, of uw zorgteam, kunt toewijzen aan specifieke gebeurtenissen (1 kan bijvoorbeeld verwijzen naar “Uit eten gaan”, 2 naar “Winkelen”, 3 naar “Inactieve dag”, 4 naar “Feest” enzovoort). Opmerking 2: Noteer de betekenis van elk nummer als u ze toekent, zodat u niet vergeet waarvoor ze staan (u hoeft geen betekenissen toe te kennen aan alle nummers). c . Als u klaar bent, drukt u op de optietoets RECHTS (Instellen) om de gebeurtenis op te slaan (of te annuleren).
8. Controleer uw werk . Resultaat: Een elektronische registratie van gebeurtenissen die uw glucosewaarde kunnen beïnvloeden. U hebt deze procedure correct uitgevoerd wanneer de registratie betreffende de gebeurtenissen volledig en nauwkeurig zijn. EINDE sectie 12
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
13
Sectie 13 99 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
13 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken Doel
• Uw glucoseniveaus bekijken.
• U en uw zorgteam helpen bij het herkennen van patronen binnen uw glucoseniveaus ten opzichte van uw streefwaarden.
• Een geschiedenis bekijken van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor uw behandelingsplan. • De gebeurtenisgeschiedenis bewerken.
Start
• Wanneer u of uw zorgteam informatie wenst over uw glucoseniveaus of over gebeurtenissen die uw glucoseniveaus kunnen verklaren of uw behandelingsplan kunnen beïnvloeden. • Wanneer u wijzigingen in uw gebeurtenisgeschiedenis moet aanbrengen.
Materialen
Verzamel deze materialen voordat u begint:
• Uw glucosestreefwaarden (uw zorgteam kan helpen bij het vaststellen hiervan). • Uw ontvanger.
Handige informatie • Uw zorgteam zal u normaal gesproken glucosestreefwaarden verstrekken. Vergelijk uw werkelijke glucoseniveaus met deze streefwaarden om uw toestand te controleren. Vraag uw zorgteam om u te vertellen hoe uw niveaus dienen te zijn in vergelijking met elke streefwaarde. • Glucosestreefwaarden VERSCHILLEN van de drempelwaarden voor alarmen voor lage en hoge glucosewaarden. Lage en hoge glucosealarmen waarschuwen u als u een bepaalde lage of hoge drempelwaarde hebt bereikt. Glucosestreefwaarden maken het mogelijk dat de rapporten en lijngrafieken tonen hoe uw glucosespiegel is ten opzichte van de door u gestelde streefwaarden.
Stappen
Doe het volgende
1. Ga vanuit Hoofdmenu naar het menu Rapporten .
Hoofdmenu 08:30 Glucose Alarmen Rapporten Systeem Gebeurtenis toevoegen
a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Rapporten te markeren. b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Rapport selecteren te gaan.
Selecteren
VERDER
100 Sectie 13 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen
Doe het volgende
2. Bepaal wat u wilt doen . Opmerking: Uw rapporten hebben meer betekenis als u glucosestreefwaarden instelt. Glucosestreefwaarden geven u een vergelijkingspunt met uw werkelijke glucosewaarden. Bepaal wat u wilt doen:
Als u het volgende wilt
Dan
• Uw glucosestreefwaarden instellen. Ga naar stap 3. • Een lijngrafiek zien die een geschiedenis van uw glucosewaarden toont.
Ga naar stap 4.
• Een statistische samenvatting van uw glucosewaarden door de tijd zien.
Ga naar stap 5.
• De gebeurtenissen die u in uw Ga naar stap 7. ontvanger hebt vastgelegd, bekijken of bewerken. • Sluiten en terugkeren naar het hoofdmenu.
Druk op de optietoets LINKS (Hoofdmenu) in het menu Rapporten.
3. Stel uw glucosestreefwaarden in . Doelbereik instellen
08:30
Streefwaarde laag: 4,4 Streefwaarde hoog: 10,0 Volgende
Instellen
80; 180 mg/dl
a . Selecteer Streefwaarden glucose in het menu Rapport selecteren. i) Druk op de pijltoets OMHOOG of op de pijltoets OMLAAG om Streefwaarden glucose te markeren. ii) Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Glucosestreefwaarden te gaan. b . Geef uw lage glucosestreefwaarde in door middel van de pijltoets OMHOOG of OMLAAG. c . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om naar de instelling voor de hoge glucosestreefwaarde te gaan. d . Geef uw hoge glucosestreefwaarde in door middel van de pijltoets OMHOOG of OMLAAG. e . Druk op de optietoets RECHTS (Instellen) om de instellingen op te slaan. Resultaat: De instellingen worden opgeslagen en het scherm Rapport selecteren verschijnt. f . Ga terug naar stap 2 om te bepalen wat u nu moet doen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 13 101 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen
Doe het volgende
4. Bekijk een lijngrafiek van
a . Selecteer Lijngrafieken in het menu Rapport selecteren. i) Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Lijngrafiek te markeren. ii) Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Select. tijdsperiode te gaan. b . Selecteer de tijdsperiode (2, 4, 6, 12 of 24 uur) door gebruik te maken van de pijltoets OMHOOG of de pijltoets OMLAAG. c . Interpreteer de grafiek: • Bekijk het doelbereik voor uw glucosewaarden (de donkere horizontale band). • Bekijk uw glucoseniveau (in mmol/l langs de linkerkant) op diverse tijdstippen (onderste lijn). • Bekijk de trends en de momenten waarop uw glucosewaarden buiten uw doelbereik vallen. • Bekijk hoe de verschillende gebeurtenissen die u hebt ingevoerd, gelokaliseerd zijn in verhouding tot uw glucoseprofiel. De ingevoerde gebeurtenissen worden op de lijngrafiek getoond met letters die de gebeurtenis aangeven - “I” voor insuline, “M” voor maaltijden, “E” voor lichaamsbeweging, “H” voor gezondheidstoestand en het nummer (1 tot 8) voor een algemene gebeurtenis. Deze letters blijven in elke taal hetzelfde. Opmerking: De lijn toont zowel uw continue metingen (die om de 10 minuten grafisch worden voorgesteld) en uw bloedglucosemetingen (de “+”-symbolen op de lijngrafiek). Bij het bekijken van de lijngrafiek kunt u voorwaarts bladeren op de tijd-as door op de pijltoets OMHOOG te drukken en kunt u terugbladeren op de tijd-as door op de pijltoets OMLAAG te drukken. U kunt de datum niet zien op de tijd-as. d . Bepaal wat u nu gaat doen.
de geschiedenis van uw glucosewaarden . Select. tijdsperiode 2 uur 4 uur 6 uur 12 uur 24 uur Vorige
08:30
Selecteren
20 16 12 8 4 16
20
0
72; 144; 216; 288; 360 mg/dl
Opmerking: Het weergavebereik van de lijngrafiek ligt tussen 20 mg/dl (1,1 mmol/l) en 350 mg/dl (19,4 mmol/l). Glucosewaarden die 350 mg/dl (19,4 mmol/l) overschrijden, worden grafisch weergegeven als 350 mg/dl (19,4 mmol/l). Glucosewaarden die lager zijn dan 20 mg/dl (1,1 mmol/l) worden grafisch weergegeven als 20 mg/dl (1,1 mmol/l).
Als u het volgende wilt
Dan
• Een lijngrafiek voor een andere tijdsperiode bekijken.
1 . Druk op de optietoets RECHTS om terug te keren naar het scherm Select. tijdsperiode. 2 . Ga naar stap 4b.
• Het bekijken van lijngrafieken beëindigen.
1 . Druk op de optietoets RECHTS om terug te keren naar het scherm Select. tijdsperiode. 2 . Druk op de optietoets LINKS (Vorige) om terug te keren naar het scherm Rapport selecteren. 3 . Ga terug naar stap 2 om te bepalen wat u nu moet doen. VERDER
102 Sectie 13 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen
Doe het volgende
5. Bekijk een statistische samenvatting van uw glucosewaarden . Stat. 3 dagen Hoogste CM: Laagste CM: Gem. CM: Stand. afw: Boven doel:
08:30 16,6 mmol/L 3,4 mmol/L 8,9 mmol/L 4,4 mmol/L 19%
Volgende
298; 61; 160; 80 mg/dl
Vorige
a . Selecteer Statistieken in het menu Rapport selecteren. i) Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Statistieken te markeren. ii) Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Statistieken te gaan. Opmerking: Het scherm Statistieken toont u een samenvatting van glucoseresultaten ten opzichte van uw glucosestreefwaarden. b . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om door te gaan naar de gewenste periode. Opmerking: U kunt statistische rapporten bekijken voor perioden van 1, 3, 7, 14, 21 of 28 dagen, in die volgorde. (Ga verder met stap 6)
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 13 103 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen 6. Selecteer de gewenste statistische meting .
Doe het volgende Opmerking: Statistieken omvatten UITSLUITEND continue glucoseresultaten. De glucosemetingen die werden genomen in de bloedglucosemodus zijn NIET opgenomen in de statistieken. a . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om de statistieken te markeren die u wilt bekijken voor de periode. geselecteerde per
Als u het volgende wilt weten
Markeert u het volgende
• Uw hoogste glucosewaarde.
Hoogste CM
• Uw laagste glucosewaarde.
Laagste CM
• Uw gemiddelde glucosewaarde.
Gem. CM
• Hoe goed u uw waarden rond de gemiddelde waarde houdt.
Stand. afw . Opmerking: Een laag getal geeft aan dat uw meeste glucosemetingen dicht bij uw gemiddelde waarde liggen. Een hoog getal geeft aan dat veel van uw glucosewaarden aanzienlijk van uw gemiddelde waarde verschillen.
• Het percentage van de metingen dat boven uw hoge glucosestreefwaarde ligt.
Boven doel
• Het percentage van de metingen dat binnen uw glucosestreefwaarden ligt (tussen de hoge en de lage streefwaarden).
Binnen doel
• Het percentage van de metingen dat onder uw lage glucosestreefwaarde ligt.
Onder doel
• Het gemiddelde aantal gebeurtenissen met betrekking Laag/dag tot lage glucosealarmen per dag. • Het gemiddelde aantal gebeurtenissen met betrekking Hoog/dag tot hoge glucosealarmen per dag. • Het gemiddelde aantal verwachte lage VerwLaag/dag alarmgebeurtenissen per dag (vroege waarschuwingen). • Het gemiddelde aantal verwachte hoge VerwHoog/dag alarmgebeurtenissen per dag (vroege waarschuwingen). b . Druk op de optietoets LINKS (Volgende) om andere perioden te bekijken. Opmerking: U kunt rapporten bekijken voor perioden van 1, 3, 7, 14, 21 of 28 dagen, in die volgorde. c . Druk op de optietoets RECHTS (Vorige) om terug te keren naar het scherm Rapport selecteren. d . Ga terug naar stap 2 om te bepalen wat u nu moet doen.
VERDER
104 Sectie 13 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen
Doe het volgende
7. Bekijk of wijzig uw
gebeurtenisgeschiedenis . Filter selecteren CM 60 CM 120 CM 10 BG Insuline Vorige
a . Selecteer Gebeurtenisgeschiedenis in het menu Rapport selecteren.
08:30
b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om de gebeurtenis te markeren die u wilt bekijken of bewerken. Selecteren
Als u het volgende wilt bekijken/bewerken • Continue glucosemetingen.*
Markeert u het volgende
Op Intervallen van 10 minuten
CM 10
Intervallen van 60 minuten
CM 60
Intervallen van 120 minuten
CM 120
• Bloedglucosemetingen.* • Insulinegebeurtenissen. • Maaltijdgebeurtenissen. • Gebeurtenissen van lichaamsbeweging. • Gezondheidstoestand. • Diverse gebeurtenissen. • Alarmgeschiedenis.* • Alle gebeurtenissen. * = kan niet worden bewerkt
➜ ➜ ➜ ➜ ➜ ➜ ➜ ➜
BG Insuline Maaltijden Lichaamsbeweging Gezondheidstoestand Algemeen Alarmgeschiedenis Gebruikersgebeurtenissen
c. Gebruik de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het gemarkeerde rapport te gaan. d. Bepaal wat u nu gaat doen.
Als u het volgende wilt doen
Dan
• De gebeurtenis bewerken.
Ga naar stap 9.
• De gebeurtenis interpreteren.
Ga naar stap 8.
• Andere gebeurtenissen bekijken.
1 . Selecteer de optietoets LINKS (Vorige) om naar het scherm Filter selecteren te gaan. 2 . Ga naar stap 7b.
• Stoppen met bekijken van gebeurtenissen.
1 . Selecteer de optietoets LINKS (Vorige) om naar het scherm Filter selecteren te gaan. 2 . Selecteer de optietoets LINKS om naar het scherm Rapport selecteren te gaan. 3 . Ga naar stap 2 om te bepalen wat u nu moet doen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 13 105 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen
Doe het volgende
8. Interpreteer uw gebeurtenissen . a . Interpreteer de gebeurtenissen met behulp van de opmerkingen over ieder type gebeurtenis in onderstaande tabel:
Gebeurtenis
Opmerkingen
CM (CM 60, CM 120 en CM 10)
• Elke opgeslagen waarde wordt op één scherm weergegeven met datum en tijd. • Geeft werkelijke waarden aan bij de aangegeven intervallen. • Geeft GEEN gemiddelde waarden weer. • Gebruik de optietoets RECHTS (Volgende) om naar de volgende opgeslagen CM-waarde te gaan.
BG
• Elke BG-waarde wordt op één scherm weergegeven met datum en tijd. • Alle BG-waarden worden weergegeven. • Een vinkje 3 geeft aan dat de waarde als een controle is gemarkeerd. • Gebruik de optietoets RECHTS (Volgende) om naar het volgende opgeslagen BG-scherm te gaan.
Insuline
Elke opgeslagen insulinegebeurtenis wordt weergegeven met type, dosering in eenheden, datum en tijd.
Maaltijden
Elke opgeslagen maaltijdgebeurtenis wordt weergegeven met koolhydraatwaarde in grammen, datum en tijd.
Lichaamsbeweging
Elke opgeslagen gebeurtenis van lichaamsbeweging wordt weergegeven met een omschrijving, de duur in uren en minuten, intensiteit, datum en tijd.
Gezondheidstoestand
• Elke opgeslagen gebeurtenis wordt weergegeven met een omschrijving, datum en tijd.
Algemeen
Opmerking: Algemene gebeurtenissen bevatten GEEN omschrijving, alleen een nummer dat de gebeurtenis Gebruikersgebeurtenissen vertegenwoordigt. Alarmgeschiedenis
b . Ga naar stap 7d.
VERDER
106 Sectie 13 Rapporten bekijken en gebeurtenissen bewerken
Stappen
Doe het volgende
9. Bewerk de gebeurtenis . Opmerking: U kunt GEEN glucosemetingen bewerken. a . Druk op de optietoets RECHTS (Bewerken). b . Gebruik de optietoets LINKS (Volgende) voor selectie van het item dat u wilt wijzigen. c . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om het geselecteerde item te wijzigen. d . Herhaal dit proces van stap 9b totdat u alle wijzigingen van uw keuze voor het item hebt uitgevoerd. Opmerking: Als u van gedachten verandert met betrekking tot het opslaan van uw bewerkingen, wijzigt u OPSLAAN in ANNULEREN. e . Druk op de optietoets RECHTS om uw bewerkte tekst op te slaan of te annuleren.
10. Controleer uw werk . Resultaat: Het resultaat is een verbeterde kennis van de geschiedenis van uw glucoseniveau, glucoseniveaupatronen en van de gebeurtenissen die uw behandelingsplan kunnen beïnvloeden. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o Uw glucosestreefwaarden correct zijn ingesteld. o U de lijngrafieken voor een willekeurige periode kunt zien en correct kunt interpreteren.
o U op correcte wijze een statistische samenvatting van uw keuze voor iedere beschikbare tijdsperiode kunt selecteren en bekijken.
o U alle beschikbare rapporten van gebeurtenisgeschiedenis kunt bekijken.
o Uw gebeurtenissen naar wens zijn bewerkt. EINDE sectie 13
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
14
Sectie 14 107 Uw systeem reinigen en desinfecteren
14 Uw systeem reinigen en desinfecteren Doel
Het systeem reinigen en desinfecteren.
Start
Het systeem reinigen: • Iedere keer dat u uw sensor vervangt. • Op elk moment dat het systeem gereinigd moet worden. Uw systeem desinfecteren: • Telkens wanneer het systeem wordt uitgewisseld tussen verschillende personen.
Materialen
Zorg dat u toegang hebt tot deze materialen alvorens te beginnen: • Antibacteriële vloeibare zeep. • Schoon, stromend water. • Schone, zachte en pluisvrije papieren of stoffen handdoeken. • 70% isopropylalcohol. • Wattenstaafjes (uitsluitend voor desinfectie). • CaviCide®.
Handige informatie Voor reiniging: • Uw FreeStyle Navigator systeem heeft minimaal onderhoud nodig naast het reinigen en het vervangen van batterijen. • Voorkom dat er stof, vuil, bloed, controle-oplossing, water of ander materiaal in de teststrippoort van de ontvanger komt. • Bewaar uw ontvanger in het etui als u deze niet gebruikt. Opmerking: Uw zender en ontvanger kunnen niet worden gerepareerd als deze defect zijn. • De zender moet van de sensorondersteuning worden gehaald en moet worden gereinigd telkens wanneer u een gebruikte sensor verwijdert (om de 5 dagen). • Neem contact op met uw zorgteam of klantenservice als u uw zender of ontvanger wenst te vervangen. Zij geven advies over hoe u oude onderdelen op de juiste manier kunt weggooien. • Uw zender heeft een levensduur van 2 jaar vanaf de datum waarop deze voor de eerste keer wordt gebruikt. Vervang de zender na deze tijdsperiode. • Gebruik GEEN hechtmiddelverwijderaar of middelen met ether of etherbevattende bestanddelen voor het reinigen van de zender of de ontvanger of om resterend hechtmiddel van deze apparaten te verwijderen. Deze oplossingen kunnen de behuizing van de ontvanger en zender beschadigen.
VERDER
108 Sectie 14 Uw systeem reinigen en desinfecteren
Handige informatie (vervolg) Voor desinfectie: Let op: Indien systeemonderdelen opnieuw worden gebruikt: • U dient eerder gebruikte zenders en ontvangers te reinigen volgens de instructies in deze sectie alvorens het FreeStyle Navigator systeem zelf te gebruiken. • Indien een FreeStyle Navigator systeem eerder door een andere persoon is gebruikt, moet u het systeemlogboek wissen met behulp van de opdracht “Wis geschiedenis” en moeten de systeeminstellingen worden teruggezet naar de standaardwaarden met behulp van de opdracht “Gebruikersinstellingen herstellen”. Deze stappen zijn belangrijk om te zorgen voor betrouwbare gegevens. • Indien de FreeStyle Navigator ontvanger eerder door een andere persoon is gebruikt, bevat deze mogelijk gegevens die afwijken van uw persoonlijke gegevens. Gebruik alleen gegevens in de statistieken-, lijngrafiek- en gebeurtenisgeschiedenisrapporten die overeenkomen met uw werkelijke sensordraagtijd. Belangrijk: Volg de onderstaande stappen als u het FreeStyle Navigator systeem gebruikt nadat een andere persoon dit heeft gebruikt: 1. Reinig en desinfecteer de zender en de ontvanger. 2. Wis de geschiedenis (sectie 16). 3. Zet de “gebruikersinstellingen” terug naar de standaardinstellingen (sectie 16). 4. Zorg dat uw “gebruikersinstellingen” correct zijn voor u (secties 3, 4, 9, 12, 13). Belangrijk: Controleer de zender alvorens deze te reinigen. De zender dient onbeschadigd te zijn. Als het batterijklepje of het gedeelte rond het batterijklepje tekenen van slijtage vertoont, bijvoorbeeld barsten, moet de zender worden vervangen voordat u het systeem gebruikt. Belangrijk: Gebruik niet dezelfde beschermhoes voor de ontvanger als iemand anders. De werkzaamheid van de desinfectieprocedure is niet getest op de beschermhoes van de ontvanger. Let op: Prikapparaten en alle onderdelen hiervan zijn uitsluitend bestemd voor gebruik bij één persoon. Gebruik NOOIT een prikapparaat of enig onderdeel hiervan dat is gebruikt om bloedmonsters te verkrijgen bij een andere persoon. Let op: Alleen CaviCide® is getest voor het reinigen en verwijderen van resterend hechtmiddel van de zender of ontvanger. De voorgeschreven duur voor blootstelling aan desinfecteermiddelen is gebaseerd op het gebruik van CaviCide®. Let op: Het is belangrijk dat u de instructies met betrekking tot blootstelling aan CaviCide® volgt. Overmatige blootstelling aan CaviCide® (langere blootstellingstijd en niet spoelen) kan ertoe leiden dat de kunststof onderdelen broos worden. • Haal de ontvanger voorafgaand aan de reiniging uit de beschermhoes, het etui of elk ander accessoire. • Open het batterijklepje van de zender NIET voorafgaand aan reiniging. • Voorkom dat er stof, vuil, bloed, controle-oplossing, water, CaviCide® of ander materiaal in de teststrippoort van de ontvanger komt. • Dompel de ontvanger NIET onder.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 14 109 Uw systeem reinigen en desinfecteren
Stappen
Doe het volgende
1. Reinig uw zender .
Contactpunten
a . Reinig de zender met milde zeep en water. b . Spoel de zender goed af onder stromend water. c . Droog de zender goed af met een schone, zachte en pluisvrije doek of papieren handdoekje. d . Schud het water uit de contactpunten van de zender en demp ze droog op een schone, zachte en pluisvrije doek of papieren handdoekje. e . Zorg dat de contactpunten schoon, droog en niet overmatig versleten zijn.
2. Reinig de beschermhoes van uw ontvanger .
Voordat u de beschermhoes reinigt, dient u deze van de ontvanger te verwijderen. Reinig de beschermhoes van de ontvanger met milde zeep en water.
3. Reinig uw ontvanger .
Let op: Dompel de ontvanger NIET onder in water of een andere vloeistof. Zorg dat er geen water of andere vloeistof in de teststrippoort komt. Maak de buitenkant van uw ontvanger schoon met een schone, zachte en pluisvrije stoffen of papieren doek gedrenkt in een zachte zeepachtige oplossing of in 70% isopropylalcohol.
4. Desinfecteer de zender .
a . Zorg dat het batterijklepje stevig vastzit. b . Gebruik een schone, zachte en pluisvrije doek of papieren handdoekje die is bevochtigd met CaviCide® om de vooraf gereinigde externe oppervlakken van de zender grondig vochtig te maken. Moeilijk bereikbare delen moeten worden gereinigd met een wattenstaafje gedrenkt in CaviCide®. c . Laat alle externe oppervlakken gedurende 3 minuten bevochtigd met CaviCide® bij kamertemperatuur. d . Spoel de zender gedurende 30 seconden onder stromend water af. e . Droog de zender met een schone, zachte en pluisvrije doek of papieren handdoekje, of laat de zender aan de lucht drogen. VERDER
110 Sectie 14 Uw systeem reinigen en desinfecteren
Stappen 5. Desinfecteer de ontvanger .
Doe het volgende a . Zorg dat de batterijen uit de ontvanger worden verwijderd en dat het batterijklepje stevig op zijn plaats zit. b . Gebruik een schone, zachte en pluisvrije doek of papieren handdoekje die is bevochtigd met CaviCide® om de vooraf gereinigde externe oppervlakken van de ontvanger grondig vochtig te maken. Zorg dat er geen vloeistof de teststrippoort of een van de interne oppervlakken van de ontvanger binnendringt. c . Plaats de ontvanger met het scherm naar beneden gericht en laat alle externe oppervlakken gedurende 3 minuten bevochtigd met CaviCide® bij kamertemperatuur. d . Droog de ontvanger met een schone, zachte en pluisvrije doek of papieren handdoekje, of laat de ontvanger aan de lucht drogen.
6. Controleer uw werk . Resultaat: Een schone en gedesinfecteerde zender en ontvanger. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als:
o Alle zichtbare stof, vuil, viezigheid, bloed en ander vreemd materiaal is verwijderd.
o De zender volledig droog is, inclusief de contactpunten.
EINDE sectie 14
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
15
Sectie 15 111 Uw zender en ontvanger verbinden en verbinding verbreken
15 Uw zender en ontvanger verbinden en verbinding verbreken Doel
Start
Voor een betrouwbare communicatie tussen uw zender en ontvanger. Voer deze procedure uit: • Bij het vervangen van uw zender of ontvanger.
Materialen
Verzamel deze materialen voordat u begint: • Uw ontvanger. • Uw zender. Opmerking: Het kan zijn dat uw systeem nieuwe batterijen nodig heeft als er geen communicatie tot stand komt.
Handige informatie Belangrijk: U ontvangt GEEN continue glucosegegevens als de zender en ontvanger niet verbonden zijn en alle alarmen die met de continue controlemodus in verband staan, zijn uitgeschakeld. • Als u de zender vervangt, MOET u altijd de ontvanger loskoppelen van de oude zender en verbinden met de nieuwe zender. • Als de zender en ontvanger verbonden zijn, hoeven deze niet opnieuw te worden verbonden of losgekoppeld, tenzij u de ontvanger met een nieuwe zender wilt verbinden. Als u uw ontvanger met een nieuwe zender wilt verbinden, moet u de huidige sensor door een nieuwe vervangen. • U kunt nog steeds bloedglucosemetingen uitvoeren in de bloedglucosemodus terwijl de zender en ontvanger niet met elkaar verbonden zijn. • Verbinden is NIET hetzelfde als Opnieuw aansluiten. Als u de systeemset ontvangt, zijn de ontvanger en zender al met elkaar verbonden - uw ontvanger weet aan welke zender hij gekoppeld is. De ontvanger accepteert vervolgens uitsluitend gegevens van de betreffende zender. Als uw ontvanger en zender verbonden zijn, hoeft u deze niet opnieuw te verbinden tenzij u de verbinding hebt moeten verbreken (in het geval van het wisselen van de zender). “Opnieuw aansluiten” (zie sectie 10, stap 2) zorgt voor aansluiting als uw ontvanger en zender tijdelijk verder dan het normale communicatiebereik zijn geplaatst (3 meter).
VERDER
112 Sectie 15 Uw zender en ontvanger verbinden en verbinding verbreken
Stappen
Doe het volgende
1. Bepaal wat u wilt doen . Als u het volgende wilt doen
Ga naar stap
• De verbinding tussen uw ontvanger en uw zender verbreken.
2
• Uw ontvanger met uw zender verbinden.
3
• Uw werk controleren.
4
2. Verbreek de verbinding
tussen uw ontvanger en uw zender . Verbinding
08:30
BG-modus of verbinding met zender herstellen? BG
Nieuw
a . Druk tweemaal op de optietoets RECHTS om het hoofdmenu weer te geven. b . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Systeem te markeren. c . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het systeemmenu weer te geven. d . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Verbinding te markeren. e . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het scherm Verbinding weer te geven. f . Druk op de optietoets LINKS (Verbreken) om de verbinding tussen uw zender en ontvanger te verbreken. Opmerking: Wanneer de verbinding tussen de ontvanger en de zender wordt verbroken, wordt uw sensor gedeactiveerd. Als u doorgaat, moet u een nieuwe sensor plaatsen nadat u verbinding hebt gemaakt met uw nieuwe zender. Er verschijnt een waarschuwingsscherm om de voortgang van de sensor aan te geven. Druk op de toets aangeduid met “Ja” om door te gaan met het verbreken van de verbinding. g . Druk op de optietoets LINKS (BG) om uw systeem in de bloedglucosemodus te laten werken. Door deze optie te kiezen, sluit u de continue controlemodus af. Opmerking: U kunt nu uw ontvanger gebruiken voor het uitvoeren van bloedglucosemetingen (zie sectie 8). h . Ga naar stap 1 om te bepalen wat u nu moet doen.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 15 113 Uw zender en ontvanger verbinden en verbinding verbreken
Stappen
Doe het volgende
3. Verbind uw ontvanger met
a . Plaats de ontvanger in de buurt van de zender. b . Druk tweemaal op de optietoets RECHTS om het hoofdmenu weer te geven. c . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Systeem te markeren. d . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om het systeemmenu weer te geven. e . Gebruik de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Verbinding te markeren. f . Wacht terwijl de ontvanger naar de zender zoekt.
uw zender . Verbinding
08:30
Zoeken naar zender kan 70 seconden duren
Annuleren Verbinding
08:30
Opmerking: Het kan 70 seconden duren voordat de ontvanger de zender vindt.
Zender-ID: AAAF293-80359 Gevonden Is dit uw zender? Nee
Resultaat: De ontvanger geeft het ID-nummer van de zender weer.
Ja
Indien de ID-nummers
Controleer of het op het scherm weergegeven IDnummer hetzelfde is als het ID-nummer onder op uw zender.
En dit is uw
Dan
• Hetzelfde zijn.
1 . Druk op de optietoets RECHTS (Ja). Resultaat: Het hoofdmenu wordt weergegeven. 2 . Ga naar stap 4.
➜
• NIET hetzelfde zijn.
Eerste poging
Druk op de optietoets LINKS (Nee). De ontvanger blijft zoeken naar een andere zender in de buurt.
Tweede poging
Neem contact op met de klantenservice.
Let op: Indien u een onjuiste zender-ID accepteert bij het verbinden van uw zender en ontvanger, zijn uw glucosewaarden onjuist of niet beschikbaar.
4. Controleer uw werk .
Resultaat: Een verbonden of losgekoppelde zender en ontvanger. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als: o Uw systeem verbonden is als u dit wenst. o Uw systeem is losgekoppeld als u dit wenst. o U de klantenservice hebt gebeld nadat u tot twee keer toe geprobeerd hebt te verbinden, maar het u niet is gelukt. o Het ID-nummer van de zender dat wordt weergegeven door de ontvanger (onder het menu-onderdeel Status zender) overeenkomt met het ID-nummer op het etiket van de zender. EINDE sectie 15
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
16
Sectie 16 115 Gebruikersinstellingen opnieuw instellen en geschiedenis wissen
16 Gebruikersinstellingen opnieuw instellen en geschiedenis wissen Doel
Start Materialen
De gebruikersinstellingen opnieuw instellen op de standaardwaarden en alle opgeslagen glucosegegevens en gebeurtenissen wissen. Voer deze procedure uit wanneer u uw instellingen wilt opnieuw instellen op de fabrieksinstellingen en alle opgeslagen glucosegegevens en gebeurtenissen wilt wissen. Uw FreeStyle Navigator ontvanger.
Handige informatie • Als u gedurende 20 seconden geen knoppen indrukt, wordt het scherm van de ontvanger leeg en gaat de laatste wijziging verloren als u niet op de toets Selecteren hebt gedrukt. Let op: U mag uw gebruikersinstellingen nooit opnieuw instellen als u een sensor draagt. Een nieuwe instelling van parameters kan de prestaties van uw systeem beïnvloeden. • Het opnieuw instellen van de gebruikersinstellingen stelt de volgende items opnieuw in op de standaardwaarde. Zorg dat u aanbrengt dat uw instellingen correct zijn nadat u deze functie hebt geselecteerd. Opmerking: De glucose-eenheden kunnen niet worden gewijzigd. [De standaardwaarden worden tussen haakjes weergegeven]: • Hoge glucosestreefwaarde. [180 mg/dl (10,0 mmol/l)] • Lage glucosestreefwaarde. [80 mg/dl (4,4 mmol/l)] • Alarminstellingen: [Normale pieptoon] – Aan/uit – Zachte pieptoon – Normale pieptoon – Harde pieptoon – Korte trilling – Normale trilling – Lange trilling – Alarmdrempels
• Landinstellingen: [Plaatselijke instellingen] – Datumnotatie – Taal – Tijdnotatie – Decimale notatie • Weergave voor de items in het menu Gebeurtenis toevoegen: – Type insuline [Snelwerkend] – Insulinedosis [1 eenheid] – Type lichaamsbeweging [Wandelen] – Duur van lichaamsbeweging [30 min.] – Intensiteit van lichaamsbeweging [Gem.] – Gezondheidstoestand [Normal] – Algemene gebeurtenis [1] • Code teststrip. [18] • Sensorcode. [105] • Alarm bij lage glucose. [65 mg/dl (3,6 mmol/l)] • Alarm bij hoge glucose. [300 mg/dl (16,7 mmol/l)]
VERDER
116 Sectie 16 Gebruikersinstellingen opnieuw instellen en geschiedenis wissen
Stappen
Doe het volgende
1. Ga vanuit Hoofdmenu naar het Systeemmenu .
a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Systeem te markeren.
Hoofdmenu 08:30 Glucose Alarmen Rapporten Systeem Gebeurtenis toevoegen
b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Systeemmenu te gaan.
Selecteren
2. Open het scherm Gebr . instell . herstellen .
a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Gebr.instell. herstellen te markeren.
Systeemmenu 08:30 Wis geschiedenis Verbinding Datum/tijd instellen Landinstellingen Gebr.instell. herstellen Hoofdmenu
b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Gebr.instell. herstellen te gaan.
Selecteren
3. Herstel uw instellingen . Bevestig wat u wilt doen:
Als u het volgende wilt doen 08:30 Weet u zeker dat u de standaardwaarden wilt herstellen? Nee
Dan
• Uw systeem naar de standaardinstellingen opnieuw instellen.
Druk op de optietoets RECHTS (Ja). Opmerking: Uw persoonlijke instellingen zullen verloren gaan.
• Van gedachten veranderen.
Druk op de optietoets LINKS (Nee). Opmerking: Uw persoonlijke instellingen zullen bewaard blijven.
Ja
Let op: U mag uw gebruikersinstellingen nooit opnieuw instellen als u een sensor draagt. Een nieuwe instelling van parameters kan de prestaties van uw systeem beïnvloeden.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 16 117 Gebruikersinstellingen opnieuw instellen en geschiedenis wissen
Stappen
Doe het volgende
4. Ga vanuit het Systeemmenu naar het scherm Wis geschiedenis .
a . Druk op de pijltoets OMHOOG of OMLAAG om Wis geschiedenis te markeren.
Systeemmenu 08:30 Wis geschiedenis Verbinding Datum/tijd instellen Landinstellingen Gebr.instell. herstellen Hoofdmenu
b . Druk op de optietoets RECHTS (Selecteren) om naar het scherm Wis geschiedenis te gaan.
Selecteren
5. Wis de geschiedenis .
Bevestig wat u wilt doen:
Als u het volgende wilt doen 08:30 Glucose - en gebeurtenisgeschiedenis wissen? Nee
Dan
• De glucose- en Druk op de optietoets RECHTS (Ja). gebeurtenisgeschiedenis Opmerking: De glucose- en volledig wissen. gebeurtenisgeschiedenis wordt permanent gewist. • Van gedachten veranderen.
Druk op de optietoets LINKS (Nee). Opmerking: De geschiedenis wordt niet gewist.
Ja
Geschiedenis
08:30
Bevestig. Geschiedenis wissen? Nee
Ja
6. Controleer uw werk .
Resultaat: Uw ontvanger bevat de gewenste instellingen. U hebt deze procedure goed uitgevoerd als de instellingen van de ontvanger overeenkomen met de instellingen van uw keuze:
o o
Standaardinstellingen OF,
Uw persoonlijke instellingen (als u van gedachten bent veranderd).
EINDE sectie 16
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
17
Sectie 17 119 Appendix A: Onderhoud van locatie
17 Appendix A: Onderhoud van locatie Inleiding
Doordachte keuze van de locatie, evenals de voorbereiding en onderhoud hiervan dragen bij om het risico op infectie te verlagen en de sensoradhesie te verbeteren. Naast de keuze van de locatie zijn een aantal handige producten verkrijgbaar.
Keuze van de locatie Het afwisselen van de locatie draagt ertoe bij om ongemak, irritatie, blauwe plekken, huiduitslag en gevoeligheid voor hechtmateriaal te voorkomen. Het is belangrijk dat u de locatie afwisselt en de sensoren alleen op de buik of aan de achterkant van de bovenarm plaatst. Wijzig ALTIJD van locatie wanneer u een nieuwe sensor plaatst. Het afwisselen van locatie in een voorspelbaar patroon kan u eraan helpen herinneren om gelijkmatig te wisselen. U start bijvoorbeeld in de hoek rechts boven aan uw buik en gaat vervolgens bij het plaatsen van een nieuwe sensor 2,5 cm naar links, zodat u in een cirkelvormige richting blijft draaien. U kunt ook hoog op de rechterarm beginnen en dan naar een lagere positie op de rechterarm gaan en dit vervolgens op de linkerarm herhalen.
Handige producten Kies de gewenste producten uit de onderstaande lijst. • Desinfecteringsmiddelen – Als u gevoelig bent voor infecties op de aanbrenglocatie van de sensor kunt u de huid met een desinfecteringsmiddel voorbereiden. Vraag uw zorgteam om advies welk desinfecteringsmiddel het beste voor u is. • Verbandmateriaal – Als u problemen hebt met een sensorondersteuning die niet aan uw huid blijft kleven, kunt u een verband over de zender aanleggen. Er is een groot assortiment van verbanden verkrijgbaar bij de plaatselijke apotheek. Vraag uw zorgteam om advies welk soort verband het beste voor u is. • Hechtversterkers – Als u problemen hebt om de sensorondersteuning aan uw huid te bevestigen, kunt u een hechtversterker gebruiken. Hechtversterkers zorgen ervoor dat de zelfklevende laag van de sensorondersteuning op uw huid blijft kleven. Na het aanbrengen van dit type product, moet u ervoor zorgen dat de plaats waar de sensor wordt aangebracht goed droog is alvorens de sensorondersteuning op uw huid aan te brengen. Vraag uw zorgteam om advies welke hechtversterker het beste voor u is. • Huidbarrières – Als u gevoelig bent voor hechtmiddelen zijn er producten die irritatie of gevoeligheid voorkomen door een barrière tussen uw huid en de zelfklevende laag van de sensorondersteuning te plaatsen. Deze producten zorgen ook voor een betere adhesie. Zorg dat de huid goed droog is alvorens de sensor te plaatsen of een ander hechtmiddel of verband aan te brengen. Vraag uw zorgteam om advies welke huidbarrière het beste voor u is. EINDE sectie 17
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
18
Sectie 18 121 Appendix B: Specificaties
18 Appendix B: Specificaties Systeemspecificaties De specificaties van uw FreeStyle Navigator systeem staan in de volgende tabel vermeld: Bedrijfstemperatuur
4 ºC tot 40 ºC.
Opslagtemperatuur
Sla de zender en de ontvanger op tussen -10 ºC en 45 ºC. Sla de teststrips, sensoraanbrengers en sensorondersteuningen op tussen 3 ºC en 30 ºC. Controle-oplossing moet worden opgeslagen tussen 10 ºC en 30 ºC.
Bedrijfsvochtigheid (ontvanger)
5% tot 90% (niet-condenserend).
Bedrijfs- en opslaghoogte
Zeeniveau tot 3048 meter.
Bedrijfsdruk
1,0 bar (14,7 psia, zeeniveau) tot 0,7 bar (3048 meter).
Levensduur van sensor
Maximaal 5 dagen.
Bedrijfstemperatuur huidoppervlak voor sensor
25 ºC tot 40 ºC.
Bereik glucoseresultaten
20 tot 500 mg/dl (1,1 tot 27,8 mmol/l).
Glucosetestmethode (voor CM-modus)
Amperometrische elektrochemische sensor met behulp van WIRED ENZYME-technologie. Continue onderhuidse meting van glucose in interstitiële vloeistof met behulp van een sensor die ongeveer 5 mm onder de huid wordt geplaatst.
Voedingsbron
Zender: één zilveroxide 357 HC batterij (knoopcel), vervangbaar (levensduur van batterij is ~ 30 dagen). Ontvanger: twee AAA (LR03) alkaline batterijen, vervangbaar (levensduur van batterij ~ 30 dagen).
Afmeting van zender
Hoogte: 5,2 cm. Breedte: 3,1 cm. Diepte: 1,1 cm.
Gewicht van zender
13,6 gram - inclusief batterij.
Levensduur van batterij zender
Maximaal 30 dagen.
Dragen van zender onder water
Tot 1 meter onder water, niet langer dan 45 minuten.
Afmeting van ontvanger
Hoogte: 6,3 cm. Breedte: 8,2 cm. Diepte: 2,2 cm.
Gewicht van ontvanger
99,2 gram - inclusief batterijen.
Levensduur van batterijen ontvanger
Maximaal 30 dagen.
VERDER
122 Sectie 18 Appendix B: Specificaties
18 Appendix B: Specificaties (vervolg) Automatisch uitschakelen
Ingebouwde bloedglucosemeter: 2 minuten na de laatste handeling van gebruiker. Ontvanger: 20 seconden na de laatste handeling van gebruiker.
Geheugen van ontvanger
• 60 dagen van normaal gebruik inclusief continue glucosemetingen (iedere 10 minuten opgeslagen) en dagelijkse bloedglucosemetingen. • Datum/tijd wordt tot 5 minuten na het verwijderen van de batterijen van de ontvanger onthouden.
Kalibratie
Plasma-equivalent.
Kalibratietijd
• 1e kalibratie: kan 1 uur nadat een nieuwe sensor is aangebracht worden uitgevoerd of kan maximaal 12 uur worden uitgesteld met behulp van de functie Alarmen dempen. Continue glucosemetingen worden NIET gemeld totdat de eerste kalibratie met succes is voltooid. • 2e kalibratie: kan worden uitgevoerd tussen 1 en 1,5 uur na de eerste kalibratie, anders wordt er geen continue glucose gemeld. De tweede kalibratie kan na 1,5 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de tweede kalibratie met succes is uitgevoerd. • 3e kalibratie: moet worden uitgevoerd tussen 10 en 12 uur nadat de sensor is aangebracht, anders vinden er geen continue glucosemeldingen plaats. De derde kalibratie kan na 12 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de derde kalibratie met succes is uitgevoerd. • 4e kalibratie: moet worden uitgevoerd tussen 24 en 32 uur nadat de sensor is aangebracht, anders vinden er geen continue glucosemeldingen plaats. De vierde kalibratie kan na 32 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de vierde kalibratie met succes is uitgevoerd. • 5e kalibratie: moet worden uitgevoerd tussen 72 en 80 uur nadat de sensor is aangebracht, anders vinden er geen continue glucosemeldingen plaats. De vijfde kalibratie kan na 80 uur worden uitgevoerd. Continue glucosemeldingen worden hervat nadat de vijfde kalibratie met succes is uitgevoerd.
Bloedglucosetesttijd (voor modus Glucose BG)
Gemiddeld 7 seconden.
Bloedglucosetestmethode (voor modus Glucose BG)
Coulometrische elektrochemische sensor.
Bloedmonstertype (voor modus Glucose BG)
Volbloed, capillair.
Hematocriet (voor modus Glucose BG)
15% tot 65%. EINDE sectie 18
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
19
Sectie 19 123 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie
19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie Elektromagnetische interferentie en uw FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem Belangrijke informatie over elektromagnetische interferentie De FreeStyle Navigator zender en ontvanger communiceren met behulp van radiofrequentiegolven. Het FreeStyle Navigator systeem is ontworpen voor betrouwbaarheid en is bestand tegen normale elektromagnetische interferentie, zodat deze hier geen vat op heeft. Onder zeldzame omstandigheden kan het echter zijn dat u zich in een omgeving met sterke elektromagnetische straling bevindt, zodat enige interferentie kan optreden. Voorbeelden van mogelijke interferentiebronnen zijn: deuringangen van winkels, kassa's, metaaldetectors zoals die door veiligheidssystemen op vliegvelden worden gebruikt, elektronische bewakingsapparatuur en radio-apparatuur zoals mobiele telefoons, 2-way-radio en draadloze telefoons. Interferentie kan ook optreden in de buurt van apparatuur die met het symbool
wordt aangeduid.
Als dergelijke interferentie zich voordoet, is deze meestal tijdelijk. Het is daarom onwaarschijnlijk dat u enig opmerkelijk verschil in het functioneren van het systeem ziet. In geval van elektromagnetische interferentie kan het zijn dat u communicatie tussen de ontvanger en de zender verliest of dat er onherkenbare tekens op het weergavescherm van de ontvanger te zien zijn. Ook kan het zijn dat u geen continue glucose-uitslagen ziet. Het systeem is ontworpen om u op dergelijke toestanden attent te maken met behulp van hoorbare (pieptoon of trilling) of visuele (pictogrammen, onherkenbare tekens op het scherm of geen glucoseresultaten) middelen. Als u een belangrijke variatie in uw continue glucosemetingen opmerkt waarvan u denkt dat deze verkeerd is of als u de indruk hebt dat de bloedglucosemeting in de bloedglucosemodus verkeerd is en u zich in de buurt van een elektromagnetische bron bevindt, ga dan van deze interferentiebron vandaan en kijk of deze verschijnselen verdwijnen. Houd altijd een minimum afstand van mogelijke bronnen van elektromagnetische interferentie (zie tabel 2 en 3 in deze sectie voor richtlijnen). Naargelang de afstand die u hebt tot de interferentiebron, de kracht van het interferentiesignaal en de relatieve oriëntatie tussen u en de interferentiebron, kunt u deze verschijnselen wel of niet ervaren. Ga in geval van twijfel uit de buurt van iedere mogelijke bron van elektromagnetische interferentie. Als u voortdurende interferentie van een bron ervaart, neemt u contact op met de fabrikant of distributeur van deze bron en laat u een gespecialiseerd technicus de situatie evalueren. Meld blijvende interferentieproblemen bovendien aan de klantenservice van Abbott Diabetes Care. Als u zich tijdens een medisch onderzoek moet blootstellen aan röntgen, MRI (magnetische resonantie), CT (computertomografie) of een ander soort straling, houdt u uw systeem en sensor uit de buurt van deze zone. Voordat u aan dergelijke straling wordt blootgesteld, moet u de sensor die u op dat moment draagt, wegwerpen en na het onderzoek een nieuwe sensor plaatsen. De uitwerking van dit soort straling op het functioneren van het systeem is niet onderzocht.
VERDER
Klasse B
Niet van toepassing
Niet van toepassing
RF-emissies CISPR 11
RF-emissies CISPR 11
Harmonische emissies IEC 61000-3-2
Spanningsschommelingen/ flikkeremissies IEC 61000-3-3
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
Het FreeStyle Navigator systeem is geschikt voor gebruik in alle gebouwen, inclusief gebouwen met huishoudelijke apparatuur en gebouwen die direct met een openbaar laagspanningsnetwerk zijn verbonden dat gebouwen voor huishoudelijke doeleinden voorziet van stroom.
Het FreeStyle Navigator systeem maakt uitsluitend gebruik van RF-energie voor de functie die dit als doelstelling heeft. Daarom zijn de RF-emissies erg laag en is het onwaarschijnlijk dat deze interferentie veroorzaken in elektronische apparatuur in de nabije omgeving.
±8 kV contactontlading ±15 kV luchtontlading
±4 kV contactontlading ±8 kV luchtontlading
3 A/m @ 50 Hz en 60 Hz 5 min intervaltijd
Moet lager zijn dan 72,9 dBuV/m @ 433,56 MHz
Elektrostatische ontlading (ESD) Zender/Ontvanger IEC 60601-1-2
Elektrostatische ontlading (ESD) Zender/Ontvanger EN 300 489-3
Immuniteit magnetische velden IEC 60601-1-2
Emissies van zender FCC CFR 47 deel 15.231(e)
67,9 dBuV/m @ 433,56 MHz
3 A/m @ 50 Hz en 60 Hz 5 min intervaltijd
±4 kV contactontlading ±8 kV luchtontlading
±8 kV contactontlading ±15 kV luchtontlading
Compliantieniveau FreeStyle Navigator systeem
Magnetische velden met elektrische frequentie moeten van een niveau zijn dat kenmerkend is voor een plek in een standaard commerciële of ziekenhuisomgeving.
Vloeren moeten van hout, beton of keramische tegels zijn. Als vloeren met synthetisch materiaal zijn bedekt, moet de relatieve vochtigheid ten minste 30% bedragen.
Vloeren moeten van hout, beton of keramische tegels zijn. Als vloeren met synthetisch materiaal zijn bedekt, moet de relatieve vochtigheid ten minste 30% bedragen.
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Testniveau
Immuniteitstest
Tabel 2 . Het FreeStyle Navigator systeem is bedoeld voor gebruik in de elektromagnetische omgeving zoals hieronder wordt gespecificeerd. De klant of de gebruiker van het FreeStyle Navigator systeem moet ervoor zorgen dat dit in deze omgeving wordt gebruikt.
Richtlijnen en verklaring van fabrikant - elektromagnetische immuniteit.
Compliantie
Groep 1
Emissietest
Tabel 1 . Het FreeStyle Navigator systeem is bedoeld voor gebruik in de elektromagnetische omgeving zoals hieronder wordt gespecificeerd. De klant of de gebruiker van het FreeStyle Navigator systeem moet ervoor zorgen dat dit in deze omgeving wordt gebruikt.
Richtlijnen en verklaring van fabrikant - elektromagnetische emissies.
124 Sectie 19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie
19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie (vervolg)
Netstroomkwaliteit moet geschikt zijn voor een standaard commerciële of ziekenhuisomgeving. Netstroomkwaliteit moet geschikt zijn voor een standaard commerciële of ziekenhuisomgeving. Als de gebruiker van het apparaat een continue werking tijdens stroomonderbrekingen wenst, is het aan te bevelen om voor het apparaat een ononderbreekbare voeding of accu te gebruiken.
80 Mhz - 3000 MHz 10 V/m @ 80% 1 kHz AM modulatie 108 seconden intervaltijd 80 Mhz - 2500 MHz 3 V/m @ 80% 1 kHz AM modulatie 2,874 msec intervaltijd Binnen 433,05 - 434,79 MHz bedrijfsbereik en ≤100 ppm frequentiefout Niet van toepassing Werkt op batterijen Niet van toepassing Werkt op batterijen Niet van toepassing Werkt op batterijen
Minder dan 30 dBuV/m (30-230 Mhz 37 dBuV/m) (230 Mhz -1 GHz)
80 Mhz - 3000 MHz 10 V/m @ 80% 1 kHz AM modulatie 108 seconden intervaltijd
80 Mhz - 2500 MHz 3 V/m @ 80% 1 kHz AM modulatie 2,874 msec intervaltijd
80 Mhz - 2500 MHz 3 V/m @ 80% 1 kHz AM modulatie 2,874 msec intervaltijd
±2 kV voor voedingslijnen ±1 kV voor input-/output-lijnen
±1 kV voor differentiële modus ±2 kV voor normale modus
<5% voor 0,5 cyclus 40% Ut* voor 5 cycli 70% Ut* voor 25 cycli <5% Ut* voor 5 sec
Niet-intentionele straling van ontvanger CISPR 11 klasse B sec 5
Stralingsimmuniteit Zender/Ontvanger IEC 60601-1-2
Stralingsimmuniteit Zender IEC 60601-1-2 EN 300 220-3
Frequentiestabiliteit Zender EN 300 220-3
Elektrische snelle overgang/ uitbarsting IEC 61000-4-4
Overspanning IEC 61000-4-5
Stroomdalingen op voedingslijnen voor stroomtoevoer IEC 61000-4-11
Netstroomkwaliteit moet geschikt zijn voor een standaard commerciële of ziekenhuisomgeving.
21,1 dBuV/m @ 429,79 MHz
Minder dan 30 dBuV/m @ 203,48 MHz
Niet-intentionele straling van zender CISPR 11 klasse B
VERDER
19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie (vervolg)
* Ut is de wisselstroomspanning alvorens het testniveau toe te passen.
12,6 dBuV/m @ 203,48 MHz
253 kHz @ 433,56 MHz
Minder dan 1084 kHz @ 433,56 MHz
Intentionele straling van zender voor bezette bandbreedte voor FCC EN 300 220-3
83,1 dBuV/m @ 433,56 MHz
Moet lager zijn dan 107,5 dBuV/m @ 433,56 MHz
Emissies van zender EN EN 300 220-3
Richtlijnen en verklaring van fabrikant - elektromagnetische immuniteit (vervolg).
Sectie 19 125 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie
800 MHz - 3 GHz d = 2,3 0,23 0,73 2,30 7,27 23,00
Voor zenders met een maximale uitgaande spanning die niet hierboven wordt vermeld, kan een schatting worden gemaakt van de aanbevolen afstand d in meters (m) met behulp van de formule die van toepassing is op de frequentie van de zender, waarbij P de maximale uitgaande spanning is van de zender in watt (W) volgens de fabrikant van de zender. Opmerking 1: Bij 80 MHz en 800 MHz is de afstand voor het hogere frequentiebereik van toepassing. Opmerking 2: Deze richtlijnen zijn niet van toepassing op alle situaties. Elektromagnetische verspreiding wordt beïnvloed door de absorptie en reflectie van structuren, voorwerpen en mensen. Opmerking 3: 1 meter = 3,28 voet.
0,01 0,1 1 10 100
80 – 800 MHz d = 1,2 0,12 0,38 1,20 3,79 12,00
Tabel 3. Het FreeStyle Navigator systeem is bedoeld voor gebruik in een elektromagnetische omgeving waarin uitgestraalde RF-storingen beheerst worden. De klant of de gebruiker van het FreeStyle Navigator systeem kan helpen om elektromagnetische interferentie te voorkomen door het handhaven van een minimum afstand tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur (zenders) en het FreeStyle Navigator systeem zoals hieronder aanbevolen, volgens de maximale uitgaande spanning van de communicatieapparatuur. Maximale straling van zender Afstand aan de hand van frequentie van zender (m) W
Aanbevolen afstand tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur en het FreeStyle Navigator systeem.
126 Sectie 19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie
19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie (vervolg)
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Compliantieniveau 80 MHz -3000 MHz 10 V/m @ 89% 1 kHz AM modulatie 108 seconden intervaltijd
Testniveau
80 MHz -3000 MHz 10 V/m @ 89% 1 kHz AM modulatie 108 seconden intervaltijd (m) @ 800 MHz tot 2,5 GHz
d = 2,3
Er kan zich interferentie voordoen in de buurt van apparatuur die met het volgende symbool aangeduid wordt:
Veldsterktes van RF-zenders, zoals bepaald in een elektromagnetisch veldonderzoeka moeten lager zijn dan het compliantieniveau in ieder frequentiebereikb.
Waarbij P de maximale uitgaande spanning van de zender in watt (W) is volgens de fabrikant van de zender en d de aanbevolen afstand in meters (m).
(m) @ 80 MHz tot 800 MHz
d = 1,2
Draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur mag niet dichter bij enig onderdeel van de FreeStyle Navigator, inclusief kabels, worden gebruikt dan de aanbevolen afstand aan de hand van de formule die van toepassing is op de frequentie van de zender. Aanbevolen afstand
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
EINDE sectie 19
Opmerking 1: Bij 80 MHz en 800 MHz is de afstand voor het hogere frequentiebereik van toepassing. Opmerking 2: Deze richtlijnen zijn niet van toepassing op alle situaties. Elektromagnetische verspreiding wordt beïnvloed door de absorptie en reflectie van structuren, voorwerpen en mensen. a Veldsterktes van vaste zenders, zoals basisstations voor radiotelefoons (mobiel/draadloos) en landmobiele radio's, amateurradio's, AM- en FMradiouitzendingen kunnen theoretisch niet met nauwkeurigheid voorspeld worden. Voor het evalueren van de elektromagnetische omgeving als gevolg van vaste RF-zenders moet een elektronisch veldonderzoek worden overwogen. Als de gemeten veldsterkte op de plaats waar het FreeStyle Navigator systeem wordt gebruikt het toepasbare RF-compliantieniveau overschrijdt, moet het FreeStyle Navigator systeem worden geobserveerd om de normale werking te controleren. Als abnormale prestaties worden vastgesteld, kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn, zoals re-oriëntatie of herplaatsen van het FreeStyle Navigator systeem. b Binnen het frequentiebereik 150 kHz tot 80 MHz moeten de veldsterktes minder zijn dan 3 V/m.
Immuniteitstest Stralingsimmuniteitstest Zender/Ontvanger
Tabel 4 . Het FreeStyle Navigator systeem is bedoeld voor gebruik in de elektromagnetische omgeving zoals hieronder wordt gespecificeerd. De klant of de gebruiker van het FreeStyle Navigator systeem moet ervoor zorgen dat dit in deze omgeving wordt gebruikt.
Richtlijnen en verklaring van fabrikant - elektromagnetische immuniteit.
Sectie 19 127 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie
19 Appendix C: Informatie over elektromagnetische interferentie (vervolg)
128 Sectie 20 Verklarende woordenlijst
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
20
Sectie 20 129 Verklarende woordenlijst
20 Verklarende woordenlijst Aanbrengknop sensor
Met een enkele druk op de aanbrengknop geleidt de naald de sensor in de huid en wordt de naald snel teruggetrokken uit de huid.
Aanbrenglocatie van sensor
De locatie op uw lichaam waar u een sensor inbrengt, bij de buik of aan de achterkant van de bovenarm. Wissel elke keer als een nieuwe sensor wordt gebruikt van aanbrenglocatie. De sensor moet ten minste 2,5 cm van de eerdere locatie worden aangebracht.
Aansluiting zender/ ontvanger
De draadloze aansluiting die noodzakelijk is voor het systeem om te kunnen functioneren. De zender en ontvanger mogen niet meer dan 3 meter van elkaar verwijderd zijn voor een goede aansluiting.
Afleesscherm ontvanger
Het rechthoekige venster in het midden van de ontvanger waarop glucoseniveaus en andere belangrijke informatie worden weergegeven.
Alarm bij hoge glucose
Stelt u op de hoogte wanneer u uw hoge glucosedrempelwaarde overschrijdt (een waarde die u met uw zorgteam instelt).
Alarm Gevoeligheid
Een instelling die u kunt aanpassen om de alarmen voor verwachte lage/hoge glucose (vroege waarschuwingen) eerder of later te activeren. Hoe hoger de gevoeligheid, hoe eerder het alarm klinkt.
Alarm lage glucose
Een alarm dat u op de hoogte stelt wanneer u onder uw lage glucosedrempelwaarde komt (een waarde die u met uw zorgteam instelt).
Alarm voor gegevensverlies
Een alarm dat u waarschuwt wanneer u gegevens gaat verliezen of wanneer uw alarmen worden uitgeschakeld. Alarmen voor gegevensverlies klinken wanneer de aansluiting tussen de zender en de ontvanger is verbroken of wanneer de sensor is verlopen.
Alarm voor verwachte hoge glucose
Geeft een vroegtijdige waarschuwing wanneer u uw hoge glucosedrempelwaarde nadert.
Alarm voor verwachte lage glucose
Geeft een vroegtijdige waarschuwing wanneer u uw lage glucosedrempelwaarde nadert.
Alarmen
Geluiden, trillingen of tekstberichten die door de ontvanger worden gebruikt om u te waarschuwen voor bepaalde omstandigheden.
Alarmen aanzetten
Een functie van de ontvanger waarmee u alarmen en waarschuwingen opnieuw kunt inschakelen vóór het einde van een geprogrammeerde dempingsperiode. Als u bijvoorbeeld alarmen gedurende 5 uur hebt gedempt, maar u de alarmen na 2 uur weer wilt inschakelen, kunt u de functie Alarmen aanzetten gebruiken om de alarmen weer te activeren.
Alarmtype
Heeft betrekking op het geluid of de trilling van het alarm. Alarmtypen zijn onder meer zachte, normale of harde pieptonen en korte, normale of lange trillingen.
VERDER
130 Sectie 20 Verklarende woordenlijst
20 Verklarende woordenlijst (vervolg) Algemene gebeurtenis
Een registratie van een gebeurtenis waarvan u of uw zorgteam denkt dat het nuttig is bij het beoordelen van glucosepatronen. U kunt maximaal acht algemene gebeurtenissen of observaties naar keuze vastleggen.
Beschermhoes ontvanger
De beschermhoes voor de ontvanger is een optioneel accessoire voor uw FreeStyle Navigator ontvanger.
Bloedglucosemodus
Eén van twee modi waarin het systeem functioneert (de andere is de continue controlemodus). In de bloedglucosemodus kunt u handmatig traditionele bloedglucosetests uitvoeren met behulp van een FreeStyle teststrip en een bloeddruppel. Hoewel u de bloedglucosemodus kunt gebruiken wanneer u wilt, wordt deze hoofdzakelijk gebruikt voor het kalibreren van het systeem.
Capillair bloed
Bloed uit de kleine bloedvaten in uw lichaam (zoals het puntje van uw vinger of andere locaties) dat wordt gebruikt voor het meten van glucosespiegels in de bloedglucosemodus. Capillair bloed wordt ook gebruikt voor het meten van glucosespiegels met traditionele glucosemeters.
CM-status
Toont u uw recente foutcodes met betrekking tot de continue controlemodus. Deze codes verschijnen alleen wanneer het systeem niet goed functioneert. Gebruik deze optie uitsluitend volgens de instructies van een medewerker van de klantenservice of uw zorgteam.
Contactpunten
Geleidende punten die de zender aansluiten op de sensorondersteuning.
Container voor scherp afval
Een veilige plek voor het weggooien van sensoraanbrengers en lancetten.
Continue controlemodus
Eén van twee modi waarin het systeem functioneert (de andere is de bloedglucosemodus). U zult voornamelijk deze modus gebruiken. Hier wordt voortdurend de glucosespiegel in uw interstitiële vloeistof weergegeven, zoals gemeten door de sensor die u net onder uw huid plaatst. Naast de glucosewaarden toont deze modus ook een richtingspijltje voor glucosetrends.
Controle- oplossingtest Een test die wordt uitgevoerd met de FreeStyle controle-oplossing in de bloedglucosemodus met behulp van de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter om te controleren of het systeem goed werkt in de bloedglucosemodus. Dempen
Een functie van de ontvanger waarmee u de meeste hoorbare alarmen en waarschuwingen gedurende een periode van 1-12 uur kunt dempen. Wanneer de functie Dempen wordt gebruikt, worden alle systeemalarmen, alarmen voor verwachte glucose en hoge glucosedrempelalarmen gedempt. Bij deze functie wordt het trillen niet uitgeschakeld voor alarmen die zijn ingesteld op trillen. Alarmen voor de lage glucosedrempelwaarde worden niet uitgeschakeld via de functie Dempen.
Desinfecteringsmiddelen Producten die u kunt gebruiken bij de aanbrenglocatie van de sensor als u gevoelig bent voor infecties. Diepte-indicatorvenster prikapparaat
Een venster op het prikapparaat waarop de door u gekozen diepte wordt weergegeven.
Diepte-instelling prikapparaat
Een onderdeel van het prikapparaat waardoor u kunt instellen hoe diep het lancet uw huid doorboort. Een hogere waarde betekent een diepere penetratie door het lancet.
FreeStyle controleoplossing
Een oplossing die een bekende hoeveelheid glucose bevat. Wordt gebruikt bij het uitvoeren van controle-oplossingtests om te controleren of uw ontvanger en teststrips goed werken voorafgaand aan kalibratie of bloedglucosetests.
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 20 131 Verklarende woordenlijst
20 Verklarende woordenlijst (vervolg) FreeStyle Navigator continu glucosecontrolesysteem
Wordt ook het systeem genoemd. Dit hulpmiddel is ontworpen om mensen met diabetes te voorzien van een continue meting van hun glucosespiegels in real-time.
FreeStyle teststrips
Een klein strookje waarop u een bloeddruppel plaatst om bloedglucosemodustests uit te voeren. U mag UITSLUITEND FreeStyle teststrips gebruiken met het systeem.
Gebeurtenis van gezondheidstoestand
Een registratie van aan uw gezondheid gerelateerde gebeurtenissen, symptomen en andere observaties die u kunnen helpen bij het ontdekken van patronen in uw glucoseniveaus.
Gebeurtenis van lichaamsbeweging
Een registratie van vele populaire vormen van lichaamsbeweging. U kunt ook de intensiteit en duur van elke gebeurtenis van lichaamsbeweging specificeren.
Gebeurtenissen
Activiteiten en observaties die uw glucosespiegels, die u in uw systeem registreert, kunnen beïnvloeden. Het bekijken van gebeurtenissen kan u helpen bij het ontdekken van patronen in uw glucosespiegels en bij het beheersen van uw diabetes. Eenmaal geregistreerd in het systeem kunnen gebeurtenissen op verschillende manieren worden bekeken, onder andere door middel van rapporten van gebeurtenisgeschiedenis of lijngrafieken.
Gegevens uploaden
De handeling van het overdragen van gegevens van uw FreeStyle Navigator systeem naar een computer.
Glucosestreefwaarden
De hoge en lage spiegels waarbinnen u wilt dat uw glucose blijft. Worden gebruikt om rapporten zinvoller te maken. Glucosestreefwaarden zijn anders dan - en onafhankelijk van - de spiegels die u eventueel gebruikt voor hoge en lage glucosealarmen.
Hechtversterkers
Producten die ervoor zorgen dat de zelfklevende laag van de sensorondersteuning beter op uw huid blijft kleven.
Hematocriet
Een meting van de hoeveelheid rode bloedcellen in uw lichaam.
Het niveau waarvan u wilt dat uw glucosespiegel dit niet overschrijdt. Samen met uw Hoge glucosedrempelwaarde zorgteam kiest u de waarde die juist is voor u en u stelt deze in het systeem in. Het hoge glucosealarm en het verwachte hoge glucosealarm maken gebruik van de hoge glucosedrempelwaarde. Hoofdmenu
Toont een lijst met opties waarmee u vele functies kunt uitvoeren en specifieke informatie kunt bekijken.
Huidbarrières
Producten die kunnen helpen bij het voorkomen van irritatie of gevoeligheidsproblemen bij de sensoraanbrenglocatie.
in vitro
Het meten van iets buiten het lichaam. Zoals in een testslang.
in vivo
Het meten van iets in het lichaam.
Insulinegebeurtenis
Een registratie van insulinedoseringen (injectie of pomp) die u in het systeem invoert om u te helpen bij het beoordelen van de huidige behandeling. De tijd en datum van een insulinegebeurtenis worden altijd geregistreerd. U kunt ook het type insuline en de dosering (eenheden) invoeren.
Interstitiële vloeistof
De vloeistof in de kleine ruimten tussen de cellen van uw lichaam. Het systeem gebruikt deze vloeistof om uw glucosespiegels te meten.
VERDER
132 Sectie 20 Verklarende woordenlijst
20 Verklarende woordenlijst (vervolg) Kalibratie
Het systeem dient ongeveer 1, 2, 10, 24 en 72 uur na het aanbrengen van de sensor te worden gekalibreerd. Het systeem wordt gekalibreerd met behulp van een bloedglucosemeting (uitgevoerd in de bloedglucosemodus met behulp van de ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter). De ontvanger vergelijkt het resultaat uit het bloed met het resultaat dat de sensor geeft uit de interstitiële vloeistof. Op basis van de kalibratie berekent de ontvanger de glucoseresultaten in real-time.
Kalibratie BG
Hiermee kunt u een nieuwe bloedglucosemeting toevoegen die wordt gebruikt bij het kalibreren van de sensor. Gebruik deze functie uitsluitend volgens de instructies van een medewerker van de klantenservice of uw zorgteam. Door het gebruik van deze functie worden alle eerdere kalibraties ongeldig. De levensduur van de sensor wordt niet opnieuw ingesteld.
De waarde waar uw glucosespiegel niet onder mag komen. Samen met uw zorgteam kiest Lage glucosedrempelwaarde u de waarde die juist is voor u en u stelt deze in in het systeem. Het lage glucosealarm en het verwachte lage glucosealarm maken gebruik van de lage glucosedrempelwaarde. Lancet
Een klein, wegwerpbaar onderdeel met een scherpe punt dat wordt gebruikt in combinatie met het prikapparaat om een druppel bloed voor de bloedglucosemodustest te verkrijgen.
Lancethouder prikapparaat
Een onderdeel van het prikapparaat dat het lancet op zijn plaats houdt bij het prikken in uw huid.
Maaltijdgebeurtenis
Een registratie van een maaltijd of snack die u hebt ingevoerd in het systeem om u te helpen patronen te ontdekken in uw glucosespiegels. De tijd en datum worden altijd geregistreerd. U kunt ook het aantal koolhydraten in grammen registreren of de verhouding tussen insuline en koolhydraten bepalen.
Menu Alarmen
Een menu dat u kunt openen vanuit het hoofdmenu. In het menu Alarmen kunt u een alarm in- of uitschakelen, de gevoeligheid ervan instellen en een alarmtype selecteren.
Ontvanger
Een draadloos onderdeel van het systeem dat er uitziet en aanvoelt als een traditionele bloedglucosemeter. In tegenstelling tot traditionele bloedglucosemeters kan de ontvanger u echter voorzien van continue glucosemetingen van de sensor. De ontvanger is ook voorzien van een ingebouwde FreeStyle bloedglucosemeter die werkt als een traditionele bloedglucosemeter wanneer een FreeStyle teststrip in de teststrippoort wordt geplaatst. U kunt de ontvanger aan uw riem dragen of deze in uw zak of handtas bewaren.
Optietoetsen LINKS/ RECHTS
Toetsen onderaan op de voorkant van de ontvanger waarmee u opties kunt selecteren die worden weergegeven op het afleesscherm. Met de optietoets RECHTS wordt tevens het afleesscherm van de ontvanger ingeschakeld.
Pictogrammen
Eenvoudige grafische symbolen die verschijnen op het afleesscherm van de ontvanger om u te wijzen op systeemtoestanden of noodzakelijke stappen.
Pijlen glucosetrends
Pijlen die worden getoond op de ontvanger en die u laten weten of uw glucosespiegels stabiel zijn, stijgen of dalen en hoe snel deze veranderen.
Pijltoetsen OMHOOG/ OMLAAG
Toetsen aan de rechterzijde van de ontvanger waarmee u door lijsten kunt bewegen om opties te markeren. Kunnen ook worden gebruikt om waarden te veranderen.
Prikapparaat
Een met de hand te bedienen hulpmiddel dat wordt gebruikt met een lancet om een bloeddruppel te krijgen voor een bloedglucosemodustest.
Rapport van lijngrafieken
Tonen continue glucoselijnen (onderverdeeld in intervallen van 10 minuten) voor verschillende periodes (2, 4, 6, 12 of 24 uren).
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Sectie 20 133 Verklarende woordenlijst
20 Verklarende woordenlijst (vervolg) Rapporten
Informatie over uw glucoseniveaus wordt op een bepaalde manier getoond om u en uw zorgteam te helpen bij het analyseren van veranderingen in uw glucoseniveaus en uw behandelingsplan (zoals veranderingen in insulinedoseringen en inname van koolhydraten). Er zijn verschillende typen rapporten beschikbaar.
Rapporten gebeurtenis- Een type rapport waarin de gebeurtenisinformatie die u invoert, wordt verwerkt (bijvoorbeeld geschiedenis van recente glucoseresultaten, insulinedosis, aantal geschiedenis koolhydraten in maaltijden, lichaamsbeweging en gezondheidstoestand). Sensor
Het onderdeel van het systeem dat u onder uw huid inbrengt. Elke aangebrachte sensor moet op zijn plaats blijven en maximaal 5 dagen een continue glucosemeting geven.
Sensoraanbrenger
De sensoraanbrenger is een cilindervormig hulpmiddel met kunststof behuizing. Een voorgespannen spiraalveer is verbonden met een naald van roestvrij staal en wordt gebruikt om de sensor te geleiden bij het plaatsen. Met een enkele druk op de aanbrengknop geleidt de naald de sensor in de huid en wordt de naald snel teruggetrokken uit de huid. De vergrendelingspin is ontworpen om onbedoeld uitschieten van de sensoraanbrenger te voorkomen. Verwijder de vergrendelingspin niet voordat de sensortoeleveringsunit op de huid is geplakt.
Sensorcode
Een nummer dat u op de verpakking van de sensoraanbrenger vindt. Dit codenummer moet worden ingevoerd in de ontvanger nadat u een nieuwe sensor hebt geplaatst en voordat u de kalibratie van het systeem voltooit.
Sensorondersteuning
De sensorondersteuning is ontworpen om op uw huid te blijven plakken om de sensor op zijn plaats te houden en de sensor aan de zender te koppelen. De blauwe vrijgavetabs maken de sensoraanbrenger los van de sensorondersteuning nadat de sensor onder de huid is gebracht.
Sensortoeleveringsunit De sensortoeleveringsunit is ontworpen en verpakt om veilig aanbrengen van de sensor onder de huid mogelijk te maken. De sensortoeleveringsunit bestaat uit 2 te monteren onderdelen: de sensoraanbrenger met vooraf geïnstalleerde sensor (die de tip van de sensor onder uw huid plaatst) en de sensorondersteuning (die op uw huid achterblijft om de sensor op zijn plaats te houden en waarmee de sensor aan de zender wordt verbonden). Spanhendel prikapparaat
Een onderdeel van het prikapparaat waaraan u trekt om het lancet te positioneren voor het prikken op de testlocatie.
Statistieken over één dag
Een type statistisch rapport dat een samenvatting toont van glucoseresultaten in relatie tot uw glucosestreefwaarden gedurende één dag.
Statistieken over meerdere dagen
Een type statistisch rapport dat een samenvatting toont van glucoseresultaten in relatie tot uw glucosestreefwaarden gedurende een specifiek aantal dagen. U kunt periodes kiezen van 3, 7, 14, 21 of 28 dagen.
Statistische rapporten
Een uitgebreide samenvatting van glucoseresultaten in relatie tot uw glucosestreefwaarden. U kunt statistische rapporten kiezen voor periodes van 1, 3, 7, 14, 21 of 28 dagen. Het bekijken van dergelijke informatie kan u helpen bij het ontdekken van patronen in uw glucoseniveaus.
Status ontvanger
Voorziet u van informatie met betrekking tot de ontvanger, waaronder serienummer, softwareversie en resterende levensduur van de batterij. Deze informatie is toegankelijk vanuit het menu-onderdeel Systeem in het hoofdmenu.
Status zender
Hiermee kunt u het ID-serienummer van de zender en de resterende levensduur van de batterij bekijken.
Statusinformatie
Informatie over het systeem en hoe het werkt, zoals resterende sensortijd of levensduur van de batterij. VERDER
134 Sectie 20 Verklarende woordenlijst
20 Verklarende woordenlijst (vervolg) Systeem
Een verkorte benaming voor het FreeStyle Navigator continu glucose-controlesysteem.
Systeemalarmen
Systeemmeldingen (bijvoorbeeld dat de batterij bijna leeg is of dat het tijd is voor kalibratie).
Systeemmenu
Een menu dat beschikbaar is vanuit het hoofdmenu en dat wordt gebruikt om statusinformatie en andere functies te openen.
Teststrippoort ontvanger
De opening in de linkeronderhoek van de ontvanger waarin u de FreeStyle teststrip plaatst om het systeem te kalibreren of bloedglucosemodustests uit te voeren.
Verbandmateriaal
Producten die kunnen worden gebruikt als extra zwachtel om de zender te bedekken. Deze helpen de hechtpleister van de sensorondersteuning bij het blijven plakken aan uw huid.
Verbinding
Deze procedure wordt uitgevoerd zodat de ontvanger kan worden verbonden met een zender. Eenmaal met elkaar verbonden, kan de ontvanger uitsluitend informatie accepteren van de betreffende zender. Bij verzending vanuit de fabriek zijn de ontvanger en zender reeds met elkaar verbonden.
Verbinding verbreken
Het proces van het verwijderen van de zender-ID van de ontvanger. Als de verbinding eenmaal is verbroken, is de ontvanger niet meer gekoppeld aan een specifieke zender. Voordat u het systeem gaat gebruiken, moeten de ontvanger en de zender met elkaar zijn verbonden.
Vergrendeling sensorondersteuning/ zender
Een verbindingsstuk waardoor de zender wordt vastgezet aan de sensorondersteuning.
Vergrendelingspin sensor
Een pin op de sensortoeleveringsunit die is ontworpen om onbedoeld uitschieten van de sensor te voorkomen. Deze pin moet worden verwijderd voordat de sensor kan worden aangebracht.
Voortgangstonen
Melden voortgang, fouten en de succesvolle afronding van systeemactiviteiten zoals bloedglucosemodustests.
Vrijgavetabs sensor
Onderdelen van de sensortoeleveringsunit die de sensoraanbrenger loskoppelen van de sensorondersteuning.
Wisselen van locatie
Het gebruik om elke keer een andere locatie op het lichaam te gebruiken bij het aanbrengen van een nieuwe sensor. De nieuwe sensor moet ten minste 2,5 cm van de eerdere locatie worden ingebracht.
Wissen
Verwijdert opgeslagen gegevens zoals glucosegeschiedenis, gebeurtenissen en alarmen definitief uit het geheugen van de ontvanger. Zodra gegevens zijn gewist, kunnen deze niet meer worden achterhaald.
Zender
Een klein elektronisch hulpmiddel dat een elektrische verbinding maakt met het deel van de sensor dat boven de huid uitsteekt. De zender verwerkt de zeer lage stroomsignalen die het ontvangt van de sensor en stuurt elke minuut de glucosegegevens naar de ontvanger.
Zendertabs
Verbindingsstukken waardoor de zender wordt vastgezet aan de sensorondersteuning.
EINDE sectie 20
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
21
Sectie 21 135 Index
21 Index
Aanbrengen Aanbrengen van sensor Aanbrenglocatie 34
Gebeurtenissen toevoegen 95
37
Alarmen Alarmen dempen 68 De alarmen veranderen 57 Glucosealarmen 57-64 Reageren op alarmen 75, 78 Batterij Batterij van ontvanger vervangen 14 Batterij van zender vervangen 14 Levensduur batterij 13, 121, 122 Bloedglucose Bloedglucosemodus 12 Bloedglucosetest uitvoeren
48
Controle-oplossing Controle-oplossingtest uitvoeren 25 Een controle-oplossingtest markeren 28 Vervaldatum controle-oplossing 26 Dagelijks gebruik
69
Datum De datum aanpassen 19 De datumnotatie wijzigen 23 Dempen van alarmen
68
Fout Foutcodes in BG-modus 86 Reageren op foutberichten 78 Functies
4
Gebeurtenissen Een gebeurtenis bewerken 99, 106 Gebeurtenissen toevoegen 95 Markeringen op lijngrafiek 101 Gebeurtenissen bewerken 99, 106
Gegevens Alarm gegevensverlies 57, 65 Gegevens uploaden 5 Glucosegegevens en rapporten 99 Gemiddeld
103
Gezondheidstoestand
97, 104
Glucose Alarm 57 - 64 Bereik 121 Bloedglucose 12 Doel 100 Glucose BG 12 Glucose CM 12 Trend 71, 72 Hechtpleister Adhesie aan de huid 36, 91 Hechtmiddelverwijderaars 33 Hechtversterkers 119 Hyperglykemie 10, 49, 54 Hypoglykemie 10, 49, 54 Hypoglykemie-onbewustheid Insuline
96, 97
Interferentie
123
Interstitiële vloeistof 1, 10 Kalibreren Locaties voor kalibratie 49 Tijd voor kalibratie 46 Uw systeem kalibreren 45 Koolhydraten 96 Landinstellingen
21, 24
11
136 Sectie 21 Index
21 Index (vervolg) Lichaamsbeweging Gebeurtenis van lichaamsbeweging toevoegen 97
Reizen Reizen per vliegtuig met het systeem Sensor Levensduur van sensor 121 Sensor aanbrengen 37 Sensor vervangen 31 Sensor verwijderen 33 Sensorcode 43 Sensortoeleveringsunit 3
Lijngrafiek 101 Locatie Aanbrenglocatie gereedmaken 35 Een aanbrenglocatie kiezen 34 Locatie bloedglucosetest 49 Uw aanbrenglocatie onderhouden 119 Wisselen van locatie 119 Maaltijden
96
Modus Bloedglucosemodus 12 Continue controlemodus 12
72
Problemen oplossen Alarmberichten 78 Fouten in BG-modus Problemen 87 Rapporten
86
Statistieken
103
76, 77 72
Systeem Het systeem reinigen 107 Onderdelen van het systeem Specificaties 121 Uw systeem kalibreren 45
3
Tijd De tijd aanpassen 18 De tijdnotatie wijzigen 23 Tijd voor kalibratie 46
70
Pijl Pijltoetsen 3 Richtingspijl voor glucosetrend
121
Symbolen
Opnieuw instellen Gebruikersinstellingen opnieuw instellen Pictogrammen
Specificaties
Status
Ontvanger De ontvanger en zender verbinden 113 Opnieuw aansluiten 70 Uw ontvanger reinigen 109 Verbinding tussen ontvanger en zender verbreken 112 Opnieuw aansluiten
5
115
Verbinding
111
Waterresistentie Baden 5 Zwemmen 5 71, 72
Zender Batterij in de zender vervangen 14 De zender reinigen 109 Opnieuw aansluiten 70 Verbinding tussen zender en ontvanger verbreken 112 Zender en ontvanger verbinden 113
99
Reinigen De aanbrenglocatie reinigen 35 De ontvanger reinigen 109 De zender reinigen 109 EINDE sectie 21
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Klantenservice: +8000 - 2255 - 232 (+8000 - CALL - ADC)
Gebruikershandleiding
This product and/or its use are protected by one or more of the following European patents: EP1230248; EP1230249; EP0958495; EP1145000; EP1119637. Additional patents pending. ©2008 Abbott ART15639-016 Rev. A 09/08 Abbott Diabetes Care Ltd. Range Road Witney, Oxon OX29 0YL UK
Abbott Diabetes Care Inc. 1360 South Loop Road Alameda, CA 94502 USA
Continu glucose-controlesysteem