ENQUÊTE SOCIAAL OVERLEG In oktober 2009 is een internet – enquête gehouden bij de plaatselijke afgevaardigden over het verloop van het sociaal overleg, zoals dat aan de basis wordt ervaren.
DE DEELNEMERS 892 Nederlandstalige en 490 Franstalige militanten hebben deelgenomen aan de enquête over de gang van zaken mbt. het plaatselijk sociaal overleg. Afgerond 1.400 ontvangen antwoorden, dat beschouwen we toch wel als een succes.
Verdeling naar anciënniteit als militant van deelnemers aan de enquête
Meer dan een kwart van de deelnemers hebben nagelaten te vermelden tot welke centrale ze behoren. Wie dat wel deed komt voor zowat de helft uit ACV-Openbare Diensten. Ook het onderwijs is goed vertegenwoordigd in de antwoorden. ACV-Transcom is verhoudingsgewijs wat ondervertegenwoordigd in de antwoorden.
1 jaar 6% 2-3 jaar 12% >10 jaar 49%
De meerderheid van de militanten die hebben deelgenomen aan de enquête hebben 10 of meer jaar ervaring als militant. Op zich lijkt dat vrij begrijpelijk.
4-5 jaar 12%
5-10 jaar 21%
ORGANISATIE VAN HET SYNDICAAL OVERLEG Het initiatief voor het bijeenroepen van het syndicaal overleg gebeurt in grote mate (bijna 60%) in gezamenlijk overleg tussen werkgever en vakbonden. In tweede orde gaat het om initiatieven van de werkgever zonder voorafgaand overleg – ruim 13% (de score is langs N-zijde hoger dan langs F-zijde). Het bijeenroepen van het sociaal overleg, louter op initiatief van de vakbonden komt relatief weinig voor (goed 6% van de antwoorden).
Er zijn overwegend vaste vergadermomenten vastgelegd voor het plaatselijk overleg, zoniet gebeurt de vaststelling van de datum in gezamenlijk overleg (beide vormen 35% van de gevallen). In 10% van de gevallen komt
1
men bijeen naarmate er agendapunten worden aangebracht vanuit een delegatie. In ruim 7% van de gevallen, gebeurt het bijeenroepen van het overleg overwegend bij hoogdringendheid.
In de meerderheid van de gevallen agendeert elke delegatie de eigen agendapunten (36% van de antwoorden). In haast evenveel gevallen gebuurt de vaststelling van de dagorde in gezamenlijk overleg tussen werkgever en vakbonden (32%). In 15% worden overwegend enkel agendapunten van de werkgever geagendeerd en in 8% enkel agendapunten van de vakbonden.
VERLOOP VAN HET OVERLEG Op het vlak van de voorbereiding lijken de zaken OK. Want in driekwart van de gevallen beschikt men vooraf over de teksten en documenten nodig voor het overleg. Omgekeerd geformuleerd: in een kwart van de situaties stelt dit dus toch nog problemen.
In de regel worden de te behandelen punten op één vergadering besproken en afgehandeld (36%). In ruim 27% van de antwoorden geeft men aan dat er ook ruimte is voor informele besprekingen vooraf, zodat de besprekingen pas worden afgesloten als de voorstellen voldoende gedragen zijn. In 25% van de gevallen zijn er zo nodig meerdere formele besprekingen over een onderwerp. In 10% van de gevallen noteren we dat de overheid zich strikt houdt aan de in het syndicaal statuut voorziene termijn (30 dagen).
In de meerderheid van de gevallen is er een constructieve dialoog (43% antwoorden). Maar in toch 30% van de antwoorden geven militanten aan dat er enkel naar de vakbonden wordt geluisterd, zonder veel met onze standpunten rekening te houden. In bijna 18% van de gevallen ervaart men dat de overheid haar standpunten doordrukt voor de agendapunten met veel impact, terwijl men met de vakbonden praat over kleinere punten met minder impact. Het aantal situaties waarbij de overheid zonder meer haar standpunt doordrukt blijven blijkbaar eerder beperkt (7%). Wie denkt dat de vakbonden zomaar hun visie kunnen doordrukken, maakt zich duidelijk illusies.
In twee derde van de gevallen geeft de werkgever snel uitvoering aan de gemaakte afspraken. In een derde van de gevallen is dat niet het geval.
Hoe constructief verloopt het overleg? overheid drukt positie door 7% constructieve dialoog 43%
overheid is vooral luisterend oor 30%
2
overheid drukt visie door als het belangrijk is 19%
vakbond drukt positie door 1%
Samenwerking met andere vakbonden in het overleg is duidelijk niet de regel. Want ga maar even na: uit 42% van de antwoorden blijkt dat die samenwerking op het terrein varieert naar gelang het belang van het onderwerp dat wordt besproken. In haast 20% van de situaties (langs N-zijde scoort dit hoger tot een kwart van de antwoorden) zegt men dat de andere vakbonden meestal niet aanwezig zijn. In 20% van de gevallen is er weinig onderlinge samenwerking in het overleg op plaatselijk vlak. In goed 10% van de gevallen werkt men stelselmatig samen in het overleg tegenover de werkgever. Omgekeerd geeft men in dik 5% van de antwoorden aan eerder bewust los van andere vakbonden te willen werken om redenen van syndicale profilering.
Samenwerking onder vakbonden in het plaatselijk overleg
2,7%
0%
19,2%
10%
42,5%
20%
30%
40%
10,9%
50%
Samenwerking onmogelijk Naar gelang thema Andere VB niet aanwezig
60%
70%
19,5%
80%
5,2%
90%
100%
Weinig samenwerking Stelselmatig samenwerking Bewust eigen profilering
WAT WORDT BESPROKEN TIJDENS HET OVERLEG? In de enquête is gepeild naar de mate waarin een resem thema’s aan bod komen in het plaatselijk overleg. Uit de antwoorden blijkt dat die thema’s sterk variëren, zodat er geen vaste, afgebakende thema’s zijn die de overhand hebben. De personeelsbezetting, het arbeidsreglement, de rechtspositieregeling (wellicht dient hier rekening gehouden met een vertekening doordat vorig jaar de rechtspositieregeling in lokale besturen in Vlaanderen overal diende onderhandeld) , functiebeschrijvingen, en de vorming of opleiding van het personeel zijn het vaakst onderwerp van discussie. Het is in ieder geval opmerkelijk dat de personeelsbezetting naar voren komt als thema dat het meest aan bod zou komen (in meer dan 60% van de gevallen dikwijls tot regelmatig). PBW materies (PBW = preventie en bescherming op het werk) zoals het jaaractieplan PBW, arbeidsongevallen, brandveiligheid en beschermingsmiddelen komen in de helft van de gevallen regelmatig tot dikwijls aan bod in het plaatselijk overleg. Op veel plaatsen gebeurt dat dus niet, ook al zijn de PBW materies net thema’s om zo dicht mogelijk aan de basis aan te pakken! Punctuele klachten van het personeel komen met analoge frequentie aan bod als PBW-kwesties. Thema’s als pesten op het werk, roken op het werk, problemen van stress, gebruik van internet (problemen privacy), de toepassing van tuchtproblemen en diversiteit komen dan weer weinig tot nooit aan bod in het sociaal overleg. Het lijkt er dus op dat sommige ‘harde’ materies (arbeidsreglement, rechtspositie, …) frequenter aan bod komen in het plaatselijk overleg en dat er zich minder problemen stellen rond thema’s die te maken hebben met de psychosociale belasting van het personeel. In omzeggens drie kwart van de gevallen komen die laatste
3
blijkbaar weinig of niet aan bod, hetgeen toch verwonderlijk lijkt. Blijkbaar stellen die problemen zich dus minder. Het feit dat verloningaspecten weinig aan bod komen in het plaatselijk overleg is begrijpelijk, omwille van het feit dat die materie eerder op sectorvlak wordt geregeld. Uit de antwoorden blijkt dat er zekere nuanceverschillen zijn tussen de antwoorden van Franstalige en Nederlandstalige afgevaardigden. Zo ligt het thema ‘functiebeschrijving’ regelmatiger op de Nederlandstalige onderhandelingstafel, daar waar het voorkomen van ongevallen meer onderwerp van overleg is langs Franstalige zijde.
Welke onderwerpen komen met welke frequentie aan bod in het overleg? Dikwijls
Regelmatig
Weinig
Nooit
Pesten op het werk Toepassing tuchtregeling Roken op het werk Stress Gebruik e-mail, intranet & internet Diversiteit & gelijke kansen Loopbaanmobiliteit Verloning, premies, … Modaliteiten verlof Prestatieregeling Klachten personeel Arbeidsduur Arbeidsongevallen Jaarverslag ongevallen Brandveiligheid Beschermingsmiddelen en werkkledij Vaste tewerkstelling Goede werking dienst Voorkomen ongevallen Jaaractieplan PBW Vorming & opleiding Functiebeschrijving & evaluatie Rechtspositie Arbeidsreglement Personeelsbezetting 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
RESULTATEN VAN HET OVERLEG In meer dan driekwart van de gevallen is men van mening dat we als vakbond tijdens het plaatselijk overleg inderdaad tot resultaten komen in het belang van de leden. In de andere gevallen komt men blijkbaar eerder niet tot resultaten.
4
De terugkoppeling met de leden gebeurt in de regel door het verslag van het overleg uit te hangen op het berichtenbord – 21% van de antwoorden (het cijfer is gevoelig hoger langs F-zijde dan langs N-zijde). In zowat 16% van de gevallen worden de leden soms geïnformeerd via een pamflet als het over een belangrijk thema graad, of via een mailing (13%). In slechts 11% van de gevallen worden leden iedere keer geïnformeerd via een pamflet of mailing. Andere communicatievormen (kleine periodiek, consultatie op een intranet) worden blijkbaar minder gebruikt. 10% van de antwoorden geven aan dat er overwegend geen terugkoppeling wordt gegeven aan de leden.
In de regel worden de resultaten van de realisaties in het plaatselijk overleg gewaardeerd door de collega’s (42% van de antwoorden). Een kwart van de militanten denkt dat leden het als evident beschouwen dat de vakbond tot resultaten komt. Uit evenveel antwoorden blijkt dat militanten vinden dat leden geen aandacht besteden aan de resultaten van het plaatselijke overleg.
HOE OPDRACHT BETER UITOEFENEN? In de enquête is ook gepeild naar de noden van de vakbondsafgevaardigden om de opdracht als militant beter te kunnen uitoefenen. Twee derden van de bevraagden antwoorden steevast dat ‘tijd’ op vandaag de grootste hindernis is. Tijd om binnen de werkuren te luisteren naar de noden van de leden, om de hoogte te blijven van de tendensen op de werkvloer en tijd om deel te nemen aan structurele overlegmomenten. Informatie vormt een tweede obstakel. Ondersteuning bij het verwerken van informatie in de vorm van concrete en technische dossiers, en daaraan gekoppeld de mogelijkheid om een expert uit de centrale uit te nodigen om militanten bij te staan in onderhandelingen worden door militanten als mogelijke oplossingen naar voor geschoven. Maar ook inzicht in de activiteiten, acties, kennis van andere gewesten, andere sectoren, andere niveau’s kan dit obstakel uit de weg ruimen. Kennis- en informatieoverdracht moet volgens de militanten geoptimaliseerd worden. Deze optimalisatie dient niet alleen te gebeuren naar de militanten toe, maar ook naar de leden toe. Militanten ondervinden dat het bereikte resultaat niet altijd met gejuich onthaald wordt bij de collega’s. Vaak is dit het gevolg van een gebrekkige communicatie. Een betere communicatie in combinatie met een uitbreiding van de syndicale afvaardiging kan tot een verhoogde zichtbaarheid van de vakbond op het terrein leiden. Deze uitbreiding zou bovendien de syndicale druk op de werkgever kunnen verhogen. Op vandaag leeft nog het gevoel dat er te weinig gehoor wordt gegeven aan de eisen van de vakbonden. Deze ongelijke positie tussen de sociale partners leidt er toe dat militanten vaak geen gehoor vinden. Ondanks de overtuiging die bij vele militanten leeft over de waarde van de bestaande syndicale vorming, zijn er ten slotte nog specifieke vragen naar vorming met betrekking tot onderhandelingsmethoden, functieclassificatie, strategisch denken en handelen,…
MATERIES PBW EN MILIEU Over het comfort en de wensen van de militanten met betrekking tot de arbeidsomstandigheden (temperatuur, hygiëne, maaltijdpauzes, kwaliteit van de voeding, arbeidsduur, rusttijden en verlof- en vakantieregeling)
5
bestaat er eensgezindheid: aan die wensen wordt overwegend aandacht besteed. Slechts een kleine minderheid van gemiddeld 16% deelt deze mening niet.
Wordt in het plaatselijk overleg aandacht besteed aan …? Hygiëne Maaltijdpauze Arbeidstijd Dagelijkse vragen Temperatuur Rusttijden Stress Kwaliteit voeding 0% Niet van toepassing
20%
40%
Overwegend WEL
60%
80%
100%
Overwegend NIET
We hebben van de enquête gebruik gemaakt om te peilen naar de bekendheid van militanten in de openbare sector met de ‘Waardig Werk’ – campagne van het ACV. De meerderheid van de personen die antwoorden, hebben een notie van die campagne (28% van de antwoorden). 22% heeft ook al de titel van de campagne opgemerkt. Maar 36% heeft er nog niets van gehoord of er zich helemaal niet in verdiept. In slechts 13% van de antwoorden zegt men het thema inhoudelijk te kennen.
Uit de antwoorden blijkt ook dat de betrokkenheid van militanten bij milieumateries er eerder is vanuit het algemeen maatschappelijk belang van de problematiek (28% van de antwoorden). In meer dan 13% van de gevallen beschouwt men het milieu niet als belangrijk voor de uitvoering van het werk. Bijna evenveel militanten antwoorden dat er te weinig informatie over het milieu van de vakbond doorstroomt als er militanten zijn die antwoorden dat de problematiek wel degelijk belangrijk is voor de uitvoering van het werk.
November 2009
6