COLOFON Samenstelling Bernadette Verreth Een uitgave van Samenlevingsopbouw Vlaanderen Vooruitgangstraat 323 bus 2 1030 Brussel Tel: 02/201 05 65 Fax: 02/201 05 14
[email protected] www.samenlevingsopbouw.be
Brussel, september 2014
Onbekend is onbemind
VOORWOORD Welkom bij Samenlevingsbouw Je bent sinds kort aan de slag als opbouwwerker, buurtwerker of stafmedewerker bij een instituut voor Samenlevingsopbouw. Wist je dat je ruim 300 collega’s hebt die zich dagelijks inzetten in meer dan 150 projecten in Vlaanderen en Brussel? Jaarlijks bereiken we duizenden mensen die het om financiële, sociale of andere redenen moeilijk hebben. Dat is een erg diverse groep: mensen in armoede, werklozen, alleenstaanden, maar ook mensen zonder wettig verblijf, sociale huurders, woonwagenbewoners, enzovoort. Samenlevingsopbouw zegt “neen” tegen achterstelling en uitsluiting van deze mensen in onze samenleving en maakt werk van oplossingen. Onbekend is onbemind. Ja toch? Daarom stellen we de sector Samenlevingsopbouw graag aan je voor.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
INHOUD WIE WE ZIJN 1. Onze missie 2. Referentiekader Samenlevingsopbouw
WAT WE DOEN 1. Krachtlijnen uit de meerjarenplannen 2009-2015 2. Opbouwwerk en buurtwerk geven mensen een stem
DE SECTOR SAMENLEVINGSOPBOUW 1. 2. 3. 4.
Structuur van de sector Adressen Regelgeving Sociaal overleg
GESCHIEDENIS EN REALISATIES 1. De geschiedenis van de sector in een notendop 2. Realisaties van Samenlevingsopbouw
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
SAMENLEVINGSOPBOUW? NOOIT VAN GEHOORD! “Ik ben Jenny, 55 jaar. Ik ben alleenstaand en woon in een appartementje in een sociaal woonblok in de Kempen. Al tien jaar ben ik medewerker bij het project ‘Energie en Armoede’. Elektriciteit, gas, een mens kan niet zonder. En als ze je afsluiten omdat je je factuur niet kan betalen, dan sta je letterlijk in de kou … De voorbije tien jaar hebben we met het project een hele weg afgelegd. ‘Energie en Armoede’ kreeg een voet tussen de deur bij de energiesector en bij het Vlaams Parlement en de minister. Zij houden nu rekening met onze ervaringen en adviezen als ze beslissingen nemen. Ook voor mezelf betekent het project heel veel. Als je niet veel geld hebt, dan kom je niet gemakkelijk buiten. Je zondert je af. Je voelt jezelf minder dan de anderen, want je hebt de middelen niet om ‘mee te doen’. Meewerken in het project heeft me sterker gemaakt. Ik ben ‘franker’ geworden. Ik durf mijn mening zeggen op een vergadering en naar het OCMW stappen met mijn vragen. Vroeger had ik dat nooit gedurfd.”
De Grondwet is duidelijk: elke Belg is gelijk voor de wet. Maar ook dit klinkt bekend in de oren: “Wie veel heeft, krijgt makkelijk meer. Wie weinig heeft, krijgt zelden meer.” We starten onze levenswandel niet met dezelfde bagage. De één vertrekt fluitend met een kleurrijke rugzak volgepropt met kansen en uitdagingen. Bij de ander is de rugzak al van meet af aan versleten en beduimeld, en stelt de inhoud niet veel voor. Toch dromen we allemaal van een ‘goed leven’. Helaas is dat niet voor iedereen weggelegd. En dat maakt mensen kwetsbaar. Jij kent die mensen ook. Ze wonen in elke stad, in elk dorp. Misschien denk je nu aan de ouders van dat klasgenootje dat nooit meekan op schoolreis. Of aan de bewoners van die grijze hoogbouw in de buurt. Of aan de slapende daklozen in een Brussels station waar je ’s morgens langsloopt op weg naar je werk. In Vlaanderen zijn er mensen die daar wakker van liggen. Opbouwwerkers, buurtwerkers en heel veel vrijwilligers zeggen “neen” tegen achterstelling en uitsluiting van mensen in onze samenleving. En ze maken werk van oplossingen: betaalbare kwaliteitsvolle woningen, een job voor wie op de gewone arbeidsmarkt geen kans maakt, een ontmoetingsplaats voor bewoners in een multiculturele buurt, informatie voor ouders over de vele reglementen op school, een speelpleintje en meer groen in de woonomgeving, … Dat is Samenlevingsopbouw.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
5
Onbekend is onbemind
WIE WE ZIJN 1. Onze missie 2. Het Referentiekader Samenlevingsopbouw
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
6
Onbekend is onbemind
1. Onze missie Iedereen heeft recht op een goeie job, sociale bescherming, behoorlijke huisvesting, een gezond leefmilieu, cultuur en ontspanning. Toch zijn er in onze samenleving mensen voor wie deze basisrechten grotendeels dode letter blijven. Dagelijkse beslommeringen over geldgebrek, een zwakke gezondheid, problemen met openbare instanties, maken dat ze de pedalen kwijt geraken. Zij worden op het tweede plan geschoven door maatschappelijke mechanismen die uitsluiting en achterstelling veroorzaken en in stand houden. Het zijn deze maatschappelijk kwetsbare groepen die Samenlevingsopbouw in het vizier heeft. Samen met hen werken we aan veranderingen die de situatie waarin ze leven en hun positie in de maatschappij verbeteren.
2. Referentiekader Samenlevingsopbouw Het referentiekader zegt wie we zijn. Het gaat over de identiteit van de sector. Drie elementen bepalen die identiteit: onze maatschappelijke opdracht (missie), onze kernopdrachten en onze werkprincipes. Het referentiekader beschrijft deze drie elementen. We gebruiken het referentiekader ook om onze praktijk te toetsen. Om af en toe eens stil te staan bij de vraag: doen we (nog) wat we moeten doen? Alle medewerkers in de sector moeten het referentiekader kennen en gebruiken. Dat is nodig om ons werk goed te doen. Het referentiekader helpt bij de werkbegeleiding, plannen en evalueren van projecten, maar ook bij beslissingen over opdrachten of convenanten. Het referentiekader is dus een nuttig werkinstrument. De inhoud biedt bovendien een houvast om te communiceren over ons werk met mensen die Samenlevingsopbouw (nog) niet kennen.
In de brochure Aan de slag met het Referentiekader Samenlevingsopbouw vind je de integrale tekst van het referentiekader en nuttig tips voor communicatie. Elke medewerker in de sector krijgt een exemplaar van dit werkinstrument. Gebruik het!
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
7
Onbekend is onbemind
Maatschappelijke opdracht Onze maatschappelijke opdracht is het realiseren van het recht op een menswaardig leven voor iedereen. We pakken situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting aan en zetten daarbij in op grondrechten (recht op arbeid, op sociale zekerheid, op behoorlijke huisvesting , op een gezond leefmilieu, op culturele en maatschappelijke ontplooiing en op onderwijs). Onze doelgroep zijn mensen in maatschappelijk kwetsbare posities.
Werkdomeinen Samenlevingsopbouw hanteert twee invalshoeken:
aan de slag met een doelgroep met een gemeenschappelijke achterstellingsproblematiek; aan de slag in een aandachtsgebied: werken aan een aangepast aanbod voor kwetsbare bewoners, organisatie van het samenleven, vormgeving en beheer van de leefomgeving met en door bewoners
Kernopdrachten Samenlevingsopbouw wil structurele veranderingen die een oplossing bieden voor gemeenschappelijke problemen van achterstelling en uitsluiting. En het ondersteunt en versterkt kwetsbare groepen om daarin zelf een rol op te nemen. Om die opdracht te realiseren, heeft elke praktijkwerker twee kernopdrachten:
een agogische kernopdracht: maatschappelijk kwetsbare groepen ondersteunen in hun strijd tegen uitsluiting en achterstelling, en hen sterker maken zodat ze opnieuw kunnen participeren in alle domeinen van de samenleving, ook aan het beleid; een politieke kernopdracht: om structureel te werken aan oorzaken van uitsluiting en achterstelling doen we ‘aan politiek’. Dit met een dubbel doel: een beleid dat luistert naar kwetsbare groepen (een participatief gecorrigeerd beleid) en een beleid dat een sociale politiek voert (een sociaal gecorrigeerd beleid).
Werkprincipes Praktijkwerkers betrekken de doelgroep voor het volle pond. We werken niet voor hen, maar samen met hen. Participatie staat voorop. Samenlevingsopbouw werkt samen met partners die gelijkaardige doelstellingen nastreven.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
8
Onbekend is onbemind
WAT WE DOEN 1. Krachtlijnen uit de meerjarenplannen 2009-2015 2. Opbouwwerk en buurtwerk geven mensen een stem
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
9
Onbekend is onbemind
In hun meerjarenplan geven de instituten voor Samenlevingsopbouw aan hoe ze de opdrachten uit het decreet gedurende een periode van zes jaar zullen invullen. Bij elk programma van hun meerjarenplan (2009-2015) hoort een reeks projecten. De acht regionale instituten zetten jaarlijks samen ruim 150 projecten op in Vlaanderen en Brussel.
Een overzicht van de projecten die in uitvoering zijn in de sector, kan je online raadplegen via www.samenlevingsopbouw.be, AANBOD – Projecten in uitvoering
Over sommige projecten bestaat een publicatie of dvd. Een overzicht vind je op
www.samenlevingsopbouw.be, AANBOD - Downloads
Samenlevingsopbouw in beeld: de praktijk van de kust tot Limburg (2009) is een box met 2 dvd’s. Dvd 1 biedt een algemene kennismaking met de sector. Dvd 2 zoomt in op 9 praktijken die exemplarisch zijn voor het opbouwwerk en buurtwerk. Alle filmpjes vind je op www.samenlevingsopbouw.be, AANBOD - Downloads
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
10
Onbekend is onbemind
1. Krachtlijnen uit de meerjarenplannen 2009-2015
Kwaliteitsvol en betaalbaar wonen De Vlaamse Wooncode zegt dat iedereen recht heeft op een woning die kwalitatief goed en betaalbaar is, en die woonzekerheid biedt in een leefbare woonomgeving. Voor maatschappelijk kwetsbare groepen op de sociale en private huismarkt, is dit recht niet altijd gegarandeerd. Daarom werkt Samenlevingsopbouw aan concrete oplossingen op het terrein. Maar evengoed zetten we beleidsmakers op alle politieke niveaus ertoe aan een sociaal woonbeleid te voeren. We zoeken steeds naar de meest geschikte manieren om kwetsbare groepen rechtstreeks in die dialoog te betrekken. We werken samen met kwetsbare huurders en eigenaars aan het verbeteren van de woonkwaliteit, het betaalbaar maken van wonen en aan woonzekerheid. Bewonersparticipatie in de sociale huisvesting is ook een belangrijk thema. Andere thema’s zijn: discriminatie op de private woningmarkt, energiearmoede en woonkwaliteit, of de woonproblematiek van bijvoorbeeld kamerbewoners, thuislozen en woonwagenbewoners. Verder verkent Samenlevingsopbouw nieuwe pistes zoals alternatieve woonvormen of alternatieve vormen van eigendomsverwerving (bv. collectieve spaarfondsen en aankoopprojecten). Samen staan we sterker! Daarom bundelen collega-opbouwwerkers uit alle instituten de krachten in het samenwerkingsverband Wonen. Ervaringen worden samengelegd, praktijkontwikkeling en beleidsbeïnvloedend werk worden gezamenlijk opgenomen.
Iedereen energie Steeds meer gezinnen kunnen hun energiefactuur nog nauwelijks betalen. Zij wonen in energieverslindende huizen waardoor de energiekosten hoog oplopen. Het project Energie en Armoede volgt het sociaal beleid inzake energie nauwgezet op en streeft naar een ‘recht op energie’. Alhoewel de sociale maatregelen in Vlaanderen goed zijn uitgebouwd, schiet een aantal maatregelen zijn doel compleet voorbij en ontzegt mensen in armoede het recht op energie. Het project vertrekt vanuit de ervaringen van mensen in armoede en formuleert beleidsadviezen. Andere projecten willen de kansen van mensen in armoede op energiezuinig wonen vergroten. Zij werken aan de kwaliteitsverbetering van de woningen, aan gedragsverandering en aan een betere afstemming van de regelgeving op de leefsituatie van mensen in armoede. De sociale energieconsulenten Woonkwaliteit informeren en
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
11
Onbekend is onbemind
begeleiden mensen in armoede. De knelpunten en drempels die ze vaststellen, worden vertaald in beleidsaanbevelingen.
Maatschappelijke dienstverlening op maat Kwetsbare groepen ondervinden heel wat moeilijkheden bij de toegang tot en het gebruik van maatschappelijke diensten. Er zijn de te hoge drempels, een te grote administratieve rompslomp, gebrek aan informatie, gebrek aan vertrouwen, gebrek aan samenwerking tussen diensten, ongelijke behandeling. Samenlevingsopbouw wil bouwstenen van kwalitatieve maatschappelijke dienstverlening aanreiken aan OCMW’s en andere hulpverleningsinstanties. Al vele jaren ontwikkelt de sector goede praktijk zoals zorgnetwerken en dorpsrestaurants op het platteland, ontmoetingshuizen en wijkcentra in de steden. Het samenwerkingsverband in de sector over dit thema werkt aan een toegankelijk en kwalitatief dienstverleningsaanbod, waarin de participatie van maatschappelijk kwetsbare groepen gegarandeerd is. Het Vlaams project ‘Lokaal proactief kader’ (2012-2014) speelt in op het probleem van ‘onderbescherming’. Dit betekent dat mensen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening die om één of andere reden niet ontvangen.
Recht op arbeid en inkomen Arbeid is een cruciale schakel in de maatschappelijke integratie van kwetsbare groepen. Werk betekent: inkomen, erbij horen, respect verdienen. Er moeten nieuwe vormen van werk gecreëerd worden zodat iedereen menswaardig kan leven en zich nuttig maken voor de samenleving. Buurtdiensten zijn daar een voorbeeld van. Zij zorgen voor zinvolle en kwaliteitsvolle tewerkstelling op maat. En ze spelen productief in op lokale noden in de buurt. Het activeringsbeleid met als doel mensen te integreren in de samenleving is een nobel principe, maar blijkt in de praktijk niet vanzelfsprekend. Samenlevingsopbouw zoekt naar alternatieven die het activeringsbeleid bijsturen in de richting van stimuli tot actieve integratie, en losgekoppeld van het recht op inkomen.
Onderwijs als sociale hefboom Het onderwijs is één van de meest cruciale instituties die van invloed zijn op maatschappelijke achterstelling. De kloof tussen de wereld van de school en die van de kansarme gezinnen blijft problematisch. Samenlevingsopbouw draagt bij tot het versterken van de inbreng van maatschappelijk kwetsbare ouders, kinderen en jongeren in het onderwijs. En tot het beter laten aansluiten van het onderwijssysteem bij de behoeften van deze maatschappelijk kwetsbare groepen.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
12
Onbekend is onbemind
De projecten zijn gericht op het bevorderen van gelijke onderwijskansen en het bestrijden van achterstelling. Het discussietraject ‘Gelijke onderwijskansen: een zaak van iedereen’ (2011-2013) bepleit een betere inbedding van de school in de lokale samenleving.
Gezondheidszorg ook voor kwetsbare groepen De ongelijkheden in de gezondheid tussen arm en rijk, en tussen hoog- en laaggeschoolden nemen toe. Ze zijn vooral te wijten aan processen van armoede en sociale uitsluiting. Ook de psychische gezondheidsproblematiek komt sterk in beeld bij kansengroepen. Samenlevingsopbouw maakt werk van het recht op gezondheid. De sector pleit voor een meer toegankelijke (geestelijke) gezondheidszorg voor kwetsbare groepen. En voor maatregelen voor gezondheidspromotie en ziektepreventie die afgestemd zijn op deze groepen.
Leefbaarheid en samenleven De slechte kwaliteit van woningen, een onaangename woonomgeving, samenlevingsconflicten of de aanwezigheid van veel kansengroepen, tasten de levenskwaliteit van de bewoners aan. Het slechte imago dat een buurt opbouwt, versterkt de negatieve spiraal. Deze spiraal ombuigen vereist zowel investeringen in de woonomgeving als bij de bewoners zelf. Bij projecten voor het bevorderen van de fysieke en/of sociale leefbaarheid in aandachtsgebieden ligt het accent onder meer op: leefbaarheidkwesties in de stad én op het platteland, bv. samenlevingsconflicten, vergrijzing, wegtrekken van basisvoorzieningen op het platteland het bevorderen van het intercultureel en het intergenerationeel samenleven in wijken en buurten het versterken van sociale netwerken bij kwetsbare groepen
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
13
Onbekend is onbemind
2. Opbouwwerk en buurtwerk geven mensen een stem Een opbouwwerkproject Een groep bewoners heeft een probleem Wij werken aan situaties die voor een groep mensen een probleem vormen: een lastige verhuis omdat een sociale woonwijk wordt gerenoveerd, moeilijke contacten tussen kansarme ouders en de school, conflicten of eenzaamheid in een buurt, te weinig betaalbare huizen in de streek, de sluiting van een camping met bewoners die niet weten waarheen …
De groep is expert Wij pakken een probleem samen met de mensen aan. Participatie staat voorop. De doelgroep is expert. Ook kansarme mensen kunnen meepraten, meedenken, meebeslissen. De opbouwwerkers begeleiden en geven steun als dat nodig is. Ze luisteren, brengen mensen samen, helpen het probleem formuleren, zoeken mee naar een oplossing, mobiliseren de nodige partners, helpen de oplossing waarmaken, houden de zaak nog een tijdje in het oog.
We springen niet meteen in de diepte We werken overdacht en systematisch. Eerst wordt de zaak grondig verkend en voorbereid. Dat maakt de slaagkansen veel groter.
We brengen alle partners rond de tafel Voor een grondige aanpak zijn soms veel partners nodig. Dat kunnen een gemeentebestuur, een sociale huisvestingsmaatschappij of het OCMW zijn. Maar ook de politie, de Boerenbond, de schooldirectie, een Marokkaanse zelforganisatie …
Met een tijdelijk project naar een duurzaam resultaat Na één, twee, zes jaar gaan de opbouwwerkers weg. Maar ze laten de zaak niet in de steek. Ze hebben mee gezorgd voor een duurzaam resultaat: een wijkcomité of een buurthuis, een ontmoetingscentrum voor senioren, een laagdrempelige buurtdienst, een kringloopcentrum met opleiding en werk voor laaggeschoolden, een draaiboek voor huurderparticipatie in een sociale huisvestingsmaatschappij, een structurele maatregel van de gemeente of de Vlaamse overheid …
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
14
Onbekend is onbemind
Buurtwerk De officiële opdracht van de sector Samenlevingsopbouw is ‘opbouwwerk’. Daarvoor zijn we erkend en kunnen we rekenen op Vlaamse subsidies. Maar een aantal regionale instituten heeft ook buurtwerkers in dienst. Die werken niet in tijdelijke projecten, maar ‘vast’ in een wijk. Vanuit een buurthuis ontwikkelen ze een resem activiteiten met de bewoners. Ook hier gaat bijzondere aandacht naar mensen die extra steun kunnen gebruiken.
Elkaar ontmoeten en steun vinden als het nodig is Samen praten, eten, de krant lezen, feesten. Mensen met een probleem kunnen rekenen op hulp. Buurtwerkers wijzen mensen de weg door de doolhof van diensten. Zij merken het als steeds weer dezelfde problemen opduiken en signaleren die aan de gemeente of het OCMW. Of ze zorgen voor een opbouwwerkproject om het probleem aan te pakken.
Nieuwe dingen leren en doen In het buurthuis of wijkcentrum maken mensen kennis met nieuwe dingen en uitdagingen. Ze nemen deel aan een info-avond over gezondheid, nemen het woord op een vergadering, gaan voor het eerst naar de schouwburg, schrijven zich in voor een cursus van Open School. Mensen leren ook om te gaan met de diversiteit in hun omgeving. Want samenleven loopt nu eenmaal niet van een leien dakje.
Meewerken aan een betere wijk Het buurtkrantje houdt bewoners op de hoogte over wat reilt en zeilt in hun buurt. Ze worden ook uitgenodigd om actief mee te werken. Vrijwilligers hebben in het buurtwerk een heel centrale plek. Iedereen kan meedoen, volgens eigen voorkeur, capaciteiten en tempo. Het buurtwerk is de motor voor lokale democratie. Bewoners geven hun mening over wat goed is in de buurt en over wat beter kan. De buurtwerkers zorgen er voor dat die stem doorklinkt tot bij het beleid.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
15
Onbekend is onbemind
DE SECTOR VANDAAG 1. 2. 3. 4.
Structuur Adressen Regelgeving Sociaal overleg
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
16
Onbekend is onbemind
1. Structuur De sector Samenlevingsopbouw bestaat uit:
8 regionale instituten: 5 provinciale en 3 grootstedelijke (Antwerpen, Brussel, Gent) het ondersteuningsinstituut: Samenlevingsopbouw Vlaanderen de belangenbehartiger: Beleidsgroep sector Samenlevingsopbouw
In de 9 instituten samen zijn ruim 300 mensen aan de slag. Tweederde van hen wordt tewerkgesteld met decretale middelen. De rest wordt betoelaagd met andere (tijdelijke) middelen.
Regionale instituten voor Samenlevingsopbouw De regionale instituten zijn verantwoordelijk voor de planning, uitvoering en evaluatie van de programma’s en projecten opgenomen in het meerjarenplan. Zij ondersteunen de opbouwwerkers en buurtwerkers die werken in de lokale projecten. En zij verlenen advies en ondersteuning aan derden in hun werkgebied. De eerste instituten dateren van 1983; het ‘jongste’ instituut startte in 2001. Elk regionaal instituut heeft een coördinator, educatieve en administratieve medewerkers, opbouwwerkers en soms ook buurtwerkers. Het aantal personeelsleden varieert sterk per instituut. Deze situaties zijn historisch gegroeid.
Het ondersteuningsinstituut Samenlevingsopbouw Vlaanderen ondersteunt de werking en de medewerkers van de regionale instituten. Het organiseert vorming, doet aan onderzoek en methodiekontwikkeling, zet thematische werkingen op, verricht beleidswerk, verspreidt informatie en documentatie en behartigt de internationale contacten. Het instituut heeft een coördinator, 10 stafmedewerkers en 4 administratieve medewerkers.
Samenwerking tussen de instituten De 8 regionale instituten en Samenlevingsopbouw Vlaanderen werken samen over concrete thema’s zoals wonen, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, platteland. Ze overleggen over vorming, communicatiestrategieën en beleidsbeïnvloeding.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
17
Onbekend is onbemind
De belangenbehartiger De Beleidsgroep sector Samenlevingsopbouw neemt de belangenbehartiging van de sector op. Dit heeft te maken met de regelgeving (decreet) en het innemen van sectorstandpunten. De leden zijn de 8 regionale instituten. Samenlevingsopbouw Vlaanderen is waarnemend lid. De Beleidsgroep heeft 1 medewerker.
www.samenlevingsopbouw.be De portaalsite brengt je bij de mensen die actief zijn in de sector Samenlevingsopbouw in Vlaanderen en Brussel, en bij de initiatieven die ze opzetten.
2. Adressen Samenlevingsopbouw Vlaanderen Vooruitgangstraat 323 bus 2, 1030 Brussel tel: 02/201 05 65 | fax: 02/201 05 14
[email protected] oprichtingsdatum: 19 maart 1983
Samenlevingsopbouw Antwerpen stad Gasstraat 12-14, 2060 Antwerpen tel: 03/325 67 00 | fax: 03/326 11 15
[email protected] oprichtingsdatum: 27 juni 1983
Samenlevingsopbouw Brussel Henegouwenkaai 29, 1080 Brussel tel: 02/203 34 24 | fax: 02/203 50 64
[email protected] oprichtingsdatum: 13 oktober 1983
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
18
Onbekend is onbemind
Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen Torhoutsesteenweg 100 A, 8200 Brugge tel: 050/39 37 71 | fax: 050/38 17 34
[email protected] oprichtingsdatum: 10 december 1984
RIMO Limburg Marktplein 9/21, 3550 Heusden-Zolder tel: 011/22 21 96 | fax: 011/22 94 31
[email protected] oprichtingsdatum: 22 mei 1985
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen Sint-Jacobsnieuwstraat 50, 9000 Gent tel: 09/265 84 70 | fax: 09/265 84 79
[email protected] oprichtingsdatum: 9 juli 1985
RISO Vlaams-Brabant Eenmeilaan 2, 3010 Kessel-Lo tel: 016/44 15 90 | fax: 016/44 15 91
[email protected] oprichtingsdatum: 17 september 1985
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie Brusselsepoortstraat 8, 2800 Mechelen tel: 015/20 13 75 | fax: 015/29 03 17
[email protected] oprichtingsdatum: 28 oktober 1986
Samenlevingsopbouw Gent Blaisantvest 70, 9000 Gent tel: 09/223 95 15 | fax: 09/239 96 72
[email protected] oprichtingsdatum: 1 januari 2001
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
19
Onbekend is onbemind
3. Regelgeving Het decreet Maatschappelijk Opbouwwerk In Vlaanderen en Brussel worden 9 instituten voor Samenlevingsopbouw erkend en gesubsidieerd door de minister van Welzijn. De spelregels zijn vastgelegd in het ‘Decreet Maatschappelijk Opbouwwerk’ van 26 juni 1991.
Een overzicht van de regelgeving Samenlevingsopbouw is te vinden op www.juriwel.be
Het meerjarenplan Het meerjarenplan is de basis voor de erkenning en subsidiëring van de acht regionale instituten en van Samenlevingsopbouw Vlaanderen. Daarin geven de instituten aan hoe ze hun opdrachten, zoals die omschreven worden in het decreet, gedurende een periode van zes jaar invullen. Jaarlijks wordt het meerjarenplan geconcretiseerd in een jaarplan met doelstellingen, projecten en andere activiteiten. De lopende meerjarenplannen gaan over de periode 2009-2015.
De bevoegde minister en administratie De sector Samenlevingsopbouw valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De bevoegde administratie is het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin – departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin – afdeling Welzijn en Samenleving (www.welzijnensamenleving.be).
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
20
Onbekend is onbemind
4. Sociaal overleg Overleg Werkgevers Opbouwwerk (OWO) Het overleg telt 9 leden: 1 gemandateerde afgevaardigde per instituut. Het OWO is gemandateerd om namens de werkgevers in de sector besluitvormend te vergaderen. Het bepaalt de werkgeversstandpunten die ingebracht worden in SOCIARE – de federatie van werkgevers sociaal-cultureel werk – en in het overleg met de Sectoriële Syndicale Afvaardiging. OWO stuurt een vertegenwoordiger naar het Paritair Comité 329, bevoegd voor de socioculturele sector.
Sectorale Syndicale Afvaardiging (SSA) De Sectorale Syndicale Afvaardiging werd opgericht in mei 1990, en is de vertegenwoordiger van het personeel bij de werkgevers. De SSA onderhandelt met de werkgevers over de inhoud van het arbeidsreglement, het sluiten van CAO’s, regelingen die betrekking hebben op de werkomstandigheden (bv. verplaatsingen). Bovendien waakt de SSA over de toepassing van de sociale wetgeving en de afgesproken arbeidsregelingen. De SSA staat de werknemer bij in geschillen met de werkgever. De voorbije 20 jaar was de SSA onder meer betrokken bij de opmaak van taak- en functieprofielen, een basisarbeidsreglement (met procedure bij dreigend ontslag), de loonharmonisering, de regularisatie van nepstatuten, de arbeidsduurvermindering voor oudere werknemers, de flexi-uren en bijkomende tewerkstelling in het kader van de sociale maribel. De SSA telt 12 leden, 6 effectieven en 6 plaatsvervangers. Zij hebben een mandaat voor 4 jaar.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
21
Onbekend is onbemind
GESCHIEDENIS EN REALISATIES 1. De geschiedenis in een notendop 2. Realisaties van Samenlevingsopbouw
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
22
Onbekend is onbemind
1. De geschiedenis in een notendop De sectorstructuur zoals we die vandaag kennen, kwam tot stand in 1983 op initiatief van de toenmalige liberale minister van Cultuur Karel Poma. Hij wou de vele werkvormen van Samenlevingsopbouw samenbrengen in een overzichtelijk geheel. Vóór 1983 was de ‘sector’ een lappendeken van kleinschalige initiatieven, gerund door vrijwilligers en in het beste geval een beroepskracht die ‘zijn winkel’ vrij autonoom beheerde.
De pioniersjaren: de jaren 60 (van vorige eeuw) De eerste initiatieven dateren van de jaren 60, de gouden welvaartsjaren toen de verzorgingsstaat in volle ontwikkeling was. Het initiatief kwam meestal van particuliere zijde. Een gekend voorbeeld is Jan Hardeman die in 1965-’66 het Opbouwwerk Heuvelland startte in de Westhoek. Hij wou dit verarmde plattelandsgebied nieuw leven inblazen. Gaandeweg toonde het ministerie van Cultuur belangstelling voor deze initiatieven en keerde het wat subsidies uit.
Meerdere werkvormen In de beginperiode bestaan een viertal werkvormen: het buurtopbouwwerk, het territoriale opbouwwerk, het categorale opbouwwerk en het functionele opbouwwerk.
Buurtopbouwwerk De werkvorm bouwde voort op de in de jaren 50 ontstane sociale arbeid van progressieve religieuzen in oude stadsbuurten. Buurthuizen groeiden uit tot ontmoetingsplaatsen voor armen en boden hulp waar mogelijk. Eind jaren 60 – begin jaren 70 werden de eerste geschoolde sociale werkers aangetrokken. De klemtoon kwam meer te liggen op de lamentabele woon- en leefomstandigheden in stedelijke volkswijken. De buurtwerkers organiseerden de bewoners van die wijken. Ze bepleitten sociaal verantwoorde stadsvernieuwing en toegankelijke, laagdrempelige voorzieningen. Begin jaren 70 werden de termen ‘kansarmen’ en ‘kansarmoede’ geïntroduceerd. Deze termen verwezen naar de marginalisering van bepaalde groepen in de welvaartstaat. Niet de onaangepastheid of de onwil van de mensen voedde dit proces, zo werd gesteld, maar de (kansen)ongelijkheid qua inkomen, arbeid, onderwijs en vorming, huisvesting. Het antwoord op die problematiek moest ‘integraal’ zijn. Naast de politieke maatregelen kon het buurtopbouwwerk instaan voor deskundige hulp en educatie. En voor het betrekken van
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
23
Onbekend is onbemind
kansarmen bij acties om het wijkleven nieuw leven in te blazen, hun woonsituatie te verbeteren of voorzieningen beter af te stemmen op hun noden.
Territoriaal opbouwwerk Dit opbouwwerk ontstond iets later dan het buurtwerk en werd gekenmerkt door een grote diversiteit. Het gemeentelijk opbouwwerk had betrekking op één gemeente. Men wou samen met de plaatselijke bevolking de dialoog aangaan met het gemeentebestuur, met organisaties en inspraakorganen over problemen die zich op gemeentelijk vlak stelden. Men mikte daarbij op bevolkingsgroepen die traditioneel niet aan de besluitvorming participeerden. Het streekopbouwwerk manifesteerde zich op bovenlokaal niveau en trad in relatie met verschillende gemeentebesturen. Samen met de traditionele besluitvormers, met plaatselijke groepen en bewoners werden gedocumenteerde gesprekstafels opgezet over streekproblemen. De bedoeling was de streek nieuwe kansen te geven en te dynamiseren. Zowel op gemeentelijk- als op streekniveau ging het om heel uiteenlopende onderwerpen en problemen: van welzijnsbeleid en socio-culturele infrastructuur tot sociaal-economische ontwikkelingen, leefmilieu en toerisme. Daarover werden allerlei soorten activiteiten ontwikkeld: onderzoek, planning, overleg, sociale actie ...
Categoraal opbouwwerk Nog in de jaren 70 kwamen binnen het opbouwwerk ook nieuwe initiatieven van welzijnszorg op gang. Het categoraal opbouwwerk richtte zich tot specifieke bevolkingsgroepen zoals thuislozen, etnisch-culturele minderheden, woonwagenbewoners en homo’s. Naast de zorg sensibiliseerden de initiatiefnemers ook de publieke opinie om de eenzijdige beeldvorming over deze mensen te doorbreken. Bij de overheid bepleitten ze financiering en aangepaste voorzieningen voor bijzondere doelgroepen.
Functioneel opbouwwerk Halverwege de jaren 70 kregen nieuwe werkvormen en voorzieningen een officiële erkenning en betoelaging: autonome centra voor maatschappelijk werk, diensten geestelijke gezondheidszorg, jongeren adviescentra, onthaaltehuizen voor thuislozen … De welzijnszorg werd een bonte en onoverzichtelijke lappendeken. Onder de noemer ‘functioneel opbouwwerk’ poogden stedelijke en regionale welzijnsraden daar iets aan te doen. Welzijnswerkers gingen aan tafel zitten om meer samenwerking en coördinatie te bereiken in het versnipperde en verzuilde welzijnsland. De eerste systematische sociale kaarten en welzijnsgidsen dateren van die tijd. Begin jaren 80 stond op de cultuurbegroting zowat 60 miljoen BFR (1,5 miljoen euro) ingeschreven voor de betoelaging van het opbouwwerk. Dit geld ging naar: 40 buurtwerken, een 25-tal instellingen voor territoriaal opbouwwerk, een 15-tal organisaties voor categoraal opbouwwerk, enkele welzijnsraden en hun federaties. Vanaf 1981 werd ook het Centrum voor Methodiekontwikkeling in de Samenlevingsopbouw (CEMOSO) betoelaagd. Het kleine
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
24
Onbekend is onbemind
centrum (1 onderzoeker!) had als opdracht het zeer diverse werkveld door te lichten en de kwaliteit te bevorderen.
De herstructurering in 1983 In 1983 ging cultuurminister Poma over tot de herstructurering van de samenlevingsopbouw. Dit na lange en soms felle discussies met het werkveld. De operatie leidde tot een scherpere omlijning van de taak van het opbouwwerk, de invoering van een nieuw methodisch kader (projectmatig werken) en een organisatorische schaalvergroting (pooling).
Projectmatig werken Het opbouwwerk moest tastbare oplossingen bereiken voor collectieve problemen in buurten, wijken of streken. Daartoe zou het verpakt worden in goed afgebakende en in tijd en ruimte begrensde initiatieven, in professioneel begeleide ‘projecten’. De afronding van een project zou ook een punt zetten achter de permanente beschikbaarheid van de opbouwwerker en hem of haar weer vrijmaken om elders een nieuw initiatief te starten.
Schaalvergroting Opbouwwerkers mochten zich dus vooral niet settelen in hun buurthuis of jarenlang blijven werken voor één en hetzelfde streekplatform. Ze moesten een flexibel interventieteam vormen, opererend vanuit regionale ‘uitzendbureaus’. De bestaande organisaties gingen voor het merendeel op in 5 provinciale en 2 grootstedelijke ‘Regionale Instituten voor Samenlevingsopbouw’ (RISO’s). Deze instituten zouden de planning, de inhoudelijke en methodische ondersteuning en de opvolging van projecten voor hun rekening nemen. De sector Samenlevingsopbouw kreeg ook een nieuwe bovenbouw. In plaats van de federaties per werkvorm en CEMOSO kwam er één Vlaams ondersteuningsinstituut: VIBOSO (Vlaams Instituut ter Bevordering en Ondersteuning van de Samenlevingsopbouw). Het kreeg als taak: methodiekontwikkeling, thematisch onderzoek, deskundigheidsbevordering en belangenbehartiging.
Scherpere taakomlijning De herstructurering ging gepaard met een uitzuivering. Wat niet paste in het schema kon niet langer rekenen op toelagen uit het budget Samenlevingsopbouw. Categorale en welzijnsraden werden overgeheveld naar het ministerie van Welzijn. Het buurtwerk verloor zijn erkenning.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
25
Onbekend is onbemind
1991, eindelijk een decreet De herstructurering veroorzaakte veel commotie, maar resulteerde na enkele jaren toch in een scherper geprofileerde werking. VIBOSO (nu: Samenlevingsopbouw Vlaanderen) ontwikkelde een projectmethode, met opnieuw meer aandacht voor de educatieve inslag en het procesmatig karakter van het opbouwwerk. De afzonderlijke projecten kregen een plaats in ruime, thematische programma’s op halflange termijn.
Meer middelen De sector kreeg ook financieel meer armslag. Het budget voor Samenlevingsopbouw steeg van 84,4 miljoen BFR in 1983 (een goeie 2 miljoen euro) tot circa 150 miljoen BFR in 1996 (3,5 miljoen euro). Vandaag (2014) bedraagt het sectorbudget zo’n 10 miljoen euro. Sinds 2005 is er een enveloppe-financiering. Dat betekent dat elk instituut een bepaald bedrag aan subsidies krijgt. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van de personeelsformatie. De verantwoordelijkheid voor de besteding van de subsidies ligt bij de organisatie. Minimaal 75% van de subsidies (70% voor Samenlevingsopbouw Vlaanderen) moet aan personeelskosten worden besteed.
Decreet Het decreet Maatschappelijk Opbouwwerk dateert van 26 juni 1991. Inmiddels was de sector in zijn geheel overgeheveld van Cultuur naar het Vlaams ministerie van Welzijn (administratief in 1985, politiek in 1988). Het decreet consolideerde in grote mate de herstructurering. Nieuw was de normstelling dat projecten en programma’s voor Samenlevingsopbouw voortaan moesten inhaken op processen en mechanismen van maatschappelijke achterstelling. Begin jaren 90 verschenen de eerste beleidsnota’s over armoedebestrijding van de Vlaamse overheid. Samenlevingsopbouw moest zich inschakelen in dat beleid. Bijna uitsluitend programma’s ter bestrijding van kansarmoede werden nog erkend. De sector, die al jaren grote aandacht besteedde aan dit thema en het zelfs op de politieke agenda hielp plaatsen, vond zijn werkgebied hierdoor te sterk en onnodig ingeperkt. Het bleef een bredere actieradius bepleiten, met uiteraard in eerste instantie aandacht van maatschappelijk kwetsbare doelgroepen.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
26
Onbekend is onbemind
2. Realisaties van Samenlevingsopbouw Wonen en woonomgeving De kwaliteit van wonen en de woonomgeving zijn van oudsher belangrijke aandachtspunten voor Samenlevingsopbouw. In de jaren 70 klaagde de sector al de achteruitgang aan van volksbuurten in de oude stadskernen en in de omliggende 19e-eeuwse gordels. Er werd actie gevoerd tegen een ondoordachte saneringspolitiek en de sociale verdringing die er het gevolg van was. In de jaren 80 speelde Samenlevingsopbouw een eersterangsrol bij de organisatie van bewonersinspraak in het kader van het Stadsherwaarderingsbesluit. Om de belangen van huurders te behartigen werden Huurdersyndicaten en Huurdercoöperatieven opgericht. Nog in de jaren 80 ontstonden de eerste Woonwinkels in Antwerpen en Gent op initiatief van het opbouwwerk. Inmiddels is er in meerdere gemeenten een Woonwinkel of Woonwijzer. Samenlevingsopbouw ligt ook aan de basis van Sociale Verhuurkantoren en Huurderbonden. Begin jaren 90 bundelden de Huurdersbonden, SVK’s, het Algemeen Welzijnswerk en het opbouwwerk de krachten en richtten het Vlaams Overleg Bewonersbelangen (VOB) op (sinds 1/9/2012: Vlaams Huurderplatform). In de jaren 90 is Samenlevingsopbouw nauw betrokken bij de inspanningen om de woningmarkt toegankelijker te maken voor mensen met een laag inkomen en maatschappelijk kwetsbare groepen in het algemeen. Het betrekt deze doelgroepen bij renovatieprojecten, de ontwikkeling van aangepaste woonvormen, en het medebeheer van woongebouwen. Een woonproject gaat in die periode vaak samen met het aanbieden van een opleiding en werkervaring aan laaggeschoolde werklozen (in het kader van renovatiewerken). Samenlevingsopbouw is begaan met de woonsituatie van gemeubelde kamerbewoners (vnl alleenstaande mannen met materiële, psychische en sociale problemen). Er werden stedelijke en gemeentelijke reglementen opgesteld en eigenaars werden tot positieve medewerking aangezet. In 1997 keurde het Vlaams Parlement een decreet goed met kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers. In het kader van het Sociaal Impulsfonds (1996-1999) is Samenlevingsopbouw betrokken bij het opstellen van wijkontwikkelingsplannen en het organiseren van bewonersparticipatie.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
27
Onbekend is onbemind
Sinds het midden van de jaren 90 tot vandaag volgt Samenlevingsopbouw de problematiek op van het permanent campingwonen en zoekt mee naar alternatieven. Het Kampeerdecreet van 1993 verbiedt het permanent wonen op een camping. Begin 2000 krijgt ‘bewonersparticipatie in de sociale huisvesting’ stilaan meer beleidsaandacht. In 2005 wordt VIVAS (Vereniging Inwoners Van Sociale woningen) opgestart door Samenlevingsopbouw. Het is de verdienste van VIVAS dat ‘bewonersparticipatie’ vandaag ingeschreven staat in de gewijzigde Vlaamse Wooncode en in het nieuw Kaderbesluit Sociale Huur. In 2012 werd VIVAS betrokken bij het visitatiesysteem voor de prestatiebeoordeling van sociale huisvestingsmaatschappijen. VIVAS heeft ook een vertegenwoordiger in de Vlaamse Woonraad, een adviesorgaan voorde Vlaamse minister van Wonen. Op provinciaal, stedelijk en gemeentelijk vlak speelt Samenlevingsopbouw een rol in overlegorganen waarin de overheid, woningbouwmaatschappij en het welzijnswerk overleg plegen over het lokaal of bovenlokaal sociaal woonbeleid.
Werkloosheid en tewerkstelling Vanaf het begin van de jaren 80 is Samenlevingsopbouw actief bezig met de werkloosheidsen arbeidsproblematiek. De werking evolueerde van: werklozenwerkingen, via specifieke opleidings- en werkervaringsprojecten voor laaggeschoolden (eind jaren 80), naar bezoldigde tewerkstelling (eind jaren 90) in sociale werkplaatsen en sociale economieprojecten, tot de buurtdiensten (2003). De sector volgde het beleid inzake langdurige werkloosheid op de voet. Opleidings- en tewerkstellingsinitiatieven in de sociale sector zijn regionaal en op Vlaams niveau gegroepeerd in het Samenwerkingsverband Sociale Werkplaatsen (SSW) en in het Steunpunt Lokale Netwerken (SLN). Mede door de inspanningen van Samenlevingsopbouw kon de sociale sector een plaats veroveren in de beleidscommissies van de Subregionale TewerkstellingsComité’s en van de Vlaamse regering.
Voorzieningen Een flink deel van de inspanningen van Samenlevingsopbouw was, en is nog steeds, gericht op de welzijnsproblematiek van maatschappelijk kwetsbare groepen. Het doel is: afstemming van het aanbod en de werking van bestaande diensten op de specifieke noden van de doelgroepen. En een dienstverlening ontplooien die zoveel mogelijk een beroep doet op de zelfwerkzaamheid van de gebruikers en hen ook medezeggenschap verleent. Een voorbeeld zijn de Lokale dienstencentra. Vlaanderen telt momenteel zo’n 180 dienstencentra, de meeste verbonden aan een OCMW. Ze zijn in de jaren 70 gegroeid uit de buurtwerking in de grote steden.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
28
Onbekend is onbemind
Het opbouwwerk is ook al decennia lang gangmaker van overleg en samenwerking tussen organisaties voor welzijnswerk. Bv. projecten die leiden tot plaatselijk armoedeoverleg, een gemeentelijke welzijnsraad.
Onderwijs(opbouwwerk) Eind jaren 90 keurde de Vlaamse regering een visietekst goed over (wat toen nog heette) ‘schoolopbouwwerk’. Daar werd echter tot op vandaag geen erkenning of subsidiëring aan verbonden. Met het decreet Gelijke Onderwijskansen (2002) werden Lokale Overleg Platforms (LOP) opgericht. Samenlevingsopbouw Vlaanderen kreeg een gedetacheerde leerkracht toegewezen voor de ondersteuning van de onderwijsopbouwwerkers in de LOP’s. Dit contract wordt nog steeds jaarlijks verlengd.
Mobiliteit Samenlevingsopbouw en de De Lijn werkten samen een openbaarvervoersysteem uit, gesneden op maat van dunbevolkte plattelandsstreken: de Belbus. De eerste belbus ging van start eind 1991 in Veurne-Alveringem-Roesbrugge (Westhoek). Vandaag (in 2012) telt Vlaanderen 123 belbusgebieden.
Participatie(methoden) Samenlevingsopbouw slaagde er in om ‘participatie’ als een recht en een werkprincipe te doen opnemen in beleidsdocumenten, regelgeving en reglementering. Bijvoorbeeld: sociale huisvesting: bewonersparticipatie is ingeschreven in de Vlaamse Wooncode en het Kaderbesluit Sociale Huur, het is een element van evaluatie door de visitatiecommissie (erkenningsbesluit SHM, oktober 2010) buurtdiensten: participatie van de werknemers Bewonersparticipatie vormt, althans in beginsel, één van de bestanddelen van programma’s van armoedebestrijding en stedelijke vernieuwing, die lokale besturen opzetten met behulp van de door de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking gestelde fondsen. Om de participatie van bewoners te organiseren en te begeleiden, deden lokale besturen een beroep op Samenlevingsopbouw.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
29
Onbekend is onbemind
Bijvoorbeeld: eind jaren 80: VFIA en VFIK: fondsen van de Vlaamse overheid voor lokale armoedebestrijding van 1996 tot 2002: Sociaal Impulsfonds (SIF): fonds van de Vlaamse overheid dat zowel armoedebestrijding als stedelijke vernieuwing beoogde decreet Lokaal Sociaal Beleid (2004): doelgroepen betrekken bij het lokale beleid Lokale besturen gingen onder impuls van Samenlevingsopbouw meer rekening houden met de verzuchtingen en wensen van maatschappelijk kwetsbare groepen. Zij kregen instrumenten aangereikt om deze groepen een stem te geven bij de vorming van het lokaal (sociaal) beleid.
Bijvoorbeeld: Samenlevingsopbouw stelde een ‘participatiekoffer’ ter beschikking om aan de slag te gaan met de minder mondige burgers bij de opbouw van het lokaal sociaal beleid (2004) ook bij stedelijke vernieuwing zorgde het opbouwwerk voor vernieuwing inzake participatiemethoden (tweede helft jaren 90): LENS-methode, Planning for Real, DIP-methode, Dorp InZicht, Bewonersplatform
Verenigingen waar armen het woord nemen Het decreet armoedebestrijding (2003) erkent en subsidieert het Netwerk tegen Armoede (voorheen: Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen) en verenigingen waar armen het woord nemen. Er bestaat een historische band tussen de armenverenigingen en Samenlevingsopbouw. Verschillende verenigingen zijn destijds ontstaan uit projecten van Samenlevingsopbouw. Ook vandaag nog ondersteunen de regionale instituten voor Samenlevingsopbouw op vele plaatsen verenigingen.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
30