Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 47
Communicatie tussen de stakeholders van vrijwillige inzet: bittere noodzaak
4 Peter van der Loo Nadia Dajani
1. Inleiding
municatiestroom kan worden beschreven als ‘manage-
Vrijwillige inzet kent veel verschillende betrokken
ment’ vanuit de organisatie naar de vrijwilliger toe.
partijen (stakeholders) zoals de vrijwilliger, de vrijwil-
Ten tweede kan er communicatie plaatsvinden tussen
ligersorganisatie, de overheid, het bedrijfsleven en het
vrijwilligersorganisaties onderling met als doel van
onderwijs (zie o.a. Hal et al., 2004). Als we vrijwillige
elkaar te leren over het managen van en omgaan met
inzet opvatten als een natuurlijke hulpbron, het cen-
vrijwilligers. Ten derde kan sprake zijn van communi-
trale thema van deze VIO, rijst de vraag of er ook spra-
catie tussen de vrijwilligersorganisaties en de overige
ke is van een collectief managementprobleem waarbij
stakeholders (bijvoorbeeld overheid, ondersteunende
meer stakeholders betrokken moeten worden. Voor
organisaties, vrijwilligerscentrales, enzovoort). Ten
onze analyse van dit communicatieaspect maken com-
slotte kan er ook communicatie plaatsvinden tussen
bineren wij de collective action-theorie (Olson, 1975)
de vrijwilliger en overige stakeholders (bijvoorbeeld
met de stakeholder typologie van Mitchell et al.,
vrijwilligerscentrales en vacaturebanken), in de vorm
(1997). De aanname van dit artikel is dat, om te voor-
van stimuleren, ondersteunen en of bemiddelen.
komen dat het vrijwilligerswerk gedupeerd raakt door maatschappelijke ontwikkelingen (zie van Hal et al.,
2.1. Wie zijn de stakeholders?
2004), goede en consistente communicatie tussen de
Er zijn veel stakeholders betrokken bij vrijwillige
relevante stakeholders onmisbaar is. Het zal duidelijk
inzet. De voornaamste stakeholders zijn de vrijwilliger
worden dat het verstandig is de vrijwilliger actief bij
zelf en de organisatie waarbij het vrijwilligerswerk
deze dialoog te betrekken.
wordt verricht. Tot dezelfde groep behoren ook ‘andere’ vrijwilligers, (eventuele) werknemers, de leiding
De vraagstelling van dit artikel is tweeledig:
van de organisatie (betaald en onbetaald) en eventuele
a. Wie zijn de relevante partijen - de stakeholders -
klanten van de organisatie. De zogenaamde secundai-
van vrijwillige inzet? b. Is er sprake van dialoog tussen deze stakeholders en hoe ziet deze er eventueel uit?
re stakeholders zijn onder andere collega-vrijwilligersorganisaties, ondersteuningsorganisaties (lokaal, provinciaal en landelijk niveau); direct (MOVISIE) en indirect (CBS/SCP/RMO), de overheid (Rijk, provin-
2. De stakeholders van vrijwillige inzet en de onderlinge communicatie Wij onderscheiden vier verschillende communicaties-
cies en gemeenten, fondsen, het bedrijfsleven, en scholen en universiteiten (zie voor een brede beschrijving Wilbrink et al., 1999).
tromen in vrijwillige inzet - een stroom op microniveau en drie op macroniveau. Ten eerste is er sprake
Om te bepalen wie van de bovenstaande stakeholders
van communicatie tussen de vrijwilliger en de organi-
beslist aan de dialoog moeten deelnemen, gebruiken
satie waar deze vrijwilligerswerk verricht. Deze com-
we de stakeholder typology van Mitchell et al., (1997).
48 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Communicatie tussen stakeholders noodzakelijk
Deze typologie onderscheidt zeven categorieën, te
deren wanneer deze stakeholder meer legitimiteit of
weten dormant, discretionary, demanding, dominant,
urgentie krijgt. Discretionary stakeholders beschikken
dangerous, dependant en definitive stakeholders. De cate-
wel over legitimiteit, maar hebben onvoldoende
gorie waarin een stakeholder valt, hangt af van de
macht of urgentie om invloed uit te oefenen. Vanuit
mate waarin deze de volgende eigenschappen bezit: 1)
vrijwillige inzet bezien is er geen druk om met deze
“the stakeholder’s power to influence the firm, 2) the legi-
stakeholders in contact te komen, maar het is wel
timacy of the stakeholder’s relationship with the firm, and
mogelijk en belangrijk. Bij de demanding stakeholders
3) the urgency of the stakeholder’s claim on the firm”
is alleen sprake van urgentie, ze hebben verder geen
(Mitchell et al., 1997; p. 854). De macht van een partij
macht of legitimiteit. Deze stakeholders worden erva-
is afhankelijk van de mate waarin de partij over dwin-
ren als vervelend, maar niet gevaarlijk. De zogemaan-
gende, utilitaire of normatieve middelen beschikt om
de expectant stakeholders beschikken over twee van
de eigen wil op te leggen aan de ander. Deze macht is
de drie eigenschappen. Hieronder vallen allereerst de
variabel over de tijd. De legitimiteit van de stakeholder
dominant stakeholders, die zowel macht als legitimiteit
hangt af van de mate waarin diens acties gewenst,
bezitten. Ze zijn dominant omdat ze met legitieme
terecht, fatsoenlijk of geschikt zijn binnen het geac-
redenen machtig zijn. Dat maakt hen belangrijke sta-
cepteerde systeem van overtuigingen, normen en
keholders die niet genegeerd kunnen worden. Bij vrij-
waarden. Urgentie betreft de mate waarin deze stake-
willige inzet valt in elk geval te denken aan de fondsen
holder onmiddellijke aandacht eist.
en andere financiers. Een punt van discussie is of de overheid ook in deze categorie valt. De overheid is
Figuur 1. Stakeholder typology van Mitchell et al.,
duidelijk machtig omdat ze (deels) financier is en
(1997).
omdat ze in feite organisaties en werkvormen kan verbieden. Juist daar speelt de legitimiteitdiscussie: mag
Stakeholder Typology: One, Two or Three Attributes Present
de overheid bepaalde vrijwilligersactiviteiten verbieden omdat de organisatie aan slecht vrijwilligersmanagement doet, of zijn dat ‘dictatoriale’ toestanden?
POWER LEGITIMACY 1 Dormant Stakeholder
5 Dangerous Stakeholder
vraag ook gerechtvaardigd of de overheid wellicht over urgentie beschikt. Immers, de overheid zou in het
4 Dominant Stakeholder
7 Definitive Stakeholder
geval vrijwillige inzet vermindert, taken moeten over2 Discretionary Stakeholder
nemen die momenteel door vrijwilligers(organisaties) worden uitgevoerd. Wanneer de overheid ook urgentie heeft, verandert ze in een dangerous stakeholder.
6 Dependent Stakeholder 3 Demanding Stakeholder
Om de discussie nog ingewikkelder te maken is de
Kenmerkend voor de dependant stakeholders is hun afhankelijkheid van andere stakeholders, omdat zij 8 Nonstakeholder
niet machtig zijn. In deze categorie vallen de ondersteunende organisaties, cliënten van de vrijwilligers en
URGENCY
de (vrijwilligers)organisaties zelf. Hoewel, heeft een (vrijwilligers)organisatie geen enkele vorm van macht over de vrijwilliger? Zo ja, is die macht dan legitiem?
Stakeholders die over één van de drie eigenschappen
In het centrum van het model staan ten slotte de
bezitten, noemen we latente stakeholders. Ze kunnen
definitive stakeholders die een legitieme en urgente
verdeeld worden in dormant, discretionary en deman-
claim hebben en ook nog beschikken over macht. De
ding. Dormant stakeholders beschikken over de
vrijwilligers zijn absoluut de ultieme stakeholders van
macht om hun wil in de dialoog over vrijwillige inzet
vrijwillige inzet!
op te leggen, maar doordat zij in feite niet over een legitieme of urgente claim beschikken, is hun macht
2.2. Communicatie tussen de stakeholders
vrij nutteloos. Deze stakeholders hebben weinig
De communicatie op microniveau is gericht op het
bemoeienis met vrijwillige inzet. Dit kan echter veran-
dagelijkse vrijwilligersbeleid vanuit de organisatie
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 49
naar de vrijwilliger, terwijl de communicatie op
siteit van communicatie af van de macht, legitimiteit
macroniveau vooral draait om het voortbestaan van
en urgentie waarover de stakeholder beschikt.
vrijwillige inzet. Bij allebei hangt soort, mate en inten-
Figuur 2 illustreert de communicatiestromen.
Figuur 2: Communicatiestromen bij vrijwillige inzet
(Vrijwilligers) organisatie
a) Communicatie: management
b) Communicatie: leren van / over elkaar & afstemming
Andere (Vrijwilligers) organisaties
Gezamenlijk management
c) Communicatie: reageren, aanpassen & ontwikkelen
d) Communicatie: stimuleren, ondersteunen & bemiddelen Overige Stakeholders
De Vrijwilliger
Overigens, hoewel figuur 2 lijkt te impliceren dat de
verrichten. Dit geldt overigens andersom ook; de ont-
vrijwilliger slechts met één (vrijwilligers)organisatie
vangers van vrijwilligerswerk stellen het ook op prijs
een relatie heeft, hoeft dat uiteraard niet. De vrijwilli-
tijdig te weten als ze niet op de vrijwilliger kunnen
ger kan bij meerdere organisaties actief zijn en dan
rekenen om wat voor reden dan ook (Grossman en
dezelfde communicatiestromen hebben.
Furano, 1999).
a. Management: communicatie tussen de vrijwilliger en de
Wanneer de organisatie tekort schiet in haar vrijwilli-
(vrijwilligers)organisatie
gersbeleid en -management en/of de communicatie
Aan de basis van goed vrijwilligersmanagement en -
daarover, kan dit ertoe leiden dat de vrijwilliger afziet
beleid ligt goede communicatie tussen de stakehol-
van het vrijwilligerswerk. Op deze manier bederft de
ders. Grossman en Furano (1999) stellen dat kwali-
(vrijwilligers)organisatie het niet alleen voor zichzelf,
teitsmanagement essentieel is voor effectieve vrijwilli-
maar wellicht ook voor andere organisaties die vrijwil-
ge inzet. Hierbij zijn drie managementaspecten van
ligers nodig hebben. Het belang van goed vrijwilligers-
belang: 1) de juiste persoon voor de juiste taak, 2) ade-
management zal per organisatie verschillen, aangezien
quate ondersteuning en supervisie en 3) interne en
verschillende organisaties in verschillende mate
externe communicatie. Planning is voor de vrijwilliger
afhankelijk zijn van vrijwilligers. Een organisatie waar
een van de belangrijkste elementen. Vrijwilligers
de vrijwilliger een ondersteunende rol vervult, heeft
raken gefrustreerd wanneer bijvoorbeeld bij aankomst
minder te vrezen dan een organisatie die in haar
op locatie blijkt dat zij op dat moment niet nodig zijn
bestaan afhankelijk is van de inzet van vrijwilligers.
en hun vrijwilligerswerk niet kunnen (of hoeven) te
Zie box 1.
50 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Communicatie tussen stakeholders noodzakelijk
Box 1: Communicatie tussen de vrijwilliger ende (vrijwilligers)organisatie De vrijwilliger over het hoofd gezien In een onderwijsproject werden kansen gezien voor samenwerking tussen Scouting Rozenburg en Keppel Velrome. Kort gezegd kwam de samenwerking neer op het opknappen van twee boten van Scouting door de werknemers van Keppel Velrome (die daarvoor de kennis en kunde in huis hebben) met als tegenprestatie dat Scouting Rozenburg teambuildingsactiviteiten voor Keppel Velrome organiseert. Wanneer deze ‘deal’ tot stand komt tussen de leiding van de Scouting en het bedrijf - zonder dat de (jonge) scouts erbij betrokken zijn - is de kans groot dat slechts weinig scouts zullen meewerken aan de teambuilding. Dit is een voorbeeld van een beslissingsproces waarbij de vrijwilligers centraal horen te staan. Tenslotte zijn het de vrijwilligers die de activiteit moeten organiseren. Bron: ‘Leren door service, Service door leren’, Thema 2005-2006: MVO Partnerschappen Rozenburg - Scouting. Uitgave van de vakgroep Business- & Society Management aan de RSM Erasmus University, behorend bij het bachelorvak Service Learning.
Goed vrijwilligersmanagement is niet in iedere organi-
vant. Deze drie organisatietypen gaan ieder op een
satie en situatie hetzelfde. Voornaamste verklaring
eigen manier te werk, waarschijnlijk bestaan er bin-
hiervoor is enerzijds de grote verscheidenheid aan
nen elk type ook nog eens grote verschillen per soort
vrijwilligers met eigen voorkeuren voor bepaalde vrij-
organisatie. Zo zal een milieuorganisatie (campaigning)
willigersactiviteiten en verschillende motieven en
bijvoorbeeld met haar leden communiceren door
drijfveren voor het verrichten van vrijwilligerswerk.
maandelijks een digitale nieuwsbrief te versturen, ter-
Anderzijds is er ook een grote verscheidenheid aan
wijl de lokale roeivereniging (mutual support) onder
organisaties die gebruik maken van vrijwilligers.
het genot van een biertje haar leden zal vragen aanwezig te zijn bij het schilderen van de kantine. Tevens
b. Leren van/over elkaar: communicatie tussen (vrijwilligers) organisaties onderling
geldt dat verschillende soorten organisaties verschillende soorten vrijwilligers trekken. Wellicht zijn het
Het bestaan van verschillende soorten vrijwilligersor-
juist de verschillen in soorten vrijwilligers die maken
ganisaties zorgt ervoor dat er geen sprake is van één
dat vrijwilligersorganisaties vaak weinig behoefte heb-
enkele manier van onderlinge communicatie tussen
ben aan onderlinge communicatie. Aan de andere
organisaties. De klassieke indeling van non-profitorga-
kant, kan het ook zijn dat de intentie er wel is, maar
nisaties door Handy (1988) in ‘mutual support’, ‘service
dat organisaties niet weten hoe ze elkaar kunnen
delivery’ en ‘campaigning’ organisaties, is ook hier rele-
benaderen.
Box 2: Communicatie tussen (vrijwilligers)organisaties en andere (vrijwilligers)organisaties
‘1000 Bewoners’ Een ander voorbeeld dat het belang van communicatie tussen (vrijwilligers)organisaties laat zien is de onderlinge afstemming bij het plannen van activiteiten. Om te voorkomen dat de lokale buurtverenigingen in het imaginaire dorp ‘1000 Bewoners’ met een tekort aan vrijwillige helpende handen komen te zitten bij de jaarlijkse activiteiten, is het verstandig deze niet op dezelfde dag te plannen. In een kleine gemeenschap s de kans groot dat de vrijwilligers bij meerdere organisaties actief zijn. Een vrijwilliger kan maar op één plek tegelijk zijn. De organisaties lopen het risico dat er slechts weinig vrijwilligers beschikbaar zijn, waardoor beide organisaties met de gebakken peren zitten. Afstemming tussen de organisaties, bijvoorbeeld bij het prikken van data bij het organiseren van de activiteiten, is daarom aan te bevelen, misschien kunnen sommige activiteiten zelfs gecombineerd. In feite moeten de (vrijwilligers)organisaties inzien dat dit uiteindelijk in het eigen belang is. Ook op macroniveau geldt het belang van onderlinge communicatie ten behoeve van onderlinge afstemming, gezien de stijgende vraag naar vrijwilligers en tegelijkertijd diens verschuivende aanbod.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 51
c. Reageren, aanpassen & ontwikkelen: communicatie tus-
aan veranderingen in de omgeving van vrijwillige
sen de (vrijwilligers)organisatie en de overige stakehol-
inzet, zoals nieuwe regelgeving, veranderende verhou-
ders
dingen tussen de stakeholders en het ontstaan van
De communicatiestroom tussen (vrijwilligers)organi-
nieuwe stakeholders. Naar aanleiding van dergelijke
saties en overige stakeholders kent meerdere aspec-
veranderingen reageren de stakeholders op elkaar,
ten. Globaal gezegd gaat het hier over reageren, aan-
kunnen ze zich aanpassen en verder ontwikkelen.
passen en ontwikkelen. Daarbij kan worden gedacht
Box 3: Communicatie tussen de (vrijwilligers)organisatie en de overige stakeholders Actief burgerschap ‘Het kabinet-Balkenende II legt in zijn beleid sterk de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Mede om die reden zijn de subsidies aan tal van landelijke vrijwilligerskoepels in de tweede helft van 2003 verminderd of stopgezet. Eigen verantwoordelijkheid van burgers en van het lokale niveau is het credo.[...] Die nieuwe wet stimuleert lokale overheden tot het formuleren van een beleid ten aanzien van het plaatselijke vrijwilligerswerk. Veel lokale overheden spelen dankbaar in op deze ‘trend’ door burgers te stimuleren met eigen initiatieven te komen.’ (Hal et al., 2004; p. 41.)
d. Stimuleren, ondersteunen & bemiddelen: communicatie tussen de vrijwilliger en overige stakeholders
steunen van de vrijwilliger, maar ook uit bemiddelen voor en door de vrijwilliger. Uiteraard hangt de mate
Tussen de vrijwilliger en de overige stakeholders kan
van communicatie af van de overige stakeholders
de communicatie bestaan uit het stimuleren en onder-
waarover het gaat.
Box 4: Communicatie tussen de vrijwilliger en de overige stakeholders De Wet Maatschappelijke Ondersteuning De Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) laat zien hoe de vrijwilliger in een heel nieuw netwerk van stakeholders terecht zal komen door veranderingen in wetgeving. De gemeente gaat een nog grotere en actievere rol spelen in het leven van de vrijwilliger die actief is in de sector van zorg en welzijn. Iedere gemeente kan nu zelf bepalen hoe de maatschappelijke ondersteuning georganiseerd wordt en welke organisaties (professionele of vrijwillige) ze kan inschakelen voor de uitvoering hiervan (CIVIQ, 2006). Een van de negen prestatievelden waarvoor de gemeente, in het kader van deze maatschappelijke ondersteuning, moet zorgen betreft het ‘ondersteunen van mantelzorg en vrijwilligers’. Ook bij dit voorbeeld geldt dat het niet betrekken van de vrijwilliger bij de dialoog en de beslissingsprocessen die op de vrijwilliger (direct ofwel indirect) van invloed zijn, negatieve en ongewenste gevolgen kan hebben.
2.3. De vrijwilliger als definitive stakeholder
leid door alle (vrijwilligers)organisaties kan zelfs aver-
De communicatiestromen maken duidelijk dat de vrij-
echts werken.
williger meer betrokken moet worden, zowel op
De persoonlijke drijfveren van de vrijwilliger zijn
microniveau als op macroniveau. De huidige commu-
bepalend voor de voorkeur van het soort vrijwilligers-
nicatiestromen zijn voornamelijk eenzijdig, waardoor
werk en dus de diversiteit. Onderzoeken naar de drijf-
geen input of feedback vanuit de vrijwilliger plaats-
veren van vrijwilligers onderscheiden vooral motie-
vindt. Maar juist omdat er geen ‘standaard’ vrijwilli-
ven van normen en waarden, carrièremotieven, socia-
ger is, is communicatie met die vrijwilliger van groot
le motieven, beschermingsmotieven (tegen nare
belang. Het voeren van een standaard vrijwilligersbe-
gevoelens of situaties), motieven van kennisvergaring
52 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Communicatie tussen stakeholders noodzakelijk
en ten slotte motieven ten behoeve van waardever-
interested individuals will not act to achieve their common
meerdering (zie Clary et al., 1998; Karr en Meijs,
or group interests” (1975; p.2).
2006). Er is echter geen duidelijke koppeling tussen motivatie/drijfveer en gewenste communicatie te
Het ontbreken van (externe) interventie bij collective
maken. Individuele vrijwilligers zijn minder makke-
action kan namelijk leiden tot free-rider gedrag. Free-
lijk en eenduidig in een categorie te vangen en de kans
riders zijn groepsleden die zich onttrekken aan hun
is groot dat deze drijfveer te algemeen is, terwijl per-
verantwoordelijkheden jegens de andere groepsleden,
soonlijkere motieven die niet (h)erkend worden. Zo zal
maar tegelijkertijd wel gebruik maken van hun inzet
de volleyballiefhebber die regelmatig bij de eigen vol-
en resultaten. Free-rider gedrag is bij de consumptie
leybalvereniging vrijwilligerswerk doet, weinig of
van natuurlijke hulpbronnen erg aantrekkelijk. Ieders
geen behoefte hebben aan het uitvoeren van vrijwilli-
inzet om van de natuurlijke hulpbron te profiteren
gerswerk bij de tennisvereniging, ondanks dat beide
hangt af van de inschatting van de eigen kosten en
vormen van vrijwilligerswerk sociale motieven als
baten (Kuhnert, 2001). Wanneer de kosten voor de bij-
achtergrond hebben. Het gaat dan ook om de eigen
drage aan het instandhouden van het goed hoger zijn
sport, vrienden en bekenden.
(of worden gewaardeerd) dan de baten, zal een groepslid hoogstwaarschijnlijk free-rider gedrag vertonen; dat
Voor (vrijwilligers)organisaties is het derhalve zinvol-
wil zeggen, niet bijdragen aan het onderhouden.
ler naar andere gemeenschappelijke aanknopingspun-
Overheidsinterventie, waarbij het straf- en belonings-
ten tussen vrijwilligers te zoeken. Het verrichten van
systeem wordt gehanteerd is een van de mogelijkhe-
vrijwilligerswerk of het hebben van een bepaald soort
den om dit gedrag te voorkomen en te vermijden
motivatie biedt daarvoor geen praktische gemeen-
(Murty, 1994).
schappelijke aanknopingspunten. Beide zijn namelijk te breed om conclusies te kunnen trekken over de
Gebruikers van vrijwilligerswerk als natuurlijke hulp-
manier van communiceren met een bepaalde soort
bron kampen in feite ook met het collective action pro-
vrijwilliger. Een goed alternatief is te kijken naar deel-
bleem. Iedere gebuiker hoopt dat de andere gebrui-
markten van vrijwillige inzet. Een deelmarkt zou dan
kers slechts minimaal gebruik maken van de hulpbron
een bepaald ‘soort vrijwilligerswerk’ inhouden, bij-
(vrijwilligers). Tegelijkertijd maakt de gebruiker er zelf
voorbeeld in de gezondheidszorg. Dit kan dan weer
natuurlijk maximaal gebruik van, zeker als deze hulp-
verder worden ingedeeld naar het soort taken, zoals
bron per slot van rekening (nagenoeg) gratis is
administratieve taken bij een zorginstelling of het
(Ostrom, 2000). Wanneer alle gebruikers deze gedach-
actief met patiënten werken.
tenlijn volgen, en zich daadwerkelijk daarnaar gedragen, bestaat een reële kans dat de hulpbron uitgeput
3.
Collective action en free-rider gedrag
raakt. Bezien vanuit de collective action theorie gaat
Gemeenschappelijke interesses, belangen, doelen of
het om een situatie waarin de gebruikers genoodzaakt
ideeën vormen voor individuen vaak de reden om bij-
zijn samen te werken om het collectieve belang te
een te komen. Deze individuen gaan vrijwillig over tot
realiseren dat iedereen in gelijke mate gebruik kan
gezamenlijk handelen (collectieve actie) om een
maken van de natuurlijke hulpbron. Hierbij is een
bepaald doel te behalen waarvan iedereen beter
vorm van (externe) interventie nodig.
wordt. Volstrekt rationeel, maar deze rationaliteit gaat alleen op wanneer er weinig groepsleden zijn. Bij groepen van grotere omvang, ook wanneer wordt aan-
3.1. Gezamenlijk beheer door beleid en communicatie
genomen dat het om rationeel denkende en in eigen-
Wanneer de gebruikers van een (natuurlijke) hulpbron
belang handelende individuen gaat, blijkt geen collec-
de ‘tragedy of the commons’ (Hardin, 1968) wensen te
tieve actie tot stand te komen (Olson, 1975). Olson, de
vermijden, dienen ze onderling en gezamenlijk afspra-
grondlegger van deze theorie stelt dat “(...) unless the
ken te maken over de toegankelijkheid, de allocatie en
number of individuals in a group is quite small, or unless
de controle over de natuurlijke hulpbron. De vraag is
there is coercion or some other special device to make
dan op welke manier de stakeholders zich dienen te
individuals act in their common interest, rational, self-
organiseren en hoe ze deze nieuwe ‘instituties’ moe-
Vrijwillige Inzet Onderzocht
ten handhaven (Steins en Edwards, 1999). Onder die instituties wordt verstaan ‘the rules that people develop to specify the “do’s and don’ts” related to a particular situation’ (Ostrom et al., 2002; p. 21).
| 53
1. Het legislative niveau, het wettelijke kader waarbinnen de stakeholders moeten opereren. 2. Het collective-choice niveau, waarbij de akkoorden over beleidsvorming de regels voor interactie bepalen tussen managementorganisaties en de gebrui-
De do’s and dont’s uit deze definitie vormen het kader
kersgroepen.
waarin de gebruikers van natuurlijke hulpbronnen
3. Het operational niveau, waarbij het doel van de
moeten opereren om duurzaam gebruik te maken van
akkoorden over beleidsvorming bestaat uit het ver-
de natuurlijke hulpbron. Ostrom (2000) formuleerde
strekken van dagelijkse regels voor de gebruikers
ze in onderstaande voorwaarden voor ‘self-organized
van de hulpbron omtrent de toegang tot, de alloca-
resource regimes’:
tie van en de controle over de hulpbron (Ostrom,
1. Er moet sprake zijn van duidelijke regels, aan de
1990).
hand waarvan de gebruikers kunnen bepalen wie bij de groep hoort, om zodoende te weten met wie
Het managen van (natuurlijke) hulpbronnen wordt
moet worden samengewerkt.
door beleidsmakers vaak onderschat, en wel om twee
2. Deze regels dienen de manier, de hoeveelheid en de
redenen. Ten eerste is er vaak sprake van slechte com-
timing van hulpbronvergaring te bepalen en te
municatie tussen de beleidsmakers en de gebruikers
beperken. Ook dienen de kosten te worden bepaald
van de hulpbron. Ten tweede is er vaak een top-down
die hiermee verbonden zijn.
benadering, waardoor het beleid de gebruikers wordt
3. Het overgrote deel van de gebruikers voor wie deze
opgelegd (Steins en Edwards, 1999). Voor deze en
regels gelden, moet actief deelnemen aan het
andere problemen stellen Steins en Edwards het
opstellen en bepalen ervan. Doordat de leden de
gebruik van platforms voor. Verder is natuurlijk com-
regels hebben meebepaald en opgesteld, worden ze
municatie van wezensbelang om drie redenen: ‘First,
gezien als ‘eerlijke regels’ en ontstaat draagvlak
the opportunity to communicate allows group members to
voor het naleven ervan.
get acquainted, which could raise their concern for each
4. De gebruikers moeten zelf de toezichthouders
others’ welfare. Second, the relevant information raised
selecteren die toezien op de naleving van de regels
through the discussion and appeals for mutual coopera-
en het gedrag van de gebruikers in de gaten hou-
tion could persuade group members to cooperate. Third,
den. Leden van de groep - gebruikers - kunnen ook
group members’ statements of their own intended deci-
toezichthouders zijn.
sions could assure other members of their good intentions,
5. Sancties die binnen het regime gelden, dienen in verhouding tot de ernst van de overtreding te wor-
leading to higher rates of cooperation’ (Dawes et al., 1977; p. 3).
den bepaald en opgelegd. 6. Er moet een voordelige, vlugge en lokale ‘arena’
3.2. Platforms
beschikbaar zijn voor het oplossen van eventuele con-
Nadat de stakeholders van de natuurlijke hulpbron
flicten tussen de groepsleden (en eventueel anderen).
zijn bepaald, wordt gekeken naar hun rol in het
7. Het resource regime moet erkend zijn door de nationale of lokale overheid.
beheerproces van de hulpbron. Hierbij geldt dat ‘[i]n regard to common-pool resources1, rules define who has
8. Wanneer sprake is van een grote common-pool
access to a resource; and who participates in key decisions
resource, is de aanwezigheid van beleidsactiviteiten
about these issues and about transferring rights and duties
die georganiseerd zijn in verschillende lagen van dit
to others’ (Ostrom et al., 2002; p. 21). Binnen de groep
initiatief, kenmerkend voor een succesvol systeem
van stakeholders is onderlinge communicatie nodig
(Ostrom, 2000).
om een bredere dialoog op gang te brengen. Platforms kunnen een goede basis bieden om vraagstukken van
Daarnaast stelt Ostrom (1990) dat drie niveaus van
resourcemanagement vanuit een breder perspectief te
beleidsvorming kenmerkend zijn voor management
benaderen. Hiernaast maakt een platform het voor
regimes:
stakeholders mogelijk om gezamenlijk tot begrip van
1
Oftewel ‘natuurlijke hulpbronnen’.
54 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Communicatie tussen stakeholders noodzakelijk
de resources te komen. Ook kunnen ze samenwerken
Deze twee punten - het bestaan van een eigen wil en
bij het oplossen van de sociale dilemma’s rond het col-
mening bij de vrijwilliger en diens drijfveren - maken
lectief gebruik van de hulpbron en zonodig gezamen-
de betrokkenheid van de vrijwilliger bij de dialoog
lijk actie ondernemen bij het ontstaan van problemen
over (het bestaan) van vrijwillige inzet essentieel. Als
(Steins en Edwards, 1999).
de vrijwilliger wordt betrokken bij het bepalen van de randvoorwaarden voor het beheer van vrijwillige
3.3. Beheer van vrijwillige inzet als natuurlijke hulpbron
inzet, vergroot dit de kans dat deze achter die randvoorwaarden zal staan. Het negeren van de wil en
In termen van natuurlijke hulpbronnen genereert vrij-
voorkeuren van de vrijwilliger kan organisaties erg
willige inzet - gemakshalve ‘de vrijwilliger’- een eindi-
duur komen te staan. Deze vaststelling leidt tot de bij-
ge stroom van voordelen (in de vorm van inzet, de vrij-
zondere situatie dat de natuurlijke hulpbron zelf aan
willige uitvoering van taken en mogelijk draagvlak
tafel zit bij de dialoog over eigen voorbestaan.
binnen de samenleving). Hierbij kan op een bepaald moment slechts een organisatie gebruik maken van de
Communicatie tussen de stakeholders is om twee
vrijwilliger of diens inzet. Met andere woorden, het
redenen belangrijk. Op microniveau voorkomt het
totale vrij beschikbare aanbod van vrijwillige inzet
vrijwilligersmismanagement2 door de vrijwilligersor-
neemt af op het moment dat een vrijwilliger vrijwilli-
ganisaties. Op macroniveau voorkomt het een tragedy
gerswerk verricht bij een bepaalde organisatie.
van het vrijwilligerswerk (voor (vrijwilligers)organisaties) door een niet-gezamenlijk optreden van vrijwilli-
Bij de discussie over vrijwillige inzet als natuurlijke
gers, gebruikers en overige stakeholders bij het
hulpbronnen in deze VIO, wordt vanuit het oogpunt
beheerproces. Met andere woorden, de macrodialoog
van stakeholdermanagement een belangrijk punt over
gaat over de waarborging van de toekomst van vrijwil-
het hoofd gezien, namelijk het verschil tussen vrijwil-
lige inzet. De ontwikkelingen in het veld van vrijwilli-
lige inzet en andere (natuurlijke) hulpbronnen. In
ge inzet zorgen voor een toenemende druk op organi-
tegenstelling tot hulpbronnen zoals zon, water of ener-
saties om goed en verstandig gebruik te maken van de
gie, is vrijwillige inzet geen ‘passieve’ bron. De vrij-
vrijwilliger; hetgeen een directe vertaling is van dia-
williger is een hulpbron met een eigen wil en een
loog op microniveau tussen organisatie en vrijwilliger.
eigen mening, waardoor deze zich niet zomaar laat sturen door derden. De vrijwilliger is een mens die
Gezien de omvang van het vrijwilligersveld is de kans
kan nadenken en die vrijwillig moet overgaan tot het
groot dat het probleem van collective action zich voor-
verrichten van onbetaald werk voor derden. Hierbij
doet. Bij een schijnbaar stijgende vraag naar vrijwilli-
spelen de motieven en drijfveren van de vrijwilliger,
gers in een misschien neergaande ‘markt’ zal iedere
zoals eerder vermeld, een bepalende rol. De persoonlij-
organisatie zoveel mogelijk vrijwilligers(tijd) en -inzet
ke motieven om tot vrijwillige actie over te gaan creë-
voor zichzelf willen, waardoor minder overblijft voor
ren een behoefte die de vrijwilliger bevredigd wil zien.
de andere organisaties. Om ervoor te zorgen dat ieder-
Op het moment dat dit niet gebeurt, verdwijnt de
een eerlijk en in gelijke mate (in verhouding naar
motivatie van de vrijwilliger en zal deze er waarschijn-
behoefte uiteraard) gebruik maakt van de vrijwilli-
lijk voor kiezen zijn vrijwilligerswerk te staken. De
gers(inzet), lijkt samenwerking geboden. Het vertonen
drijfveren van de vrijwilliger zorgen ervoor dat vrij-
van free-rider gedrag in het ‘consumeren’ van vrijwilli-
willige inzet niet vrij stuurbaar is. Iedere vrijwilliger
gers(inzet) is voor elke organisatie heel aantrekkelijk.
heeft eigen drijfveren voor een bepaalde vorm van
Free-rider gedrag in het kader van vrijwillige inzet als
vrijwilligerswerk. Het vertrek van de vrijwilliger,
natuurlijke hulpbron houdt in dat een organisatie deze
wanneer deze behoeften niet worden bevredigd, is
inzet zal ‘over-consumeren’ door meer vrijwilligers
een reëel gevaar voor iedere vrijwilligersorganisatie.
aan te nemen dan ze eigenlijk nodig heeft. Op deze
Voor organisaties die sterk afhankelijk zijn van vrijwil-
manier onthoudt deze vrijwilligers aan andere organi-
ligers kan het zelfs desastreuze gevolgen hebben.
saties.
2
In dit artikel beperkt zich tot het communicatieaspect. Voor alle duidelijkheid wordt gesteld dat voor een succesvol vrijwilligersbeleid meer aspecten van belang zijn.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 55
Slecht vrijwilligersbeleid, ofwel mismanagement van
In het kader van vrijwillige inzet als natuurlijke hulp-
vrijwilligers, is een andere vorm van free-rider gedrag.
bron, dienen de gebruikers en de overige stakeholders
Hierbij profiteert een (vrijwilligers)organisatie van
van de natuurlijke hulpbron (afhankelijk van de
een positieve, enthousiaste en competente vrijwilliger
samenstelling van de groep) het beheerproces regel-
terwijl de organisatie zelf weinig doet om de waarde
matig te herzien en aan te passen aan de veranderende
van deze vrijwilliger te vermeerderen, of nog erger, de
omgeving. Zo stellen Maarleveld en Dangbegnon dat
waarde van deze vrijwilliger vermindert. Door een
‘[...] continuous adaptation of management practices is
negatieve vrijwilligerservaring zal het enthousiasme
required to ensure sustainable managed resource systems’
en de inzet van de vrijwilliger immers dalen. Dit kan
(1999; p. 268).
uiteindelijk leiden tot het compleet stoppen en ook in de toekomst minder geneigd zijn vrijwilligerswerk te
Wat betreft de beleidsvorming rondom vrijwillige
verrichten. Het totale aanbod aan vrijwillige inzet ver-
inzet dient de vrijwilliger op alle door Ostrom (1990)
mindert daarmee, hetgeen in feite voor alle organisa-
voorgestelde niveaus betrokken te worden. Er wordt
ties nadelig is. Zoals de collective action theorie stelt, is
immers over hen (en hun ‘lot’) gediscussieerd en
(externe) interventie nodig om free-rider gedrag te ver-
besloten. Op het eerste (legislative) niveau en tweede
mijden of tot een minimum te beperken. Dergelijke
(collective-choice) niveau valt te denken aan de dialoog
interventies dienen organisaties ervan te weerhouden
tussen de stakeholders van vrijwillige inzet - met de
vrijwilligers te ‘over-consumeren’ of te ‘mis-managen’.
vrijwilliger voorop - over (en voor) de waarborging van de toekomst van vrijwillige inzet (oftewel het
Om de randvoorwaarden te bepalen voor de gebruikers
macroniveau). De dialoog op het derde (operational)
van vrijwillige inzet, kan de puntenlijst van Ostrom
niveau kan worden gezien als
(2000) voor een succesvol ‘self-organized resource regime’
microniveau over het dagelijkse vrijwilligersmanage-
als basis dienen. Het opstellen van een dergelijk sys-
ment door de organisaties die gebruik maken van vrij-
teem en het succesvol functioneren ervan, eist (goede)
willige inzet.
communicatie op
communicatie tussen de verschillende gebruikers en eventuele stakeholders. Deze communicatie bevordert
Bij het creëren van een platform voor dialoog tussen
het opstellen van een eerlijk systeem waarbij iedereen
de stakeholders dienen de communicatiestromen te
tevreden kan worden gesteld, omdat elke gebruiker de
worden aangepast. Dit leidt tot een bredere communi-
kans krijgt de eigen behoeften, bezwaren en verlangens
catiestructuur dan het in de literatuur over natuurlijke
kenbaar te maken en deze eventueel in de regelgeving
hulpbronnen voorgestelde platform. Hierin zou de
te verwerken.
vrijwilliger namelijk een actieve rol moeten innemen,
De waarborging van vrijwillige inzet - zoals iedere
zodat de vrijwilliger op voldoende en zinvolle wijze in
andere natuurlijke hulpbron - behoeft goed en effectief
het geheel betrokken wordt. Het nieuwe communica-
beheer. Vooral de toename in de vraag naar vrijwilli-
tiemechanisme moet meer zijn dan enkel een aankno-
gerswerk, als gevolg van een veranderende omgeving,
pingspunt tussen de vrijwilliger en de andere stake-
maakt dit dringend. ‘Management only becomes necessary
holders. Een optie om tot geschikte kaders te komen is
for resources that become scarce, and resources become
het integreren van de grondgedachte van Ostroms
scarce only in the face of demand. Commercial demand cre-
‘self-organized resource regimes’ met literatuur over
ates the possibility that demand in a particular locality will
platforms. Om de effectiviteit van de nieuwe commu-
go well beyond local needs, but as long as that demand is
nicatiestructuur en -methode te vergroten, verdient
not temporary or whimsical, it will increase the rewards
het aanbeveling om de eerder genoemde indelingen
from sustainable use as well. However, as long as multiple
van vrijwillige inzet in deelmarkten te gebruiken als
sources of the same product compete with eachother, it may
basis voor de dialoog tussen de stakeholders. Dit zorgt
be difficult to orchestrate restraint in harvesting from one
er namelijk voor dat de dialoog over vrijwillige inzet
resource-dependent community to the next - this dilemma
niet blijft steken in algemeenheden, maar dat ook spe-
leads many to contemplate the notion of natural resource
cifiek kan worden ingegaan op bepaalde onderwer-
cartels to make sure that renewable resources get renewed
pen. Dit geldt vooral voor de dialoog op het microni-
rather than mined to exhaustion’ (McKean, 2000; p.5).
veau van het dagelijks vrijwilligersbeleid, maar is
56 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Communicatie tussen stakeholders noodzakelijk
eveneens aan te raden voor de dialoog op macroni-
veau) en beheerd dient te worden (macroniveau). De
veau over het (voort)bestaan van vrijwillige inzet.
noodzaak voor betrokkenheid van de vrijwilliger geldt op alle niveaus, helemaal nu deze voorlopig als enige
4.
Conclusies
tot de definitieve stakeholders behoort. Op microniveau
De vier centrale conclusies van dit artikel zijn:
zou dat zich moeten vertalen in een adequaat en voor
a. De vrijwilliger wordt niet of onvoldoende betrok-
beide partijen zinvol tweerichtingsverkeer tussen de
ken bij de dialoog over vrijwillige inzet.
vrijwilliger en de organisatie, zodat de vrijwilliger op de
b. (Vrijwilligers)organisaties zijn zich onvoldoende
hoogte is van zaken die voor hem/haar relevant zijn en
bewust van de gevaren van het niet betrekken van
tevens de kans krijgt bezwaren en wensen kenbaar te
de vrijwilliger bij de dialoog over vrijwillige inzet.
maken. Op macroniveau houdt dit in dat de vrijwilliger
c. (Vrijwilligers)organisaties praten niet of nauwelijks met elkaar over vrijwillige inzet.
actief betrokken - uitgenodigd - wordt om deel te nemen aan discussies over de vraag hoe het (beheer
d. Er bestaat geen noemenswaardig platform (of ander
van) vrijwillige inzet (beter) geregeld kan worden.
communicatiemechanisme) waarbij de relevante
Gedacht wordt aan actieve deelname van de vrijwilli-
stakeholders van vrijwillige inzet betrokken zijn.
ger bij platforms, discussies of conferenties waarbij de vrijwilliger de kans krijgt input te leveren.
De vrijwilliger wordt zowel op micro- als macroniveau onvoldoende betrokken bij de dialoog over vrijwillige inzet. Dit is in eerste instantie frustrerend voor de vrij-
b. Vrijwillige inzet niet behandelen als een eenduidige hulpbron
williger zelf, maar zal op den duur ook gevolgen heb-
Vrijwillige inzet kent heel veel verschillende verschij-
ben voor andere primaire en secundaire stakeholders.
ningsvormen en achtergronden. Vooral persoonlijke
Op macroniveau, waar de dialoog over de toekomst
overwegingen van de vrijwilliger zijn bepalend voor
van vrijwillige inzet gaat, leidt dit tot het verder ver-
de keuze voor het doen van vrijwilligerswerk en voor
lies - letterlijk en figuurlijk - van de vrijwilliger. Helaas
het type vrijwilligerwerk. Wanneer deze persoonlijke
voelen (vrijwilligers)organisaties zowel op macro- als
behoeften niet bevredigd worden, is de kans groot dat
op microniveau onvoldoende de noodzaak met elkaar
de vrijwilliger het werk zal staken. Het maken van een
in discussie te gaan. Integendeel, vrijwilligersorgani-
standaard vrijwilligersbeleid voor alle vrijwilligers,
saties zitten elkaar zelfs in de weg. Omdat de vraag
zelfs in een organisatie, is niet aan te bevelen. Vrijwil-
stijgt en iedere organisatie bang is dat zij zonder vrij-
ligersorganisaties moeten hun best doen om op de
willigers komt te zitten, kiezen de organisaties voor
juiste manier te communiceren met vrijilligers in al
een concurrerende houding in plaats van samenwer-
hun verscheidenheid. Verder is het de vraag in hoever-
king. De gedachte van ‘pakken wat je pakken kan’
re organisaties, die elk gebruik maken van een ander
overheerst. Het is onduidelijk of dit gebrek aan com-
soort vrijwilligers, überhaupt van elkaar kunnen leren.
municatie te wijten is aan desinteresse bij de vrijwilli-
Voor organisaties die met elkaar in dialoog willen tre-
gersorganisatie om met elkaar in discussie te treden,
den voor leer- en afstemmingsdoeleinden is het van
of aan onvoldoende besef van de gevaren van gebrek-
belang partners te zoeken die gebruik maken van het-
kige communicatie. Wel kunnen we vaststellen dat het
zelfde soort vrijwilliger.
ontbreken van een effectief communicatiemechanisme tussen de relevante stakeholders van vrijwillige inzet deze communicatie niet bevordert.
c. Vrijwillige inzet’ opdelen in ‘deelmarkten’ om een zinvolle en effectieve dialoog te bevorderen Het opdelen van vrijwillige inzet in deelmarkten op
4.1. Aanbevelingen
basis van het ‘soort vrijwilligerswerk’ is bevorderlijk
a. Vrijwilliger betrekken bij de discussie over vrijwillige
voor een zinvolle en effectieve dialoog over vrijwillige
inzet
inzet op het micro- alsook op het macroniveau.
In tegenstelling tot andere natuurlijke hulpbronnen,
Vrijwilligersorganisaties en overige stakeholders kun-
vormt vrijwillige inzet een hulpbron met een wil en een
nen hierdoor bepalen hoe bepaalde onderwerpen
mening. De vrijwilliger kan en moet deelnemen aan de
besproken moeten worden.
discussie over hoe deze hulpbron behandeld (microni-
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 57
d. Stakeholders moeten gebruikmaken van deelmarkten
sten) tussen de deelmarkten, om meer inzicht te krij-
van vrijwillige inzet voor het opzetten van de communi-
gen in relevante en urgente onderwerpen. Dit zal bij-
catie over vrijwillige inzet
dragen aan de verbetering van de dialoog tussen de
De verschillende stakeholders en met name (vrijwilli-
stakeholders van vrijwillige inzet. Ten tweede kan
gers)organisaties moeten kijken naar gemeenschappe-
worden onderzocht wat de vrijwilliger enerzijds en
lijke aanknopingspunten - in de vorm van deelmark-
wat de (vrijwilligers)organisatie anderzijds als juiste
ten - van vrijwillige inzet. Op het moment dat er naar
en adequate communicatie tussen beide partijen
deelmarkten wordt gekeken, wordt het een stuk mak-
ervaart. De vrijwilligers zullen, afhankelijk van het
kelijker om elkaar te begrijpen en zich met elkaar te
soort en de regelmaat van het vrijwilligerswerk,
identificeren.
hoogstwaarschijnlijk verschillen in hun behoefte aan communicatie met ‘hun’ vrijwilligers)organisatie(s).
4.2. Vervolgonderzoek
Vrijwilligersorganisaties zullen inzicht willen hebben
Een drietal punten met betrekking tot communicatie
in efficiëntie en effectiviteit van hun communicatie.
tussen de stakeholders van vrijwillige inzet verdient
Ten slotte kan worden onderzocht of de punten, opge-
aanbeveling voor vervolgonderzoek.
steld door Ostrom (2000), voor het bevorderen van
Ten eerste het in kaart brengen van mogelijke deel-
succesvolle ‘self-organized resource regimes’, een goed
markten van vrijwillige inzet. Er kan met name wor-
en effectief beheer van vrijwillige inzet als natuurlijke
den gekeken naar de verschillen (en de overeenkom-
hulpbron kunnen bevorderen.
Referenties Clary, E.G., Snyder, M., Ridge, R.D., Copeland, J., Stukas, A.A., Haugen, J. et al., (1998). ‘Understanding and assessing the motivations of volunteers: A functional approach’, Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 74, no. 6; p. 1516-1530. Dawes, R., McTavish, J. & Shaklee, H. (1977). ‘Behavior, communication and assumptions about other people’s behavior in a commons dilemma situation’, in Journal of personality and social psychology, Vol. 35, no. 1; p. 1-11. Grossman, J. B & Furano K. (1999). ‘Making the most of volunteers’, in Law and contemporary problems, Vol. 62. nr. 4; p. 199-218. Hal, T. van, Steenbergen, M. & Wilbrink I., (2004). ‘Uitsluiten of uitnodigen; trendrapport vrijwilligerswerk 2004/2005’, Utrecht: CIVIQ. Handy, C. (1988). Understanding voluntary organisations, how to make them function effectively from the author of understanding organizations, Penguin books London. Hardin, G. (1968). ‘The tragedy of the commons’, Science, vol.162, p. 1243-1248. Karr, L.B., en Meijs, L.C.P.M. (2006). ‘Sustaining the Motivation to Volunteer in Organizations’. In: Fetchenhauer, D., Flache, A., Buunk, B. en Lindenberg, S. (editors). (2006), Solidarity and Prosocial Behavior. An integration of sociological and psychological perspectives. New York: Springer Science+Business Media, Inc., p. 157-172. Kuhnert, S. (2001). ‘An Evolutionary Theory of Collective Action: Schumpetarian Entrepreneurship for the Common good’, Constitutional Political Economy, vol. 12, afl. 1; p. 13-29. ‘Leren door service, Service door leren’, Thema 2005-2006: MVO Partnerschappen Rozenburg - Scouting. Uitgave van de vakgroep Business- & Society Management aan de RSM Erasmus University, behorend bij het bachelorvak ‘Service Learning’. Maarleveld, M. & Dangbegnon D. (1999). ‘Managing natural resources: A social learning perspective’, in Agriculture and Human Values, Vol. 16; p. 267-280. McKean, M., ‘Community Governance of Common Property Resources’, presented at the panel on “Governance and Civil Society,” at the Fifth Annual Colloquium on Environmental Law and Institutions, “Sustainable Governance,” 27-28 April 2000, Regal University Inn, Durham, North Carolina. Mitchell R., Agle B. & Wood, D. (1997). ‘Toward a theory of stakeholder identification and salience: defining the principle of who and what really counts’, in Academy of Management Review, Vol. 22, no. 4; p. 853-886. Olson, M. (1975). The logic of collective action, public goods and the theory of groups, Harvard University Press.
Ostrom, E., Dietz, T., Dulsak, N., Stern P. en Susan Stonich (editors), (2002). ‘The Drama of the Commons’,
58 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Communicatie tussen stakeholders noodzakelijk
Washington, D.C.: National Academy Press. Ostrom, E. (2000). ‘Collective Action and the Evolution of Social Norms’, in The Journal of Economic Perspectives, vol. 14, afl. 3, p. 137-158. Ostrom, E. (1999). ‘Coping With Tragedies of the Commons’, Annual Review Political Science, Vol. 2; p. 249-535. Ostrom, E., Gardner, R. and Walker, J.M. (1994). ‘Rules, Games, and Common-Pool Resources.’ Ann Arbor: University of Mich. Press. In: Ostrom, E., (1999), ‘Coping With Tragedies of the Commons’, Annual Review Political Science, Vol. 2; p. 249-535. Ostrom, E. (1990). ‘Governing the Commons: The Evolution of Institutions for Collective Action’, New York: Cambridge University Press. Steins, N. & Edwards, V. (1999). ‘Platforms for collective action in multiple-use common-pool resources’, in Agriculture and Human Values, Vol. 16; p. 241-255. Wilbrink, I., Lam, P. (sVM), Sparnaay, L. & Torreman, T. (1999). ‘Feiten & Cijfers; een overzicht van feiten, cijfers en ontwikkelingen over vrijwilligerswerk in Nederland’, NOV Publicaties, Utrecht. www.civiq.nl, geraadpleegd op 28 juli 2006.