goodcompany
Hans Biesheuvel
anders denken over ondernemerschap
Mei Li Vos
op de bres voor zelfstandig werkenden
Mirjam de Rijk en Hans Spigt dubbelinterview wethouders Utrecht
najaar 2013
nummer 5
jaargang 3
5
I tem
colofon
voorwoord
I nhoud
GoodCompany is hét magazine voor de publieke sector over ondernemerschap. IMK wil met GoodCompany een platform voor debat creëren over de complexe relatie tussen ondernemers en de overheid. GoodCompany verschijnt in controlled circulation onder beslissers en beïnvloeders binnen de diverse sociale en economische domeinen van de overheid. Wilt u ook een gratis abonnement op GoodCompany, stuur dan een e-mail naar
[email protected] De volgende GoodCompany verschijnt in het voorjaar van 2014. GoodCompany is een uitgave van IMK en verschijnt tweemaal per jaar in een oplage van 5.000 stuks. Concept & realisatie: Mindset Design: Philip van der Pol (Studio Obus) Fotografie: Hans Catshoek, Arie Cijfer, Ruud van der Graaf, Feike Klomp, Clemens Rikken, Robert Jan Stokman, Corina Sprokkelenburg. Redactie/coördinatie: Brigitte van Tetterode-Buijs Anja van Voorthuijzen Postbus 443 3740 AK Baarn T 035 - 750 79 10 F 035 - 750 79 01 E
[email protected] W www.imk.nl Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) helpt in nauwe samenwerking met gemeenten, enkele duizenden gevestigde ondernemers per jaar. Daarnaast begeleidt IMK circa duizend startende ondernemers per jaar naar ondernemerschap.
cover
O
artikelen
Fundamenteel anders denken over ondernemerschap
Circus Remundo wint IMK-award 2013
Hans Biesheuvel stopte in september als voorzitter van MKB Nederland en startte een nieuwe beweging voor ondernemers: Ondernemend Nederland (ONL). “Aanpassingsvermogen wordt één van de kritische succesfactoren van de Nederlandse economie”, aldus Biesheuvel.
4
Het ondernemerspaar Verhoef/Tebes van Circus Remundo is de winnaar geworden van de IMK-award 2013. Met o.a. een rijdend theater, een rupsbaan uit 1932 en een zweefmolen uit 1946 bieden zij een betaalbaar, onderscheidend product.
8 Gemeenten praten over effectieve inzet Bbz In de praktijk blijkt het niet eenvoudig te zijn om ondernemers die financieel in zwaar weer zitten - of daarin terecht dreigen te komen - tijdig te bereiken. Ondernemers lijken over het algemeen (te) laat hulp in te schakelen.
Arbeidsmarkt en ondernemerschap in Utrecht De gemeente Utrecht heeft acht ambities benoemd voor de ‘Economische Agenda 2018’ en drie daarvan hebben een duidelijke verbinding met ondernemerschap: werken in de wijk, kenniseconomie en goede dienstverlening aan ondernemers. Een tweegesprek met wethouders Mirjam de Rijk en Hans Spigt.
24
10 “Zelfstandigen vallen nu tussen wal en schip” Mei Li Vos komt uit een ondernemersfamilie. In de Tweede Kamer komt ze op voor zelfstandig werkenden. Recent nog stelde ‘Mevrouw zzp’ aan de ministers Asscher en Kamp vragen over de bekendheid en toepassing van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) voor zzp’ers.
14
en verder Team Zelfstandigen Den Bosch.............................................................................................. 18 Branche in detail: gezondheids- en welzijnszorg........................................................ 20 Gastcolumn van Kees Verhoeven ......................................................................................... 23 Amsterdam helpt ondernemers met Zelfstandigen Vouchers.............................. 26 Ins & Outs............................................................................................................................................ 27
ndernemers stemmen met hun ondernemershart. Met mijn achtergrond als econometrist heb ik een natuurlijke neiging om in alles patronen te willen zien en die probeer ik daarna dan te bewijzen. Een afwijking, ik geef het graag toe. Zo heb ik over de jaren vastgesteld dat het voorkeursrecept voor koffie (zwart, cappuccino, wolkje melk e.d.) veel vertelt over de competenties van mensen. Volstrekt onzinnig misschien, maar wel aantoonbaar. Met die achtergrond heb ik me op de vraag geworpen of de groep van ruim 1,2 miljoen ondernemers/zelfstandigen, voor politici interessant is vanwege het kiezerspotentieel. Daarbij staat centraal of ondernemers primair stemmen vanuit hun rol als ondernemer, of als vader van drie kinderen, of als betrokken buurtbewoner of vanuit de vele andere rollen die mensen vervullen. Als ik die vraag stel aan politici en bestuurders, dan is het meest genoemde antwoord dat ‘de ondernemer’ niet bestaat en de ondernemer vanuit een grote variëteit van belangen en meningen zijn of haar politieke voorkeur bepaalt. Bij ondernemers zelf ontstaat een ander beeld: Ondernemers stemmen in grote meerderheid vanuit hun rol als ondernemer. De ‘zaak’, de ‘markt’ en de ‘regeldruk’ zijn dominant en soms allesbepalend voor het stemgedrag. Hans Biesheuvel gaat er in dit nummer uitgebreid op in. Die observatie maakt 1,2 miljoen Nederlanders tot een relatief homogene en daarmee naar mijn mening goed te bedienen en dus te verleiden kiezersgroep. Ondernemers hebben overigens geen behoefte aan een one-issue-partij. Daarvoor is hun blik in de wereld juist te breed. In de termen van ondernemers: “er ligt een interessante kiezersmarkt open voor het hele spectrum van gevestigde politieke partijen.” Dames en heren politici/bestuurders: U kunt veel winnen door de algemeenheden over ondernemerschap in verkiezingsprogramma’s te vervangen door echte visies en standpunten, die de harten van ondernemers raken. In dit blad geven de Tweede Kamerleden Mei Li Vos (PvdA) en Kees Verhoeven (D66) alvast een voorschot op hun visies. Han Dieperink
2
3
I nterview
Hans Biesheuvel zorgde in september voor opschudding door te stoppen als voorzitter van MKB Nederland en een nieuwe beweging voor ondernemers te starten: Ondernemend Nederland (ONL). Als ONL een politieke partij zou zijn, zou zij kunnen rekenen op vijftien Kamerzetels, zo bleek uit het consumentenpanel van het tv-programma Een Vandaag. In gesprek met Han Dieperink stelt Biesheuvel: “Mijn doel is niet een politieke partij te worden, maar een zodanig aantrekkelijke agenda te maken, dat de politiek er niet omheen kan. Dat kan door echt goede, vernieuwende ideeën aan te reiken en door heel veel deelnemers achter ons te krijgen. Maar ook door de handen uit de mouwen te steken en verantwoordelijkheid te nemen voor het oplossen van dingen. Als je die drie zaken goed doet, dan heb je meer kans op succes dan een politieke partij te beginnen, is mijn inschatting.”
O
m het ondernemersklimaat te verbeteren, moet het denken over ondernemerschap fundamenteel veranderen, stelt Biesheuvel. “Om een voorbeeld te geven: hoe kunnen we veranderen dat we zzp’ers als een probleem of verschijnsel zien? Ik denk dat je hen moet zien als een asset voor Nederland. Ik geloof dat aanpassingsvermogen één van de kritische succesfactoren van de Nederlandse economie gaat worden. Klein is het nieuwe groot, heb ik laatst tijdens een gastcollege betoogd. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat zzp’ers de raderen van de flexibele economie zijn. Het zijn bijna allemaal mensen die keihard werken, die veel verantwoordelijkheid hebben. Ook een gezin hebben, een hypotheek. Ik denk dat zij een heel belangrijke factor voor de Nederlandse economie in de komende jaren zijn en mijn overtuiging is dat we dat heel anders moeten gaan benaderen. Echt. Het aantal mensen dat voor eigen rekening en risico werkt is groot. En sterk gegroeid. De diversiteit is gigantisch. Dat maakt het ook lastig om tot een eenduidige definitie te komen, ja. Mij spreekt het Engelse self employed wel aan.”
4
Hybride Kijkend naar Nederland over tien jaar, schetst Biesheuvel een beeld waarin vanuit ondernemersoptiek kleine, flexibele bedrijven dominant zijn. Hij ziet ook een toename van hybride vormen: ondernemer én werknemer zijn. “Mijn eigen vrouw werkt deeltijd bij KLM. Al 20 jaar. Daarnaast heeft ze met een vriendin een bedrijfje. Een paar vrienden van ons hebben ook een eigen bedrijfje en daarnaast een baan. Ik heb zelf nog steeds een seizoenbedrijf in Roden. Een deel van het jaar heb ik 100-120 man nodig en een ander deel van het jaar minder. Een groot deel van die mensen zijn in de winter zelfstandig ondernemer en het andere deel werken ze bij mij in het distributiecentrum. De klassieke modellen zijn steeds meer aan het veranderen. Ik geloof dat we voor allerlei maatschappelijke vraagstukken steeds meer sector- en brancheoverstijgend moeten kijken naar oplossingen. Maar dat geldt ook voor jou en mij als persoon, voor onze carrière. Je bent niet meer een leven lang per se werknemer of ondernemer. Dat kan door elkaar lopen. Nederland is eigenlijk altijd al een land van veel kleine bedrijven
hans biesheuvel (onl) “Aanpassingsvermogen wordt één van de kritische succesfactoren
Fundamenteel
anders denken over
ondernemerschap
van de Nederlandse economie”
5
I nterview
geweest. Volgens mij is ruimte voor ondernemerschap dat je ondernemers en bedrijven de ruimte geeft om het zelf in te richten. Dat je daarvoor een basisraamwerk nodig hebt - dat noemen we dan wel een cao - vind ik prima.” “Maar maak de drempels laag om te gaan ondernemen. Zorg ervoor dat doorgroeien meer gestimuleerd wordt. Dat laatste is nodig, want we kennen wel veel starters in Nederland maar relatief weinig doorgroeiers. Een reden daarvoor is dat er weinig groeikapitaal beschikbaar is. Daarnaast zie je dat veel ondernemers zelf onvoldoende financial knowledge hebben waardoor ze te weinig kansen oppakken om te groeien. Een derde reden is dat het gewoon heel onaantrekkelijk is om werkgever te zijn in Nederland. De meeste ondernemers die ik ken zeggen: ‘Ik vind het heerlijk om ondernemer te zijn, maar zodra ik werkgever moet worden stop ik ermee…’ Dat heeft te maken met risico’s en lastendruk.” Het landelijk economisch beleid is vooral gericht op innovatie in topsectoren. Dat is al begonnen binnen het innovatieplatform onder Balkenende. Ondertussen groeit het aantal kleine zelfstandigen in de richting van 1 miljoen en die lijken zich van de topsectoren minder aan te trekken. Moeten we in Nederland die twee bewegingen met elkaar verbinden om innovatie breder te stimuleren? “Innovatie ontstaat van onderuit. Je bent als ondernemer elke dag bezig met wat er anders kan, beter kan. Ik ga nu het land in voor een tv-programma, dan praat ik met ondernemers en dan voel ik dat: gewoon elke dag met dat bedrijf bezig zijn. Daar hebben we dan een keer het woord innovatie opgeplakt, maar ik ben zelf nooit ’s morgens opgestaan met het idee ‘ik ga eens lekker een potje innoveren’. Je bent gewoon met je bedrijf bezig, met je klanten
6
bezig. Ik geloof in de kracht van dat proces en daarin kun je als overheid een beetje faciliteren. Ik ben de grootste fan van simpele regelingen. Neem de WBSO (de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk is een fiscale stimuleringsregeling voor ondernemers op het gebied van technische innovaties – red.), die bestaat al 20 jaar en wordt voor 95 procent gebruikt door mkb-ondernemingen. Perfecte regeling. Segmenteert niet, als jij netjes je administratie op orde hebt, kun je er gebruik van maken. Daarnaast: in topsectoren denken is helemaal niet verkeerd als je dat op een aantal heel specifieke industrieën en bedrijfstakken loslaat. Voor een aantal sectoren is het cruciaal, denk aan TU Delft en TU Eindhoven met ASML en dat type bedrijven. Ik was laatst bij de High Tech Factory in Enschede. Fantastische ontwikkeling. Aantal kleine technologische bedrijfjes, maar alleen al omdat ze bij elkaar zitten, gebeuren er dingen. Kennis delen en samenbundelen werkt. Dat is een binnenlandse kracht die van mij
scherper mag worden neergezet. Daar moet veel meer aandacht voor komen. Ik denk dat we onderschatten wat er mogelijk is.”
Waarde “Eén van de belangrijkste locomotieven van de Nederlandse economie is de groei van de beroepsbevolking geweest sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar de komende jaren krimpt de beroepsbevolking. De cijfers van het CBS tonen aan dat de waarde die wij per kop produceren, onze verdienkracht, al jaren onder druk staat. Ook het WRR rapport geeft aan: als het ene variabele volume omlaag gaat (in dit geval dus de omvang van de beroepsbevolking) dan moet het andere variabele volume (de waarde dus) omhoog. Maar die daalt ook, dus we hebben aan twee kanten een probleem. Om die reden lopen we achter bij de rest van Europa. Dus we hebben maar één keuze als we de welvaart op niveau willen houden: de waarde per kop moet omhoog. Volgens mij is dat de kernboodschap van het WRR rap-
port. De productiviteit moet omhoog in Nederland en dat doen we door meer ruimte voor ondernemerschap, meer groeikapitaal, het werkgeverschap aantrekkelijker maken en vooral ook slim innoveren.” “Ik was bij het afscheid van Alexander Rinnooy-Kan als SER voorzitter. De kern van zijn betoog was, dat onvoorspelbaarheid een constante factor is tegenwoordig. Voorspelbaar was 20 jaar de constante factor, 20 jaar lang was groei vanzelfsprekend. Als je een huis kocht: de waarde ging omhoog. Mijn vader zei: ‘Wie in stenen investeert kan niet missen’. Pensioen: we zijn opgegroeid met het idee van een waardevast pensioen. Konden wij bedenken dat de grote Nederlandse banken ooit aan het wankelen zouden raken? Al die zekerheden zijn in korte tijd omgeslagen naar onzekerheden. En dus moet je fundamenteel anders gaan denken. Het betekent dat je je aanpassingsvermogen moet vergroten en versterken. Wat betekent dat dan voor het onderwijs? Voor de financiering van het bedrijfsleven? Dat vraagt om fundamentele keuzes. Mijn zorg is, de zorg van de WRR is, de zorg van Klaas Knot van de Nederlandse Bank is, dat in de huidige politieke constellatie alleen wordt gedaan wat politiek haalbaar is. Terwijl dit het moment is om maatschappelijk en economisch fundamentele keuzes te maken.” Hoe moeten we naar ondernemerschap kijken? Een beetje darwinistisch misschien – wie niet sterk genoeg is overleeft niet – of moet je ze beschermen? Er is veel aandacht voor de goudhaantjes en groeibriljantjes, maar niet voor die 600.000 ondernemers die geen toppers zijn, maar wel heel belangrijk voor de samenleving. Hoe gaan we daarmee om? “Ik ben altijd een denker geweest van good naar great. Daar heb ik zelf als ondernemer ook naar geleefd en gehan-
deld. Ik heb ook geïnvesteerd in bedrijven die van good naar great willen. Dus goudhaantjes, groeibriljantjes… die hebben we nodig. Die andere categorie, daar sta ik een beetje dubbel in moet ik eerlijk bekennen. In een aantal sectoren zie je een gigantisch probleem qua consumentenvertrouwen, de detailhandel met name. Tegelijkertijd zie je een heel aantal structurele problemen, die dwars door de conjuncturele problemen heenlopen. Een onderzoek van Ernst&Young toont aan dat in slechts dertien procent van de familiebedrijven op dit moment is voorzien in een opvolger. In de detailhandel ligt dat percentage nog lager. En als je al iemand weet te vinden dan krijg je die overname niet gefinancierd want door de detailhandel staat gewoon een streep bij de banken. Tegelijkertijd ken ik fantastisch succesvolle retailers op internet.”
Belang Biesheuvel denkt dat voor veel maatschappelijke uitdagingen ondernemerschap de sleutel is tot de oplossing. ONL kent een schaduwkabinet dat bestaat uit ondernemers als Peter Paul de Vries (voormalig directeur Vereniging van Effectenbezitters), Jacqueline Zuidweg (Zakenvrouw van het Jaar 2012), Marc Lammers (hockeycoach), Aad Ouburg (Princess, Babyliss) en Arko van Brakel (directeur De Baak). Zij hebben allemaal een portefeuille. Minister van ondernemerszaken van het schaduwkabinet is Iris Wulffraat. “Een fascinerende vrouw, zij heeft een biologisch eetcafé in Rotterdam, in de Witte de Withstraat. Tien jaar geleden ging je daar niet in je kostuum heen, zal ik maar zeggen. En dat is nu een fleurige buurt, hip, waar iedereen graag ’s avonds een hapje gaat eten of een borrel gaat drinken. Daar is Iris mede de drijvende kracht achter geweest door onconventioneel
aan de slag te gaan. Maar met name door te blijven bonzen op de deur van de gemeente, en te zeggen: ‘Kom op, we gaan de schouders hier in de buurt eronder zetten, samen’. Ik heb samen met Mark Rutte haar geïnterviewd en dat heeft mij echt geïnspireerd. Zij heeft een eetcafé, geen wereldconcern, maar een ongelooflijke drive.” Zij is erin geslaagd om haar ondernemersbelang te verbinden met het maatschappelijk belang? “Ja, en dat is wat ik wethouders voorhoud: als je dat los krijgt bij ondernemers, als je die zaken aan elkaar weet te koppelen, dan zet je een stap. En dat lukt je alleen als je naar ze toe gaat. Zoek ze op, ga met ze in gesprek. Vertel ze waar je mee zit. Vraag gewoon: ‘Jongens hoe kunnen wij elkaar hier helpen?’. Dan gaat er een andere dynamiek ontstaan. Ik heb de indruk dat politici en bestuurders geen actueel beeld hebben van ondernemers, eerder nog klassiek.” Hij wijst naar een foto op zijn kantoor: “Dat zijn mijn vader en grootvader. Heren in kostuum met sigaar. De moderne ondernemer is gewoon een heel ander type, bereid ook om maatschappelijk verantwoordelijkheid te nemen. Misschien moeten ondernemers er meer aan doen om dat voor het voetlicht te brengen, ik ben zeker van plan om daaraan met ONL een bijdrage te leveren. Het zou ook goed zijn als bestuurders en politici worden gekoppeld aan ondernemers, dat is voor beiden goed. Ik benijd al die wethouders en Kamerleden niet hoor. Je doet het niet snel goed; als je iets beslist wat voor de een goed is, kan dat voor de ander juist minder uitpakken. Ik weet niet of ik dat zou kunnen. Maar ik denk dat het kan helpen als ondernemers daar ook meer inzicht in krijgen, dan volgt het begrip vanzelf.”
7
I tem niet. Je moet er precies tussenin zitten. Die kunst verstonden we wel”, aldus Reymond. En tóch ging het mis. Toen er een prachtige nostalgische rupsbaan werd aangeschaft kon de zweefmolen, waarmee die investering moest worden terug verdiend, wegens veranderde regelgeving niet worden ingezet, terwijl er veel boekingen waren voor deze bijzondere zweefmolen uit 1946. “Nu voldoet de zweefmolen aan alle mogelijke eisen, maar toen stonden we machteloos”. En zo waren er nog wat tegenvallers.” Margot moest Reymond ervan overtuigen dat ingrijpen noodzakelijk was, vooral omdat zonen Bo en
Carla de Graaff, teamleider Sociale Zaken van de gemeente Renkum: “Onze consulent constateerde meteen veel enthousiasme, creativiteit en doorzettingsvermogen bij Margot en Reymond. Dan is onze volgende stap dat we het IMK inschakelen om te toetsen of er, met coaching en eventuele financiële ondersteuning, sprake is van een levensvatbaar bedrijf. Voor een lening aankloppen bij private banken haalt in deze tijd weinig uit voor dergelijke bedrijven, zo weet Joost den Ouden, Ondernemersadviseur bij het IMK. Joost hield de plannen van Circus Remundo tegen het licht. “Zeker voor zoiets als (alternatieve) circussen en kermissen,
voor kwamen onder andere in de plaats een rijdend theater, een mobiele bioscoop, een zweefmolen uit 1946 en een rupsbaan uit 1932. Joost: “Onderscheidende, kleinschalige attracties, die een nostalgisch en positief gevoel oproepen bij jong en oud.” En, vult Reymond aan: betaalbare attracties. “Ik heb liever dat kinderen er zes keer in kunnen , dan vier keer en probeer de ritprijs daarom laag te houden. Bovendien blijkt in de praktijk dat niet alleen het rendement zo hoger is, het levert vooral ook meer blije gezichten op. En dat laatste is één van de belangrijkste drijfveren voor ons.” De doelgroepen waarop Circus Remundo
genomineerden De IMK-award is een prijs voor passie voor ondernemerschap, toekomstgerichtheid, flexibiliteit en succesvol ondernemerschap in de regio. Naast Circus Remundo waren er nominaties voor: Sebra Cutting Edge Technologie (shorttrack accessoires, Voorburg), Flower Ladyz (bloemisterij, Heerenveen), Mister Kool’s (schoonmaakbedrijf/duurzame reiniging, Wanssum) en Z.E.B. Logistiek (distributie van pakketten, Kloetinghe).
IMK-award voor Bij het circus! Het is een kinderdroom die niet veel mensen waar maken. Reymond Verhoef en zijn werk- en levenspartner Margot Tebes deden het gewoon. Samen met de Gemeente Renkum en het IMK, die de helpende hand toestaken toen de crisis toesloeg. Voor de ondernemende wijze waarop hun Circus Remundo zich herpakte, ontvingen Reymond en Margot onlangs de IMK-Award.
H
ij is net terug van een klusje, meldt Verhoef tijdens de uitreiking van de Award. “Ik heb een Spiegeltent naar Cannes gebracht.” Het staat symbool voor de bedrijfsvoering Circus Remundo-nieuwe-stijl: als het in de gure wintertijd minder hectisch is in de evenementenbranche, op een creatieve manier toch je boterham verdienen door de bedrijfsvrachtwagen in te zetten voor transportdiensten!
8
Zijdeur opende deuren Als klein jongetje verdiende Reymond al een zakcentje bij de in Oosterbeek bekende kermisexploitant Martin Meijer. Toen hij op 16-jarige leeftijd de schoolbanken mocht verlaten (“eindelijk!”) ‘vluchtte’ hij de dag erop de wereld van circus en kermis in. Hij bleef er tot op de dag van vandaag, op een incidenteel ‘gewoon’ baantje na zo nu en dan. De motivatie om ooit voor
zichzelf te beginnen formuleert de Oosterbeker met een directheid die de branche kenmerkt: “De baas reed rond in een grote Mercedes, ik op een oude fiets. ‘Dan kan ik beter mezelf proberen rijk te maken’, dacht ik.” En zo werd Circus Remundo in 2009 geboren. Margot Tebes, die Reymond kende vanuit haar toenmalige baan als evenementenorganisator, kwam er in 2010 bij. Ondernemend was het stel toen al. Ze haalden topartiesten uit de variété-wereld over om in Remundo’s eenvoudige circustent te komen optreden op recette basis . Ook over hoe hun Spookhuis zoveel mogelijk bezoekers kon trekken was goed nagedacht: “Als het te eng is komen bezoekers niet meer terug, als ze te weinig schrikken ook
Oscar (inmiddels respectievelijk 9 en 2 jaar) er ook zijn. Margot: “Kermis- en circusmensen zijn een trots volkje hoor. Werkweken van 70 uur zijn normaal, het aantal faillissementen is nihil. ‘We regelen het samen zelf wel’, is het credo in de branche. Het kostte me nogal wat overredingskracht om Reymond over zijn eigen schaduw heen te laten stappen.” Reymond: “Ik had me mijn hele leven voorgenomen nooit die zijdeur van het gemeentehuis in te gaan en moest echt wel even slikken toen het zover was..” Toch is ook Reymond nu heel blij dat hij z’n trots overwon. Door die zijdeur te pakken, gingen er nieuwe deuren open.
Klankbord en sparringpartner Het strijdlustige ondernemers(echt)paar werd door de Kamer van Koophandel en de Stichting Ondernemersklankbord geadviseerd om een Bbz-aanvraag in te dienen bij de Gemeente Renkum.
waar je te maken hebt met geen goede branchegegevens en er sprake is van seizoensafhankelijkheid. En kermisattracties of circustenten als onderpand zien banken eerder als last dan als lust…” Maar evenals de mensen bij de gemeente zag ook Joost veel positiefs in de plannen van Reymond en Margot, al waren er dingen die beter konden. “Zo was de financiële planning matig en wilde Reymond nog wel eens teveel zijn gevoel volgen. Maar essentieel was dat hij open stond voor onze adviezen en – ook heel belangrijk – in Margot een partner heeft die vanwege haar achtergrond over een goed organisatietalent beschikt. Het is een sterk duo, ze kunnen taken verdelen: Reymond de doener en bouwer, Margot de regelaar.” In onderling overleg werd besloten dat het roer ook strategisch om moest. Het bedrijf was onderscheidend, maar de oriëntatie moest breder. Het spookhuis werd van de hand gedaan en daar-
zich richt zijn eveneens uitgebreid. Zo behoren, naast de festivals waar men zich als vanouds nog steeds op richt, nu ook bedrijfs- en buurtfeesten tot de potentiële clientèle. Reymond: “En we hebben ook opgetreden voor gehandicapten en bejaarden. Over blije gezichten gesproken! De magie die je iedere keer weer voelt als er, na een dag stressvol opbouwen, gelach en applaus opklinkt uit een volle tent: op die momenten zou je het eigenlijk wel voor niks willen doen. Maar ik denk dat Carla en Joost het daarmee niet eens zijn… Ik ben blij dat zij er waren en zijn. Ik weet uit ervaring dat er gemeenten zijn die zich minder laagdrempelig en positief opstellen in dit soort gevallen. En dat Joost er als het nodig is voor me staat als klankbord en sparringpartner (nee: ‘grote broer’): prima. We zien de toekomst met vertrouwen tegemoet. Met deze award al helemaal!”
9
I nteractie
Arbeidsmarkt
en ondernemerschap in
utrecht
De gemeente Utrecht heeft acht ambities benoemd voor de ‘Economische Agenda 2018’ en drie daarvan hebben een duidelijke verbinding met ondernemerschap: werken in de wijk, kenniseconomie en goede dienstverlening aan ondernemers. Een tweegesprek onder leiding van Han Dieperink met wethouders Mirjam de Rijk (GroenLinks, o.a. portefeuille Economische Zaken) en Hans Spigt (PvdA, o.a. portefeuille Werk & Inkomen) die bestaande ondernemers goed willen faciliteren: “Dat is voor de werkgelegenheid in de stad en de vitaliteit van de stad minstens zo belangrijk als het binnenhalen van nieuwe ondernemers.”
U
trecht telt 22.000 ondernemingen; in 2012 startten 4.226 nieuwe bedrijven in de Domstad, maar stopten er ook bijna 2.500. De Rijk: “De Utrechtse arbeidsmarkt zit heel interessant in elkaar, want we hebben eigenlijk meer banen dan werkenden in Utrecht. Ik moet dit even heel precies zeggen: wij hebben genoeg laagopgeleide banen voor onze laagopgeleiden. Eigenlijk zelfs een surplus. Maar we hebben ook heel veel studenten en hoogopgeleiden en die krijgen veelal de laagopgeleide banen, waardoor de laagopgeleiden werkloos zijn. Korte termijn beleid zou zijn om voor hen banen te gaan zoeken. Of bedrijven op te gaan acquireren. Maar dan haal je jezelf naar beneden als kennisstad waarvoor je hier de banen wilt hebben.”
10
“Als het gaat over ondernemerschap, dan kun je natuurlijk aan ondernemerschap aan de onderkant denken, maar misschien is het slimmer om aan ondernemerschap aan de bovenkant te denken, of liever nog: in het middensegment. Waardoor die studenten niet meer in de horeca gaan werken en in de horeca gewoon weer laagopgeleiden komen”, aldus De Rijk. Ze vertelt dat een tweede aspect van de lokale arbeidsmarkt is, de spreiding over diverse sectoren. “Natuurlijk, de zakelijke dienstverlening is groot, maar heel veel sectoren hebben hier een redelijke omvang. We vormen echt een netwerkeconomie. Als je ziet waar ondernemerschap gegroeid is de afgelopen jaren, dan is dat ook behoorlijk verspreid over de verschillende sectoren. Van horeca
tot vervoer tot adviesdiensten. Heel gevarieerd”, stelt De Rijk. “Toch is Nederland een land van werknemerschap en niet zozeer van ondernemerschap”, vindt collegawethouder Hans Spigt. Hij verwijst naar de industriële revolutie, de gildes, het meester/gezel model. “Eigenlijk zie je in heel die geschiedenis, waar het gaat om arbeid, dat er altijd een opdrachtgever/ opdrachtnemer relatie is geweest. Dat is werkgever/werknemer relatie geworden, maar het heeft altijd in dat soort verhoudingen gestaan. Je ziet dat die verhoudingen op de arbeidsmarkt gaan verschuiven en dat gebeurt onder druk van kostenreductie. Daarnaast heeft de individualisering op de arbeidsmarkt zijn intrede gedaan. Mensen willen ook veel meer zelf verantwoordelijkheid
hebben over niet alleen hun dagindeling, maar ook wat ze willen verdienen en hoe ze dat willen verdienen. Op welke manier ze hun leven willen inrichten. Een leven waar werk een onderdeel van is”, aldus Spigt. Hij vervolgt: “De grootste verandering op de arbeidsmarkt zal zijn het schuiven tussen werknemerschap en ondernemerschap of laat ik zeggen: zelfstandig zijn. En de grote discussie daarbij is: hoe kunnen we dat in de sociale zekerheid gelijk trekken? Hoe zit het dan met de risico’s? Want op het moment dat jij als werknemer nog steeds jouw risico’s beter kan verzekeren dan wanneer jij zelfstandig bent, ja dan moet er dus iets veranderen. En als jij als zelfstandige naar de bank gaat en die zegt: ‘Ga eerst twee jaar verdienen,
dan kunnen we kijken wat het wordt’ en anders krijg je überhaupt geen lening, dan heb je wel een probleem.”
Arbeidsmarkt en flexibiliteit “De hele constructie hoe mensen hun werk gaan financieren - en eigenlijk hun omgeving daaromheen - dat wordt een uitermate interessant fenomeen. En als de banken niet helpen, dan komen er andere financieringsmogelijkheden, dan komen er coöperaties, dan gaan mensen buiten de banken om zaken organiseren”, vervolgt Spigt. “Kijk naar de Turkse gemeenschap: die financieren het allemaal zelf. Chinezen ook. Wij hebben geen enkele invloed op de Chinese economie in Nederland. Helemaal niet. Ze stallen hun geld niet bij onze banken. Het feit dat de Akbank
zich ook in Nederland heeft gevestigd, heeft een directe relatie met de Turkse gemeenschap in Nederland. Dat veel financiën van deze gemeenschap via de Akbank lopen en niet via Nederlandse banken, moet ons te denken geven. We lopen zo ontzettend achter, het is al 5 over 12. Onze economie moet echt snel kantelen. Wij zijn in dit land nog niet zo ingesteld op flexibiliteit op de arbeidsmarkt. En die flexibiliteit gaat nu steeds meer ontstaan en daardoor ontstaan andere problemen, want lange-termijn financiering bestaat niet meer, terwijl ons hele sociale zekerheidspakket op lange termijn is georganiseerd. Het grijpt allemaal in elkaar: het financiële systeem, de arbeidsmarktontwikkeling, de zorgkosten. De decentralisaties die er nu aankomen (Participatiewet,
11
I nterview Meedoen naar vermogen en Zorg voor jeugd) zijn van groot belang om dat voor elkaar te krijgen.” De overlevingskans van ondernemers in Nederland is slechter dan elders in Europa en binnen grote steden is het over het algemeen slechter dan het gemiddelde, met uitzondering van Utrecht. Hier wordt ondernemerschap ook een bepaalde rol gegeven, bijvoorbeeld in de wijk. De Rijk: “Het heeft waarschijnlijk met veel factoren te maken, waaronder met die netwerkeconomie die wij zijn. En hopelijk ook met ons beleid: door goed zicht te hebben op waar behoefte aan is in buurten en wijken en dat (waar het kan) te helpen realiseren. Natuurlijk zijn lang niet alle ondernemers ‘geworteld’ in een bepaalde buurt. Maar vaak is het zowel goed voor de ondernemer als voor de buurt als ze iets met elkaar
hebben: dat leidt tot klantenbinding en sociale cohesie. Een leuk voorbeeld is dat van een zzp-vereniging in de Dichterswijk/Rivierenwijk. Die constateerden dat ze overwegend ‘witte boorden ondernemers’ waren en die hebben toen bewust contact gezocht met ‘blauwe boorden ondernemers’ om een netwerk te bouwen, waarin ze elkaar konden helpen. Want de advocaat heeft wel eens een loodgieter nodig en de
12
loodgieter wel eens een advocaat.” Spigt voegt eraan toe: “Wat ik interessant vind: in Turkse en Marokkaanse kringen worden onderneminkjes opgezet, vaak in de sfeer van handel en ambachten. Dat is een terrein waar de Nederlandse ondernemer zich al teruggetrokken heeft: groenteboer, slager, stoppage/naaiatelier. Je ziet dat die ambachten uiteindelijk bij een heel andere groep terugkomen. Daar zit ondernemerszin. Wij doen boodschappen bij een Turkse supermarkt. Kwaliteit prima, dienstverlening idem. Ze werken daar ook met de hele familie in. Je ziet dat het ondernemerschap bij die mensen eigenlijk veel meer is ontwikkeld dan het werknemerschap. Ik hoor veel allochtonen zeggen: ‘De arbeidsmarkt laat ons niet toe’. Sommigen kiezen daarom voor een andere weg en worden ondernemer. Ze beginnen een handel
en vervolgens zie je dat die handel zich uitbreidt en zij zich ontwikkelen tot een economische factor van betekenis. En dan zeg ik: kijk, daar gebeurt iets.” De rol van de overheid, is die vooral ruimte creëren, is het vooral stimuleren? Hoe ver gaat dat creëren van dat ondernemerschap in de wijk? De Rijk: “Er zijn grote verschillen in de wijken als je kijkt naar de aard van het
ondernemerschap. In onze wijkvisies benoemen we dat ook zo. Leidsche Rijn vraagt van ons als gemeente een andere benadering dan Kanaleneiland, of het centrum. En Kanaleneiland lijkt een beetje op Overvecht, maar het heeft ook wel weer een heel ander industriegebied dan Overvecht. Onze rol is die van regisseur, het bij elkaar brengen van partijen die daar een belang bij hebben en daar ideeën over hebben.” “We hebben een soort van marktplaats gecreëerd, Plexat, waar aanbieders van ruimte en vragers naar ruimte zich kunnen melden. Ook zorgen we dat er een ondernemersvereniging komt, of een vereniging van zzp’ers. We helpen met de start, met de opbouw, maar ze moeten het zelf trekken. Daarnaast doen we aan winkelstraatmanagement. Je zou denken dat de winkeliers dat
investeert men geld in bijvoorbeeld gezamenlijke marketing, of gezamenlijke veiligheid of gezamenlijke openbare ruimte.” “Bij voorstellen die op ons afkomen vragen wij ons altijd af: is dit een taak voor ons als gemeentelijke overheid of niet? Veel voorstellen zijn er op gericht om iets op gang te helpen, maar dan wel vanuit de gedachte dat het zich na twee jaar zelf kan bedruipen. Daar staan wij heel bewust in. Met de komst van de Ondernemerspleinen willen we onze diensten integreren met die van de oude Kamer van Koophandel.”
Ambachten en vakmanschap Spigt vertelt over een recente ervaring. “Ik had een gat in mijn pak, dus ik op zoek naar een adres voor stoppage. Niet meer te vinden, ja, nog één bedrijf in Tilburg. Dat is een mevrouw die dat
Hans Spigt:
Mirjam de Rijk:
“We zijn in dit land nog niet zo ingesteld op flexibiliteit op de arbeidsmarkt”
“Ondernemerschap is één van de wegen naar werkgelegenheid”
ook zelf kunnen, maar in de praktijk blijkt dit er zonder hulp van de overheid meestal niet van te komen. Verder organiseren we bijeenkomsten van ondernemersverenigingen, al dan niet via het Platform Ondernemend Utrecht. Ook hebben we het Ondernemersfonds mogelijk gemaakt. Dat blijkt een heel belangrijke prikkel te zijn om de organisatiegraad van ondernemers te verhogen. Met het geld uit dit fonds
werk van haar moeder heeft geleerd en klanten heeft uit het hele land. Kijk, en over dat soort dingen gaat het natuurlijk wel. Want stoppage is gewoon een ambacht, een gat in een pak repareren is iets dat je moet kunnen. In die sfeer van ambachten zie je dat er veel verdwijnt. De overheid heeft daaraan bijgedragen door het opheffen van het Hoofdbedrijfschap ambachten. Stom! De dreiging is dat verdwijnt wat ook maar
enigszins aan vakmanschap gerelateerd is. En wat leiden we op? Veel jongeren die communicatie en media, en art en design studeren. Welke kant gaat het op, hoeveel cameramensen zijn er nodig? Dus het gaat over de structuur van de arbeidsmarkt en niet zozeer over dat ik als overheid in staat ben om dingen overeind te houden. Want daartoe ben ik niet in staat.” De Rijk: “Ondernemerschap is één van de wegen naar werkgelegenheid. En dat gaat onder meer over het opwekken van een soort latente vraag naar diensten of producten. Wat is dan je rol als overheid om te zorgen dat daar ook ondernemingen op gaan ontstaan? Bekend is natuurlijk dat het soms helpt om voor ruimtes te zorgen. Dat is inmiddels geen probleem meer, er zijn ruimtes zat, daar zit ook heel veel ondernemerschap omheen, dus daar
om nog iets te doen is het makkelijker maken van het starten met een onderneming vanuit een uitkering. We kijken of we de criteria iets kunnen oprekken. Niet teveel want dan zou het wellicht mensen aantrekken die ondernemerschap niet in zich hebben.” Spigt: “Niet iedereen is geschikt om ondernemer te zijn. Daar heb je toch echt een aantal eigenschappen voor nodig. Ik zie ook de andere kant, mensen die zeggen: ‘Ik ben werkloos geraakt, nu moet jij me helpen’. Dan vraag ik: wil je zelf iets ontwikkelen? Want je zult uiteindelijk zelf in beweging moeten komen. Zonder dat zijn wij als gemeente niet in staat jouw positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. En iemand die denkt dat hij de werkloosheid kan ontlopen doordat hij zzp’er wordt, die vergist
hoeven we nu als overheid niet zoveel aan te doen. Wat wel heel erg helpt: de Utrechtse Ondernemers Academie. Dat zijn gevestigde ondernemers die beginnende ondernemers helpen. Daar verstrekken we met liefde subsidie, want het werkt. Die ondernemers stoppen er zelf heel veel tijd in en dat werkt beter dan wanneer wij zelf opleidingen en cursussen gaan geven. Een ander terrein waar we ons wel geroepen voelen
zich behoorlijk als hij niet heeft nagedacht over wat hij wil en wat hij kan. Of hij wel in staat is om z’n administratie en acquisitie goed te organiseren. Of hij wel voldoende geld en middelen heeft om te investeren. Het is niet zo dat wij als overheid zeggen: ‘Joh je kan gewoon investeren want dat betalen wij wel voor je’. Zo werkt het niet.”
13
I nterview Mei Li Vos was in 2005 medeoprichter/ voorzitter van het Alternatief voor Vakbond (AVV), “voor freelancers en flexwerkers, omdat ik zag dat deze zelfstandigen in Nederland niet gehoord werden en hun aantal toenam. Maar de vakbonden en ook VNO NCW hadden er totaal geen aandacht voor.” Acht jaar na dato springt Vos als Tweede Kamerlid voor de PvdA dagelijks op de bres voor zelfstandig werkenden. Recent nog stelde ze aan de ministers Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Kamp (Economische Zaken) vragen over de bekendheid en toepassing van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) voor zzp’ers.
M
ei Li Vos komt uit een ondernemersfamilie. “We zijn met z’n zessen, ik heb vijf broers, waarvan drie altijd voor een baan in loondienst hebben gekozen en drie voor het ondernemerschap. Mijn ouders waren zzp’ers van het eerste uur. Ze waren allebei echt zelfstandige, hadden geen personeel. Dat was af en toe een goed inkomen en af en toe brandnetelstamppot uit de tuin eten. Ik heb gezien dat je ook in bittere armoede nog wel overeind blijft staan. Maar we hebben het af en toe wel heel zwaar gehad.”
‘Mevrouw zzp’ Vos was van 2007-2010 lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, vervolgens twee jaar zelfstandig ondernemer (“Ik heb veel geschreven en veel lesgegeven, eigenlijk deed ik als zelfstandige wat ik daarvoor in loondienst deed aan de universiteit”), om in 2012 terug te keren in de Tweede Kamer. Daar staat ze bekend als ‘Mevrouw zzp’. Vos constateert met enige tevredenheid dat er tegenwoordig geen dag meer voorbij gaat of zzp’ers worden benoemd in het debat. “Eindelijk! Daarom ben ik ook de politiek in gegaan, want ik wilde die zelfstandigen op de kaart krijgen. Dat is in zekere zin gelukt. Maar ik merk nu dat ze bij heel veel regelingen tussen wal en schip vallen omdat de dienstdoende ambtenaar niet begrijpt wat zelfstandig ondernemerschap is, of waar hij dat in moet plaatsen. En dat heeft weer te maken met het feit dat er geen sluitende juridische definitie is. Er zijn twee soorten zelfstandigen: de zelfstandig ondernemer die echt voor eigen risico onderneemt en zelfstandig werkenden, zoals ik eerder, die vaak werk doen wat ze daarvoor in loondienst deden.” Bij elkaar praten we over 1,1 miljoen zelfstandigen. Electoraal een interessante doelgroep. Is het niet aan de politiek om te zeggen: ‘Wij definiëren die groep zo, dit is hun belang en daar gaan we wat voor doen’? “Dat heb ik dus geprobeerd. Maar dat bleek dus heel lastig. Je kunt je in heel veel juridische vormen als zelfstandige
Mei Li Vos (‘Mevrouw zzp’)
14
vestigen. Maar het is wel zaak om daar meer lijn in te brengen, omdat in de wetgeving velen net te vaak tussen wal en schip vallen. Je zou kunnen zeggen: je hebt zelfstandig werkenden en zelfstandig ondernemers. Zelfstandig ondernemers kunnen zich vestigen in een BV of in een vennootschap onder firma of in een maatschap, bijvoorbeeld. En die zelfstandig werkenden zijn ondernemer voor de ib (inkomstenbelasting). Dan heb je al veel meer handvatten volgens mij om dingen te doen.” “Maar goed, dat is een idee waarover ik nog aan het stoeien ben, want wat betekent dat dan? Kunnen die ondernemers voor de ib dan ook van de zelfstandigenaftrek gebruik maken? Die is om je arbeidsongeschiktheidsverzekering te kopen. Dat lukt heel veel mensen niet. Moeten wij dan niet gewoon weer die arbeidsongeschiktheidsverzekering collectief regelen? Zo liggen er vele vragen.”
bedrijven binnen VNO NCW domineren nu het debat en dat zie je ook aan het Sociaal Akkoord. Daar zit minder in voor mkb’ers of zzp’ers. Daar zie je de grote hand van de grote bedrijven. Hans Biesheuvel moet zich volgens mij vastbijten in een paar grote problemen voor de kleine ondernemer. Eén daarvan is het aannemen van personeel. Kleine ondernemers noemen zelf vaak administratieve lasten en vergunningstelsels. Zaken die zij vervelend vinden en waarvan MKB Nederland altijd roept ze zullen op te lossen, maar dat doen ze dus niet.”
Je hebt ooit gezegd: ‘De vakbonden zijn eigenlijk geen vertegenwoordiger meer van de werkenden, maar van de ouderen en niet-werkenden’. Diezelfde discussie speelt nu natuurlijk rond ondernemers. Hans Biesheuvel heeft met de oprichting van ONL een knuppel in het hoenderhok van MKB Nederland geworpen…
“Ik denk niet dat je er al te veel van moet verwachten. Het proces van subsidieverstrekking maakt nu eenmaal dat het voor nieuwkomers lastig is om er tussen te komen.Je moet een organisatie zijn die zelf kan bijpassen. Het is heel lastig om als nieuw zelfstandigen clubje, zonder dat je je voetje al in de polder hebt, daar tussen te komen. In het algemeen denk ik dat je met tijdelijke plannen geen duurzame oplossingen voor het tekort aan werk creëert. Dat vergt
“MKB Nederland zit natuurlijk onder de vlag van VNO NCW en dat lijkt niet altijd logisch voor kleine bedrijven. De belangen van een klein aantal supergrote
In het verlengde van het Sociaal Akkoord heeft minister Asscher opgeroepen om met sectorplannen te komen. Dan gaat het dus ook over de vernieuwing van de arbeidsmarkt. Jij zegt dat je ondernemerschap moet zien in het licht van de flexibilisering en vernieuwing van de arbeidsmarkt. Er is 600 miljoen beschikbaar om dat te doen en daar hoort zelfstandigheid in thuis. Verwacht je dat die sectorplannen dat onderwerp ook aanraken?
op de bres voor zelfstandig werkenden 15
I nterview
veel meer dan een paar projecten. Die kunnen best nuttig zijn voor het opdoen van nieuwe ervaringen, maar dan is het weer de vraag of dat anders ook niet was gebeurd. ” Je hebt gezegd: ‘Eén van de dingen die we in de samenleving niet voor elkaar hebben is dat de samenleving niet is ingericht op zelfstandigen. We leven nog in de samenleving die in de jaren ‘50 is bedacht’. Grote tankers zijn moeilijk te wenden, maar het moet gebeuren. Wat is jouw visie daarop? “Er zijn nog steeds mensen die zich niet realiseren hoe belangrijk zelfstandigen zijn voor onze arbeidseconomie. Maar we zijn ‘m aan het wenden en hij wendt ook vanzelf. We houden elkaar in de politiek natuurlijk allemaal wel een beetje vast. Want de VVD wil die kant op, de PvdA wil die kant op en de drie nieuwe oppositiepartners, die willen ook een andere kant op. Dat is ook wel de essentie van de Nederlandse democratie. Maar ik ben absoluut hoopvol gestemd over het besef. Elke politieke partij heeft inmiddels een woordvoerder op zelfstandig ondernemerschap, ik zie ook steeds meer Kamervragen. Alleen de grote hervormingsslagen…. Er staat op zich voldoende in het Regeerakkoord en ook in het Sociaal Akkoord, maar er kan nog een tandje bij, het kan nog een tempo sneller. Er is nu wel een begin gemaakt, voor het eerst, sinds 50 jaar. Ik ben er in 2005 mee begonnen, in 2007 kwam ik in de Kamer en pas nu, zes jaar na dato, komt er wat beweging.”
Onbewust ondernemerschap Zo’n vijf tot tien procent van de zelfstandigen is dat tegen wil en dank, stelt Mei Li Vos. “Dat zijn mensen die liever in loondienst waren gebleven, maar zijn ontslagen. En ik zie ook wel heel veel onbewust ondernemerschap. Mensen die zich een beetje naïef vestigen, maar niet echt een goed beeld hebben van
16
wat het betekent om ondernemer te zijn. Vroeger moest je een middenstandsdiploma hebben. Daarin zaten wel een aantal barrières waardoor je je meer bewust was van zelfstandig ondernemerschap dan nu. Het plan van onder meer FNV Zelfstandigen is, dat
is. En dan krijgen ze van de fiscus een briefje: ‘U bent geen zelfstandige meer’. Belachelijk! Ik denk dat het niet eens zo slecht is om te stoppen met de startersaftrek. De drempel is al erg laag, je krijgt al zelfstandigenaftrek. Als je een aftrek nodig hebt om te starten dan ben
“Zelfstandigen vallen nu bij veel weten regelgeving tussen wal en schip”
je misschien niet zo’n goeie ondernemer, denk ik.” “Eén van de dingen waar wij tegenaan lopen, is dat regels worden bepaald en uitgevoerd door mensen die zelf allesbehalve zelfstandige zijn. Het zou heel erg helpen als ondernemers met ervaring starters kunnen begeleiden. Ik zou graag willen dat bij Economische Zaken een flink aantal ambtenaren die daarover gaan eerst eens drie jaar als zelfstandige werken en dan in hun functie terugkomen en met ondernemers aan het werk gaan. Ook voor gemeenteambtenaren zou dat verhelderend kunnen werken: wordt eens een jaartje zzp’er. Gewoon je eigen acquisitie doen, facturen schrijven, btw afdragen, je boekhouding doen. Je ver-
diepen in wat je allemaal moet doen om iemand in dienst te nemen. Ook hier in de Kamer zijn weinig mensen die zelf een bedrijf hebben gehad. Ik zeg vaak tegen mijn collega-politici: ‘De kans dat jij zzp’er wordt na je verblijf hier is 90 procent.”
moeten we er een aparte categorie van maken. Bij dat evenwicht zouden heel veel van die schijndiscussies niet gevoerd hoeven worden.”
Verander de mindset en zie ondernemerschap als een heel waardevol instrument om maatschappelijke doelstellingen te bereiken.
“Ik wil heel graag dat de zelfstandige een gelande plek, met bepaalde zekerheden, krijgt in de economie en arbeidsmarkt. Dus voor de komende jaren, tot 2017 als er nieuwe verkiezingen zijn, is mijn ambitie om mijn Kamerlidmaatschap voor dit onderwerp zo nuttig en effectief mogelijk in te vullen. En daarna zie ik wel. Ik heb eigenlijk nooit verder dan een jaar vooruitgedacht, dus ik vind drie jaar vooruit denken al heel veel.”
“Die mindset is er denk ik wel, maar het wordt altijd weer een financiële discussie. Er moet een evenwicht komen waarin een zelfstandig ondernemer echt een ondernemer is en een zelfstandig werker een zelfstandig werker met een plek op de arbeidsmarkt. Misschien
Wat zijn jouw politieke ambities voor de komende periode?
mensen die voor zichzelf willen beginnen bij de Kamer van Koophandel een goed gesprek hebben onder vier ogen. Gewoon, een goed gesprek. Niet alles digitaal proberen te doen. De echte schijnzelfstandigen pluk je er zo tussenuit. Bijvoorbeeld Roemeense hoertjes die door hun pooier worden gebracht en zich zelfstandig inschrijven. Dus zo’n gesprek, voor meer bewust ondernemerschap, vind ik een goed idee.” Nederland heeft één van de minst gunstige overlevingsklimaten voor ondernemers. Dat ligt niet aan het opleidingsniveau integendeel. We hebben ook een heel ondernemende cultuur, want er zijn veel starters. Maar we hebben ook de meeste afvallers in Europa. Wat zou de overheid daarin kunnen betekenen? “Ik zie vaak dubbel beleid. Aan de ene kant hebben we heel veel werklozen gestimuleerd om als zelfstandige aan de bak te gaan. En uiteindelijk werden ze keihard aangepakt als ze een foutje in de aangifte hadden gedaan. Laatst weer bij verpleegkundigen. Die worden ook de zelfstandigheid ingejaagd, omdat het werk niet meer in loondienst te doen
17
I ntroductie
Team Zelfstandigen
Nieuw beleid
Team Zelfstandigen Den Bosch Harry Hoogland (rechts op de foto) is sinds twee jaar teammanager van het Team Zelfstandigen van de gemeente ’s-Hertogenbosch, Toine van de Ven sinds anderhalf jaar beleidsadviseur. Samen met vier casemanagers en twee administratief georiënteerde collega’s behandelen ze deze jaargang circa 250 aanvragen in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Dat zijn er meer dan in andere jaren (“normaal zijn dat er zo’n 160”) en dat komt niet alleen door de crisis, maar ook door een actievere communicatie over het Bbz. Toine: “We hebben brieven gestuurd aan accountants en andere financiële dienstverleners, aan ondernemersverenigingen en andere partners in de stad.” Harry: “In de krant stond ook een interview met de wethouders van Sociale Zaken en Economische Zaken. Op dat artikel is goed gereageerd.”
DEN BOSCH
“Wij zijn blij als we een ondernemer kunnen helpen een bepaalde periode te overbruggen, waarna hij weer volledig zelf een inkomen kan genereren”, aldus Harry. Toine: “We willen de Wet werk en bijstand, waarvan het Bbz onderdeel is, waar mogelijk inzetten voor economisch beleid. Zelfstandig ondernemerschap biedt kansen. Nieuw beleid sinds dit jaar is ook dat we stimuleren dat je een paar uur per week kunt ondernemen in combinatie met een baan ernaast. Alles wat iemand zelf kan verdienen, vergroot de kans op uitstroom.”
Succes Toine vertelt over een dame die vanuit de bijstand met succes een bruisend cateringbedrijf is begonnen. “De gemeente maakt nu ook van haar diensten gebruik bij evenementen op locaties.” Een ander succes betreft een wielerfan die met gebruikmaking van het Bbz een fietskoeriersonderneming is begonnen in de regio Den Bosch. “Ik geloof dat hij nu tien, twaalf man in dienst heeft. Ik kwam er laatst onderweg nog eentje tegen in zo’n groene outfit.”
“Wij zijn het laatste vangnet”
18
Tendens Van die 250 aanvragen voor het Bbz wordt zo’n 25 procent gehonoreerd. “Dat ligt redelijk op het niveau van de landelijke norm”, zegt Toine. Hij geeft aan dat het bij die aanvragen veelal om kleinere bedrijfjes gaat, “sinds eind 2012 ook vooral zzp’ers.” “Toch meer de K van het MKB dan de M”, schetst Harry. “In verhouding kent onze arbeidsmarkt wat meer dienstverleners, maar ook de bouw heeft het moeilijk. De levensvatbaarheid is moeilijk te voorzien en er is veel concurrentie.”
Verwachtingsmanagement “Wij zijn het laatste vangnet”, zegt Harry. “Sommige mensen hebben de verwachting dat wanneer ze bij ons aankloppen ze automatisch geld krijgen, maar zo werkt het niet. Onze boodschap is tweeledig; 1: het kan, en 2: de toetsing is streng. Maar sommige horen alleen het eerste deel. Dat je mensen teleur moet stellen is inherent aan de regelgeving. Neem de voorliggende voorzieningen: ik had laatst een klachtgesprek met een zzp’er. Omdat hij nog een vermogen in de vorm van een levensverzekering had, kwam hij niet in aanmerking voor een uitkering. Dat is dan geen leuk gesprek.”
19
I nDetail
Psychotherapie
In deze artikelenreeks, bedoeld voor geïnteresseerden in de publieke sector, schetst IMK een beeld van de belangrijkste branches in het lokale kleinbedrijf. De lezer wordt meegenomen in de structuur van de branche en de laatste ontwikkelingen daarin met focus op die aspecten, die vanuit de publieke sector van belang zijn. Eerder werden de bouwnijverheid, detailhandel en horeca belicht. Deze keer betreft het de gezondheids- en welzijnszorg.
branche In detail De sector gezondheids- en welzijnszorg is een belangrijke sector in de Nederlandse economie. Er werken circa 1,3 miljoen mensen binnen deze sector, één achtste van de beroepsbevolking. Ruim 90 duizend personen zijn in de zorg actief als zelfstandige. De gezondheidszorg bestaat uit deelsectoren die veelal met de Engelstalige termen ‘care’ en ‘cure’ worden aangeduid. Care bestaat uit verpleging en verzorging, thuiszorg en gehandicaptenzorg. De ziekenhuizen, (para) medische vrije beroepen en geestelijke gezondheidszorg valt onder ‘cure’. De welzijnssector (voluit vaak Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening) bestaat onder meer uit jeugdzorg en kinderopvang. Demografische ontwikkelingen (bevolkingsgroei, vergrijzing en langere levensverwachting) zullen de komende jaren tot een nog grotere omvang van de sector leiden.
Ruim 100.000 vestigingen Het is dan ook niet gek dat binnen de sector steeds meer ondernemers actief zijn. Nederland telt ruim 100.000 vestigingen binnen de zorg- en welzijnssector. Vestigingen binnen de zorgsector bestaan enerzijds uit grotere instellingen zoals zieken-, verpleeg- en verzorgingshuizen, veelal gericht op kort en/of lang verblijf met meerdere werkzame personen. Anderzijds is er de ambulante zorg (zorg zonder verblijf), die geleverd wordt door (para)medische praktijken en thuiszorginstellingen. Deze vestigingen zijn veelal veel kleiner. Een groot aantal vestingen heeft slechts één werkzame persoon, de zogenaamde zzp’er. Kijken we naar de welzijnssector, dan zien we dat de zelfstandig ondernemers hier vooral actief zijn binnen de kinderopvang. Het aantal vestigingen is in de afgelopen 10 jaar meer dan
20
verdubbeld. De grootste stijging vond plaats binnen de maatschappelijke dienstverlening. Het aantal vestigingen groeide hier met maar liefst 160 procent.
Vraag blijft stijgen Het feit dat de zorgvraag blijft stijgen (een vergrijzende bevolking die langer leeft), leidt tot veel vragen rondom
de bekostiging. Lokale, regionale en nationale overheden moeten keuzes maken om de zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden. De sector is dus flink in beweging en zal dat ook blijven. Binnen de deelsectoren die hierna worden beschreven ligt de focus vooral op de groepen ondernemers binnen het kleinbedrijf.
Er mankeert veel aan de markt voor
fysiotherapie F
ysiotherapie betreft de zorg voor mensen met klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat. De fysiotherapeut stabiliseert, vermindert of herstelt de functiestoornis of de gevolgen daarvan door het toepassen van oefentherapie, massage, elektrotherapie, advisering en/of begeleiding. Nadat in 2006 de Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie is ingevoerd, is het aandeel patiënten dat via de huisarts de fysiotherapeut bezoekt gedaald. Steeds meer patiënten komen zonder verwijsbrief bij de fysiotherapeut. De beroepsorganisatie KNGF heeft zo’n 23.000 leden. Iets meer dan de helft hiervan, werkt in loondienst. Er zijn circa 4.650 fysiotherapiepraktijken in Nederland. Het aantal therapeuten is de afgelopen 10 jaar flink toegenomen. Zozeer, dat op veel plekken het aanbod groter is dan de vraag. Het is dan ook niet verrassend dat, ondanks de eerder genoemde demografische ontwikkelingen, fysiotherapeuten melden dat zij een terugloop zien in het aantal patiënten. Ook stellen zij dat patiënten noodzakelijke zorg uitstellen en/of uitwijken naar duurdere vormen van zorg die wel verzekerd zijn.
minister praat met NVVP
P
sychotherapie is een behandelmethode die wordt toegepast bij psychische klachten en problemen. De therapie bestaat uit gesprekken met een deskundige hulpverlener: de psychotherapeut. In de gesprekken bespreekt de cliënt met de psychotherapeut de klachten en problemen. Hier is sprake van de zogenoemde tweedelijnszorg: gevallen van wat ingewikkelder problemen die meestal ook meer tijd vergen. Psychotherapeuten zijn afgestudeerden in de klinische psychologie en psychiaters die ingeschreven staan in
het BIG-register. In Nederland is de titel psychotherapeut beschermd en mag alleen gevoerd worden indien men door de overheid als zodanig erkend wordt. Er zijn circa 1.000 vrijgevestigde psychotherapeuten in Nederland. Samen behandelen zij jaarlijks circa 30.000 patiënten. Ook binnen de GGZ-sector lijken de bezuinigingsmaatregelen grote gevolgen te hebben. Het plan is om zorg voortaan zo dicht mogelijk om de patiënt heen te organiseren en zo de stijging van de uitgaven in de GGZ aanzienlijk te verminderen. Nadat de eerste plannen bekend waren geworden, vreesde de Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten (NVVP) dat vrijge-
vestigde psychologen en psychotherapeuten per 1 januari 2014 geen gespecialiseerde GGZ meer zouden mogen aanbieden. Aanleiding hiervoor was o.a. een nieuw opgestelde norm over welke zorgaanbieder per 2014 in de nieuwe structuur geestelijke gezondheidszorg zou mogen bieden; de zogenaamde veldnorm over het hoofdbehandelaarschap binnen de gespecialiseerde GGZ. Momenteel zijn de minister en de NVVP nog druk in overleg over alternatieve bezuinigingsmaatregelen voor de gehele GGZ-sector. De NVVP houdt vast aan de afspraak uit een eerder Bestuurlijk Akkoord: de psychotherapeut, al dan niet vrijgevestigd, dient hoofdbehandelaar te kunnen zijn in de gespecialiseerde GGZ per 2014.
‘Alternatief’ vooral homeopathie en acupunctuur O Het perspectief voor de zelfstandig fysiotherapeut is te kwalificeren als matig. Naast het overaanbod, wordt dit veroorzaakt door bezuinigingen, wijzigingen in regelgeving, een daling van het aantal mensen die aanvullende verzekeringen hebben afgesloten en steeds lagere vergoedingen vanuit de contracten met grote verzekeraars. Veel fysiotherapeuten zijn dan ook teleurgesteld over de in 2005 ingezette marktwerking. Ze zijn van mening dat het onmogelijk is om eerlijk te onderhandelen met zorgverzekeraars en dat de bureaucratie alsmaar toeneemt. Eerder dit jaar concludeerde ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) al dat er veel mankeert aan de markt.
nder alternatieve geneeswijzen wordt verstaan: alle vormen van diagnostiek en therapie die niet aan de Nederlandse medische faculteiten of officieel erkende paramedische opleidingen worden gedoceerd. Andere benamingen zijn niet-officiële geneeswijzen, niet-universitaire geneeswijzen, additieve geneeskunde en complementaire geneeswijzen. Ook wordt wel gesproken over behandelwijzen in plaats van geneeswijzen. Ongeveer 6,6 procent van de Nederlanders bezoekt een alternatieve genezer, zoals een homeopaat, acupuncturist, natuurgeneeskundige, magnetiseur of paranormaal genezer. Wanneer bezoeken aan huisartsen die tevens alternatieve geneeswijzen toepassen worden meegerekend, stijgt dit percentage tot 11 procent. Vooral personen van middelbare leeftijd (45 tot 65 jaar)
bezoeken de alternatieve genezer, jongeren en 65-plussers doen dit minder vaak. Vrouwen gaan vaker dan mannen. Onderzoek uit 2009 wees uit dat 4,9 procent van de mannen en 8,2 procent van de vrouwen de alternatieve genezer bezocht. Uit een analyse van de Stichting Skepsis bleek eind 2011 dat de alternatieve genezer een uitstervend ras lijkt te zijn. Een vijfde van de praktiserend
genezers is 65-plusser, slechts 2,4 procent van hen is jonger dan veertig jaar. Geschat wordt dat er in Nederland zo’n 1.500 alternatieve artsen beroepsmatig actief zijn. Een derde van hen, houdt zich vooral bezig met homeopathie en acupunctuur. Zo’n 8 procent is antroposofisch (tand)arts en 8 procent noemt zich natuurarts. Het exacte aantal alternatieve genezers zonder enige beroepsopleiding of kwalificatie is onbekend.
21
I nDetail
gastcolumn
Thuiszorg zorgen om sanering T
huiszorg heeft in Nederland een lange traditie. Behalve verpleging en verzorging, bieden thuiszorgorganisaties ook diensten om mensen te helpen gezond te leven, zoals het uitlenen van hulpmiddelen, het geven van voedings- en dieetvoorlichting en het verzorgen van cursussen op het gebied van gezondheid en welzijn. Jaarlijks maken zo’n 630.000 mensen hier van gebruik. Gegevens van de KvK wijzen uit dat er bijna 12.000 ondernemingen actief zijn binnen de thuiszorg. Door de vergrijzing van de bevolking neemt de behoefte aan thuiszorg toe. Of iemand in aanmerking komt voor (vergoeding van) huishoudelijke verzorging wordt bepaald door de gemeente. Voor de meeste andere vormen van thuiszorg is een indicatie nodig van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Bedrijven die zich bezighouden met thuiszorg zijn sterk afhankelijk van het overheidsbeleid op dit gebied. Verpleging en verzorging thuis valt nu nog onder de AWBZ zorg. De huishoudelijke verzorging wordt nu nog georganiseerd door gemeenten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Op dit moment ligt er een nieuw wetsvoorstel Wmo 2015 ter advies bij de Raad van State. Tot het moment van aanbieding aan de Tweede Kamer is de definitieve versie van het wetsvoorstel niet openbaar. Uit Kamerdebatten eerder dit jaar is al wel duidelijk geworden dat hulpbehoevenden straks kunnen gaan kiezen voor een eigen zorgbudget. Dit zogenoemde persoonsgebonden
22
budget (pgb) bestaat nu ook al, maar is nu alleen verkrijgbaar voor mensen die minstens tien uur per week zorg nodig
hebben. Met een eigen zorgbudget kunnen de hulpbehoevenden zelf gaan kiezen hoe ze hun zorg inkopen, zoals informeel via de buren of via een zorginstelling naar keuze. Dit lijkt kansen te bieden voor ondernemers. Echter, omdat het nog maar de vraag is of er voldoende budget beschikbaar is, verwachten de organisaties van werkgevers en werknemers in de thuiszorg dat de nieuwe plannen tot een grote sanering in de thuiszorg zal gaan leiden. Het ligt immers voor de hand dat gemeenten de Wmo gaan versoberen.
K
inderopvang wordt onderverdeeld in formele (o.a. hele dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en ouderparticipatiecrèches) en informele opvang (betaalde oppas, familie). Alleen de formele opvang komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. De opvang is de afgelopen jaren sterk gegroeid evenals het gebruik
Kinderopvang krimpende
markt
ervan. Door de groei van de kinderopvang zijn de overheidsuitgaven aan kinderopvang te sterk opgelopen. Hierop wordt nu bezuinigd. In de gehele branche kinderopvang gaat ruim 4 miljard euro om. In 2013 maakten 660.000 kinderen uit 456.000 huishoudens in Nederland gebruik van kinderopvang. Volgens de Brancheorganisatie Kinderopvang zijn er in totaal circa 3.200 kinderopvangorganisaties die samen zorgen voor bijna 13.000 kinderopvanglocaties in Nederland. Er zijn circa 2.500 kinderopvangorganisaties die dagopvang en bso aanbieden. Het aantal gastouderbureaus bedraagt iets meer dan 700. Door wijzigingen in de vergoedingen en toeslagen, toenemende werkloos-
heid onder ouders en een daling van het aantal jonge gezinnen in sommige regio’s, is de vraag naar kinderopvang het afgelopen jaar zeer sterk afgenomen. Een groot probleem wat nu speelt is echter dat de kinderopvangbedrijven hun capaciteit minder snel terug kunnen brengen dan dat de markt krimpt. Hierdoor is een groot overaanbod van opvangplaatsen en zien veel ondernemers geen kans meer de hoge vaste lasten terug te verdienen. De abrupte omslag confronteert ondernemers die nog niet zo lang geleden vooral druk bezig waren met expansie, nu opeens moeten krimpen of zelfs sluiten. 2013 en 2014 zijn zware jaren die zich kenmerken door een groeiend aantal faillissementen.
Door Kees Verhoeven
Het starten van een eigen bedrijf is een sprong in het diepe. Nu meer dan ooit. Ondernemen staat voor doen, de schouders eronder zetten en doorpakken. De ondernemer onderneemt, maar wat zou de overheid moeten doen? Wat mij betreft moet de overheid niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. Ondernemers moeten van de overheid juist de ruimte en het vertrouwen krijgen om te doen waar ze goed in zijn: ondernemen.
De echte prijs van regeldruk In de praktijk blijkt dit lastiger. Er wordt al jaren gepraat over het terugdringen van regeldruk voor ondernemers, maar de resultaten blijven achterwege. Ook dit kabinet heeft zich weer tot doel gesteld om de regeldruk te verminderen, met een verlaging van €2,5 miljard in 2017. Bij dit soort berichten krap ik mij vaak even op het hoofd. €2,5 miljard minder regeldruk! Het klinkt als een goede doelstelling, maar wat betekent dit nou echt? Valt regeldruk wel in euro’s te vangen? In de Tweede Kamer heb ik opgeroepen tot een reality check: komt die papieren werkelijkheid wel overeen met wat de ondernemers in Nederland ervaren?
van een vrouw met een theewinkel, die het plan had opgevat om in de leegstaande huiskamer boven de winkel high teas te serveren. Thee schenken in een theewinkel, zo’n gek idee is dat niet. Uiteindelijk kostte het de onderneemster meer dan vier jaar van praten, verzoeken indienen en vragen stellen voordat ze verder kon met haar initiatief. Bij het horen van dit voorbeeld vraag ik mij af hoeveel soortgelijke ideeën in schoonheid gestorven zijn, alleen omdat de wirwar van regels een te groot obstakel bleek. Een faciliterende overheid? Die is hier nog ver te zoeken.
Regeldruk is namelijk meer dan de tijd die iemand kwijt is aan het invullen van formulieren. Regeldruk is ook de frustratie van voor de vijfde keer worden doorverbonden wanneer een ondernemer een simpele vraag probeert te stellen. Wanneer een café-eigenaar van de brandweerinspecteur een brandblusser hoog moet ophangen, terwijl de NVWA diezelfde kroegbaas sommeert hem lager op te hangen. Regeldruk gaat dus niet alleen om ‘verloren’ euro’s, maar ook om de beleving van ondernemers. Regels moeten begrijpelijk zijn. Ondernemers moeten weten waar ze aan toe zijn. Dat scheelt een hoop frustratie. Onderzoek van ACTAL (Adviescollege toetsing regeldruk) onderschrijft dit: ondernemers en bedrijven beoordelen wetten en regels een stuk positiever als zij begrijpen waarom die wetten en regels in het leven zijn geroepen. Kortom: als de overheid regeldruk alleen afmeet aan de administratieve lasten en de verloren tijd doet zij geen recht aan de praktijk. Daar komt nog eens bij dat de kosten van gemiste kansen helemaal niet gemeten of onderzocht worden. Ondernemers zijn creatief, maar de overheid beweegt niet altijd mee. Ik kwam laatst een voorbeeld tegen
Natuurlijk is het verstandig dat de overheid regeldruk wil terugdringen. Maar het echte probleem waar ondernemers tegenaanlopen is fundamenteler. De overheid denkt nog steeds in ouderwetse kaders. Ondernemers worden in overzichtelijke hokjes gestopt, maar denken zelf veel vaker out of the box. In een theewinkel wordt ook thee geschonken en in sommige restaurants kan je de meubels waarop je zit zelfs kopen. Dat moet ook wel, in tijden waar producten en diensten slechts een muisklik verwijderd zijn, moeten ondernemers het steeds vaker van de beleving hebben. Om te winkelen of lekker te eten hoef je immers de deur niet meer uit. Gelukkig zijn ondernemers creatief genoeg om met de uitdagingen van deze tijd om te gaan. Daarom is het voor deze ondernemers extra wrang dat niet alleen de economie, maar ook de overheid tegen zit. Wat mij betreft verdienen ondernemers meer vertrouwen en meer ruimte van de overheid. En daar hoort duidelijkheid bij. Duidelijkheid over regels, en duidelijkheid over de toekomst. Want ook als de overheid niet tegenwerkt, is het starten van een zaak al een sprong in het diepe. Kees Verhoeven is woordvoerder Economische Zaken voor D66 in de Tweede Kamer
23
I tem
Ondernemers schakelen te laat hulp in:
gemeenten praten over
‘effectieve inzet Bbz’
In de praktijk blijkt het niet eenvoudig te zijn om ondernemers die financieel in zwaar weer zitten - of daarin terecht dreigen te komen - tijdig te bereiken. Ondernemers lijken over het algemeen (te) laat hulp in te schakelen. Het gevolg hiervan kan zijn dat verliezen zich hebben opgestapeld en er een enorme schuldenlast is ontstaan. In dit soort situaties is er helaas vaak geen perspectief meer op een levensvatbaar bedrijf; in andere situaties is dat alleen nog mogelijk nadat een schuldsanering heeft plaatsgevonden.
M
edewerkers van een tiental gemeenten gingen op uitnodiging van IMK de dialoog aan rond het thema ‘Effectieve inzet Bbz’ met als doel: het tijdig bereiken van ondernemers met (dreigende) financiële problemen. In tijden van laagconjunctuur wordt een extra beroep gedaan op de Bbz-regeling. Volgens cijfers van Panteia/EIM kan dat oplopen naar 16 tot 17 procent van alle
24
huishoudens met zelfstandige ondernemers. Hoewel exacte cijfers over het aantal Bbz-aanvragen landelijk niet bekend zijn, bestaat bij de gemeentelijke vertegenwoordigers de indruk dat men dit percentage niet weet te bereiken. Het is niet uit te sluiten dat er op deze wijze kostbare werkgelegenheid verdwijnt bij bedrijven die na herfinanciering en aanpassing van het bedrijfsbeleid wel perspectief zouden kunnen hebben. Een knelpunt is dat de noodlijdende ondernemer zich over het algemeen te laat bij de gemeente meldt; schaamte en gêne worden gezien als oorzaken hiervan.
Landelijke campagne De (politieke) basishouding in relatie tot de inzet van Bbz blijkt per gemeente sterk te verschillen. Er zijn gemeenten die de regeling uitvoeren wanneer er een beroep op wordt gedaan, maar verder een tamelijk afwachtende houding innemen. In andere gemeenten worden de grenzen verkend van de regeling en/ of loopt een oriëntatie op de vraag hoe meer bekendheid aan de regeling kan worden gegeven. Argumenten hierbij zijn onder meer het voorkomen van nieuwe instroom en het leveren van een bijdrage aan de regionale bedrijvigheid. Overigens zal TNO dit najaar de resultaten publiceren over de effecten van het Bbz. Alle deelnemers zijn het erover eens dat de bekendheid van de Bbz-regeling
bij ondernemers als onvoldoende of laag moet worden gekwalificeerd. Men is van mening dat het profileren van de Bbz-regeling niet alleen een taak zou moeten zijn van de gemeente, maar ook van de landelijke overheid. Een landelijke aanpak /campagne is nodig om een grotere bekendheid te kunnen genereren.
Vroege signalering Wanneer ondernemers tijdig erkennen dat er een (financieel) probleem is of dreigt te ontstaan, is de effectiviteit van het Bbz hoger dan wanneer op het bekende ‘5-voor-12’ moment een beroep wordt gedaan op het Bbz. Met vroege signalering kan de effectiviteit dus worden vergroot. Inzet van het Bbz is ook mogelijk bij ondernemers die dreigen niet meer in de bestaanskosten te kunnen voorzien. Of dit aan de orde is, zal de gemeente per casus beoordelen (maatwerk). Hierbij is het mogelijk om binnen de grenzen van redelijkheid de grenzen van de Bbz-regeling op te zoeken. Wanneer problemen tijdig worden onderkend, is het denkbaar dat er nog interventies gedaan kunnen worden in de bedrijfsvoering. Hiermee kan worden bewerkstelligd dat financiële problemen zich opstapelen. Daarbij komt dat banken stellen dat de tijd voorbij is dat problemen worden ‘opgelost’ door verruiming
van kredietfaciliteiten. Het verstrekken van een financiering zonder de aanpak van onderliggende problemen zal overigens meestal niet leiden tot het beoogde resultaat van een levensvatbaar bedrijf. Idealiter zouden (sommige) bedrijven in de fase voorafgaande aan de Bbzaanvraag gefaciliteerd moeten worden om te gaan werken aan aanpassingen van de bedrijfsvoering en/of product/ marktcombinaties. De vraag is hoe dan eventuele begeleidingskosten te financieren. Om de effectiviteit van de Bbzregeling te vergroten, ligt er duidelijk een wens om preventief aan de voorkant te investeren.
Tips voor hogere Bbz bekendheid onder ondernemers
1
administratiekantoren waarin uitleg wordt gegeven over de Bbz-regeling. De accountant of boekhouder is immers te beschouwen als vertrouwenspersoon van de ondernemer en is als zodanig een belangrijke doorverwijzer.
2
Informatieve mailing versturen naar banken
3
Organiseer netwerk- of lunchbijeenkomsten samen met
(afdeling Krediet Risico Management).
pleitbezorgers, waaronder banken en accountants.
Schuldhulpverlening In sommige gemeenten is er budget beschikbaar voor schuldhulpverlening, of hulpverlening gericht op preventie van het ontstaan van schulden. Het is aan te bevelen om te onderzoeken of dit budget deels kan worden ‘geoormerkt’ voor (preventieve) schuldhulpverlening aan ondernemers. Hiermee kan uiteindelijk een hogere ‘overlevingskans’ worden bereikt, waarbij wellicht inzet van intensieve schuldsaneringstrajecten aan de achterkant voorkomen kunnen worden.
Informatieve Bbz-mailing versturen naar accountants- en
4
Contact leggen met bedrijfscontactfunctionarissen van de afdeling Economische Zaken (deze beschikken soms over diverse relevante contacten). Bovendien hebben Economische Zaken en Sociale Zaken een gemeenschappelijk belang op het gebied van werkgelegenheid.
5
Contact leggen met deurwaarder gemeentelijke belasting (indien ondernemers betalingsachterstanden hebben kan de deurwaarder ondernemers attenderen op het bestaan van het Bbz).
6
Contact leggen met woningbouwcorporatie.
7
Contact leggen met maatschappelijk werk.
8
Creëren van een button op gemeentelijke websites ‘ondernemer en financiële problemen’ (ondernemers zijn niet bekend met de term Bbz en het ligt niet voor de hand dat ze op de term Bbz zullen zoeken).
9
Contact leggen met plaatselijke ondernemersverenigingen en Ondernemersklankbord.
25
I ns & Outs
I tem
Amsterdam helpt ondernemers met
Zelfstandigen Vouchers Het pilotproject ‘Zelfstandigen Vouchers’ van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de Gemeente Amsterdam krijgt een vervolg. Dat meldt Ellen de Rijk, teammanager van het team Zelfstandigen bij DWI. Het afgelopen jaar hebben 100 Amsterdamse ondernemers met een inkomen beneden het sociaal minimum zich gemeld voor gebruikmaking van de Zelfstandigen Vouchers.
U
it een onderzoek van de Erasmus Universiteit (‘Werkende minima in Amsterdam’, januari 2012) bleek dat de hoofdstad zo’n 8.000 zelfstandig ondernemers telt met een inkomen onder de armoedegrens. Dit was aanleiding om november 2012 te starten met genoemde pilot. Wethouder Freek Ossel (PvdA, met o.a. de portefeuilles Armoedebestrijding en Programma Maatschappelijke Investeringen) kon hiervoor middelen vrijmaken uit het budget voor armoedebestrijding. Met de voucher kunnen noodlijdende ondernemers professioneel advies krijgen van ervaren ondernemerscoaches van onder meer IMK.
Structureel “Het doel is ondernemers op deze manier te helpen hun inkomen structureel te verhogen”, licht Ellen de Rijk toe. Ze tekent erbij aan dat in tegenstelling tot voorzieningen als het Bbz en microkrediet de voucher geen financiële injectie is, maar een praktisch hulpmiddel om de ondernemer te helpen zijn vaardigheden te verbeteren en beter te kunnen concurreren. “Uit onze evaluatie is gebleken dat er een aantal hoofdthema’s is als je het hebt over waaraan de ondernemers behoefte hebben. Dan
26
moet je denken aan zaken als acquisitie, het gebruik van internet en sociale media, het op orde krijgen van de administratie, marketing enzovoort. Er zijn overeenkomsten in behoeften, maar het blijft maatwerk. We hebben veelal te maken met eenmanszaken; ondernemers die al langer bezig zijn, maar onvoldoende vernieuwen. Ze hebben vaak ook geen klankbord in hun directe omgeving. Wij kunnen daarin een verdiepingsslag maken.” Van de 100 zelfstandigen die zich in de loop van het pilotjaar hiervoor bij DWI hebben gemeld, hebben er 40 het hele traject doorlopen. De gemiddelde looptijd van een begeleidingstraject is
zes maanden, geeft De Rijk aan. “Het uiteindelijke doel, het structureel verhogen van het inkomen, is na die periode nog niet altijd direct zichtbaar. Soms zit dat in lagere kosten, soms in een hogere omzet. Het duurt gewoon wat langer voor je harde conclusies kunt trekken.”
Aanpassen Niettemin is de conclusie gerechtvaardigd dat dit instrument in een behoefte voorziet en om die reden wordt gecontinueerd. Team Zelfstandigen verwacht zo’n 100 extra zelfstandigen te kunnen helpen in de komende jaargang, niet alleen Bbz klanten, maar ook andere bestaande ondernemers. “Daar gaan we oriënterende gesprekken mee voeren. Wie ben je, wat doe je? Waar gaat het mis, wat heb je nodig? We kijken naar jaarcijfers, naar doorstartplannen. Wat moet je aanpassen in je bedrijfsvoering? Dat is niet makkelijk als je tien jaar hetzelfde hebt gedaan. Maar de tijden zijn veranderd.” Op de vraag of zij het instrument van de Zelfstandigen Voucher ook aan collegae in andere gemeenten zou adviseren, stelt De Rijk dat zij hun beleid en budget niet van afstand kan beoordelen, “maar ik weet wel dat dit door de ondernemers heel erg wordt gewaardeerd. Ze zijn heel erg gemotiveerd, sommigen kwakkelen al jaren en hebben alle baat bij praktisch coachen. De response is groot, veel groter dan verwacht en de reacties zijn bijna alleen maar positief.”
Explosieve groei jonge ondernemers
den tegenwoordig aandacht aan ondernemerschap. Studenten maken er kennis mee en denken er als reële mogelijkheid over na”, aldus een woordvoerder. Het streven van Jong Ondernemen is om elke jongere tenminste eenmaal in zijn of haar studentenleven kennis te laten maken met een programma van Jong Ondernemen. Op dit moment staat de teller (landelijk) op 25.525 studenBron: Elsevier ten.
Het aantal starters onder de 25 jaar is in 2013 met 22 procent gegroeid. Dat blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel (KvK). Opvallend is dat een ruime meerderheid (65 procent) van de
jonge starters vrouw is. De meeste 25-minners beginnen een eigen bedrijf in de dienstverlening. “De belangstelling voor een eigen bedrijf neemt duidelijk toe. Vrijwel alle onderwijsinstellingen beste-
Berichtenbox
MKB Noord-Limburg
nauwelijks gebruikt Drie jaar na invoering is het digitale loket ‘Berichtenbox voor Bedrijven’ niet bepaald een hit, blijkt uit een onderzoek dat de Provincie NoordBrabant liet uitvoeren. De Berichtenbox voor Bedrijven is sinds 2010 een verplichting vanuit de Europese Dienstenrichtlijn, die stelt dat gemeenten een eenduidig en toegankelijk digitaal contactpunt voor bedrijven moeten aanbieden. Via de beveiligde postbus kunnen zij bijvoorbeeld vergunningen aanvragen, vragen stellen en meldingen doen. De gemeenten meldden dat ze zelden of nooit een bericht binnenkregen. De Berichtenbox is voor veel gemeenten ‘het zoveelste digitale loket’; de samenhang raakt voor hen zoek, tussen de berichtenbox voor burgers, het Omgevingsloket Online, het ondernemersdossier, enzovoort. De meeste geven ook aan telefonisch en fysiek contact te prefereren in hun contacten met bedrijven. Bron: Binnenlands Bestuur
gaat zelf bankieren De afdeling Noord-Limburg van ondernemersvereniging MKB Limburg wil over een half jaar een eigen kredietunie hebben. Ondernemers hebben laten weten met een alternatief te komen, nu banken steeds moeilijker doen als er om krediet wordt gevraagd. De MKB’ers gaan zelf geld in een kas storten, waarmee collega’s en starters gefinancierd kunnen worden. De kredietunie is niet bedoeld om winst te maken. De afgelopen jaren onderzocht de afdeling al andere alternatieve vormen van financiering onderzocht, zoals crowd-
funding. Het idee voor een kredietunie ontstond tijdens een netwerkontbijt. Het idee wordt de komende tijd verder Bron: L1 uitgewerkt.
57 miljard aan noodlijdende kredieten Nederlandse banken hadden eind 2012 voor een bedrag van 57 miljard euro aan noodlijdende kredieten uitstaan bij bedrijven, consumenten en huiseigenaren. In 2011 was dat nog 52 miljard.
Nederland staat daarmee in Europa op de zevende plaats, zo meldt PwC. In Europa staat het totaal aan noodlijdende kredieten op 1,2 biljoen euro, waarvan de top-6 (Duitsland, Spanje,
Armoedeonderzoek 2013:
rol van de kerk Steeds meer Nederlanders doen een beroep op de kerk omdat zij financiële problemen hebben. In 2012 werd er iedere dag meer dan 100 keer aangeklopt bij de
kerken, in totaal voor bijna 30 miljoen euro aan financiële hulp. Het ‘Armoedeonderzoek 2013’ geeft inzicht in het aantal hulpvragen dat vanwege armoede door plaatselijke diaconale organisaties worden ontvangen. De meest genoemde groepen van mensen met financiële problemen zijn mensen zonder betaald werk (56 procent), alleenstaande ouders met kinderen (48 procent) en mensen met psychologische problemen (35 procent), direct gevolgd door asielzoekers en 65-plussers. Nieuwe groepen zijn mensen met een restschuld op hun hypotheek en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Bron: Armoedeonderzoek 2013
het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Italië en Frankrijk) 900 miljard voor hun rekening nemen, oftewel 75 procent van het totaal. Voor 2013 verwacht PwC dat het totale Europese bedrag met 60 miljard euro toeneemt. Bron: Accountancynieuws
27
Wie zegt dat meer ambitie en halvering van de kosten niet samengaan? Het Dilemma voor de Gemeente Feit 1: Re-integratie naar ondernemerschap is de meest positieve en duurzame vorm van uitstroom; Feit 2: Het participatiebudget laat steeds minder ruimte voor uitgaven aan re-integratie. Zonder innovatie en zonder creativiteit staan deze twee feiten haaks op elkaar. Een dilemma, zeker in een tijd waarin het geld regeert. En waarbij ambitie (te) makkelijk naar beneden wordt bijgesteld.
d e n i e u w e g e n e r at i e s ta r t e r s b e g e l e i d i n g De Doorbraak IMK lanceert de nieuwe generatie Startersbegeleiding voor Gemeenten. Daarmee wordt het dilemma tussen kwaliteit en kosten opgelost. De kandidaat-ondernemer doet in een optimale mix kennis op in de digitale leeromgeving; volgt workshops gericht op het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden en ontvangt persoonlijke begeleiding op maat. Het Resultaat Een hoger kennisniveau, een hogere mate van zelfwerkzaamheid én zelfstandigheid en daardoor een grotere kans op duurzame uitstroom. En dát tegen veel lagere kosten. In een tijd dat u met minder middelen meer moet doen, biedt IMK u graag de oplossingen. www.imk.nl/startersbegeleiding
IMK begeleidt ondernemers in goede en slechte tijden. Met meer dan 100 experts, verspreid over heel Nederland. En in nauwe samenwerking met gemeenten en financiële instellingen. Ondernemen? IMK werkt eraan!