John Cüsters
Twintig jaar op de bres voor huurders
De geschiedenis van de Nederlandse Woonbond
Inhoud
Voorwoord
9
1 – Opkomst van de huurdersbeweging
11
2 – Van drie organisaties naar één Woonbond
39
3 – Opbouw en positie kiezen
67
4 – De eerste grote successen
119
5 – Vechten tegen een muur
177
6 – Verbreding 203
Epiloog
bijlagen
241
Lijst van afkortingen 246
Lijst van geïnterviewden 247
Woonbond in actie dvd
Voorwoord
Elke maatschappelijke organisatie die zichzelf respecteert, beschrijft haar eigen geschiedenis. De roerige geschiedenis van twintig jaar Woonbond vraagt er bovendien om in kaart gebracht te worden. In dit boek neemt John Cüsters u mee naar de voorgeschiedenis van de Woonbond in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Hij beschrijft de moeizame start van de Woonbond na de fusie van lobh, nvh en los en hoe het met de organisatie en de Vereniging toch allemaal goed is gekomen. De ups (zoals de Overlegwet, het convenant energie besparing, het tegenhouden van de liberalisatieplannen van ex-minister Dekker en het inflatievolgend huurbeleid) en downs (zoals forse huurstijgingen in de jaren negentig en conflicten met ministers en Aedes) in de belangenbehartiging komen ruimschoots aan bod. Al met al kunnen we terugzien op een succesvol twintigjarig bestaan van de Woonbond. We zijn er met elkaar in geslaagd om een bloeiende vereniging op te bouwen, ondersteund door een professionele werkorganisatie. Een vereniging die veel successen heeft geboekt en een steeds sterkere positie in het publieke debat heeft verworven. Een groeiende vereniging ook, die hopelijk binnenkort meer dan de helft van de huurders verenigt. Naast de Vereniging staat de goed draaiende Stichting Woonbond Kennis- en Adviescentrum (wka). Vereniging en stichting versterken elkaar precies zoals ooit de opzet was. We kunnen als huurdersbeweging echter zeker niet achterover leunen. Nog steeds is er sprake van een ongelijke behandeling van huurders en kopers. En nog steeds moet de betaalbaarheid en de kwaliteit van het huren verbeteren, met extra aandacht voor huurders met een smalle beurs. Ook moeten huurders, zowel op individueel, lokaal als nationaal niveau, meer zeggenschap krijgen. Zoals in hoofdstuk 6 geanalyseerd wordt, heeft het kabinet-Rutte voor huurders forse verslechteringen in petto zodat de inzet van de Woonbond ook de komende jaren hard nodig zal zijn. Er is kortom nog een wereld te winnen.
9
▸ De kiem van de huurdersbeweging in Nederland ligt in de jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze op straat liggende provo met een vlaggetje van Hartevelt jenever op de buik levert een ludiek ‘commentaar’ op de kneuterigheid van de Nederlanders. Amsterdam, eind jaren zestig
In de epiloog stelt John Cüsters een drietal vragen over de toekomst en de uitdagingen voor de Woonbond. Zonder er hier uitvoerig op in te gaan, willen we daarover toch een paar opmerkingen maken. Zijn wij niet te geïnstitutionaliseerd en vergeten we daardoor niet te veel het dagelijkse handwerk? Volgens ons hoeft het een het ander niet uit te sluiten. We moeten nog veel zaken voor huurders en huurdersorganisaties regelen, onder andere in regelgeving. Maar we zullen ook niet vergeten om met acties misstanden aan de kaak te stellen. Is de Woonbond in de loop der jaren niet te veel geprofessionaliseerd en komen we daardoor niet te veel op afstand van de vrijwilligers in huurdersland? Die kans bestaat, maar professionalisering hoeft niet per se te leiden tot bureau cratie en onvoldoende ruimte voor huurders die actief willen worden. Wij denken dat professionalisering en vrijwilligerswerk elkaar juist kunnen versterken. Vrijwilligerswerk en lokale belangenbehartiging zijn gebaat bij professionele ondersteuning vanuit de Woonbond en het wka. Zeker in deze tijd waarin de problematiek steeds complexer wordt. De laatste vraag komt van André Thomsen, die zich wel eens de ‘opa van de Woonbond’ heeft genoemd. Zijn wij nog wel scherp en vernieuwend genoeg? Weten we nog wel wat er zich werkelijk in de buurten afspeelt? Dit is een reëel gevaar. Het combineren van professioneel onderhandelen en belangenbehartiging met het voldoende ‘met de poten in de klei staan’ is immers een zware, maar geen onmogelijke opdracht. Deze opdracht ligt er zowel voor de werkorganisatie en het bestuur van de Woonbond, als voor huurdersorganisaties. We moeten voldoende voeling houden met onze achterban van bewonersgroepen en individuele huurders. Dat is belangrijk voor onze democratische legitimatie, maar ook om te blijven weten wat er onder huurders leeft. Alles bij elkaar geeft dit boek een goed overzicht van twintig jaar Woonbond, inclusief af en toe smakelijke anekdotes. Zes portretjes van lidorganisaties van de Woonbond (aan het eind van ieder hoofdstuk) geven een beeld van onze veelkleurige achterban. Achterin vindt u ook nog een mooie dvd waarin u de Woonbond en zijn achterban in actie kunt zien. Wij wensen u heel veel lees- en kijkplezier.
Jan Laurier, voorzitter Nederlandse Woonbond Ronald Paping, directeur Nederlandse Woonbond
10
1
11
12
1
Opkomst van de huurdersbeweging
De geest uit de fles De kiem van de huurdersbeweging in Nederland ligt in de jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Bewoners waren in ons brave en verzuilde land voorheen nauwelijks georganiseerd. In buurten en wijken waren hooguit speeltuinverenigingen actief. Van organisaties van huurders was nog geen sprake; hun belangen werden geacht te worden vertegenwoordigd door vakbonden, politieke partijen en woningcorporaties. In ons land heerste in de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog ook een betrekkelijk grote saamhorigheid: ‘we’ werkten samen aan een nieuwe maatschappij en aan de be strijding van de grote woningnood. Een gedeeld elan dat echter na verloop van tijd omsloeg in gezapigheid en stilstand. Er waren onder meer krenten voor nodig om de samenleving, en ook de huurders, duidelijk te maken dat er iets moest veran deren. We schrijven 23 april 1966, het Spui in Amsterdam. Op straat deelt Koosje Koster gratis krenten uit aan voorbijgangers. Het is een ludiek commentaar op de kneuterigheid en krenterigheid van de Nederlanders. De politie, niet voorbereid op de actie, arresteert de studente, die in het bureau door drie mannelijke agenten wordt uitgekleed en gefouilleerd. Ze kan immers nog andere stoffen op haar lichaam dragen. Na urenlang verhoor, slechts gekleed in een deken, belandt ze in het gevang. De kantonrechter veroordeelt Koosje tot een boete van 25 gulden, ‘omdat ze de openbare orde heeft verstoord door bij een happening krenten uit te delen’. De hele kwestie leidt tot discussies in de Tweede Kamer en draagt bij aan het ontslag van de hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie. Waarom een boek over twintig jaar Woonbond beginnen met een ogenschijn lijk triviale gebeurtenis van bijna 45 jaar geleden? Omdat het incident rond Koosje Koster symbool staat voor de Nederlandse samenleving in het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw: een keurige, stijve, aangeharkte maatschappij waarin de spruitjeslucht domineerde en de openbare orde en het overheidsgezag ◂ Het behalen van het hoogste punt van een nieuw bouwhuis tijdens de bouw wordt gevierd met jene ver (in plaats van met traditioneel pannenbier). Zuidbroek, 1953
onaantastbaar waren. Hoe anders was dat vijf jaar later. De Provo’s, waarvan Koster deel uitmaakte, hadden tussen 1965 en 1967 met tal van geweldloze en vaak ludieke acties het gevestigde gezag geprovoceerd. Een groep studenten had in 1969 vijf dagen lang het Maagdenhuis in Amsterdam bezet. Met de actie wilden ze bij het bestuur van de Universiteit van Amsterdam meer inspraak afdwingen. Een jaar eerder, in mei 1968, was in Frankrijk een algemene staking
13