BELEIDSREGEL NIEUWE HORECA IN HET BUITENGEBIED DOOR FUNCTIEVERANDERING VAN GEBOUWEN Welke mogelijkheden biedt de gemeente Berkelland via het functieveranderingsbeleid voor de vestiging van nieuwe horecafuncties in het buitengebied.
Beleidsregel nieuwe horeca in het buitengebied door functieverandering van gebouwen
vastgesteld
1
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING ………………………………………………………………………...
3
HET RUIMTELIJK BELEID ……………………………………………………..
4
HET BESTEMMINGSPLAN “BUITENGEBIED BERKELLAND 2012”…….
5
OVERIGE REGELGEVING ……………………………………………………..
9
BELEIDSOVERWEGINGEN/MOTIVERING …………………………………..
11
JURIDISCHE ASPECTEN ………………………………………………………
17
PROCES VAN TOTSTANDKOMING ………………………………………….
18
BIJLAGE BEGRIPPEN BIJLAGE HORECA CONVENANT (ter informatie) BIJLAGE NADERE REGELS TERRASSEN (ter informatie)
21 23 28
Borculo, februari 2014 Inlichtingen: Gemeente Berkelland Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling G.J. Hans 0545-250 320
vastgesteld
2
INLEIDING Het is geen nieuws dat het platteland in beweging is door veranderingen in de agrarische sector. Dit betekent dat gemeenten regelmatig te maken krijgen met initiatieven om nieuwe functies toe te kennen aan bestaande gebouwen die niet langer worden gebruikt voor het agrarisch bedrijf. Om bij de behandeling hiervan zoveel mogelijk één lijn te trekken, hebben de Achterhoekse gemeenten in 2006 gezamenlijk beleid geformuleerd in de regionale notitie ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’. De gemeente Berkelland heeft het functieveranderingsbeleid verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” dat de gemeenteraad op 26 juni 2013 vaststelde. Dit bestemmingsplan biedt via de planregels onder meer mogelijkheden om horecafuncties te vestigen in vrijkomende of vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Daarbij doet zich echter de vraag voor hoeveel ruimte de gemeente wil bieden aan nieuwe horecafuncties in het buitengebied. In dat verband realiseert de gemeente zich dat horecafuncties niet zelden een onderdeel vormen van initiatieven voor het vestigen van nieuwe economische dragers die passen in het buitengebied. Daar staat echter tegenover dat er ook vormen van horeca zijn die vanwege hun aard en omvang wellicht niet passen in de beleving van het buitengebied. De gemeente wil dan ook vooral meewerken aan initiatieven die een aanvulling opleveren voor de plattelandseconomie en dus voor de leefbaarheid van het Berkellandse buitengebied en de daarbinnen gelegen kernen. Om hieraan sturing te geven, biedt deze beleidsregel kaders voor de vestiging van nieuwe horecafuncties in het buitengebied via de afwijkings- of wijzigingsregels uit het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012”. Ook geeft zij aan op welke manier horecafuncties zijn toegelaten als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven.
vastgesteld
3
HET RUIMTELIJK BELEID
Structuurvisie Berkelland 2025 De gemeenteraad van Berkelland stelde op 26 oktober 2010 de “Structuurvisie Berkelland 2025” vast. Deze structuurvisie beschrijft het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Berkelland tot 2025 en haakt aan op het ruimtelijke beleid dat door de jaren heen tot stand is gekomen. Ten aanzien van het gemeentelijk buitengebied geeft de structuurvisie aan dat horecaactiviteiten in het buitengebied alleen als nevenactiviteit beperkt zijn toegestaan. Daarbij kondigt zij aan dat de gemeente onderzoekt of het bestaande functieveranderingsbeleid nog actueel is. Deze beleidsregel sluit voor wat betreft de vestiging van nieuwe horecafuncties in het buitengebied aan op deze aankondiging uit de gemeentelijke structuurvisie. Functies zoeken plaatsen zoeken functies De regionale beleidsnotitie “Functies zoeken plaatsen zoeken functies” (Fzpzf) is één van de documenten waarop de structuurvisie voortbouwt. In 2006 stelden de samenwerkende Achterhoekse gemeenten deze notitie op als een regionale beleidsinvulling voor functieverandering zoals bedoeld in het provinciale “Streekplan Gelderland 2005”. Op 9 januari 2007 stelden Gedeputeerde Staten van Gelderland het document vervolgens formeel vast als afwijking van het streekplan. Sindsdien geldt Fzpzf als provinciaal en als regionaal/gemeentelijk beleidskader voor verzoeken om functieverandering. De regionotitie bevat algemene uitgangspunten voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied. Daartoe behoren bijvoorbeeld ook voorwaarden over landschappelijke inpassing en over het leveren van een ruimtelijke kwaliteitsbijdrage door sloop van overtollige bebouwing. In het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” zijn deze uitgangspunten vertaald in de planregels over de inzet van planologische instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het gaat daarbij om de planregels over het afwijken van de gebruiksregels en over het wijzigen van bestemmingen. Deze regels bepalen de mate van flexibiliteit die het nieuwe bestemmingsplan biedt ten aanzien van functieverandering. Kleinschalige en ondersteunende horeca in het buitengebied. Een leidraad voor (Achterhoekse) gemeenten De plantoelichting bij het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” verwijst niet alleen naar Fzpzf, maat ook naar het document “Kleinschalige en ondersteunende horeca in het buitengebied. Een leidraad voor (Achterhoekse) gemeenten”. Bij de totstandkoming van deze uit 2011 daterende publicatie van Projecten LTO-Noord was een projectgroep betrokken waarin ook de horecasector en de gemeenten vertegenwoordigd waren. De leidraad bevatte de aanbeveling om voor kleinschalige en ondersteunende horeca als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven een maximale oppervlakte van 50 m² of 100 m² aan te houden. In de afwijkingsregels bij het bestemmingsplan over het toestaan van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, is laatstgenoemde oppervlaktemaat aangehouden.
vastgesteld
4
HET BESTEMMINGSPLAN “BUITENGEBIED BERKELLAND 2012”
De gemeenteraad van Berkelland stelde op 26 juni 2013 het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” vast. Dit bestemmingsplan is inmiddels in werking getreden maar vanwege de ingediende beroepschriften nog niet onherroepelijk. Het functieveranderingsbeleid is in dit bestemmingsplan onder meer verwerkt in de regels bij de agrarische gebiedsbestemmingen en bij de bestemming ‘Wonen’. Zo is in bijlage 1 (Indicatieve bedrijvenlijst functieverandering) bij deze planregels vastgelegd welke functies zijn toegelaten als nevenactiviteit of als nieuwe hoofdfunctie. Uit deze lijst zijn hieronder in afbeelding 1 de gedeelten over ‘verblijfsrecreatie’ en ‘horeca’ weergegeven.
Afbeelding 1
De bijlagen bij de planregels geven aan welke oppervlakten binnen bestaande gebouwen kunnen worden benut voor functieverandering (bijlagen 2 en 3). Daarbij is net als in de bovenstaande afbeelding onderscheid gemaakt tussen de verschillende gebiedstypen die het Berkellandse buitengebied kent. In de regels bij de bestemmingen komt verder naar voren dat het functieveranderingsbeleid van toepassing is op fysiek bestaande, legale, vrijgekomen en vrijkomende (voormalige) bedrijfsgebouwen. Deze systematiek is overgenomen uit de regionotitie Fzpzf en de daarin opgenomen ‘menukaarten’. Afgezien van deze vertaling van het regionale functieveranderingsbeleid kent het bestemmingsplan voor elke bestemming ook een gebruiksregeling voor aan-huisverbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Deze regeling laat beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten toe binnen de (bedrijfs)woning of de bijbehorende bijgebouwen zonder dat daarvoor een procedure of omgevingsvergunning vereist is. Daarbij geldt dan wel een maximale oppervlakte van 30% van de oppervlakte van de
vastgesteld
5
(bedrijfs)woning tot ten hoogste 50 m². Verder moet de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijven, terwijl de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming moet blijven met de woonfunctie. Deze regeling, die in delen van de gemeente al in de bestemmingsplannen was verwerkt, biedt daarmee uitsluitend mogelijkheden voor in ruimtelijk opzicht zeer ondergeschikte bedrijfsactiviteiten. Daar waar het gaat om vormen van horeca, zijn hierbij vooral in beeld de zogenaamde ‘uutbloashuuskes’ en Bed&Breakfast-voorzieningen. Voor deze laatste groep kent het nieuwe bestemmingsplan overigens een algemene afwijkingsregel die toestaat dat daarvoor maximaal 150 m² wordt ingezet. Verder zijn ‘uutbloaskuuskes’ niet veel meer dan rustpunten langs fietsroutes. In hun zuivere opzet zijn deze zo ondergeschikt aan de hoofdfunctie dat daarvoor geen vergunningen nodig zijn. Het functieveranderingsbeleid Als vertaling van het regionale functieveranderingsbeleid, kennen de agrarische gebiedsbestemmingen een regeling die nevenactiviteiten tot een maximale oppervlakte toelaat. Daarbij geldt als voorwaarde dat de agrarische functie als hoofdfunctie aanwezig moet zijn en in ieder geval niet meer dan 50% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing in gebruik mag worden genomen voor de nevenactiviteit. De maximaal ‘bij recht’ toegelaten oppervlakte bedraagt meestal 350 m² maar is ook deels afhankelijk van de ligging van de betrokken locatie. Zo bestaan binnen een deel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS-natuur) en binnen landbouwontwikkelingsgebied (LOG) minder mogelijkheden voor rechtstreeks toelaatbare nevenactiviteiten. De regeling voor nevenactiviteiten is in tabelvorm weergeven in bijlage 2 bij de planregels (Tabel toelaatbare nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven).
Afbeelding 2
vastgesteld
6
Deze tabel, die hierboven is opgenomen als afbeelding 2, geeft aan tot welke omvang bedrijfsmatige nevenactiviteiten zijn toegestaan op agrarische bedrijven. Zij maakt daarbij onderscheid tussen de oppervlakte die daarvoor rechtstreeks mag worden ingezet (‘bij rechte’) en de oppervlakte die kan worden bereikt via toepassing van de afwijkingsbevoegdheden uit de planregels (‘afwijking’). Tot de functies die bij recht zijn toegelaten als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven behoren ook de zogenaamde ‘nieuwe economische dragers’ (NED) die zijn genoemd in de indicatieve bedrijvenlijst voor functieverandering (Bijlage 1 bij de planregels). Als nieuwe economische dragers zijn dus onder meer de horecafuncties toegestaan die zijn genoemd in afbeelding 1. Daarbij is dan wel van belang dat deze functies alleen als nevenfunctie bij een nog actief agrarisch bedrijf kunnen worden uitgeoefend. Het bestemmingsplan laat een horecafunctie ook die situatie daarom uitsluitend toe wanneer deze zowel in ruimtelijk als in bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de nog bestaande agrarische functie. Uit bijlage 2 komt ook naar voren dat via een afwijkingsregel bij de gebruiksregels in de meeste gebiedstypen kan worden meegewerkt aan nevenactiviteiten tot een maximale oppervlakte van 500 m² of 750 m². Ook dan zal echter sprake moet blijven van een agrarische hoofdfunctie en zal niet meer dan 50% van de bestaande bedrijfsbebouwing mogen worden ingezet voor de nevenfunctie. In de voorwaarden die zijn verbonden aan het verlenen van deze afwijking is overigens vastgelegd dat ondergeschikte horeca ten dienste van de nevenactiviteit en als onderdeel daarvan is toegestaan tot een maximum van 100 m².
Afbeelding 3
Het inzetten van nòg grotere oppervlakte aan bedrijfsbebouwing voor niet-agrarische bedrijvigheid is alleen mogelijk via een wijziging van de agrarische bestemming. Op dat moment krijgt de nevenactiviteit namelijk een zodanig omvang dat zij ongeacht de omvang van de agrarische bedrijvigheid niet langer wordt beschouwd als een nevenactiviteit. Dit betekent dat de agrarische bestemming voor de betrokken gebouwen moet worden aangepast in een andere bestemming die past bij de nieuwe hoofdfunctie. Dit kan gebeuren door toepassing te geven aan de wijzigingsregels die bij de agrarische bestemmingen zijn opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast als de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd. Zij voorziet in een sloopverplichting voor agrarische bedrijfsgebouwen die niet langer worden gebruikt. Daarbij is voor nieuwe niet-agrarische bedrijfsactiviteiten een
vastgesteld
7
maximale oppervlakte van 750 m² of 900 m² aangehouden, ook nu weer afhankelijk van het gebiedstype en onder de voorwaarde dat daarvoor niet meer dan 50% van de bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen en bestaande bijgebouwen mogen worden ingezet (bijlage 3 bij de planregels: Tabel toelaatbare hoofdfuncties via functieverandering). Hoewel de agrarische bestemmingen géén wijzigingsmogelijkheid kennen in de richting van de bestemming ‘Horeca’, benoemt de ‘Indicatieve bedrijvenlijst functieverandering’ (bijlage 1 bij de planregels) wel enige horecafuncties als mogelijke hoofd- en/of nevenfuncties. Via deze beleidsregel wil het gemeentebestuur daarom ook aangeven in hoeverre zij toepassing wil geven aan deze wijzigingsbevoegdheid door toekenning van de bestemming ‘Bedrijf’. De bestemming ‘Wonen’ sluit aan op deze systematiek. Hiervoor is gekozen omdat een behoorlijk aantal voormalige agrarische bedrijfslocaties inmiddels zijn bestemd als ‘Wonen’ en het van belang is om juist in die situatie mogelijkheden te bieden voor hergebruik van bestaande bebouwing. Bij de bestemming ‘Wonen’ zijn de mogelijkheden voor functieverandering echter verwerkt in een wijzigingsregel. Het hergebruik van de in bijlage 3 (Tabel toelaatbare hoofdfuncties via functieverandering) genoemde oppervlakten aan (voormalige) bedrijfsgebouwen is in ruimtelijke zin immers niet te zien als een activiteit die ondergeschikt is aan de woonfunctie. Dit betekent dat een afwijkingsregeling niet de geëigende weg is om vorm te geven aan een dergelijke ontwikkeling. De bestemming ‘Wonen’ moet in het voorkomende geval dus worden omgezet in een passende bedrijfsmatige bestemming. Daarbij kan binnen een bestemming ‘Bedrijf’ worden aangegeven welke horecafunctie via de planwijziging wordt toegestaan, dit eventueel in combinatie met een aanduiding van de oppervlakte die daarbij aan de orde is. De gemeente kan meewerken aan een planwijziging als wordt voldaan aan de voorwaarden over onder anderen het aanleveren van een bedrijfsplan, het slopen van overtollige bebouwing en het voorzien in een goede landschappelijke inpassing. De bestaande horecafuncties Het nieuwe bestemmingsplan heeft de bestaande horecabedrijven ondergebracht in de bestemming ‘Horeca’. Via zogenaamde ‘specifieke aanduidingen’ geeft het vervolgens aan van welk soort horeca sprake is op de verschillende bestemmingsvlakken voor ‘Horeca’. Bij andere bestemmingen, zoals bijvoorbeeld ‘Sport’, ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ of ‘Maatschappelijk’, is uitsluitend horeca toegestaan die ondergeschikt en dienstbaar is aan de ter plaatse aanwezige voorzieningen. Dit betekent dat zelfstandige horecaactiviteiten die geen relatie hebben met de hoofdfunctie binnen die bestemmingen niet zijn toegelaten. Overigens lieten ook de meeste voorheen geldende bestemmingsplannen bij deze bestemmingen uitsluitend ondersteunende horeca toe. Met uitzondering van de bestemming “Recreatie – Dagrecreatie” benoemen deze bestemmingen geen maximale oppervlaktemaat voor de ondergeschikte horecafunctie. De toelaatbaarheid ervan is dus vooral afhankelijk van de dienstbaarheid ten opzichte van de hoofdbestemming en van de bouwmogelijkheden die de betreffende bestemming in zijn algemeenheid biedt voor bedrijfsbebouwing. Kleinschalige horecafuncties die als nevenactiviteit bij een hoofdfunctie worden uitgeoefend zijn in het bestemmingsplan zelf doorgaans niet specifiek benoemd. Voor deze bestaande vormen van ondergeschikte horeca zijn in het verleden echter wel vergunningen verleend waarin de aard en omvang van de horecafunctie is vastgelegd.
vastgesteld
8
OVERIGE REGELGEVING
Voor horecafuncties zijn niet alleen de regels van het bestemmingsplan en het instrumentarium uit de Wro relevant. Het bestuursrecht kent ook andere vormen van regelgeving die van toepassing zijn op horeca-activiteiten. Daarbij kan worden gedacht aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en aan de Drank- en Horecawet (DHW). Ook deze regelgeving biedt mogelijkheden om in de bijbehorende vergunningen voorwaarden te stellen over bijvoorbeeld de openingstijden van horecafuncties. Voor zover het gaat om nieuwe horeca in het buitengebied, worden de daarvoor al opgestelde kaders ook in deze beleidsregel genoemd. Algemene Plaatselijke Verordening 2010-1 (APV2010) In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan de gemeenteraad algemeen verbindende voorschriften stellen ten aanzien van onder meer sluitingstijden van horecabedrijven, handelsreclame en terrassen. Via de APV kan een stelsel van exploitatievergunningen worden gehanteerd waaraan horecabedrijven moeten voldoen. De gemeenteraad van Berkelland stelde op 14 september 2010 de Algemene plaatselijke verordening 2010-1 (APV2010) vast. Deze verordening stelt sluitingstijden vast voor horecabedrijven en/of daartoe behorende terrassen (art. 2:29 APV2010). Ten aanzien van het openstellen van terrassen heeft de burgemeester van Berkelland op 3 mei 2010 nadere regels vastgesteld die voorzien in het uitbreiden van het terrassenseizoen van 1 november tot 1 april. In die periode geldt voor terrassen het winterseizoen en moeten terrassen uiterlijk om 18.00 uur gesloten zijn. In het zomerseizoen, dat wil zeggen tussen 1 april en 1 november, moeten terrassen volgens dezelfde beleidsregel om 0.00 uur gesloten zijn. Alleen voor zaterdagen (vrijdagnacht) en zondagen (zaterdagnacht) in het zomerseizoen geldt een sluitingstijd van 1.00 uur. Daarnaast is de sluitingstijd van horecabedrijven één van de onderwerpen die aan orde is gekomen in het Horecaconvenant dat in de regio is gesloten tussen horeca, gemeente, politie, brandweer en Openbaar Ministerie. In dit convenant is als uitgangspunt genomen dat voor het sluitingstijdenbeleid een uniform toelatingstijdstip van 02.00 uur voor binnenkomende bezoekers wordt gehanteerd. Vanaf dat tijdstip mogen horecabedrijven geen bezoekers meer toelaten. Verder is voor de horecabedrijven die het convenant ondertekenden de geleidelijke sluitingsperiode voor vertrekkende bezoekers vastgesteld op 04.00 uur. Bij deze beleidsregel wordt geen nieuw beleid geformuleerd over de openingstijden van terrassen en horecagelegenheden. Op deze gebieden blijft het al geldende beleid dus van toepassing. Ter informatie zijn in de bijlagen bij deze notitie opgenomen de nadere regels terrassen (20 april 2010) en het ondertekendocument bij het horeca-convenant. Drank- en Horecawet Wanneer bij een horecabedrijf alcoholhoudende dranken worden geschonken, dan is daarvoor een Drank- en Horecavergunning nodig. Deze kan alleen worden verleend als de exploitant kan voldoen aan de wettelijke eisen uit de Drank- en Horecawet (DHW). Het gaat hierbij zowel om inrichtingseisen als om eisen die worden gesteld aan de persoon van de vergunninghouder en/of in het bedrijf leidinggevende personen. Toetsing aan die eisen vindt plaats in het kader van de vergunning die moet worden aangevraagd op grond van de DHW.
vastgesteld
9
Op basis van de Drank- en Horecawet heeft de gemeenteraad van Berkelland op 3 december 2013 een gemeentelijke Drank- en Horecaverordening vastgesteld. Deze verordening regelt onder andere de schenktijden van alcoholhoudende drank door paracommerciële rechtspersonen zoals sportverenigingen en dorpshuizen. Ook is in de verordening een verbod opgenomen voor prijsacties in de horeca. Het was wettelijk verplicht om in de verordening regels te stellen ter voorkoming van oneerlijke mededinging door paracommerciële rechtspersonen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld ook om het verbieden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in paracommerciële inrichtingen zoals bijvoorbeeld sportkantines of buurthuizen. De “Drank- en Horecaverordening gemeente Berkelland” is op 18 december 2013 in werking getreden.
vastgesteld
10
BELEIDSOVERWEGINGEN/MOTIVERING
Dit hoofdstuk beschrijft welk vormen van horeca volgens de gemeente in ruimtelijk opzicht aansluiten op de beleving van het buitengebied. Ook geeft zij aan welke oppervlakte en welke openingstijd wordt aangehouden bij het vestigen van nieuwe horecafuncties door de toepassing van de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden uit het nieuwe bestemmingsplan. Vervolgens gaat zij in op de vraag wat de uitgezette denklijn betekent voor de toelaatbaarheid van horeca als nevenactiviteit of als nieuwe hoofdfunctie. Daarbij komt ook de vraag aan de orde hoe de gemeente wil omgaan met situaties waarbij hoofdfuncties worden beëindigd en de daarbij als nevenactiviteit gestarte horecafuncties overblijven als nieuwe hoofdfunctie. (On)wenselijke vormen van nieuwe horeca Zoals gezegd wil de gemeente Berkelland via het functieveranderingsbeleid vooral meewerken aan initiatieven die een aanvulling opleveren voor de plattelandseconomie. De gemeente wil daarbij sturen op plannen die een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het Berkellandse buitengebied en de daarbinnen gelegen kernen. Op deze manier kunnen nieuwe horecafuncties de aantrekkelijkheid van het platteland in toeristisch-recreatief opzicht versterken en een meerwaarde opleveren voor de plattelandseconomie, dit laatste nog afgezien van de bijdrage die horecafuncties als nevenactiviteit kunnen bijdragen aan de levensvatbaarheid van agrarische bedrijven. De gemeente vindt het tegen die achtergrond niet wenselijk dat via het functieveranderingsbeleid horecafuncties ontstaan die niet aansluiten op de beleving van het platteland en daarom feitelijk niet passen in het buitengebied. Hiervan kan sprake zijn wanneer het gaat om horeca met een grote omvang of om horeca die is gericht op het houden van feesten en partijen en daarbij niet in verband staat met een ter plaatse aanwezige hoofdfunctie in bijvoorbeeld de agrarische of (dag)recreatieve sfeer. De horecafunctie wordt in die situaties al snel als zelfstandige vorm van gebruik ervaren, een ontwikkeling waarvan de ruimtelijke uitstraling niet strookt met de beleving van het platteland en met het streven van het functieveranderingsbeleid naar nieuwe functies die daar op aansluiten. Het gemeentebestuur is van mening dat deze niet specifiek aan de beleving van het buitengebied verbonden horeca in ruimtelijke zin voorbehouden moeten blijven aan de kernen en aan de al bestaande horecabedrijven in het buitengebied. Verder stelt zij zich op het standpunt dat dergelijke vormen van horeca niet altijd kunnen worden beschouwd als een activiteit die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de agrarische functie. De ruimtelijke uitstraling ervan kan, zeker wanneer sprake is van een aanzienlijk omvang, immers zodanig zijn dat deze niet langer opgaat in de agrarische hoofdfunctie. Verder bestaat bij deze vorm van horeca de kans dat nieuwe bedrijven concurrentie opleveren voor de al bestaande reguliere horecabedrijven. Zonder regulerend te willen optreden in concurrentieverhoudingen tussen bedrijven, is de gemeente van mening dat dit op termijn tot ruimtelijk onwenselijk neveneffecten kan leiden. Voor de lokale economie en leefbaarheid van het platteland, waartoe niet alleen het buitengebied behoort maar ook de daarbinnen gelegen (kleine) kernen, zal immers geen sprake zijn van meerwaarde wanneer de vestiging van een nieuwe horecafunctie buiten de kernen ten koste gaat van de al bestaande horeca binnen de kernen. Wanneer het voortbestaan daarvan zodanig wordt ondergraven dat bedrijven worden beëindigd, dan levert dat namelijk een leegstandsproblematiek op die niet eenvoudig valt op te lossen maar wel negatieve ruimtelijke effecten kan hebben. Door ontwikkelingen toe te laten die dit ongewenste ruimtelijke effect in de hand kunnen werken, zou de gemeente via het functieveranderingsbeleid voorbij schieten aan zijn doel om initiatieven te stimuleren die juist een aanvulling zijn voor de plattelandseconomie en de aanwezige ruimtelijke
vastgesteld
11
kwaliteiten in het buitengebied. Deze insteek is vergelijkbaar aan de beleidslijn die de gemeente hanteert bij het toelaten van detailhandel in het buitengebied. Ook op dat terrein laat de gemeente kort gezegd alleen productiegebonden detailhandel toe en handel in streekeigen of ambachtelijk ter plaatse vervaardigde producten. Tegen deze achtergrond wil de gemeente via het functieveranderingsbeleid geen medewerking verlenen aan de vestiging van horecafuncties die normaal gesproken mogen worden verwacht in de dorpskernen. Het gaat daarbij om gelegenheden voor het geven van feesten en partijen (feestzaal/partycentrum e.d., ook als daarvoor geen Dranken Horecawetvergunning nodig is) en om de vestiging van café’s/bars, discotheken/ muziekcafé’s en cafetaria’s/snackbars. Hoewel sommige van deze nieuwe horecafuncties volgens de bijlagen bij de planregels dus zouden kunnen worden toegelaten, geeft het gemeentebestuur daarvoor geen toepassing aan de bijbehorende afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden. Zoals gezegd bieden de planregels bij de agrarische bestemmingen in het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” rechtstreeks mogelijkheden om naast de agrarische hoofdfunctie ook nevenactiviteiten te ontplooien (zie afbeelding 2, ‘bij rechte’). Daarbij is dan wel van belang dat het bij nevenactiviteiten moet gaan om gebruiksvormen die qua ruimtelijke uitstraling ondergeschikt zijn aan de agrarische functie. Met het oog op dit laatste kan worden gesteld dat sommige vormen van horeca een omgevingseffect hebben waardoor geen sprake is van een ondergeschikte ruimtelijke uitstraling. Dit kan samenhangen met de aard van de horeca-activiteit, maar ook met haar omvang. Horecafuncties die in de regel als niet-ondergeschikt worden beschouwd, zijn onder meer de hiervoor al genoemde gelegenheden voor het geven van feesten en partijen (feestzaal/partycentrum e.d.), café’s/bars, discotheken/muziekcafé’s en cafetaria’s/snackbars. Zelfs wanneer sprake is van een zeer geringe omvang leveren dit soort horecafuncties namelijk ruimtelijke gevolgen op die geen samenhang meer hebben met de hoofdfunctie maar vooral voortkomen van de horeca-activiteit. Op het moment dat daarvan sprake is, kan niet langer worden gesproken over een ruimtelijk ondergeschikte nevenactiviteit die het bestemmingsplan bij rechte toestaat via de specifieke gebruiksregels bij de agrarische bestemmingen. Dit betekent dat het gemeentebestuur dergelijke horecavormen niet aanmerkt als ‘bij rechte’ toegestane nevenactiviteit op een agrarisch bedrijf. Voor de duidelijkheid wordt hierbij opgemerkt dat deze insteek uitsluitend betrekking heeft op de vestiging van nieuwe horecafuncties en niet op de mogelijkheden van al bestaande horecabedrijven om binnen de gebruiksregels voor de bestemming ‘Horeca’ over te stappen op een andere bedrijfsvorm. Volgens de regeling uit het bestemmingsplan is dit mogelijk zolang het bedrijf met de eventuele nieuwe vorm van horeca blijft behoren tot dezelfde milieucategorie (artikel 11.6.1, onder b). Ter illustratie is hierna een gedeelte van de tabel uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ opgenomen. Daarin zijn cafetaria’s en snackbars overigens in dezelfde SBI-code ondergebracht als restaurants en ijssalons met eigen ijsbereiding. Om misverstanden te voorkomen is de opmerking op zijn plaats dat restaurants en ijssalons wel denkbaar zijn op een manier die passend is in het buitengebied, reden waarom zij in het kader van het functieveranderingsbeleid niet op voorhand worden uitgesloten. Verder zijn kantines volgens het bestemmingsplan alleen toegelaten als ondergeschikte horeca ten dienste van een andere hoofdfunctie.
vastgesteld
12
SBI 2008 55
Omschrijving
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING 5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra 553, Kampeerterreinen, 552 vakantiecentra, e.d. (met keuken) 561 Restaurants, cafetaria’s, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 563.1 Café’s, bars 563.2 Discotheken, muziekcafé’s 5629 Kantines 562 Cateringbedrijven Afbeelding 4
Geur
Afstanden in meters Stof Geluid gevaar
grootste
milieucategorie
10
0
10
10
10
1
30
0
50
30
50
3.1
10
0
10
10
10
1
0 0 10 10
0 0 0 0
10 30 10 30
10 10 10 10
10 30 10 30
1 2 1 2
Horeca als nieuwe nevenactiviteit (ondersteunende/ondergeschikte horeca) De 100 m²-norm in de afwijkingsregels van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied is overgenomen uit de leidraad voor ondergeschikte en ondersteunende horeca voor het buitengebied (zie onder: Het ruimtelijk beleid). Het is niet meer dan logisch om deze oppervlaktemaat ook aan te houden bij functieveranderingen van gebouwen met de bestemming ‘Wonen’ omdat het functieveranderingsbeleid ook in de regels voor die bestemming is vertaald. Het Berkellandse buitengebied kent bovendien veel woonbestemmingen waar nog voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig zijn. Daarom is het verdedigbaar om daarvoor hetzelfde beleid te voeren als voor locaties waar nog wel een agrarische bestemming geldt. Een procedureel verschil kan dan echter wel zijn dat bij een woonbestemming eerder sprake zal zijn van een wijzigingsprocedure, terwijl bij agrarische bestemmingen gebruik kan worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid waarvoor naast de omgevingsvergunning geen afzonderlijke procedure nodig is. Dit procedurele onderscheid is te verklaren vanuit het feit dat nevenactiviteiten bij een woning qua ruimtelijke uitstraling eerder het karakter krijgen van een hoofdfunctie. In die situatie is een bedrijfsmatige bestemming dan meer passend dan een woonbestemming, terwijl dezelfde nevenactiviteit bij een nog actief agrarisch bedrijf nog als onderdeel van de totale bedrijfsvoering kan worden gezien en dus binnen de agrarische bestemming kan worden uitgeoefend. Bij agrarische bestemmingen is van belang dat niet-agrarisch gebruik van gebouwen tot op zekere hoogte is toegestaan. Voorwaarde is dat het daarbij dan moet gaan om activiteiten die ruimtelijk ondergeschikt zijn ten opzichte van de agrarische hoofdfunctie. Hiervoor is al aangegeven dat het gemeentebestuur een aantal horecafuncties niet als ondergeschikt beschouwd en dus ook niet toelaatbaar acht als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Ongeacht hun omvang gaat het hierbij om gelegenheden voor het geven van feesten en partijen (feestzaal/partycentrum e.d.), café’s/bars, discotheken/ muziekcafé’s en cafetaria’s/snackbars (zie onder: (On)wenselijke vormen van nieuwe horeca). Daarnaast zijn er nog wel degelijk horecafuncties die in samenhang met en ondergeschikt aan de agrarische bedrijvigheid kunnen worden uitgeoefend. Dit zijn ook vaak vormen van horeca die vanwege deze samenhang aansluiten op de beleving van het platteland. Het gemeentebestuur heeft een aantal van deze horecavormen in bijlage 1 bij de planregels (zie afbeelding 1) benoemd maar realiseert zich dat de opsomming in deze bijlage niet volledig is. Het is dus niet uit te sluiten dat niet-benoemde horecafuncties zich in de toekomst vestigen als nevenactiviteit op agrarische bedrijven. Het gemeentebestuur acht dit ruimtelijk aanvaardbaar, zolang daarbij maar sprake is van
vastgesteld
13
horeca die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie. Om dit te waarborgen is het gemeentebestuur van mening dat ook hier de 100 m²-grens kan worden gehanteerd. Dit betekent dat horecafuncties volgens het gemeentebestuur niet langer als een ‘bij rechte’ toegestane ondergeschikte nevenactiviteit worden aangemerkt als zij een oppervlakte beslaan die groter is dan 100 m², ook al gaat het om een vorm van horeca die aansluit op de beleving van het platteland. Locatie-eisen Daar waar het gaat om nieuwe horeca in het buitengebied, streeft de gemeente zoals gezegd naar het leggen van combinaties met toeristische voorzieningen in het buitengebied. Hiermee wil de gemeente sturen op een versterking van de toeristischrecreatieve aantrekkingskracht van het buitengebied. Door de toelating van nieuwe horeca te koppelen aan de nabijheid van erkende wandel- en/of fietsroutes of aan een toeristische attractie, stuurt de gemeente op een samenhangend pakket van voorzieningen dat aansluit op de beleving van het landelijk gebied en op versterking van de plattelandseconomie. De onderstaande afbeelding geeft de fietsroutes weer die momenteel in het Berkellandse buitengebied bestaan. Ook zonder dat de erkende wandelroutes zijn afgebeeld, kan al worden vastgesteld dat sprake is van een fijnmazig netwerk. Daarbij moet worden vastgesteld dat wandel en fietsroute in het digitale tijdperk ook als GPS-trajecten in gebruik zijn en daarbij niet altijd meer op kaarten verschijnen. Dit alles maakt dat de wens om aan te sluiten op erkende wandel- en fietsroutes niet goed kan worden vertaald in concrete beleidsregels. De gemeente gaat er echter van uit dat initiatiefnemers in de economische onderbouwing van hun plan een relatie leggen met de aanwezige toeristische infrastructuur.
Openingstijden Wanneer de horecafunctie een andere nevenactiviteit of hoofdfunctie ondersteunt, dan brengt dat volgens de gemeente met zich mee dat deze alleen kan worden gebruikt door bezoekers van de nevenactiviteit of de hoofdfunctie. Zo mag een kantine bij een sportveld alleen worden gebruikt ten dienste van sportactiviteiten en niet aan derden
vastgesteld
14
worden verhuurd als feestlocatie. Verder kan ondersteunende horeca bij een nevenactiviteit alleen worden aangeboden aan bezoekers van de nevenactiviteit. Dit laatste brengt automatisch met zich mee dat de openingstijden van een dergelijke ondersteunende horecavoorziening vanwege de ‘intern gerichte horecafunctie’ samenhangen met de openingstijden van de hoofdfunctie of nevenactiviteit waaraan zij ondersteunend is. Horeca als nieuwe hoofdfunctie Als sprake is van een feitelijk bestaand agrarisch bedrijf, dan is horeca als hoofdfunctie volgens het functieveranderingsbeleid alleen mogelijk als de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd. Alleen dan kan voor nieuwe economische dragers immers toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid uit de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012”. Voor nieuwe niet-agrarische bedrijfsactiviteiten kan via het functieveranderingsbeleid een oppervlakte van maximaal 900 m² worden ingezet, dit afhankelijk van de aard van deze activiteiten en van het gebiedstype dat voor de betrokken locatie van toepassing is. Het gemeentebestuur vindt het echter niet wenselijk om bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid volledig invulling te geven aan deze qua oppervlakte betrekkelijk ruime mogelijkheden, die schematisch zijn weergegeven in bijlage 3 bij de regels van het bestemmingsplan (zie afbeelding 3). Het vindt dat het toelaten van horecabedrijven van een dergelijke omvang niet aansluit op de algemene beleidsuitgangspunten voor het landelijk gebied. Zij kunnen qua verkeersaantrekkende werking en ten aanzien van de leefbaarheid in de omgeving namelijk een ruimtelijk effect teweegbrengen dat niet past bij de beleving van het platteland. Voor horeca als nieuwe hoofdfunctie gaat de 100 m² daarom als maximale oppervlaktemaat gelden voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden uit de planregels, ook wanneer de bedrijfsbeëindiging gepaard gaat met de sloop van bedrijfsbebouwing of andere vormen van verevening. Bij woonbestemmingen krijgt een horecafunctie sneller het karakter van hoofdfunctie dan bij een nog actief agrarisch bedrijf. Om één lijn aan te houden met de mogelijkheden die op agrarische bedrijven worden geboden, blijft de 100 m²-norm ook dan in beeld als de maximale oppervlakte voor nieuw te vestigen horeca als hoofdfunctie naast de woning. Horeca: bestaande nevenactiviteit wordt nieuwe hoofdfunctie Bij beëindiging van de (agrarische) functie waarmee de horeca als nevenactiviteit in verband staat, moet ook de horecafunctie in beginsel worden gestopt. De als nevenactiviteit gestarte horecafunctie kan alleen als hoofdfunctie blijven voortbestaan wanneer zij voldoet aan de randvoorwaarden die gelden voor het vestigen van horeca als hoofdfunctie. In die situatie is het niet ondenkbaar dat de bestemming van het betrokken perceel moet worden gewijzigd en dat op dat moment alsnog vereveningsmaatregelen moeten worden uitgevoerd (bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing). Verder is een dergelijke bestemmingswijziging ook in die situatie alleen mogelijk als kan worden voldaan aan de uitgangspunten die deze beleidsregel hanteert voor het vestigen van horeca als nieuwe hoofdfunctie. De maximale oppervlaktemaat van 100 m² blijft ook in die situatie dus in beeld voor horecafuncties. Samenvatting: de beleidsregels Naar aanleiding van het voorgaande komt het gemeentebestuur uit op de volgende beleidsregels voor de toepassing van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” waar het gaat om de vestiging van nieuwe horecafuncties via functieverandering van gebouwen in het buitengebied:
vastgesteld
15
-
-
nieuwe horeca wordt als nevenactiviteit of als hoofdfunctie uitsluitend toegestaan als het gaat om een vorm van horeca die aansluit op de beleving van het buitengebied. Dit betekent dat niet wordt meegewerkt aan de vestiging van: gelegenheden voor het bedrijfsmatig houden van feesten en partijen (feestzaal/partycentrum e.d.), ook wanneer daarvoor wellicht geen DHWvergunning nodig is; café’s/bars; discotheken/muziekcafé’s; cafetaria’s/snackbars. Voor andere horecavormen die aansluiten op de beleving van het buitengebied zijn de maximale oppervlakten mogelijk zoals genoemd in bijlage 2 en 3 bij de regels van het bestemmingsplan. De omvang van ondergeschikte horeca bij andere functies blijft in die gevallen beperkt tot ten hoogste 100 m²; de openingstijden van de ondergeschikte horeca zijn beperkt tot de openingstijden van de hoofdfunctie of nevenactiviteit waarmee zij verband houdt; als sluitingstijd voor terrassen aangesloten op het al geldende beleid; de omvang van de horecafunctie als hoofdfunctie mag hooguit 100 m² bedragen (excl. terras); bij de onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid moet een initiatiefnemer een relatie leggen met de aansluiting die wordt gezocht bij bestaande toeristische voorzieningen/routes; wanneer een als nevenactiviteit gestarte horecafunctie vanwege het wegvallen van de bestaande hoofdfunctie ter plaatse moet worden aangemerkt als nieuwe hoofdfunctie, dan zal op dat moment alsnog moeten worden voldaan aan de voorwaarden die het functieveranderingsbeleid daaraan stelt. Dit betekent dat de geldende bestemming moet worden aangepast via een wijziging van het bestemmingsplan en dat daarbij alsnog vereveningsmaatregelen moeten worden uitgevoerd (bijvoorbeeld sloop van overtollige gebouwen). Ook moet dan worden voldaan aan de maximale oppervlaktemaat van 100 m² voor horeca als nieuwe hoofdfunctie.
Verder beschouwt het gemeentebestuur de volgende vormen van horeca niet als een nevenactiviteit die ondergeschikt is aan de agrarische functie: - gelegenheden voor het geven van feesten en partijen (feestzaal/partycentrum e.d.); - café’s/bars; - discotheken/muziekcafé’s; - cafetaria’s/snackbars; - overige vormen van horeca met een oppervlakte groter dan 100 m².
vastgesteld
16
JURIDISCHE ASPECTEN Juridisch karakter Deze notitie is vastgesteld om te worden gebruikt als beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zij formuleert daarbij de uitgangspunten volgens welke burgemeester en wethouders van Berkelland toepassing willen geven aan de bevoegdheden op basis van de afwijkings- en wijzigingsregels uit het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” ten aanzien van de vestiging van horecafuncties. Deze beleidsregel geeft daarbij een nadere invulling aan deze afwijkingsen wijzigingsregels en de bijlagen 1, 2 en 3 bij de planregels waarnaar zij verwijzen. Verder geeft deze beleidsregel invulling aan de vraag in hoeverre horecafuncties bij agrarische bedrijven worden beschouwd als een activiteit die ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie. In dat opzicht geeft zij een interpretatie van het begrip ‘nevenactiviteit’. Bij dit alles kan ook de situatie ontstaan dat besluitvorming over nieuwe horecafuncties in het buitengebied is voorbehouden aan de gemeenteraad. Om er voor te zorgen dat de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders hetzelfde beleid hanteren, wordt deze beleidsregel ook ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Na vaststelling door beide bestuursorganen wordt de vaststelling van de beleidsregels overeenkomstig de Awb bekendgemaakt. Overgangsrecht De in deze beleidsnotitie gegeven beleidsregel hangen samen met de toepassing van begrippen en bevoegdheden uit het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012”. Dit bestemmingsplan trad op 18 september 2013 in werking en biedt vanaf die datum een grondslag voor besluitvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening. De in deze notitie geformuleerde beleidsregels krijgen onmiddellijke werking. Dit levert geen strijdigheid op met het vertrouwensbeginsel en/of het rechtszekerheidsbeginsel omdat er geen formele aanvragen zijn ingediend die betrekking hebben op plannen waarop deze notitie betrekking heeft. Hierbij verlenen de beleidsregels alleen een eerbiedigende werking aan het vorige beleid ten aanzien van formele aanvragen die vóór de bekendmaking van de ontwerpbeleidsregels zijn ingediend. Begripsbepalingen Om misverstanden te voorkomen bij de toepassing van deze beleidsregel, is zij voorzien van een bijlage met begripsbepalingen. De daarin opgenomen begrippen zijn vooral ontleend aan de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012”, aan de regionotitie Fzpzf en/of aan de LTO-notitie over kleinschalige en ondersteunende horeca die daaraan mede ten grondslag lagen. Zoals bij elke lijst met begripsbepalingen geldt ook hier dat deze niet uitputtend is bedoeld en dat daarin niet-genoemde termen moeten worden uitgelegd volgens het dagelijks gangbare taalgebruik.
vastgesteld
17
PROCES VAN TOTSTANDKOMING
Inspraakprocedure De in deze notitie opgenomen beleidsregels zijn voorbereid met toepassing van de gemeentelijke Inspraakverordening. In verband daarmee heeft het ontwerp van de beleidsregels gedurende zes weken ter inzage gelegen van 13 november tot en met 24 december 2013. In deze termijn stond voor iedereen de mogelijkheid open voor het indienen van schriftelijke en mondelinge zienswijzen over het ontwerp. Binnen deze termijn is één brief ingekomen met zienswijzen over de ontwerpbeleidsregel (zie hierna onder ‘Beoordeling van de ingediende zienswijzen’). Overleg maatschappelijke instanties Het ontwerp van de beleidsregel is toegezonden aan LTO Noord, aan de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland en aan Koninklijke Horeca Nederland omdat zij ook betrokken waren bij de LTO-publicatie “Kleinschalige en ondersteunende horeca in het buitengebied”. Verder is het ontwerp toegezonden aan de provinciale diensten voor ruimtelijk ordening. De genoemde maatschappelijke instanties hebben geen zienswijzen ingediend over het ontwerp van de beleidsregel. Daarbij is vanuit de provinciale dienst voor ruimtelijke ordening aangegeven dat zij daarover geen advies uitbrengen. Het overleg met de maatschappelijke instanties geeft daarom geen aanleiding tot aanpassing van de beleidsregel. Beoordeling van de ingediende zienswijzen Op 23 december 2013 kwam een brief met zienswijzen binnen namens de eigenaren van een gebouw in het buitengebied dat af en toe wordt gebruikt voor feestjes in de familieen vriendensfeer. In deze brief wordt in algemene zin opgemerkt dat het aantal agrarische bedrijven in het buitengebied afneemt waardoor de leefbaarheid van het buitengebied onder druk komt te staan. Gesteld wordt dat het toestaan van nieuwe bedrijvigheid, zoals bijvoorbeeld horeca, deze leemte deels kan invullen. De zienswijzen richten zich meer specifiek op: a. het niet mogelijk zijn van een concept waarbij sprake is van het bedrijfsmatig houden van feesten en partijen. Zonder dit laatste is het volgens indiener niet mogelijk om minder rendabele en functionele diensten aan te bieden. Het toestaan van deze meer renderende activiteiten hoeft niet ten koste te gaan van de bestaande horeca wanneer daaraan een maximale oppervlakte wordt gekoppeld of eisen over de lokale gebondenheid; b. het beperken van ondergeschikte horeca tot een omvang van 100 m². Deze oppervlakte is niet voldoende voor innovatieve projecten waarbij een grotere horeca-functie gewenst kan zijn. Volgens indiener is het niet realistisch om er van uit te gaan dat een horeca-functie van maximaal 100 m² voldoende is bij ieder project; c. drankketen in het buitengebied. Volgens indiener worden deze gedoogd terwijl daar ook feestjes worden georganiseerd, al dan niet in combinatie met verkoop. Zij leveren geen bijdrage aan de leefbaarheid en zorgen er ook voor dat de bestaande horeca een behoorlijke omzet misloopt; d. de situatie op het perceel van de eigenaren. Op dat perceel bevinden zich een aantal voormalige bedrijfsgebouwen. Voordat de ontwerpbeleidsregel ter inzage werd gelegd, is namens hen een verzoek gedaan om mee te werken aan het realiseren van een multifunctionele ruimte met een horeca-element in één van deze gebouwen. Dit gebouw is in 2012 verbouwd in verband met het geven van bloemschikcursussen en daarna ook in gebruik genomen voor feestjes in de familie- en vriendensfeer. De accommodatie voorziet in een buurtfunctie en wordt
vastgesteld
18
nu alleen nog maar gebruikt door personen die een binding hebben met de eigenaar en/of de omgeving van de locatie; e. de wens om de bestaande situatie planologisch vast te leggen en de gewenste activiteiten vervolgens legaal te ontwikkelen. Het gaat daarbij om het gebruik van het betrokken gebouw als cursus- en vergaderruimte en voor lokale en buurtgebonden bijeenkomsten. Ook is er sprake van een theetuin die aansluit op de recreatieve fietspaden en landwegen in de omgeving; f. het gegeven dat de gewenste ontwikkeling past in het functieveranderingsbeleid zoals dat in de beleidsregel wordt beschreven; g. het gegeven dat de beleidsregel een aanscherping inhoudt van het regionale opgezette functieveranderingsbeleid die elders niet geldt. Beoordeling De gemeente onderschrijft de algemene opmerking dat het aantal agrarische bedrijven in het buitengebied afneemt en de leefbaarheid van het buitengebied onder druk komt te staan. Dit gegeven was voor de gemeente dan ook aanleiding om mee te werken aan de opstelling van het regionale functieveranderingsbeleid en om de uitkomst daarvan zo goed mogelijk te verwerken in het nieuwe bestemmingsplan voor haar buitengebied. Dit laatste is gedaan via de gebruiksregels en via de afwijkings- en gebruiksregels. De nu voorliggende beleidsregel geeft sturing aan de toepassing van de bevoegdheden zoals die in het bestemmingsplan zijn verwerkt. De beleidsregel is er op gericht om ongewenste vormen van horeca in het buitengebied te voorkomen zonder het functieveranderingsbeleid echter geheel terzijde te schuiven. Zo blijven nog altijd vele bedrijfsvormen in het buitengebied denkbaar, ook op het gebied van horeca. In dat opzicht doet de beleidsregel dus niets af aan het gemeentelijke streven om de leefbaarheid in het buitengebied te faciliteren door invulling te geven aan het functieveranderingsbeleid. Naar aanleiding van de meer specifiek benoemde onderdelen uit de zienswijzen kan verder het volgende worden opgemerkt: a. Een beleidsregel is er voor bedoeld om een algemene lijn uit te zetten waaraan plannen bij besluitvorming kunnen worden getoetst. Deze algemene lijn is om gelegenheden voor het bedrijfsmatig houden feesten en partijen niet toe te laten via het ruimtelijke spoor van het functieveranderingsbeleid. Bij besluitvorming over een concreet plan kan worden afgeweken van een beleidsregel, zij het dat dit dan wel goed moet worden gemotiveerd. Het leveren van maatwerk behoort dan ook tot de mogelijkheden, vooral wanneer dat gebeurt naar aanleiding van omstandigheden die bij de vaststelling van het beleid niet konden worden voorzien. b. In de beleidsregel is sprake van een begrenzing van in het buitengebied passend geachte horecafuncties tot 100 m². Met deze oppervlaktemaat is aangesloten bij de omvang die de planregels toelaten voor ondergeschikte horeca bij nevenactiviteiten. De gemeente heeft deze grens overgenomen om het beleid zo eenduidig mogelijk te laten zijn en omdat het ook binnen die oppervlakte mogelijk is om horeca-activiteiten te ontwikkelen die passen in het buitengebied. c. Bij drankketen in het buitengebied speelt het gegeven dat deze veelal worden gebruikt in de privésfeer. Dit betekent dat de overheid doorgaans geen zeggenschap heeft over het gebruik van een gebouw of voorziening als drankkeet, tenzij sprake is van een bedrijfsmatig geëxploiteerde drankkeet die valt onder de werking van de Drank- en Horecawet en wellicht in strijd is met de regels van een bestemmingsplan. Van gedogen van drankketen is echter geen sprake, laat staan dat de gemeente van mening is dat een drankkeet een positieve bijdrage zou leveren aan de leefbaarheid van het buitengebied.
vastgesteld
19
d. Het perceel van de eigenaren heeft volgens het nieuwe bestemmingsplan de bestemming “Wonen” en had volgens het vorige bestemmingsplan “Buitengebied” (Eibergen) de bestemming “Woonbebouwing”. In het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” zijn de mogelijkheden uit het functieveranderingsbeleid ook doorvertaald naar de woonbestemming. Op die manier biedt het bestemmingsplan ook daar mogelijkheden voor andere functies dan uitsluitend de woonfunctie. Het is inderdaad zo dat de eigenaren voor de ter inzage legging van de ontwerpbeleidsregel bij de gemeente de vraag hebben neergelegd of het mogelijk zou zijn om de gewenste activiteiten legaal te ontwikkelen. Op dat moment was al duidelijk dat de eigenaren één van de gebouwen in gebruik hadden genomen voor het geven van cursussen en de daarvoor ingerichte ruimte ook aan derden in gebruik gaven voor het houden van feestjes. Voordat de eigenaren hun vraag schriftelijk bij de gemeente neerlegden, hebben zij tijdens een gesprek informatie ingewonnen over de mogelijkheden die de gemeente daarvoor wilde bieden. Tijdens dat gesprek is al direct aangegeven dat de gemeente beleid in voorbereiding had om de mogelijkheden voor functieverandering te beperken waar het ging om nieuwe horecafuncties. Bij die gelegenheid is benoemd dat het in de bedoeling lag om geen medewerking te verlenen aan horecafuncties die meer dan 100 m² zouden gaan beslaan of aan horecafuncties die zich richten op het geven van feesten en partijen. In dat opzicht zijn dus geen verwachtingen gewekt over het toestaan van horeca-activiteiten die ter plaatse al waren gestart zonder de daartoe benodigde vergunningen. Toekomstige aanvragen om omgevingsvergunning kunnen daarom op de gebruikelijke manier worden beoordeeld aan de nu voorliggende beleidsregel en de relevante wet- en regelgeving ten aanzien van horecafuncties. In dat verband wordt opgemerkt dat de Drank- en Horecawet ook van toepassing is op buurtfeesten. e. De beleidsregel richt zich niet op het gebruik van het bedoelde gebouw als cursus- en vergaderruimte. Verder stelt deze ook geen beperkingen aan het realiseren van een theetuin omdat daarbij immers sprake is van een horecafunctie die past in het buitengebied. Wel geeft de beleidsregel aan dat 100 m² de maximale omvang is voor de ondergeschikte horeca bij de een nevenfunctie, dit in aansluiting op de regeling die al in het bestemmingsplan is opgenomen voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. f. en g. De beleidsregel houdt inderdaad een aanscherping in van het regionaal tot stand gekomen functieveranderingsbeleid. In de beleidsregels is echter wel gemotiveerd waarom het gemeentebestuur tot de aanscherping komt om in het buitengebied alleen horeca toe te laten die daar passend is. In aansluiting op de grenzen die in het bestemmingsplan al zijn benoemd, is daarbij een grens benoemd van 100 m² voor ondergeschikte horeca. Verder is er gemotiveerd voor gekozen om bepaalde vormen van horeca helemaal niet toe te laten via het functieveranderingsbeleid. Dit is niet gedaan ter regulering van concurrentieverhoudingen, maar met het oog het beschermen van kwaliteiten die de gemeente nastreeft in het buitengebied. Daar waar het bestemmingsplan buiten de reguliere horecabedrijven alleen ondergeschikte horeca toelaat, zou het niet logisch zijn om daarvoor wel mogelijkheden te bieden via het functieveranderingsbeleid. Een dergelijke insteek is ruimtelijk niet te motiveren, en verdraagt zich bovendien ook niet met de bedoeling van de nieuwe Drank- en Horecaverordening die paracommerciële horeca beoogt te reguleren. De bovenstaande overwegingen geven het gemeentebestuur geen aanleiding om de strekking van de als ontwerp ter inzage gelegde beleidsregel aan te passen.
vastgesteld
20
BIJLAGE BEGRIPPEN
Agrarisch bedrijf:1 een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig produceren van voedsel-, genots- of grondstoffen door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, als mede het verrichten van agrarisch natuurbeheer, waarbij alleen opslag van door het bedrijf ter plaatse voortgebrachte producten en het met biogasinstallaties vergisten van in hoofdzaak bedrijfseigen mest en co-substraten is toegestaan evenals het scheiden of indikken van bedrijfseigen mest als vorm van mestverwerking zonder biogasinstallatie. Bed and Breakfast:1 een logiesverstrekkend bedrijf dat alleen is ingericht voor nachtverblijf; Bedrijfsgebouw:1 een gebouw dat dienst doet voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten; Bestaand:1 bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald; bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat, wordt gebouwd of mag worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning. Café:1 een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid; Discotheek of bar/dancing:1 een horecabedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse; Ecologische hoofdstructuur (EHS):1 ecologische hoofdstructuur, zijnde een samenhangend van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones teneinde ecosystemen met daarbinnen behorende soorten veilig te stellen. EHS (natuur): natuur en bosgebieden binnen de EHS, met daarin liggende verspreide bebouwing, waardevolle wateren en de ontwikkelingsgebieden nieuwe natuur. EHS (verbinding): gebieden, gelegen in de EHS, bestaande uit een schakeling van natuurelementen gelegen in een landschapszone, die verschillende delen van de EHS (natuur) en EHS (verweving) met elkaar verbinden. EHS (verweving): gebieden, gelegen in de EHS, waarbinnen natuurwaarden zijn verweven met andere functies zoals landbouw, recreatie en verspreide bebouwing. Gebiedsgebonden bedrijven:1 bedrijven die vanuit de aard van hun bedrijfsvoering alleen geplaatst kunnen worden in (delen van) het buitengebied, zoals onder meer grondverzetbedrijven, loonwerkbedrijven, recreatieparken en tuincentra;
vastgesteld
21
Gebiedstypering:2 Het gemaakte onderscheid naar ecologische hoofdstructuur (natuur, verweving, verbinding) alsmede multifunctioneel gebied (met of zonder nadere aanduiding ‘waardevol landschap’) en landbouwontwikkelingsgebied (als onderdeel van het rode raamwerk) Hergebruik:2 Gebruik van een gebouw voor nieuwe doeleinden, omdat het gebouw zijn oorspronkelijke functie heeft verloren. Hoofdfunctie:2 Functie die overwegend op het perceel aanwezig is en de basis vormt voor de bestemming van het perceel. Horecabedrijf:1 een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar worden gesteld, alsmede afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten; Landbouwontwikkelingsgebied:1 een volgens de Reconstructiewet ruimtelijke begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Nevenactiviteit1 activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt, die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit en die zowel ruimtelijk als bedrijfseconomisch ondergeschikt is aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch); Nieuwe economische dragers:1 een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen; Ondergeschikte horeca1 een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend; Verevening:2 Ook wel ontwikkelingsbijdrage of ruimtelijke kwaliteitsbijdrage genoemd. Door het vragen van een vereveningsbijdrage kan hergebruik leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze vereveningsbijdrage kan bestaan uit behoud en beheer van bepaalde waarden, dan wel de totstandbrenging van nieuwe waarden die de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving ten goede komen.
1 2
Overgenomen uit artikel 1 (Begrippen) van het bestemmingsplan “Buitengebied Berkelland 2012” Overgenomen uit Functies zoeken plaatsen zoeken functies (Fzpzf)
vastgesteld
22
BIJLAGE HORECA CONVENANT (ter informatie)
ONDERTEKEN-DOCUMENT
Ondergetekende: ……………………………………………………… Ondernemer van het horecabedrijf …………………………………..
Gevestigd in het pand ………………………………………………… te:
…………………………………………………………………..
Vraagt een ontheffing aan van artikel 2.1.3.4 van de Algemene plaatselijke verordening. Verklaart hierbij kennis te hebben genomen van de in dit document opgenomen maatregelen die integraal zijn overgenomen uit het Horecaconvenant voor de gemeente Berkelland. Hierin zijn tevens de afspraken en te treffen maatregelen vastgelegd die door de andere convenantpartijen worden nagekomen.
1. HORECA OVERLEG Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer stelt zich positief en open op in de afweging van de belangen van de verschillende gebruikers van het uitgaansgebied. De horecaondernemer stemt ermee in dat een vertegenwoordiging namens hem aan het beleidsoverleg deelneemt en daarvoor zijn mandaat heeft. De horecaondernemer neemt deel aan het lokale operationele overleg of laat zich vertegenwoordigen. 2. TOEZICHT Maatregelen en inzet van de horecaondernemer Indien de horecaondernemer gebruik maakt van portiers, zijn deze in het bezit zijn van een diploma ingevolge de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. De portier is verantwoordelijk voor het toezicht in de inrichting zowel als de directe omgeving daarvan. De portier beschikt over een mobiele telefoon (geprogrammeerde GSM), zodat bij calamiteiten direct de politie kan worden gewaarschuwd. De naam van de portier en het nummer van zijn mobiele telefoon zijn bij de lokale politie bekend. De horecaondernemer zorgt voor het opstellen en handhaven van regels, hierna te noemen ’huisregels’. De ‘huisregels’ worden bekendgemaakt door ze op duidelijk zichtbare plaats(en) in de inrichting op te hangen (zie hiervoor het voorbeeld in de bijlagen).
vastgesteld
23
De horecaondernemer draagt uit het oogpunt van preventie, met betrekking tot de naleving van de huisregels, zorg voor daadwerkelijk en als zodanig herkenbaar toezicht. Het personeel in de inrichting is opgeleid in het omgaan met ‘lastige klanten’, (bijvoorbeeld dronkenschap, geweld, et cetera). Personen met een toegangsontzegging worden consequent uit de inrichting geweerd. De verantwoordelijkheid van de horecaondernemer houdt niet op bij de deur. Hij stelt de politie te allen tijd in kennis van het verwijderen van een horecabezoeker uit de inrichting wegens verstoren van de openbare orde.
3. TOELATINGSBELEID Maatregelen en inzet van de horecaondernemer Bezoekers die in het bezit (blijken) te zijn van een wapen, worden uit de inrichting geweerd. Bij het aantreffen van wapens wordt in alle gevallen direct de politie gewaarschuwd. De horecaondernemer en diens medewerkers maken zich niet schuldig aan discriminatie, in het bijzonder bij: het stellen van eisen aan bezoekers van de horecagelegenheid; het toelaten van bezoekers; de bediening van gasten; het eisen van financiële waarborgen. De horecaondernemer en diens medewerkers voldoen op geen enkele wijze aan discriminerende eisen, wensen en opdrachten van bezoekers en opdrachtgevers. Indien klanten zich niet conform de ‘huisregels’ gedragen, kan de individuele horecaondernemer overgaan tot formele ontzegging van de toegang conform de daartoe gemaakte afspraken zoals vastgelegd in het ontzeggingenbeleid. Dit kan bijvoorbeeld naar aanleiding van: de toepassing van verbaal of fysiek geweld naar bezoekers of personeel; het lastig vallen van personeel of bezoekers (bijvoorbeeld seksuele intimidatie); uitingen van discriminatie; vernielingen; wapenbezit; handel in en/of gebruik van drugs. De individuele horecaondernemer stelt uitsluitend functionele eisen aan de bezoekers om: de goede naam van het bedrijf te behouden; orde en rust in het bedrijf te garanderen; de veiligheid van gasten en medewerkers te waarborgen. Naast bovengenoemde eisen kan de ondernemer bij toelating van een bezoeker uitsluitend nog functionele eisen stellen, zoals: eisen aan de kleding; eisen aan de hygiëne/gezondheid; eisen aan het gedrag; eisen aan de kredietwaardigheid. De horecaondernemer zal, desgewenst in overleg met de politie, de medewerkers instrueren op welke wijze discriminatie bij het toelatingsbeleid kan worden voorkomen. Het toelatingsbeleid dient duidelijk, helder en bij bezoekers bekend te zijn. Huisregels dienen bij de toegang tot het bedrijf duidelijk zichtbaar en leesbaar te zijn opgehangen.
vastgesteld
24
4. VERANTWOORD ALCOHOLGEBRUIK Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer houdt zich strikt aan de STIZA (Code voor alcoholhoudende dranken). De horecaondernemer onthoudt zich in het bijzonder van verkoopbevorderende activiteiten inzake alcoholhoudende dranken, zoals het toepassen van zogenaamde ‘happy-hours’ of soortgelijke activiteiten. De horecaondernemer draagt er zorg voor dat de wettelijke bepalingen ten aanzien van de verstrekking van alcoholhoudende drank aan minderjarigen consequent worden nageleefd. Zo wordt aan personen jonger als 16 jaar in het geheel geen alcohol en aan personen tot 18 jaar geen sterke drank verstrekt. De horeca ontwikkelt daartoe een systeem dat bijdraagt tot een praktische uitvoering (bijvoorbeeld het gebruik van gekleurde bandjes) De horecaondernemer weert consequent personen uit zijn zaak die in kennelijke staat van dronkenschap zijn. Aan in de zaak aanwezige personen, wordt geen alcoholhoudende drank meer geschonken wanneer deze in kennelijke staat van dronkenschap dreigen te geraken. De horecaondernemer biedt faciliteiten en medewerking aan professionals om voor medewerkers en klanten voorlichtingsactiviteiten te organiseren over verantwoord alcoholgebruik. 5. DRUGS- EN WAPENVRIJE HORECA Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer is duidelijk in zijn standpunt tegen de handel in en het gebruik van drugs en wapens en stemmen hun handelen hierop consequent af. Het verbod op het voorhanden hebben en gebruik van drugs en het voorhanden hebben van wapens in hun zaak, is opgenomen in de ‘huisregels’. De horecaondernemer en diens medewerkers zien consequent toe op dit gebruiksverbod. De horecaondernemer en diens medewerkers zijn in staat aan de hand van gedrag van bezoekers, handel in en gebruik van drugs te herkennen en daarop adequaat te reageren. Zij zijn bereid zich de daarvoor benodigde vaardigheden eigen te maken. De horecaondernemer verleent consequent medewerking aan voorlichtingsactiviteiten tegen drugsgebruik en wapenbezit. Bij vermeend constateren van drugshandel overleggen de politie en de betrokken horecaondernemer over de wijze van aanpak, daarbij zal ook rekening worden gehouden met de positie van de horecaondernemer. Bij gebleken aandeel of betrokkenheid bij drugshandel door personeelsleden van een horeca-inrichting leidt dit in alle gevallen tot diens ontslagprocedure. De horecaondernemer neemt, waar mogelijk, maatregelen tegen drugsgebruik in zijn inrichting (bijvoorbeeld door speciale verlichting in toiletruimten) en treft waar mogelijk maatregelen om te voorkomen dat mensen wapens mee naar binnen kunnen nemen. Onder wapens worden ook alle messen en daarop lijkende scherpe voorwerpen verstaan. 6. GLASOVERLAST Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer ziet er op toe dat gasten geen glazen of open flessen mee naar buiten nemen dan wel deze vanaf het terras mee op straat nemen. De horecaondernemer ziet er voortdurend op toe dat er geen glaswerk in de directe omgeving van het horecabedrijf is achtergelaten. De horecaondernemer maakt middels huisregels bekend dat het gebruik van glas op het terras en buiten de horeca-inrichting niet is toegestaan.
vastgesteld
25
Klanten die zich niet aan deze regel houden worden daar in het kader van het naleven van de ‘huisregels’ door of vanwege de horecaondernemer op aangesproken. Bakken met afvalglas worden, zodanig geplaatst dat zij voor onbevoegden onbereikbaar zijn.
7. GELUIDSOVERLAST Maatregelen en inzet van de horecaondernemer Horecaondernemer ziet erop toe dat het komende en gaande publiek zich rustig gedraagt. De horecaondernemer neemt zodanige geluidswerende maatregelen dat het geproduceerde geluidsniveau binnen de vigerende geluidsgrenzen blijft. Horecaondernemers zijn er verantwoordelijk voor dat de toegangsdeuren tijdens het spelen van muziek consequent weer worden gesloten bij komend en gaand publiek. Bij het spelen van muziek in de inrichting zijn de ramen en deuren altijd gesloten. Dit geldt ook als tijdens de zomerdag de terrassen ingericht zijn. 8. KWALITEIT VAN DE OMGEVING Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer zorgt voor schone en goed bereikbare toiletten voor zijn bezoekers. De horecaondernemer zorgt samen met de collega’s in overleg met de convenantpartners voor een adequate aanvullende verlichting van hun zaak en de directe omgeving daarvan. Zij hebben deze verlichting bij duisternis tijdens openingsuren en tot een uur na sluitingstijd brandend. De horecaondernemers zorgen voor een schone omgeving van hun bedrijf door het aanvullend plaatsen van afvalbakken, vooral bij terrassen en het opruimen van die omgeving na sluitingstijd. De horecaportiers zien erop toe dat de voorzieningen en maatregelen, genomen door gemeente en horeca, in de directe omgeving van hun bedrijf, niet worden vernield. De horecaondernemer verwijdert eventueel aangebrachte graffiti op/aan zijn onderneming binnen vijf dagen. 9. SLUITINGSTIJDEN Maatregelen en inzet van de horecaondernemer Na het toelatingstijdstip (02.00 uur voor drinkgelegenheden en 03.00 uur voor eetgelegenheden) laat de horecaondernemer geen nieuwe bezoeker meer binnen. Om de sluiting ordelijk te laten verlopen en te voorkomen dat men massaal uit de inrichting vertrekt, kondigt de horecaondernemer een half uur voor sluiting van de zaak aan. Vanaf een kwartier vóór sluiting van de zaak worden geen consumpties meer verstrekt. Tevens wordt dan de volle verlichting ontstoken en wordt het volume van de muziek geleidelijk teruggedraaid. Vijf minuten voor het sluitingstijdstip wordt de muziek geheel uitgezet. Op het sluitingsuur van 04.00 uur dient al het publiek de zaak verlaten te hebben. 10. SANCTIE EN ‘LIK OP STUK’ Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer en zijn personeel stellen zich loyaal en coöperatief op aan politie en justitie met betrekking tot opsporing en vervolging van strafbaar gedrag van bezoekers van het uitgaansgebied c.q. hun inrichting. Zij doen consequent aangifte c.q. leggen waar nodig getuigenis af van dergelijk, geconstateerd gedrag.
vastgesteld
26
11. VERVOER EN PARKEERVOORZIENINGEN Maatregelen en inzet van de horecaondernemer De horecaondernemer stelt zich positief op inzake het creëren van mogelijkheden en het gebruik van collectief vervoer. De horecaondernemer stimuleert bezoekers gebruik te maken van de centrale parkeer- c.q. stallingsmogelijkheden. Horecatoezichthouders zien erop toe dat geen (brom)fietsen op overlast veroorzakende wijze worden gestald en/of (nood)uitgangen versperren. Zij verwijzen consequent naar een alternatieve stallingsmogelijkheid. 12. ONDERTEKENING Datum :
Handtekening:
………………………………………..
………………………………………..
vastgesteld
27
BIJLAGE NADERE REGELS TERRASSEN (ter informatie)
1. Vrije doorgang Het terrasmeubilair en andere voorwerpen op het terras (afvalbakken, parasols, parasolhouders enz.) moeten zo geplaatst worden, dat de ingangsdeuren van de zaak vrij zijn; de breedte van deze vrije doorgang moet tenminste dezelfde afmeting hebben als de volledige breedte van de toegangsdeur(en). Daarnaast mag de toegang of ontsluiting van aanliggende percelen niet belemmerd worden. Gelet op de (brand)veiligheid is het noodzakelijk dat de toegangsdeuren tot de zaak vrij toegankelijk blijven. Om directe hinder te voorkomen moeten terrasmeubels zo geplaatst worden dat de toegang tot naastgelegen panden vrij blijft. 2. Obstakelvrije zone op en boven de weg De rijbaan, als onderdeel van de openbare weg, moet volledig obstakelvrij zijn, terwijl de vrije doorrijhoogte minimaal 4,5 meter is. De absolute minimum-norm voor vrije ruimte op voetgangersgedeelten van de openbare weg is 1,5 meter, terwijl hierboven minimaal 2,20 meter vrij moet blijven. Het spreekt voor zich dat het vanuit oogpunt van verkeersveiligheid nooit de bedoeling kan zijn dat het terras geplaatst wordt op weggedeelten bestemd voor het rijverkeer. Daarnaast moet boven dit gedeelte minimaal 4,5 meter vrije ruimte te bestaan, gebaseerd op de normen voor de maximale hoogte van vrachtverkeer, die 4 meter bedragen. De gemeente kan zelf bepalen hoe zij voldoende ruimte en daarmee veiligheid waarborgt op weggedeelten bestemd voor voetgangers. Richtlijnen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, jurisprudentie en het handboek verkeersvoorzieningen voor mensen met een handicap zijn gebruikt bij de bepaling van de afstanden. 3. Geluidsniveaus De vergunninghouder moet zich houden aan de geluidsnormen die gelden in het Activiteitenbesluit. Het is daarom verboden een geluidsapparaat in werking te hebben op het terras. Terrassen brengen een bepaald geluidsniveau met zich mee. Om te voorkomen dat dit overlast veroorzaakt gelden de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Tussen 07.00 en 19.00 uur: 35 – 50 dB(A) Tussen 19.00 en 23.00 uur: 30 – 45 dB (A) Tussen 23.00 en 07.00 uur: 25 – 40 dB (A) De piekwaarden die worden bereikt mogen niet hoger zijn dan 20 dB(A) boven bovenstaande grenzen. Deze maximale piekwaarden gelden overdag niet voor het laden en lossen en voor het komen en gaan van bezoekers. Het stemgeluid van bezoekers wordt niet meegerekend, tenzij deze bezoekers zich bevinden op een terras op een binnenterrein. Overigens kan de gemeente in individuele gevallen afwijken van bovenstaande geluidsniveaus, behalve ten aanzien van het geluidsniveau binnen woningen van derden.
vastgesteld
28
4. Meubilair binnen uitstalstrook Het terras moet ingericht zijn zoals aangegeven op de tekening die bij de vergunning hoort. Bij de vergunningaanvraag moet een tekening worden ingediend. De afdeling Gemeentewinkel beoordeelt of de afmetingen voldoen aan de bepalingen in beleidsregel 2. 5. Maximumoppervlakte De burgemeester is bevoegd aan het terras een maximum-oppervlakte te verbinden. Deze situatie kan zich bijv. voordoen op plaatsen waar de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg heel royaal zijn of op het voor parkeren bestemde gedeelten van de openbare weg. 6. Terrasseizoen Het terrassenseizoen bestaat uit twee periodes: - het zomerseizoen duurt van 1 april tot 1 november - het winterseizoen duurt van 1 november tot 1 april 7. Sluitingstijd terrassen a. Tijdens het zomerseizoen van 1 april tot 1 november gelden de volgende sluitingstijden: om 0.00 uur dient het terras gesloten te zijn. Op zaterdagen en zondagen (vrijdagnacht en zaterdagnacht) geldt een sluitingstijdstip van 01.00 uur. b. Tijdens het winterseizoen van 1 november tot 1 april geldt een sluitingstijd van 18.00 uur. 8. Opruimen terrasmeubilair Na sluitingstijd moet het terrasmeubilair op zijn minst opgestapeld zijn en voorzien zijn van ketting met slot, om vandalisme te voorkomen. 9. Schoonhouden terras en omgeving De vergunninghouder moet het terras en de omgeving altijd schoonhouden. 10. Voorkomen schade of overlast De vergunninghouder moet alle mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen, dat de gemeente of derden schade lijden of overlast ondervinden als gevolg van het terras. 11. Aansprakelijkheid De vergunninghouder is verplicht de eventuele schade, die door het gebruik van de vergunning wordt toegebracht, te vergoeden. 12. Aanvullende voorwaarden De burgemeester is altijd bevoegd om – wanneer het gebruik van het terras daartoe aanleiding geeft – aanvullende voorwaarden te stellen aan de vergunning. 13. Intrekking vergunning Het niet voldoen aan of overtreden van de gestelde voorwaarden kan leiden tot intrekking van de vergunning.
vastgesteld
29
14. Opvolgen aanwijzingen politie en/of gemeente Aanwijzingen van de politie en/of gemeente ter naleving van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en/of ter bescherming van de openbare orde en veiligheid moeten altijd worden opgevolgd.
vastgesteld
30