Sociaal overleg en milieu een overzicht
Informatie- en adviesrechten voor werknemers in de onderneming, en mogelijkheden voor vakbonden op sectoraal en interprofessioneel niveau. Wat is de huidige wettelijke regeling en wat zijn de instrumenten op het vlak van informatie- en adviesrechten van werknemers op het vlak van milieu en energie? We overlopen de belangrijkste bepalingen uit de relevante regelgeving op ondernemingsniveau. En we bekijken de mogelijkheden van inspraak op sectoraal en interprofessioneel niveau, waar duurzaamheid als thema aan bod komt of op tafel gelegd kan worden door de vakbonden.
IN DE ONDERNEMING In de wetgeving is het Comité voor Preventie en Bescherming (verder CPB of het comité) op het werk aangewezen als het overlegorgaan binnen de onderneming om het milieuen energiebeleid van het bedrijf op te volgen. Ook in de ondernemingsraad (verder OR) (in praktijk meestal in bedrijven met minstens 100 werknemers) kunnen milieu- en energieaspecten ter sprake komen aangezien daar onder andere economische en financiële informatie aan bod komt. Het CPB heeft een vrijwel volledig informatierecht over bijna alle documenten in de onderneming die met milieubeleid of milieureglementering te maken hebben. Naast deze informatierechten verleent de Vlaamse milieuwetgeving aan het CPB ook een adviesrecht inzake het milieubeleid van de onderneming.
6
am magazine jaargang 2014 nr 4
De concrete bepalingen in de wetgeving maken een onderscheid tussen documenten die de werknemersvertegenwoordiging moet krijgen van de werkgever, documenten die ter beschikking moet gehouden worden van de werknemersvertegenwoordiging, zaken waarover de werkgever de werknemersvertegenwoordiging moet informeren, adviesbevoegdheden en medebeslissingsbevoegdheden. Daarnaast bevat de wetgeving enkele bepalingen die ervoor zorgen dat ook overheden soms milieu-informatie moeten bezorgen aan de werknemersvertegenwoordiging.
Milieuvergunnings- en andere milieuprocedures De milieuvergunning is de toelating om een bedrijf uit te kunnen baten. Net als je een rijbewijs nodig hebt om met de auto te mogen rijden, heb je de toestemming nodig om een bedrijf te runnen. In de milieuvergunning van een bedrijf staan ook de voorwaarden om het bedrijf te mogen blijven runnen. De milieuvergunning is een belangrijke informatiebron voor de delegee. Ze bevat veel info over de identiteit van het bedrijf: informatie over het machinepark, welke normen van toepassing zijn, bouwaanvragen, de klasse, rapportageverplichtingen, … Een bedrijf kan meerdere milieuvergunningen hebben, ze kunnen vervallen en/of er komen er bij. Soms zijn er speciale voorwaarden aan de vergunning verbonden of is het een vergunning op proef. Het CPBW krijgt inzage in de aanvragen en beslissingen over de vergunningsaanvraag. De syndicale ploeg heeft het recht om alle informatie betreffende de milieuvergunning in te kijken of een kopie van te ontvangen. Het is belangrijk dat proces goed op te volgen. Een bedrijf dat bewust de milieuvergunning niet verlengt, kan andere plannen hebben dan het behoud van de werkgelegenheid. Wanneer een bedrijf een afwijkingsaanvraag indient is het altijd goed om te bevragen waarom dit gebeurde1. Dit is de regelgeving zoals ze momenteel nog geldt.
Echter, heel de regelgeving over de milieuvergunning werd recent gewijzigd. Het decreet op de omgevingsvergunning integreert voortaan de vergunningverlening voor de stedenbouwkundige handelingen en verkavelingen en voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen. Dit resulteert in één vergunningsprocedure, één beoordeling en één vergunning voor zowel de stedenbouwkundige als de milieuaspecten van een voorgenomen project. De omgevingsvergunning houdt belangrijke wijzigingen en nieuwe werkwijzen in, die ook gevolgen hebben voor de informatie en betrokkenheid van werknemers. Het gaat dan met name om de impact van (1) de omgevingsvergunning op zich, (2) de permanente milieuvergunning en (3) een eventuele wijziging van de indelingslijst (declassering). Het Decreet op de omgevingsvergunning is op dit moment al wel goedgekeurd door het Vlaams Parlement maar nog niet in werking getreden. Vooraleer het decreet toegepast kan worden in de praktijk, moeten er nog een aantal zaken geregeld worden in uitvoeringsbesluiten. Als die besluiten goedgekeurd zijn, zullen de bestaande bouwvergunning (of voluit de vergunning voor de stedenbouwkundige handelingen en verkavelingen) en de bestaande milieuvergunning (voluit de vergunning voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen) samengevoegd worden tot één omgevingsvergunning. We komen hier ongetwijfeld nog op terug in één van de volgende edities van AM Magazine.
De bevoegdheden voor CPBW en OR De informatie- en adviesbevoegdheden van het CPB omtrent het bedrijfsmilieubeleid zijn verspreid over talrijke wettelijke bepalingen. De wetgever heeft een aantal bevoegdheden en informatierechten beschreven voor het CPBW en OR die relevant zijn voor het uitbouwen van een syndicale milieuwerking. In de eerste twee kolommen vind je terug of de bevoegdheden van toepassing zijn voor het CPBW, voor de Ondernemingsraad of beide. copyright Rob Stevens
Welke milieudocumenten moet je ontvangen? CPB
OR
X
X
X
Vóór 1 april: het jaarverslag van de milieucoördinator (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.) Indien de milieucoördinator een advies geeft, hiervan het afschrift (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.)
1 Uit: “Eerste hulp bij syndicaal milieu-overleg in je bedrijf”, Vlaams ABVV, nov. 2012
am magazine jaargang 2014 nr 4
7
Sociaal overleg en milieu een overzicht
Welke milieu-informatie heb je ter beschikking? De wetgever heeft het enkel over ‘het ter beschikking stellen van informatie’. Dat betekent dat je niet automatisch van alles een kopie krijgt. Bespreek in het CPBW en de OR waar en wanneer de documenten ter inzage liggen of wanneer je een kopie kan krijgen. Zorg ervoor dat er een register of overzicht wordt bijgehouden over de onderwerpen die de verschillende documenten bundelt. CPB
OR
X
X
Alle documenten in verband met milieu, die het bedrijf ter beschikking moet houden van de overheid, moeten ook ter beschikking gesteld worden van de werknemersvertegenwoordiging in de OR en in het CPBW. Indien er geen OR of CPBW is, worden deze documentatie ter beschikking gesteld van de syndicale delegatie (VLAREM II, artikel 4.1.5.2.). Meer in het bijzonder moeten alle inlichtingen, verslagen, adviezen en documenten inzake het milieu en/of de externe veiligheid - en zeker die documenten die de werkgever aan de overheid moet bezorgen - ter beschikking staan van het CPBW (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.).
X
X
Energieplannen en energiestudies opgemaakt in het kader van verplichtingen tot rationeler energiegebruik (REG decreet, art.17, §5), zoals bij de Audit- en Benchmarkingconvenant.
X
X
Vóór 1 april, de bijlagen bij het integraal milieujaarverslag (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.); het gaat hier bijvoorbeeld over de niet-technische samenvatting van het veiligheidsrapport.
(X)
X
Om de vier jaar na de sociale verkiezingen: • de basisinformatie van EFI • de jaarlijkse EFI • de driemaandelijkse EFI
De werkgever moet CPBW en OR informeren over: CPB
OR
X
Het personeel, de lokalen, het materiaal en de middelen die hij ter beschikking stelt van de milieucoördinator (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.)
X
De milieuvergunningsaanvragen van ondernemingen in de buurt (100 meter), voor zover deze ondernemingen verplicht zijn dit door te sturen (klasse 1 inrichtingen)
X
De wijzigingen aangebracht in het fabricatieprocédé, technieken of installaties voor zover ze een bedreiging vormen voor het milieu of de externe veiligheid (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.) hier bijvoorbeeld over de niet-technische samenvatting van het veiligheidsrapport.
X
De vrijwillige deelneming aan het milieubeheer- en milieu-auditsysteem (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.)
X
De werkgever moet alle nodige informatie verstrekken om met volledige kennis van zaken advies te kunnen geven (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.)
(X)
8
X
EFI: vierjaarlijks, jaarlijks, driemaandelijks en occasioneel (Koninklijk besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van de economisch financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden)
X
Om bij te dragen tot de ontwikkeling van een innovatiecultuur wordt jaarlijks de innovatiedialoog op de ondernemingsraad geagendeerd. (Interprofessioneel Akkoord 2007-2008)
am magazine jaargang 2014 nr 4
Adviesbevoegdheid van het CPBW en de OR
CPB
OR
X
Het door de onderneming gevoerde milieubeleid
X
Het integraal milieujaarverslag, en andere documenten en inlichtingen die men krijgt (het jaarverslag van de milieucoördinator is zo’n document). De wetgeving vermeldt echter niet duidelijk of het CPBW hierover moet adviseren.
(X)
X
Alle informatie betreffende de EFI (VLAREM II, art. 4.1.9.3.1.)
CPBW Het CPBW moet zijn akkoord geven over: • de aanstelling • de vervanging • de verwijdering van de milieucoördinator-werknemer
Middenin dit nummer, vind je de milieukalender 2015 waarin wordt verduidelijkt op welke tijdstippen wat moet gebeuren. Zo moeten in de periode maart-aprilmei de bespreking van het integraal jaarverslag (IMJV) en het jaarverslag van de milieucoördinator op de agenda staan van het CPB.
Toelichting bij een aantal begrippen uit bovenstaande kaders: Verslag milieucoördinator In Vlarem II is bepaald dat in Vlaanderen de bedrijven met een klasse I-milieuvergunning een milieucoördinator moeten hebben. Dit wil zeggen dat in de meest milieuhinderlijke bedrijven een persoon moet aangeduid worden die een reeks vastgelegde taken moet uitvoeren en daarvoor een opleiding moet hebben gevolgd. Jaarlijks moet de milieucoördinator over zijn werkzaamheden verslag uitbrengen over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld. Dit verslag bevat onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven. Integraal milieujaarverslag (IMJV) Op het moment dat de milieujaarverslagplichtige het integrale milieujaarverslag aan de administratie verstuurt, bezorgt hij tevens een afschrift aan de leden van het comité, de OR of de vakbondsafvaardiging. Hoe de term “bezorgt” wordt ingevuld, wordt bepaald in het huishoudelijk reglement van het comité en de OR. Globaal preventieplan en jaarlijks actieplan (JAP) Om de vijf jaar moet elk bedrijf (evt. door een preventiedienst en een bedrijfsarts) een Globaal Preventieplan (laten) opstellen voor preventie en bescherming op het werk. Jaarlijks moet de werkgever een Jaarlijks Actieplan (laten) opstellen dat voor het volgende werkjaar de concrete maatregelen bevat die ervoor moeten zorgen dat het Globaal Preventieplan wordt gerealiseerd.
De werkgever moet in principe het CPBW bij het opmaken van beide plannen betrekken (bijvoorbeeld door een voorafgaande discussie). De leden van het CPBW hebben ook een initiatiefrecht: ze kunnen zelf voorstellen doen. Maar de werkgever zelf blijft verantwoordelijk voor het opmaken van de ontwerpplannen. Vervolgens moeten zowel het ontwerp-preventieplan als het ontwerp-JAP voor advies aan het CPBW worden voorgelegd (het plan om de vijf jaar, het JAP jaarlijks). De wetgeving maakt het verder mogelijk dat het CPBW ook tijdens de uitvoering van het lopende JAP een rol blijft spelen. Zo moet in het maandverslag van de dienst preventie – dat aan het CPBW wordt bezorgd de stand van zaken inzake de uitvoering van het JAP aan bod komen. Het lopende JAP kan dus in principe ook telkens op de CPBW-vergaderingen besproken worden. Sinds 1996 (wet ‘Welzijn op het werk’) moet het beleid van bedrijven inzake welzijn op het werk immers ook betrekking hebben op het externe leefmilieu, voor zover dit invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Sindsdien zijn alle bevoegdheden van het CPBW federaal uitgebreid tot het externe milieu. Dat maakt het in principe gemakkelijker dan vroeger om in het JAP milieupunten te behandelen. Innovatiedialoog Door het interprofessioneel akkoord van 2007-2008 werd de zgn. innovatiedialoog ingevoerd. Het betreft één verplicht dialoogmoment per jaar gaat, dat de vakbonden de kans geeft om op de OR vragen te stellen en voorstellen te lanceren rond innovatie binnen het bedrijf. Innovaties kunnen uiteraard ook betrekking hebben op milieu (en energie).
am magazine jaargang 2014 nr 4
9
Sociaal overleg en milieu een overzicht Economisch-financiële informatie (EFI) De OR is een overlegorgaan dat bevoegd is voor zaken van economische, financiële en sociale aard. Het formuleert advies en beschikt over algemeen informatierecht hieromtrent. De OR krijgt elk jaar de economische financiële informatie van het bedrijf. De kern van de informatie bestaat uit de bespreking van de jaarrekeningen van de onderneming. In het kader van die algemene bespreking van de EFI-jaarinformatie kunnen ook milieu- en energiezaken ter sprake komen aangezien alle maatregelen die gevolgen hebben voor de financiële situatie van de onderneming hier besproken worden, waaronder uiteraard ook milieu- en energie-investeringen. Sinds 2008 is in uitvoering van de Europese richtlijn over de informatie en de raadpleging van de werknemers - de zogenaamde Renault-richtlijn - economische en financiële informatie (EFI) ook één van de nieuwe bevoegdheden van het CPB indien er geen OR is. Ook syndicale afvaardigingen
(SA) kregen meer bevoegden. Een algemeen bindende CAO in de Nationale Arbeidsraad (NAR) voorziet extra bevoegdheden voor de syndicale delegatie in bedrijven met min. 20 en max. 50 werknemers: beknopte economische en financiële informatie uit de jaarrekening en informatie en consultatie over beslissingen die ingrijpende wijzigingen kunnen meebrengen in de arbeidsorganisatie en in arbeidsovereenkomsten. De bedrijfsinspanningen voor milieu en energie kunnen echter niet rechtstreeks uit EFI afgeleid worden. Milieu- energiekosten zitten verspreid over diverse rubrieken zoals investeringskosten, operationele kosten en uitzonderlijke kosten. Ze komen ook tot uiting in de resultatenrekening, aangezien investeringen leiden tot uitgaven, maar vaak ook tot energiebesparing of minder milieuheffingen.
Energiebeleid in de onderneming Sinds 2004 is er een wettelijke recht voor werknemersvertegenwoordigers om rond energie geïnformeerd te worden op het niveau van de onderneming.
Energieplanning Energie-intensieve bedrijven (‘energie-intensieve inrichting’ in het besluit) dienen zich te houden aan het besluit energieplanning. De energiedeskundige stelt de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en van de OR en het CPB, of bij afwezigheid van die organen, de vakbondsafvaardiging.
Ondernemingen die een energiebeleidsovereenkomst afsluiten, engageren zich ertoe: copyright: gregoire_m
Benchmarking- en auditconvenant In een benchmarkingconvenant voor bedrijven met een primair energieverbruik groter dan 0,5 PJ wordt om de 4 jaar een energieplan opgemaakt, met een opsomming van de te nemen maatregelen om de wereldtop te bereiken. Het auditconvenant voor bedrijven met een primair energieverbruik tussen 0,1 en 0,5 PJ omvat de opmaak van een energieaudit en de verplichting om alle rendabele maatregelen voor energiebesparing uit te voeren. Deze maatregelen komen in het energieplan van de onderneming. Een energieplan dat goedgekeurd werd in het kader van een convenant kan gelden als een conform verklaard energieplan of energiestudie. Het informatierecht voor werknemers geldt dus evenzeer voor de resultaten van de studies die in het kader van het convenant gebeuren.
Energiebeleidsovereenkomsten In de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten (EBO) met de energie-intensieve industrie 2013-2020 die vanaf 2014 kunnen afgesloten worden, werd de opmaak van de energieplannen geïntegreerd en werd een regeling voor het verstrekken van informatie aan en het betrekken van werknemers opgenomen. Dit geldt zowel voor bedrijven die onder het systeem van Verhandelbare Emissierechten (VER-bedrijven) vallen als diegene waar dit niet van toepassing is. 10 am magazine jaargang 2014 nr 4
Energie-intensieve bedrijven kunnen sinds begin 2014 een energiebeleidsovereenkomst afsluiten. Hierbij moeten werknemers worden betrokken, gesensibiliseerd en geïnformeerd.
1) Een energieplan op te stellen. Na aanvaarding van het Energieplan informeert de OR en het CPB of bij ontstentenis van deze organen, de vakbondsafvaardiging, over de openbare samenvatting van het Energieplan. Dit Energieplan dient door hen als vertrouwelijke informatie behandeld te worden. (2) om in de OR en het Comité, of bij afwezigheid van deze organen aan de SA, de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van het Energieplan, jaarlijks toe te lichten (3) om energiebeheermaatregelen op maat van de onderneming uit te werken en uit te voeren. Het betreffen onder meer maatregelen die de bewustmaking, het engagement en sensibilisering rond efficiënt energiegebruik van medewerkers van de Onderneming, over de verschillende departementen heen, verbeteren. (4) om tegen uiterlijk drie jaar na toetreding tot de energiebeleidsovereenkomst ofwel ISO50001 ofwel de energiebeheermaatregelen uit te voeren en hierover jaarlijks
te rapporteren. (5) Een energiebeleidsverklaring op te maken. In deze verklaart het management haar engagement om een actief beleid op vlak van energie-efficiëntie te voeren. De energiebeleidsverklaring bevat een engagement om de communicatiestroom naar de diverse partijen te verzekeren. (6) Een energiecoördinator aan te stellen. De energiecoördinator wordt door het management aangesteld. De energiecoördinator heeft de mogelijkheid om een energieteam samen te stellen vanuit de verschillende departementen uit de onderneming. De energiecoördinator heeft onder andere volgende doelstellingen: • Binnen de onderneming werkgroepen installeren om projecten rond energie-efficiëntie mee uit te werken. • Een bewustmaking rond efficiënt energieverbruik creëren en dat in de gehele onderneming. • Een vormingsplan inzake verbeterde energiezorg in de onderneming uitwerken en de uitvoering ervan opvolgen. (7) te sensibiliseren – informatie te verstrekken – medewerkers te betrekken.De medewerkers worden bewust gemaakt van hun rol en impact binnen het energiebeleid van de Onderneming en hun betrokkenheid bij het behalen
copyright portland general
van de doelstellingen van de energiebeleidsovereenkomst. vVia sensibilisering en opleidingsinitiatieven op maat van de onderneming wordt actief gewerkt aan een energie-efficiënt bewustzijn bij de medewerkers in functie van de impact van hun eigen activiteiten op de totale (of globale) energie-efficiëntie van de onderneming. Dit moet bijdragen tot een versterkt energiebewustzijn van de medewerker bij de uitvoering van zijn activiteiten binnen de onderneming. De onderneming zorgt dat medewerkers verbetersuggesties kunnen aanreiken via diverse communicatiekanalen. Regelmatige communicatie met de klanten en toeleveranciers over de energiebeleidsovereenkomst zal ook bij deze een bewustmaking teweegbrengen.
Mobiliteitsbeleid in de onderneming Voor het mobiliteitsbeleid in ondernemingen bestaat er geen specifiek Vlaams wettelijk kader voor werknemersbetrokkenheid. Er is wel werknemersbetrokkenheid voorzien in de federale diagnostiek en de projecten van het Vlaamse Pendelfonds. Er kan tevens worden vermeld dat het opstellen van een MOBER (mobiliteitseffectenrapport) sinds 2009 verplicht bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor sommige projecten (tenzij de mobiliteitseffecten reeds in een MER worden geëvalueerd) en dat mobiliteitshinder op lokaal en bovenlokaal niveau een expliciet aandachtspunt zou worden in de omgevingsvergunning.
Federale diagnostiek Bedrijven met meer dan 100 werknemers zijn sinds 2003 verplicht 3-jaarlijks een diagnostiek te maken van de woonwerkverplaatsingen van hun werknemers. Dit is een analyse van het woon-werkverkeer, de bereikbaarheid en de reeds genomen maatregelen. Met deze gegevens wordt een overzicht van de woon-werkmobiliteit opgemaakt, om als basis te dienen voor het ontwikkelen van bedrijfsvervoerplannen. Het gaat hier dus om een informatieplicht die de overheid en de vervoerders mogelijkheden moet bieden om het woon-werkverkeer beter te plannen. Vooraleer die informatie doorgestuurd wordt naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer moet deze aan de OR worden voorgelegd. De diagnostiek verschaft een inspraakrecht. In 2015 moet opnieuw een diagnostiek gebeuren: de gegevens moeten aan de FOD Mobiliteit en Vervoer bezorgd worden vóór 31 januari 2015 (voor ondernemingen met 200+ werknemers in het Brusselse was de deadline 15 oktober 2014).
copyricht Todo
Op het niveau van de gewesten bestaat er behalve in het Brussels Gewest geen wettelijk kader voor de bedrijfsvervoerplannen .
Sociaal overleg projecten Pendelfonds In Vlaanderen is er wel het Pendelfonds. Het Pendelfonds subsidieert projecten die een vlot en duurzaam woonwerkverkeer bevorderen. Projecten die concrete maatregelen bevatten voor de bevordering van de duurzame mobiliteit op het vlak van woon-werkverkeer kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het fonds. Onder andere bedrijven of bedrijvengroepen kunnen subsidies aanvragen. Het besluit betreffende het Pendelfonds bevat een verplichting om bij de projectaanvraag een document toe te voegen waaruit het overleg blijkt tussen de werkgevers en de werknemers op projectniveau. In de Begeleidingscommissie van het pendelfonds zitten naast vertegenwoordigers van de overheid vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties die in de SociaalEconomische Raad van Vlaanderen (SERV) zetelen. De Begeleidingscommissie is gevestigd op de zetel van de SERV.
am magazine jaargang 2014 nr 4
11
Sociaal overleg en milieu een overzicht
SECTORAAL EN INTERPROFESSIONEEL Naast het bedrijfsniveau is er ook het overleg en samenwerking tussen de sociale partners op sector- en interprofessioneel niveau in de Paritaire Comités, de NAR en de CRB en op Vlaams niveau in de SERV. Ook de sectorconvenanten en sectorfondsen kunnen worden vermeld.
Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) Sociaal overleg resulteert meestal in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s). Cao’s vormen in principe ook een aanknopingspunt om op het vlak van (werknemersbetrokkenheid bij) milieu en energie afspraken te maken. In de praktijk is de scope veelal beperkt tot eerder traditionele aspecten van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, al zijn er ook voorbeelden waarin afspraken werden gemaakt over bv. de opmaak van een jaarlijkse milieubalans naast de reeds bestaande sociale en financiële balans of over mobiliteit (bv. stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer door werknemers door een hogere terugbetaling van het abonnement, invoering van een fietsvergoeding, stimulering van carpooling, regeling voor thuiswerk…). Een concreet voorbeeld is de glassector, waar de CAO n° 90 rond niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen wordt gebruikt om werknemers financieel te belonen wanneer ze nuttige ideeën hebben om kostenbesparend en energieefficiënter te werken.
Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) Het overleg tussen de sociale partners op Vlaams niveau gebeurt binnen de SERV. Binnen de SERV is er een uitgebouwde milieu- en energiewerking in de SERV-Commissie energie en omgevingsbeleid. De adviezen van de SERV hebben bijvoorbeeld een belangrijke impact gehad op de opname van bepalingen inzake betrokkenheid van werknemers in Vlaamse milieuregelgeving.
SERR’s en RESOC’s Iedere regio in Vlaanderen heeft een eigen sociaal-economische dynamiek en kent verschillende uitdagingen op de arbeidsmarkt. Om in te spelen op deze dynamiek werken de sociale partners en de lokale overheden samen in de overlegplatformen SERR en RESOC. Een belangrijke opdracht van het RESOC is het opstellen van een streekpact. Dit pact is de gezamenlijke visie van de verschillende overheden en sociale partners op de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio. Het streekpact wordt opgesteld aan het begin van iedere legislatuur voor een termijn van zes jaar. Het vormt hét kader voor een sterke samenwerking tussen werkgevers, werknemers (vertegenwoordigd door de
12
am magazine jaargang 2014 nr 4
vakbonden), lokale besturen, het provinciebestuur, de VDAB en andere partners binnen het betreffende arrondissement. Ook duurzaamheid kan hierin een belangrijke plaats krijgen. Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) De Minaraad is de strategische adviesraad voor het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Overheid. Vertegenwoordigers uit het maatschappelijke middenveld, waaronder ook de vakbonden, en onafhankelijke deskundigen treden er in overleg met elkaar over het milieubeleid in de brede zin van het woord. De adviezen en studies die voortkomen uit dit overleg worden bezorgd aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement.
Ruimtelijke ordening: GECORO en PROCORO copyright: Koen Blanquart
De Gemeentelijke (GECORO) en Provinciale Ruimtelijke Commissies (PROCORO) brengen (niet-bindend) advies uit over zaken die te maken hebben met ruimtelijke ordening (zoals de gemeentelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Bij de GECORO’s moet afhankelijk van het aantal inwoners de samenstelling bestaan uit een bepaald maatschappelijke geledingen. De gemeenteraad moet de samenstelling goedkeuren, maar vakbonden zijn niet per definitie vertegenwoordigd. Ze zijn wel vertegenwoordigd in alle PROCORO’s.
Mobiliteit: MORA De Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) is de strategische adviesraad voor het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken. De MORA adviseert de Vlaamse Regering en Vlaams Parlement over de hoofdlijnen van het mobiliteitsbeleid, de voorontwerpen van decreet en strategische besluiten. Om de vijf jaar maakt de MORA een mobiliteitsrapport op met een analyse van de mobiliteitsproblematiek op middellange termijn. Vakbonden, werkgeversfederaties, de openbaarvervoermaatschappijen, mobiliteitsverenigingen, de milieubeweging zitten er samen aan tafel.
Sectorconvenanten
Sectorfondsen
De sectorconvenanten zijn beleids- of bestuursovereenkomsten die worden afgesloten voor maximaal 2 jaar tussen de sectoren (sectorale sociale partners) en de Vlaamse Regering tot formulering of uitvoering van het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid. Via de sectorconvenanten geven de sectoren mee gestalte aan de prioriteiten van het arbeidsmarktbeleid en trachten zij meer mensen aan het werk te krijgen en houden, en elk talent te (h)erkennen, ontwikkelen en benutten. In de convenanten worden wederzijdse engagementen opgenomen en kunnen subsidiemiddelen toegekend worden. In de beginjaren van de convenanten was de scope breder (MVO). In de uitvoering van de bestaande convenanten komen in vormings- en opleidingsinitiatieven wel milieu- en energiethema’s aan bod.
De meeste Paritaire Comités beschikken over een sectorfonds. Het doel is het ondersteuning van de tewerkstelling en opleiding in een sector. De voornaamste inkomstenbronnen voor sectorfondsen zijn verplichte afdrachten door bedrijven en werknemers in de sector en overheidssubsidies (cf. cao’s, sectorconvenants,…). Het bestuur van die fondsen is in handen van de sociale partners. Binnen elk fonds worden acties ontwikkeld naar leerlingen uit het regulier onderwijs, werknemers en werkzoekenden en wordt begeleiding aan de werkgever voorzien. De acties omvatten zaken zoals het verstrekken van kosteloze opleiding, sectorspecifieke subsidies of premiestelsels voor de financiering van competentieontwikkeling, info en advisering (inzake opleiding, kwaliteitsbewaking, financieringsmogelijkheden voor vorming, ...), het aanreiken van instrumenten (voor de ontwikkeling van opleidingsplannen, voor de detectie van opleidingsbehoeften, ...) en het ontwikkelen en/of ter beschikking stellen van databanken, didactisch materiaal, enz…. In een aantal sectorfondsen kunnen subsidies worden aangevraagd. Die kunnen mogelijk aangewend worden voor projecten die werken rond duurzame uitdagingen, bijvoorbeeld op vlak van sensibilisering en competentieontwikkeling rond groene vaardigheden.
EUROPEES De basisregelgeving op EU-niveau gebeurde via 3 Richtlijnen, die het minimum kader weergeven voor de fundamentele sociale rechten van de werknemers op informatie en om gehoord te worden. Ze laten de lidstaten toe om verder te gaan en meer te doen. Ze vormen een essentieel onderdeel van het Europees sociaal model. Er is niet expliciet sprake van informatie over energie en milieu in en rond het bedrijf in de Europese Richtlijnen voor informatie en consultatie van de werknemers. Recent is er wel een uitbreiding naar niet-financiële informatie op het vlak van informatie die (grote) ondernemingen moeten bekend maken bij hun jaarverslag. Een andere en ruimere invalshoek is die van het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap (MVO, duurzame ontwikkeling en corporate governance of behoorlijk bedrijfsbestuur). De informatie en consultatie van werknemers wordt in dit verband veel breder bekeken en overstijgt het ter beschikking stellen van economische en financiële informatie aan de werknemers in het bedrijf. In die visie, onder andere in het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité, is de onderneming een sociale instelling waarin alle stakeholders samenwerken en samen naar een duurzaam bedrijfsperspectief, economische concurrentiekracht en sociaal evenwicht zoeken en daarnaar handelen . Gebaseerd op: • Van Humbeek, P. (2014) • “Eerste hulp bij syndicaal milieu-overleg in je bedrijf”, Vlaams ABVV, nov. 2012 • Vakbeweging, 2014, nr. 798, 10 februari 2014 bewerkt door: Jorre Van Damme, coördinator Arbeid & Milieu
copyright Sigfrid Lundberg
am magazine jaargang 2014 nr 4
13