Concept beleidsplan monumenten en archeologie voor de gemeente Oosterhout
1
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding • Doel • Kaders
3
1. Cultuurhistorisch beleid
4
• • •
Cultuurhistorische waardekaart Historische structuren Monumentenregister en digitalisering
4 4 5
2. Archeologie • Het Verdrag van Malta • Bescherming van archeologische waarden • De veroorzaker is verantwoordelijk • Samenwerking in de regio • De archeologische dienst
6 6 7 8 9 10
3. Monumentenzorg • Het Revolving Fund • Bouwhistorisch onderzoek • Bescherming wederopbouw objecten • Herziening subsidiebudget monumenten
11 11
Samenvatting
13
11 12
2
Inleiding Archeologische resten vormen een belangrijke bron van kennis over het verleden. Helaas is slechts 1% van de archeologische monumenten goed zichtbaar in het landschap. De meeste monumenten bevinden zich voor het oog verborgen in de bodem. In de loop der tijd zijn bij nieuwbouw, aanleg van wegen, etc. veel vindplaatsen verdwenen. Om te voorkomen dat er nog meer cultuurhistorische en archeologische aspecten uit onze gemeente verdwijnen is de nota ‘monumenten en archeologie’ opgesteld. In deze conceptnota zet de gemeente Oosterhout zijn voornemens op het gebied van archeologisch beleid uiteen. De nota bestaat uit 3 hoofdstukken, te weten: cultuurhistorie, archeologie en monumentenzorg. In een toelichting wordt per onderwerp aangegeven wat de gemeente van plan is op dit onderdeel. In de samenvatting passeren alle voornemens nogmaals de revue. Doel Het doel van ons archeologiebeleid is om op een effectieve, controleerbare en klantvriendelijke wijze met ons archeologisch erfgoed om te gaan. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • • • • •
Respect voor zaken uit het verleden vereist een gedegen kennis van het terrein; dat wil zeggen: inventarisatie, selectie en waardering van belangwekkend onroerend erfgoed. Dit respect leidt tot bescherming en behoud vanuit het motto ‘bescherming tenzij’ beseffend dat detaillering en maatwerk begrippen zijn die bij bescherming en behoud passen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient cultuurhistorie vanaf de planfase betrokken te zijn. Documentatie en voorlichting zijn van belang vanwege kennisverspreiding en draagvlak. Instandhouding van monumentaal erfgoed kost financiële offers die vaak niet door de eigenaren zelf zijn op te brengen.
Kaders De voornemens van de gemeente sluiten aan bij de ontwikkelingen op dit terrein op Europees, rijksen provinciaal niveau. Op Europees niveau wordt de gezamenlijke zorg voor ons bodemarchief gestimuleerd door het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, ook wel genaamd het Verdrag van Malta. Dit door Nederland ondertekende verdrag houdt in dat archeologie integraal en vroegtijdig moet worden meegenomen in de besluitvorming rond ruimtelijke plannen. Ook het Rijk wil voorkomen dat Nederland in toenemende mate een landschap zonder verleden wordt. Daarbij is behoud in de bodem het streven. Het rijk wil uiteindelijk een koppeling tot stand brengen tussen bescherming, monitoring, handhaving, inrichting, beheer en ontsluiting van archeologische terreinen. Ook de provincie houdt zich de laatste jaren steeds intensiever bezig met archeologie. Oudheidkundig bodemonderzoek en archeologische monumentenzorg zijn opgenomen in alle provinciale beleidsvelden die te maken hebben met de inrichting van de ruimte. Belangrijk uitgangspunt is de instandhouding en bescherming van het archeologisch erfgoed.
3
1. Cultuurhistorie De centrale doelstelling van het monumentenbeleid is instandhouding van historisch waardevolle objecten (in hun omgeving), complexen, openbare ruimte, stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en van het archeologische bodemarchief. Een gemeente is geen statisch gegeven. Het is niet de bedoeling van monumentenzorg om alle veranderingen tegen te houden; in tegendeel. Wel is het noodzakelijk dat bij veranderingsprocessen de cultuurhistorische waarden nadrukkelijk worden meegewogen bij ruimtelijke en stedenbouwkundige beslissingen. Het vroegtijdig betrekken van de cultuurhistorische waarden bij de planvorming is essentieel. Hiervoor dienen de cultuurhistorische waarden in kaart gebracht te worden. Het gaat hierbij zowel om monumentale waarden, archeologische waarden als historisch geografische waarden. Een Cultuurhistorische Waardenkaart is hiervoor een goed instrument. Door de signalerende functie kan hiervan tevens een beschermende werking uitgaan. De waarden moeten worden meegenomen bij het maken van bestemmingsplannen en het vaststellen van stedenbouwkundige randvoorwaarden, en vormen een onderdeel van het toetsingskader in de vergunningenprocedures. Indien grootschalig geplande ingrepen plaatsvinden, is het wenselijk een voor dat doel geëigend onderzoek te laten plaatsvinden. Voor de Gemeente Oosterhout heeft er voor Vrachelen 4/5 een pilot plaatsgevonden. Hier is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd dat geresulteerd heeft in een cultuurhistorische kaart voor dit specifieke gebied. De uitkomsten hiervan zijn binnen de cultuurhistorische en archeologische paragraaf van het projectplan verwerkt. Hierdoor blijft o.a. de oorspronkelijke loop van de Herweg bestaan en zal in de realisatie van het project de mogelijkheid bestaan om te schuiven met bouwlocaties om zodoende in eerste instantie proberen de archeologie, zoals het verdrag van Malta voorschrijft, in situ te bewaren. Bij nieuw te ontwikkelen grootschalige initiatieven zal de gemeente een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren. Het opstellen van een cultuurhistorische waardekaart waarin een archeologische waardekaart is opgenomen voor het hele grondgebied van de gemeente Oosterhout is een goed middel. Deze kaart zal als uitgangspunt dienen bij ontwikkelingen binnen de gemeente. Er dient dan aan de hand van deze kaart getoetst te worden in hoeverre archeologie en cultuurhistorische waarde mee wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen, zodat we aan onze wettelijke plicht kunnen voldoen. Historische structuren Monumenten kunnen als object beschermd worden door ze op de gemeentelijke dan wel rijksmonumentenlijst te laten plaatsen. Op rijksniveau kan dit in de vorm van het beschermd dorpsof stadsgezicht. In de gemeente Oosterhout bestaat er geen beleid ten aanzien van het behouden of terugbrengen van historische structuren in de stad. Hoewel afgekaderde gebieden en losse objecten de uitstraling van de stad bepalen, is de structuur van de stad minstens zo evident. In het verleden zijn er door allerlei veranderingen veel historische structuren verloren gegaan. Het meest opvallend zijn vroegere uitvalswegen die werden afgesneden door het aanleggen van tangenten en het Wilhelminakanaal dat ingrijpende gevolgen heeft gehad voor de opbouw van de stad. Hierdoor verloor de stad veel van zijn oorspronkelijke karakter. Ook door tal van kleinere ingrepen werd inbreuk gemaakt op de schaal en de opbouw van de stad. Met behulp van een cultuurhistorische waardekaart kan beleid worden ontwikkeld om de oorspronkelijke historische structuren in de stad zoveel mogelijk te handhaven. Er kan zelfs worden gekeken of bij nieuwe initiatieven de oorspronkelijke historische structuur geheel of gedeeltelijk kan worden terug gebracht. In de ontwikkeling van nieuwe wijken wordt nu al gekeken in hoeverre de bestaande historisch structuur kan worden behouden. Zo is in de Vlinderbuurt de Hondstraat behouden en in Vrachelen 4/5 wordt de Herweg gehandhaafd.
4
Monumentenregister en digitalisering Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om vergunning te verlenen op het gebied van de wijzigingen aan (gebouwde) rijksmonumenten, omdat Oosterhout beschikt over een monumentenverordening. Volgens de Monumentenwet 1988 (artikel 20 lid 1) is het verplicht voor gemeenten om een openbaar vergunningenregister bij te houden. In dit register moeten de verleende vergunningen aan rijksmonumenten bijgehouden worden. Ook wordt de datum van de vergunning, het nummer van de vergunning, de plaats van het monument waarop de vergunning betrekking heeft en de aard van de werkzaamheden hierin aangetekend. Dit geldt ook voor archeologische rijksmonumenten. Met de wetgeving op de archeologische monumentenzorg wordt een goede archivering enorm belangrijk. Een adequate informatievoorziening is in het kader van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke beperkingen Onroerende Zaken (Wet KBP), die in juli 2007 ingaat, van belang. Deze wet stelt dat potentiële kopers van onroerend goed binnen vier dagen antwoord moeten krijgen op mogelijk geldende beperkingen. Als de termijn overschreden wordt,doordat er bijvoorbeeld een archeologische beperking naar voren komt, dan kan de projectontwikkelaar de gemeente aansprakelijk stellen voor de geleden schade. Een up-to-date en gemakkelijk te raadplegen digitaal archeologisch informatiesysteem wordt dus steeds belangrijker. Tot op heden kent de gemeente Oosterhout geen dergelijk register. Het voornemen is een dergelijk register op te zetten. De gemeente heeft al een register voor monumenten. Gekoppeld aan de welstandsnota zijn monumenten binnen de gemeente digitaal aangegeven. Op dit moment wordt dit systeem geactualiseerd. De bedoeling is dat op termijn ook de redengevende beschrijvingen van monumenten digitaal door de burger zijn op te vragen.
5
2. Archeologie Verdrag van Malta De gemeente streeft naar een actief en geïntegreerd beleid ten aanzien van archeologische waarden, en wil met haar archeologiebeleid aansluiten op het Verdrag van Valetta (Malta 1992). De belangrijkste uitgangspunten bij het Verdrag van Malta zijn: • Behoud in situ van de archeologie. In eerste instantie zal altijd moeten worden bekeken of een archeologisch waardevol gebied kan worden behouden. Alleen in het geval van zwaarwegende redenen kan hiervan worden afgeweken. • Betrek archeologisch erfgoed in planvormingsprocessen. Het is belangrijk dat archeologie bij het planvormingsproces wordt betrokken. Dit zal uiteindelijke keuzes vergemakkelijken en de kosten voor de verstoorder inzichtelijker maken. De gemeente krijgt in het nieuw archeologisch bestel de verantwoordelijkheid voor het selecteren van archeologische waarden (met uitzondering van rijksmonumenten). In situaties waarbij monumenten of archeologische vindplaatsen bedreigd worden met vernietiging, is bij een verantwoorde selectie hiervan onderzoek en documentatie noodzakelijk. Het zal niet altijd mogelijk zijn om de eerste doelstelling van Malta (behoud ter plaatse) door inpassing te realiseren. Het voeren van een consequent en transparant gemeentelijk beleid zal, gezien de soms grote financiële consequenties voor betrokkenen, steeds belangrijker worden. Op basis van diverse criteria, zoals bijzonderheid van het gebied, kwetsbaarheid van het gebied (hoe diep liggen de archeologische lagen), en de aard van de ingreep (in hoeverre wordt het bodemarchief verstoord), wordt beoordeeld in hoeverre voorschriften worden verbonden aan de ingreep (bijvoorbeeld fysieke bescherming, archeologische begeleiding of opgraven). Het uitgangspunt van het verdrag van Malta is dat de verstoorder betaalt; daarmee is het voor de verstoorder ook van belang zo goed mogelijk inzichtelijk te krijgen in hoeverre een bepaald gebied archeologisch gezien interessant is. Hierdoor is het voor de verstoorder mogelijk om vooraf een inschatting te maken van de te volgen procedure met de daaraan gekoppelde kosten. Bescherming van archeologische waarden Er zijn verschillende mogelijkheden om de archeologische waarden van de gemeente te beschermen: A. Wettelijke bescherming via de Monumentenwet B. Planologische bescherming door het bestemmingsplan en de daaraan gekoppelde aanlegvergunningen C. Juridische bescherming via de (gemeentelijke) monumenten/ archeologieverordening D. Fysieke bescherming door inrichting en beheer. Ad A. Monumentenwet. Oosterhout kent op dit moment 1 archeologisch gemeentelijk monument. Voor bodemverstorende werkzaamheden op terreinen met rijksmonumentenstatus is een vergunning nodig in het kader van de Monumentenwet. Deze wordt afgegeven door de RACM, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, (na advies door de gemeente). Ad. B. Planologische bescherming. De archeologie zal in de toekomst steviger dan ooit in de ruimtelijke ordening ingebed worden. Het bestemmingsplan (met aanlegvergunning) zal het belangrijkste instrument voor het behoud van archeologisch erfgoed worden. Aan de aanlegvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Dit zou kunnen zijn het verplicht stellen van het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in situ (in de grond in een oorspronkelijke context) kunnen worden behouden. Ook is het mogelijk een verplichting op te leggen tot het doen van opgravingen. Daarnaast is het ook mogelijk een verplichting op te leggen om de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Ook kan volgens de nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg in het bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een (aanleg)vergunning een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate in kaart wordt gebracht.
6
Dit kan vergeleken worden met de procedure die voor milieutechnisch bodemonderzoek geldt. Ook ten aanzien van bouwvergunningen kunnen in het bestemmingsplan archeologische voorschriften worden opgenomen. De provincie wijst zogenaamde attentiegebieden aan. Deze attentiegebieden bestaan uit gebieden met aangetoonde archeologische waarden. Gemeenten moeten deze gebieden opnemen in hun bestemmingsplannen op het moment dat deze nieuw gemaakt of herzien worden (bestemmingsplannen moeten elke tien jaar worden herzien). Het kan ook zijn dat Provinciale Staten een termijn stelt waarbinnen de gebieden beschermd moeten zijn. Het is mogelijk om een zogenaamd “paraplu bestemmingsplan” te maken, waarmee de archeologische waarden in de hele gemeente in een keer bescherming krijgen. In de bestemmingsplannen van Oosterhout wordt al rekening gehouden met archeologische waarden. Voor terreinen met een archeologische waarde wordt in de voorschriften van de gemeente Oosterhout aangegeven, dat de mogelijkheid bestaat hiervoor een aanlegvergunning op te nemen binnen het bestemmingsplan dit wordt dan ook in nieuwe bestemmingsplannen toegepast. De gemeente dient in de voorbereidingsfase van een nieuw bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren en aan te geven welke conclusies de gemeente daaraan verbindt. Vooral in niet– ontwikkelingsgerichte gebieden ligt het voor de hand pas in te zoomen op de aanwezige waarden op het moment dat vanwege concrete projecten bouw- en aanlegvergunningen worden aangevraagd. Het is wel raadzaam gelden te reserveren voor (de voorfinanciering van) de uitvoering van dit archeologische vooronderzoek1. In het geval van een vrijstellingsprocedure kunnen eveneens eisen ten aanzien van archeologie gesteld worden2. Door de provincie wordt getoetst of de gemeente correct omgaat met archeologische waarden. Ad C. Monumenten/archeologieverordening. Hoewel de gemeente Oosterhout al sinds jaren een Monumentenverordening kent, zijn hierin (nog) geen zaken ten aanzien van archeologie geregeld. Aan de Monumentenverordening zal dan ook een Archeologie paragraaf moeten worden toegevoegd, waarin beleidsregels en uitvoeringsinstrumenten voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologisch monumentenzorgbeleid zijn vastgesteld, die op regelmatige basis herzien kan worden. De verordening voorziet in het aanwijzen en beschermen van gemeentelijke archeologische monumenten. Zo hoeven nieuwe ontdekte waarden (die geen rijksmonument worden) niet jaren te wachten op een nieuw bestemmingsplan. De gemeente is met ingang van het Verdrag van Malta niet alleen verantwoordelijk archeologisch in kaart gebrachte gebieden, maar ook voor gebieden die nog niet archeologisch onderzocht zijn. De omgang met gebieden die nog niet archeologisch in kaart zijn gebracht zal ook in de verordening aan de orde moeten komen, net als de relatie tussen archeologie en bouwvergunningen. Bij de verordening hoort een gebiedenkaart, waarin de verschillende regimes zijn aangegeven. Deze kaart wordt bij voorkeur afgeleid van een archeologische verwachtingskaart voor het grondgebied van de gemeente. Op de kaart wordt op basis van wetenschappelijk onderzoek de verwachting voor het grondgebeid aangegeven. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart( AMK) worden vaak voor dit doel gebruikt, maar zijn door hun schaal ongeschikt voor beleidsmatige toepassing op gedetailleerd gemeentelijk niveau; met name de binnenstad is op deze kaarten niet beschreven. Door een verfijning op de schaal van Oosterhout toe te passen, zullen er beleidsmatig makkelijkere keuzes kunnen worden gemaakt. Een beleidskaartkaart dient ter ondersteuning van het gemeentelijk archeologisch beleid en is de basis voor het opleggen van een onderzoeksplicht aan initiatiefnemers tot bodemverstoring. De gemeente moet zo’n kaart laten ontwikkelen. Hiermee kan de gemeente zijn wettelijke plicht op het gebied van Archeologie beter nakomen.
1
Het is mogelijk voor gemeenten om gronden “archeologievrij” op te leveren. De wet biedt de basis om de opgravingkosten te
verhalen op belanghebbenden. 2
Op dit moment is de wijziging van de wet WRO in procedure. Zoals het ernaar uit ziet komt artikel 19 lid 1 te vervallen. In plaats
hiervan zal een projectplan gemaakt moeten worden. Ook hieraan kunnen archeologische voorwaarden gesteld worden.
7
De veroorzaker is verantwoordelijk De financiering van de kosten die de uitvoering van het archeologiebeleid met zich meebrengt, zal voor een groot deel plaatsvinden door het hanteren van het ‘ veroorzaker betaalt’ principe, conform het Verdrag van Valetta. Door de gemeente Oosterhout wordt al gewerkt in de geest van het Verdrag van Valetta. In principe worden de kosten voor archeologisch onderzoek nu al door de veroorzaker op zich genomen. Grote projecten (tracéwet projecten; MER-plichtige projecten en ontgrondingprojecten) kennen reeds de verplichting tot een archeologisch onderzoek. Bij deze projecten kunnen de kosten voor archeologisch (voor)onderzoek meegenomen worden in de exploitatieopzet. Er ligt echter een probleem bij kleinere projecten, waarbij sprake kan zijn van hoge kosten voor de vaak particuliere initiatiefnemer. Door de (kwaliteits-) eisen die sinds de invoering van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) gesteld worden aan de opgraver, opgraving en rapportage is er inmiddels sprake van aanzienlijke kosten. Aangezien de KNA steeds strengere eisen stelt (zo valt sinds 2006 ook een booronderzoek onder de vergunningsplicht) zullen deze kosten naar verwachting nog sterker stijgen3.
Voor activiteiten op het gebied van de archeologische monumentenzorg stelt het Rijk over het algemeen geen financiële middelen aan de gemeenten ter beschikking4. Wel kunnen gemeenten in incidentele gevallen aan het Rijk een bijdrage vragen bij toevalvondsten5. Waarschijnlijk kunnen particulieren straks, volgens de nieuwe wet, een verzoek tot schadevergoeding indienen bij de gemeente als zij schade lijden die niet redelijkerwijs aan hen ten laste gelegd zou moeten worden. Volgens de nieuwe wet komt de vergunningverlenende instantie (gemeente of provincie) dan in beeld om deze kosten te verminderen. Als ook daarna sprake blijft van extreme kosten dient de gemeente in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage. 3
De vraag is dan ook of dit het draagvlak voor het Verdrag van Valetta niet zal doen afnemen, en heeft ertoe geleid dat de VVD tegen
het wetsvoorstel heeft gestemd. 4
Wel is er een bedrag van de begroting van OC&W beschikbaar ter toevoeging aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds.
5
Dit dient bij de staatssecretaris, Directoraat Cultureel Erfgoed, te gebeuren. Het geldt alleen bij opgravingen (niet voor kosten t.a.v.
planaanpassingen). Deze bijdrage kan alleen door gemeenten aangevaagd worden en geldt alleen bij toevalvondsten bij voorbeeldige planningstrajecten (het gaat hier dus om overmacht) en projecten van nationaal belang. Het gaat puur om kosten die niet voorzien waren. Daarbij is het beschikbare budget beperkt.
8
Hoe dit precies vorm gaat krijgen is nog onduidelijk. Het is om deze reden verstanding om te onderzoeken wanneer het vanuit algemeen belang noodzakelijk kan zijn vanuit de gemeente een tegemoetkoming aan de kosten van archeologisch onderzoek te leveren. Het Verdrag van Malta is er in eerste instantie op gericht geweest een prikkel te geven om zoveel mogelijk archeologisch erfgoed te behouden. Met andere woorden: het is de bedoeling van de wetgever om bouwen op locaties met veel erfgoed te ontmoedigen. Hierom is het niet verstandig om een regeling in het leven te roepen waarbij van een (financieel) plafond wordt uitgegaan. Voorgesteld wordt om beleid uit te werken waarbij een ondergrens vastgelegd wordt (van bebouwd grondoppervlak en/of bouwvolume), waarboven een archeologische onderzoeksplicht geldt6. Dit zal betekenen dat kleine ingrepen, die relatief weinig schade aan het erfgoed berokkenen buitenschot blijven7 . Dit zal verder moeten worden uitgewerkt in een archeologie verordening. Hierin zal ook een hardheidsclausule moeten worden opgenomen voor het geval dat alle normen van redelijkheid en billijkheid te boven worden gegaan. In voorkomende gevallen zal de staat verantwoordelijk moeten worden gesteld. Bij gemeentelijke gebouwde monumenten bestaat er binnen de gemeente Oosterhout een subsidieregeling, waarmee eigenaren een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de extra kosten die gemoeid zijn met het in goede staat houden van het monument. Overwogen kan worden een dergelijke regeling voor archeologische gebieden in het leven te roepen, waarbij ook bijvoorbeeld beheersmaatregelen en kosten ten behoeve van planaanpassingen en archeologievriendelijke bedrijfsvoering gesubsidieerd kunnen worden. De kosten voor archeologie kunnen worden verhaald door het instellen van archeologie leges. Bij het instellen van de leges moet worden bekeken in hoeverre het hiermee mogelijk wordt archeologiesubsidie te verstrekken. Dit doordat door het invoeren van de nieuwe wet op archeologie de gemeente de verantwoordelijke overheidsinstantie wordt voor de controle daarvan Samenwerking in de regio De gemeente Oosterhout is ook op regionaal niveau actief op archeologisch gebied. Binnen het samenwerkingsverband neemt Oosterhout -als stad op de grens van Holland en Brabant en op de grens van riviergebied (veen en klei) en zandgrond- een unieke plaats in. Ook het feit dat de gemeente Oosterhout binnen dit samenwerkingsverband beschikt over een archeologische dienst: werf, vrijwilligers en een stadsarcheoloog is uniek te noemen. De samenwerking heeft ertoe geleid dat door de regio een archeoloog wordt aangesteld die op regionaal overkoepelend niveau gaat opereren. Deze archeoloog zal een beleidsmatige rol op zich nemen en de regio adviseren op het gebied van archeologie. Omdat de gemeente Oosterhout zelf capaciteit in huis heeft op het gebied van archeologisch beleidsadvies, en dit graag ook voor de gemeente wil behouden, zal de gemeente Oosterhout aan dit initiatief deelnemen doormiddel van het inzetten en laten samenwerken van zijn eigen archeoloog binnen het regio model. Hierdoor zal Oosterhout dus in natura aan dit initiatief deelnemen. Het samenwerken op regionaal verband is voor Oosterhout belangrijk omdat archeologie niet bij de gemeente grenzen ophoudt en er hierdoor in breder verband naar essentiële ontwikkelingen binnen de regio op het gebied van archeologie kan worden gekeken. Doordat de regioarcheoloog voornamelijk beleidsmatig bezig zal zijn zal zeer waarschijnlijk hiermee niet een opgravingsbevoegdheid tot de mogelijkheden behoren. In dit kader is het voor de Gemeente Oosterhout van belang om nadere samenwerking te zoeken met gemeenten in de regio op het gebied van uitvoering. Aanhaken bij gemeenten die al over een eigen opgravingsbevoegdheid beschikken, of via die gemeenten capaciteit in te huren is een mogelijkheid. Ook behoort het uitbereiden van het samenwerkingsverband met de regio archeoloog van beleidsmatig naar uitvoerend tot de mogelijkheden. Wel moet daarbij rekening worden gehouden dat de andere gemeenten in dit samenwerkingsverband met name behoefte hebben aan adviserend en beleidsmatig advies en de uitvoerende taken uit besteden. In dit kader zou een mogelijkheid kunnen zijn om onze eigen archeologische dienst zo in te richten dat het overkoepelend uitvoerende werkzaamheden kan verrichten binnen de regio.
6
Vanuit de wetgeving wordt een richtlijn van 100 vierkante meter aangegeven.
7
n.b. Bij rijksmonumenten gelden eigen procedures.
9
De archeologische dienst De gemeente Oosterhout heeft een lange historie op het gebied van archeologie. In de loop der jaren is het archeologie beleid vanuit de rijksoverheid steeds verder aangescherpt. Dit heeft naast marktwerking en concurrentie, tot de professionalisering van de archeologie in Nederland geleid. Gezien het verleden van de archeologie in Oosterhout zou binnen Oosterhout ook deze professionalisering doorgevoerd moeten worden. Zo zou, ook om de kosten te drukken, meer en intensiever moeten worden samengewerkt met diensten binnen de organisatie. Bij bedrijven zoals Oranjewoud werken de afdelingen milieu en archeologie samen om zo kosten en tijd te kunnen besparen. Dit gebeurt deels ook al in de gemeente Oosterhout en de samenwerking zou dan ook gecontinueerd en geïntensiveerd moeten worden. Om in het bezit van een opgravingsbevoegdheid te kunnen komen zou de archeologische werf aangepast moeten worden zodat aan de eisen van het rijk ten aanzien van een archeologisch depot voldaan kan worden. Ook zou de personele bezetting hieraan aangepast moeten worden; er zou een junior archeoloog moeten worden aangetrokken en een veldtechnicus, zoals in de richtlijnen van de eisen van de bevoegdheid staan aangegeven. Daarnaast zou een archeologisch beleidsplan opgesteld moeten worden en een structureel budget voor archeologie gereserveerd moeten worden. Dit betekent uitbreiding van de formatie met ten minste twee volledige formatieplaatsen.Omdat de financiële consequenties tot het verkrijgen van een volledige opgravingsbevoegdheid voor de gemeente Oosterhout te groot zijn, zal de mogelijkheid van een beperkte opgravingsbevoegdheid nader moeten worden onderzocht. Er bestaat de mogelijkheid een projectvergunning aan te vragen bij het Rijk. De gemeente Oosterhout laat de archeologische dienst in zijn huidige vorm voortbestaan. De dienst bestaat momenteel uit een stadsarcheoloog en een archeologisch medewerker en wordt gedragen door een vaste kern vrijwilligers. Daarnaast bestaat de dienst uit de beleidsmedewerker monumenten en archeologie. De dienst biedt ondersteuning bij opgravingen en is betrokken bij archeologisch bureauonderzoek. De opgravingen zullen echter door partijen met een opgravingbevoegdheid uitgevoerd moeten worden. Tevens zou er gekozen kunnen worden om tot een oppervlak van een onderbouwd aantal vierkante meter als archeologisch en daarmee opgravingsvrij gebied te verklaren, waardoor particulieren en kleinschalige bouwprojecten niet met de relatief erg hoge archeologische kosten worden geconfronteerd. Hierbij is tevens op te merken dat over het algemeen een beperkt oppervlak ook minder archeologisch wetenschappelijke waarde heeft. Een heleboel kleine projecten zal tot een wirwar van opgravingen, rapporten en conclusies lijden die niet altijd bijdragen aan een goed onderbouwd samenhangend archeologisch beeld. Boven een bepaald aantal vierkante meter zijn de archeologische meerkosten van een project relatief makkelijker te dragen door de verstorende partij. Daarbij komt dat voor projecten boven een bepaald aantal vierkante meter geldt dat dit zelden particuliere initiatieven zijn. Wel zal het college ten allen tijde de bevoegdheid moeten houden om bij zwaarwegend archeologisch belang van deze bepaling af te wijken. Ook wordt voorgesteld de gebieden onder een bepaald aantal vierkante meter die worden vrijgegeven en van archeologisch belang zijn, door amateur-archeologen onder supervisie van de archeologische dienst te laten onderzoeken. Zo kan, indien nodig, op tijd worden ingegrepen. Het ligt voor de hand dat er in dicht bebouwde gebieden zoals de binnenstad op kleinere schaal aandacht zal moeten worden besteed aan archeologie, terwijl dat in het buitengebied op een veel grotere schaal kan gebeuren. De richtlijn vanuit de wet van Malta is 100 vierkante meter. Maar de gemeente kan dit, mits goed onderbouwd, bijvoorbeeld voor het buitengebied vergroten en voor de binnenstad verkleinen. Dit zal in het opzetten van een archeologische waardenkaart en advies kaart moeten worden meegenomen. Draagvlak Het is voor Oosterhout van belang dat binnen de bevolking het draagvlak voor de archeologie, dat van oudsher breed vertegenwoordigd is, gehandhaafd en het liefst zelfs vergroot wordt. De amateur archeologen zijn de basis voor de archeologie in Oosterhout en zullen dan ook zoveel mogelijk bij projecten moeten worden betrokken. Door de opgravingen op de Markt, waarin Oosterhout als de oudste woonkern van Brabant (al bewoning in 8steen 9de eeuw) op de kaart wordt gezet. En de expositie over de opgravingen bij de Vlinderbuurt wordt het historisch besef over de eigen stad vergroot. Het is van groot belang om hierbij zoveel mogelijk Oosterhouters te betrekken. Zo is er bij de expositie over de Vlinderbuurt nauw samengewerkt met de Heemkunde kring en zal er voor de scholen een lesprogramma beschikbaar komen. Dit soort verbanden zijn essentieel voor de archeologie binnen Oosterhout, en zullen dan ook daar waar mogelijk moeten worden uitgebreid.
10
3. Monumentenzorg Het Revolving Fund Het is beter monumenten goed te onderhouden worden, dan ze, na jaren van verwaarlozing, ingrijpend te moeten restaureren. Deze manier van werken is uiteindelijk goedkoper en verhoogt bovendien het aanzien van de monumentale objecten. Het huidige subsidiebedrag is te gering om aan de restauratiebehoefte van de door de gemeente aangewezen monumenten te voldoen. Het Rijk heeft deze problematiek onderkend en heeft een regeling ingesteld waarbij grote delen van het onderhoud van rijksmonumenten in particulier eigendom voor fiscale aftrek in aanmerking komen. Eigenaren van beschermde gemeentelijke monumenten hebben deze fiscale faciliteiten niet. De gemeente Oosterhout streeft naar een soortgelijke regeling voor gemeentelijke monumenten. Het Nationaal Restauratiefonds beheert het zogeheten “Revolving Fund' (letterlijk zich steeds weer vullend fonds); een jaarlijks budget voor activiteiten op het gebied van monumentenzorg. De eigenaar wordt door middel van een hypotheek met een zeer lage rente ondersteund bij het uitvoeren van een restauratie. Hierdoor wordt het voor eigenaren van monumenten iets gemakkelijker om de lasten die het goed onderhouden van een monument met zich meebrengt te dragen. Dit fonds wordt voor de gemeente Oosterhout gevormd door het laten beheren van een budget dat de gemeente Oosterhout beschikbaar stelt. Met de terugbetaalde rente en aflossing van de uitgezette restauratiehypotheken komt geld beschikbaar om opnieuw uit te lenen voor nieuwe restauraties. Hierdoor blijft het geld ronddraaien en kan het dus elke keer opnieuw aan een restauratiehypotheek besteed worden. Door dit Revolving Fund zal er dus geen structurele aanslag op de gemeentelijke begroting worden gedaan, maar zal de gemeentelijke bijdrage beperkt blijven tot een eenmalige storting, die steeds weer opnieuw voor restauraties aan te wenden is. Vanwege de zeer lage rentelasten kan dit voor monumenteneigenaren een zeer aantrekkelijke financieringsvorm blijken. Om de rente laag te kunnen houden, zal de gemeente aan een vorm van subsidieverlening moeten doen, daar zij hiervan rentederving ondervindt. Voordat Oosterhout een dergelijk fonds op gaat stellen, wordt eerst een behoefteonderzoek gedaan. Hieraan gekoppeld zal ook de huidige subsidie regeling tegen het licht moeten worden gehouden. Bouwhistorisch onderzoek Het versteende archief in de vorm van de bouwwerken zelf vormt een zeer goede bron van informatie over de lokale geschiedenis. Veel van dit materiaal gaat verloren bij sloop-, bouw-, en verbouwwerkzaamheden. Bij beschermde monumenten is het van belang ten behoeve van de vergunningverlening de historische waarde van een object goed in beeld te brengen voorafgaand aan de restauratie. Ook is het van belang te documenteren wat verdwijnt. Daarom is het wenselijk het doen van bouwhistorisch onderzoek te stimuleren. Dit kan onder meer door het onderzoek subsidiabel te laten zijn (bij de aanvraag van een restauratiesubsidie). Tot nu toe gebeurt dit op initiatief van de eigenaar of de gemeente. Bescherming wederopbouw objecten Er is door de Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) een lijst opgesteld van een selectie van gebouwen die uit de wederopbouw periode stammen. Deze gebouwen waarvan er zes op de lijst uit Oosterhout komen zouden volgens de Rijksdienst beschermenswaardig zijn. Daar het Rijk deze gebouwen op een pre selectie lijst heeft geplaatst alvorens ze eventueel toe te voegen aan de lijst van Rijksmonumenten zijn ze op geen enkele manier beschermd. De gemeente Oosterhout zou dan ook willen onderzoeken in hoeverre deze gebouwen voor gemeentelijke voorbescherming in aanmerking zouden kunnen komen, alvorens ze op termijn op de Rijksmonumentenlijst geplaatst zouden kunnen worden. Hiermee voorkomt de gemeente dat deze gebouwen alsnog alvorens ze de beschermde status hebben gehaald gesloopt worden. Hiernaast dient op termijn ook door de gemeente op rijksbeleid inzake wederopbouw objecten ingehaakt te worden.
11
Herziening subsidiebudget monumenten De Gemeente Oosterhout heeft een budget beschikbaar voor het toekennen van restauratiesubsidies voor gemeentelijke monumenten. Deze regeling is cruciaal voor het in stand houden van de Oosterhoutse monumenten. De onderhoudskosten zijn bij monumenten hoger dan bij andere gebouwen en de subsidies geven de monumenteneigenaren net dat beetje extra steun en stimulans voor het kunnen plegen van regelmatig onderhoud of voor een grote restauratie. Met de instelling van een Revolving Fund worden diegenen gestimuleerd die restauratie aan hun woning willen plegen, maar dit fonds is een laagdragende lening. Zeker voor eigenaren die niet kapitaalkrachtig zijn en die een grootschalige restauratie moeten uitvoeren blijft de huidige subsidieregeling noodzakelijk. Hiernaast dienen eigenaren ook door de gemeente Oosterhout op de hoogte te worden gehouden van andere bestaande subsidieregelingen en daarbij dienen ze ook door de gemeente Oosterhout ondersteund te worden bij de aanvraag hiervan. In 2002 is het huidige subsidiebudget vastgesteld. Hierdoor dient bij het onderzoek naar de behoefte raming van een Revolving Fund ook de huidige subsidieregeling tegen het licht worden gehouden.
12
Samenvatting De gemeente is ambitieus al het gaat om monumenten en archeologie. In deze conceptnota zijn diverse voornemens genoemd die een bijdrage kunnen leveren aan het behoud van ons verleden. De voornemens zijn per onderwerp nogmaals opgesomd Algemeen • Actualiseren monumentenverordening • Actualiseren subsidieverordening monumentenzorg; conform algemene subsidieverordening 2006 Cultuurhistorie • Cultuurhistorische waardekaart realiseren • Historische structuren aangegeven op cultuurhistorische waardekaart • Het digitaal beschikbaar stellen van de monumentenlijst, inclusief redengevende beschrijving Archeologie • Het laten ontwikkelen van een archeologische basiskaart, verwachtingskaart en beleidskaart, samen met de cultuurhistorische waardekaart. • Het instellen van archeologieleges en een onderzoek naar archeologie subsidie. • Samenwerking stads- en regioarcheoloog. • Verschillende samenwerkingsverbanden op uitvoerend niveau onderzoeken. • Omvormen archeologische dienst • Archeologische dienst laten participeren in opgravingcampagnes door derden. • Uitvoeren van bureauonderzoek en advisering door de archeologische dienst. Monumenten • Ten behoeve van opzet revolving fund inventarisatie behoeften en raming onder de bezitters inventariseren. Daarbij tevens de huidige subsidieregeling betrekken. • Het opzetten van een Revolving Fund. • Het subsidiabel maken van een bouwhistorisch onderzoek. Dit zal worden opgenomen in de nieuwe subsidieverordening. • Het onderzoeken in hoeverre de gebouwen uit de preselectie lijst voor gemeentelijke voorbescherming in aanmerking kunnen komen.
13
14
15