Vokaberichten
Een maandelijkse uitgave van Voka - VEVIA Jaargang 4 - maart 2015 Verschijnt niet in juli en aug. Afgiftekantoor: 9099 Gent X Erkenningsnummer: P912687 Prijs: 10 euro
Samen op de bres voor 50+ De federale regering wil een aangepast systeem voor de begeleiding van mensen die in het SWT zitten (Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag, het vroegere brugpensioen). Ze spreken over een ‘aangepaste beschikbaarheid’ voor wie in het stelsel terecht komt. Vlaanderen is al klaar om de nieuwe definitie van ‘aangepaste beschikbaarheid’ voor oudere werklozen op het terrein uit te voeren. De federale regering en de federale sociale partners moeten de nodige ruimte geven aan de regio’s voor de uitwerking van de SWT-regeling voor eindeloopbaan. De Vlaamse, Brusselse en Waalse arbeidsmarkten verschillen immers wezenlijk van elkaar. De Vlaamse sociale partners sloten eerder al het akkoord ‘Samen op de Bres voor 50+’ waarmee ze een aanpak op maat uitwerkten voor ouderen. Dit is de invulling van de aan gepaste beschikbaarheid. Deze aanpak moet gerespecteerd worden door de federale regering en federale sociale partners. De specifieke aanpak van Vlaanderen om oudere werknemers te activeren werpt zijn vruchten af. Het federaal aangepaste akkoord mag er dus niet toe leiden dat deze aanpak teruggeschroefd zou moeten worden. De toevoeging door de federale regering van een nieuwe definitie van beschik-
KILOMETERHEFFING MIST DOEL
Een kilometerheffing voor vrachtwagens is geen oplossing voor de files. Een intelligente mobiliteitsfiscaliteit is dat wel.
04
baarheid van werklozen, namelijk ‘aangepaste beschikbaarheid’, moet inspelen op de goede initiatieven die reeds door Vlaanderen werden uitgewerkt. Zo worden in Vlaanderen oudere werklozen al lang geactiveerd tot 60 jaar via een aanpak op maat (begeleiding en bemiddeling ondersteund door 50+-consulenten, kwalitatieve screening met maatwerk naargelang de competenties, attitudes, fysieke en psychische beschikbaarheid,…). Op die manier worden oudere werklozen begeleid naar kwalitatieve jobs. Hiermee loopt Vlaanderen al voor op de huidige federale discussie.
“Vlaanderen is al klaar om de nieuwe definitie van ‘aangepaste beschikbaarheid’ voor oudere werklozen op het terrein uit te voeren”
Om die aanpak echt succesvol te maken, is het wel noodzakelijk dat de federale regering de criteria voor een passende betrekking moderniseert, zoals ook voorzien in het federaal regeerakkoord. De huidige verouderde federale criteria bepalen immers dat voor ouderen een aangeboden job moet overeen komen met het initieel aangeleerde beroep of het gewone beroep dat men uitoefende. Uitgerekend ten aanzien van ouderen, die in de loop van hun carrière veel competenties hebben verworven, moet er veel meer gekeken worden naar wat ze kunnen of wat hen motiveert, in plaats van enkel naar diploma’s. Lees meer hierover op pagina 3.
NAAR EEN EUROPESE ENERGIE-UNIE
06
Het Europese voorstel voor een energie-unie, houdt te weinig rekening met de competitiviteit van ondernemingen.
Vokaberichten
2
COLOFON
STANDPUNT
INHOUD
De échte uitdaging blijft: langer werken Voka-kenniscentrum: Eric Vermeylen | Directeur Voka-kenniscentrum Niko Demeester | Secretaris-generaal Stijn Decock | Hoofdeconoom Sonja Teughels | Arbeidsmarkt en sociaal overleg Marianne Houman | EU-beleid Manou Doutrepont | Sociaal overleg Vincent Thoen | Innovatie en economische groeikracht Goedele Sannen | Mobiliteit en logistiek Tine Deheegher | Energie en milieu Ellen Vanassche | Milieu en klimaat Steven Betz | Ruimtelijke ordening en milieu Karl Collaerts | Fiscaliteit, begroting, efficiënte overheid en marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit Pieter Van Herck | Welzijns- en gezondheidsbeleid
De regering is het ondertussen eens over een beperktere activering van oudere werklozen en de bruggepensioneerden. Het akkoord bevat enkele goede elementen. Zo neemt het de twijfels weg voor mensen die al op brugpensioen waren en het zorgt er ook voor dat er belangrijke uitzonderingen komen voor mensen die ziek zijn of een zwaar beroep hebben uitgeoefend. Toch mag dit ons niet afleiden van de echte uitdaging: iedereen die nog kan werken, moet op de arbeidsmarkt terecht kunnen. Willen we onze sociale zekerheid betaalbaar houden, dan zal iedereen langer moeten werken.
Realiseer uw ambities
Eindredactie: Bregt Timmerman, Sandy Panis Vormgeving: Group Van Damme, Oostkamp Advertenties: Centrale Voka-regie, Chris Lens, 0475 856 232 Druk: Goekint, Oostende Verantwoordelijke uitgever: Jo Libeer - VEVIA vzw - Koningsstraat 154 - 158, 1000 Brussel
[email protected] - www.voka.be
Met het juiste HR-advies worden uw ideeën realiteit Uw mensen zijn de kracht achter uw succes. Alleen is het realiseren van een goed én motiverend HR-beleid er niet bepaald makkelijker op geworden. Want moet u nu besparen of investeren? Kan automatisering een uitweg bieden? En hoe houdt u de juiste mensen aan boord én tevreden? Onze payroll, HR- en juridische specialisten flankeren uw bedrijf steeds met de juiste ondersteuning. Altijd met dat éne doel voor ogen: een HR-beleid dat resultaat oplevert. Voor u, uw mensen én uw organisatie.
➜ Vokaberichten verschijnt maandelijks (behalve in augustus). Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Vokaberichten
Surf naar www.sdworx.be en ontdek hoe HR bijdraagt tot het verbeteren van het resultaat van uw organisatie.
Winnaar HR Excellence Award Beste sociaal secretariaat
Het akkoord mag ons niet blind maken voor de fouten uit het verleden. Het systeem van brugpensioen was een slecht systeem. Het is een pervers mechanisme dat werknemers van kleine ondernemingen discrimineert en anderen dumpt in de werkloosheid in plaats van alle kansen op een nieuwe job te geven. Het echte debat gaat over hoe we meer oudere werknemers aan de slag krijgen. De gemiddelde Belg stopt op zijn 59ste met werken. Enkel in Luxemburg ligt de effectieve pensioenleeftijd lager. Daarenboven is slechts 23 procent van de 60 tot 64-jarigen nog aan het werk, terwijl dat in Zweden 65 procent is. België bengelt achterop in het Europese peloton. Nochtans zullen we iedereen nodig hebben. De babyboomers worden stilaan echt oud, veel vacatures zullen moeilijk kunnen worden ingevuld. Dat er vandaag onvoldoende inspanningen worden geleverd om zestigers aan een job te helpen is duidelijk. Daarop zijn twee reacties mogelijk: ofwel steken we met z’n allen de kop in het zand, ofwel pakken we het probleem bij de wortels aan. Laat ons duidelijk zijn dat wij voor de laatste optie opteren. Meer ouderen aan het werk impliceert eerst en vooral een modernere loonpolitiek. Studies wijzen uit dat oudere uitvoerende bedienden gemiddeld 35% duurder zijn voor de werkgever dan jongeren. In Frankrijk is dat 20, in Duitsland, 18, in Nederland 17 en in Zweden slechts 10 procent. Het is duidelijk dat onze loonevolutie door de tijd heen is scheefgetrokken. Laat ons werk maken van een verloning gebaseerd op toegevoegde waarde in plaats van anciënniteit. Het is aan de sectoren die de basis gelegd hebben voor loopbaanbarema’s om die structureel af te bouwen.
Daarnaast zullen we oudere werknemers moeten aanmoedigen om te solliciteren. Werkgevers hebben hier een belangrijke verantwoordelijkheid in, maar ook organisaties zoals de VDAB hebben een cruciale rol. Laat ons de handen in elkaar slaan om mensen naar boeiende jobs te leiden. Vanuit de werkgevers willen we alvast inspanningen leveren voor ‘werkbaar werk’. Een bouwvakker moet niet op een werf staan tot zijn 65e, maar kan wel ingezet worden als mentor of opleider voor de volgende generatie. Of oudere brandweerlui kunnen als veiligheidsexpert in de verzekeringssector aan de slag. Dit soort flexibiliteit moet nog meer een evidente cultuur worden. Ondernemers die hun personeelsplanning op langere termijn bekijken, zullen er hun voordeel bij doen. Het brugpensioen is een instrument van het verleden. Nu is het tijd om de werknemers die we morgen nodig zullen hebben niet meer aan te moedigen om te stoppen met werken. Maar het is evenzeer tijd om werkgevers niet meer aan te moedigen oudere werknemers te ontslaan. Het is de eerste stap voor het behoud van onze sociale zekerheid.
3
03 STANDPUNT 04 MOBILITEIT Kilometerheffing mist doel 06 ENERGIE Naar een Europese energie-unie 08 LOGISTIEK Een strategie voor onze havens 11 INNOVATIE Eén uniek overheidsloket voor ondernemingen 12 COMPETITIVITEIT Loonmatiging krijgt vorm 14 MILIEU Waakzaam over de waterfactuur 15 HET CIJFER Twee landen, twee snelheden
© Chak López
Eric Vermeylen, directeur Voka-kenniscentrum: “Willen we onze sociale zekerheid betaalbaar houden, dan zal iedereen langer moeten werken.”
Vokaberichten
4
MOBILITEIT
5
Kilometerheffing enkel voor vrachtwagens is pure belastingverhoging
Kilometerheffing mist doel Of het nu gaat over Oosterweel, de Brusselse Ring, rekeningrijden of stadstol: iedereen laat zich horen in het debat over het chronisch probleem van de files. Begrijpelijk, want files zijn duur, frustrerend, ongezond en onveilig. De kilometerheffing voor vrachtwagens is hier echter geen oplossing voor. Een intelligente mobiliteitsfiscaliteit is dat wel. • Een slimme kilometerheffing varieert in functie van plaats en tijdstip • Zolang de heffing niet voor personenwagens geldt, moeten er overgangsmaatregelen komen • Rekeningrijden dient gepaard te gaan met de nodige alternatieven voor de weggebruiker
Goedele Sannen Voka-kenniscentrum
[email protected]
Vokaberichten
De autopendelaar verliest vandaag op één jaar tijd gemiddeld bijna zestig uren of zeven werkdagen in de file. En het vervoer over de weg zal de komende jaren nog groeien, want de economie groeit en we worden met ons allen ouder én actiever. Gelukkig maar. Willen we onze regio echter leefbaar en bereikbaar houden, dan moeten we maatregelen durven te nemen. Een van die maatregelen is een intelligente mobiliteitsfiscaliteit op basis van het ‘de gebruiker betaalt’-principe. Door wie zich wanneer op de weg bevindt, beter te sturen, kan de capaciteit van het bestaande wegennet efficiënter benut worden. En dat levert de nodige baten op in de strijd tegen de files. Voor een goed begrip: we spreken dan over een slimme kilometerheffing voor vracht- én personenwagens die varieert in functie van plaats en tijdstip. Vooruitzichten tonen immers aan dat het vooral de autotrips voor andere motieven (verplaatsingen voor vrije tijd, boodschappen, vakantie, enzovoort) zijn die zullen toenemen tegen 2030 (+27%) en, in mindere mate, het aantal woonwerktrips (+10%) en woon-schooltrips (+16%). En het zijn precies deze ‘vrijetijdsritten’ die het meest flexibel zijn op vlak van tijdstip van verplaatsing en dus het meest gevoelig voor congestieheffingen. GEEN OPLOSSING Nochtans hebben de drie gewesten – voorlopig – beslist om vanaf 2016 een kilometerheffing enkel voor vrachtwagens in te voeren. Voka kan zich hier niet in vinden omdat tal van studies hebben aangetoond dat dit quasi niets zal verhelpen aan de files. De invoering van de heffing zal daaren tegen wel een serieuze impact hebben op het bedrijfsleven met het risico dat de concurrentiepositie van Vlaanderen wordt aangetast. De gevraag-
de compensatie via een afschaffing waar mogelijk en anders een verlaging van de huidige verkeersbelasting voor vrachtwagens, zal onvoldoende zijn. Er is vandaag geen enkel zicht op de globale socio-economische impact van de maatregel. Bovendien is er geen garantie dat de inkomsten zullen terugvloeien naar de wegeninfrastructuur. Het ziet er dus naar uit dat de overheid de kilometerheffing voor vrachtwagens enkel uit budgettaire overwegingen wil invoeren. Rekenend met de voorgestelde tarieven, vergelijkbaar met de Duitse LKW Maut, alsook met het uitgebreide wegennet waarop de heffing van toepassing zou zijn, zal de maatregel zo’n 600 miljoen euro per jaar opbrengen voor Vlaanderen. Een deel daarvan komt van buitenlandse bedrijven, maar ook de Vlaamse ondernemingen gaan een extra belasting betalen met geen enkele zekerheid dat ze er een betere mobiliteit voor in de plaats krijgen. Wel integendeel, het risico bestaat dat er een verschuiving gebeurt naar kleinere en dus meer vrachtwagens. OVERGANGSMAATREGELEN De Vlaamse regering gaf op 13 februari 2015 haar principiële goedkeuring aan het Voorontwerp van decreet ter wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Tegelijkertijd loopt het overleg met de transport- en andere sectoren over de tarieven en mogelijke flankerende maatregelen nog. In welke mate er nog grote wijzigingen volgen, is echter niet duidelijk. Voor Voka staat evenwel vast dat zolang de heffing niet voor personenwagens geldt, er overgangsmaatregelen van kracht moeten zijn. Dit betekent dat de kilometerheffing voor vrachtwagens enkel aanvaardbaar is mits de
tarieven substantieel lager zijn dan wat vandaag wordt voorgesteld en de heffing enkel van toepassing is op het Eurovignetnetwerk. Het wegennetwerk kan enkel uitgebreid worden met die wegen waar objectief ernstig sluipverkeer wordt vastgesteld. Deze overgangsfase moet gelden totdat personenwagens ook geïntegreerd worden in het systeem. Voka rekent op inspanningen van Vlaanderen om te zoeken naar een draagvlak en politieke moed om het gebruik van onze infrastructuur voor elke weggebruiker slim te beprijzen. En als het even kan: een gelijkaardige regeling over de grenzen heen! Ook de invoering van een kilometerheffing voor personenwagens moet gekoppeld worden aan de nodige randvoorwaarden. Allereerst is het logisch dat de autobezitter gecompenseerd moet worden door een verschuiving van de bestaande belastingen op voertuigenbezit naar een heffing in functie van gebruik. De vervanging van deze huidige belastingen moet leiden tot een basistarief per kilometer. Tijdens de spitsuren zou er op plaatsen met structurele congestie evenwel een piektarief moeten gelden. Milieuvriendelijke voertuigen mogen genieten van een korting. En opnieuw: indien er meeropbrengsten zijn, dienen deze naar de wegeninfrastructuur te gaan, zonder een afname van de reguliere middelen. ALTERNATIEVEN Uiteraard dient rekeningrijden gepaard te gaan met de nodige alternatieven voor de weggebruiker. Het kan echter geenszins de bedoeling zijn dat de invoering van de kilometerheffing zou leiden tot een extreme invulling van ‘basismobiliteit’ of het maximaal bereikbaar maken van elke uithoek in Vlaanderen met het openbaar vervoer. Het optimaliseren van het openbaar vervoersnetwerk moet zich vertalen in een verbeterde bereikbaarheid van bedrijventerreinen en in de uitbouw van aantrekkelijk openbaar vervoer in, van en naar de congestiegebieden. Op die plaatsen zal de kilometerheffing immers de hoogste zijn, dus alternatieven het meest nodig. Ook de overgang van niet-congestie- naar congestiegebieden moet ge-
faciliteerd worden door verschillende modi zoals betaalbare randparkings of veilige fietsenstallingen aan stations op elkaar af te stemmen. Aangezien twee op drie werknemers met de auto naar het werk rijden, zal de invoering van een kilometerheffing voor personenwagens duidelijke repercussies hebben op het woon-werkverkeer. Voor Voka staat vast dat de heffing geenszins tot een stijging van de loonkosten mag leiden. WOON-WERKVERKEER Dat de werknemer zelf zal instaan voor de kosten van de kilometerheffing tijdens zijn privéverplaatsingen spreekt voor zich. De werkgever zal op zijn beurt de kilometerheffingkosten dragen voor de beroepsverplaatsingen van de werknemer. Het discussiepunt stelt zich ongetwijfeld bij de eigenlijke woon-werkverplaatsing. Het lijkt logisch dat de sturende heffing voelbaar moet zijn voor degene die de vervoerskeuze maakt, dus voor de werk nemer. Het prijsmechanisme moet immers leiden tot een gedragsverandering. In de praktijk ligt die discussie waarschijnlijk iets moeilijker. Het is dan ook essentieel dat de invoering van een kilometerheffing bekeken wordt in een ruimer kader van mobiliteitsinspanningen en -plannen van het bedrijf alsook geïntegreerd wordt in de Vlaamse en federale mobiliteitsfiscaliteit. Door aanpassingen aan de arbeidsorganisatie (plaats- en tijdsonafhankelijk werken), het oprichten van satellietkantoren of het aanmoedigen van bepaald gedrag zoals carpoolen, kunnen onnodige dure kilometers tijdens de piekuren vermeden worden. Het toekomstige mobiliteitsbudget moet een instrument zijn waarmee alle professionele en woon-werkgerelateerde mobiliteitskosten in theorie mee gefinancierd kunnen worden. Het gaat dan over kosten voor auto/fietsleasing, brandstof, parkeren, openbaar vervoer of auto/fietsdelen, maar dus ook over de kosten verbonden aan de kilometerheffing. De hoogte en de keuzemogelijkheden van het mobiliteitsbudget blijft evenwel een beslissing van de werkgever. Slotsom blijft: kies het juiste vervoermiddel in functie van de verplaatsingsbehoefte. En fiscale prikkels kunnen die keuze helpen beïnvloeden.
“Het is de bedoeling dat het prijsmechanisme tot een gedragsverandering leidt”
6
ENERGIE
7
Europa als sterkere speler in de wereldwijde energiemarkt
Naar een Europese energie-unie Europa wil volop inzetten op een energie-unie, met als basis samenwerking tussen de lidstaten. Maar het voorstel dat nu op tafel ligt lijkt te weinig rekening te houden met de competitiviteit van ondernemingen. Daarnaast moet de EU de samenwerking tussen lidstaten meer bevorderen en opportuniteiten in kaart brengen. En wat met de afdwingbaarheid? • De energie-unie kan grote voordelen hebben voor de EU en België • Maar wat met de competitiviteit van de energie-intensieve bedrijven? • Is sturing vanuit de EU voldoende om lidstaten te doen samenwerken?
Tine Deheegher Voka-kenniscentrum
[email protected]
Op 25 februari bracht de Europese Commissie het pakket ‘Energie-unie’ uit. Het is een kader voor een ware Europese energie-unie met een vooruitziend klimaatbeleid. BELANG VOOR EUROPA Enkele cijfers: de EU importeert 53 procent van zijn energie en dat aan een kost van ongeveer 400 miljard euro. Dit maakt van Europa de grootste importeur van energie in de wereld. Elk percent additionele energiebesparing reduceert de gasimport met 2,6 procent. 75 procent van de woningen zijn energie-inefficiënt. 94% van het transport is gebaseerd op olieproducten waarvan 90 procent geïmporteerd wordt. De elektriciteitsprijzen in Europa zijn laag, maar toch nog 30 procent hoger dan in de VS. De gasprijzen zijn dubbel zo hoog als in de VS. Het prijs verschil met andere economieën heeft een impact op de competitiviteit van de industrie, en vooral van de energie-intensieve. De energie-infrastructuur is ook verouderd en gigantische investeringsbedragen zijn nodig om het bestaande productiepark te vernieuwen. De hernieuwbare energie-industrie creëert op Europees niveau tewerkstelling voor meer dan een miljoen mensen. Europese bedrijven hebben 40 procent van de patenten van hernieuwbare energie-technologieën. Het is een uitdaging voor Europa om die leidende rol te behouden.
Marianne Houman Voka-kenniscentrum
[email protected]
Vokaberichten
BELANG VOOR BELGIË Het energiebeleid moet streven naar energie die leveringszeker, duurzaam en competitief is. Daar slaagt België op vandaag niet in.
België kent een schaarsteprobleem. De winter van 2014-2015 hebben we zonder kleerscheuren doorstaan, maar wat met de volgende drie winters? Een schaarste creëert door afschakelingen niet alleen grote economische kosten, ook het vertrouwen van buitenlandse investeerders krijgt zo een serieuze deuk.
Vijf aandachtspunten: 1. Leveringszekerheid, solidariteit en vertrouwen 2. Een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt 3. Energie-efficiëntie die moet bijdragen tot energiebesparing 4. Evolutie naar een koolstofvrije economie 5. Onderzoek, innovatie en competitiviteit
Ook de competitiviteit van de energieprijzen staat onder druk. De Europese Commissie stelt een dalende trend vast in de energieprijzen in de Europese Unie sinds de liberalisering van de energiemarkten. Ten eerste is dit juist voor de energieprijs, maar niet voor de energiekosten. Ten tweede zijn er nog steeds verschillen tussen de lidstaten. De schaarstemaanden hebben de energieprijzen tussen België en de buurlanden weer sterk laten uiteenlopen.
Voornaamste punten uit de vijftien actiepunten: 1. Correcte implementatie van bestaande wetgeving 2. Implementatie van infrastructuurprojecten en een Europees energieinfrastructuurforum tegen eind 2015 3. Regionale samenwerking verder ontwikkelen met grotere betrokkenheid van de Commissie 4. Grotere transparantie over energiekosten en energieprijzen van de lidstaten aan de hand van EU-rapporten die explicieter staatssteun opnemen 5. Energie-efficiëntiewetgeving wordt mogelijks herzien en lidstaten moeten meer gebruik maken van Europese middelen voor de renovatie van gebouwen 6. Gebouwen energie-efficiënter maken en er moet een betere toegang tot financiering komen 7. Decarbonisatie en energie-efficiëntie in de transportsector 8. Pakket Hernieuwbare energie zal worden voorgesteld in de loop van 2016-2017 en zal de weg uittekenen om de EU-doelstelling van 27% hernieuwbare energie tegen 2030 te halen 9. Meer inzetten op onderzoek en ontwikkeling op het vlak van energie en transport met een aantal duidelijke doelstellingen en prioriteiten
OPLOSSING De oplossing zit - voor een groot stuk - bij een Europese energie-unie. Op vandaag ontwikkelen lidstaten elk voor zich capaciteitsmechanismen om de leveringszekerheid te garanderen, energiemixen worden uitgerold zonder de naburige landen te consulteren, ondersteuningsmechanismen voor producenten en eindverbruikers verschillen nog sterk. Het spreekt voor zich dat dit gebrek aan uniformiteit een kostenefficiëntie in de weg staat.
AANDACHTSPUNTEN De competitiviteit van de industrie is onderbelicht in het pakket maatregelen. Waar het pakket een actiepunt voorstelt om de kwetsbare verbruikers te beschermen door middel van een sociaal beleid – liefst via het welvaartssyteem – is er geen actiepunt voorzien om de competitiviteit van de industrie te vrijwaren. Nochtans wordt er in de begeleidende teksten wel duidelijk gewag gemaakt van het risico van delokalisatie van deze
Wat de duurzaamheidsambitie betreft zitten we ook niet op het juiste spoor. Onze bronnen van duurzame energie zijn helaas voornamelijk zon en wind en deze vergen op vandaag een fossiele back-up. We kiezen om niet te kiezen voor kolen, maar we voeren wel stroom uit het buitenland in. En we kiezen ervoor om uit kernenergie te stappen, terwijl dit op vandaag een zeer belangrijke CO2-neutrale elektriciteitsbron is.
industrie. Daarenboven zette de Barroso-Commissie een belangrijk doel dat niet genegeerd mag worden, namelijk het aandeel van de industriële activiteit laten stijgen tot 20 procent van het BBP. Dit objectief, en de competitiviteit van de energiekost, zou in het energiepakket meer aandacht moeten krijgen. Een belangrijk actiepunt uit het pakket is het engagement om regionale samenwerking te ondersteunen en te bevorderen. In een energie-unie moeten de verschillende lidstaten hun energiebeleid afstemmen met de buurlanden en waar mogelijk samenwerken. Men vertrekt vanuit de bestaande regionale samenwerkingsverbanden als opstap naar een verdere EU-wijde marktintegratie. De Commissie zal verzekeren dat alle regionale initiatieven op een coherente manier ontwikkelen richting een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt. Dit initiatief is absoluut noodzakelijk en alleen maar toe te juichen. Toch willen wij hier twee bedenkingen bij te formuleren. De Europese Commissie heeft als geen ander een helikopterzicht en zou deze meer kunnen inzetten om aanbevelingen te maken aan haar lid staten. Zo zijn er mogelijk win-wins te realiseren tussen de lidstaten, maar deze zijn omwille van de complexiteit en techniciteit van het energie systeem niet altijd even zichtbaar of te detecteren door beleidsmakers. De Europese Commissie zou meer als regisseur moeten kunnen optreden door bijvoorbeeld gemeenschappelijke onderzoekshiaten op te vullen, onaangeroerde potentiëlen in kaart te brengen, grote infrastructuurlijnen uit te tekenen,… en dit vanuit het perspectief van resource-efficiency (energy en financial resources). Daarnaast kan de vraag gesteld worden over hoe men dit zal afdwingen. Is ‘guidance’ hier voldoende? Hoe slagkrachtig is dit? Zal deze sturing voldoende zijn om de soevereiniteit van de lidstaten inzake hun energiemix toch enigszins in het gareel te houden en om daadwerkelijk tot afstemming te komen?
“Europa zou meer de punten van complementariteit tussen de verschillende lidstaten in de verf moeten zetten”
8
LOGISTIEK
9
Voka-Havenvereniging bundelt krachten havens
Een strategie voor onze havens Op 24 november 2014 werd Voka-Havenvereniging officieel boven de doopvont gehouden. Met deze krachtenbundeling tussen Voka en de Vlaamse Havenvereniging, de koepel van de private havengemeenschappen van de vier Vlaamse havens Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Oostende, werd een sterk platform gecreëerd van havengebonden en logistieke ondernemingen. We belichten enkele prioriteiten van deze nieuwe organisatie. • De evoluties in de sector nopen tot een modernisering van de havenarbeidsorganisatie • De havens moeten een gemeenschappelijke hinterlandstrategie uitwerken • Het douanebeleidsplan is goed maar moet nu ook uitgerold worden
Met de vier zeehavens beschikt Vlaanderen over unieke economische poorten die de wereld niet alleen linkt met de logistieke en industriële centra in Vlaanderen en de rest van België, maar ook met de sterke Europese markten landinwaarts en de nieuwe groeiregio’s in Europa. Dankzij deze uitstekende ligging trekken de Vlaamse havens goederenstromen aan, waarmee heel wat bedrijven in Vlaanderen, België en Europa worden bediend. Maar deze natuurlijke troef op zich is niet genoeg. De VokaHavenvereniging definieerde daarom vier fundamentele pijlers die deel moeten uitmaken van strategie voor de havens (zie figuur). 1. Investeren in nieuwe infrastructuur op basis van geobjectiveerde prioritering en de bestaande infrastructuur beter benutten. 2. De juiste randvoorwaarden creëren die de competitiviteit van onze havens versterken. 3. Procesverbetering via geconnecteerde IT-applicaties. Deze steunen op data sharing en geïntegreerde samenwerking met de douane, wat gestroomlijnde import-, export en controleprocessen tot ver in het hinterland mogelijk maken. 4. Meer B2B-samenwerking, kennisdeling en kennisversterking over innovatie, inclusief een volwaardige logistieke masteropleiding. Hieronder lichten we de belangrijkste punten die onder deze pijlers vallen, toe. EEN HAVENARBEIDSORGANISATIE VOOR DE 21STE EEUW De havenarbeidsorganisatie is altijd een sterke troef geweest voor onze havens. Ze heeft gezorgd voor een uitstekende productiviteit en sociale
Vokaberichten
vrede. Een sterk veranderde economische context, nieuwe technologische ontwikkelingen en het groeiend belang van logistiek met hoge toegevoegde waarde, maken dat de havenarbeidsorganisatie aan modernisering toe is. De huidige geografische benadering van havenarbeid (“binnen het havengebied kan havenarbeid enkel verricht worden door erkende havenarbeiders”) in tegenstelling tot een meer functionele benadering (havenarbeid is in essentie laden en lossen van zeeschepen) creëert een ongunstig klimaat voor bedrijven die wel willen investeren in logistieke activiteiten in het havengebied maar moeten vaststellen dat er geen level playing field is tussen logistieke activiteiten binnen en buiten het havengebied. Hierdoor worden de groeikansen voor logistiek gehypothekeerd. Met de hete adem van Europa in de nek (Europa heeft België in gebreke gesteld voor zijn havenarbeidsorganisatie) is het absoluut noodzakelijk dat de sociale partners elkaar vinden in een realistisch moderniseringstraject voor de havenarbeidsorganisatie. Daarbij moet goed de grens bepaald worden tussen wat we als laden en lossen van zeeschepen beschouwen en wat we als logistieke activiteiten zien. Ook meer flexibiliteit in bepaalde marktsegmenten, zal opnieuw kansen geven aan investerings- of uitbreidingsprojecten in onze havens met de bijhorende extra tewerkstelling. De modernisering van de havenarbeidsorganisatie zal een directe impact hebben op de concurrentiële positie van de Vlaamse havens. De VokaHavenvereniging zal met respect voor de reguliere paritaire afspraken alles doen om de noden van de bedrijven goed in beeld te krijgen en tot een realistische gezamenlijke opstelling te komen die helpt perspectief en draagvlak te creëren voor dit zeer belangrijke thema.
Kompas Voka-Havenvereniging INFRASTRUCTUUR • Investeren in harde infrastructuur op basis van geobjectiveerde prioriteiten • Flankerend beleid kilometerheffing • Optimaal gebruik maken van bestaande infrastructuur
COMPETITIEVE POORTEN • Modernisering havenarbeidsorganisatie • Samenwerking havens vanuit een gemeenschappelijke hinterlandstrategie • Spooroplossingen i.f.v. behoeften bedrijven • Efficiënte douane op basis van een sterk douanebeleidsplan • Performant loodswezen • Corporate governance in raden van bestuur havens • Betere matching onderwijs & knelpuntvacatures
INFOSTRUCTUUR • Havenbrede IT-applicaties op basis van data sharing • Vlaanderen douane smart hub: gestroomlijnde export-, importen controleprocessen • Supply chain visibiliteit
KNOWHOW & INNOVATIE • B2B-samenwerking rond innovatieve projecten • Kennisversterking • Een volwaardige logistieke masteropleiding in Vlaanderen
Vokaberichten
10
LOGISTIEK
INNOVATIE Vereenvoudiging van overheidssteun voor ondernemingen
Een uniek overheidsloket voor ondernemingen “Alle havens hebben belang bij een gemeenschappelijke hinterlandstrategie”
EEN GEMEENSCHAPPELIJKE HINTERLANDSTRATEGIE Een gemeenschappelijke strategie van de havens over de hinterlandnetwerken, zal de efficiëntie van de havengerelateerde distributieketens verhogen en daarmee ook de competitiviteit van de havens. Verladers vragen immers meer en meer integrale hinterlandoplossingen met uiteenlopende vormen van dienstverlening, eerder dan louter ’havenoplossingen’. De overcapaciteit van de containerbehandeling in de Hamburg – Le Havre-omgeving creëert evenwel zowel op korte als middellange termijn een bijzonder scherpe competitieve marktsituatie. Het hinterland schuift bovendien alsmaar verder op naar nieuwe logistieke hotspots (ook wel eens hinterland ‘battle fields’ genoemd) in Oost-Europa waardoor havens in Noordwest-Europa meer en meer concurreren met Duitse, Baltische en zuidelijke havens. Logistieke ketenkosten zijn en blijven een belangrijke sleutelfactor in het sturen van ladingsstromen. Havens evolueren zo meer en meer van een klassieke ‘grondbezitter’ naar een actieve aanbieder van integrale netwerkoplossingen. Waar moet zo’n hinterlandstrategie uit bestaan? Ze moet alleszins maatregelen bevatten die te maken hebben met infrastructuur (de zogenaamde ‘hardware’); IT, procedures en controleprocessen (de ‘software’) en tot slot organisatie en (keten)regie (de ‘orgware’). Deze maatregelen kunnen toegepast worden op de diverse transportmodi: spoor, wegtransport en binnenvaart en dit telkens in een bepaald tijdsperspectief: korte, middellange en lange termijn.
Rudi Demeyer Directeur Voka-Havenvereniging
[email protected]
Vokaberichten
De doelstellingen zijn duidelijk: 1. Marktaandeel winnen in het kernhinterland en kansen benutten in het bredere hinterland in Centraal- en Oost-Europa. 2. Goederenstromen in hoge volumes genereren (want kritische massa is nodig om goede intermodaalproducten te ontwikkelen), slim regisseren (software en orgware) en verankeren via partnering met marktpartijen (regio’s, verladers in achter- en hinterland). 3. Competitievere totale logistieke ketenkosten (combinatie maritieme zijde, havens en landzijde richting hinterland).
De Voka-Havenvereniging zal hier de komende maanden op basis van wetenschappelijke inzichten en gesprekken met alle relevante spelers werk van maken. VLAANDEREN DOUANE SMART HUB Voor elke logistieke regio is het belangrijk om goederenstromen te kunnen verankeren en zo meer toegevoegde waarde en tewerkstelling te creëren. Vlaanderen moet daarom de ambitie hebben om dankzij een efficiënte douane dé evidente keuze te worden voor verladers en logistieke dienstverleners als toegangspoort tot Europa. Havens spelen daarbij een zeer belangrijke rol. Het douanebeleidsplan, zoals uitgewerkt in samenspraak met de private sector en erkend in het federale regeerakkoord als hét plan, bevat de juiste prioriteiten en strategische keuzes, maar moet nu effectief uitgerold worden: onder andere meer voordelen voor AEO-gecertifieerde bedrijven; minder transactionele controles, vereenvoudigde douaneprocedures en one-stop-shop-principes voor een gecoördineerde aanpak van de verschillende overheidscontroles.
De overheidssteun voor ondernemingen is uitgegroeid tot zo’n wirwar van maatregelen dat de ondernemers door de bomen het bos niet meer zien. In dat bos gaat de Vlaamse overheid nu snoeien om het aanbod beter en toegankelijker te maken. Daarnaast moet werk gemaakt worden van een e-governmentplatform waar ondernemers met alle (aan)vragen terecht kunnen. Doorheen de tijd heeft de Vlaamse overheid een arsenaal aan steuninitiatieven voor ondernemingen uitgebouwd die aangeboden worden via verschillende overheidsagentschappen met elk een eigen loket of frontoffice. Voor de ondernemers wordt het zo steeds moeilijker om te weten waar ze voor wat terecht kunnen. De Vlaamse regering wil daar nu – op aandringen van Voka – komaf mee maken dankzij een aantal ingrijpende hervormingen die de klantvriendelijkheid en transparantie moeten vergroten. Een eerste concrete stap is de creatie van het nieuwe Agentschap Innoveren en Ondernemen (de samenvoeging van het IWT en het Agentschap Onder nemen), waarbinnen de innovatie- en groeistimuli worden gebundeld. Daarnaast gaat men voor ondernemers werk maken van één aanspreekpunt tot een reeks overheidsdiensten (gaande van het nieuwe Agentschap Innoveren en Ondernemen, over Flanders Investment and Trade tot PMV).
wisselen met de overheid. Dit vereist de realisatie van een directe koppeling aan een eengemaakt klantenmanagementsysteem binnen de Vlaamse overheid, waar alle relevante informatie per onderneming wordt gebundeld. FYSIEK AANSPREEKPUNT In sommige gevallen blijft het wenselijk dat een onderneming ook een fysiek aanspreekpunt heeft bij de overheid. Naast een team van deskundige accountmanagers die achter de schermen de ondernemingsdossiers begeleiden, is ook een team van mobiele, lokaal ingebedde accountmanagersexperts wenselijk. Als frontoffice van de overheid gaan deze overheidsexperts proactief tewerk en gaan zij ter plaatse ondernemingen ondersteunen en begeleiden bij de opmaak en indiening van hun aanvragen.
Onderneming
ANNO 2015
Met het Cargo Community System beschikken Vlaanderen en de havens over het juiste overlegplatform om met de douane tot een maximale geïntegreerde samenwerking te komen. Deze nieuwe IT-gedreven papierloze systemen moeten de export, import- en controleprocessen stroomlijnen. Vlaanderen douane smart hub hoeft dus geen slogan te blijven, maar kan effectief in de praktijk gebracht worden. De eerste stappen zijn daartoe gezet en Voka-Havenvereniging zal een faciliterende rol in dit proces spelen. Er zijn heel wat bouwstenen voorhanden om de positie van onze havens te versterken, ladingsstromen te verankeren en meer volumes en kritische massa te genereren. Zo worden de Vlaamse industrie en logistiek versterkt en gefaciliteerd, met de creatie van toegevoegde waarde en tewerkstelling als gevolg. Voka-Havenvereniging wil daar voluit voor gaan.
E-GOVERNMENT In deze tijden van digitale communicatie moet ook de Vlaamse overheid primordiaal en maximaal inzetten op het uitbouwen van een e-communicatierelatie met de ondernemingen actief in Vlaanderen. Er is bijgevolg behoefte aan een zeer performant, efficiënt, gebruiksvriendelijk, veilig Vlaams e-governmentplatform. Het platform zal eerst functioneren als een centraal aanspreekpunt waar ondernemingen terecht kunnen met al hun vragen ten aanzien van de Vlaamse overheid. Na verloop van tijd moeten ondernemers via deze unieke portal elektronisch aanvragen kunnen doen voor zaken als erkenningen, vergunningen, subsidies of fiscale materies. Binnen de grenzen van de wettelijke mogelijkheden, moet het onder nemingen ook toelaten om via één rechtstreekse lijn informatie uit te
“Er is behoefte aan een zeer performant, gebruiksvriendelijk en veilig Vlaams e-governmentplatform”
Agentschap Ondernemen
IWT
PMV
FIT
Onderneming
ANNO 2016
Uniek overheidsloket voor ondernemingen e-gov platform Pro-actief team accountmanagers
Omgevingsvergunning
Agentschap Innoveren en Ondernemen
PMV
FIT
Groenestroomcertificaten
Vincent Thoen Voka-kenniscentrum
[email protected]
Vokaberichten
11
COMPETITIVITEIT
13
Federale maatregelen om de loonkost te doen dalen
De loonkostmatiging krijgt vorm De federale regering nam eind februari meerdere maatregelen om de evolutie van de loonkost onder bedwang te houden en de competitiviteit te herstellen. Zo krijgen ondernemingen eindelijk perspectief op een echte daling van de loonkosthandicap. De concrete teksten zijn nog niet in het Belgisch Staatsblad verschenen, maar Manou Doutrepont, adviseur bij het Voka-kenniscentrum, lijst voor u op wat we al weten. • Gezondheidsindex vanaf maart geblokkeerd op niveau februari • Blokkering blijft tot indexsprong van 2 procent • Indexeringsmechanismen waarschijnlijk tegen zomer 2016 geneutraliseerd
1. INDEXSPRONG Vanaf maart zal het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex worden geblokkeerd op het niveau van februari. Deze blokkering blijft duren totdat er een indexsprong van 2 procent is gerealiseerd. Hoe lang dit zal duren is afhankelijk van de inflatie. Volgens de huidige raming zullen tot in de zomer 2016 de indexeringsmechanismen geneutraliseerd worden. Vanaf dan zullen de lonen weer automatisch geïndexeerd worden volgens de (sectorale) indexeringsmodaliteiten. Ten opzichte van de automatische loonindexering is dat een vermindering van de loonkost van 2,6 miljard euro. De grafiek stelt het gebruikte mechanisme grafisch voor. Hieronder leggen we het mechanisme in detail uit. Let wel, wat volgt is hogere wiskunde... Het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van de maand februari (A) wordt geblokkeerd en blijft vanaf maart 2015 de referentie (B) voor de indexering van de lonen.
Gezondheidsindex
103,00
Afgevlakte gezondheidsindex
A
101,00
B
D
100,57
100,00
2%
99,00 98,56
REFERENTIEMAAND C
20
14 li au gu 20 14 st us pt em 201 4 be ok r 20 to 14 b e no ve r 20 m 14 de ber 20 ce m 14 be r2 ja nu 014 ar i2 fe 0 br ua 15 ri 20 m 15 aa rt 20 15 ap ril 20 15 m ei 20 15 ju ni 20 15 ju li au gu 20 15 st se us pt em 201 5 be ok r 20 to 15 b e no ve r 20 m 15 de ber 20 ce m 15 be r2 ja nu 015 ar i2 fe 0 br ua 16 ri 20 m 16 aa rt 20 16 ap ril 20 16 m ei 20 1 6 ju ni 20 16 j au uli 2 gu 01 st 6 se us pt em 201 6 be ok r 20 to 16 no ber 20 ve m 16 b e de ce r 20 m 16 be r2 ja nu 016 ar i2 fe 0 br ua 17 ri 20 m 17 aa rt 20 17 ap ril 20 17 m ei 20 17
ei
se
ju
ju
ni
20
14
98,00
Vokaberichten
Het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van de maand februari wordt verminderd met 2 procent. Wiskundig gezien wordt die vermenigvuldigd met 0,98 (C). Dit gecorrigeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex evolueert vanaf maart in functie van de inflatie van de gezondheidsindex. Die evolutie heeft geen invloed op de lonen. Wanneer het gecorrigeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex (C) het geblokkeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van de maand februari ’15 (B) inhaalt (B = C, allicht in de zomer 2016), wordt het automatisch indexeringsmechanisme opnieuw van kracht. Het gecorrigeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex (D) wordt de referentie voor de automatische indexering van de lonen in plaats van de niet-gecorrigeerde.
Men mag de sectorale modaliteiten niet uit het oog verliezen. Zo zijn er sectoren waar de indexering gebaseerd is op tweemaandelijkse gemiddeldes van de viermaandelijkse gemiddeldes. Anderen indexeren pas twee of drie maanden na het overschrijden van de spilindex. Sommige sectoren zullen dus in maart nog een indexering kennen. In de komende weken zullen de werkgevers hier een meer concreet beeld van krijgen. 2. LOONNORM Omdat er geen unaniem akkoord was in de Groep van Tien, zal de regering de loonnorm bij KB opleggen. In 2015 mogen er geen loonsverhogingen worden toegekend. Voor 2016 bedraagt de loonnorm: 0,5% van de brutoloonmassa, totale kost voor de werkgever alle lasten inbegrepen of 0,3% van de loonmassa in netto zonder bijkomende kosten voor de werkgever. De sociale onderhandelaars zullen rekening houden met de tekst van het ‘quasi IPA’, ondertekend door alle gesprekspartners met uitzondering van het ABVV. In die tekst vindt men de aanbeveling om de enveloppes aan te wenden voor ’toekomstgerichte’ maatregelen zoals aanvullend pensioen, vorming, mobiliteit, langer werken, ….
Eens dit moment bereikt is zijn de mechanismen van de automatische indexering opnieuw van toepassing. Vanaf dan zal het gecorrigeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex (D) als maatstaf gelden.
Zoals steeds zullen eerst de paritaire comités aan zet zijn. In functie van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten zullen de ondernemingen al dan niet ruimte krijgen voor bedrijfseigen modaliteiten.
De concrete datum van indexering hangt dan af • ofwel van het moment dat het gecorrigeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex (D) de spilindex overschrijdt (vaste indexering, variabel moment). Noot: de spilindex wordt niet vermenigvuldigd met 0,98; • ofwel van de overeengekomen datum van indexeringen (vaste datum, variabele indexering). Noot: het percentage van de indexering wordt berekend op basis van de vergelijking van het gecorrigeerde viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex (D) met het geblokkeerde viermaandelijkse gemiddelde gezondheidsindex (B).
De regering zal nog een drietal drempels moeten verhogen die van belang zijn voor deze onderhandelingen, met name: • het maximum faciaal tarief van de maaltijdcheques (van 7 naar 8 euro); • de hoogte van de aftrekbaarheid van de maaltijdcheques (van 1 naar 2 euro); • het maximumbedrag van de niet-recurrente resultaatsgebonden bonus (cao nummer 90) (van 3.130 naar 3.200 euro).
Referentie-index
102,00
m
12
Die verhogingen zullen uiteraard ten vroegste vanaf 1 januari 2016 van toepassing kunnen zijn.
De ruimte voor conventionele loonsverhogingen moet bekeken worden samen met de indexsprong van 2 procent. Reken daarbij de verlaging van de werkgeversbijdragen in 2016 (900 miljoen euro). De cumul van de drie maatregelen betekent in essentie dat de Belgische economie de bocht heeft genomen van het herstel van de competitiviteit.
“Sommige sectoren zullen in maart nog een indexering kennen”
3. VERMINDERING VAN DE VAKANTIEBIJDRAGE De regering vermindert de driemaandelijkse werkgeversbijdrage ter financiering van het vakantiegeld van arbeiders. Dit is een financiële compensatie voor de afschaffing van de carenzdag door de invoering van het eenheidsstatuut. Deze bijdrage (vandaag: 16,27 procent) gebeurt in vier fases: • bijdrage vanaf 2de trimester 2015: 16,10 procent • bijdrage vanaf 1ste trimester 2016: 15,9 procent • bijdrage vanaf 1ste trimester 2017: 15,88 procent • bijdrage vanaf 1ste trimester 2018: 15,84 procent Alles samen houdt dit een besparing in van 38 miljoen euro of, anders uitgedrukt, van 0,43 procent van de brutolonen van de arbeiders. 4. INSCHAKELINGSVERGOEDING De maatregel over de inschakelingsvergoeding is alleen voor de werk gevers in herstructurering. Er wordt in een alternatieve berekening voor de inschakelingsvergoeding voorzien, zodat de werkgever – voor werknemers die al voor de inwerkingtreding van het eenheidsstatuut een arbeids overeenkomst hadden – de inschakelingsvergoeding uitgekeerd krijgt, berekend op basis van de opzegtermijn volgens de oude regeling. De werkgever krijgt dan de terugbetaling van het verschil tussen de inschakelingsvergoeding en de opzeggingsvergoeding berekend volgens de oude regels geldig vóór 1 januari 2014. Op die manier betaalt de werkgever netto minder opzeggingsvergoeding.
Manou Doutrepont Voka-kenniscentrum
[email protected]
Vokaberichten
14
MILIEU
• De waterfactuur moet betaalbaar blijven voor bedrijven • Dit is mogelijk door meer efficiëntie en doelbewuste investeringen • Bij de bepaling van de milieu kwaliteitsnormen moet men met alle gegevens rekening houden
Wateragenda 2015
Hoe België en Nederland verschillend reageerden op crisis
Waakzaam over de waterfactuur
Twee landen, twee snelheden
Sinds de zesde staatshervorming is de Vlaamse overheid bevoegd voor de controle van de drinkwaterprijs. Dit maakt een integrale tariefregulering van de waterprijs mogelijk. Dit jaar zullen er ook nieuwe en strengere milieukwaliteitsnormen voor gevaarlijke stoffen komen. Het is belangrijk dat het gevoerde beleid Vlaamse bedrijven niet benadeelt tegenover bedrijven in andere Europese landen.
“Het Planbureau verwacht in 2015 een groei van 1,7 en in 2016 1,8 procent. Het begrotingstekort zou zakken van 1,8 in 2015 naar 1,2 procent in 2016. Het Planbureau verwacht wel een lichte daling van het overschot op de handelsbalans (de lopende rekening om exact te zijn) van 10 naar 9,5 procent.” … Klopt dit wel?
Bedrijven betalen via de waterfactuur voor de productie en levering van drinkwater en de zuivering en afvoer van afvalwater. De controlebevoegdheid voor de drinkwaterprijs is sinds de recente staatshervorming geregionaliseerd. Hierdoor is Vlaanderen bevoegd voor de tariefregulering van alle componenten van de waterfactuur. De Vlaamse regering wil nu zorgen voor een nieuwe uniforme tariefregulering. Het doel is om de drinkwateren afvalwaterprijs voor een lange termijn vast te leggen en in te zetten op efficiëntieverbeteringen bij rioolbeheerders en watermaatschappijen. Daarnaast zullen, met de afschaffing van de vijftien kubieke meter gratis water, ook een aantal principes inzake tariefstructuur vastgelegd worden.
Misschien hebt u met veel verbazing bovenstaande alinea gelezen. Misschien dacht u zelfs na het lezen van dergelijke gunstige cijfers: ”Dit slaat toch nergens op!” Toch staat er in bovenstaand bericht geen enkele fout, behalve dat het niet het Federaal Planbureau is dat deze voorspelling doet, maar zijn Nederlandse evenknie, het Centraal Planbureau.
Voor Voka is het cruciaal dat de waterfactuur betaalbaar blijft, zodat de concurrentiepositie van de bedrijven niet in het gedrang komt. Dit is mogelijk als de tariefregulering de nodige mechanismen voorziet die watermaatschappijen, rioolbeheerders en gemeenten aanzetten om de kosten te beheersen door een efficiëntie bedrijfsvoering en doelmatige investeringen. Het is ook cruciaal dat het ganse proces transparant verloopt. Tariefverhogingen via het programmadecreet, zoals de recente stijging van de bijdrage en vergoeding voor waterzuivering, zonder voorspelbaarheid en ruimte voor maatschappelijk debat moeten dan ook voorkomen worden. De regulator zal hier een belangrijke rol in spelen.
Ellen Vanassche Voka-kenniscentrum
[email protected]
Vokaberichten
1,8% HET CIJFER
NIEUWE MILIEUKWALITEITSNORMEN In 2015 zullen nieuwe milieukwaliteitsnormen (MKN) voor oppervlaktewater vastgelegd worden. Dit zijn normen voor stoffen die een gevaar kunnen inhouden voor het aquatisch milieu, ze bepalen de basiskwaliteit waaraan oppervlaktewateren moeten voldoen. Enerzijds worden nieuwe en stren-
gere normen ingevoerd in de nationale wetgeving. Anderzijds vindt ook op Vlaams niveau een herziening van de MKN plaats voor stoffen die niet op de Europese lijst staan. Voor minstens vijf stoffen zal dit het geval zijn. In Vlaanderen bestaat er een expliciete link tussen deze MKN en de vergunningsplicht via het indelingscriterium. Het indelingscriterium bepaalt vanaf welke concentratie afvalwater beschouwd moet worden als ‘bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen’. Bij overschrijding van dit criterium is een bedrijf vergunningsplichtig en moet een lozingsnorm aangevraagd worden waarbij dan weer rekening gehouden wordt met het behalen van de MKN in het oppervlaktewater waarop een bedrijf zijn afvalwater loost. Voka ondersteunt het principe dat verspreiding van gevaarlijke stoffen goed gereguleerd moet worden. De industrie heeft de afgelopen jaren daaromtrent al heel wat inspanningen geleverd. Het is belangrijk dat bij de herziening van de MKN rekening gehouden wordt met alle beschikbare gevalideerde wetenschappelijke informatie. Testen uitgevoerd in het kader van andere regelgeving moeten mee in beschouwing genomen worden. Daarnaast moet een versoepeling van de MKN mogelijk zijn indien uit die informatie blijkt dat concentraties hoger dan de bestaande MKN geen risico inhouden voor het aquatisch milieu. Elk voorstel van Vlaamse MKN moet eveneens binnen een Europese context geëvalueerd worden, zodat een Europees level playing field gegarandeerd wordt. Bovendien is het cruciaal dat bij de bepaling van de lozingsnormen de best beschikbare technieken het referentiekader vormen, eventueel aangevuld met reële emissiemetingen. Ten slotte is het belangrijk dat telkens nagegaan wordt wat de impact van de lozing van gevaarlijke stoffen in het ontvangende oppervlaktewater is.
NEDERLAND ZIT BIJNA AAN 2 PROCENT GROEI Het contrast met België is groot. In 2015 kunnen we op 1 procent groei rekenen. Voor 2016 heeft het Federaal Planbureau nog geen ramingen gemaakt maar een 1,8 procent zoals in Nederland zal er zeker (nog) niet inzitten. Mocht de verminderde gasproductie in Groningen niet een feit zijn, dan had er volgens het Nederlands Planbureau in 2016 zelfs een 1,9 procent in gezeten. Daarmee zit Nederland al heel dicht bij de 2 procent groei die Voka voorop stelde in haar groeipact. Nederland toont dus aan dat die 2 procent voor een Westers vergrijzend land geen utopie hoeft te zijn. Natuurlijk is de situatie tussen Nederland en België niet identiek. Doorheen de crisis liep Nederland qua groei achter op België. Dat had veel te maken met de Nederlandse huizencrisis. Het tweede verschil is dat Nederland zeer snel gereageerd heeft op de crisis. Misschien zelfs wat overgereageerd. Het resultaat is wel dat Nederland nu volop kan profiteren van de aantrekkende economie in Europa en de VS. De grote bezuinigingsrondes liggen in Nederland grotendeels achter de rug en er is stilaan financiële ruimte voor extra overheidsinvesteringen en lastenverlagingen op arbeid.
Nederland zit hierdoor nu in een veel gunstigere positie dan België. Het Nederlands economisch weefsel is veel beter intact gebleven dan het Belgische. Bovendien trekt de Nederlandse economie ook heel wat bedrijven uit de nieuwe economie aan. Denk maar aan de grote e-commerce spelers die Nederland als uitvalsbasis nemen. Of de regio rond Eindhoven, die het misschien zelfs verdient om het Silicon Valley van Europa genoemd te worden.
“Nederland toont aan dat 2 procent groei voor een Westers vergrijzend land geen utopie hoeft te zijn”
TWEE LESSEN De les voor België is tweevoudig. Vooreerst worden de bloemen aan de meet gegeven. In bepaalde kringen was het lang bon ton om neer te kijken op Nederland dat harder getroffen werd door de economische crisis dan België. Het verschil is vooral dat Nederland de problemen heeft aangepakt en dat België de factuur voor zich uit heeft geschoven. Dit door de overheidsschuld te laten oplopen en het begrotingstekort maar traag weg te werken. Ten tweede werd de koopkracht intact gehouden via de automatische index. Maar dat is eveneens de factuur doorschuiven; in dit geval naar de exportbedrijven. Aangezien veel van die bedrijven de oplopende loonfactuur niet in hun verkoopprijzen konden doorrekenen, betekende dit dus een verlies aan marge en concurrentiekracht. In tweede instantie betekende dit de sluiting of afbouw van de Belgische vestigingen. Met jobverlies tot gevolg. De tweede les is dat structurele hervormingen, ook al zijn ze niet populair, zich na enkele jaren terugbetalen. In Nederland is de vergrijzing wèl betaalbaar en is het land klaar om ook in de komende jaren in de economische hoogste klasse te blijven meespelen. In België is het werk daaren tegen nog maar net begonnen.
Stijn Decock Voka-kenniscentrum
[email protected] @VOKA_sdecock
Vokaberichten
15
ONDERNEMING & POLITIEK
Bedrijfsbezoeken
brengt politici en ondernemers dichter bij elkaar. Het Voka-programma Onderneming & Politiek organiseert ontmoetingen tussen ondernemers en politici. Politici leren er het bedrijfsleven van binnenuit kennen. Het programma slaat op verschillende manieren een brug tussen ondernemers en politici.
Voka bezoekt regelmatig ondernemingen en projecten. U werpt een exclusieve blik achter de schermen van boeiende ondernemingen of u wordt meegenomen op de werf van een van de vele interessante projecten die in Vlaanderen en Brussel worden gerealiseerd. Achteraf wordt een tafelgesprek georganiseerd waarbij er rond een welbepaald thema wordt gedebatteerd in aanwezigheid van ondernemers. - Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (naar een Autonome en efficiënte douane) - AGC Glass Europe (klimaatbeleid: kansen voor de producten - bedreiging voor de industriële productie) - Brussels Airlines nv (Brussels Airport, ‘Welcome to Europe’: hoe welkom?) - Duvel Moortgat nv (Internationaal ondernemen in een globale economie) - ABATAN NV (Het belang van ondernemerschap voor de leefbaarheid van Brussel)
Stage in bedrijf Hebt u altijd al eens willen weten hoe een onderneming van binnen werkt? Of wil u weten met welke uitdagingen onze ondernemingen dagelijks worden geconfronteerd? Het programma Onderneming & Politiek organiseert stages voor leden van het Vlaams, Brussels, Europees en Federaal parlement. U kan zich kandidaat stellen om een bedrijfsstage te lopen van 1 tot 4 dagen in een onderneming.
IVITEITEN
NETWERKACT
a.be www.vok
Bedrijven die in 2013 mee deden aan de bedrijfsstages: Festival Van Vlaanderen - TCT Belgium - GC Europe - Aswebo - Bayer Materialscience - Clear Channel - Plopsaland - Ontex - Roularta - Juri NV - Valcke Prefab Beton - Caroline Biss - Krinkels De Bonte - Ineos - Pittman Seafoods - Alsico - ICO Terminals - Van de Velde - BLCC - H.Essers G4S secure solutions - AZ Nikolaas - Materialise - Matexi - Daikin Van de Wiele - Brussels Airport Company - Arcelor Mittal - Sabena Technics - BPost - Van Gansewinkel - Brussels Airport Company Vanheede Environment Group - Mobistar - Portconnect - Cortina Ravago - Neuhaus - Durlet - Poco Loco - Exki.
OEKEN
BEDRIJFSBEZ
STAGES
U hebt interesse om het ondernemingsleven van binnenuit te leren kennen? Neem dan contact op met Tom Demeyer, Coördinator Onderneming & Politiek 02 229 81 20 - 0472 84 15 99 -
[email protected] - (twitter) @VOKA_tdemeyer Wij brengen u in contact met de ondernemers.
Voka - Vlaams netwerk van ondernemingen Koningsstraat 158 - 1000 Brussel -
[email protected]
@voka_jlibeer