Communicatie en overleg Doelstellingen Kerncompetenties K1 K2 K3 K4 K5 K6 K7
Zich op de hoogte stellen van en discreet omgaan met gegevens over de leerling. Aan ouders/verzorgers informatie en advies verschaffen over hun kind in de school. In overleg met het schoolteam de ouders/verzorgers informeren over het klas- en schoolgebeuren. Met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en onderwijs. Participeren aan samenwerkingsstructuren. Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven. De eigen pedagogische-didactische opdracht en aanpak in teamverband bespreekbaar maken.
Doelstellingen per hoofdstuk III Inzicht in het communicatiemodel – het procesmodel van communicatie De studenten moeten 3.1 een eenvoudig model van communicatie kunnen geven en de termen in dit model kunnen toelichten 3.2 met behulp van het procesmodel van communicayie dit proces kunnen toelichten 3.3 uit een reële communicatie het proces van de communicatie kunnen halen. IV Het Johari venster De studenten moeten 4.1 het Johari-venster kunnen tekenen 4.2 de termen in het Johari-venster kunnen toelichten 4.3 voorbeelden kunnen geven bij de kwadranten 4.4 in een reële situatie het Johari-venster kunnen plaatsen. V Selectiefilters De studenten moeten 5.1 de selectiefilters kunnen opsommen 5.2 kunnen aantonen hoe selectiefilters invloed hebben op de communicatie 5.3 in een reële situatie kunnen aantonen welke selectiefilters aan het werk zijn en hoe zij die communicatie beïnvloeden
VI Functies van een boodschap De studenten moeten 6.1 de 4 mogelijke functies van een boodschap kunnen opsommen en toelichten 6.2 voorbeelden kunnen geven bij elke functie 6.3 in een reële situatie kunnen duiden welke functie(s) een boodschap heeft VII Feedback geven De studenten moeten 7.1 de verschillende vormen van feedback kunnen opsommen en toelichten 7.2 de regels voor het geven van goede feedback kunnen opsommen en toelichten 7.3 kunnen toelichten hoe je feedback moet ontvangen 7.4 de gewoonte hebben om op de juiste manier feedback te geven 7.5 de gewoonte hebben om op de juiste manier feedback te ontvangen VIII De IK-boodschap De studenten moeten 8.1 in eigen woorden kunnen omschrijven wat een confronterende ik-boodschap is 8.2 de delen van een ik-boodschap kunnen opsommen en toelichten 8.3 in eigen woorden kunnen vertellen waarom het belangrijk is vaak de ik-boodschap te hanteren 8.4 een goede ik-boodschap kunnen formuleren 8.5 de gewoonte hebben in de gepaste situaties automatisch een confronterende ik boodschap te gebruiken IX Verbale en niet-verbale communicatie De studenten moeten 9.1 in eigen woorden het belang van non-verbale communicatie kunnen aantonen 9.2 een vorm van non-verbale communicatie kunnen toelichten 9.3 het SOFTEN-gedrag in eigen woorden kunnen toelichten 9.4 de gewoonte hebben om zoveel mogelijk bewust te zijn van het non-verbale aspect van hun communicatie en deze juist te hanteren (zie o.a. het SOFTEN-gedrag) X Betrekking en inhoud De studenten moeten 10.1 kunnen verklaren wat het betrekkingsniveau en wat het inhoudsniveau is 10.2 in een communicatie het betrekkingsniveau en het inhoudsniveau kunnen herkennen 10.3 kunnen toelichten wat metataal is 10.4 voorbeelden kunnen geven van metataal 10.5 metataal kunnen vertalen naar gewone taal 10.6 de voor- en na-delen van metataal kunnen opsommen
XI Enkele tips om misverstanden te vermijden De studenten moeten 11.1 de gewoonte hebben om zoveel mogelijk de tips toe te passen om misverstanden te vermijden XII Vragen stellen De studenten moeten 12.1 de verschillende soorten stimulerende vragen kunnen opsommen, toelichten en een voorbeeld kunnen geven 12.2 de verschillende soorten remmende vragen kunnen opsommen, toelichten en een voorbeeld kunnen geven 12.3 stimulerende en remmende vragen kunnen herkennen 12.4 stimulerende vragen kunnen formuleren 12.5 de gewoonte hebben om stimulerende vragen te gebruiken XIII Actief luisteren De studenten moeten 13.1 de voorwaarden van actief luisteren kunnen opsommen en toelichten 13.2 de elementen kunnen opsommen waar ze op moeten letten bij actief luisteren 13.3 de gewoonte hebben om actief te luisteren 13.4 de termen "non-verbaal aandachtgevend gedrag" en "verbaal aandachtgevend gedrag" kunnen verduidelijken en voorbeelden kunnen geven XIV Correct en strategisch communiceren De studenten moeten 14.1 kunnen communiceren met in acht neming van stijlregels 14.2 gericht zijn op het gebruiken van een correcte taal 14.3 de gewoonte hebben om te letten op correct taalgebruik en stijlregels 14.4 een zakelijke brief kunnen schrijven 14.5 gericht zijn op het toepassen van een juiste strategie bij het communiceren 14.6 gericht zijn op het correct meededelen van gevoelige informatie XV Slechtnieuwsgesprek De studenten moeten 15.1 een slechtnieuwsgesprek kunnen beoordelen 15.2 een slechtnieuwsgesprek kunnen voeren 15.3 de verschillende manieren om conflicten aan te pakken kunnen opsommen en toelichten 15.4 kunnen omschrijven hoe je het best overleg pleegt. 15.5 de gerichtheid hebben om op een correcte manier met conflicten om te gaan
XVI Adviesgesprek De studenten moeten 16.1 de Wet van Maier kunnen geven en toelichten 16.2 de twee varianten van het adviesgesprek kunnen geven en toelichten 16.3 een adviesgesprek kunnen beoordelen 16.4 een adviesgesprek kunnen voeren XVII Groepsgesprek De studenten moeten 17.1 de factoren die een rol spelen bij het groepsgesprek kunnen opsommen en toelichten 17.2 de kenmerken, voordelen en nadelen van de sterstructuur kunnen opsommen en herkennen 17.3 de kenmerken, voordelen en nadelen van de wielstructuur kunnen opsommen en herkennen XVIII Vergadertechnieken De studenten moeten 18.1 de essentiële onderdelen van een vergadering kunnen opsommen 18.2 de 5 vergaderregels voor deelnemers kunnen geven en toelichten 18.3 de 5 vergaderregels voor deelnemers kunnen herkennen in een reële situatie 18.4 de taken van een voorzitter kunnen opsommen en beoordelen 18.5 de onderdelen van een vergaderagenda kunnen opsommen en toelichten 18.6 een agenda kunnen opstellen 18.7 de functies en soorten van notulen kunnen opsommen 18.8 de vier vergaderdoelen in de juiste volgorde kunnen weergeven en toelichten 18.9 een vergadering kunnen leiden 18.10 op de juiste manier aan een vergadering kunnen deelnemen 18.11 notulen van een vergadering kunnen maken 18.12 de verschillende gesprekstechnieken kunnen opsommen en toelichten 18.13 kunnen toelichten wat een machtspositie is en kunnen duiden hoe je een machtspositie kunt verstevigen XIX Anticiperen en ingaan op probleemgedrag De studenten moeten 19.1 kunnen verduidelijken wat de begrippen assertiviteit, subassertiviteit (onderdanig zijn), manipulatie en agressie (aanvallen) betekenen en deze begrippen kunnen plaatsen ten opzichte van WIN of LOSE 19.2 enkele andere technieken om lastig gedrag tegen te gaan kunnen opsommen en toelichten
XX Het ambtsgeheim van de leerkracht De studenten moeten 20.1 de begrippen zwijgplicht, zwijgrecht, spreekplicht en spreekrecht (van de leerkracht) kunnen toelichten 20.2 moeten de ingesteldheid hebben om deze begrippen correct toe te passen in hun functie als leerkracht