goodcompany
Alexander Pechtold over de ondernemende samenleving
Marleen Damen wethouder Leiden ‘werk is de beste zorg’
Ondernemen met een arbeidsbeperking flexibele economie, hybride arbeidsrelaties
VOORJAAR 2014
NUMMER 6
JAARGANG 4
6
I tem
colofon
voorwoord
I nhoud
S
GoodCompany is hét magazine voor de publieke sector over ondernemerschap. IMK wil met GoodCompany een platform voor debat creëren over de complexe relatie tussen ondernemers en de overheid. GoodCompany verschijnt in controlled circulation onder beslissers en beïnvloeders binnen de diverse sociale en economische domeinen van de overheid. Wilt u ook een gratis abonnement op GoodCompany, stuur dan een e-mail naar
[email protected] De volgende GoodCompany verschijnt in het najaar van 2014. GoodCompany is een uitgave van IMK en verschijnt tweemaal per jaar in een oplage van 5.000 stuks. Concept & realisatie: Mindset Design: Philip van der Pol (Studio Obus) Fotografie: Hans Catshoek, Arie Cijfer, Ruud van der Graaf, Clemens Rikken, Robert Jan Stokman, Corina Sprokkelenburg. Redactie/coördinatie: Brigitte van Tetterode-Buijs Anja van Voorthuijzen Postbus 443 3740 AK Baarn T 035 - 750 79 10 F 035 - 750 79 01 E
[email protected] W www.imk.nl Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) helpt in nauwe samenwerking met gemeenten, enkele duizenden gevestigde ondernemers per jaar. Daarnaast begeleidt IMK circa duizend startende ondernemers per jaar naar ondernemerschap.
chijnzelfstandigheid is vaak
cover
niet wat het lijkt.
artikelen
Ruimte voor de ondernemende samenleving
Ondernemerschap is ‘hot’ in de
“Altijd blijven vechten”
Alexander Pechtold, politiek leider van D66, in gesprek met Han Dieperink, directeur IMK, over ondernemers en politiek, over vrijheid creëren om te kunnen ondernemen en over de modernisering van de sociale zekerheid, óók voor ondernemers.
2012 was een rampjaar voor Pannendekkersbedrijf De Rooij. “Maar stoppen was gewoon geen optie. Ik ben ondernemer in hart en nieren”, zegt Susanne de Rooij. Met steun van ISD Kop van Noord Holland kon het bedrijf verder. “Het zal nog een poos zwaar zijn, maar we hebben de wind in elk geval weer een beetje mee.”
8
4
politiek na decennialange vergetelheid. Logisch, want ondernemerschap en het MKB is de bewezen motor van de economie en werkgelegenheid. En 1,2 miljoen ondernemers vormen trouwens een aantrekkelijk electoraat. Ondernemerschap is een nieuw thema voor de politiek, zowel op lokaal als nationaal niveau en dat stemt ons tevreden. Die politieke aandacht is nodig om het werkgevers- en werknemersgerichte sociaal economisch stelsel te verbreden naar (of misschien wel te vervangen door) een stelsel voor een grote diversiteit van arbeidsrelaties, waaronder die van
Leiden: verbinden economische en sociale agenda
Ondernemerschap in turbulente tijden
zelfstandig ondernemerschap. Het thema ‘ondernemerschap’ in de politiek is nog
“Om meer mensen aan het werk te kunnen helpen, heb je ondernemers en werkgevers hard nodig”, aldus wethouder Marleen Damen (PvdA) met in haar portefeuille o.a. Werk en Inkomen. Ze wil de sociale agenda verbinden aan de economische agenda.
10
Nederland is een ondernemend land met meer dan een miljoen ondernemers en 100.000 starters per jaar. Maar daarvan komen er ook veel in problemen. Bbz-consulenten praten over de maatschappelijke consequenties, over hulp bij failliet gaan en doorstarten.
lang niet volwassen. Dat blijkt uit de vele one-liners
20
zelfstandigen in de bouw, het onderwijs, transport
zonder nuance uit de monden van politici, van raadslid tot wethouder, van kamerlid tot minister. Een voorbeeld daarvan is het verschijnsel van schijnzelfstandigheid: Alle zorgzelfstandigen worden over één kam geschoren en dat dreigt ook voor en de zakelijke dienstverlening te gebeuren. Onder het mom van “we zijn tegen schijnzelfstandigheid” wordt ontluikend ondernemerschap in die sectoren de nek omgedraaid, terwijl flexibilisering van de arbeidsmarkt in die sectoren juist zo hard nodig is
Ondernemen met een arbeidsbeperking De economie flexibiliseert en gaat steeds meer over op hybride arbeidsrelaties (combinatie van loondienst of uitkering en ondernemerschap). Dat biedt kansen voor mensen met een arbeidshandicap om te gaan ondernemen.
14
om de maatschappelijke uitdagingen aan te kun-
en verder Team Zelfstandigen Peel en Maas ...................................................................................... 18 Branche in detail: automotive ............................................................................................... 22 Gastcolumn van Pieter Waasdorp......................................................................................... 25 155 Noodloket .................................................................................................................................. 26 Ins & Outs............................................................................................................................................ 27
nen gaan. De oplossing is simpel en in handen van onze politici. Verdiep u in de nuances van het onderwerp en vorm daarmee uw meningen en standpunten. U zult ervaren dat juist die nuances en-en denken en doen mogelijk maakt: Én flexibilisering van de arbeidsmarkt én stimuleren van ondernemerschap én het bestrijden van constructies, die alleen maar fiscale voordelen opleveren. Wie kan daar nou tegen zijn? Han Dieperink
2
3
I nterview
“De ondernemer heeft de ruimte nodig om te doen waar hij goed in is: ondernemen. De overheid is er om ondernemers te faciliteren en te ondersteunen, niet om zich onnodig te bemoeien met ondernemers”, zegt Alexander Pechtold, sinds 2006 politiek leider van D66, in gesprek met Han Dieperink, directeur IMK. Over ondernemers en politiek, over vrijheid creëren om te kunnen ondernemen en over de modernisering van de sociale zekerheid, óók voor ondernemers. “Dat ondernemers van groot belang zijn voor onze economie en onze banen is voor D66 al lang een uitgemaakte zaak”, stelt Pechtold (van 16 december 1965, Delft). Hij komt zelf uit een ondernemersgezin. “Mijn vader was aannemer in de bouw, hij was presidentdirecteur van Dura Vermeer. Mijn broer is ondernemer in de Rotterdamse haven. Zelf heb ik jarenlang als MKB’er bij een veilinghuis gewerkt, Van Stockum in Den Haag. Het was een moeilijke periode, maar met hard werken zijn we erin geslaagd het veilinghuis er weer bovenop te krijgen.” Hij lacht: “Nu geef ik leiding aan D66, en ik kan u zeggen: een politieke partij heeft ook veel weg van een onderneming.”
Vrijheid creëren De standpunten van D66 met betrekking tot ondernemerschap zijn samen te vatten onder de slogan ‘vrijheid creëren om te kunnen ondernemen’. Verminderen van regeldruk, meer vertrouwen krijgen van de overheid, één loket bij de overheid voor ondernemers, flexibele bestemmingsplannen en een ombudsman voor ondernemers in de strijd tegen bureaucratie en regelzucht. Er is geen partij te vinden, die niet voor het verminderen van regeldruk voor ondernemers is. Wat maakt dit punt blijkbaar zo hardnekkig? En hoe kunnen die horden worden genomen? “De ondernemer heeft de ruimte nodig om te doen waar hij goed in is: ondernemen. Te vaak staan regels hen in de weg. De voorbeelden kom je overal in het land tegen. Een horecaondernemer in Utrecht moest van de brandweer zijn brandblusser hoog ophangen, waarna hij door de Voedsel- en Warenautoriteit werd gesommeerd deze weer lager te plaatsen. Een eigenaresse van een theewinkeltje in Dordrecht mocht pas na een strijd van vijf jaar ook thee gaan schenken. Creatieve ondernemers die, zeker in crisistijd, toch hun geld weten te verdienen, moeten niet in de weg gezeten worden. De politiek is daar mede schuldig aan. De neiging in Den Haag is
4
alexander pechtold
“De neiging in Den Haag is vaak om problemen op te lossen met nieuwe regels. Dat werkt lang niet altijd.”
RUIMTE VOOR DE
ondernemende samenleving
I nterview iemand tegenhouden in zijn droom om een eigen onderneming te starten? Wat ons betreft moet iedereen ondernemer kunnen worden en zijn ondernemerscompetentieregels hopeloos achterhaald.” Zzp’ers in de zorg of in het onderwijs: een mooi voorbeeld van vrijheid en goed ondernemerschap, of een schrijnend voorbeeld van schijnzelfstandigheid? Wat is uw visie daarop? “Met de groei van het aantal zzp’ers is er ook steeds meer schijnzelfstandigheid. Je bent zelfstandige of niet, schijnzelfstandigheid hoort niet te bestaan en moet aangepakt worden. Je bent niet zzp’er omdat het je werkgever fiscale voordelen biedt. De regels die er nu zijn om schijnzelfstandigheid tegen te gaan moeten beter gehandhaafd worden, maar van meer regels op dit gebied heeft niemand profijt.”
Ondernemende samenleving
vaak om problemen op te lossen met nieuwe regels. Dat werkt lang niet altijd. Dat ondernemers van groot belang zijn voor onze economie en onze banen is voor D66 al lang een uitgemaakte zaak. De ondernemersagenda van D66 zou je kort kunnen samenvatten als ‘meer ruimte, minder regels, meer kansen’. Langs die lijnen hebben we de afgelopen jaren ook resultaten geboekt.” Wat is uw visie over de grens tussen noodzakelijke en overtollige regelgeving? Aan welke kant liggen bijvoorbeeld eisen m.b.t. ondernemerscompetenties?
6
“Ik kan wel een aantal voorbeelden noemen van overtollige regels: deuren die van de ene dienst naar binnen moeten openen en van de andere instanties juist weer naar buiten. En wat te denken van regels die bakkers verbieden om een bankje voor de deur te zetten omdat ze geen horecaonderneming zijn? Regels die geheel overbodig zijn en alleen maar leiden tot onnodige bureaucratie. Er moet samen met de ondernemers goed gekeken worden naar welke regels overtollig en welke regels noodzakelijk zijn. Waarom zou je
Nederland kent ruim een miljoen ondernemers, waarvan ruim 700.000 zzp’ers. Deze ondernemers vormen niet alleen de motor van de Nederlandse economie, maar blijken ook met regelmaat kwetsbaar te zijn. Jaarlijks stoppen ruim 70.000 ondernemers met hun onderneming, waarvan meer dan de helft door financiële problemen. Veel zzp’ers hebben een inkomen rond of onder het minimum. Volgens sommigen is dat een onontkoombaar snijverlies van een ondernemende samenleving en volgens anderen is het een onnodige en onwelkome verspilling van talent en middelen met de mogelijkheid om het te voorkomen. Voor welke aspecten van ondernemerschap ziet u een rol voor de lokale of centrale overheid en wat voor rol? In hoeverre ziet u bijvoorbeeld een rol voor de overheid in preventie van het falen van ondernemingen/ondernemers? En in het in stand houden of uitbreiden van een bijstandsvoorziening voor zelfstandigen, zoals het Bbz?
Han Dieperink in gesprek met Alexander Pechtold
“Het MKB is echt een banenmotor voor Nederland en de plek waar innovatieve ideeën vandaan komen. Van grote waarde dus. De overheid is er om ondernemers te faciliteren en te ondersteunen, niet om zich onnodig te bemoeien met ondernemers. Natuurlijk zie je het liefst gezonde en succesvolle ondernemingen, alleen lukt dat niet altijd. Wanneer een onderneming dan toch dreigt te moeten stoppen, kan de gemeente wanneer nodig in beeld komen om financiële zekerheid te bieden door het aanbieden van bijstand voor zelfstandigen. De bijstand voor zelfstandigen is altijd een tijdelijke oplossing: ieder is er bij gebaat dat de ondernemer snel weer aan de slag kan.” Dient de recente toename van het aantal zelfstandigen (naar 1 op 8 van de beroepsbevolking) ook invloed te hebben op de modernisering van de sociale zekerheid en zo ja, in welke vorm? “Het aantal zzp’ers groeit, alleen de sociale voorzieningen voor hen blijven achter. Er zijn nu veel zzp’ers onverzekerd en met onvoldoende spaargeld op de bank voor hun oude dag. D66 heeft zich actief ingezet voor een pensioenfonds voor zzp’ers, voor de zzp’er die meer zekerheid wil voor de toekomst.
Het kan ook zzp’ers overkomen dat ze arbeidsongeschikt raken, maar hier bestaat geen steun voor. D66 wil dat de zzp’er ook toegang krijgt tot de WIA en zo ook verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid.”
mersagenda. De afgelopen jaren hebben we ons Europees, landelijk en lokaal volop ingezet voor de ondernemer volgens het eerder genoemde credo ‘meer ruimte, minder regels, meer kansen’: we hebben in Europa het internationale ondernemersklimaat beschermd. Landelijk is het ons gelukt in het Herfstakkoord de lasten voor onder meer bedrijven met 1,7 miljard te verlagen en de gehate zzp-boete af te schaffen. D66 heeft de verplichte heffing voor de Kamer van Koophandel afgeschaft en MKB’ers meer kans gegeven bij overheidsaanbestedingen. Lokaal hebben D66-fracties in steden als Utrecht en Den Haag ervoor gezorgd dat startende ondernemers de eerste jaren geen onroerendzaakbelasting (OZB) hoeven te betalen. Onze inzet voor ondernemers wordt gelukkig ook door MKB’ers gezien en gewaardeerd. Zo zijn de D66-fracties van Den Haag en Utrecht als meest ondernemersvriendelijk gekozen.”
Ondernemers en politiek Kleine ondernemers voelen zich minder vertegenwoordigd in de politiek. Hoewel de aandacht voor het MKB en zzp-schap in de Tweede Kamer in de afgelopen periode iets gegroeid is, staat die aandacht in geen verhouding tot het maatschappelijk belang van het MKB voor Nederland. Herkent u zich in deze stellingname? Stemt de ondernemer/kiezer naar uw mening primair vanuit zijn of haar ondernemershart, of laat die zich leiden door andere thema’s? Kortom, hoe interessant zijn ondernemers als kiezersgroep? “Bijna 1,3 miljoen Nederlanders zijn werkzaam binnen het MKB. Het is dus heel belangrijk dat er binnen de politiek aandacht is voor het MKB. Met Kees Verhoeven, oud-directeur MKB Amsterdam, hebben we sinds 2010 iemand uit de praktijk in onze fractie. Samen met hem hebben we verder inhoud gegeven aan onze onderne-
Het beleid van de overheid lijkt zich meer te richten op middelgrote en grote bedrijven, dan op de kleine ondernemingen, getuige de praktijk rond het topsectoren beleid en de sectorplannen. Vrijwel alle bestedingsruimte gaat naar de gebruikelijke gevestigde partijen. Deelt u deze observatie en wat is uw visie op dit punt? “Vroeger zette de VVD zich in voor de MKB’er, tegenwoordig richt deze partij zich vooral op de grote gevestigde orde. Wat D66 betreft verdienen de middenen kleine ondernemingen meer aandacht: door hun beperktere omvang zijn ze vaak meer flexibel, maar ook meer kwetsbaar. Met minder (of geen) personeel is er vaak nog veel te ontdekken. Het delen van kennis en ervaringen is waardevol. We zetten daarom in op een betere aansluiting van het MKB bij regionale onderwijsinstellingen en het creëren van kennisclusters van bedrijven, onderwijs en onderzoeksinstellingen.”
7
I tem
Geen seconde heeft Susanne de Rooij overwogen om het bijltje erbij neer te gooien in 2012. “Een rampjaar”, zucht ze, “maar stoppen was gewoon geen optie. Ik ben ondernemer in hart en nieren en vind het geweldig om op de bouwplaats te zijn. Daarvoor zal ik altijd blijven vechten.”
“ALTIJD BLIJVEN VECHTEN” S
usanne en haar man Harry zijn in 1993 Pannendekkersbedrijf De Rooij gestart in het Noord-Hollandse Kolhorn. “Een vrouw in de bouw, dat was voor die tijd best uniek hoor”, lacht Susanne. Zij werkte daarvoor als calculator in de schilderswereld, hij als uitvoerder in de dakdekkerswereld. Ze hadden al langer ideeën om voor zichzelf te beginnen en in 1993 kwam het er dan eindelijk van, samen met een zakenpartner. Daarvan werd overigens in 1997 weer afscheid genomen, het bleek geen match. “Hij had dollartekens in de ogen, dat heeft ons veel geld gekost en ook klanten. We moesten alles weer opnieuw opbouwen.”
Sociale afweging Dat opnieuw opbouwen ging het echtpaar De Rooij goed af, op het toppunt hadden ze 22 medewerkers op de bouwplaatsen aan het werk. Maar in 2010 moesten ze als gevolg van de crisis bij de gemeente aankloppen voor bijstand. Bij de bank konden ze niet langer terecht. “Wij hebben toen een lening verstrekt”, vertelt consulent Wim van der Hoek van ISD Kop van Noord-Holland. “Als wij een lening verstrekken, moet die natuurlijk gewoon met rente worden betaald. Maar, anders dan de banken, zijn wij niet gericht op winst maken door zoveel mogelijk rente te ontvangen.
8
Als gemeente maak je vooral ook een sociale afweging, kijk je naar alle omstandigheden. Welke gevolgen heeft een bepaalde beslissing? Als medewerkers in de WW of bijstand belanden, schiet je daar als gemeente ook niets mee op.” Pannendekkersbedrijf De Rooij leek gered, maar kort erna sloeg het noodlot opnieuw toe. Eerst werd Harry getroffen door een burn-out, waardoor hij een jaar uit de roulatie was. Toen werd bij Susanne de diagnose ‘kanker’ gesteld. Haar broer werd opgeleid tot bedrijfsleider, maar dat bleek geen succes. “Hij had een andere kijk op zaken, laat ik het zo maar zeggen. Ik heb geen contact meer met hem”, vertelt Susanne. “Maar we kregen weer klappen en draaiden verlies.”
Wim van der Hoek: “Helaas lukte het de familie niet om af te lossen. Wij hebben toen besloten om niet tot invordering over te gaan. Formeel is dat wel de weg, maar sociaal niet wenselijk. Van sanering wordt niemand beter. Wel heb ik Sjaak Vrieling, Ondernemersadviseur bij het IMK, gevraagd om naar de bedrijfsvoering te kijken.”
relatie tussen kosten en omzet was niet evenwichtig. Om de levensvatbaarheid te vergroten moest de overhead worden verkleind, moest er meer worden gestuurd op prijs en ook op de omzetsnelheid tussen personeel en productiviteit. De organisatie op het werk moest efficiënter.” Alle goede adviezen en intenties ten spijt, net toen de zaak weer een beetje begon te draaien, kwam door de lange winter van 2013 het werk stil te liggen. Het was in feite al één voor twaalf voor Pannendekkersbedrijf De Rooij - schuldeisers klopten aan de deur – en aanvankelijk wilde de Rabobank het bestaande krediet niet verruimen. Sjaak: “De zaak stond net weer op de rails en toen kwam die vervelende winter. Toen dacht ik ook wel even: de rek is eruit. Maar na een aantal gesprekken, bij Susanne op
kantoor en bij de bank in Den Helder, zijn we gelukkig toch tot een constructieve oplossing gekomen, waarbij er ruimte was het bestaande Bbz-krediet te verruimen.” Susanne, blij: “Het zal nog een poos zwaar zijn, maar we hebben de wind in elk geval weer een beetje mee. Voor 2014 verwacht ik een mooi resultaat, al wordt dat nog wel passen en meten.” Wim: “Door die financiering kun je in elk geval weer wat meer van de korte naar de lange termijn kijken.” Het moet natuurlijk allemaal wel terug verdiend worden…
We werken veel voor Volendammers, daarmee hebben we een geweldige klik. We hebben de aansturing op de bouwplaats helemaal onder controle. Daar verdien je het. Personeel is tweemaal zo duur als vijftien jaar geleden. Toen hadden we 22 man buiten en dat kostte ons in guldens net zoveel als nu in euro’s voor de helft van het aantal mensen. Mensen kosten dus het dubbele, maar leveren niet het dubbele op. En veel zzp’ers verpesten de markt door onder de prijs te werken. Toch moet de productiviteit omhoog. Daarom werken we nu met drie groepen en ook proberen we onze apparaten slimmer in te zetten.”
Susanne: “Ja, we zullen er hard voor moeten blijven vechten. Maar we zitten goed in het werk nu, hebben vaste klanten onder bouwbedrijven en aannemers.
Verbetering Sjaak Vrieling heeft zelf twaalf jaar bij een bouwonderneming gewerkt en kent dus de branchespecifieke klappen van de zweep. “In het eerste gesprek constateerde ik al direct dat er mogelijkheden waren voor verbetering, met name op het gebied van de overhead en het financieel management”, vertelt Sjaak. “De
Susanne de Rooij geflankeerd door Sjaak Vrieling (links) en Wim van der Hoek
9
I nterview
Leiden verbindt
economische agenda aan sociale agenda Marleen Damen heeft zich ook in haar vorige functies bezig gehouden met werkgelegenheidsvraagstukken vooral als het gaat om mensen voor wie het hebben van werk niet vanzelfsprekend is, omdat zij een ‘afstand’ tot de arbeidsmarkt hebben. In het nieuwe college van Leiden lijkt PvdA’er Damen als wethouder met de portefeuille Werk en Inkomen, Wijken en Financiën dan ook precies op haar plaats, “juist nu gemeenten hiervoor verantwoordelijk worden en het verschil kunnen maken.”
WETHOUDER MARLEEN DAMEN:
“Om meer mensen aan het werk te kunnen helpen, heb je ondernemers en werkgevers heel hard nodig”
“Ik vind werk voor mensen belangrijk: om zichzelf te ontplooien, hun talent te verzilveren, mee te doen, het gevoel te hebben van waarde te zijn en erbij te horen. Alle onderzoek wijst ook uit dat werk de beste zorg is”, speechte Marleen Damen bij haar aantreden. Ze vertelde bij die gelegenheid over haar verstandelijk beperkte zusje die al meer dan 20 jaar aan het werk is via een sociaal werkbedrijf. “Het hebben van werk is voor haar belangrijk, geeft een reden om iedere dag weer op te staan, geeft de nodige structuur, biedt sociale contacten en niet onbelangrijk: ze verdient hiermee haar eigen salaris”, aldus Damen, die na haar studie politicologie aan de slag ging als beleidsmedewerker bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de laatste vijf jaar directeur was bij Cedris, de brancheorganisatie voor de sociale werkgelegenheid & arbeidsintegratie.
Ondernemers en werkgevers nodig Op haar nieuwe post in Leiden wil Damen de economische agenda verbinden aan de sociale agenda. “Ondernemerschap is belangrijk voor de vitaliteit van de stad. Om meer men-
10
sen aan het werk te kunnen helpen, heb je ondernemers en werkgevers heel erg hard nodig. Het midden- en kleinbedrijf is de banenmotor van dit land en ook van deze stad. Daar worden de meeste arbeidsplaatsen gerealiseerd voor mensen waarbij dat niet vanzelf gaat. Dat varieert van stageplekken voor jongeren tot werk voor mensen met een behoorlijke arbeidsbeperking. Het verbinden van de economische agenda aan de sociale agenda betekent dat als je ondernemerschap en werkgelegenheid stimuleert, je er ook voor zorgt dat dit ten goede komt aan mensen die lager opgeleid zijn, of die wat meer moeite hebben met het vinden van een baan. Als je kijkt naar het Leiden Bio Science Park: daar is voor een groot deel werkgelegenheid voor hoger opgeleiden, maar daar komt altijd werk bij kijken - in de sfeer van dienstverlening, beheer en onderhoud - dat door andere doelgroepen gedaan wordt. We krijgen ook als gemeente Leiden een grotere opgave om mensen aan het werk te helpen. Dat kan alleen als er meer werk is. Ik heb de laatste jaren in mijn vorige baan ervaren, dat er een grote bereidheid is bij werkgevers om echt iets te betekenen
voor deze groep. Het zijn lang twee verschillende werelden geweest, de wereld van het sociale en het zorgen voor mensen en de wereld van het ondernemerschap. Die begrepen elkaar ook gewoon niet goed. We hebben toen een stichting opgericht, samen met publieke aanbieders van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en grote werkgevers, om die match te maken. En dan blijkt er gewoon ontzettend veel mogelijk en zie je ook de bereidheid bij werkgevers om daar in mee te denken. Alleen: je moet ze daarbij helpen, in faciliteren. Je moet het ze niet te moeilijk maken.” “Ik vind het ook echt een opgave voor de gemeente om daarin mee te denken en ook de mensen klaar te stomen, zodat als die banen er zijn, ze ook aan het werk kunnen bij die werkgever. Samen met werkgevers kunnen we mooie manieren verzinnen om mensen aan het werk te helpen, we noemen dat ‘functiecreatie’. Dat kan in grote bedrijven, maar juist ook in kleinere, waar een ondernemer iemand kan gebruiken voor allerlei klussen bijvoorbeeld. Er zijn ook winkeliersverenigingen die zeggen: ‘We maken een poule met een paar mensen en die laten we diverse werkzaamheden doen in ons winkelgebied. We hoeven dan niet één medewerker in vaste dienst te nemen, met alle risico’s van dien, maar we creëren en organiseren samen wél werk’. Ik denk daarbij niet meer in vaste banen en vaste contracten, want dat is ingewik-
11
I nterview keld voor ondernemers. In Nederland liggen de kosten om iemand in dienst te nemen hoog. Dus daar moet je nieuwe vormen voor gaan bedenken. Ik zie dat er heel veel ruimte is en mogelijkheden zijn. We moeten daarover het gesprek met de ondernemers aangaan: wij verwachten als gemeente van jullie de bereidheid om mee te denken, wat hebben jullie nodig om dat werk te kunnen bieden en wat verwachten jullie dan van ons?” “Ook als het gaat om de aanpak van de jeugdwerkloosheid werken we in Leiden – met project JA (jongeren op de arbeidsmarkt) - veel samen met werkgevers in de stad. Met Stage Nieuwe Stijl helpen we hoogopgeleide jongeren aan stageplekken, zodat zij ervaring op kunnen doen.” Ruim een jaar geleden heeft IMK een programma opgestart gericht op kleinere ondernemers met als titel My First Employee. Het ging daarbij om het vinden van stageplekken – of beter: werkervaringsplekken - voor mensen in de bijstand. Voor die ondernemers is het een hele stap om die eerste werknemer aan te nemen. We hebben 10 gemeenten en 80 ondernemers bereid gevonden om daarin mee te doen en uiteindelijk hebben we veel minder mensen kunnen plaatsen dan verwacht. Onze evaluatie is, dat ondanks alle goede intenties, het moeilijk is om die connectie te maken. Hoe ziet u dat? Damen knikt: “Wat nu volgens mij fout zou zijn, is zeggen: dit werkt dus niet. Het kost tijd, het is echt een proces van vallen en opstaan, van elkaar beter leren begrijpen. Het is goed nieuwe initiatieven klein uit te proberen en niet meteen megaprojecten te starten. Maar laten we het wel gaan doen. En elkaar eerlijk zeggen: dit valt tegen, dit valt mee. Daarbij moeten we eerlijk zijn naar werkgevers toe over de verwachtingen bij mensen, ga in gesprek over wat wel kan en niet kan.” Ze vertelt over een bijeenkomst van Holland Rijnland, met de diverse gemeenten uit de regio Leiden, die als uitvloeisel van het Sociaal Akkoord met
12
elkaar de taak hebben om een werkbedrijf op te richten per 1 januari 2015. “Stel je daar alsjeblieft niet een nieuw instituut bij voor, maar wel een samenwerkingsverband waarbij we afspraken maken hoe we ons deel van die 125.000 beloofde banen gaan invullen met elkaar. Het mooie van die afspraak is dat we straks concrete aantallen hebben, waar we voor aan de lat staan. Je moet de dingen doen op een schaal die effectief is, soms is dat op subregionaalsoms op lokaal niveau. De afspraken gaan over zaken als: wat bieden we nou aan begeleiding als we mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bemiddelen, wat voor een arrangementen bieden we werkgevers? En ook: hoe benaderen we de werkgevers? Ik geloof niet in een loket en een telefoon, die werkgevers gaan ons niet bellen, die moet je juist actief opzoeken. Waar hebben ze behoefte aan, waar kunnen we ze mee helpen? Wat betekent dat in termen van opleidingstrajecten die we moeten gaan faciliteren, welke dingen moeten we samen met het onderwijs gaan doen? Binnen dat werkbedrijf moeten al die partijen samenkomen om een marktbewerkingsplan te maken. En ik zou ook heel graag werkgevers zelf vragen waar zij kansen en mogelijkheden zien, zij weten zelf heel goed waar ze behoefte aan hebben.” Vaak wordt alleen maar een beroep gedaan op grote werkgevers. Hoe combineer je dat met dat enorme potentieel aan kleine bedrijven waar de behoefte om maatschappelijk te ondernemen juist zo groot is? “Op basis van de landelijke cijfers weet ik van de mensen met een beperking die werken, dat meer dan twee derde bij het midden- en kleinbedrijf zit. Dat heeft heel erg te maken met betrokkenheid bij de stad of de buurt of wijk waarin die ondernemers zitten. En heel vaak ook met een persoonlijke motivatie, iemand die ze kennen via een familielid bijvoorbeeld en die ze het werk gewoon gunnen. De concepten die je toepast
op het plaatsen van mensen bij grote bedrijven kunnen nooit dezelfde zijn als die voor kleine bedrijven. Voor kleine bedrijven zijn de werkgeversrisico’s relatief groter, dus heb je ook een rol als publieke aanbieders om te kijken hoe je er voor kunt zorgen dat je dit voor die kleinere bedrijven op een slimme manier organiseert.”
Beleidsakkoord ‘Samenwerken en Innoveren’ Het Beleidsakkoord 2014-2018 van D66, SP, VVD en PvdA is getiteld ‘Samenwerken en Innoveren’, omarmt Leiden als ‘Ondernemende Stad’ en juicht ondernemerschap, initiatief en innovatie in de stad toe. Leiden heeft momenteel ruim 20.758 actieve
ondernemingen, waarvan 70 procent zelfstandigen. In 2013 zijn binnen de gemeente Leiden 1.474 ondernemingen gestart, maar zijn er ook 1.141 gestopt. Relatief kent Leiden daarmee veel meer stoppers dan gemiddeld in Nederland. Ook eerdere jaren laten vergelijkbare cijfers zien. Je zou kunnen zeggen: Leiden werkt hard aan het ontwikkelen van ondernemerschap, maar de achterdeur staat al een tijdje wijd open. Ongeveer een derde van de zzp’ers leeft vandaag de dag onder de bijstandsgrens. IMK is in samenwerking met een aantal gemeenten gestart met vroegsignalering. Zijn die zzp’ers een doelgroep hiervoor? “Interventie moet er altijd op zijn gericht om levensvatbare ondernemingen te
behouden. Als we helpen, leidt dat dan op termijn ertoe dat mensen ook zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien? Op het moment dat er iets gedaan kan worden via die vroegsignalering, lijkt me dat zeker het verkennen waard. Ik ben er voorstander van om het per geval te bekijken. Wat heeft iemand in huis? Dat is ook het hele idee achter die participatiewet die nu komt: voor welk deel is iemand nog wel inzetbaar, wat kun je iemand nog wel laten doen, zodat hij of zij zelf iets kan verdienen? Noem het de potentie van mensen verzilveren. En dan zou je ook per geval moeten kijken wat de beste manier is: is dat het meest kansrijk bij een werkgever of door middel van ondernemerschap? Dus
niet: die doelgroep wel en die doelgroep niet. Ik ben er ook voor om mensen gedeeltelijk uit de uitkering te laten stromen, omdat we volgens mij heel veel kansen laten liggen doordat we zeggen: het is alles of niets. Een heel groot deel van die mensen blijft in die bijstand omdat ze het anders gewoon niet redden. Straks krijgen we als gemeente met de loonkostensubsidie het instrumentarium om daar andere vormen voor te vinden en ik ben er erg voor dat we dat gaan toepassen. Want als je permanent gedeeltelijk uit de uitkering kan komen, is dat winst voor de persoon zelf want die verdient een deel van z’n uitkering terug en dat betekent minder uitkeringslasten en dus ook winst voor de samenleving.”
13
I nterview
Monique Klompé, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen (NVvA) deelt de mening van Jongebloet en Olof King, directeur van Diabetesvereniging Nederland (DVN) en is ronduit enthousiast. DVN en IMK hebben acht regionale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd om mensen met diabetes te informeren over het starten van een eigen bedrijf.
Menselijk kapitaal “Het is pionieren wat we doen”, zegt King, “maar dit initiatief past bij een bredere, maatschappelijke verantwoordelijkheid. Er zitten 150.000 mensen thuis met een arbeidsbeperking als gevolg van diabetes. Mensen die geen baan kunnen krijgen of met hun ziekte geen regelmatig bestaan kunnen leiden. Dat is menselijk kapitaal. De redenering is: ze kosten geld, maar de vraag moet zijn: wat kunnen ze opleveren? Werk is voor onze vereniging een belangrijk onderwerp. We gaan ook een helpdesk inrichten waar werkgevers met vragen bij ons terecht kunnen over werken met diabetes. Dat helpt het bewustzijn te vergroten. Bij reorganisaties bijvoorbeeld is er nauwelijks aandacht voor ondernemerschap. Met name mensen met een arbeidsbeperking missen dan een kans.”
Olof King, directeur van Diabetesvereniging Nederland (DVN) Michelle Jongebloet, manager Nationale Markten van IMK
Zelfstandig ondernemerschap zou voor mensen met een arbeidsbeperking vaker een optie moeten zijn, vinden Olof King, directeur Diabetesvereneniging Nederland (DVN) en Michelle Jongebloet, manager Nationale Markten van IMK. “In de praktijk blijkt dat ondernemerschap vaak zeer goed aansluit bij de persoonlijke ambities en mogelijkheden van veel mensen. Het starten van een bedrijf is ook voor mensen met een arbeidsbeperking een goede optie omdat de belasting van ondernemerschap variabel kan zijn.” 14
Christianne van Triest is zelf ervaringsdeskundige als jonge gehandicapte op de arbeidsmarkt. Sinds 2001 is ze zelfstandig ondernemer in Amersfoort met P2O, een bureau dat organisaties, werknemers en particulieren ondersteunt bij werkbehoud of werk-naar-werk trajecten. Christianne werkt gemiddeld 24 uur per week en heeft een aanvullende Wajong uitkering. Ze vertelt dat ze nooit een vaste werkgever heeft gekend na haar HBO-studie (P&O). “Ik heb heel veel
ondernemerschap voor mensen met een arbeidsbeperking
uitnodigingen gehad voor sollicitatiegesprekken en heb elk bedrijventerrein in Nederland wel gezien. Uitzendwerk, detachering, het was altijd op basis van een tijdelijk contract. Ik heb nooit een contract voor onbepaalde tijd gehad.” Daar was ze soms best wel teleurgesteld in en toen een goede vriendin vroeg: ‘Waarom begin je niet voor jezelf?’, bleek dat het juiste zetje op het juiste moment. “Het is de beste keuze die ik ooit heb gemaakt. De economie is zo flexibel geworden, ik heb een veel duurzamer gevoel bij mijn bedrijf dat al dertien jaar bestaat, dan wanneer ik nu een tijdelijk contract zou hebben, zoals veel mensen tegenwoordig.”
Beeld van ondernemers Ondernemerschap is zeker een lonkend perspectief voor mensen met een arbeidsbeperking, vindt ook Monique Klompé van de NVvA. “Ik denk dat het heel goed past bij bepaalde mensen, bij hun talenten en uitdagingen, en dat je ze kunt stimuleren. Ook hier geldt: wat is passend? Het individu staat centraal. Als je kijkt naar de hele arbeidsmarkt dan is er een grote tendens naar flexibilisering, meer zzp en ondernemerschap. Het is dus een logische trend om dat mee te nemen in de arbeidsdeskundigenpraktijk.” Van Triest: “Ik heb voor het Werkbedrijf anderhalf jaar lang gesprekken gevoerd met klanten en werken als on-
Christianne van Triest zelfstandig ondernemer
dernemer vaak als alternatief aangereikt. Velen denken daar gewoon niet aan.” Dat komt ook door het – stereotiepe – beeld van ondernemers dat in de maatschappij bestaat: “Altijd klaar staan voor de klant en werkweken van 80 uur of meer”, glimlacht Jongebloet. “Maar de praktijk wijst uit: ondernemerschap heeft vele gezichten. Wat ondernemers delen is passie voor hun vak en de wens
om hun eigen tijd in te delen. En dat past nu juist zo goed bij ‘arbeidsgehandicapten’. De ene dag kun je meer aan dan de andere dag.” Van Triest: “Ik werk 24 uur per week, maar ben wel 7 dagen per week ondernemer. Ik heb regie over mijn eigen tijd en ben baas over mijn eigen ontwikkeling. Elk jaar volg ik wel een opleiding, training of workshop.”
15
I nterview
Monique Klompé, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen (NVvA)
Talenten en competenties Jongebloet: “Iedere dag ontdekken we talentvolle mensen die als startende ondernemers kansen zien en grijpen. Een deel daarvan heeft een arbeidshandicap. Ervaring met deze doelgroep heeft ons geleerd om vooral niet teveel invulling te geven aan het begrip ‘arbeidshandicap’ of ‘arbeidsbeperking’.
16
Met name onderwerpen als belastbaarheid zijn voor werkenden met een beperking gewoon een gegeven.” Klompé: “Er loopt een project bij de NVvA: ‘Mensen met mogelijkheden’. Dat gaat om mensen die een psychische ervaring of kwetsbaarheid hebben. Het project is opgezet naar aanleiding van verhalen van ervaringsdeskundigen;
zowel de mensen zelf als ook de werkgevers, die vertellen hoe zij omgaan met een psychische kwetsbaarheid. Wat mij opvalt aan werkgevers die het goed doen: die hebben een visie op hun mensen, die kijken naar talenten en competenties. Die zeggen: de ene medewerker loopt tegen een scheiding aan, een ander heeft te maken met een ziekte in de familie, en de derde heeft last van psychoses, maar hoe kan ik ze zo inzetten dat ze goed functioneren en bijdragen aan het bedrijfsresultaat?” Klompé ervaart daarbij geen verschil tussen grote en kleine bedrijven. “Mijn ervaring is dat grote werkgevers heel bewust maatschappelijk ondernemen, AH zegt gewoon: in elk filiaal wil ik een Wajong’er hebben. En kleine werkgevers hebben grote betrokkenheid bij hun medewerkers, voelen zich verantwoordelijk.” King: “Eén op de 50 werknemers heeft diabetes en dat aantal zal gaan toenemen. Dat is een behoorlijke groep voor werkgevers. Hoe je functioneert hangt heel erg af van de mate waarin diabetes je leven beheerst. Het hangt ook af van de bedrijfscultuur. Als je te maken hebt met ploegendiensten vergt dat meer flexibiliteit van de werkgever dan wanneer je bijvoorbeeld consultant bent en wordt afgerekend op output. Een derde van de collega’s hier hebben diabetes, velen werken parttime. En in onze cultuur geldt: pauze is pauze, op tijd eten, op tijd rust nemen. Het gaat erom een goede balans te vinden.” Klompé: “De crux ligt bij de passendheid van het werk en het talent van het individu. Je kunt niet generaliseren. De ene leraar heeft op z’n 35e een burnout terwijl de andere leraar, in dezelfde omstandigheden, het volhoudt tot z’n 67e. Waar zit dat in? Dat zit in de persoon zelf. De een loopt aan tegen een chronische ziekte, maar wil per se blijven werken en wordt een schoolvoorbeeld van iemand die onder alle omstandigheden doorzet, terwijl een ander de luwte opzoekt. De kunst is om
vanuit de beperking te kijken naar de mogelijkheid en vanuit kijken wat niet kan naar wat wél kan, eventueel door het aanpassen van werk of werkprocessen of de werkvloer. Het kijken naar ondernemerschap is daarbij zeker een optie.” Van Triest: “Medewerkers met een arbeidsbeperking hebben een verhaal, maken een organisatie wel kleurrijker.” Jongebloet: “Ze zijn gewend om tegen de wind in te lopen. Het zijn enorme doorzetters, dat is een vaardigheid die je als ondernemer zeker nodig hebt. Je moet kijken naar mogelijkheden en talenten, de beperking is een gegeven. Ook als je ondernemer wordt blijft die beperking, alleen: jij bepaalt hoe je ermee wilt omgaan.”
Hybride inkomen Juist in de huidige maatschappij die steeds flexibeler opereert en meer en meer overgaat op hybride arbeidsrelaties (combinatie van loondienst en ondernemerschap) past iemand met een arbeidsbeperking zeer goed, stelt Jongebloet. “Misschien moeten we hier in dit licht wel spreken van hybride inkomenssituaties, een combinatie van gedeeltelijke uitkering en inkomen uit ondernemerschap.” Van Triest: “De relatie tussen werkgever en werknemer is een andere dan die tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Ik vergelijk het altijd maar met een huwelijk en verkering. Solliciteren naar een baan is als een blind date voor het huwelijk. Als je de baan krijgt, ga je meteen een verbintenis aan. De macht komt te liggen bij de werkgever.” Verkering - als metafoor voor de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer - is dan leuker en gelijkwaardiger en minder verplichtend, stelt Van Triest. “Het is meer van: kom maar op, laat zien wat je kunt. Dat ik een handicap heb is eigenlijk helemaal geen belemmering. Ik vind dat dit meer gestimuleerd zou kunnen worden, bijvoorbeeld door een subsidie aan de
NVvA
NVVA: RELATIE MENS, WERK EN INKOMEN
De Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen is een beroepsvereniging met 2.700 leden. Die zijn werkzaam bij verzekeraars, bij UWV, bij reïntegratiebedrijven en arbodiensten, bij (grote) werkgevers en een toenemend aantal werkt zelfstandig. “Arbeidsdeskundigen zijn specialisten in de relatie mens, werk en inkomen; zij wegen discrepanties tussen belasting en belastbaarheid van mensen. Die weging heeft tot doel om te kijken of werk passend is voor mensen. Dat is individueel bepaald, dat heeft ook te maken met de context waarin mensen werken of hun persoonlijke omstandigheden”, aldus NVvA-voorzitter Monique Klompé. De NVvA wil als beroepsvereniging het vak up-to-date houden en werkt voortdurend aan verdere professionalisering door middel van opleidingen en certificeringen. Ook is er een register voor toetsing van de professional en voor klachten van mensen die problemen hebben met het gedrag van hun arbeidsdeskundige.
DVN
DVN: GROOTSTE PATIËNTENVERENIGING
Diabetesvereniging Nederland is met bijna 50.000 leden de grootste patiëntenvereniging van ons land. Er zijn 1 miljoen mensen met diabetes en naar verwachting zijn dat er over vijf jaar 1,4 miljoen. “Het is volksziekte nummer 1. Naarmate je langer diabetes hebt, wordt de kans op complicaties groter”, zegt DVN-directeur Olof King. Onder het motto ‘Volop leven met diabetes’ kiest DVN voor sterke belangenbehartiging voor haar achterban. Zo is er met Independer een project opgestart om inkoopvoordeel te realiseren op het gebied van verzekeringen. DVN ondersteunt ook leden met problemen op de arbeidsmarkt, zaken als reïntegratie en arbeidsrecht. “Met dit soort initiatieven willen we het verschil gaan maken en dat is voor een patiëntenvereniging wel nieuw.” DVN neemt ook deel aan Zelfzorg Ondersteund (ZO!), een initiatief van minister Schippers, waarin vertegenwoordigers van patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars de krachten bundelen. Ondersteunde zelfzorg betekent dat patiënten samen met hun zorgverleners werken aan hun gezondheid dankzij ICT, hulpmiddelen en hun omgeving. “Het is niet alleen een kostenbeheersingsproject, wij zien het ook als een maatschappelijke plicht”, aldus King.
opdrachtgever zodat die mij een opdracht gunt, of aan mij waardoor ik een lager tarief kan declareren of iets meer van mijn uitkering mag houden.” Ze lacht: “Rutte en Dijsselbloem zijn natuurlijk niet blij met mij en al die andere ondernemers met een handicap. Wij brengen niet de miljarden op die de economie nodig heeft. Maar we betalen
wel belasting en zorgen ook voor btw. En we kunnen de samenleving mooier maken, want er zit veel creativiteit onder mensen met een handicap. We zijn opgegroeid met het altijd oplossen van problemen. Overal zijn stoepen en trappen en hoe kom je dan toch daar waar je zijn wilt? Dat zit in onze natuur.”
17
I ntroductie
Team Zelfstandigen PEEL EN MAAS
Bbz plus variant Peel en Maas voert de zogenaamde Bbz plus variant uit. Men behandelt aanvragen op grond van emancipatoire overwegingen, het recht van een ieder om zelfstandig inkomen te genereren. “Dit geldt voor ondernemers waarbij de partner inkomen uit andere bronnen heeft. Hierdoor kan er in deze gemeente wel gekeken worden naar een kredietverstrekking. Dit is opgenomen in het gemeentelijk beleid. Het gros van de gemeenten kijkt puur naar het wettechnische gedeelte, de WWB, en wijzen zo’n ondernemer bij voorbaat af, wat vaak het einde betekent. Wij zoeken hierbij de grenzen van de wetgeving op.”
Guido Voncken Peel en Maas is een Limburgse fusiegemeente, per 1 januari 2010 ontstaan, met 43.000 inwoners. Guido Voncken is er consulent Zelfstandigen. Hij vertelt dat hij ondernemers die in moeilijkheden verkeren eigenlijk nooit op het gemeentehuis ontvangt, maar bij voorkeur op locatie bezoekt. “Er is vaak sprake van schaamte. Als de ene inwoner zou zien dat de andere bij mij naar binnenloopt, dan voelt men zich daar niet gemakkelijk bij.” Guido is overigens de enige consulent in Peel en Maas, maar besluiten worden genomen door de commissie Zelfstandigen waarvan ook de wethouder deel uit maakt. Ook werkt Guido nauw samen met de afdeling Economische Zaken.
Rust
“Rust creëren bij de ondernemer”
18
“Ik probeer rust te creëren bij de ondernemer die in de problemen zit. Als gemeente kun je niemand laten vallen. Natuurlijk, ondernemen doe je voor eigen rekening en risico, maar hoe ver moet je gaan? Als we niet kunnen helpen met een uitkering, dan misschien wel met een krediet – als het bedrijf tenminste levensvatbaar is. Je moet verder kijken dan het Bbz, verder dan alleen geld.”
Asperges Guido werkt sinds 2013 in Peel en Maas, maar zit al vijftien jaar in het vak (Sittard-Geleen, Maastricht, Heerlen). Jaarlijks kloppen in Peel en Maas zo’n 25-30 ondernemers voor hulp bij de gemeente aan. De verhouding agrarisch/ non-agrarisch is ongeveer 70/30 procent. “Asperges zijn hier het witte goud, maar dat is maar een korte periode. Boeren moeten dan een heel jaar zien te overbruggen. Door de crisis zien we ook meer bedrijven in de dienstverlening en retail. Mensen komen gewoon niet rond, laat staan dat ze kredieten kunnen aflossen.”
Ellende en succes “Je ziet veel ellende”, verwijst Guido naar een 56-jarige paprikateler: bedrijf failliet, huis door de bank verkocht. “Geen geld en niks te doen, toch elke ochtend om 6 uur op. Daar ga ik regelmatig langs voor een praatje.” Maar er zijn ook successen, zoals die parketgroothandel die door een lening van een faillissement werd gered. Het betekende een nieuwe start voor het bedrijf. De groei zit er weer in, de ondernemer heeft onlangs drie nieuwe medewerkers aangetrokken. “Die zaten in de WW, dus een mooie manier om iets terug te doen voor de gemeente.”
19
I tem
Niet iedere ondernemer kan worden gered
Nederland is een ondernemend land met meer dan een miljoen ondernemers. Jaarlijks starten meer dan 100.000 mannen en vrouwen een bedrijf, waarvan overigens 46 procent binnen vijf jaar ook weer stopt. Dat is bij zzp’ers zelfs 70 procent. Het maatschappelijk besef groeit dat die schaduwzijde van een ondernemende samenleving meer aandacht verdient en veel dilemma’s kent.
Om die reden gingen Bbz-consulenten van een tiental grote en middelgrote gemeenten op uitnodiging van IMK rond het thema ‘Ondernemerschap in turbulente tijden’ de dialoog aan over de juridische haken en ogen rondom het ondernemerschap in geval van een faillissement. Niet iedere ondernemer kan worden gered. Bedrijfsbeëindiging, en dan? Behoort een doorstart tot de mogelijkheden?
Voorwaarden Ondernemers in Nederland zijn voor hun financiering voor 80 procent afhankelijk van banken, stelt Koen Tangelder, regiomanager Midden bij IMK en gastheer. “Een bank kan overigens niet zonder meer een lopende kredietvoorziening opzeggen, daaraan is een aantal voorwaarden verbonden”. Soms kan een kredietopzegging van de bank door de rechter worden teruggedraaid. Daarover bestaat jurisprudentie, kregen de aanwezigen te horen van Peter Raven, gespecialiseerd in arbeidsrecht en ondernemingsrecht en na een loopbaan bij onder meer ING Bank en Rabobank (beoordelen bedrijfsfinancieringen en leiden van de afdeling Bijzondere kredieten) nu zelfstandig
20
jurist. Raven gaf een aantal voorbeelden uit de praktijk. “Door het Hof Arnhem zijn criteria ontwikkeld, aan de hand waarvan banken de opzegging van een bedrijfsfinanciering, dienen te beoordelen. Zo zijn er gevallen bekend in de rechtspraak waar de rechter (vaak in Kort Geding) de bank verbiedt de financiering op te zeggen, dan wel verbiedt om de aan haar verleende zekerheden uit te winnen, zoals verkoop van onroerend goed”, aldus Raven. Zo had een ondernemer een aantal jaren verlies geleden, maar dat leidde nimmer tot achterstanden
ter dacht hier anders over en draaide de opzegging terug. De bank heeft een (bijzondere) zorgplicht en legde de opzeggingsgrond(en) van de bank langs de criteria van het Hof Arnhem en kwam tot de conclusie dat de bank onzorgvuldig had gehandeld bij deze opzegging. Zo zijn er nog veel meer praktijkgevallen bekend, waarbij de bank bakzeil haalt.”
Doorstart Naast veel aandacht voor de inhoud ontstonden er levendige discussies waarbij dagelijkse praktijk casussen
“Er zijn praktijkgevallen bekend, waarbij de bank bakzeil haalt”
maar wat dan?
ciering mogelijk, soms is gedeeltelijke kwijtschelding of sanering een optie. Een ondernemer moet ook op tijd nadenken over een eventuele doorstart, klonk het aan de discussietafel, “zeker niet wachten tot het leed te groot is.” Als de bank niet wil financieren, kan de ondernemer kapitaal zoeken bij particuliere investeerders. Steeds popu-
of nauwelijks meer ondernemers financieren, laat staan een doorstart. Inmiddels zijn er diverse alternatieve financieringsbronnen ontdekt. Zo zijn oud ondernemers bereid een (achtergestelde) lening te verstrekken aan nieuwe ondernemers, of ondernemers met een doorstart. Op deze wijze zijn ze weer betrokken bij een onderneming,
“Het perspectief van de ondernemer is bepalend voor het vervolg”
Een fraai voorbeeld van een succesvolle doorstart, betrof een ondernemer waar de bank de financiering had opgezegd, met het uiteindelijke faillissement tot gevolg. Hij kocht na het faillissement met behulp van derden weer inventaris en machines terug van de curator en startte door. Inmiddels is hij weer redelijk succesvol. “Ook hier heeft een private partij als financier gefungeerd. De verwachting is dat hij deze dure lening - vaak rekent men al gauw 8 tot 10 procent rente per jaar -binnen afzienbare tijd kan herfinancieren door het aantrekken van een bancaire lening.”
Perspectief in betaling van rente –en aflossing. Hij had met crediteuren verregaande betalingsafspraken gemaakt die stipt werden nagekomen. Toch zegde de bank de financiering op met als grond dat er sprake zou zijn van discontinuïteit. De bank geloofde er niet meer in. “De rech-
plenair werden besproken. Duidelijk is dat Bbz-consulenten hun handen vol hebben aan ondernemers die het water aan de lippen staat. Bedrijfsbeëindiging is vaak een langdurig traject waar veel deskundigheid en heel veel zorgvuldigheid bij komt kijken. Soms is herfinan-
lairder wordt ook crowdfunding. In de besproken casussen blijken er vaak voldoende creatieve mogelijkheden te zijn om tot een redding te komen. Peter Raven: “In de afgelopen jaren zien we een – enigszins bijzondere – ontwikkeling. Banken willen niet
anderzijds levert een dergelijke, overigens meer risicovolle lening een mooi rendement op. Hoger dan het rendement op een spaarrekening bij de bank, tenminste. Ook gemeenten kunnen hier een rol inspelen via het verstrekken van een Bbz-lening.”
De aanwezige Bbz-consulenten waren het er unaniem over eens dat tijdige en goede communicatie tussen alle betrokkenen essentieel is. Duidelijk is dat niet iedere ondernemer gered kan worden. “Uiteindelijk is het perspectief van iedere ondernemer en bedrijf bepalend voor het vervolg”, aldus Koen Tangelder.
21
I nDetail In deze artikelenreeks, bedoeld voor geïnteresseerden in de publieke sector, schetst IMK een beeld van de belangrijkste branches in het lokale kleinbedrijf. De lezer wordt meegenomen in de structuur van de branche en de laatste ontwikkelingen daarin met focus op die aspecten, die vanuit de publieke sector van belang zijn. Eerder bekeken we de bouwnijverheid, detailhandel, horeca en gezondheids- en welzijnszorg. Deze keer aandacht voor de automotive sector.
branche In detail
De automotive sector bestaat uit een viertal deelsectoren: 1. Handel in auto’s en aanhangers (eventueel gecombineerd met reparatie) 2. Gespecialiseerde reparatie van auto’s 3. Handel in auto-onderdelen en -accessoires 4. Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen daarvan Binnen de totale sector zijn bijna 30.000 bedrijven actief. Het merendeel van bedrijven (20.000) is actief binnen de autohandel en -reparatie. Binnen de deelsector gespecialiseerde autoreparatie zijn circa 6.000 bedrijven actief. De handel in autoonderdelen kent zo’n 2.750 bedrijven en de handel en reparatie van motorfietsen 1.600. Op deze pagina’s bekijken we de eerste twee deelsectoren meer in detail.
Acht miljoen De sector biedt werk aan ongeveer 150.000 mensen waarvan velen actief zijn als zelfstandige. De marktomstandigheden voor de sector zijn uitdagend. Particuliere bestedingen staan onder druk en zijn dalend. Het Nederlandse wagenpark telt ruim acht miljoen auto’s, dat is één auto per 2,1 inwoners. Ter vergelijking: in 1960 bedroeg dit nog één auto per 22,2 inwoners. De verwachting is echter dat door de
demografische ontwikkeling van de Nederlandse bevolking (vergrijzing) het autobezit zal afvlakken waarbij op den duur een krimp van het wagenpark niet uitgesloten is.
Mobiliteitsvraagstuk Daarnaast is het consumentengedrag aan verandering onderhevig. De rol van de auto als statussymbool verschuift meer naar de achtergrond. Gebruik wordt belangrijker dan bezit.
Handel in auto’s en aanhangers: stabilisatie V
anaf de zomer van 2013 heeft het consumentenvertrouwen de weg naar boven gevonden, maar dit heeft nog niet geresulteerd in een verbetering van de automotive markt. Grotere uitgaven zoals de aanschaf van een auto, worden nog steeds uitgesteld. De verwachting is wel dat de bodem bereikt
22
is, maar een herstel van de markt wordt door de veranderende mobiliteitsvraag voorlopig niet verwacht. Recente stimuleringsregelingen vanuit de overheid, hebben ervoor gezorgd dat nieuwe kleine zuinige auto’s en elektrische/hybride modellen, als spreekwoordelijke broodjes de show-
Consumenten zoeken een oplossing voor hun mobiliteitsvraagstuk en hiervoor komen steeds meer andere oplossingen. Denk bijvoorbeeld aan werknemers die kiezen voor een elektrische fiets voor het dagelijkse woon- werkverkeer, de opkomst van elektrische scooters, deelauto’s en andere nieuwe combinaties van openbaar en individueel vervoer. In grote steden zijn deze al langer een goed alternatief voor de eigen auto.
room uitvlogen. De verkoop van occasions bleef in vergelijking met de verkoop van nieuwe auto’s achter en zit eigenlijk al jaren in het slob.
Occasions Het belang van de occasion is voor de autobranche groot. Zo zijn er in de eerste helft van 2013 tegenover bijna twee miljoen occasions, slechts 212.000 nieuwe auto’s verkocht. Dat is maar 11% van het aantal occasions. Ongeveer de helft van de occasions wordt via particulieren gekocht. De overige verkoop (54%) wordt via garagebedrijven gerea-
liseerd. Binnen de occasionhandel mag de particuliere handel veelal via internet (zoals marktplaats.nl) niet onderschat worden. De Nederlandse autobedrijven verkochten in 2013 samen 1.015.381 occasions aan particulieren. Ten opzichte van 2012 is dat een daling van 2,7%. De onderlinge professionele handel viel terug naar 762.018 stuks tegenover 824.263 stuks vorig jaar; dat is 7,6% minder. Positief is dat na een periode van vrijval, de occasionprijzen lijken te stabiliseren. Door de bpm-teruggaveregeling zijn in het verleden veel jonge occasions uit Nederland geëxporteerd. Dit heeft tot gevolg dat er momenteel een tekort is aan jonge occasions, hetgeen gunstig is voor de prijsontwikkeling. Om aan de vraag van de consument te kunnen voldoen is er sprake van een verschuiving van de export van jonge zuinige occasions naar juist het importeren hiervan.
De omzetwaarde van export wordt geraamd op € 2,2 miljard per jaar. De import van occasions is inmiddels ook al verantwoordelijk voor circa € 1,3 miljard aan omzet. Import en export zijn een belangrijk onderdeel van de
autohandel gaan uitmaken. Rekening houdend met de aanhoudende economische onzekerheden ligt een sterk herstel voor autohandel nog niet in het verschiet. Stabilisatie ligt meer voor de hand.
Omzetwaarde Kijkend naar de omzet van de sector, dan blijkt het belang van de internationale handel in occasions groot.
Reparatie van auto’s:
universeel garagebedrijf wint terrein
De deelsector van gespecialiseerde reparatie van auto’s valt uiteen in een vijftal bedrijfstypen: 1. Universele reparatie (al dan niet gecombineerd met autohandel); 2. Merkspecialisatie (waaronder dealerbedrijven); 3. Type specialisatie (bijvoorbeeld bestelwagens en terreinwagens); 4. Doelgroepspecialisatie (zoals auto-tunebedrijven, doe-het-zelfgarages en oldtimerbedrijven); 5. Fastfitbedrijven.
Monti-wetgeving In 2012 werd 37% van het Nederlandse wagenpark onderhouden door de merkdealer. Vooral eerste eigenaren en leasemaatschappijen kiezen voor de merkdealer. Echter, wanneer de auto op leeftijd begint te komen, neemt het marktaandeel van de merkdealers
zienderogen af ten gunste van de universele autobedrijven en de fastfitters. Waar consumenten voorheen trouw bleven aan de dealer in verband met de fabrieksgarantie heeft de Montiwetgeving bepaald dat de fabrieksgarantie gehandhaafd blijft, ook op het moment dat deze auto door een
universeel garagebedrijf onderhouden wordt. De universele garages winnen steeds meer terrein bij de reparatie en onderhoud van auto’s. Door technische verbeteringen is de levensduur van auto’s behoorlijk verlengd, hierdoor neemt ook de complexiteit toe en wordt er steeds meer kennis gevraagd van het universele garagebedrijf.
Daling bestedingen Door de economische crisis stellen steeds meer automobilisten reparaties en onderhoud aan hun voertuig uit. De consument gaf in 2013 ongeveer € 450 per jaar uit aan onderhoud van de auto.
23
I nDetail verkocht. Deze zullen in de meeste gevallen pas over enkele jaren weer in een werkplaats verschijnen. Doordat de productkwaliteit verder is toegenomen, zijn onderhoudsintervallen langer. Hierdoor zal op termijn onderhoud en reparatieconsumptie per voertuig afnemen.
Demografische ontwikkelingen
Hierin is een daling zichtbaar ten opzichte van voorgaande jaren. In 2010 werd gemiddeld nog € 670 aan onderhoud uitgeven. Circa éénvijfde van de autobezitters stelt het onderhoud aan hun wagen uit vanuit bezuinigingsoogpunt. Maar bestedingen aan onderhoud dalen ook doordat het aantal gemaakte
kilometers van het Nederlandse wagenpark steeds verder afneemt. Minder kilometers betekent automatisch dat er minder beroep gedaan wordt op regulier onderhoud. De afgelopen jaren zijn door stimulerende maatregelen van de overheid zeer veel kleine en onderhoudsarme auto’s
Tot slot zullen ook de demografische ontwikkelingen op lange termijn een rol blijven spelen in de omzetontwikkeling. De beroepsbevolking is momenteel dalende en zal de komende jaren verder dalen. De Nederlandse arbeidsmarkt verkeert momenteel in een fase dat de naoorlogse babyboomers de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Om te overleven in de markt kiezen veel ondernemers met veel concurrentie (stedelijke gebieden) voor specialisatie op één type of één doelgroep. In de meer landelijke gebieden is er nog veel meer draagvlak voor een universele garage.
BOVAG en RAI
doen onderzoek naar toekomst Onlangs is door de Bovag en de RAI Vereniging een scenario-onderzoek naar de ‘aftermarket’ gepresenteerd. De aftermarket is het geheel van bedrijven die actief zijn op het gebied van distributie van vervangende onderdelen, accessoires enzovoorts.
Veranderkrachten Het onderzoek beschrijft de verschillende veranderkrachten waar de sector mee te maken kan krijgen. Volgens het rapport zijn er twee sturende krachten die de sector ingrijpend kunnen veranderen: de veranderende waarde die consumenten hechten aan autobezit en de invloed van intermediaire partijen zoals de consumentenorganisatie ANWB, verzekeraars, leasemaatschappijen en autodeelbedrijven als Car2Go.
24
Vier scenario’s Het rapport werkt een viertal uiterste scenario’s uit. Misschien koopt de consument nog steeds een eigen auto bij de dealer, hier tegenover staat de mogelijkheid dat niemand nog een auto zelf bezit, maar consumenten een abonnement nemen via een lease- of ‘car sharing’-bedrijf. De scenario’s zijn
opgesteld om ondernemers in de sector te helpen bij het herkennen van kansen, bedreigingen en zo ‘toekomstbestendige keuzes’ te maken. Bijvoorbeeld door strategisch samen te werken met intermediaire partijen of zelf abonnementen voor autogebruik aan te bieden. Zeker is dat de situatie in de aftermarket op zijn kop gaat.
gastcolumn
Door Pieter Waasdorp
N
ederland is één van de meest welvarende landen van de wereld. Dat hebben we voor een belangrijk deel te danken aan onze ondernemers. Generaties van creatieve en innovatieve ondernemers hebben Nederland naar de top van internationale ranglijsten gebracht op het gebied van welvaart en concurrentievermogen. De afgelopen 5 jaar zijn echter niet gemakkelijk geweest. Door de aanhoudende economische crisis en daarop volgende bezuinigingen bij huishoudens, bedrijven en overheid was er sprake van een sterke vraaguitval. Terugblikkend beleefden we één van de zwaarste recessies in de geschiedenis van ons land. Gelukkig klimt de economie nu langzaam uit het dal. Een verbeterd economisch klimaat creëert weer volop kansen voor ondernemerschap en Nederland is goed in staat daarvan te profiteren. De jaarlijkse Global Entrepreneurship Monitor toont aan dat wij één van de meest ondernemende economieën van de wereld hebben. Veel mensen in Nederland willen graag ondernemen en beschouwen ondernemerschap als een goede, kansrijke carrièrekeuze. Maar tegelijkertijd is het kleinere MKB ook kwetsbaar. In tijden van economische tegenwind hebben in het bijzonder kleine en jonge bedrijven het moeilijk. Er zijn beperkte buffers om tegenvallers op te vangen en de vraaguitval op de Nederlandse markt is voor hen nauwelijks of niet te compenseren met orders uit het buitenland. Tel daarbij op dat ook het verkrijgen van financiering moeilijker is geworden en het is duidelijk dat kleine en jonge bedrijven het moeilijk hebben. Om de kansen van economisch herstel te benutten is dit wel van belang. Het kabinet ziet het als een belangrijke taak een omgeving te creëren waarin alle ondernemers die willen ondernemen dat ook succesvol kunnen. We bestrijden onnodige regels en zorgen ervoor dat investeren - bijvoorbeeld in nieuwe kennis en technologie - aantrekkelijk is en loont. Ook werkt het
Bijzondere aandacht voor het MKB kabinet continu aan het verbeteren van financieringsmogelijkheden voor bedrijven die moeilijk aan financiering komen, zodat zij ook in staat zijn hun ambities te realiseren. De recent volledig gemoderniseerde Kamer van Koophandel speelt daarbij een centrale rol: ondernemers kunnen voor ondersteuning, advies en het concreet regelen van zaken met de overheid nu op één plek terecht. In het bedrijvenbeleid van dit kabinet is vanaf het begin bijzondere aandacht voor jonge en kleine ondernemers in het MKB. Veel instrumenten richten zich exclusief op het MKB en startende bedrijven1. En wanneer dit niet exclusief het geval is kunnen kleinere bedrijven op een ruimere tegemoetkoming en/of ondersteuning rekenen dan grotere bedrijven2. Deze bijzondere aandacht voor het MKB vindt het kabinet zeer belangrijk; want kleine en jonge bedrijven leveren een belangrijke bijdrage aan onze welvaart. Van elke 100 euro die het bedrijfsleven bijdraagt aan de economie zijn er 60 afkomstig van het Midden-
en Kleinbedrijf. In termen van werkgelegenheid is de bijdrage zelfs nog groter: van elke 100 banen zorgt het MKB er voor 70. Daarnaast is het MKB ook een essentiële broedplaats voor beeldbepalende bedrijven van de toekomst. Wie had er bijvoorbeeld 10 jaar geleden gehoord van Booking.com, WeTransfer of TomTom? Voor een sterke, gezonde en innovatieve economie is het MKB simpelweg onmisbaar. Ik ben ervan overtuigd dat Nederlandse ondernemers bij uitstek in staat zijn de kansen te pakken die de aantrekkende economie gaat bieden. Het is aan de overheid om daarbij de goede randvoorwaarden te creëren. Pieter Waasdorp is directeur Ondernemerschap bij het directoraat-generaal Bedrijfsleven en Innovatie van het ministerie van Economische Zaken
1
BMKB, SEED, MIT
2
Denk aan WBSO
25
I ns & Outs
I tem
Werkwijzer: dienstverlening voor zelfstandigen met schulden Zelfstandigen komen steeds vaker in de problemen door schulden. Daarom bedenken gemeenten creatieve oplossingen om hen ondersteuning te bieden. En ze proberen schulden te voorkomen of op te lossen voordat ze escaleren. Het Bbz is een
VAN START
155-red-een-bedrijf
IMK is in samenwerking met gemeenten gestart met het initiatief ‘155-red-een-bedrijf’ in het kader van ‘vroegsignalering’, bedoeld om het plaatselijke midden- en kleinbedrijf (MKB) te ondersteunen. Doel van dit initiatief is tijdig in gesprek komen met ondernemers die in zwaar (financieel) weer verkeren. Een ervaren bedrijfsadviseur vanuit het IMK gaat vervolgens samen met de betreffende ondernemer op zoek naar oplossingen om het bedrijf te ondersteunen in de goede richting.
I
n de praktijk blijkt dat veel ondernemers in nood te laat hulp zoeken uit schaamte of onwetendheid. De problemen zijn vaak heel divers en kunnen liggen op het vlak van bedrijfsvoering, commercie en/of financiën. Wanneer een ondernemer (te) laat aanklopt voor hulp, is een faillissement veelal onafwendbaar. Het is dus van groot belang dat ondernemers eerder in beeld komen, zodat in samenspraak met een adviseur gezocht kan worden naar oplossingen. Ondernemers hebben behoefte aan een ervaren adviseur die grondig analyseert, problemen herkent en ook denkt in oplossingen. Juist door er tijdig bij te zijn kan het tij vaak nog gekeerd worden.
Eerste hulp lijn Het midden- en kleinbedrijf is een belangrijke pijler voor de regionale economie. Het behouden van de werkgelegenheid in het MKB willen we in Nederland graag stimuleren.
26
Het initiatief ‘155-red-een-bedrijf’ draagt daar aan bij. Uit de praktijk blijkt dat ondernemers bij probleemsituaties vaak de weg niet kennen, of die weg te laat vinden en dat leidt onnodig vaak tot bedrijfsbeëindiging. Daarom heeft het IMK het initiatief genomen om de eerste hulplijn ‘155-red-een-bedrijf’ in te voeren. Via de telefoon of via het internet kan de ondernemer laagdrempelig om hulp vragen, waarna de ondernemer direct aan de slag kan om samen met een adviseur naar oplossingen te zoeken. De eerste gemeente waar het IMK dit initiatief mee heeft opgestart is de gemeente Arnhem, gevolgd door ISD
Brabantse Wal (Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht). Van hieruit is het initiatief uitgebreid naar andere gemeenten waar mee wordt samengewerkt.
Ook website Ondernemers uit bovenstaande gemeenten waarvan de continuïteit van de onderneming in het geding is, kunnen voor meer informatie tijdens kantooruren direct contact opnemen met een speciaal telefoonnummer, of 24 uur per dag via internet: www.155.nl.
Interesse? Neem contact op! Mocht u ook geïnteresseerd zijn in het initiatief ‘155-red-een-bedrijf’ voor ondernemers in uw gemeente, neem dan contact op met uw relatiebeheerder, of bel: 035 750 79 00.
belangrijk instrument voor de dienstverlening aan zelfstandigen, maar ook bij de afdelingen schuldhulpverlening en economische zaken zijn oplossingen bedacht. De nieuwe werkwijzer helpt beleidsmakers en uitvoerders bij alle gemeentelijke afde-
Garantieregeling MKB voor niet-bankfinanciering? De borgstellingsregeling voor MKB-bedrijven, waarbij de overheid deels garant staat voor een deel van de lening, gaat mogelijk ook gelden voor niet-bankfinanciering. Dat zei minister Henk Kamp van Economische Zaken bij het vijfjarig bestaan van MKBbeurs NPEX in Den Haag. Op dit moment geeft de overheid alleen garanties voor
leningen die worden verstrekt door de bank. Kamp gaf nog geen details over wat voor soort financiering ook onder de borgstellingsregeling kan gaan vallen. Voor de hand ligt dat de overheid garanties gaat geven op bijvoorbeeld obligaties, al dan niet uitgegeven door fondsen die geld steken in MKBBron: Z24 bedrijven.
Schijnzelfstandigheid Ministers Asscher (SZW) en Kamp (EZ) en staatssecretarissen Van Rijn (VWS) en Wiebes (FIN) hebben met een brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van schijnzelfstandigheid. Zij kondigen onder meer een Interdepartementaal Beleids-
Bijna 30%
Regeldruk
starters stopt na eerste jaar
kleine bedrijven amper gedaald MKB-Nederland eist dat het kabinet zich extra inspant om regelgeving ‘MKB-proof’ te maken en wil dat kleine bedrijven vaker worden uitgezonderd van nieuwe regels. Uit onderzoek van Actal, het college dat toezicht houdt op regeldruk en administratieve lasten, blijkt dat de regeldruk voor kleinbedrijven de afgelopen zeven jaar met drie procent is gedaald. Daarmee is niet voldaan aan de doelstelling van de afgelopen kabinetten om de regeldruk afkomstig van de Rijksoverheid met minstens 25 procent te verminderen
Aanpak
en die van decentrale overheden met een derde te verlagen. De regeldrukwaakhond adviseert het kabinet om onderzoek te doen naar de oorzaak ervan. “Het is nu de hoogste tijd om de regeldruk voor kleine ondernemers daadwerkelijk en aanzienlijk te verminderen”, aldus Actalvoorzitter Ten Hoopen. Bron: SC Online
Het aantal startende bedrijven is in het eerste kwartaal met twee procent gedaald ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Na de sterke stijging van het totaal aantal starters in 2013 wordt voor dit jaar een daling verwacht. Met name het aantal zzp’ers zal dit jaar minder sterk stijgen ten opzichte van vorig jaar. Circa 30% van de starters die in 2012 zijn begonnen stopt er na een jaar weer mee. Met name in de horeca is de uitval na het eerste jaar hoog (60 procent). In Utrecht, Friesland, Groningen en Limburg
lingen om samen effectieve dienstverlening voor zelfstandigen met schulden in te richten. De werkwijzer geeft een overzicht van alles wat gemeenten voor zelfstandigen doen, al dan niet in het kader van het Bbz. Het vormt hiermee een aanvulling op vier eerdere publicaties die inzoomden op deelaspecten Bron: Divosa van het Bbz.
onderzoek (IBO) aan, een uitbreiding van de pilot van VWS en een brief door de Belastingdienst aan zzp’ers die hun VAR-wuo zijn kwijtgeraakt waarin zij worden gewezen op de mogelijkheid om deel te nemen aan de pilot en op mogelijkheden om al dan niet in dienstbetrekking werkzaam te zijn. Bron: Rijksoverheid
was er sprake van een stijging van het aantal starters, terwijl deze in de rest van Nederland daalde. Ondernemers die dit jaar een bedrijf willen starten maken de meeste kans in de industrie. Bron: ING Kwartaalbericht Starters
27
Wie zegt dat meer ambitie en halvering van de kosten niet samengaan? Het Dilemma voor de Gemeente Feit 1: Re-integratie naar ondernemerschap is de meest positieve en duurzame vorm van uitstroom; Feit 2: Het participatiebudget laat steeds minder ruimte voor uitgaven aan re-integratie. Zonder innovatie en zonder creativiteit staan deze twee feiten haaks op elkaar. Een dilemma, zeker in een tijd waarin het geld regeert. En waarbij ambitie (te) makkelijk naar beneden wordt bijgesteld.
d e n i e u w e g e n e r at i e s ta r t e r s b e g e l e i d i n g De Doorbraak IMK lanceert de nieuwe generatie Startersbegeleiding voor Gemeenten. Daarmee wordt het dilemma tussen kwaliteit en kosten opgelost. De kandidaat-ondernemer doet in een optimale mix kennis op in de digitale leeromgeving; volgt workshops gericht op het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden en ontvangt persoonlijke begeleiding op maat. Het Resultaat Een hoger kennisniveau, een hogere mate van zelfwerkzaamheid én zelfstandigheid en daardoor een grotere kans op duurzame uitstroom. En dát tegen veel lagere kosten. In een tijd dat u met minder middelen meer moet doen, biedt IMK u graag de oplossingen. www.imk.nl/startersbegeleiding
IMK begeleidt ondernemers in goede en slechte tijden. Met meer dan 100 experts, verspreid over heel Nederland. En in nauwe samenwerking met gemeenten en financiële instellingen. Ondernemen? IMK werkt eraan!