COMMISSIE KERKELIJKE GEBOUWEN VAN HET INTERKERKELIJK CONTACT IN OVERHEIDSZAKEN CIO-K
VERSLAG 2007 en 2008
Foto voorzijde: het interieur van de Portugees-Israëlitische Synagoge uit 1671-1675 aan het Jonas Daniël Meijerplein te Amsterdam.
Juni 2009 Commissie Kerkelijke Gebouwen van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO-K) Secretariaat: (gevestigd in het Protestants Landelijk Dienstencentrum) Postbus 8370 3503 RJ UTRECHT tel. 030 880 1440 fax. 030 880 1446 email:
[email protected] www.cioweb.nl
2
Inhoud Voorwoord................................................................................................... 5 1. Doel en werkwijze van de commissie ..................................................... 9 2. Het jaar van het Religieus Erfgoed 2008 ................................................ 9 2.1. Activiteiten in het kader van het Jaar ............................................. 10 2.2. Reliwiki ........................................................................................... 10 2.3. Het strategisch Plan voor het Religieus Erfgoed (RE) ................... 11 3. Onderzoeken en symposia over toekomst en (her)bestemming van kerkgebouwen .............................................................................. 13 3.1 Symposium Herontwikkeling Onroerend Goed ............................... 13 3.2. Kansen voor kerkgebouwen........................................................... 15 3.3. Handreiking religieus erfgoed ........................................................ 15 3.4. Onderzoek herbestemming kerken en kerklocaties ....................... 15 4. Ontwikkelingen in de Protestantse Kerk in Nederland en in de RoomsKatholieke Kerk ............................................................................ 17 4.1. Discussienota “een protestantse visie op het kerkgebouw” ........... 17 4.2. “Het kerkgebouw als getuige van de christelijke traditie” ............... 17 4.3. Persbericht en schrijven aan verantwoordelijke bewindspersonen 18 5. Monumentenbeleid ............................................................................... 19 5.1. Instandhoudingbeleid/ BRIM .......................................................... 19 5.2. Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken Restauratie – ................... 19 achterstand 2007 (RRwR 2007)............................................................ 19 5.3. Evaluatie BRIM .............................................................................. 20 5.4. Recente ontwikkelingen ................................................................. 21 5.5. Modernisering monumentenzorg (Momo) ...................................... 24 5.6. Jonge monumenten ....................................................................... 27 5.7 Provinciale ontwikkelingen ............................................................. 29 6. Ontwikkelingen monumentenregelgeving ............................................. 31 6.1. Artikel 18 Monumentenwet............................................................. 31 6.2. Wijzigingen in monumentenwet t.a.v. adviesplicht RACM ............. 33 6.3. Model erfgoedverordening VNG .................................................... 34 6.4. Bouwvergunning en kerkrestauratie: uitspraak Rechtbank Breda d.d. 30 oktober 2008 ............................................................................. 34 7. Erfgoed Nederland ................................................................................ 35 8. (Brand)veiligheid kerkgebouwen en gebruiksbesluit ............................ 36 9. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) ........................... 37 10. Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) en de vrijstelling van de onroerende zaak belastingen (OZB) ............................................ 38 11. Baatbelasting ..................................................................................... 38 12. Experimentenwet Bedrijven Investeringszones ................................. 39 13. Modernisering successiewetgeving/ANBI ......................................... 40 3
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Ontwikkelingen Kerkomroep .............................................................. 44 Gezamenlijke inkoop energie ............................................................ 44 Teruggave energiebelasting (EB) ...................................................... 46 Arbowetgeving ................................................................................... 46 Wet milieubeheer ............................................................................... 47 BTW-arbeidsintensieve diensten ....................................................... 49 Zend-ontvangstinstallaties ................................................................. 49 Handelsregisterwet ............................................................................ 49 Wetgeving m.b.t. identificatie bij banken gewijzigd ........................... 50 Convenant lokale vrijwilligersverzekering .......................................... 51
bijlage 1: Samenstelling en vergaderingen van de commissie kerkelijke gebouwen van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIOK) .................................................................................................. 53 Bijlage 2: Afkortingen ................................................................................ 55 Bijlage 3: Persbericht van de Rooms-katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland d.d. 11 december 2008: ................................. 56
4
Voorwoord Het verslag over 2007 en 2008 biedt een overzicht van de onderwerpen waarmee de commissie kerkelijke gebouwen van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO-K) zich heeft beziggehouden. In deze publicatie doet CIO-K verslag van de onderwerpen waarmee zij zich in deze periode heeft beziggehouden. CIO-K behartigt de belangen van de achterban (de 28 in CIO deelnemende kerkgenootschappen en de kerkbesturen binnen deze kerkgenootschappen) inzake de kerkelijke gebouwen. Zoals uit dit verslag moge blijken betreft het hier een veelheid aan regelgeving en beleid. Het jaarverslag is mede bedoeld om aan de kerkbesturen een beknopt overzicht te bieden van de inhoud van deze onderwerpen. De commissie is samengesteld uit leden die uit deze achterban afkomstig zijn. In het secretariaat wordt ook op deze wijze voorzien. Zie voor verdere informatie hierover bijlage 1 bij dit verslag. Bij de behandeling van de verschillende onderwerpen vindt regelmatig samenwerking plaats met andere organisaties (zoals particuliere monumenteninstellingen) teneinde de belangenbehartiging voor de kerken te kunnen verbreden en waar mogelijk te versterken richting overheden. Deze aanpak is een belangrijk aspect van de wijze waarop CIO-K haar werkzaamheden uitvoert. Toekomst van het Religieus Erfgoed Belangrijkste thema in deze periode is het Jaar van het Religieus Erfgoed 2008. Dit Jaar heeft veel publiciteit opgeleverd, zowel landelijk als regionaal en plaatselijk. Het is verheugend dat zeer velen hieraan hun medewerking hebben gegeven. De spannende vraag is echter of nu, na het verstrijken van dit jaar, de aandacht voor dit erfgoed blijft bestaan en de aanbevelingen uit het Strategisch Plan voor dit erfgoed in concrete daden worden omgezet. Een actieve rol van de overheden is hierbij onontbeerlijk. De slotmanifestatie van het Jaar op 18 december 2008 in Middelburg werd afgesloten met een kleurige lasershow waarin tot slot de wens werd geprojecteerd “Geef religieus erfgoed toekomst “. Katholieke Kerk en Protestantse Kerk slaan handen ineen Op 11 december 2008 brachten de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland een persbericht uit waarin zij aangaven elkaar als partners te zien bij het behoud en beheer van het kerkelijk religieus erfgoed (zie bijlage 3 bij dit verslag). In de verdere ontwikkeling van beleid en gesprekken met de overheid willen beide 5
kerkgenootschappen gemeenschappelijk optrekken. Deze persverklaring werd gevolgd door brieven van 12 december 2008 en 22 januari 2009 aan de ministers van OCW, Justitie en Algemene Zaken. Op 9 maart 2009 vond een gesprek met de minister van OCW plaats. In dit verslag wordt hierop verder ingegaan in de paragrafen 4 en 5.4. Aandachtspunten bij de verdere beleidsontwikkeling Na het themajaar 2008 komt het nu aan op de realisatie van de aanbevelingen en conclusies uit het Strategisch Plan. Hierbij zijn voor CIO-K de volgende aandachtspunten van groot belang, die in dit jaarverslag uitvoeriger aan de orde komen. 1. Het voortgezette oorspronkelijke gebruik van een monumentaal kerkgebouw biedt de beste mogelijkheden voor behoud van exterieur, interieur en inventaris. Het is daarom gewenst dat de subsidie- en ondersteuningsmogelijkheden worden verruimd. 2. De meerkosten die verbonden zijn aan de instandhouding van een monumentaal kerkgebouw, vergeleken met de kosten van een modern functioneel kerkgebouw, behoren niet voor rekening van de kerkelijke eigenaar te komen. 3. Herbestemming vormt geen oplossing voor het behoud van het rijksmonumentale religieus erfgoed als geheel. Bovendien blijkt uit verschillende studies dat de exploitatie na herbestemming zelden succesvol is. 4. Als tot herbestemming wordt besloten dient met de opvattingen van de kerkelijke eigenaar rekening te worden gehouden bij de bepaling van de herbestemmingmogelijkheden. 5. De wijze waarop kerkgebouwen tot gemeentelijk monument worden aangewezen behoeft dringend verbetering; nu is het soms zo dat deze gebouwen onverhoeds worden aangewezen, waardoor de kerkelijke gemeente of parochie ernstig wordt beperkt in haar toekomstmogelijkheden. Wanneer een gemeentelijke aanwijzing tot stand komt, dient ook een financiële tegemoetkoming (subsidie) in de instandhouding te worden verstrekt. De huidige situatie is echter zo dat in het merendeel van de gevallen geen subsidies voor gemeentelijke monumenten mogelijk zijn. 6. Gestructureerd overleg tussen de kerkgenootschappen en de overheid over de toekomst van het religieus erfgoed is gewenst om te komen tot een gecoördineerde en gezamenlijke aanpak van dit vraagstuk, met erkenning van elkaars verantwoordelijkheden en uitgangspunten. 6
Verhouding kerk en staat In de discussie over de toekomst van het Religieus Erfgoed wordt met enige regelmaat de “verhouding tussen kerk en staat” aangesneden. Volgens sommigen zou deze verhouding bepaalde vormen van medewerking en ondersteuning van overheidswege voor de instandhouding van het religieus erfgoed verhinderen of beperken. Naar de opvatting van CIO-K biedt deze verhouding in zijn juiste proporties bezien voldoende mogelijkheden tot samenwerking - met erkenning van elkaars posities - tussen kerk en overheden voor de instandhouding van het religieus erfgoed. Het gaat hierbij om de instandhouding van cultuurbezit, niet om de ondersteuning van de religieuze activiteiten in het gebouw. De inhoud en de aanbevelingen van het rapport “Overheid, Godsdienst en 1 levensovertuiging” uit 1988 zijn opnieuw in de aandacht gekomen, nadat prof. drs. A.L.L.M. Asselbergs hierop wees in zijn speeches in april en mei 2007. Hoofdstuk 6 van dit rapport handelt over de gebouwen. Dit rapport stelt dat kerkgenootschappen door het gebruik maken van monumentale kerkgebouwen bijdragen aan het behoud van dat monument. Zij behoren door de daaraan verbonden hoge kosten niet in een achterstandssituatie te geraken ten opzichte van genootschappen die geen monumentale gebouwen gebruiken. Het rapport beveelt aan te komen tot een kerkelijke gebouwendienst en een substantiële verhoging van de subsidiepercentages tot 80%. Verder in dit jaarverslag De inhoud van dit verslag biedt verder een overzicht van de zakelijke weten regelgeving waarmede de kerkbesturen van de kerkgenootschappen die deelnemen in het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken te maken kunnen krijgen. De gebruiksvergunning voor kerkgebouwen staat al meerdere jaren in onze verslagen vermeld: veel onduidelijkheden, problemen, procedures en aanzienlijke kosten (aan te brengen voorzieningen en leges!) zijn kernwoorden. Het nieuwe Gebruiksbesluit is, na ruim anderhalf jaar vertraging, per november 2008 in werking getreden. De vergunningsplicht is vervangen door een meldingsplicht. Mits de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan bij een melding niet onnodig worden verzwaard. Voor een gebruiksmelding behoeft geen leges te worden betaald. Na vele jaren is dit een aanmerkelijke verbetering. De toepassing van dit gebruiksbesluit 1
Overheid, Godsdienst en Levensovertuiging, eindrapport van de Commissie van advies inzake de criteria voor steunverlening aan kerkgenootschappen en andere genootschappen op geestelijke grondslag.
7
voor de vele monumentale kerkgebouwen is geen eenvoudige zaak, omdat het nu eenmaal niet eenvoudig is om moderne eisen te realiseren in eeuwenoude gebouwen. (draairichting van deuren, breedte van traptreden). CIO-K hoopt dat de bedoelingen van dit nieuwe gebruiksbesluit – zoals een vereenvoudiging van regelgeving en vermindering van administratieve lasten – ook in de praktijk merkbaar zal worden. e Inmiddels wordt gewerkt aan een 2 fase van een verdere herziening waarin Gebruiksbesluit en Bouwbesluit zullen worden samengevoegd. CIO-K is vertegenwoordigd in een door VROM ingestelde klankbordcommissie. Op verzoek van de achterban/ de kerkbesturen is een nieuw project voor de gezamenlijke inkoop van energie gestart voor de periode 2009-2012. Sinds 2001 is er door de Stichting Intermediair Kerktelefoon Nederland (SIKN) bijzonder hard gewerkt aan het ontwikkelen en in gebruik nemen van alternatieve systemen voor de oude kerktelefoon. CIO-K stond samen met de Landelijke Organisatie Kerktelefoon (LOK) aan de basis van deze stichting. Kerkbesturen met gebouwen in binnensteden kregen meerdere malen te maken met de zgn. baatbelasting. Een belastingaanslag voor verbeteringen aan de winkelstraten en het stedelijk gebied waaraan geen ontkomen mogelijk leek. Terwijl een concreet geval nogmaals aan de Hoge Raad is voorgelegd, worden experimenten gestart met een nieuwe wet, de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones die inmiddels in werking is getreden. Verheugend is dat in deze wet wordt aangesloten bij de Wet WOZ en de daarin opgenomen vrijstellingen o.a. voor kerkgebouwen !. Dit verslag geeft een tevens een beknopt overzicht van het brede scala aan regelgeving waarmee een vrijwilliger, lid van een kerkbestuur, te maken kan krijgen. Bij het schrijven van dit verslag is met deze doelstelling rekening gehouden. Zoals gebruikelijk is bij sommige onderwerpen vermeld hoe deze zich verder hebben ontwikkeld in de eerste maanden van 2009. De tekst van dit jaarverslag werd vastgesteld op 15 juni 2009.
8
1. Doel en werkwijze van de commissie De commissie kerkelijke gebouwen van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO-K) behartigt de belangen van 28 kerkgenootschappen 2 ) in Nederland inzake de (monumentale) kerkelijke gebouwen die bij deze kerkgenootschappen in gebruik zijn. Hiertoe onderhoudt CIO-K contacten met de verschillende (overheids)instanties, zoals diverse ministeries, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), stichting Nationaal Contact Monumenten, stichting Nationaal Restauratiefonds, Vereniging Nederlandse Gemeenten en andere (branche) organisaties die zich met bepaalde beleidsterreinen bezighouden. Ook met leden van de Eerste en Tweede Kamer en de politieke partijen worden contacten onderhouden over de in dit verslag vermelde onderwerpen. CIO-K is in de tweede helft van de tachtiger jaren ingesteld door het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) om zich namens de kerken bezig te houden met het monumentenbeleid dat toen werd gewijzigd van een centraal in een decentraal systeem, zoals werd vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze „core-business‟ vraagt ook thans veel aandacht. 2. Het jaar van het Religieus Erfgoed 2008 In 2007 nam de Stichting 2008 Jaar van het Religieus Erfgoed het initiatief om te komen tot een themajaar in 2008 over het religieus erfgoed. Het idee werd ontwikkeld door o.a. de stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland en de provinciale steunpunten monumentenzorg. Naast een aantal activiteiten op landelijk en regionaal niveau was het tot stand brengen van een Strategisch Plan voor het Religieus erfgoed een 2
) Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland; Protestantse Kerk in Nederland; Remonstrantse Broederschap, Algemene Doopsgezinde Sociëteit, Christelijke Gereformeerde Kerken, Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten, Nederlands Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Gemeenten, Oud-Katholieke Kerk van Nederland, Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, Nederlands Verbond voor progressief Jodendom, Portugees-Israëlitische Gemeente, Leger des Heils, Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB, Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland, Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland, Gereformeerde Kerken in Nederland (Vrijgemaakt), Evangelische Broedergemeente, De Kerk van de Zevende-dags Adventisten, Molukse Evangelische Kerk; Vereniging van Orthodoxen H. Nicolaas van Myra.; Koptisch- Orthodoxe Kerk., Syrisch-Orthodoxe Kerk, Hersteld Hervormde Kerk, Voortgezette Gereformeerde Kerken, Rafaël Nederland, Alliantie van Baptisten en CAMAgemeenten, Anglicaanse Kerk in Nederland.
9
belangrijke doelstelling van de stichting. Hiertoe werden een stuurgroep en twee werkgroepen ingesteld. Zowel in stuur- en werkgroepen namen diverse personen uit de kerkelijke wereld deel op persoonlijke titel. De stichting opereerde echter los van de kerkgenootschappen en het CIO. De volgende personen uit de commissie kerkelijke gebouwen waren hierbij op persoonlijke titel betrokken: de heren Zwart, Klok, Houben en Broekhuizen. 2.1. Activiteiten in het kader van het Jaar De opening vond plaats met een bijeenkomst op 17 januari 2008 in de Domkerk in Utrecht. Hierbij was prof. Mr .P. van Vollenhoven aanwezig als voorzitter van het bestuur van het Nationaal Restauratiefonds. In juni 2008 vonden 2 symposia plaats in Utrecht: op 19 juni in de Jacobikerk over gebouwd religieus erfgoed en Op 26 juni in de Driehoek (Oud-Katholieke schuilkerk) over roerend religieus erfgoed. Beide studiedagen werden druk bezocht en werden benut voor gedachtenuitwisseling en –vorming over de toekomst van het gebouwde en ongebouwde religieuze erfgoed. In het najaar vond een dag voor vrijwilligers plaats in Den Bosch. In verschillende provincies vonden afzonderlijke manifestaties plaats. Het “festival geloven in Gelderland” en “Geloven in Zeeland” zijn hier voorbeelden van. Ook in andere provincies, zoals Noord-Brabant en Noord-Holland vonden verschillende activiteiten plaats. De afsluiting vond plaats op 18 december 2008 in het Abdijcomplex in Middelburg. Hier werd ook het Strategisch Plan voor het RE gepresenteerd. Het was de bedoeling om dit plan aan minister Plasterk persoonlijk aan te bieden, maar hij was op de valreep verhinderd vanwege een kamerdebat. In een videoboodschap liet hij weten het niet als een overheidstaak te zien om de kerkelijke functie van een gebouw te beschermen. 2.2. Reliwiki In het kader van het themajaar werd tevens het initiatief genomen om te komen tot een databank over het religieus erfgoed, omdat beschikbare kengetallen veelal onvolledig zijn. De stichting koos voor een wikipediaachtige opzet. 10
Vanuit CIO-K is enkele malen overleg gevoerd met de initiatiefnemers onder meer over de vertrouwelijkheid van de meer gevoelige gegevens. Hierbij is aangegeven dat deze gegevens niet in een algemeen toegankelijke database mogen worden opgenomen. Ook is gesproken over een blijvende betrokkenheid bij deze gegevens vanwege de eigenaren, de kerkbesturen en hun koepels. Inmiddels heeft de stichting laten weten dat na afloop van het themajaar voor het Reliwikiproject een voortgaande oplossing wordt nagestreefd. 2.3. Het strategisch Plan voor het Religieus Erfgoed (RE) In het kader van het Jaar voor het religieus erfgoed nam de stichting het initiatief om te komen tot een Strategisch Plan voor het Religieus Erfgoed. Als auteur werd bereid gevonden prof. Dr Nico Nelissen, em. Hoogleraar bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen, die al vele onderzoeken en rapportages in de monumentenwereld heeft gedaan. Het onderzoek werd begeleid door een stuurgroep en twee werkgroepen. Het rapport werd gepresenteerd tijdens de slotmanifestatie op 18 december 2008 in Middelburg. De tekst van het volledige rapport is in boekvorm uitgegeven en ook te vinden (voorjaar 2009) op de website www.reliwiki.nl. Het Strategisch Plan komt (in hoofdstuk 10) tot de volgende aanbevelingen 1. Er dient uitvoering gegeven te worden aan de passage over het religieus erfgoed uit het regeerakkoord van het kabinet Balkenende IV. “de overheid draagt daadwerkelijk zorg voor het behoud van (religieus) cultureel erfgoed”. 2. Het is van belang om de positie en rol van religie in de samenleving op de voet te volgen. 3. Het RE is kwetsbaar en dient met zorg aan volgende generaties te worden overgedragen. 4. Continu inzicht in omvang en aard van het RE is noodzakelijk 5. De verworvenheden van het jaar van het RE moeten geborgd worden 6. Er moet een gezamenlijke agenda komen voor de toekomst van het RE 7. Er moet gewerkt worden aan een gezamenlijke strategie voor de toekomst van het RE 8. Partijen moeten helder stellen wat hun preferabele strategie is voor de toekomst van het RE 9. Het beschikbare instrumentarium op het gebied van het RE moet worden geperfectioneerd 10. De minister van OCW dient de regie te voeren ten aanzien van de toekomst van het RE. Hij kan zich hierbij laten adviseren door een stuurgroep voor het RE.
11
Als actiepunten voor het gebouwd religieus erfgoed worden genoemd: 1.
Nauwkeurige monitoring van omvang, aard en toestand van het gebouwd RE 2. Het Strategisch Plan RE moet meegenomen worden in het kader van de discussie over de Modernisering van de monumentenzorg 3. De aanpak van het gebouwd RE dient maatwerk te zijn, geïnspireerd op een preferabele strategie 4. Van alle betrokken partijen wordt de komende jaren een extra inspanning gevraagd voor de instandhouding van het gebouwd RE 5. Er moeten voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de instandhouding van het gebouwd RE. 6. Het Rijk dient de subsidiepercentages voor het monumentaal gebouwd RE te verhogen. 7. Vanuit de basis moeten krachten worden gestimuleerd om te komen tot een Nationale Organisatie Kerkelijke Gebouwen. 8. Gemeenten en provincies moeten voor de toekomst van het gebouwd RE hun verantwoordelijkheid nemen 9. Er moet een Nationaal Fonds voor het RE komen. 10. Er moeten stimulerende financiële instrumenten komen voor het gebouwd RE. Actiepunten roerend RE: 1. het roerend RE moet met voortvarendheid worden vastgelegd. 1. Het bedreigde roerende RE moet met voorrang worden geïnventariseerd 2. De samenwerking en taakverdeling tussen partijen op het gebied van het roerend RE moet verder worden uitgewerkt. 3. Er moet gewerkt worden aan een uniform waardestellend kader voor roerende religieuze objecten. 4. Er moet in gezamenlijkheid een Leidraad voor het afstoten van roerende religieuze objecten worden opgeteld. 5. De preferabele strategie van omgaan met roerende religieuze objecten dient geëxpliciteerd te worden. 6. Het is goed om werkbare voorzieningen te treffen voor beschikbaar komende religieuze objecten. 7. Er dient een fonds te worden vrijgemaakt voor het behoud van het roerend RE. 8. Roerend RE moet zo veel mogelijk aan het publiek getoond kunnen worden. 9. Aanvullende scholing van vrijwilligers moet met spoed ter hand worden genomen.
Minister Plasterk heeft bij een algemeen overleg in de Tweede Kamer op 8 april 2009 op vragen van een kamerlid laten weten dat hij bereid is tot 12
verder overleg over het RE, maar zelf geen deel zal uitmaken van een in te stellen stuurgroep. De bedoeling is dat de inhoud van het strategisch plan RE ook betrokken wordt bij de verdere discussie over de modernisering van de monumentenzorg (Momo), waarover in de loop van 2009 in de Tweede Kamer zal worden gesproken. 3. Onderzoeken en symposia over toekomst en (her)bestemming van kerkgebouwen In 2007 en 2008 vond een aantal onderzoeken plaats naar de (her)bestemmingsmogelijkheden van kerkgebouwen, evenals een groot aantal symposia, studiedagen enz. Een aantal hiervan wordt in dit jaarverslag vermeld omdat hierin een wezenlijke bijdrage werd geleverd aan de verdere meningsvorming. 3.1 Symposium Herontwikkeling Onroerend Goed Op 26 april 2007 vond te Alkmaar een symposium plaats over de herontwikkeling van kerkelijk onroerend goed plaats in de heringerichte RK St. Josephkerk. Organisatoren waren het bouwbureau van het bisdom Haarlem en bureau DHV. Een van de spreker was de rijksadviseur voor cultureel erfgoed, prof. Drs. A.L.L.M. Asselbergs. In zijn lezing verwees hij naar het rapport “overheid, godsdienst en levensovertuiging” uit 1988. Hoofdstuk 6 handelt over de gebouwen die de genootschappen ten dienste staan. Prof. Asselbergs stelde vast dat er aan de aanbevelingen uit dit rapport geen concreet gevolg is gegeven en stelde voor deze aanbevelingen opnieuw te bezien. Het rapport `Overheid, godsdienst en levensovertuiging` stelt: - wanneer een kerkgenootschap ondank de hoge kosten gebruik blijft maken van een monument en daarmee bijdraagt aan het behoud van dat monument in zijn sociale en culturele functie behoort het genootschap niet in een achterstandspositie te geraken t.a.v. genootschappen die geen monumentale gebouwen gebruiken. Aanbevolen werd om - een kerkelijke gebouwendienst in het leven te roepen met als primair doel de professionele ondersteuning van beheerders van monumentale kerkgebouwen met als oogmerk het waarborgen van de instandhouding 13
- de hoogte van het onderhoudssubsidiepercentage substantieel op te trekken tot 80%.
St.Josephkerk te Alkmaar
Vermeldenswaard is verder dat bij het rapport “Overheid, godsdienst en levensovertuiging” als bijlage is gevoegd een gespreksnota van CIO-K en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over een overheidsbeleid op lange termijn m.b.t. de kerkelijke gebouwen.
14
3.2. Kansen voor kerkgebouwen Op 1 juni 2007 werd in de Sionkerk te Arnhem de publicatie “Kansen voor kerkgebouwen, vragen en uitdagingen bij gebruik en herbestemming” gepresenteerd. Deze publicatie is een handreiking aan protestantse kerkbesturen om te komen tot afgewogen inhoudelijke beslissingen rondom hun kerkgebouwen. De publicatie kwam tot stand onder redactie van de landelijke werkgroep kerkbouw en de taskforce behoud en hergebruik van kerkgebouwen van de Protestantse Kerk in Nederland. Het boek werd aangeboden aan de preses van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland, ds. G. de Fijter. In zijn dankwoord gaf hij aan dat niet alleen de kerkgemeenschap maar de samenleving verantwoordelijk is voor de instandhouding van monumentale kerkgebouwen die vaak de skyline van dorp of stad bepalen, zoals in zijn woonplaats Kampen het geval is. 3.3. Handreiking religieus erfgoed In november 2008 werd tijdens de jaarvergadering van de Vereniging van Beheerders van Monumentale Kerkgebouwen in Nederland de Handreiking religieus erfgoed, voor burgerlijke en kerkelijke gemeenten, van kerkelijk gebruik tot herbestemming gepresenteerd. Deze gezamenlijke uitgave van VBMK en VNG is bestemd voor ambtenaren en gemeentebestuurders om de aandacht ook na 2009 levend te houden. In de paragraaf “voorkomen is beter … over zorgvuldig omgaan met kerkgebouwen” wordt de kerkelijke visie met betrekking tot de transformatie van kerken beschreven (auteurs P. Houben en J. Broekhuizen). 3.4. Onderzoek herbestemming kerken en kerklocaties Op maandag 15 december 2008 werd in Haarlem het rapport “onderzoek herbestemming kerken en kerklocaties, een inventarisatie vanaf 1970” gepresenteerd. Dit rapport is een uitgave van de bisdommen Haarlem, Rotterdam en het projectbureau Belvedère. Bij het rapport is een afzonderlijk katern gepubliceerd met “aanbevelingen herbestemming kerken en kerklocaties aan lokale overheden en kerkelijke bestuurders”.
15
In het onderzoek wordt nagegaan wat er na de kerksluitingen van de laatste veertig jaren is gebeurd met de kerkgebouwen of de kerklocaties. Het onderzoek omvatte 927 afgestoten kerken, waarvan een derde is gesloopt en tweederde herbestemd. Ca 150 van de onderzochte kerkgebouwen bleek herbestemd met voortzetting van de oorspronkelijke functie. Uit de onderzochte gevallen blijkt dat de herbestemming in financieeleconomische zin zelden positief uitpakt. De aanbevelingen bij het rapport zijn : 1. Bevorder regie en anticipeer 2. Focus op kernwaarden 3. Pas de Monumentenwet zuiver toe 4. Creëer ruimte voor tijdelijke invulling en meerdere functies 5. Toon maatschappelijk verantwoord Ondernemerschap /bestuur 6. Bundel informatie in een kenniscentrum voor kerkgebouwen De presentatie van het rapport kreeg diezelfde dag veel aandacht in de media. In het NOS-journaal van 22 uur liet minister Plasterk weten dat hij vanwege de scheiding kerk-staat geen kerkgebouwen kon subsidiëren, alleen rijksmonumenten, maar dan wel ook met herbestemming.
16
4. Ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk
Protestantse Kerk in Nederland en in de
4.1. Discussienota “een protestantse visie op het kerkgebouw” Op 9 juni 2008 werd in de Protestantse Kerk in Nederland de discussienota “een protestantse visie op het kerkgebouw” gepresenteerd. Deze werd besproken en aanvaard tijdens de vergadering van de Generale Synode van de Protestantse Kerk op 7 november 2008. De nota bevat bouwstenen voor een bijbel-theologische visie op het kerkelijk gebruik van kerkgebouwen. Ook gaat de nota in op de mogelijkheden voor herbestemming. In de Protestantse Kerk beslist een locale kerkelijke gemeente zelf over het gebruik en de toekomst van haar kerkgebouw. De Generale Synode aanvaardde de nota als leidraad voor het te voeren beleid. Besloten werd om er bij de overheid op aan te dringen dat de meerkosten die verbonden zijn aan het gebruik van monumentale kerkgebouwen niet langer voor rekening van de kerk komen. Ook dringt de Protestantse Kerk er bij de overheid op aan om de subsidiemogelijkheden voor kerkgebouwen terug te brengen op het vroegere niveau van 90% en de lastendruk vanwege regelgeving te verminderen. De nota wordt in geredigeerde vorm beschikbaar gesteld aan alle kerkelijke gemeenten binnen de Protestantse Kerk. De nota is in digitale vorm te vinden op www.pkn.nl. (bestuur en organisatie >generale synode> synodale rapporten). 4.2. “Het kerkgebouw als getuige van de christelijke traditie” De bisschoppenconferentie van de Rooms-Katholieke Kerk publiceerde op 26 september 2008 uitgangspunten van beleid voor het omgaan met de katholieke kerkgebouwen. Een katholieke kerk is niet zomaar een gebouw maar een permanent “gewijde en heilige plaats”. De RK kerk wil met de overheid in gesprek gaan over het feit dat de r.-k.parochies een te groot deel (tot 40%) van hun uitgaven aan gebouwen moeten besteden. In het algemeen staat men afwijzend tegenover herbestemming van kerken. Toch kan voor bepaalde bestemmingen toestemming worden gegeven. Maar een herbestemming mag nooit ten koste gaan van de originele uitstraling van het gebouw en dient passend en waardig te zijn. Voorbeelden van een passende herbestemming zijn een bibliotheek, een 17
hospice, een gezondheidscentruim en in beperkte mate culturele functies zoals museum, expositie, concerten). Bij gebrek aan een passende herbestemming gaat voor de RK-kerk de voorkeur uit naar afbraak van een kerkgebouw. 4.3. Persbericht bewindspersonen
en
schrijven
aan
verantwoordelijke
Op 11 december 2008 gaven de Bisschoppenconferentie van de RoomsKatholieke Kerk en het Moderamen van de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland een persbericht uit waarin zij aangaven gezamenlijk te willen optrekken in de verdere ontwikkeling van beleid en in gesprekken met de overheid over het beheer en behoud van het kerkelijk religieus erfgoed. Beide kerkgenootschappen: - pleiten voor een grotere financiële betrokkenheid van de overheid bij de instandhouding van kerkgebouwen en verwezen daartoe naar de regeringsverklaring van het kabinet Balkenende IV. - roepen op tot een grotere terughoudendheid en zorgvuldigheid van lokale overheden bij de aanwijzing van kerkgebouwen tot gemeentelijk monument - zien slechts beperkte mogelijkheden voor herbestemming van religieus erfgoed, waarbij terdege rekening dient te worden gehouden met de financiële consequenties van herbestemming. - zijn van mening dat voortzetting van het oorspronkelijke gebruik van monumentale kerkgebouwen de beste voorwaarden schept voor instandhouding van het monumentale kerkgebouw en het veelal eveneens monumentale interieur. - spreken de hoop uit op spoedig constructief overleg met de verantwoordelijke minister en andere overheden. Zie bijlage 3 bij dit jaarverslag. In brieven van 12 december 2008 en 22 januari 2009 aan de ministers van OCW, Justitie en Algemene zaken werden deze uitgangspunten nader toegelicht en uitgewerkt. Op maandag 9 maart 2009 vond een gesprek plaats tussen een delegatie van de RKK en de PKN met minister dr. R.H.A. Plasterk. Zie hierover verder par. 5.4: recente ontwikkelingen.
18
5. Monumentenbeleid 5.1. Instandhoudingbeleid/ BRIM Het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (BRIM) is in werking getreden op 16 februari 2006 en integreert de twee voorgaande regelingen voor onderhoud en restauratie: het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (BROM) en het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (BRRM 1997). De nieuwe regeling vloeide voort uit de intenties die toenmalig staatssecretaris Van der Ploeg in een brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2001 formuleerde. De belangrijkste intenties waren: een samenhang tussen preventief onderhoud en incidentele restauraties; eenvoud van regeling; directe financiering, waarborg voor de kwaliteit en effectiviteit van de 3 monumentenzorg en planologische inbedding van de monumentenzorg. Instroom van de kerkelijke gebouwen in het BRIM Een subsidieaanvraag kan worden ingediend van 1 april tot 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de eigenaar in aanmerking komt voor subsidie. 1 januari 2010: Kerkelijke gebouwen en kerkonderdelen/-objecten met de rijksmonumentnummers 45.950 tot 530.000 en hoger 1 januari 2011: Kerkelijke gebouwen en kerkonderdelen/-objecten met de rijksmonumentnummers 1 tot 26.099 1 januari 2012: Kerkelijke gebouwen en kerkonderdelen/-objecten met de rijksmonumentnummers 26.100 tot 45.949 Het subsidieplafond voor kerkgebouwen in BRIM was aanvankelijk gesteld op € 100.000 per 6 jaar met een subsidiepercentage van 65%. Dit betekent maximaal € 65.000 over zes jaren, dat is € 10.800 per jaar. 5.2. Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken Restauratie – achterstand 2007 (RRwR 2007) In de najaarsnota 2006 stelde het kabinet € 140 miljoen beschikbaar voor het terugdringen van restauratieachterstanden. € 27 miljoen ging naar het
3
Omschrijving ontleend aan brief minister OCW aan Tweede kamer dd 16-12-08
19
Revolving Fund van het Nationaal Restauratiefonds, zodat € 113 miljoen overbleef voor subsidies. In 2008 werd € 88 miljoen verdeeld volgens de RRwR 2007 en in 2009 de resterende € 25 miljoen via de RRwR 2008. De monumenten die hiervan gebruik konden maken en de criteria die hierbij gehanteerd werden verschilden per jaar. Voor monumentale orgels was in de RRwR 2007 € 4 miljoen beschikbaar (subsidiabele kosten tussen €150.000 en 300.000) en in de RRwR 2008 € 2 miljoen (subsidiabele kosten tussen € 100.000 en 150.000). 5.3. Evaluatie BRIM Het ministerie van OCW gaf in 2008 opdracht aan bureau Bestuur & Management Consultants (BMC) tot een evaluatierapport over de BRIMregeling. CIO-K maakte van de gelegenheid gebruik om de volgende punten onder de aandacht van de onderzoekers te brengen: 1. De BRIM voldoet niet voor eigenaren van monumentale kerkgebouwen en orgels. Het subsidieplafond van € 100.000 over 6 jaren is voor middelgrote en grote kerkgebouwen volstrekt onvoldoende. 2. Het succesvolle 10-jaren onderhoudsplan (BROM artikel 11) is voor nieuwe aanvragen stopgezet met ingang van 1 januari 2006, terwijl kerken pas kunnen instromen in het BRIM vanaf 2009. 3. Voor woonhuizen in eigendom van “niet-fiscaal relevante eigenaren” zoals kerkbesturen bestaan geen subsidiemogelijkheden meer in de BRIM, maar slechts een lening bij het NRF. 4. De koppeling tussen subsidie en monumentnummer/register leidt tot problemen bij kerktorens en kerkorgels en tot ongelijkheid. 5. de aanvrage van een BRIM-subsidie is ingewikkeld voor vrijwilligers/kerkbesturen. In het kader van het onderzoek werd CIO-K in de gelegenheid gesteld zijn commentaar bij de BRIM-regeling kenbaar te maken in een interview met de onderzoekers. Het evaluatierapport werd najaar 2008 beschikbaar gesteld via de website van het ministerie van OCW. De belangrijkste conclusie van het evaluatierapport is (pagina 3, samenvatting) dat het BRIM voldoet voor de eigenaren van woonhuizen 20
en boerderijen zonder agrarische functie, maar niet voor de eigenaren van de overige categorieën van monumenten. [waaronder kerkgebouwen]. Verder stelt het rapport vast: dat de maximaal subsidiabele kosten zijn te laag bij grote of gedetailleerde objecten (kerken/kastelen/grote molens/grote gemalen) waardoor het tijdig onderhoud in de knel komt. De minister van OCW schreef op 16 december 2008 een brief aan de Tweede Kamer (31 700 VIII nr 122) waarin hij het evaluatierapport aanbiedt aan de Kamer en aankondigt een aantal maatregelen ter verbetering van het BRIM te willen nemen. a. op korte termijn: - betere voorlichting en communicatie met het veld - vereenvoudiging van aanvraagformulier en toelichting - één begrotingsmodel met verbeterde toelichting - schrappen van de verplichting om bij een subsidieaanvrage een financieel dekkingsplan te overleggen. b. Op middellange termijn (te realiseren in 2010) - Wegnemen van het ongewenste effect dat de koppeling van subsidieaanvrage met monumentenregister tot problemen en ongewenste effecten leidt. - Aanpassing van de criteria voor het aanwijzen van organisaties voor monumentenbehoud - Keuzemogelijkheid voor bepaalde categorieën tussen lening of subsidie - Subsidierelatie met aangewezen organisaties op basis van vertrouwen. In het kader van de uitkomsten van het project modernisering monumentenzorg (Momo) wil de minister komen tot een herschikking van middelen zodat de maximaal subsidiabele kosten kunnen worden verhoogd. 5.4. Recente ontwikkelingen Weliswaar na de verslagperiode maar voor het vaststellen van de tekst van dit verslag hebben zich in de eerste maanden van 2009 de volgende relevante ontwikkelingen voorgedaan. Op 9 maart jl. vond een gesprek plaats tussen delegaties van de RKK en de PKN met minister Plasterk. Hierbij vormde de beide brieven van de kerken aan de minister uitgangspunt van gesprek. Aandacht is gevraagd voor de noodzakelijkheid van een verbetering van de subsidiebedragen en percentages in de BRIM. 21
Aan de hand van cijfers ontleend aan de instandhouding van de Utrechtse binnenstadskerken is becijferd dat de ca 3000 beschermde rijksmonumentale kerkgebouwen door de overgang van BRRM en BROM naar BRIM ca €36 miljoen minder subsidiegelden ontvangen voor de instandhouding. In het gesprek werd van OCW-zijde onderkend dat de overgang van de oude regelingen naar de BRIM weliswaar als geheel budgettair neutraal is verlopen, maar dat dit niet per monumentcategorie – zoals de kerkgebouwen geldt. Van de zijde van het ministerie werden andere cijfers naar voren gebracht, gebaseerd op het aantal middelgrote en grote kerkgebouwen dat daadwerkelijk van de 10-jarige BROM-regeling gebruikt maakt. Over de verschillende cijfers is een afzonderlijk vervolgoverleg gevoerd op ambtelijk niveau dat tot verduidelijking van de wederzijdse benadering heeft geleid. Het overleg over achtergronden en gegevens zal worden voortgezet. Ook de (on)mogelijkheden van herbestemming kwamen aan de orde, waarbij de uitgangspunten van beide kerkgenootschappen over dit onderwerp zijn belicht. Afgesproken is om hierover verder te spreken nadat de minister zijn visie op de modernisering van de monumentenzorg (Momo) aan de Tweede Kamer heeft gezonden. Van de zijde van de kerken is verder aandacht gevraagd voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten, zonder dat hiertegen als regel enige financiële vergoeding tegenover staat en de uitkomsten van het strategisch plan voor het RE dat in december 2008 werd aangeboden. De minister verklaarde zich bereid om de gesprekken over het RE met de kerken voort te zetten. Met het oog op het op 19 maart 2009 te houden algemeen overleg over de evaluatie van de BRIM –later verplaatst naar 8 april 2009 / schreef CIO-K op 13 maart 2009 een brief aan de leden van de vaste kamercommissie voor OCW. Belangrijkste pleidooi in deze brief was het laten vervallen van het plafond in de subsidiabele kosten van € 100.000 over 6 jaren voor kerkgebouwen. CIO-K beraamde deze kosten, mede op basis van het gevoerde overleg met OCW, op ca € 16 miljoen over de 3 BRIM-instroomjaren en vervolgens jaarlijks. Verder pleitte CIO-K voor - een overgangsregeling tussen BROM artikel 11 (10-jarige onderhoudsplannen) en de instroom in de BRIM. 22
-
-
-
Een practische oplossing voor de koppeling tussen subsidieaanvrage en monumentenregister; dit leidt tot ongelijkheid omdat kerk, kerkgebouw en orgel soms afzonderlijke monumentnummers hebben, en soms niet Wijziging van de criteria voor de aanwijzing van organisaties voor monumentenbehoud, zodat desgewenst ook bestaande (koepel)organisaties voor kerkbeheerders die zelf geen juridisch eigenaar zijn, hiertoe kunnen worden gerekend. Herstel van de subsidiemogelijkheden voor monumentale woonhuizen die in eigendom zijn van kerkbesturen (pastorieën, kosterswoningen e.d.).
Op 3 april 2009 schreef de minister van OCW een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer over ontwikkelingen BRIM. Hierin informeerde hij de Kamer over de actuele stand van zaken en een aantal maatregelen die hij per direct wil treffen. Hij schreef aan de Kamer dat hij op 9 maart 2009 overleg heeft gevoerd met enkele vertegenwoordigers van de RK-kerk en de Protestantse Kerk. Deze hebben gewezen op de nadelige effecten van de overgang van de oude regelingen voor onderhoud (BROM) en restauratie (BRRM) naar de BRIMregeling. De minister kondigde aan het BRIM-budget in de komende drie jaar te verhogen met in totaal € 21 miljoen zodat het totale jaarbudget BRIM van € 40 miljoen per jaar stijgt naar € 47 miljoen per jaar. De maximaal subsidiabele kosten voor kerkgebouwen verhoogt de minister van € 100.000 naar € 1.000.000 per zesjarig instandhoudingsplan. De minister schrijft het belangrijk te vinden om zoveel mogelijk monumentale kerkgebouwen op een goede wijze in stand te houden. Op 8 april 2009 vond het algemeen overleg tussen minister en Kamer plaats over de evaluatie van de BRIM. Van de zijde van de Kamer werd het gebrek aan monitoring algemeen als een nadeel gezien en gepleit voor spoedige invoering. Met de door de minister voorgestelde aanpassingen (brieven van 16 december en 3 april) konden de meeste kamerleden instemmen. Alleen de woordvoerder namens de VVD-fractie plaatste kritische kanttekeningen bij de (herhaalde) bestemming van extra middelen voor monumentale kerkgebouwen. Enkele woordvoerders vroegen de minister naar zijn plannen met het strategisch plan voor het RE en naar de stand van zaken m.b.t. de instelling van een stuurgroep voor het RE. 23
De minister liet de Kamer weten dat hij bereid is om de gesprekken met de kerkelijke organisaties te vervolgen of met een door hen in te stellen stuurgroep, maar om redenen van de scheiding van kerk en staat zelf niet zal plaatsnemen in een dergelijke stuurgroep. Verder kwam in dit Algemeen Overleg de vraag aan de orde naar de besteding van de in totaal € 395 miljoen Euro die in het aanvullend beleidsaccoord “werken aan toekomst” van het kabinet ter beschikking wordt gesteld voor “Bouw: versnelling BLS + ISV + monumenten”. De minister gaf aan dat hij dit in gezamenlijk overleg met het ministerie van Wijken, Wonen en Integratie wil besteden. 5.5. Modernisering monumentenzorg (Momo) Op 19 december 2007 vond in Den Haag de aftrap plaats voor het project modernisering monumentenzorg. De bedoeling van dit project is om te komen tot de oplossing van een aantal tekortkomingen en knelpunten in het huidige stelsel van monumentenzorg, dat uit 1961 dateert. Hiertoe werden 5 maatwerkgroepen ingesteld: voor financiële regelingen, voor de verdeling van bevoegdheden over de overheden, voor de kwaliteitszorg, voor de instrumenten en voor de relatie tussen monumentenzorg en ruimtelijke ordening. Voor deze werkgroepen werden helaas geen personen uit het werkveld van de monumentale kerken aangezocht. Op 27 november 2008 werd opnieuw een bijeenkomst in Den Haag gehouden waar de aangekondigde visienota echter nog niet beschikbaar was. Tijdens een discussiebijeenkomst op 12 december 2008 was de visienota “Een lust geen last”beschikbaar. Reacties konden worden ingezonden voor 23 januari 2009. In de notitie worden 4 uitgangspunten genoemd die ten grondslag liggen aan de uitwerking van de 4 pijlers voor de modernisering van de monumentenzorg. Uitgangspunten: a. Vergroting van de mogelijkheden voor burgers en belangenorganisaties om te participeren. b. Vermindering van regeldruk waar mogelijk c. De RACM als kenniscentrum d. Aansluiting bij opvattingen over governance, decentralisatie en belangenafweging 24
Gebouw van de Tweede Kamer aan het Plein te Den Haag
Pijlers: 1: De gebiedsgerichte monumentenzorg, waarbij een optimaal gebruik gemaakt wordt van het instrumentarium van de ruimtelijke ordening. 2: Minder regeldruk in sectorale wetgeving 3: Efficiënter beheer en financiering van de bestaande voorraad 4: Stimuleren van herbestemming en herontwikkeling CIO-K heeft in haar brief van 23 januari 2009 aan de minister van OCW o.m. laten weten: 1. CIO-K ondersteunt de gedachten om de (juridische) eigenaren van monumenten meer mogelijkheden tot participatie te geven. Een aanzienlijk deel van de monumentale kerkelijke gebouwen in Nederland zijn het eigendom van kerkelijke parochies/gemeenten, die ondersteuning behoeven bij de
25
instandhouding van dit culturele erfgoed. Allereerst in financiële zin, maar ook in bredere zin bij vraagstukken van instandhouding en beheer. Wij attenderen u op het feit dat de kerkbeheerders merendeels vrijwilligers zijn. 2. Het verminderen van regeldruk achten wij positief: Wij verwijzen naar de huidige BRIM-regeling die een hoge regeldruk druk legt op de aanvragende eigenaren, zeker waar dit vrijwilligers betreft. Wij namen kennis van uw brief d.d. 16 december 2008 aan de Tweede Kamer, waarin u reageert op het rapport inzake de evaluatie van de BRIM-regeling. Daarnaast noemen wij u de regeldruk die van andere departementen afkomstig is en die voor kerkeigenaren en ook voor andere monumenteigenaren van grote zorg is. Te denken valt aan: bouwbesluit en gebruiksbesluit, arbo-en milieuregelingen. CIO-K deed een beroep op de minister van OCW om hierover ook in overleg te treden met de verantwoordelijke departementen, zodat ook in deze andere sectoren tot een vermindering van regeldruk voor monumenteneigenaren kan worden gekomen. 3. In het kader van de gedachte “decentraal wat kan, centraal wat nodig is” verdient het nadere overweging of het beleid terzake religieuze monumenten, inclusief vragen als waardestelling niet op centraal niveau dient te worden behartigd. Zo kan gekomen worden tot een integrale afweging m.b.t. deze groep kwetsbare, onrendabele monumenten. Uiteraard kunnen andere overheden, zoals provincie en gemeenten op dit op rijksniveau geformuleerde beleid aansluiten en een aanvulling geven zoals nu al gebeurt in bepaalde provincies (zoals NoordBrabant, Gelderland) en gemeenten (zoals Utrecht). Ook dit is een agendapunt voor de gezamenlijke strategie m.b.t. het religieus erfgoed. 4. Het streven om te komen tot een gebiedsgerichte benadering van de monumentenzorg ontmoet bij CIO-K een positieve benadering. Het kan voorkomen dat monumentale kerkgebouwen in het centrum van stad of dorp worden ingesloten door nieuwe bebouwing die afbreuk doet aan het monument en zijn directe omgeving. Wel tekenen wij hierbij onmiddellijk aan dat wij gerede twijfel hebben over de (juridische)haalbaarheid van het gewenste beschermingsniveau langs deze weg. 5. Wij bepleiten een handhaving van de huidige monumentenregelgeving, met terugdringing van de te hoge regeldruk. Speciale aandacht vragen wij voor de interieuronderdelen van het monumentale kerkgebouw die bescherming en financiële ondersteuning behoeven zoals ramen, orgels, banken, kansels en altaren, evenals de echt roerende zaken zoals vaatwerk, zilver, bijbels, schilderijen e.d. Deze interieuronderdelen behoeven nadrukkelijk aandacht en kunnen naar onze indruk niet via het RO-instrumentarium doeltreffend worden beschermd en instand gehouden 6. Met instemming onderstrepen wij het gestelde in de notitie (pagina 4samenvatting) dat bij efficiënter beheer en financiering van de voorraad de eigenaar centraal staat. De maatregelen in pijler 3 dienen ertoe hem optimaal te faciliteren met kennis en bevoegdheden. Er komt toereikende structurele financiering.
26
7. Stimuleren van herbestemming en herontwikkeling: met belangstelling lazen wij dat het gebruik van gebouwen gestimuleerd dient te worden. Dit kunnen wij onderschrijven. Wij adviseren u het oorspronkelijke gebruik van monumenten (in ons geval: monumentale kerkgebouwen) te stimuleren. Dit biedt de beste garantie voor het behoud van monumentale waarden in exterieur, maar vooral ook in het interieur: orgels, ramen, koperwerk, meubilair enz. In het kader van een nader te ontwikkelen agenda en strategie voor het religieuze erfgoed dienen de mogelijkheden voor voortgezet gebruik, nevengebruik en eventuele herbestemming voor kerkgebouwen nader te worden onderzocht in gezamenlijk overleg tussen eigenaren en overheid. Wij hebben met instemming kennisgenomen van het voornemen (in: samenvatting pijler 4 en de samenvatting van de voorgenomen maatregelen) dat het beleid erop gericht is om een financieel instrumentarium te bieden voor de exploitatie van de gebouwen. Dit is inderdaad een vernieuwende blik op de monumentensubsidies. Zeker bij monumenten zoals kerkgebouwen (maar ook andere categorieën als molens en kastelen) die naar hun aard als regel een onrendabele exploitatie kennen is het gewenst om ook voor deze exploitatie financiële mogelijkheden te bieden. Als voorbeeld noemen wij u de vernieuwde kerkenregeling van de gemeente Utrecht, die ook een subsidie in de exploitatie van kerkgebouwen t.b.v. breder (neven)gebruik mogelijk maakt. Wij attenderen u op het in december 2008 gepresenteerde onderzoek van de bisdommen Haarlem, Rotterdam en het projectbureau Belvedère “onderzoek herbestemming kerken en kerklocaties” en de daarbij behorende aanbevelingen. Bovendien dient er bij het vraagstuk van de (her)bestemming rekening te worden gehouden met de daarover bestaande opvattingen binnen de kerkgenootschappen. Zowel de Rooms-katholieke Kerk als de Protestantse Kerk in Nederland publiceerden in 2008 hierover beleidsvisies.
Inmiddels werd bekend dat de voor juni 2009 toegezegde brief van de minister aan de Tweede Kamer over zijn visie op de modernisering van de monumentenzorg eerst na de zomer zal verschijnen. 5.6. Jonge monumenten Op 15 oktober 2007 maakte minister Plasterk van Cultuur het voornemen bekend om honderd topmonumenten uit de wederopbouwperiode de status van beschermd rijksmonument te verlenen. Honderd objecten met bijzondere architectuur of nationale herinneringswaarde gebouwd tussen 1940 en 1958. Om de status van rijksmonument te kunnen krijgen dient een object minstens vijftig jaar oud te zijn, vandaar het eindjaar 1958. De wederopbouw startte direct na de strijd in mei 1940. Uit de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog wist Nederland te herrijzen door hard werken en 27
inventief ontwerpen. Het herstel van de immense oorlogsschade bood de kans op vernieuwing in de architectuur, stedenbouw en landinrichting. Vijftig jaar later vraagt de nieuwbouw van toen om herwaardering en selectieve bescherming. Door gebrek aan kennis en waardering dreigen monumenten in de wederopbouwwijken voorgoed te verdwijnen of onherstelbaar te worden verminkt. De RACM heeft de afgelopen jaren die kennis vergaard door een grondige inventarisatie en een waarderend onderzoek naar de architectuur en stedenbouw van de wederopbouw. De leidraad bij de selectie was een tiental thema‟s: onderdak, verzorgingsstaat, economie, productie, techniek, verkeer, verzuiling, vorming, vrije tijd en herdenking.
Uit de lijst van 100 topmonumenten: VERZUILING Aerdenhout Adventkerk K.L. Sijmons, 1958 Amstelveen Kruiskerk/Vredeskerk M.F. Duintjer, 1953 Amsterdam Opstandingskerk (Kolenkit) M.F. Duintjer, 1956 Amsterdam H. Jozefkerk G.H.M. Holt, K.P. Tholens, 1953 Breda OLV van Altijddurende Bijstand M.J. Granpré Molière, 1952 Cadier en Keer Missiehuis A. Swinkels, 1955 Den Haag H.H. Antonius en Lodewijkkerk (nu Emmauskerk) F.P.J. Peutz, W. Wouters, E. Laudy, 1958 Eindhoven Clarissenklooster Rapelenburg C.H. de Bever, 1953 Heemstede Pinksterkerk Chr. Nielsen, J.H.C. Spruit, B. Hendriks, 1957 Heerlen St. Josephkerk J.J. Fanchamps, 1957 Heerlen H. Annakerk F.P.J. Peutz, 1953 Luyksgestel H. Martinus E. Nijsten, J. Koldeweij, 1958 Oeffelt Zoete Naam Jezus N. van der Laan, 1954 Overloon H.H. Theobaldus en Antonius J. Strik, 1956 Philippine H. Maria ten Hemelopneming P.A.M Siebers, W. van Dael, 1954 Zaandam Paaskerk K.L. Sijmons, K. Appel, 1958
28
Paaskerk, Zaandam, 1958 K.L. Symonsz met ramen van Karel Appel.
CIO-K is voorstander van tijdig overleg over de Monumentenaanwijzing van kerkgebouwen uit de wederopbouwperiode, onder erkenning van wederzijdse verantwoordelijkheden. Op deze wijze kan over en weer rekening worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen: monumentenstatus enerzijds en voortgaand kerkelijk gebruik anderzijds. 5.7 Provinciale ontwikkelingen CIO-K signaleert dat het monumentenbeleid van de provincies extra aandacht van de kerkbesturen verdient: in Noord-Brabant en Zeeland zijn beleidsnota‟s verschenen over (her)gebruik van monumentale kerkgebouwen. In de beleidsaccoorden van de colleges van gedeputeerde staten van verschillende provincies zijn paragrafen opgenomen over religieus erfgoed. De provincie Noord-Brabant kent provinciale subsidieregelingen voor in gebruik zijnde en niet meer in gebruik zijnde kerkgebouwen. In deze provincie vindt jaarlijks een gesprek plaats met de commissaris van de Koningin en de gedeputeerde voor cultuur waaraan naast 29
vertegenwoordigers van het Brabantse Monumentenhuis en de stichting Brabant Beeld vertegenwoordigers van beide RK-bisdommen deelnemen alsmede van de Protestantse Kerk in Nederland. In de provincie Gelderland worden ook initiatieven ondernomen: sinds december 2006 vind overleg plaats op initiatief van de verantwoordelijke gedeputeerde om na te denken over duurzame oplossingen van instandhouding van het religieuze erfgoed. De provincie Utrecht kent een subsidieregeling voor Erfgoedparels. Voor 2008 en 2009 zijn middelen beschikbaar gesteld voor restauratie van kerkgebouwen die voorkomen in de rapportage quickscan Kerken in de provincie Utrecht (2007) en waarvan de restauratie urgent is bevonden door de Monumentenwacht. In Overijssel wordt € 5 miljoen besteed aan de restauratie en revitalisering van industrieel en agrarisch erfgoed en aan kerken. In Zeeland werd op 5 september 2007 de eerste vergadering gehouden van het Platform Historische Kerken Zeeland. In dit platform komen vertegenwoordigers bij elkaar van provincie en gemeenten in Zeeland en vertegenwoordigers van de kerkgenootschappen in Zeeland. Dit platform komt ca 2 keer per jaar bij elkaar. In vele gevallen kiezen de provincies ervoor om voor deze maatregelen eigen provinciale middelen in te zetten voor het behoud van monumentale kerkgebouwen. Deze ontwikkelingen doen de vraag rijzen hoe de gezamenlijke kerken op provinciaal niveau deze belangen het beste kunnen behartigen en vormgeven.
30
6. Ontwikkelingen monumentenregelgeving 6.1. Artikel 18 Monumentenwet Wanneer een kerkelijke gemeente of parochie het interieur van een monumentaal kerkgebouw wil aanpassen ten behoeve van de wijze van vieren van de erediensten dient rekening te worden gehouden met de bepalingen van de Monumentenwet. De belangrijkste bepalingen in de Monumentenwet 1988 zijn: 1. kerkelijke monumenten: onroerende monumenten welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging. (artikel 1 onder e. –definities) 2. Bij de toepassing van deze wet wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument. (artikel 2 lid 1) 3. Met betrekking tot een kerkelijk monument wordt geen beslissing genomen ingevolge deze wet dan na overleg met de eigenaar (artikel 2 lid 2) 4. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning om een beschermd monument in enig opzicht te wijzigen, te verstoren of te verplaatsen (artikel 11 lid 2 onder a) 5. Vergunningaanvragen worden gepubliceerd; een ieder kan zienswijzen naar voren brengen. De algemene wet bestuursrecht is van toepassing (artikel 14 a) 6. Burgemeester en wethouders danwel onze Minister nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing … dan in overeenstemming met de eigenaar, voor zover het een beslissing betreft waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in dat monument in het geding zijn. (artikel 18)
In de praktijk blijkt met enige regelmaat dat zowel kerkbesturen, adviesinstanties als de vergunningverlenende gemeente niet (volledig) op de hoogte te zijn van de procedures en bedoeling van artikel 18 Monumentenwet. Op 29 augustus 2006 deed de rechtbank te Zutphen uitspraak over een bezwaar tegen een verleende monumentenvergunning inzake de hervormde kerk te Borculo. Deze zaak was aangespannen door een plaatselijke belangenvereniging, verweerder was de burgerlijke gemeente Berkelland. De zaak is terugverwezen naar de gemeente Berkelland ; uiteindelijk is een compromis bereikt tussen alle betrokken partijen en is de 31
heringerichte Joriskerk in Borculo in het voorjaar van 2009 heropend. Opmerkelijk is dat ook over het bereikte compromis tussen de locaal betrokken partijen door de RACM een niet positief advies werd uitgebracht.
Hervormde Joriskerk in Borculo: vernieuwd interieur; tijdens opening in april 2009
De Erfgoedinspectie is al enige tijd geleden een onderzoek gestart met een onderzoek naar de werking en praktijk van artikel 18 monumentenwet, maar tot op heden werd niets vernomen over de uitkomsten van dit onderzoek. De monumentenvergunningsprocedure wordt opgenomen in de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), die waarschijnlijk per 1 januari 2010 in werking zal treden. De inhoud van artikel 18 Monumentenwet is in zijn geheel opgenomen in artikel 3.14 WABO.
32
6.2. Wijzigingen in monumentenwet t.a.v. adviesplicht RACM Per 1 januari 2009 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd in verband met onder meer de beperking van de ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning. Ten gevolge van de wetswijziging zijn alle gemeenten vanaf deze datum beslissingsbevoegd met betrekking tot aanvragen om een monumentenvergunning en moeten ze een monumentenverordening hebben en over een onafhankelijke en deskundige monumentencommissie beschikken. De RACM adviseert op grond van de wetswijziging nog maar in een beperkt aantal gevallen. In veel gevallen kan de gemeente volstaan met het advies van de gemeentelijke monumentencommissie. Een onafhankelijk en deskundig advies van de gemeentelijke monumentencommissie is in de procedure daardoor van grotere betekenis geworden. Verplichte adviesaanvraag : de RACM richt zijn deskundigheid op die vergunningaanvragen die de monumentale waarden van een beschermd monument wezenlijk raken. Bij de volgende ingrepen aan monumenten is de gemeente verplicht advies te vragen aan de RACM: (gedeeltelijke) afbraak; ingrijpende wijzigingen vergelijkbaar met gedeeltelijke afbraak; reconstructie; herbestemming (het wijzigen van de functie). Deze criteria zijn vastgelegd in de Regeling ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning (Staatscourant 2008, nr 2667). In de toelichting op deze regeling zijn de vier criteria nader toegelicht door middel van voorbeelden. De verplichting voor de provincie om te adviseren is per 1 januari 2009 vervangen door een mogelijkheid om te adviseren. Het is aan de provincies om te bepalen hoe zij met die adviesmogelijkheid om willen gaan en dit aan de gemeente kenbaar te maken. Wijziging monumentencommissie: in de wet is vastgelegd dat de gemeente over een onafhankelijke en deskundige monumentencommissie moet beschikken. Burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente kunnen geen lid van de monumentencommissie zijn. Binnen de commissie dienen tenminste enkele leden deskundig te zijn op het gebied van de monumentenzorg. Het gaat hierbij tenminste om deskundigheid op 33
het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratie, cultuurlandschap en stedebouw. 6.3. Model erfgoedverordening VNG CIO-K nam in het najaar van 2008 kennis van de nieuwe modelerfgoedverordening zoals deze door de VNG was uitgebracht. Bij bestudering bleek dat de specifieke bepaling omtrent aanwijzing en wijziging van kerkelijke monumenten waren geschrapt. In de toelichting werd dit gemotiveerd met een verwijzing naar deregulering. CIO-K heeft in een schrijven d.d. 7 oktober 2008 zich tot de VNG gewend met het gemotiveerde verzoek deze bepalingen weer terug te brengen in deze modelverordening. Hierover is een bespreking gevoerd met een lid van de VNG-directieraad. Hierin is de toezegging verkregen dat bij de eerstvolgende aanpassing van dit model, die in de loop van 2009 is voorzien, deze bepalingen weer zullen worden opgenomen. 6.4. Bouwvergunning en kerkrestauratie: uitspraak Rechtbank Breda d.d. 30 oktober 2008 De burgerlijke gemeente Waalwijk was van mening dat voor de restauratiewerkzaamheden aan de hervormde kerk in Waalwijk-Centrum een reguliere bouwvergunning moest worden aangevraagd. Hiervoor moest € 7646 aan legeskosten worden betaald. De Hervormde Gemeente te Waalwijk was van mening dat de gewijzigde Woningwet 2007 hen vrijwaart van het aanvragen van een bouwvergunning voor restauratiewerkzaamheden. Ingevolge artikel 43, eerste lid van de Woningwet, in samenhang met het tweede lid van dit artikel, is voor het bouwen in, op, aan of bij een monument dat tot het gewone onderhoud behoort geen bouwvergunning vereist. De Hervormde Gemeente diende een bezwaarschrift in bij de gemeente Waalwijk. Dit bezwaar werd afgewezen. Daarop werd beroep ingesteld bij de rechtbank in Breda. De rechtbank oordeelde dat voor de vervanging of herstel van leien, glas-in-loodramen en pleisterwerk geen bouwvergunning vereist was. De rechtbank oordeelde verder dat voor de bouw van een inpandig tochtportaal en een podium met een zgn. lichte bouwvergunning kon worden volstaan, omdat deze werkzaamheden als bouwen van beperkte betekenis konden worden aangemerkt (geen veranderingen in draagconstructie van het bouwwerk, geen uitbreiding van bebouwde oppervlakte). De rechtbank verklaarde het beroep van gegrond en droeg de gemeente Waalwijk op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de 34
uitspraak van de rechtbank. Uiteindelijk heeft de gemeente Waalwijk haar besluit herzien en kreeg de hervormde gemeente het volledige bedrag aan betaalde leges terug, alhoewel volgens de legesverordening in deze situatie – een onterecht verleende bouwvergunning - slechts de helft van het betaalde bedrag aan leges behoefde te worden terugbetaald. 7. Erfgoed Nederland CIO was als organisatie aangesloten bij de stichting NCM, een koepel voor particuliere monumentenorganisaties. CIO werd hierin vertegenwoordigd door CIO-K. De voorzitter van CIO-K maakte deel uit van het algemeen en dagelijks bestuur van NCM. De secretaris van CIO-K nam deel aan het zogenaamde directeurenoverleg NCM, waarin beleidsmedewerkers van aangesloten organisaties elkaar enige keren per jaar ontmoeten. De stichting NCM is met ingang van 1 januari 2007 opgegaan in de stichting Erfgoed Nederland, tezamen met de koepels voor archeologie (SNA) en archieven (DIVA) en Erfgoed Actueel. Deze fusie is het gevolg van het gewijzigde beleid van het ministerie van OCW, waardoor de subsidie voor NCM werd stopgezet. Erfgoed Nederland heeft niet tot taak, anders dan NCM, de belangen van de particuliere monumentenorganisaties te behartigen. (geen branchetaken). Erfgoed Nederland kent een platform monumenten, dat echter een andere en meer beperkte functie heeft dan het vroegere NCM-bestuur. Het zgn. directeurenoverleg NCM is omgevormd tot de Werkgroep Instandhouding Monumenten (WIM). Deze geeft vorm en inhoud aan de onderlinge afstemming tussen de diverse particuliere monumentenorganisaties en – koepels en overlegt o.a. enkele malen per jaar met het NRF. Inmiddels wordt nagegaan of er onder de particuliere monumentenorganisaties belangstelling is voor een nieuwe vorm van belangenbehartiging en brancheoverleg. Nieuwste ontwikkeling is dat zal worden nagegaan of WIM tot een monumentennetwerkorganisatie kan worden ontwikkeld.
35
8. (Brand)veiligheid kerkgebouwen en gebruiksbesluit Dit onderwerp is een vast agendapunt geworden in de afgelopen jaren. Vele kerkbesturen hebben de afgelopen jaren te maken gekregen met de zogenaamde gebruiksvergunning. Aan kerkgebouwen werden vaak onjuiste en te stringente eisen gesteld. Ook vormden de legeskosten voor deze vergunningen (€ 1500 -€ 2200) vaak een probleem. Verscheidene procedures moesten worden gevoerd door plaatselijke kerkbesturen om te komen tot enigszins acceptabele vergunningvoorwaarden (o.a. in Hoogland en Amersfoort en Langedijk). Langdurig overleg met de vergunningverlenende instanties leidde uiteindelijk tot een oplossing voor de hervormde kerk in Den Ham (Overijssel). Op 1 november 2008 is fase 1 van het Gebruiksbesluit in werking getreden. De voorschriften voor brandveilig gebruik uit de modelbouwverordening van de VNG zijn overgeheveld naar landelijke regelgeving. Fase 2 van het Gebruiksbesluit betreft de afstemming van de bouwtechnische, installatietechnische en gebruikstechnische eisen. Deze afstemming vindt plaats in 2009. Door het ministerie van VROM is een zgn. klankbordcommissie ingesteld waarin naast organisaties als VNO-NWC, FME, HCN ook CIO-K deelneemt. Met het Gebruiksbesluit worden de brandveiligheidseisen voor iedereen in elke gemeente gelijk. Meer rechtsgelijkheid dus. Daarnaast vermindert met het Gebruiksbesluit ook het aantal gebruiksvergunningplichtige bouwwerken met ca. 80%. Dit verlaagt de administratieve lastendruk. Voor kerkbesturen is de vergunningsplicht komen te vervallen en kan volstaan worden met een melding. Wanneer er al een gebruiksvergunning is verleend, dan geldt deze nu als melding. Als er aan de vergunning destijds vele beperkende voorwaarden zijn gesteld, dan kan het te overwegen zijn, na ingewonnen deskundig advies, om deze vergunning te vervangen door een nieuwe melding. Aandachtspunt blijft de toepasbaarheid van het gebruiksbesluit voor monumentale kerkgebouwen. Hier moet vaak een beroep gedaan worden op zgn. gelijkwaardige oplossingen. Uit een gerechtelijke uitspraak inzake 36
een kerkgebouw in Elsloo is recentelijk gebleken dat de kosten voor deze gelijkwaardige oplossingen voor rekening van de aanvrager, i.c. het kerkbestuur komen. In de loop van 2009 komen mogelijkheden beschikbaar om een melding langs digitale weg te kunnen doen. In de VROM-brochure “Brandveiligheid, gebruiksmelding en gebruiksvergunning” uit september 2008 (te vinden op de website van VROM) is veel nuttige informatie voor kerkbesturen opgenomen. Bijlage 1 rekenvoorbeelden (pagina 24) van deze brochure bevat een voorbeeld van een bestaand kerkgebouw. Zie voor meer informatie www.vrom.nl/gebruiksbesluit. 9. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) In het najaar van 2006 is het wetsvoorstel voor algemene bepalingen omgevingsrecht ingediend. In dit wetsvoorstel (de WABO) worden de toestemmingen samengevoegd die nodig zijn als een burger of een bedrijf op een bepaalde plek iets wil gaan slopen, (ver)bouwen, oprichten of gaan gebruiken. Daartoe worden ca. 25 vergunningen, ontheffingen en meldingen (toestemmingen) op het gebied van ruimte, bouwen, milieu, natuur en monumenten geïntegreerd tot één omgevingsvergunning. Dit leidt tot de invoering van één loket, één (digitaal) aanvraagformulier, één bevoegd gezag (één aanspreekpunt), één uniforme en in het algemeen ook kortere procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. In deze omgevingsvergunning zullen o.m. de monumentenvergunning en de gebruiksvergunning worden ondergebracht. De wet is op 4 december 2008 in het staatsblad gepubliceerd. Inwerkingtreding vindt plaats op een nader te bepalen datum, waarschijnlijk 1 januari 2010.
37
10. Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) en de vrijstelling van de onroerende zaak belastingen (OZB) Per 1 januari 2005 is de WOZ gestroomlijnd. Als gevolg hiervan worden geen WOZ-beschikkingen meer afgegeven voor kerkgebouwen. Dit is een voordeel voor kerkbesturen. Als wetstechnisch gevolg hiervan worden ook geen waterschapslasten meer geheven. OZB-vrijstelling: mogelijk als nevengevolg van het bovenstaande wordt in een aantal gemeenten extra aandacht besteed aan de vraag of een kerkgebouw wel voor meer dan 70% voor openbare erediensten of levensbeschouwelijke bijeenkomsten wordt gebruikt. Jurisprudentie uit de laatste jaren leert dat behalve de openbare erediensten (kerkdiensten) nu ook bijeenkomsten als catechese, bijbelkringen e.d. onder deze vrijstelling mogen worden meegenomen. (zie oa Hof Arnhem 28-9-2004 LJN: AR4814). In de verslagperiode zijn hierover weinig bijzonderheden aan de orde geweest. Recentelijk kwam echter en zaak aan de orde waarbij de gemeente stelt dat de verruimde vrijstelling, zoals aangenomen door het Hof Arnhem (zie boven) niet geldt voor kerkgenootschappen, maar alleen voor organisaties van levensbeschouwelijke aard. De burgerlijke gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door een medewerker van de VNG. Met de VNG is contact opgenomen over de achtergronden van deze stellingname. 11. Baatbelasting Medio jaren negentig van de vorige eeuw heeft de gemeente Breda de binnenstad van Breda heringericht door de aanleg van sierbestrating, groenvoorzieningen en plaatsing van straatmeubilair. In februari 1996 heeft de gemeenteraad van Breda besloten van de totale kosten van deze herinrichting van ruim 36 miljoen gulden een bedrag van 10 miljoen gulden door middel van een baatbelasting te verhalen op eigenaren van aanliggende, gebate bedrijfspanden. Tegen deze aanslagen baatbelasting heeft een aantal van die eigenaren bezwaar en beroep aangetekend. Nadat de gerechtshoven te ‟sHertogenbosch en te 's-Gravenhage en twee maal de Hoge Raad zich over de zaak hebben uitgelaten, heeft op 27 augustus 2008 het gerechtshof te Arnhem - na de tweede verwijzing door de Hoge Raad 38
(arrest Hoge Raad 4 mei 2007, nr. 42 457) - uitspraak in deze baatbelastingzaken gedaan. Het gerechtshof te Arnhem heeft beslist dat de Verordening baatbelasting binnenstad 1996 van de gemeente Breda onverbindend is. Volgens het gerechtshof is geen sprake van een wezenlijke verandering naar inrichting, aard of omvang van het geheel van voorzieningen in de binnenstad van Breda. Het criterium „wezenlijke verandering‟ stamt uit de eerdere beslissing van de Hoge Raad. De kern van de beslissing van het gerechtshof luidt: “Weliswaar is de omvang van de voorzieningen enigszins toegenomen als gevolg van het aanleggen van voorzieningen voor (de aansluiting van) feestverlichting en een relatief geringe toename van het aantal bomen in het heringerichte gebied, heeft de gewijzigde inrichting van de bestrating geleid tot een geringe verbetering en is de inrichting van de groenvoorzieningen door het aanbrengen van boomroosters gewijzigd en licht verbeterd. Maar zowel afzonderlijk als in onderling verband bezien en bijeengenomen zijn deze wijzigingen onvoldoende om te kunnen spreken van een wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied.” Inmiddels heeft de gemeente Breda cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Andere gemeenten waarin dezelfde situatie speelt, zoals Deventer, wachten op het verdere verloop van deze procedure. Deze uitspraak heeft tot kamervragen geleid d.d. 30 september 2008. De minister van BZK antwoordt dat zij niet overweegt om de baatbelasting af te schaffen, maar realiseert zich wel dat dit een complex instrument is. Overigens wordt er gewerkt aan een alternatief: het wetsvoorstel Bedrijfsgerichte Gebiedsverbetering. – zie onder. 12. Experimentenwet Bedrijven Investeringszones Deze wet voorziet in experimenten bedrijven investeringzones (BI-zone). Deze zone is een afgebakend gebied waarbinnen ondernemers gezamenlijk investeren in een aantrekkelijker en veiliger leefomgeving. Bij voldoende draagvlak betalen alle ondernemers mee. De gemeente stelt hiervoor een heffing in en keert de opbrengst uit aan een vereniging of stichting die de activiteiten namens de ondernemers uitvoert.
39
De experimenten dienen binnen 2 jaar na inwerking van de wet van start te gaan. Daarna vindt er eerst een evaluatie plaats alvorens er gesloten wordt over een eventuele definitieve wet. De wet is in werking getreden per 1 mei 2009. De VNG heeft inmiddels een modelverordening gepubliceerd. Hieruit blijkt dat wordt aangesloten bij de systematiek van de wet WOZ, inclusief de daarin voorkomende vrijstellingen. Dit betekent dat kerkgebouwen zullen zijn vrijgesteld van deze BI-zones. Dit is een belangrijke verbetering t.o.v. de situatie onder de baatbelasting. 13. Modernisering successiewetgeving/ANBI Op vrijdag 30 november 2007 werd tijdens een vergadering van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) in het stadhuis van Den Haag een convenant getekend tussen het CIO en de belastingdienst. In dit convenant is een aantal afspraken en verduidelijkingen vastgelegd over toepassing en handhaving van de ANBI-regeling voor kerkgenootschappen en hun (zelfstandige) onderdelen. Wie een gift, legaat of erfenis wil schenken moet er rekening mee houden dat de ontvanger daarover ca. 41 tot 68 % belasting moet betalen. Voor giften, legaten en erfstellingen aan kerkelijke instellingen en andere algemeen nut beogende instellingen (=ANBI) gold jarenlang een lager tarief van 11 %. Sinds 1 januari 2006 betaalt men als ANBI een nultarief. In februari 2007 werden de voorwaarden gepubliceerd voor een nieuwe regeling. Deze hebben betrekking op onder andere bestuurssamenstelling, besteding vermogen, beleidsplanning en verantwoording. Deze nieuwe ANBI-regeling is ingegaan op 1 januari 2008. Het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) hield de beoogde regeling tegen het licht en stelde nadere vragen over de toepasbaarheid van de regeling op de verschillende kerkgenootschappen in ons land. In een brief van 22 augustus 2007 aan CIO kwam staatssecretaris van Financiën De Jager in belangrijke mate tegemoet aan deze vragen. De staatssecretaris schrijft dat hij hoopt de zorgen van de kerken weg te nemen. De ANBI-regeling vormt voor de belastingdienst geen aanleiding om de gehanteerde manier van toezicht op de kerkgenootschappen te wijzigen. Over de verdere toepassing en handhaving van deze regeling is overlegd tussen CIO en het ministerie van Financiën. De afspraken zijn nu vastgelegd in een convenant. De belastingdienst sluit vaker zulke convenanten in het kader van het horizontale toezicht. 40
In het convenant is vastgelegd dat de kerkgenootschappen en de belastingdienst over de toepassing van deze ANBI-regeling zullen samenwerken op basis van wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie. Informatie zal – binnen bepaalde kaders – worden uitgewisseld en werkafspraken over de toepassing van deze regeling zullen worden gemaakt. Rechtsvragen, uitvoeringsproblemen en risicosignalen zullen door partijen worden besproken. Daarom zal twee maal per jaar overleg worden gevoerd over de toepassing van deze regeling. Verder zijn afspraken gemaakt over aanpassing en eventuele opzegging van het convenant. Alle kerkgenootschappen en zelfstandige onderdelen daarvan (zoals gemeenten en diaconieën) moeten aan een aantal voorwaarden voldoen om als ANBI te kunnen worden aangemerkt. De belangrijkste voorwaarden zijn: 1.
2. 3.
4. 5.
6.
de instelling moet het algemeen belang dienen. In de brief van de staatssecretaris wordt opgemerkt dat de bij CIO aangesloten kerkgenootschappen zonder meer het algemeen belang dienen in de zin van de ANBI-regeling. “daarover bestaat fiscaalrechtelijk geen twijfel”. de instelling heeft geen winstoogmerk. Dit is voor de kerken geen probleem omdat dit volgt uit het geheel van „het statuut‟ (de kerkorde) en de daarin vermelde doelstellingen. de instelling heeft een actueel beleidsplan. Deze eis riep aanvankelijk vragen binnen CIO op. Onder een beleidsplan wordt verstaan „een geschrift waarmee inzicht wordt gegeven in de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de doelstelling van de instelling‟. Bij een groepsbeschikking geldt dat dit ook een geschrift mag zijn dat voor alle tot die groep behorende instellingen geldt. Daarmee is de zorg grotendeels weggenomen. Het beschikkingsmachtcriterium: dit betekent dat individuele personen niet over het vermogen van een instelling mogen kunnen beschikken alsof het hun eigen vermogen is. Dit is in de kerkorde al vastgelegd. Het bezoldigingsverbod: leden van het bestuur van een ANBI-instelling mogen niet meer dan een onkostenvergoeding of vacatiegeld ontvangen. Ook dit levert in de kerken geen probleem op: kerkenraadsleden en andere bestuursleden werken pro deo. Voor alle duidelijkheid is vastgelegd dat deze bepaling niet kan worden tegengeworpen aan een predikant die lid is van de kerkenraad. Het bestedingscriterium houdt in dat een instelling niet meer vermogen aanhoudt dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van het werk. Aan het ministerie is uitgelegd dat gemeenten en diaconieën soms over – vaak historisch verkregen – vermogens beschikken, waarvan de revenuen worden aangewend ten behoeve van de doelstelling. De staatssecretaris zegde expliciet toe dat het bestedingscriterium in deze
41
7.
gevallen geen problemen zal opleveren: het is toegestaan in dergelijke gevallen vermogen aan te houden. Er dient een zodanige administratie te worden gevoerd dat duidelijk is of en zo ja welke onkostenvergoedingen er worden betaald, wat de kosten van geldwerving, beheer zijn en (uiteraard) welke inkomsten er zijn en de aard en omvang van het vermogen. De meeste van deze criteria komen al voor in de modellen voor begroting en jaarrekening.
In het convenant wordt onderkend dat de juridische vormgeving van een kerkgenootschap in Nederland een speciale regeling kent, die van belang is voor een groepsbeschikking. Artikel 2 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek luidt: 1. 2.
Kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, bezitten rechtspersoonlijkheid. Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Met uitzondering van artikel 5 gelden de volgende artikelen van deze titel niet voor hen; overeenkomstige toepassing daarvan is geoorloofd, voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard der onderlinge verhoudingen.
Dit betekent o.a. dat kerkgenootschappen geen vereniging of stichting zijn, maar een eigen soort rechtspersoon. In het convenant is verder bepaald dat de kerken zelf aangeven welke onderdelen tot hun kerkgenootschap behoren. In het convenant is ook vastgelegd dat de kerkgenootschappen zelf zullen letten op de juiste toepassing van deze ANBI-regeling; ieder kerkgenootschap kent vormen van verantwoording en toezicht. Dit houdt in dat de kerkgenootschappen en hun (zelfstandige) onderdelen ook medeverantwoordelijk zijn voor de juiste toepassing van deze ANBIregeling. Uiteraard houdt de belastingdienst ook zelf toetsen of een onder de groepsbeschikking vallende rechtspersoon aan de gestelde voorwaarden voldoet. Het is dan ook mogelijk dat een dergelijke rechtspersoon „uit de groepsbeschikking wordt verwijderd‟. Het resultaat van deze ANBI-groepsbeschikking is dat giften en erfstellingen mogen worden ontvangen en gegeven tegen het gunstige belastingtarief van nul procent (0%).
42
“Instellingen die zich binnen de invloedssfeer bevinden” In het convenant is vastgelegd dat de werking van het convenant zich ook uitstrekt tot organisaties die zich bevinden binnen de invloedsfeer van een kerkgenootschap (of zelfstandig onderdeel hiervan). Dit kan blijken uit: - de doelstelling (die het algemeen belang moet dienen, zoals kerkenwerk) - benoeming/voordracht bestuursleden en/of - financiële verantwoording en/of - bestemming liquidatiesaldo en/of - een kerkordelijk verband. Bij de beantwoording van de vraag of een stichting of vereniging hieronder kan vallen is de opvatting van het kerkgenootschap hierover leidend. Bij vragen of twijfel zal de belastingdienst contact opnemen met het kerkgenootschap of omgekeerd. CIO-K heeft zich op verzoek van het CIO mede met dit dossier beziggehouden. In de aanloop naar deze herziene wetgeving is een functioneel overleg gegroeid met andere belanghebbende koepels in de 4 samenwerkende brancheorganisaties filantropie (SBF). Vlak voor de tekstuele afsluiting van dit jaarverslag werd duidelijk dat in het wetsvoorstel tot herziening van de successiewet dat medio april 2009 naar de Tweede Kamer werd gezonden, ook aanpassingen in de ANBIregeling worden voorgesteld. Dit nieuwe wetsvoorstel vraagt opnieuw de aandacht van de kerken.
4
In het SBF participeren verder FIN – vereniging van fondsen in Nederland, VFI – brancheorganisatie van wervende goede doelenorganisaties en ISF- instituut voor sponsoring en fondsenwerving (locale en regionale fondsenwervende instellingen).
43
14. Ontwikkelingen Kerkomroep De stichting Intermediair Kerkomroep Nederland (sIKN) is een vrijwilligersorganisatie die in 2001 is opgericht door CIO-K en LOK (Landelijke organisatie Kerktelefoon) om nieuwe alternatieven voor de oude kerktelefoon te ontwikkelen, is druk doende met behulp van het december 2001 toegekende subsidiebedrag van 946.500 euro met de uitrol van de ontwikkelde alternatieve mogelijkheden: via kabel, internet en ether. 2005 was het laatste jaar waarin de toegekende subsidie werd besteed. De stichting heeft tot doel de bevordering van betaalbare mogelijkheden van kerkomroep. De stichting onderhoudt hiertoe contacten met leveranciers, kabelmaatschappijen, overheid en politiek, de landelijke kerkgenootschappen en de landelijke organisatie kerktelefoon (LOK). Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van CIO-K, LOK en externe technische deskundigen. Verspreid over Nederland zijn een dertigtal specialistische vrijwilligers actief bij de technische advisering aan en implementatie van aansluitingen bij kerkelijke gemeenten, parochies en instellingen. Deze vrijwilligers zijn “de buitendienst” en voor een deel de “ogen en de oren” van sIKN. De operationele activiteiten van sIKN worden sinds 2007 uitgevoerd door DCT Net te Waddinxveen, een zusterbedrijf van CS Net. DCT Net heeft als kernactiviteit het distribueren van gedigitaliseerde audio- en videosignalen voor specifieke doelgroepen. CS Net is als netwerkspecialist al vanaf de start bij sIKN betrokken als netwerkleverancier. Zaken als verkoop, distributie van apparatuur, facturering en beheer en onderhoud worden bij DCT Net uitgevoerd. In de verslagperiode is het bestuur geconfronteerd met vele bijzondere aandachtspunten die uiteindelijk ook met extra ondersteuning vanuit een aantal van de deelnemende kerkgenootschappen zijn opgelost. CIO-K is de bestuursleden van de sIKN en de overige vrijwilligers bijzonder veel dank verschuldigd voor hun bijzondere en intensieve inzet over deze periode. Zie voor meer informatie: www.sikn.nl en www.kerkomroep.nl. 15. Gezamenlijke inkoop energie Op herhaaldelijk verzoek van kerkbesturen heeft CIO-K zich bezig gehouden met een project om te komen tot collectieve inkoop van energie (gas en elektriciteit). Sinds 2005 kopen tal van Nederlandse kerken en kloosters gezamenlijk elektriciteit en gas in via „Energie voor Kerken‟. Op 31 december 2008 liep de eerste contractperiode af. Uit een gehouden 44
onderzoek onder de deelnemende kerken bleek het overgrote deel tevreden te zijn over deze gezamenlijke inkoop en voorstander te zijn van een vervolgperiode. Daarom heeft het CIO-K (in samenwerking met adviesbureau Hellemans Consultancy B.V. een nieuw, vierjarig collectief ontwikkeld. Kerkbesturen in Nederland kunnen hierin participeren en daarmee de komende jaren flink besparen op energielasten. Het nieuwe collectief loopt van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012. In de afgelopen contractperiode is – mede door de sterke prijsstijging voor energie op de handelsmarkt – door de deelnemende kerken netto 1.3 miljoen euro bespaard op energiekosten. Het nieuwe project heeft een langere looptijd: vier jaar. Deze verlengde periode is bewust gekozen om nog beter gebruik te kunnen maken van meerdere goede inkoopmomenten op de handelsmarkt. Die zijn door de hectiek op de energiemarkt alleen te bepalen door deskundigen die de markt permanent analyseren. Hellemans Consultancy, dat met de uitvoering van dit project is belast, houdt dagelijks de energiemarkt in de gaten. Het bedrijf hoeft het gehele inkoopvolume niet in één keer te kopen, maar kan flexibel kiezen voor meerdere koopmomenten. Dit spreidt het inkooprisico. Juist deze spreiding is één van de voordelen van het collectief en is voor individuele kerken niet te realiseren. Het doel van „Energie voor Kerken‟ is kostenbesparing door gezamenlijk in te kopen. De liberalisering van de energiemarkt maakt dit mogelijk. De praktijk van de afgelopen jaren heeft bewezen dat inkoop op het juiste moment en bij de juiste leverancier veel korting oplevert voor de deelnemende kerken. En dat is belangrijk, want door de sterk stijgende energietarieven besteden kerken een steeds forser deel van hun inkomsten aan elektriciteit en gas. Daarbij speelt mee dat kerken, kloosters en kerkelijke gebouwen doorgaans wat ouder zijn en daardoor weinig energiezuinig zijn gebouwd. Kerken en kloosters die willen deelnemen in het nieuwe collectief kunnen zich aanmelden via de website www.energievoorkerken.nl. De deelnemers aan het lopende project hebben inmiddels alle informatie ontvangen. Uit een recent onderzoek onder deze groep blijkt dat zij tevreden zijn over zowel de dienstverlening als de kostenbesparing. Voor meer informatie zie www.energievoorkerken.nl 45
16. Teruggave energiebelasting (EB) Voor de kerkgenootschappen bestaat de mogelijkheid tot teruggave van 50% van de betaalde EB voor kerkgebouwen en verenigingsgebouwen op grond van drie verschillende regelingen. Onlangs blijkt een verbeterd aanvraagformulier in gebruik te zijn genomen. Hierop kan zowel voor kerkgebouwen als voor overige kerkelijke gebouwen die geen woonhuis zijn, deze belasting voor 50% worden teruggevraagd. Het is van belang eerst de bijgevoegde toelichting te lezen. Dit formulier is aan te vragen via de belastingdienst en te downloaden via www.belastingdienst.nl, zoeken op “verzoek teruggaaf energiebelasting”. Uit gegevens van het ministerie van Financiën blijkt dat jaarlijks voor € 5 miljoen aan energiebelasting wordt teruggevraagd. Het is van belang ook hier alle kerkbesturen op te blijven attenderen. 17. Arbowetgeving Per 1 januari 2007 is de Arbeidsomstandighedenwet gewijzigd en vereenvoudigd. Uitgangspunt van de gewijzigde wet is dat er in beginsel geen Nederlandse regels komen boven op de regels van de Europese Unie. Alleen als er sprake is van zeer ernstige risico‟s blijvende aanvullende regels bestaan; voor vrijwilligers gaat het dan om valgevaar of werken met gevaarlijke stoffen. De nieuwe wet geeft meer mogelijkheden aan verantwoordelijkheden aan werkgevers en werknemers, minder regels en daardoor minder administratieve lasten. De bepaling dat er per vijftig werknemers tenminste één bedrijfshulpverlener aanwezig moest zijn is komen te vervallen. De bedrijfshulpverlening dient nu afgestemd te zijn op de aard, grootte en specifieke risico‟s van de onderneming. In de Arbowet wordt nu een onderscheid gemaakt tussen het private domein en het publieke domein (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling) waarin de overheid zorgt voor een helder wettelijk kader met zo min mogelijk regels. Hierin worden doelvoorschriften omschreven, deze betreffen het niveau van bescherming, zodat werknemers (en anderen) veilig en gezond kunnen werken. In het private domein maken werkgevers en werknemers samen afspraken over de manier waarop zij binnen hun sector uitvoering hun 46
geven aan de door de overheid gestelde doelvoorschriften. Deze afspraken kunnen zij neerleggen in een arbocatalogus. Uit een brief die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 14 juli 2008 aan de Tweede Kamer stuurde, blijkt dat er een gezamenlijke AMvB zal worden ontworpen met betrekking tot bedrijfshulpverlening op basis van de Arbeidsomstandighedenwet, de Woningwet en de wet veiligheidsregio‟s. Hierbij zal aandacht besteed worden aan de positie van niet-werknemers zoals bezoekers. CIO-K heeft contact opgenomen met het ministerie van Sozawe over deze in voorbereiding zijnde AMvB omdat deze ook voor kerkgebouwen van belang zal kunnen zijn. Eigenaren van kerkelijke gebouwen houden de verplichting om een risicoinventarisatie en –evaluatie op te stellen in verband met de veiligheid van bezoekers, vrijwilligers en evt. personeel in het kerkgebouw. Hierin dienen o.a. zaken geregeld te zijn als eerste hulp, voorkomen en bestrijden van een begin van brand, waarschuwen van hulpdiensten en het ordelijk ontruimen van het (kerk)gebouw. Zie voor meer informatie o.a. www.arbonieuwestijl.nl 18. Wet milieubeheer Per 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit (voluit: voluit de „Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer‟) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene regels voor bedrijven en is bedoeld om de administratieve lasten van zowel bedrijfsleven als overheid te verminderen. In dit besluit zijn verschillende zgn. 8.40 Amvb‟s ondergebracht, waaronder de Amvb woon-en verblijfsgebouwen, waaronder kerkgebouwen vielen. Het Activiteitenbesluit zorgt voor een nieuwe indeling in bedrijven. Hierdoor krijgen alle bedrijven er mee te maken. Bedrijven worden onderverdeeld in niet-meldingsplichtige bedrijven (type A), meldingsplichtige bedrijven (type B) en vergunningsplichtige bedrijven (type C).Het activiteitenbesluit zorgt voor een verschuiving van het uitgangspunt, waar dit voorheen de milieuvergunning was wordt dit nu de melding. Gevolg is dat er minder vergunningsplichtige bedrijven zijn dan voorheen.
47
Onder de type A-inrichtingen vallen “Gebouwen voor het houden van kerkelijke of levensbeschouwelijke bijeenkomsten of het belijden van godsdienst of levensovertuiging”. Voor het geluid in kerkgebouwen is het volgende artikel uit het Activiteitenbesluit van toepassing: Artikel 2.18: 1. Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20, blijft buiten beschouwing: … c. het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden;
Dit betekent dat de geluidsnormen die in het activiteitenbesluit staan vermeld niet gelden voor kerkdiensten, maar wel voor voorbereidingen en andere activiteiten door de week. Op grond van de Wet Openbare Manifestaties kan de gemeenteraad beperkingen opleggen aan de duur en het geluidniveau van klokgelui. Dit moet wel in een verordening zijn vastgelegd. Hierover is een procedure gaande in de gemeente Tilburg. In Zutphen is sinds begin 2007 een slepend juridisch conflict over het geluid van de korpszaal van het Leger des Heils. Deze is al meer dan een eeuw in het huidige pand gevestigd en is een beschermd monument. Omwonenden hebben bezwaar gemaakt tegen het geluidsniveau van de muziek tijdens de eredienst en muziekrepetities uit dit kerkelijk gebouw. Aanvankelijk legde de gemeente Zutphen een dwangsom op voor elke keer dat de door de gemeente gestelde geluidsnormen zouden worden overtreden. De voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo oordeelde op 30 maart 2007 (te vinden via rechtspraak.nl nr LJN: BA2013) dat deze dwangsom ten onrechte was opgelegd. Daarop nam de gemeente uiteindelijk een nieuwe beslissing d.d. 6 juni 2008. Tegen bepaalde aspecten uit deze gemeentelijke beslissing (met name geldigheid van het akoestisch kader) is het Leger des Heils in beroep gegaan bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zitting vond plaats op 25 mei 2009. Bij het afsluiten van dit verslag was de uitspraak nog niet bekend. 48
19. BTW-arbeidsintensieve diensten Het lagere btw-tarief op enkele arbeidsintensieve diensten is in 2006 verlengd tot 31 december 2010.(Richtlijn 2006/18/EG dd 14-2-2006). Tot deze diensten behoort het schilders- en stucadoorswerk aan woningen ouder dan 15 jaren. Voorjaar 2009 is op Europees niveau besloten dat deze tijdelijke btwverlaging definitief wordt. De lidstaten beslissen echter zelf over invoering. 20. Zend-ontvangstinstallaties Van tijd tot tijd bereiken CIO-K vragen over de plaatsen van zendontvangstinstallaties. Wanneer een kerkbestuur het besluit neemt om hieraan mee te werken, met inachtneming van alle kerkelijke en burgerlijke regelgeving, verdient het aanbeveling hiervoor het voorbeeldcontract met -tarieven te gebruiken dat door de RK-kerk is ontwikkeld en aan de in CIO-deelnemende kerkgenootschappen desgewenst ter beschikking wordt gesteld. Dit voorbeeld is op te vragen via het CIO-K-secretariaat. 21. Handelsregisterwet Per 1 juli 2008 is de nieuwe Handelsregisterwet in werking getreden. Daarmee zijn álle ondernemingen en rechtspersonen in Nederland wettelijk verplicht zich in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dit geldt ook voor kerkgenootschappen. Hiervoor zijn een aantal speciale bepalingen in de wet en de uitvoeringsbesluiten opgenomen. Deze bepalingen houden o.a. in: - alleen de landelijke koepels van de kerkgenootschappen zijn verplicht zich in te schrijven - van de kerkgenootschappen worden een beperkt aantal gegevens genoteerd; de namen, adressen en andere contactgegevens van natuurlijke personen worden niet in het handelsregister opgenomen om dat dit zgn. “gevoelige gegevens” zijn in het kader van de privacywetgeving.
49
Alle tot een kerkgenootschap (of koepel) behorende onderdelen (zoals classes, gemeenten, parochies, caritasinstellingen en diaconieën) behoeven zich niet zelf in het handelsregister in te schrijven. Het is niet verboden, maar het advies is om hierin plaatselijk geen actie te ondernemen. Bovendien ontstaat er dan ook geen jaarlijkse legesbetaling voor deze onderdelen. Overgangstermijn Deze inschrijvingen dienen vóór 31 december 2009 te zijn geregeld; dit is gedaan om alle nieuwe inschrijvingen gefaseerd en gemakkelijk te laten verlopen. Naar verwachting zullen de meeste kerkgenootschappen zich al eerder inschrijven in het handelsregister. Uitzondering Er is één uitzondering op de stelregel dat plaatselijke gemeenten of diaconieën niet zelf behoeven te zijn ingeschreven. Dat is als de gemeente of de diaconie een onderneming drijft” .Dan dient men zichzelf wel in te schrijven. Naar verwachting zal dit in enige tientallen gevallen het geval kunnen zijn. Bijv. als men een grootschalige exploitatie van een zalencentrum/verenigingsgebouw kent. Veelal zal men dan nu ook al ingeschreven staan in het handelsregister. Overigens zal het praktische nut van deze laatste inschrijving beperkt zijn, omdat ook in dit geval geen namen en personen van bevoegde personen in het register zullen worden opgenomen. Over wat een onderneming in dit verband precies is verscheen een aparte regeling in de staatscourant. Deze is te vinden op www.kvk.nl, zoeken op: ondernemingsbegrip. 22. Wetgeving m.b.t. identificatie bij banken gewijzigd Per 1 augustus 2008 is de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) in werking getreden. In deze wet zijn de wet identificatie bij dienstverlening (WID) en de wet melding ongebruikelijke transacties (MOT) samengevoegd en aan de Europese regelgeving aangepast. In deze nieuwe wet wordt een risicogeoriënteerde benadering ingevoerd: dit betekent dat instellingen zoals banken meer vrijheid krijgen met betrekking tot maatregelen, afhankelijk van het type klant. 50
In de uitvoeringsregeling WWFT (Staatscourant nr 142 van 2008) is in artikel 4 lid 2 onder c. een speciale bepaling opgenomen voor de identificatie van kerkgenootschappen. Een kerkgenootschap kan aangeven dat hij lid is van het CIO of beschikt over een ANBI-beschikking. Voor onderdelen van kerkgenootschappen (zoals plaatselijke gemeenten of parochies) volstaat een document waaruit blijkt dat men onderdeel is van een kerkgenootschap. Overigens wordt de hantering van deze nieuwe uitvoeringsbepalingen aan de afzonderlijke banken overgelaten. Hiervan was begin 2009 nog weinig te merken. 23. Convenant lokale vrijwilligersverzekering In 2008 werd in de Tweede Kamer initiatief genomen tot een verzekering voor vrijwilligers. Op 20 januari 2009 ondertekenden Staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Ralph Pans, voorzitter van de directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), een convenant om gemeenten aan te zetten lokale vrijwilligersverzekeringen af te sluiten. Met ingang van 1 januari 2009 is jaarlijks 4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor lokale vrijwilligersverzekeringen. De vrijwilligersverzekering past in het kabinetsbeleid om de regeldruk te verminderen en de dienstverlening te verbeteren. Het kabinet heeft het thema „meer ruimte voor vrijwilligers‟ opgenomen in de top 10 van aan te pakken knelpunten voor burgers. Staatssecretaris Bijleveld van BZK zet zich in om samen met gemeenten vrijwilligersorganisaties meer ruimte te geven hun echte werk te doen. Uit onderzoek is gebleken dat vrijwilligersorganisaties aansprakelijkheidskwesties als een groot knelpunt ervaren. Er bestaat veel onduidelijkheid over de bestuurdersaansprakelijkheid en die van de vrijwilligers zelf. De meeste vrijwilligers(organisaties) weten niet of en hoe de aansprakelijkheid van de vereniging, de leden, het bestuur en de vrijwilligers is afgedekt. De risico's worden klein geacht en zodoende verkeerd ingeschat. Bijkomend probleem zijn de kosten verbonden aan de noodzakelijke verzekeringen. 51
De lokale vrijwilligersverzekering biedt een vergaande oplossing van een belangrijk knelpunt onder vrijwilligers en zorgt voor een merkbaar verschil door de vermindering van kosten, ergernis en administratieve rompslomp voor vrijwilligersorganisaties. Overigens is inmiddels gebleken dat bestaande vrijwilligersverzekeringen voor kerkelijke vrijwilligers veelal een uitgebreidere dekking bieden. Nadere informatie hierover kan worden verkregen via www.donatus.nl.
52
bijlage 1: Samenstelling en vergaderingen van de commissie kerkelijke gebouwen van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO-K) Samenstelling van de commissie en mutaties in de periode 2007-2008 De commissie kerkelijke gebouwen CIO is als volgt samengesteld: de Rooms-katholieke kerk en de Protestantse Kerk in Nederland dragen elk drie leden voor benoeming voor aan het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, terwijl de overige kerkgenootschappen die deelnemen in het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken het recht hebben ieder één lid voor te dragen voor benoeming in CIO-K. Mutaties in de commissie in de verslagperiode - In september 2007 werd afscheid genomen van de heer R. Dessaur die namens het Verbond voor Progressief Jodendom lid was van CIO-K; - tot de commissie trad in februari 2008 toe de heer H. Slomp RA namens het Leger des Heils; dit kerkgenootschap was niet eerder in CIO-K vertegenwoordigd. - ook trad in maart 2008 toe tot de commissie de heer P. Gude, namens het kerkgenootschap der Zevendedags Adventisten ; ook dit kerkgenootschap was niet eerder in het CIO-K vertegenwoordigd. De commissie telt na deze uitbreiding 13 leden. De commissie kerkelijke gebouwen CIO is allen bijzonder erkentelijk voor de deelname aan en betrokkenheid bij de werkzaamheden van CIO-K. Per december 2008 bestond de commissie uit de volgende personen: namens Algemene Doopsgezinde Sociëteit (ADS) - ing. H. Akkerman namens de Gereformeerde Gemeenten - mr.dr. J.T. van den Berg namens de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) - ing. J. Hoogendoorn namens de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV) - C.P. Voorberg namens het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), de Portugees-Israelitische Gemeente en (sinds 2007) namens het Verbond voor Progressief Jodendom: 53
- Ing. D.Ph. Cohen Paraira Namens het kerkgenootschap der Zevende Dagsadventisten - P. Gude Namens het Leger des Heils - H. Slomp RA namens de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) - ir. D. Hoogendoorn - J.H. Zwart - dr.ir. C.H. Doevendans namens het Rooms-katholiek Kerkgenootschap (RKK) - mr.J.M.C. Klok - voorzitter - mr. B.M.A. Wanders - P.H.G. Houben In de eerste resp. de tweede commissievergadering van 2009 werd afscheid genomen van: -
De heer C.P. Voorberg, hij was meer dan 10 jaren lid van de commissie; hij werd opgevolgd door de heer B. Kamsteeg De heer mr J.M.C. Klok, hij was meer dan 18 jaren lid en voorzitter van de commissie; hij werd opgevolgd door mr J.C.G.M. Bakker, die ook tot voorzitter werd gekozen.
CIO-K is de heer Klok bijzonder erkentelijk voor de inspirerende wijze waarop hij vele jaren leiding heeft gegeven aan de commissie en de belangen m.b.t. de kerkelijke gebouwen van de kerkgenootschappen in vele dossiers heeft behartigd. Secretaris is mr.J. Broekhuizen, werkzaam bij de afdeling Juridische zaken en synodesecretariaat van het Protestants Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse kerk in Nederland te Utrecht. Als secretarieel medewerker stond de heer E. Kerkkamp de commissie en de secretaris ter zijde in de verslagperiode. Het secretariaat van de commissie is gevestigd in het Protestants Landelijk Dienstencentrum, Joseph Haydnlaan 2a, Postbus 8370, 3503 RJ Utrecht Vergaderingen: Zoals gebruikelijk is vergaderde de commissie vijf keer per jaar: 4 keer in het Protestants Landelijk Dienstencentrum te Utrecht en één vergadering op een door een commissielid voor te stellen locatie: In september 2007 werd een bezoek gebracht aan het PortugeesIsraëlitische Synagogecomplex op uitnodiging van de heer Cohen Paraira. 54
In september 2008 was de commissie de gast van de heer Gude; de vergadering vond plaats in het hoofdkantoor van de Zevendedags Adventisten, Oud Zandbergen te Huis ter Heide; de commissie werd voorgelicht over dit kerkgenootschap en bezocht de gebouwen die tot dit landgoed behoren.
Bijlage 2: Afkortingen Overzicht van de in dit verslag gehanteerde afkortingen BRIM Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten NCM stichting Nationaal Contact Monumenten MKB Koninklijke Vereniging MKB-Nederland (midden-en kleinbedrijf) KHN Koninklijke Horeca Nederland WOZ Wet waardering onroerende zaken Arbo Arbeidsomstandigheden(wet) SIKN stichting Intermediair Kerkomroep Nederland AmvB algemene maatregel van bestuur BHV-er bedrijfshulpverlener RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en monumenten:per mei 2009 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). WABO wet algemene bepalingen omgevingsrecht
55
Bijlage 3: Persbericht van de Rooms-katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland d.d. 11 december 2008:
Katholieke Kerk en Protestantse Kerk slaan handen ineen
Verantwoorde instandhouding religieus erfgoed kan niet zonder een betrokken overheid Utrecht – 11 december 2008 –De Bisschoppenconferentie van de Rooms-katholieke Kerk in Nederland en het Moderamen van de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland zien elkaar als partners bij het behoud en beheer van het kerkelijk religieus erfgoed. In de verdere ontwikkeling van beleid en in gesprekken met de overheid willen beide kerkgenootschappen gemeenschappelijk optrekken, zo laten zij aan het einde van het Jaar van het Religieus Erfgoed weten. Samen dragen zij de verantwoordelijkheid over ruim 80 % van het onroerend religieuze erfgoed. Overheid De Rooms-katholieke Kerk en Protestantse Kerk pleiten aan het einde van het Jaar van het Religieus Erfgoed nadrukkelijk voor een grotere financiële betrokkenheid van de overheid bij de instandhouding van kerkgebouwen. De regeringsverklaring biedt op dit punt voldoende aanleiding om daadwerkelijk tot een grotere betrokkenheid te komen. Het religieus erfgoed, monumentaal of niet, is van nationaal en cultureel belang. Ook verwijzen beide kerken naar de praktijk in bijna alle Europese landen. De Nederlandse situatie, waarbij de overheid op grote afstand staat en hooguit middels subsidies bijdraagt aan de instandhouding van monumentale gebouwen, is de uitzondering. Terughoudend en zorgvuldig Een selectief beleid is noodzakelijk. Daarom roepen beide kerken op tot grotere terughoudendheid en zorgvuldigheid van lokale overheden bij de 56
aanwijzing van kerkgebouwen tot gemeentelijk monument. Vaak gebeurt dat door toedoen van een actiegroep of om andere niet-economische redenen. Maar de betreffende lokale geloofsgemeenschappen krijgen daarvoor een rekening gepresenteerd die wel degelijk economische impact heeft. Sloop en verkoop van bouwgrond zijn door de soms in grote haast toegekende gemeentelijke monumentenstatus uitgesloten. Daardoor krijgen de kerken geen gelegenheid om middels verkoop financiën te verwerven om andere, kunsthistorisch en cultureel wellicht belangrijkere kerkgebouwen in stand te houden. De kerken worden daardoor ernstig belemmerd in de uitoefening van hun eigendomsrechten en een verantwoorde instandhouding van een brede en representatieve „collectie‟ religieus erfgoed. Het is verder van belang dat het in de monumentenwet vastgelegde „kerkenoverleg‟ ook in de plaatselijke monumentenverordeningen blijft vastgelegd en nauwgezet gehanteerd. Herbestemming Beide kerkgenootschappen zien slechts beperkte mogelijkheden voor herbestemming van religieus erfgoed. De Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland besprak in november de nota „Een protestantse visie op het kerkgebouw‟. De Nederlandse Bisschoppenconferentie besprak in september haar uitgangspunten van beleid. Beide kerken formuleerden heldere criteria voor mogelijke herbestemming. Het uitgangspunt is identiek: als er al sprake kan zijn van herbestemming dan dient dat boven alles een waardige herbestemming te zijn. De onvoorwaardelijke keuze voor herbestemming, zoals die soms gepropageerd wordt, achten zij niet reëel. Bij herbestemming kan ook niet voorbij gegaan worden aan de financiële consequenties. De kosten van herbestemming zijn voor alle betrokken substantieel, plegen een aanslag op publieke en kerkelijke middelen en leiden niet altijd tot bevredigende resultaten. Het is irreëel te veronderstellen dat voor honderden boventallige kerkgebouwen een passend en exploitabel hergebruik gevonden kan worden. Een dezer dagen verschijnt een kritische evaluatie van de resultaten die in de afgelopen decennia bij de herbestemming van kerkgebouwen zijn geboekt. 57
Oorspronkelijke bestemming is beste manier voor behoud Financiële betrokkenheid van de overheid maakt voortzetting van het oorspronkelijke gebruik mogelijk. De Protestantse Kerk en de Roomskatholieke Kerk zijn overtuigd dat dit de beste voorwaarden schept voor het behoud van het monumentale kerkgebouw en zijn (vaak waardevolle) interieur. Door de inzet van kerkelijke vrijwilligers is deze vorm van monumentenbeheer in de regel ook goedkoper. Voortgezet kerkelijke gebruik dient uitgangspunt van het overheidsbeleid te zijn. Hiervoor bestaat ook maatschappelijk steeds meer draagvlak. Tijdig overleg met de kerkelijke eigenaren is daarbij noodzakelijk. Het Moderamen van de Generale Synode en de Bisschoppenconferentie spreken aan het einde van het Jaar van het Religieus Erfgoed de hoop uit op een spoedig constructief overleg met de verantwoordelijke minister en andere betrokken overheden. Zij zullen daartoe, gezamenlijk, de nodige stappen ondernemen. In Nederland zijn eind 2007 ongeveer 1.700 rooms-katholieke kerkgebouwen voor 4,3 miljoen geregistreerde katholieken. De Protestantse Kerk telt ongeveer 2.300 kerkgebouwen voor 2,1 miljoen geregistreerde kerkleden. De Rooms-katholieke Kerk en de Protestantse Kerk schatten in dat de komende 10 jaren circa 25% van hun kerkgebouwen boventallig zal zijn. Einde persbericht
58
Foto achterzijde: Grote Kerk te Apeldoorn (1892, architect J. Verheul)
59
60