Colofon Documentgegevens
Auteur
College voor zorgverzekeringen Afdeling Contact Centrum Zakelijk Beheerteam Zorgregistratie
Titel
Handboek Zorgregistratie AWBZ (AZR release 2.2)
Uitgave
7 In deze nieuwe uitgave van het Handboek Zorgregistratie AWBZ zijn de nieuwe besluiten opgenomen en de wijzigingen op de vorige uitgave verwerkt. Daarnaast is het handboek opnieuw vormgegeven en is de structuur aangepast. Met deze aanpassingen wil het College voor zorgverzekeringen (CVZ) de keten een goed leesbaar en overzichtelijk handboek aanbieden. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) benadrukt dat de inhoud van AZR release 2.2 met dit nieuwe handboek niet is gewijzigd.
Datum
December 2009
Digitale versie (PDF)
De digitale versie van dit handboek is te downloaden via www.zorgregistratie.nl.
Contactgegevens Hebt u nog vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit handboek, dan horen wij die graag van u. College voor zorgverzekeringen Afdeling Contact Centrum Zakelijk Beheerteam Zorgregistratie Bezoekadres Eekholt 4 1112 XH DIEMEN Postadres Postbus 320 1110 AH DIEMEN Telefoon: (020) 797 89 48 E-mail:
[email protected] Website: www.zorgregistratie.nl
2
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Versiebeheer Handboek Zorgregistratie AWBZ Versiebeheer Handboek Zorgregistratie AWBZ AZR-
Uitgave
Datum
Inhoud
Auteur
1.0
1 (versie 1.0)
Oktober 2004
Uitgegeven bij de oplevering van AZR 1.0
VWS
2.1
1 (versie 2.0)
December 2005
Uitgegeven bij de oplevering van AZR 2.1
CVZ
2.1
2 (versie 2.1)
Juni 2007
In deze versie is de inhoud van de volgende documenten verwerkt:
CVZ
release
2.1
2.2
3
4
Mei 2008
Juli 2008
Samenvatting besluiten AZR 2.1 (april 2006);
Addendum Handboek Zorgregistratie AWBZ (juli 2006);
Vraag en antwoord bij bedrijfsregels AZR 2.1 (september 2006);
Besluiten rondom implementatie AZR 2.1 (maart 2007);
Besluiten na implementatie AZR 2.1 (juni 2007)
In deze versie is het volgende aangepast:
De ontbrekende tekst van bedrijfsregel I is toegevoegd;
De ontbrekende tekst van bedrijfsregel 32 is toegevoegd;
De vermelding AW39 is verwijderd uit de kolom EI bij bedrijfsregel 32; de bedrijfsregel is alleen van toepassing op IO31 en AW33;
De vermelding mutatie cliëntrecord (03) is verwijderd uit de kolom in record bij bedrijfsregel 32;
Bedrijfsregel 82 is uitgebreid met extra regels voor overbruggingszorg; ingangsdatum 1 juli 2008;
Bedrijfsregel 109 is gecorrigeerd; de vermelding dat588 is vervangen door cod588;
Bedrijfsregel 110 is gewijzigd; ingangsdatum 1 juli 2008;
In tekst paragraaf 12.4.4.5 en paragraaf 12.4.5 is een verwijzing naar bedrijfsregel 110 opgenomen;
Aanpassing tekst paragraaf 4.5.4, 6.6.7 en 14.4.1 i.v.m. het in werking treden van de Wbsn-z;
Er zijn enkele wijzigingen in de lay-out doorgevoerd en enkele typefouten gecorrigeerd.
In deze versie zijn de aanpassingen doorgevoerd naar aanleiding van versie 2.2;
Inhoudelijke aanpassingen in de paragrafen: 4.4, 4.5.4, 6.6.2, 6.6.6, 6.7.9, 8.5.5, 8.5.6, 9.2.3, 10.2, 10.4.4, 10.4.5, 12.2.2, 12.4.4, 14.6.2, 14.6.4, 14.8.1, 14.9.1, 15.2.2, 15.2.3;
Aanpassingen in de voetnoten:
Versienummers van Vektis standaarden geactualiseerd.
Verwijzingen naar besluitendocumenten AZR 2.1 verwijderd.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
CVZ
CVZ
3
Versiebeheer Handboek Zorgregistratie AWBZ (vervolg) AZR-
Uitgave
Datum
Inhoud
Auteur
release
2.2
2.2
4
5
6
Oktober 2008
April 2009
Alle teksten met betrekking tot de ZK31/ZK32 berichten verwijderd;
Wijzigingen met betrekking tot bedrijfsregels:
Ingangsdatum verwijderd uit de volgende bedrijfsregels: IX, 12, 32, 34, 106;
Verwijzing naar ZK31 verwijderd uit de volgende bedrijfsregels: IX, 34, 40;
Tekstuele aanpassingen in de volgende bedrijfsregels: 2, 4, 11, 40, 66, 74, 76, 82d, 90, 95, 96;
Inhoudelijk gewijzigde bedrijfsregels: IX, 2, 9, 32, 38, 68, 102, 103, 110;
Verwijderde bedrijfsregels: 46, 98, 104, 111;
Nieuwe bedrijfsregels: 112 t/m 117.
In deze versie is het volgende aangepast:
Aanpassing in het versiebeheer: Vermelding tekstuele wijziging bedrijfsregel 11 gewijzigd in bedrijfsregel II;
Inhoudelijke aanpassing in de paragrafen: 1.3.2, 4.4.2, 4.5.4, 5.4 (voetnoot 1), 6.2.7, 6.3.1, 6.6.5, 6.6.6, 6.7.2, 6.7.7, 8.4.5, 8.4.6, 8.5.6 (extra voorbeeld), 10.4.9, 12.2.1, 12.4.4, 12.4.4.2, 14.6.4, 14.6.6;
Tekstuele aanpassingen in de paragrafen: 2.2, 4.7, 4.7.3, 5.3.2, 6.2.1, 6.2.2, 6.7.2, 8.5.5, 6.8.1, 8.3.1, 10.4.4, 10.4.6, 11.1, 12.4.4.4.1, 12.4.4.4.2, 13.1, 14.1, 14.2.2, 14.3.1, 14.4.1, 14.10.7, 16.1;
‘CAK-BZ’ in gehele handboek vervangen door ‘CAK’;
Wijzigingen met betrekking tot bedrijfsregels:
Ingangsdatum weer toegevoegd in de bedrijfsregels: IX, 12, 32, 34, 106;
Inhoudelijk gewijzigde bedrijfsregels: 38, 49, 56, 67, 69, 82;
Vermelding CA319 toegevoegd bij bedrijfsregel 110;
Verwijderd: bedrijfsregel 115.
In deze versie is het volgende aangepast:
Inhoudelijke aanpassing in de paragrafen: 4.7.5, 5.4.1 (voetnoot), 6.6.6, 6.6.7, 6.6.13, 8.4.6 (voorbeeld), 8.5.5, 8.5.6.4, 8.5.6.6 (voorbeeld 6), 9.2.2, 10.4.4, 12.4.4, 12.4.4.4, 12.4.5, 12.5.1, 14.6.1 (2 subparagrafen), 14.6.4, 15.2.3;
Tekstuele aanpassing in de paragrafen: 10.3.1, 12.3.3, 12.4.4.4.1en 12.4.4.4.2 (nummer MUT verwijderd), 15.2.2 (fig.4),
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
CVZ
CVZ
Versiebeheer Handboek Zorgregistratie AWBZ (vervolg) AZR-
Uitgave
Datum
Inhoud
Auteur
6
April 2009
CVZ
release 2.2
2.2
7
December 2009
Wijzigingen met betrekking tot bedrijfsregels:
Nieuwe bedrijfsregels: 118, 119;
Tekstuele aanpassingen in de volgende bedrijfsregels: 3;
Inhoudelijke aanpassingen in de volgende bedrijfsregels: 38, 113, 114;
Berichten en records toegevoegd aan bedrijfsregel 44, cod269/274 gewijzigd in num269/274;
CA317 toegevoegd aan bedrijfsregel 47;
AW39 toegevoegd aan bedrijfsregel 90;
Vermelding CA317 verwijderd bij bedrijfsregel 97.
In deze versie is het volgende aangepast:
Aanpassing structuur van alle berichthoofdstukken in het handboek (hoofdstukken / paragrafen). Gevolg hiervan is dat het handboek enkele nieuwe paragrafen bevat en veel paragrafen of delen daarvan binnen een hoofdstuk verplaatst zijn. Zie hoofdstuk Leeswijzer voor een toelichting op de nieuwe structuur;
Tekstuele aanpassingen in bijna alle paragrafen, onder andere:
Actief taalgebruik ter bevordering van het doelgroepgerichte karakter van het handboek;
Eenvoudiger taalgebruik;
Consequent taalgebruik;
Toevoegen van leeswijzers.
Nieuwe hoofdstukken: 14, 15 en 16;
Verwijderde hoofdstukken: 3 (inhoud verplaatst naar website);
Nieuwe paragrafen: 4.2, 5.2, 6.2, 7.2, 8.2, 9.2, 10.2, 11.2, 11.3.2, 11.3.3, 12.2, 12.3.2, 12.3.3;
Toevoeging/vervanging van afbeeldingen in de volgende paragrafen: 2.1, 2.3, 4.1.1, 4.3.1, 5.1.1, 5.3.1, 6.1.1, 6.3.1, 7.1.1, 7.3.1, 8.1.1, 8.3.1, 9.1.1, 9.3.1, 10.1.1, 10.3.1, 10.3.3, 11.1.1, 11.3.1 en 12.1.2;
Toevoeging/vervanging van praktijkvoorbeelden in hoofdstuk 15. In de voorbeelden (ook in ZZP’s) zijn de functies ‘Begeleiding individueel’ en ‘Begeleiding in groepsverband’ opgenomen in plaats van ‘Ondersteunende begeleiding algemeen/dagprogramma’ en ‘Activerende begeleiding algemeen/dagprogramma’;
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
CVZ
5
Versiebeheer Handboek Zorgregistratie AWBZ (vervolg) AZR-
Uitgave
Datum
Inhoud
Auteur
7
December 2009
Inhoudelijke aanpassing in de paragrafen: 4.1.4, 4.4.1 (Privacy; welke informatie meesturen, tabel, cliëntgegevens), 4.4.8 (Bemiddeling zorgkantoor), 5.1.3, 7.4.5 (Zorgaanbieder meldt voortijdige beëindiging van de zorg, bullet 2), 8.1.3 (Gebruik melding aanvangzorgbericht (CA317) bullet 2, 8.3.2, 8.4.1 en 9.4.1 (Cliëntgegevens; gebruik van het burgerservicenummer), 8.4.3, 10.3.3, 12.4.3, 12.4.4;
CVZ
Verwijderde paragrafen: 4.8, 10.4.8 (verouderd);
Wijzigingen met betrekking tot besluiten in de volgende paragrafen: 4.4.3, 4.4.4 (Partnergegevens), 5.3.3 (Wat is de recentste zorgtoewijzing), 7.4.3, 8.4.1.
Wijzigingen met betrekking tot bedrijfsregels:
release 2.2
6
Aanpassing bedrijfsregel 3: functierecord (indicatiebesluit) in plaats van functierecord;
Aanpassing bedrijfsregel 34: ‘Voorletters relatie cliënt (NAM153)’ verwijderd;
Aanpassing bedrijfsregel 101 (CA319): Indien de functiecode (COD732) de waarde 62, 71 of 72 heeft …;
Correctie bedrijfsregel 113: DAT051 in plaats van DAT186;
Nieuw: bedrijfsregel 120.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Leeswijzer In deze leeswijzer vindt u allereerst tips voor het gebruik van de digitale versie van het handboek. Daarnaast vindt u informatie over de opbouw van de hoofdstukken in deel II van dit handboek. Tips digitale versie handboek Als u de digitale PDF-versie van dit handboek gebruikt, gelden de volgende tips:
Vanuit de Inhoudsopgave kunt u direct klikken op het onderwerp van uw keuze.
Door de knop [Bladwijzers] te activeren in het PDF-document kunt u gemakkelijk navigeren in het handboek aan de hand van de documentstructuur (hoofdstukken en paragrafen).
Door de knop [Pagina’s] te activeren in het PDF-document kunt u gemakkelijk navigeren in het handboek aan de hand van de paginanummering.
Door de knop [Bijlagen] te activeren in het PDF-document heeft u direct toegang tot de Excel-bijlage met bedrijfsregels. Zie paragraaf 13.3.
Gebruik de hyperlinks in het document om snel te schakelen tussen informatie die verband met elkaar houdt.
Gebruik de toetscombinatie
+ om terug te keren naar de oorspronkelijke tekst nadat u een hyperlink heeft aangeklikt.
Gebruik het zoekvenster rechts bovenin uw scherm om te zoeken naar het onderwerp van uw keuze. Let hierbij op de zoekopties, die u kunt instellen met de drop-down knop aan de rechterkant van het zoekvenster.
Gebruik de toetscombinatie + <+> of + <-> om op de tekst van het PDF-bestand in- en uit te zoomen.
Opbouw hoofdstukken deel II handboek Ieder hoofdstuk in deel II van dit handboek bevat informatie over een specifiek bericht. De opbouw van deze hoofdstukken is telkens gelijk. Ieder hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen:
Inleiding, met daarin: plaats van het bericht in de AZR-berichtenketen; doel van het bericht; gebruik van het bericht;
Opbouw bericht; deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het bericht;
Proces van het bericht; deze paragraaf beschrijft alle procesafspraken rond het bericht die verband houden met AZR: grafische weergave verzend-/ontvangstproces van het bericht en bijbehorend retourbericht; informatie over tijdslijnen; informatie over berichtvolgorde en onderwerpen die hiermee verband houden; overige procesinformatie (indien van toepassing); informatie over niet-reguliere situaties (indien van toepassing);
Inhoudelijke afspraken; deze paragraaf beschrijft alle inhoudelijke afspraken rond het bericht. Het gaat hierbij om afspraken hoe een ketenpartij de records/velden van het bericht vult: algemene inhoudelijke afspraken; inhoudelijke afspraken, zoveel mogelijk per record gegroepeerd;
In deel III – Bijlagen van dit handboek (hoofdstuk 15) vindt u praktijkvoorbeelden van cliëntsituaties, die vooral bedoeld zijn om onderwerpen die eerder in het handboek staan beschreven te verduidelijken.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
7
8
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Inhoud DEEL I ACHTERGRONDINFORMATIE................................................................................................................................. 15 1
2
Inleiding............................................................................................................................................................................ 17 1.1
Wat is de Zorgregistratie?............................................................................................... 17
1.2
Handboek Zorgregistratie; doel en doelgroep ................................................................ 17
1.3
Het handboek in relatie tot overige documenten............................................................ 18
1.3.1
Soorten documenten.................................................................................................. 18
1.3.2
Welke informatie is ‘leidend’? .................................................................................... 18
1.3.3
Het documentenoverzicht .......................................................................................... 19
1.3.4
Onderhoud van het handboek.................................................................................... 19
1.3.5
Reikwijdte van dit handboek ...................................................................................... 19
De Zorgregistratie op hoofdlijnen....................................................................................................................... 21 2.1
AZR-ketenpartijen en hun rol ......................................................................................... 21
2.2
Waarom zijn standaarden belangrijk voor het berichtenverkeer? .................................... 22
2.2.1
Waarom standaardisatie? ........................................................................................... 22
2.2.2
Wat zijn EI-standaarden? ............................................................................................ 22
2.3
3
Informatie- en berichtstromen binnen de Zorgregistratie ............................................... 23
2.3.1
Berichtstromen binnen de regio ................................................................................. 24
2.3.2
Berichtstromen tussen de regio’s............................................................................... 24
2.3.3
Berichtstromen tussen zorgkantoor en CAK............................................................... 25
2.3.4
Berichtstromen naar landelijk niveau ......................................................................... 25
2.3.5
Identificatie van berichten.......................................................................................... 25
Afspraken berichtenverkeer................................................................................................................................... 27 3.1
Inleiding......................................................................................................................... 27
3.2
Procesmatige afspraken rond het berichtenverkeer ........................................................ 27
3.2.1
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de keten ............................................... 27
3.2.2
Beveiliging ................................................................................................................. 27
3.3
Inhoudelijke afspraken rond het berichtenverkeer ......................................................... 29
3.3.1
Juiste en volledige vulling van de berichten ............................................................... 29
3.3.2
Het gebruik van datumvelden .................................................................................... 29
3.3.3
GBA-controle.............................................................................................................. 29
3.3.4
Burgerservicenummer ................................................................................................ 29
3.3.5
Gebruik van tabellen in AZR ....................................................................................... 30
3.3.6
Onderhoud van muterende tabellen........................................................................... 30
DEEL II AZR-BERICHTEN ......................................................................................................................................................... 35 4
Het indicatiebesluitbericht...................................................................................................................................... 37 4.1
Inleiding......................................................................................................................... 37
4.1.1
Plaats indicatiebesluitbericht in de AZR-berichtenketen ............................................. 38
4.1.2
Doel indicatiebesluitbericht ....................................................................................... 38
4.1.3
Gebruik indicatiebesluitbericht .................................................................................. 39
4.1.4
De grondslag van het indicatiebesluit en het recht op zorg ....................................... 39
4.2 4.2.1 4.3 4.3.1
Opbouw van het bericht ................................................................................................. 42 Opbouw indicatiebesluitbericht.................................................................................. 42 Proces van het bericht.................................................................................................... 44 Grafische weergave indicatiebesluitproces ................................................................. 44
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
9
4.3.2
Tijdslijnen.................................................................................................................. 44
4.3.3
Berichtvolgorde.......................................................................................................... 45
4.3.4
Geldigheidsduur indicatiebesluit verstrijkt ................................................................. 47
4.3.5
Bezwaar tegen een indicatiebesluit ............................................................................ 47
4.3.6 4.4
5
4.4.1
Algemene afspraken .................................................................................................. 49
4.4.2
ZZP’s in het indicatiebesluit ....................................................................................... 53
4.4.3
Afspraken cliëntrecord............................................................................................... 55
4.4.4
Afspraken relatierecord ............................................................................................. 57
4.4.5
Afspraken adresrecord............................................................................................... 58
4.4.6
Afspraken ziektebeeld- en stoornisrecord .................................................................. 60
4.4.7
Afspraken indicatiebesluitrecord................................................................................ 61
4.4.8
Afspraken functierecord ............................................................................................ 62
4.4.9
Afspraken activiteitrecord .......................................................................................... 65
Het zorgtoewijzingbericht....................................................................................................................................... 67 5.1
Plaats zorgtoewijzingbericht in de AZR-berichtenketen .............................................. 68
5.1.2
Doel zorgtoewijzingbericht ........................................................................................ 68
5.2 5.2.1 5.3
Gebruik zorgtoewijzingbericht................................................................................... 69 Opbouw van het bericht ................................................................................................. 70 Opbouw zorgtoewijzingbericht .................................................................................. 70 Proces van het bericht.................................................................................................... 73
5.3.1
Grafische weergave zorgtoewijzingproces ................................................................. 73
5.3.2
Tijdslijnen.................................................................................................................. 73
5.3.3
Berichtvolgorde.......................................................................................................... 74
5.3.4
Activiteiten van het zorgkantoor ................................................................................ 75
5.3.5
Zorgtoewijzing in etappes.......................................................................................... 77
5.3.6
Beoordeling toewijzing door zorgaanbieder............................................................... 77
5.3.7
Situaties na zorgtoewijzing ........................................................................................ 77
5.3.8
ZZP’s in het zorgtoewijzingbericht............................................................................. 79
5.4
Inhoudelijke afspraken................................................................................................... 80
5.4.1
Algemene afspraken .................................................................................................. 80
5.4.2
Afspraken functierecord (zorgtoewijzing) .................................................................. 80
Het melding aanvangzorgbericht ........................................................................................................................ 83 6.1
Inleiding......................................................................................................................... 83
6.1.1
Plaats melding aanvangzorgbericht in de AZR-berichtenketen ................................... 84
6.1.2
Doel melding aanvangzorgbericht ............................................................................. 84
6.1.3 6.2 6.2.1 6.3
Gebruik melding aanvangzorgbericht ........................................................................ 85 Opbouw van het bericht ................................................................................................. 86 Opbouw melding aanvangzorgbericht........................................................................ 86 Proces van het bericht.................................................................................................... 87
6.3.1
Grafische weergave melding aanvangzorgproces ....................................................... 87
6.3.2
Tijdslijnen.................................................................................................................. 87
6.3.3
Berichtvolgorde.......................................................................................................... 88
6.3.4
Aanvang zorg en overbruggingszorg ......................................................................... 89
6.3.5 6.4 6.4.1
10
Inleiding......................................................................................................................... 67
5.1.1 5.1.3
6
Zorgzwaartebekostiging ............................................................................................ 47 Inhoudelijke afspraken................................................................................................... 49
Niet-reguliere situaties............................................................................................... 89 Inhoudelijke afspraken................................................................................................... 90 Algemene afspraken .................................................................................................. 90
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
7
6.4.2
Afspraken voorgaande opnamerecord ....................................................................... 92
6.4.3
Afspraken functierecord ............................................................................................ 92
Het mutatie-/eindezorgbericht ............................................................................................................................. 97 7.1
Plaats mutatie-/eindezorgbericht in de AZR-berichtenketen ....................................... 98
7.1.2
Doel mutatie-/eindezorgbericht ................................................................................. 99
7.1.3
Gebruik mutatie-/eindezorgbericht ............................................................................ 99
7.2 7.2.1 7.3
Opbouw mutatie-/eindezorgbericht ......................................................................... 100 Proces van het bericht.................................................................................................. 101 Grafische weergave mutatie-/eindezorgproces......................................................... 101
7.3.2
Tijdslijnen................................................................................................................ 101
7.3.3
Berichtvolgorde........................................................................................................ 102
7.3.4
Mutatie-/eindezorgbericht en einde zorg in etappes ................................................ 104
7.3.5
Koppeling berichten................................................................................................. 104
7.4
Niet-reguliere situaties............................................................................................. 105 Inhoudelijke afspraken................................................................................................. 106
7.4.1
Algemene afspraken ................................................................................................ 106
7.4.2
Mutatie van cliënt-, relatie- en/of adresgegevens ..................................................... 106
7.4.3
Mutatie van zorglevering: algemene afspraken ........................................................ 107
7.4.4
Mutatie van zorglevering: De zorg gaat (nog) niet van start ..................................... 109
7.4.5
Mutatie van zorglevering: Beëindiging van zorg....................................................... 110
Het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK .................................................................................................... 113 8.1
Inleiding....................................................................................................................... 113
8.1.1
Plaats melding aanvangzorgbericht ZK-CAK in de AZR-berichtenketen..................... 114
8.1.2
Doel melding aanvangzorgbericht ZK-CAK............................................................... 114
8.1.3 8.2 8.2.1 8.3
Gebruik melding aanvangzorgbericht ZK-CAK.......................................................... 115 Opbouw van het bericht ............................................................................................... 116 Opbouw melding aanvangzorgbericht ZK-CAK ......................................................... 116 Proces van het bericht.................................................................................................. 118
8.3.1
Grafische weergave melding aanvangzorgproces ZK-CAK ........................................ 118
8.3.2
Tijdslijnen................................................................................................................ 119
8.3.3
Berichtvolgorde........................................................................................................ 119
8.3.4
Processen bij het zorgkantoor in relatie tot de eigen bijdrage ................................. 120
8.3.5
Bezwaar tegen de opgelegde eigen bijdrage ............................................................ 120
8.3.6
Afspraken m.b.t. adresgegevens .............................................................................. 120
8.3.7
Afspraken m.b.t. partnergegevens ........................................................................... 120
8.3.8
ZZP’s en het CAK ..................................................................................................... 121
8.3.9
Bijzondere situaties ................................................................................................. 121
8.3.10
Niet-reguliere situaties............................................................................................. 122
8.4
9
Opbouw van het bericht ............................................................................................... 100
7.3.1
7.3.6
8
Inleiding......................................................................................................................... 97
7.1.1
Inhoudelijke afspraken................................................................................................. 123
8.4.1
Algemene afspraken ................................................................................................ 123
8.4.2
Afspraken cliëntrecord............................................................................................. 126
8.4.3
Afspraken voorgaande opnamerecord ..................................................................... 126
8.4.4
Afspraken functierecord .......................................................................................... 126
Het mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK ......................................................................................................... 129 9.1 9.1.1
Inleiding....................................................................................................................... 129 Plaats mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK in de AZR-berichtenketen ........................ 130
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
11
9.1.2
Doel mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK .................................................................. 130
9.1.3
Gebruik mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK ............................................................. 131
9.2 9.2.1 9.3
12
12
Proces van het bericht.................................................................................................. 133 Grafische weergave mutatie-/eindezorgproces ZK-CAK ............................................ 133
9.3.2
Tijdslijnen................................................................................................................ 134
9.3.3
Berichtvolgorde........................................................................................................ 134
9.4
11
Opbouw mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK............................................................. 132
9.3.1
9.3.4
10
Opbouw van het bericht ............................................................................................... 132
Niet-reguliere situaties............................................................................................. 134 Inhoudelijke afspraken................................................................................................. 136
9.4.1
Algemene afspraken ................................................................................................ 136
9.4.2
Afspraken mutatie functierecord.............................................................................. 136
Bovenregionaal berichtenverkeer..................................................................................................................... 139 10.1
Inleiding .................................................................................................................. 139
10.1.1
Plaats bovenregionale berichten in de AZR-berichtenketen ...................................... 140
10.1.2
Doel bovenregionale berichten ................................................................................ 140
10.1.3
Gebruik bovenregionale berichten ........................................................................... 141
10.2
Opbouw van de berichten ........................................................................................ 142
10.3
Proces van de berichten ........................................................................................... 143
10.3.1
Grafische weergave bovenregionale processen ........................................................ 143
10.3.2
Tijdslijnen................................................................................................................ 144
10.3.3
Berichtvolgorde........................................................................................................ 145
10.4
Inhoudelijke afspraken............................................................................................. 148
10.4.1
Afspraken (mutatie) adresrecord.............................................................................. 148
Landelijke gegevensverzameling ..................................................................................................................... 151 11.1
Inleiding .................................................................................................................. 151
11.1.1
Plaats landelijk bericht in de AZR-berichtenketen..................................................... 152
11.1.2
Doel landelijk bericht............................................................................................... 153
11.1.3
Gebruik landelijk bericht.......................................................................................... 153
11.2
Opbouw van het bericht........................................................................................... 154
11.3
Proces van het bericht.............................................................................................. 154
11.3.1
Grafische weergave landelijke gegevensverzamelingproces ..................................... 154
11.3.2
Tijdslijnen................................................................................................................ 155
11.3.3
Berichtvolgorde........................................................................................................ 155
11.3.4
Bovenregionale zorg en landelijke aanlevering gegevens ......................................... 155
11.4
Inhoudelijke afspraken............................................................................................. 155
Gebruik van retourberichten en foutafhandeling..................................................................................... 157 12.1
Inleiding .................................................................................................................. 157
12.1.1
Welke documentatie is leidend? ............................................................................... 157
12.1.2
Plaats retourberichten in de AZR-berichtenketen...................................................... 158
12.1.3
Doel retourbericht ................................................................................................... 158
12.1.4
Gebruik retourbericht .............................................................................................. 159
12.2
Opbouw van de berichten ........................................................................................ 160
12.2.1
Opbouw retourberichten.......................................................................................... 160
12.3
Proces van de berichten ........................................................................................... 162
12.3.1
Grafische weergave proces retourinformatie ............................................................ 162
12.3.2
Tijdslijnen................................................................................................................ 162
12.3.3
Berichtvolgorde........................................................................................................ 163
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
12.4
Inhoudelijke afspraken............................................................................................. 164
12.4.1
Bedrijfsregels en foutcodes...................................................................................... 164
12.4.2
EI-bericht volledig goedgekeurd............................................................................... 165
12.4.3
EI-bericht volledig afgekeurd.................................................................................... 165
12.4.4
EI-bericht op onderdelen afgekeurd ......................................................................... 166
12.4.5
Het EI-bericht heeft één of meer lege records .......................................................... 167
DEEL III BIJLAGEN ................................................................................................................................................................... 169 13
Bedrijfsregels.............................................................................................................................................................. 171 13.1
Waarom bedrijfsregels?............................................................................................ 171
13.2
Wat zijn bedrijfsregels? ............................................................................................ 171
13.3
Waar kunt u de bedrijfsregels vinden?...................................................................... 171
13.3.1
Opmerkingen bij de digitale bijlage ......................................................................... 172
14
Begrippenlijst.............................................................................................................................................................. 175
15
Praktijkvoorbeelden ................................................................................................................................................ 187
16
15.1
Toelichting............................................................................................................... 187
15.2
Praktijkvoorbeeld indicatiebesluitbericht (IO31) ....................................................... 188
15.2.1
Meerdere indicaties in één indicatiebesluitbericht.................................................... 189
15.3
Praktijkvoorbeelden zorgtoewijzingbericht (AW33) .................................................. 191
15.3.1
Intrekking zorg ........................................................................................................ 192
15.3.2
Opbouw en afbouw van zorg ................................................................................... 205
15.3.3
Zorgtoewijzing in etappes........................................................................................ 211
15.4
Praktijkvoorbeelden melding aanvangzorgbericht (AW35)........................................ 213
15.4.1
Berichtvolgorde........................................................................................................ 214
15.4.2
Overbruggingszorg.................................................................................................. 219
15.4.3
Gebruik
15.4.4
Melding aanvang zorg op functieniveau................................................................... 223
15.4.5
Intramurale functies en aanvangsdatum/sleuteldatum............................................. 225
15.4.6
Opbouw en afbouw van zorg ................................................................................... 229
15.5
Praktijkvoorbeelden mutatie-/eindezorgbericht (AW39) ........................................... 230
15.5.1
De cliënt overlijdt .................................................................................................... 231
15.5.2
Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid.................................................................... 235
15.5.3
Beëindiging van zorg (ZZP zonder opnamewens) ..................................................... 242
15.5.4
Cliënt niet (meer) in zorg & beëindiging van zorg door zorgaanbieder .................... 244
15.5.5
Gedeeltelijke beëindiging van zorg .......................................................................... 249
15.6
Praktijkvoorbeeld melding aanvangzorgbericht ZK-CAK (CA317) ............................. 251
15.6.1
Meer dan één melding aanvang zorg (vlak) na elkaar (‘MAZ op MAZ’) ...................... 251
15.7
Praktijkvoorbeeld bovenregionaal berichtenverkeer (ZKxx) ...................................... 252
15.7.1
Bovenregionaal berichtenverkeer ............................................................................. 252
STATUS AANLEVERING RECORD .............................................................................
222
Totaalvoorbeeld AZR-ketenproces ................................................................................................................... 257 16.1
Toelichting............................................................................................................... 257
16.2
Totaalvoorbeeld ....................................................................................................... 257
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
13
14
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
DEEL I ACHTERGRONDINFORMATIE
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15
16
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
1 1.1
Inleiding Wat is de Zorgregistratie?
De partijen die bij de AWBZ betrokken zijn, de zogenaamde ketenpartijen, wisselen regionaal informatie uit in gestandaardiseerde vorm. Elke ketenpartij heeft een eigen taak in het proces: het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) indiceert, het zorgkantoor wijst de zorg toe, de zorgaanbieder levert vervolgens die zorg en het Centraal Administratie Kantoor (CAK) stelt tot slot de eigen bijdrage vast. Als onderdeel van het project ‘Modernisering AWBZ’ is het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (zie Begrippenlijst) in 2000 gestart met het landelijk introduceren van de AWBZ-brede Zorgregistratie (ook wel ‘AZR’ of Zorgregistratie genoemd): elektronisch berichtenverkeer tussen het CIZ, zorgkantoren, zorgaanbieders en het CAK. Als strategisch beheerder van de Zorgregistratie vult het ministerie van VWS de randvoorwaarden voor de Zorgregistratie in. VWS regelt bijvoorbeeld de financiering van de Zorgregistratie, stelt de uitwisseling van gegevens volgens de standaarden verplicht en bewaakt het bestuurlijk draagvlak om ervoor te zorgen dat de Zorgregistratie goed werkt. VWS kan daarmee besluiten nemen over de inhoud van en veranderingen in het berichtenverkeer. In overleg met het ministerie van VWS verzorgt het College voor zorgverzekeringen (CVZ) (zie Begrippenlijst) het tactisch beheer van de Zorgregistratie. Het CVZ is in die rol onder andere verantwoordelijk voor het beheer van alle afspraken waarop de Zorgregistratie is gebaseerd: het Handboek Zorgregistratie AWBZ, de EI-standaarden, de codetabellen en alle overige afspraken en regels. Het CVZ heeft het beheer van de EI-standaarden en de (meeste) codetabellen belegd bij Vektis (zie Begrippenlijst). De Zorgregistratie is een systeem voor het volgen van de cliënt in alle fasen van de keten: van de indicatie via het toewijzen en leveren van zorg tot het vaststellen van de eigen bijdrage. Elke ketenpartij geeft via de Zorgregistratie de informatie door die belangrijk is voor de volgende partij in de keten. De informatie-uitwisseling vindt plaats via elektronisch berichtenverkeer op basis van landelijk vastgestelde standaarden, de Externe Integratiestandaarden (EI) (zie Begrippenlijst). Die bestaan voor ieder EI-bericht (zie Begrippenlijst) uit een standaardbeschrijving en berichtspecificaties. Deze beschrijven welke informatie moet worden doorgegeven en waar een elektronisch bericht inhoudelijk en technisch aan moet voldoen opdat de ontvangende partij dit succesvol kan verwerken.
1.2
Handboek Zorgregistratie; doel en doelgroep
Het handboek vormt een noodzakelijke aanvulling op de EI-documentatie. Het bevat alle afspraken (bedrijfsregels) over het berichtenverkeer die niet in een technische berichtdefinitie opgenomen kunnen worden. Het kan onder andere gaan om eisen aan de berichtvolgorde, om afhankelijkheden tussen berichten, maar ook om specifieke eisen aan de inhoud van bepaalde velden (zie Begrippenlijst). Al deze afspraken staan beschreven in deel II van het handboek. Om sommige afspraken te verduidelijken, bevat deel III van dit handboek enkele praktijkvoorbeelden van cliëntsituaties. In deel I vindt u achtergrondinformatie zoals het ontstaan van de Zorgregistratie, de ketenpartijen en hun rol in het berichtenverkeer en de taken en verantwoordelijkheden van landelijke partijen. In deel III komt de landelijke gegevensverzameling aan bod. Het handboek is bestemd voor iedereen die zich direct bezighoudt met de opzet en de uitvoering van het berichtenverkeer: hoe zorgt u ervoor dat de inrichting van de Zorgregistratie in uw eigen omgeving voldoet aan de landelijke afspraken?
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
17
Het handboek is niet bedoeld als beleidsmatig - of inhoudelijk naslagwerk over de AWBZ. Het CVZ probeert geen toelichting op het beleid te geven of bepaalde thema’s uitputtend te beschrijven. Het handboek gaat uit van de huidige AWBZ- wet- en regelgeving en beschrijft hoe de Zorgregistratie het proces van indicatiestelling, via zorgtoewijzing en zorglevering tot het vaststellen van de eigen bijdrage ondersteunt: aan welke afspraken moeten de ketenpartijen in de AWBZ zich houden bij de uitwisseling van informatie? Het handboek bevat een groot aantal landelijke afspraken en bedrijfsregels die tot doel hebben het berichtenverkeer niet alleen regionaal maar ook bovenregionaal op dezelfde manier plaats te laten vinden. Binnen deze afspraken zijn de ketenpartners tot op bepaalde hoogte vrij om hun eigen werk vorm te geven.
1.3
Het handboek in relatie tot overige documenten
1.3.1
Soorten documenten
De afspraken over het AZR-berichtenverkeer staan beschreven in twee documentcategorieën: 1. Technische documentatie Deze bestaat uit de EI-standaarden en aanverwante teksten. Hierin vindt u informatie over de eisen waaraan een EI-bericht moet voldoen (formaat, lengte), uit welke records (zie Begrippenlijst) het bericht bestaat, welke gegevenselementen de afzonderlijke records moeten bevatten en aan welke eisen deze moeten voldoen. Ook staat hierin beschreven welke codetabellen ketenpartijen moeten gebruiken en welke waarden zijn toegestaan. 2. Inhoudelijke, procedurele documentatie Deze bestaat uit het handboek en de daarin opgenomen bedrijfsregels. Het handboek beschrijft alle landelijke afspraken die betrekking hebben op het gebruik van de Zorgregistratie, al dan niet in de vorm van een bedrijfsregel. Alle bedrijfsregels die op het moment van verschijnen van dit handboek gelden, staan in een gebruiksvriendelijke Excel-bijlage bij dit handboek. De bijlage biedt onder andere de mogelijkheid om filters te gebruiken bij het zoeken in de bedrijfsregels. Het CVZ publiceert de bijlage tegelijk met het handboek op www.zorgregistratie.nl. De belangrijkste bedrijfsregels worden overigens ook in de afzonderlijke hoofdstukken genoemd. 1.3.2
Welke informatie is ‘leidend’?
In combinatie met het handboek en de bedrijfsregels vormen de EI-standaarden de ruggengraat van het berichtenverkeer. Hierin staan de spelregels voor het berichtenverkeer. Wat gebeurt er wanneer er tussentijds een correctie of aanvulling op het handboek nodig is, bijvoorbeeld als er sprake is van een nieuwe of gewijzigde bedrijfsregel? Het CVZ stelt deze dan formeel vast en publiceert deze daarna als bijvoegsel bij het handboek of kiest ervoor om deze te publiceren op zijn website www.zorgregistratie.nl. Op vastgestelde tijden verwerkt het CVZ de informatie uit het bijvoegsel of op de website in een nieuwe uitgave van het handboek. Omdat niet alle documenten gelijktijdig gepubliceerd worden, gebeurt het soms dat een instructie in een EI-standaard in strijd is of lijkt te zijn met een ander document. Een EI-standaard kan bijvoorbeeld het vullen van een bepaald gegeven niet verplicht stellen, terwijl het handboek of een bedrijfsregel beschrijft dat ketenpartijen het gegeven altijd moeten vullen. Om te voorkomen dat dit soort tegenstrijdigheden tot conflicten in het berichtenverkeer leidt, zijn hierover afspraken gemaakt. Algemeen geldt dat de informatie in het handboek leidend is. Als er ná publicatie van het handboek over een bepaald onderdeel nieuwe afspraken zijn gemaakt, publiceert het CVZ deze in de vorm van een besluit. Besluiten zijn leidend ten opzichte van het handboek. Bijvoegsels bij het handboek kunt u beschouwen als een integraal onderdeel van het handboek.
18
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
1.3.3
Het documentenoverzicht
Op www.zorgregistratie.nl kunt u naast de actuele versie van het handboek ook de wijzigingen en de besluiten vinden. Daarnaast vindt u hier de Excel-bijlage met actuele bedrijfsregels. 1.3.4
Onderhoud van het handboek
Het Beheerteam Zorgregistratie van het CVZ onderhoudt en beheert het handboek. In principe verschijnt bij elke nieuwe release van de EI-standaarden ook een nieuwe versie van het handboek. Suggesties voor aanpassingen van het handboek kunt u sturen naar het CVZ via [email protected]. 1.3.5
Reikwijdte van dit handboek
De afspraken in dit handboek zijn, op één hoofdstuk na, van toepassing op de EI-standaarden versie 2.2 (vrijgegeven en voor het eerst gepubliceerd door Vektis in juli 2008). Alleen de inhoud van hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 heeft betrekking op de CAK-berichten versie 1.1 (vrijgegeven en voor het eerst gepubliceerd door Vektis in juli 2008).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
19
20
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
2
De Zorgregistratie op hoofdlijnen
In dit hoofdstuk leest u meer over de rol van de verschillende AWBZ-ketenpartijen en waarom standaardisatie in het berichtenverkeer belangrijk is. Daarnaast komen de informatie- en berichtstromen binnen de Zorgregistratie aan bod.
2.1
AZR-ketenpartijen en hun rol
De kern van de Zorgregistratie is dat de partijen die zijn belast met de uitvoering van de AWBZ informatie registreren en uitwisselen op basis van landelijk vastgestelde standaarden. In deze paragraaf vindt u een toelichting op de rol van iedere partij. Onderstaand schema toont de belangrijkste AZR-ketenpartijen en hun plaats in de keten. Figuur 1: AZR-ketenpartijen en hun plaats in de keten
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) Iemand die AWBZ-zorg nodig heeft (de cliënt), meldt zich bij het indicatieorgaan (zie Begrippenlijst) in de regio waarin hij woont. Meestal vult het CIZ de functie van indicatieorgaan in. Het CIZ beoordeelt op basis van de zorgbehoefte van de cliënt of deze in aanmerking komt voor AWBZzorg. Zo ja, dan ontvangt de cliënt een indicatiebesluit dat bestaat uit één of meerdere AWBZ-functies. Het CIZ kan andere organisaties of deskundigen inschakelen bij de indicatiestelling, maar blijft wel eindverantwoordelijk voor (de kwaliteit van) de indicatiebesluiten. Het CIZ stuurt het indicatiebesluit in de vorm van een EI-bericht (IO31) naar het zorgkantoor. Zorgkantoor Elk zorgkantoor heeft een eigen regio als werkgebied. In die regio voert het zorgkantoor de regie over de uitvoering van de AWBZ. Een belangrijke taak is het toewijzen van zorg. Daarvoor maakt het zorgkantoor contractafspraken met zorgaanbieders en ziet erop toe dat een cliënt met een geldig indicatiebesluit op een efficiënte manier passende zorg krijgt (zorglevering). Het zorgkantoor kan met de zorgaanbieders afspreken hoe deze de zorgtoewijzing uitvoeren, maar blijft daar wel in alle gevallen eindverantwoordelijk voor. Het zorgkantoor bepaalt ook of een cliënt terecht aanspraak maakt op de AWBZ (de rechtmatigheidtoets). Verder is het zorgkantoor het informatieknooppunt in de regio. Het zorgkantoor zorgt ervoor dat de keten goed functioneert. Het bewaakt de doorlooptijden van het berichtenverkeer en de kwaliteit van de informatie die de ketenpartners uitwisselen.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
21
Ten slotte stelt het zorgkantoor de regionale wachtlijst samen met behulp van de Zorgregistratie. Elk kwartaal stuurt het zorgkantoor een bestand naar Zorgverzekeraars Nederland (ZN), dat de gegevens weer doorstuurt naar het CVZ. In dat bestand staan de regionale gegevens over de geïndiceerde, de toegewezen en de geleverde zorg. Aan de hand van de verzamelde informatie stelt het CVZ een landelijke rapportage samen. Zorgaanbieder De zorgaanbieder levert de zorg en houdt daarbij rekening met de contractafspraken met het zorgkantoor. De zorgaanbieder meldt de start van de zorg (AW35) en de beëindiging daarvan (AW39) aan het zorgkantoor. Centraal Administratie Kantoor (CAK) Het CAK stelt de eigen bijdrage voor AWBZ-zorg vast, die de cliënt moet betalen, en brengt deze in rekening. Om dit te kunnen doen, stuurt het zorgkantoor informatie over start en einde van de zorg (voorlopig alleen voor intramurale zorg (zie Begrippenlijst)) door naar het CAK met behulp van de Zorgregistratie.
2.2
Waarom zijn standaarden belangrijk voor het berichtenverkeer?
2.2.1
Waarom standaardisatie?
De kern van de Zorgregistratie is dat de AWBZ-ketenpartijen informatie vastleggen en deze uitwisselen op basis van landelijk vastgestelde standaarden. Het basisprincipe van de Zorgregistratie is ‘vrijheid in gebondenheid’. Binnen de landelijke afspraken zijn ketenpartijen vrij in de manier waarop ze de eigen bedrijfsprocessen inrichten en kan elke partij kiezen voor eigen software (vrijheid). Het naleven van de EI-standaarden is verplicht (gebondenheid). Deze standaarden zorgen ervoor dat de ketenpartijen informatie altijd op dezelfde manier vastleggen en communiceren, wat goed is voor de kwaliteit van de informatie. Gelijke definities en taal zorgen ervoor dat de gegevens kunnen worden uitgewisseld en optelbaar en vergelijkbaar zijn; in alle zorgkantoorregio’s, maar ook in het bovenregionale verkeer tussen zorgkantoren onderling (zie hoofdstuk 10). Eenheid van taal leidt er uiteindelijk ook toe dat de regionaal verzamelde gegevens vergelijkbaar zijn, wat belangrijk is voor de landelijke rapportage. 2.2.2
Wat zijn EI-standaarden?
Elektronische gegevensuitwisseling is de uitwisseling van informatie tussen partijen op basis van externe integratiestandaarden (ook wel berichtstandaarden genoemd). Een Externe Integratiestandaard (EI-standaard) beschrijft gedetailleerd de volgende zaken:
de opbouw van een bericht; uit welke records bestaat een bericht en wat zijn de kenmerken van de verschillende gegevenselementen daarin (formaat, lengte, etc.)?;
het gebruik van het bericht; hoe moeten de ketenpartijen een bericht maken en vullen?.
Vektis publiceert de berichtstandaarden in rapportvorm op zijn website (http://ei.vektis.nl).
22
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
2.3
Informatie- en berichtstromen binnen de Zorgregistratie
In onderstaand schema kunt u de berichtstromen tussen de verschillende ketenpartijen aflezen, inclusief de volgorde waarin partijen de berichten versturen/ontvangen. Let op! Het schema gaat uit van regionaal berichtenverkeer tussen de partijen, de bovenregionale berichten zijn dan ook niet van een volgordenummer voorzien. Figuur 2: Berichtstromen (inclusief volgorde) tussen de verschillende AZR-ketenpartijen
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
23
2.3.1
Berichtstromen binnen de regio
Hieronder staat welke berichtstromen op het moment van in productieneming van versie 2.2 van toepassing zijn. Elke berichtstandaard heeft een naam, een afkorting, een versienummer en een versiedatum. Berichtstromen binnen de regio Nr.
EI-bericht
Berichtstroom
IO31
Indicatiebesluitbericht
volgorde 1A
Het CIZ verstuurt het indicatiebesluitbericht naar het zorgkantoor. 1B
IO32
Het zorgkantoor verstuurt hierop een retourbericht naar het CIZ.
2A
AW33
Zorgtoewijzingbericht Het zorgkantoor verstuurt het zorgtoewijzingbericht naar de zorgaanbieder.
2B
AW34
De zorgaanbieder verstuurt hierop een retourbericht naar het zorgkantoor.
3A
AW35
Melding aanvangzorgbericht De zorgaanbieder verstuurt het melding aanvangzorgbericht om het zorgkantoor te informeren over de aanvang van de zorg.
3B
AW36
Het zorgkantoor verstuurt hierop een retourbericht naar de zorgaanbieder.
5A
AW39
Mutatie-/eindezorgbericht De zorgaanbieder verstuurt het mutatie-/eindezorgbericht om het zorgkantoor te informeren over een wijziging of beëindiging van de zorg.
5B
2.3.2
AW310
Het zorgkantoor verstuurt hierop een retourbericht naar de zorgaanbieder.
Berichtstromen tussen de regio’s
Een cliënt krijgt de zorg meestal in de regio waar hij woont (regio A). Er is sprake van bovenregionale zorg als een cliënt zorg wil of gaat ontvangen van een zorgaanbieder die een contract heeft met een ander zorgkantoor (regio B) dan het zorgkantoor in de regio waarin de cliënt woont. De afstemming tussen deze regio’s verloopt in dat geval tussen de betrokken zorgkantoren via de Zorgregistratie; het berichtenverkeer is hierop afgestemd en ondersteunt dit proces. Een procesbeschrijving van het bovenregionale berichtenverkeer vindt u in hoofdstuk 10. Het zorgkantoor in regio A is verantwoordelijk voor de zorgtoewijzing. Het zorgkantoor in regio B zorgt ervoor dat de cliënt de zorg werkelijk krijgt. Berichtstromen tussen de regio’s EI-bericht
Berichtstroom
ZK33
Zorgtoewijzingbericht bovenregionaal Zorgkantoor A verstuurt het bovenregionale zorgtoewijzingbericht om zorgkantoor B te informeren over de toewijzing van de zorg.
ZK34
Zorgkantoor B verstuurt hierop een retourbericht naar zorgkantoor A.
ZK35
Melding aanvangzorgbericht bovenregionaal Zorgkantoor B verstuurt het bovenregionale melding aanvangzorgbericht om zorgkantoor A te informeren over de aanvang van de zorg.
24
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Berichtstromen tussen de regio’s (vervolg) EI-bericht
Berichtstroom
ZK36
Zorgkantoor A verstuurt hierop een retourbericht naar zorgkantoor B.
ZK39
Mutatie-/eindezorgbericht bovenregionaal Zorgkantoor B verstuurt het bovenregionale mutatie-/eindezorgbericht om zorgkantoor A te informeren over een wijziging of beëindiging van de zorg.
ZK310
2.3.3
Zorgkantoor A verstuurt hierop een retourbericht naar zorgkantoor B.
Berichtstromen tussen zorgkantoor en CAK
Het zorgkantoor verstuurt ieder regionaal melding aanvangzorgbericht en mutatie-/eindezorgbericht naar het CAK. Berichtstromen tussen zorgkantoor en CAK Nr.
EI-bericht
Berichtstroom
CA317
Melding aanvangzorgbericht ZK-CAK
volgorde 4A
Het zorgkantoor verstuurt het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK om het CAK te informeren over de aanvang van de zorg. 4B
CA318
Het CAK verstuurt hierop een retourbericht naar het zorgkantoor.
6A
CA319
Mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK Het zorgkantoor verstuurt het mutatie-/eindezorgbericht om het CAK te informeren over de beëindiging van de zorg of een overplaatsing van een cliënt.
6B
CA320
2.3.4
Het CAK verstuurt hierop een retourbericht naar het zorgkantoor.
Berichtstromen naar landelijk niveau
Het zorgkantoor stuurt periodiek een bericht met regionale gegevens naar ZN voor de landelijke gegevensverzamelingen. ZN levert de gegevens door aan het CVZ. Berichtstroom (landelijk niveau) Nr.
EI-bericht
Berichtstroom
AW317
Aanlevering landelijke gegevens
-
Er bestaat geen retourbericht voor de aanlevering van landelijke gegevens
volgorde 7
2.3.5
Identificatie van berichten
De identificatie van een bericht gebeurt op basis van de combinatie van:
berichtcode (CODE EXTERNE-INTEGRATIEBERICHT);
de code van de verzender (veldnaam is afhankelijk van de verzender);
identificatie van de aanlevering (IDENTIFICATIE AANLEVERING).
De identificatie van de aanlevering is dus uniek per berichtsoort en afzender.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
25
26
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
3
Afspraken berichtenverkeer
3.1
Inleiding
Bij de realisatie van de (eerste versie van de) Zorgregistratie heeft het CVZ met de betrokken ketenpartijen algemene afspraken gemaakt. Deze afspraken vormen de basis van de Zorgregistratie. Later zijn er aanvullende afspraken gemaakt tijdens de ontwikkeling van volgende versies van AZR. Dit hoofdstuk gaat over deze afspraken. Afspraken over de specifieke berichtsoorten vindt u in de hoofdstukken 4 tot en met 11. In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
paragraaf 3.2; informatie over procesmatige afspraken en onderwerpen rond het berichtenverkeer. Deze paragraaf bevat informatie over verantwoordelijkheden/bevoegdheden in de keten, beveiligingsaspecten en hoe ketenpartijen moeten omgaan met privacygevoelige cliëntgegevens.
paragraaf 3.3; informatie over inhoudelijke afspraken rond het berichtenverkeer. Deze paragraaf bevat afspraken over de inhoudelijke vulling van diverse records/velden, het gebruik van tabellen en het onderhoud door CVZ van de huisartstabel, de AZR-AGB-codelijst en de AZRUZOVI-tabel.
3.2
Procesmatige afspraken rond het berichtenverkeer
3.2.1
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de keten
Eén van de belangrijkste uitgangspunten in het AZR-berichtenverkeer is dat elke ketenpartij verantwoordelijk is voor het beheer en de kwaliteit van de eigen gegevens. Dit houdt het volgende in:
Het CIZ moet de cliënt- en indicatiebesluitgegevens vastleggen en is verantwoordelijk voor de inhoud van het indicatiebesluitbericht.
Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor het onderhoud van de cliënt-, zorgtoewijzing- en wachtlijstgegevens. Het zorgkantoor bewaakt de kwaliteit van het toewijsgedeelte van het zorgtoewijzingbericht.
De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het onderhoud van de cliëntgegevens en moet alle gegevens onderhouden met betrekking tot de aanvang van zorg, wijzigingen in de zorglevering en het einde van de zorg. De kwaliteit moet blijken uit het melding aanvangzorgbericht en het mutatie/eindezorgbericht.
De ketenpartijen moeten er samen voor zorgen dat de gegevens van de cliënt actueel zijn en blijven. Elke ketenpartij heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid door alleen gegevens de keten in te sturen die op dat moment voor haar actueel zijn. Het zorgkantoor heeft als regionale ketenmanager een signalerende functie en spreekt de contractpartijen, als dat nodig is, aan op hun werkwijze. 3.2.2
Beveiliging
Alle AZR-ketenpartijen onderhouden een eigen registratiesysteem waarvoor zij beveiligingsmaatregelen moeten treffen. Deze maatregelen richten zich op de mensen die ermee werken, op de gegevens die de partijen daarin opslaan (databases) (zie Begrippenlijst) en op de apparatuur waarop het systeem draait. Alle partijen moeten zich houden aan de actuele wettelijke regels en bepalingen die gelden voor de opslag, de verwerking en de uitwisseling van (zorgregistratie)gegevens.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
27
Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar:
beveiligingseisen die zich richten op de beschikbaarheid van het systeem;
beveiligingseisen die zich richten op de betrouwbaarheid van het systeem;
beveiligingseisen die zich richten op de vertrouwelijkheid.
Omdat de gegevens die ketenpartijen via de Zorgregistratie uitwisselen zeer privacygevoelig zijn, moet elke ketenpartij bijzondere aandacht besteden aan de regelgeving op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) (zie Begrippenlijst). Privacy In de Zorgregistratie leggen ketenpartijen persoonsgebonden gegevens vast en geven die informatie door in de keten. Voor een deel zijn dit privacygevoelige gegevens, bijvoorbeeld de medische gegevens van een cliënt. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) (zie Begrippenlijst) heeft de berichtstandaarden uit AZR release 1.0 getoetst aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Het CBP hanteert als criterium dat ketenpartijen alleen die persoonsgegevens mogen uitwisselen die noodzakelijk zijn om de zorgtoewijzing uit te voeren. De term ‘noodzakelijk’ hangt samen met de formele taken die elke organisatie in de keten heeft. De conclusie van het CBP was dat de standaarden van de Zorgregistratie aan dat criterium voldeden. Ook de cliëntenorganisaties bewaken de bescherming van de privacygevoelige gegevens van de cliënt. Zij zijn betrokken bij het toetsen van de standaarden en beoordelen daarbij de noodzaak van de uitwisseling van privacygevoelige gegevens. Ketenpartijen mogen dus niet méér privacygevoelige informatie uitwisselen dan strikt noodzakelijk is. Alle EI-standaarden bevatten commentaarrecords waarin de verzender van het bericht extra informatie kan vastleggen. Met het oog op de privacy gelden er regels voor het vullen van deze commentaarrecords. Een commentaarrecord mag alléén voorkomen in het indicatiebesluitbericht en in het zorgtoewijzingbericht en uitsluitend bij de volgende records (bedrijfsregel 3):
cliëntrecord;
ziektebeeld- en stoornisrecord;
beperkingrecord;
indicatiebesluitrecord;
functierecord (indicatiebesluit);
score stoornis- en beperkingrecord.
28
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
3.3
Inhoudelijke afspraken rond het berichtenverkeer
3.3.1
Juiste en volledige vulling van de berichten
Elke AZR-ketenpartij is verantwoordelijk voor een juiste en volledige vulling van de berichten. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) (zie Begrippenlijst) heeft in 2007 de Regeling Administratieve Organisatie en Interne Controle AWBZ-zorgaanbieders(AO/IC) uitgegeven. Hierin staan de regels waaraan de Administratieve Organisatie en Interne Controle van de zorgaanbieders moet voldoen. Elke ketenpartij heeft een eigen verantwoordelijkheid om de organisatie rond het AZR-registratiesysteem te onderhouden. Dit kan gebeuren:
door de documentatie te onderhouden die bij het AZR-registratiesysteem hoort.
door controlemaatregelen te nemen die waarborgen dat berichten inhoudelijk en technisch correct worden verstuurd, ontvangen en opgeslagen.
door eventueel de software en/of de bedrijfsprocessen te laten certificeren.
3.3.2
Het gebruik van datumvelden
In de Zorgregistratie spelen datumvelden een belangrijke rol. Voor het gebruik daarvan gelden de volgende regels:
Wanneer een ketenpartij twee datumvelden vult die samen een periode aangeven, moet men de tweede datum lezen als de datum tot en met waarop iets geldt. Dit wijkt af van onder andere de omschrijvingen in het indicatieprotocol, maar sluit aan bij de omschrijvingen in de EI-documentatie.
Wanneer een ketenpartij een niet-verplicht, conditioneel datumveld niet met een datum vult, moet hij het vullen met nullen.
3.3.3
GBA-controle
Als een ketenpartij cliëntgegevens vastlegt en doorgeeft in de keten, is het belangrijk dat ze overeenkomen met en geverifieerd zijn door de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) (zie Begrippenlijst). Het gaat dan om vragen als: leeft de cliënt nog, woont de cliënt op het opgegeven adres en is de naam juist gespeld? Rond de NAW-gegevens van de cliënt zijn de GBA-gegevens leidend. 3.3.4
Burgerservicenummer
De Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (Wbsn-z) (zie Begrippenlijst) regelt het gebruik van het burgerservicenummer (BSN) (zie Begrippenlijst) in de zorg door zorgaanbieders, zorgverzekeraars en indicatieorganen. Het doel van de Wbsn-z is om de kwaliteit van de zorg te verbeteren door betrouwbare gegevensuitwisseling. Met ingang van 1 juni 2009 moeten ketenpartijen het BSN opnemen in de administratie en gebruiken bij de onderlinge uitwisseling van gegevens. Daarbij moeten partijen voldoen aan alle regels uit de Wbsn-z. Het kan echter nog voorkomen dat het niet mogelijk is om het BSN bij opvraag te controleren. Dit kan onder andere het geval zijn als de identiteit van een cliënt niet is vastgesteld of als het niet in het belang van de cliënt is om het BSN te communiceren (bijvoorbeeld bij vrouwenopvang). In zulke situaties geeft de betreffende ketenpartij de reden door waarom het BSN niet beschikbaar is (bedrijfsregel 113). Voor het AZR-berichtenverkeer geldt daarnaast technische bedrijfsregel II: het burgerservicenummer moet voldoen aan de 11-proef.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
29
3.3.5
Gebruik van tabellen in AZR
Bij de ontwikkeling van een nieuw EI-bericht bepaalt het CVZ voor elk veld wat voor soort gegeven het is en op welke manier ketenpartijen het veld moeten vullen: is het een tekstveld, is het een datumveld of gaat het om een veld dat men op een gestructureerde manier moet vullen door een codetabel te gebruiken? In het laatste geval geeft de berichtspecificatie aan welke codetabel men moet gebruiken. Het CVZ stelt de inhoud van de AZR-berichten, en daarmee ook de inhoud van de codetabellen, vast. AZRrelease 2.2 maakt nu gebruik van in totaal ± 70 codetabellen. De tabellen vindt u op http://ei.vektis.nl. Wanneer de ketenpartijen gegevens uitwisselen, is het erg belangrijk dat iedereen dezelfde tabel gebruikt; de onderdelen van de tabel (de codes en de omschrijving) moeten voor iedereen hetzelfde zijn. Daarom is het belangrijk dat iedereen weet wie de codetabellen onderhoudt en hoe en vooral welke versie van een tabel men moet gebruiken. De inhoud van de meeste tabellen is stabiel en verandert in principe niet tijdens de ‘looptijd’ van een release. Echter, voor een deel van de tabellen geldt dat de inhoud tussentijds regelmatig wijzigt. Het gaat dan vooral om tabellen met gegevens die actueel moeten zijn, bijvoorbeeld de huisartsentabel en de tabel met alle contractrelaties tussen zorgkantoren en AWBZ-instellingen. Als de inhoud van een tabel vaker wijzigt, is de kans groter dat niet alle partijen dezelfde versie van de tabel gebruiken. Paragraaf 4.3.6 beschrijft hoe het onderhoud en het versiebeheer van deze tabellen geregeld is: hoe komen wijzigingen tot stand, wie voert ze door en hoe komt de inhoud van een tabel beschikbaar? Controle op de waarde van een code; hoofd- en kleine letters Vooral wanneer ketenpartijen velden moeten vullen waarbij ze een codetabel moeten gebruiken, kan het belangrijk zijn dat de ingevulde waarde in het veld ook letterlijk voorkomt in de codetabel. Daarom moet de controle op de inhoud van codevelden case-sensitive (zie Begrippenlijst) zijn. Voorbeelden van zulke velden zijn:
KLASSECODE
en
CODE ZIEKTEBEELD/STOORNIS.
De controle op de inhoud van alle andere velden is
case-insensitive (zie Begrippenlijst). 3.3.6
Onderhoud van muterende tabellen
Algemene informatie over AGB Om zorg te mogen leveren die valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de AWBZ, moet een zorginstelling een toelating hebben. Het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) (zie Begrippenlijst), een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS, is verantwoordelijk voor de afgifte van toelatingen. Alle toegelaten zorgaanbieders krijgen een zogenaamde Algemeen GegevensBeheercode (AGB) (zie Begrippenlijst). Hiermee wordt een zorgaanbieder uniek geïdentificeerd. Voor zorginstellingen geeft het CAK de AGB-code uit, terwijl Vektis deze verstrekt aan (individuele) zorgverleners. Vektis beheert daarnaast alle uitgegeven codes in het AGB-register (zie Begrippenlijst). De huisartstabel (gebaseerd op het AGB-register) In het AGB-register beheert en onderhoudt Vektis ook de gegevens van huisartsen. De inhoud van het register kan dagelijks wijzigen en is daarom niet te gebruiken voor de Zorgregistratie. Daarom stelt Vektis elke vier weken een actuele tabel samen op basis van het register, waarvan de ketenpartijen vervolgens gebruik maken. Voor deze tabel geldt de volgende werkwijze: 1. Het CVZ verspreidt elke vier weken twee bestanden onder het CIZ en de zorgkantoren, namelijk: een gecomprimeerd bestand (in ZIP-formaat) met alle actuele huisartsgegevens (naam:
AZR-HA_<MAANDJAAR>_AGBU2_01.ZIP).
Dit bestand bestaat uit zes bestanden met actuele
huisartsgegevens (zie onderstaande tabel). een gecomprimeerd bestand (in ZIP-formaat) met alle doorgevoerde mutaties (naam:
AZR-HA_<MAANDJAAR>_AGBU3_01.ZIP).
Dit bestand bestaat uit zes bestanden met
mutatiegegevens (zie onderstaande tabel).
30
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
2. Voor het AZR-berichtenverkeer is uitsluitend het bestand met actuele huisartsgegevens belangrijk. Dit is het bestand met de naam
FAGBX20.S01.
Het CVZ verspreidt ook de overige bestanden (met
bijvoorbeeld adres- en praktijknaamgegevens). Als het CIZ en de zorgkantoren dat willen, kunnen zij deze gegevens in hun eigen administratie gebruiken. 3. Het CVZ verspreidt de bestanden elke vier weken op een woensdag, uiterlijk om 17:00 uur. De inhoud van de tabel geldt vanaf de eerste maandag volgend op die woensdag. 4. Het CIZ en de zorgkantoren maken in het berichtenverkeer gebruik van de actuele huisartstabel. Hierbij gelden de volgende bedrijfsregels: Indicatiebesluitbericht (IO31): als het veld waarde hiervan voorkomen in de actuele
ZORGVERLENERSCODE HUISARTS
(cod431) gevuld is, moet de
FAGBX20.S01-tabel.
Zorgtoewijzingbericht bovenregionaal (ZK33): Een zorgkantoor mag een ontvangen bovenregionaal zorgtoewijzingbericht niet afkeuren als de waarde van het veld HUISARTS
(COD431) niet voorkomt in de actuele
ZORGVERLENERSCODE
FAGBX20.S01-tabel.
Zorgtoewijzingbericht (bovenregionaal) (AW33/ZK33): bedrijfsregel 40 blijft gedeeltelijk gelden: de eerste twee posities van het veld
ZORGVERLENERSCODE HUISARTS
(COD431) moeten de waarde ‘01’
hebben. Huisartstabel Bestandsnaam
ZIP-bestand bevat de volgende bestanden:
AZR - HA _< MAANDJAAR >_AGBU 2_01. ZIP
1.
FAGBX20. S 01
2.
FAGBX21. S 01
3.
FAGBX22. S 01
4.
FAGBX23. S 01
5.
FAGBX24. S 01
6.
FAGBX25. S 01
1.
FAGBX30. S 01
2.
FAGBX31. S 01
3.
FAGBX32. S 01
4.
FAGBX33. S 01
5.
FAGBX34. S 01
6.
FAGBX35. S 01
AZR - HA _< MAANDJAAR >_AGBU 3_01. ZIP
AZR-AGB-codelijst In de Zorgregistratie registreert men op verschillende plaatsen gegevens van zorgaanbieders, bijvoorbeeld in:
het indicatiebesluitbericht; de code(s) van de zorgaanbieder(s) waarvoor de cliënt een voor- of afkeur heeft.
het zorgtoewijzingbericht; de code(s) van de zorgaanbieder(s) aan wie het zorgkantoor de zorg toewijst.
het melding aanvangzorgbericht; de code van de zorgaanbieder die de zorg gaat leveren.
het mutatie-/eindezorgbericht; de code van de zorgaanbieder die een mutatie aanlevert of de zorg beëindigt.
de berichtgeving van het zorgkantoor aan het CAK; de instellingscode van de zorgaanbieder bij wie de cliënt in zorg is gegaan, dan wel de instellingscode van de zorgaanbieder die de zorglevering aan de cliënt heeft beëindigd.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
31
Zoals eerder vermeld hebben alle AWBZ-erkende instellingen een AGB-code. Vooral voor de zorgtoewijzing moet men een zorgaanbieder uniek kunnen identificeren. Een zorgkantoor maakt alleen contractafspraken/productieafspraken met een zorgaanbieder die een AGB-code heeft. Voor AZR is het belangrijk om te weten met welk zorgkantoor een zorgaanbieder een contractrelatie heeft. Een zorgkantoor is namelijk uitsluitend verantwoordelijk voor de zorgtoewijzingen aan de zorgaanbieders met wie het zorgkantoor een contractrelatie heeft (behalve in het geval van bovenregionaal berichtenverkeer, zie paragraaf 11.3.4). Gebleken is dat het AGB-register bij Vektis hier niet voldeed. Daarom stelt het CVZ speciaal voor de Zorgregistratie een eigen tabel samen: de AZR-AGB-codelijst. In deze tabel legt het CVZ niet alleen de AGB-code van alle zorgaanbieders vast, maar ook het zorgkantoor waarmee de zorgaanbieder een contractrelatie heeft. Als een zorgaanbieder met meer dan één zorgkantoor een contractrelatie heeft, krijgt hij voor elke relatie een aparte AGB-code. Alleen zorgkantoren mogen de door hen gecontracteerde zorgaanbieders bij het CVZ aanmelden via [email protected] om te worden opgenomen in de AZR-AGB-codelijst. Voor de AZR-AGB-codelijst geldt de volgende werkwijze: 1. Het CVZ stelt wekelijks twee bestanden samen, namelijk: een bestand (in Excel-formaat) met een totaallijst van alle AZR-AGB-codes (naam: VERSIE
<JAAR.WEEKNUMMER>: COMPLETE LIJST (DATUM).XLS), bijvoorbeeld
COMPLETE LIJST
9.41:
(7 OKTOBER 2009).XLS.
een bestand (in Excel-formaat) met een verschillijst van AZR-AGB-codes (naam: VERSIE
AZR-AGB-CODELIJST
AZR-AGB-CODELIJST VERSIE
AZR-AGB-CODELIJST
<JAAR.WEEKNUMMER>: VERSCHILLIJST (MUTATIES T/M ).XLS), bijvoorbeeld
CODELIJST VERSIE
AZR-AGB-
9.41: VERSCHILLIJST (MUTATIES 30 SEPTEMBER T/M 6 OKTOBER 2009).XLS.
2. Het CVZ publiceert de bestanden wekelijks op woensdag, uiterlijk om 17:00 uur op www.zorgregistratie.nl. Alle wijzigingen die zorgkantoren aanleveren voor dinsdag 17:00 uur worden nog meegenomen in de lijst die het CVZ op de woensdag daaropvolgend opstelt. De lijst is geldig vanaf de eerste maandag volgend op die woensdag. 3. Bij de AZR-AGB-codelijst geldt de volgende bedrijfsregel: Overal waar ketenpartijen een
INSTELLINGSCODE
vastleggen, moet deze instellingscode voorkomen in
de AZR-AGB-codelijst die het CVZ verspreidt (bedrijfsregel 43). Deze bedrijfsregel geldt voorlopig alleen voor de
INSTELLINGSCODE.
Voor
POSTCODE
en
HUISNUMMER
gelden nog geen beperkingen.
Het UZOVI-register en de AZR-UZOVI-tabel De gegevens van alle zorgverzekeraars zijn opgenomen in het Unieke ZOrgVerzekeraarsIdentificatieregister (UZOVI) (zie Begrippenlijst). De inhoud van het register kan regelmatig wijzigen en is daarom niet te gebruiken voor de Zorgregistratie. Daarom stelt het CVZ elk kwartaal de AZR-UZOVI-tabel vast, waarvan de ketenpartijen vervolgens gebruik maken. De tabel bestaat uit de actuele UZOVI-codes van dat moment, aangevuld met codes die niet meer actueel zijn. Voor de AZR-UZOVI-tabel geldt de volgende werkwijze: 1. Het CVZ stelt elk kwartaal het bestand (in Excel-formaat) samen met de AZR-UZOVI-gegevens (naam: AZR-UZOVI-TABEL_<X>EKW<JAAR>.XLS,
bijvoorbeeld
AZR-UZOVI-TABEL_4EKW2009.XLS).
2. Het CVZ publiceert de tabel elke eerste woensdag van het kwartaal, uiterlijk om 17:00 uur op www.zorgregistratie.nl. De lijst is geldig vanaf de eerste maandag volgend op die woensdag.
32
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
3. Bij de AZR-UZOVI-tabel gelden de volgende bedrijfsregels: Voor alle AZR-berichten geldt dat het gebruikte UZOVI-nummer (zie Begrippenlijst) moet voorkomen in de AZR-UZOVI-tabel. Indicatiebesluitbericht (IO31): In een indicatiebesluit met een afgiftedatum groter dan 1 maart 2007 mag het CIZ alleen een actueel UZOVI-nummer gebruiken. Dit houdt in dat INDICATIEBESLUIT
DATUM AFGIFTE
groter dan of gelijk moet zijn aan de ‘datum opneming’ bij dat betreffende UZOVI-
nummer in de tabel (indien gevuld) en kleiner moet zijn dan de ‘datum uitschrijving’ (indien gevuld). Voor alle overige berichten (alle behalve het IO31-bericht) is het niet van belang of het UZOVInummer wel of niet actueel is (bedrijfsregel 12). Landcodetabel Met ingang van AZR-release 2.2 moeten ketenpartijen de codelijst
CODE LAND
(COD032-NEN) gebruiken om
een landcode vast te leggen. Deze codelijst kunt u vinden op http://ei.vektis.nl. De berichtspecificatie verwijst naar deze codelijst. GBA-voorvoegseltabel De EI-documentatie verwijst voor het vastleggen van een voorvoegsel bij een naam naar de GBAvoorvoegseltabel van het Nederlandse centrum voor Normalisatie (NEN). Deze tabel maakt alleen formeel geen deel uit van de EI-documentatie. Omdat een voorvoegsel niet wezenlijk is om een cliënt te identificeren, stelt het CVZ het gebruik van deze tabel niet verplicht. Daarom mogen ketenpartijen een bericht niet afkeuren als het voorvoegsel bij de naam van een cliënt en/of bij de naam van een relatie niet voorkomt in de GBA-voorvoegseltabel. Postcodetabel Er zijn verschillende postcodetabellen in omloop. Het CVZ heeft besloten om ketenpartijen niet landelijk te verplichten om een bepaalde tabel in AZR te gebruiken. Ketenpartijen mogen een bericht niet afkeuren als de postcode niet juist lijkt te zijn. Ook mogen ze een bericht niet afkeuren als de combinatie postcode-huisnummer niet juist lijkt te zijn en/of niet overeenkomt met de eigen gegevens.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
33
34
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
DEEL II AZR-BERICHTEN
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
35
36
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
4 4.1
Het indicatiebesluitbericht Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over het indicatiebesluitbericht (IO31) en het bijbehorende retourbericht (IO32). De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor het CIZ (verzender van het indicatiebesluitbericht) en zorgkantoren (ontvangers van het bericht). In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 4.1.1: Waar moet u het indicatiebesluitbericht plaatsen in de totale AZR-berichtenketen?
paragraaf 4.1.2: Wat is het doel van het indicatiebesluitbericht?
paragraaf 4.1.3: Wanneer en hoe gebruikt het CIZ een indicatiebesluitbericht (niet)?
paragraaf 4.1.4: Hoe komt een indicatiebesluitbericht tot stand en wat is de wettelijke basis ervan?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 4.2; informatie over de opbouw van het indicatiebesluitbericht. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het bericht.
paragraaf 4.3; informatie over procesmatige afspraken rond het indicatiebesluit. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 4.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond het indicatiebesluit. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van een indicatiebesluitbericht.
In Deel III - Bijlagen van dit handboek vindt u in paragraaf 15.2 een praktijkvoorbeeld van een cliëntsituatie dat betrekking heeft op het indicatiebesluitbericht.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
37
4.1.1
Plaats indicatiebesluitbericht in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van het indicatiebesluitbericht en het bijbehorende retourbericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat het CIZ en de zorgkantoren de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats indicatiebesluitbericht (IO31) + retourbericht (IO32) in AZR-berichtenketen
4.1.2
Doel indicatiebesluitbericht
Het doel van een indicatiebesluitbericht is om het zorgkantoor te informeren over de zorg die het CIZ heeft geïndiceerd voor een cliënt. Deze communicatie vindt plaats via een indicatiebesluit. Het indicatiebesluit beschrijft op welke zorg een cliënt recht heeft volgens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) (zie Begrippenlijst). Binnen AZR is het zorgkantoor verplicht om een indicatiebesluitbericht met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden.
38
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
4.1.3
Gebruik indicatiebesluitbericht
Wanneer en hoe gebruikt het CIZ een indicatiebesluit (niet)?
Het CIZ gebruikt een indicatiebesluitbericht om het zorgkantoor te informeren over het recht dat een cliënt heeft op zorg. Het gaat daarbij onder andere om de grondslag, de aard (soort), de hoeveelheid en de duur van de zorg. Het zorgkantoor is vervolgens verantwoordelijk voor de toewijzing van de zorg aan één of meer zorgaanbieders, die de zorg moeten gaan leveren.
Als de aanspraakgegevens van een indicatiebesluit wijzigen, verstuurt het CIZ altijd een nieuw indicatiebesluitbericht naar het zorgkantoor. Als er alleen aanvullende gegevens wijzigen, leidt dat niet tot een nieuw indicatiebesluit. Zie paragraaf 4.4.1 voor meer informatie over aanspraakgegevens en aanvullende gegevens.
4.1.4
De grondslag van het indicatiebesluit en het recht op zorg
Het CIZ bepaalt aan de hand van de grondslag of een cliënt recht heeft op zorg volgens de AWBZ en geeft hiervoor een indicatiebesluit af. Wat is de grondslag van een indicatiebesluit? De definitie van de grondslag van een indicatiebesluit volgens de ‘Beleidsregels indicatiestelling AWBZ (januari 2009)’ is: “Een aandoening, beperking of handicap als gevolg waarvan de verzekerde op één of meer vormen van zorg kan zijn aangewezen”. Onderstaande tabel toont de verschillende grondslagen die er zijn: Grondslagen Afkorting grondslag
Omschrijving grondslag
SOM
Somatische aandoening/beperking
PG
Psychogeriatrische aandoening/beperking
PSY
Psychiatrische aandoening/beperking
LG
Lichamelijke handicap
VG
Verstandelijke handicap
ZG
Zintuiglijke handicap
PSP
Psychosociaal probleem (is vervallen per 1 januari 2009)
Een verzekerde (cliënt) heeft recht op AWBZ-zorg als er minimaal één grondslag op hem van toepassing is. Als er sprake is van meer dan één grondslag, bepaalt het CIZ wat de ‘dominante’ grondslag is. Deze vermeldt het CIZ als eerste grondslag in het dossier. Wettelijke basis Het Besluit Zorgaanspraken AWBZ beschrijft de aanspraken op de AWBZ. Het gaat dan om de aard (soort), inhoud en omvang (hoeveelheid) van de zorg. Binnen de Zorgregistratie worden de aard en de hoeveelheid van de zorg uitgedrukt in functies, klassen en activiteiten. Per functie wordt een geldigheidsduur aangegeven. Voorheen werden er zeven hoofdfuncties onderscheiden voor de aanspraken op zorg, waaronder ‘Huishoudelijke verzorging’, ‘Ondersteunende begeleiding’ en ‘Activerende begeleiding’. Vanaf 1 januari 2007 valt de functie ‘Huishoudelijke verzorging’ onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) (zie Begrippenlijst) en is daarmee niet langer een aanspraak op grond van de AWBZ. Vanaf 1 januari 2009 is er voor de functies ‘Ondersteunende begeleiding’ en ‘Activerende begeleiding’ een nieuwe functie in de plaats gekomen, namelijk ‘Begeleiding’. De functie ‘Ondersteunende Begeleiding’ is nu gedeeltelijk terug te vinden als ‘Begeleiding’ en de functie ‘Activerende Begeleiding’ is
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
39
voor een deel opgegaan in ‘Behandeling’ en voor een deel in ‘Begeleiding’. Het CVZ heeft deze aanpassing volledig doorgevoerd in deze handboekversie. In de praktijkvoorbeelden komen de functies ‘Ondersteunende begeleiding’ en ‘Activerende begeleiding’ niet meer voor, ook niet in de voorbeelden waarin deze functies deel uitmaken van een ZZP (zie Begrippenlijst). Deze laatste voorbeelden zijn, vooruitlopend op de situatie vanaf 2010, zo aangepast dat ze voldoen aan de ‘Vertaaltabel ZZP naar functies/klassen versie 3.0: 2010’. Dit heeft wel tot gevolg dat deze voorbeelden een datum ingang indicatiebesluit bevatten (meestal in 2010), die na de publicatiedatum van deze handboekversie ligt. Momenteel worden de volgende vijf hoofdfuncties onderscheiden: 1. Persoonlijke verzorging; 2. Verpleging; 3. Behandeling; 4. Verblijf; 5. Begeleiding. Bij de indicatiestelling maakt het CIZ voor een aantal van deze functies onderscheid naar de manier waarop de cliënt de zorg aangeboden krijgt: in een groep of individueel (bij ‘Begeleiding’), met of zonder verblijf (bij ‘Behandeling’) of naar de duur: tijdelijk of langdurig (bij ‘Verblijf’). Onderstaande tabel toont alle actuele AWBZ-functies: AWBZ-functies Functie
Afkorting
Omschrijving
11
OB-ALG
Ondersteunende begeleiding algemeen ¹
12
OB-DAG
Ondersteunende begeleiding dagprogramma ¹
31
PV
Persoonlijke verzorging
41
VP
Verpleging
51
AB-ALG
Activerende begeleiding algemeen ¹
52
AB-DAG
Activerende begeleiding dagprogramma ¹
61
BH-ALG
Behandeling algemeen (buiten verblijf in AWBZ-instelling)
62
BH-VBF
Behandeling met verblijf
71
VB-TYD
Verblijf tijdelijk
72
VB-LDU
Verblijf langdurig
81
BG-IND
Begeleiding individueel
82
BG-GRP
Begeleiding in groepsverband
¹ Vanaf 2010 worden deze functies niet meer geïndiceerd door het CIZ. Omdat deze functies nog wel voor kunnen komen in de keten of in oude berichten, worden de functies nog wel vermeld in deze tabel.
40
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Zorgindicatiebesluit (ZIB) Onderdeel van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (artikel 31) is het Zorgindicatiebesluit (ZIB). Het ZIB regelt het recht op zorg en bevat afspraken over het werkgebied, de samenstelling en de manier van werken van indicatieorganen. De indicatieorganen verenigd in het CIZ zijn verantwoordelijk voor de indicatiestelling in de AWBZ voor de sectoren Gehandicaptenzorg (GZ), Verpleging & Verzorging (VV) en de Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) (zie Begrippenlijst). Bepaalde onderdelen van de AWBZ zijn nog in beweging. Wijzigingen in inhoud en uitvoering van de AWBZ kunnen gevolgen hebben voor de afspraken rond de Zorgregistratie. Protocol indicatiestelling In het Zorgindicatiebesluit staat dat het CIZ werkt volgens een landelijk protocol. Dit protocol bevat aanwijzingen voor de manier van werken, de organisatie en de procedures van het CIZ. De inhoud van het protocol is voor het eerst vastgesteld in 2002 in overleg met de bij de AWBZ betrokken landelijke partijen. Het protocol maakt geen deel uit van de wet- en regelgeving over de indicatiestelling binnen de AWBZ. Doel van het protocol is om de rechtsgelijkheid voor de cliënt te bevorderen en ervoor te zorgen dat alle regiokantoren van het CIZ op dezelfde manier werken. Het gaat hierbij zowel om de inhoud van het indicatiebesluit als om de criteria die het CIZ hanteert bij de besluitvorming.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
41
4.2
Opbouw van het bericht
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van het indicatiebesluitbericht en het bijbehorende retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van beide berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹. Hier vindt u:
een uitgebreide berichtspecificatie van het indicatiebesluitbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht.
¹ http://ei.vektis.nl
4.2.1
Opbouw indicatiebesluitbericht
Onderstaande tabel toont uit welke recordsoorten (zie Begrippenlijst) het indicatiebesluitbericht bestaat en het aantal keer dat een bepaald record kan voorkomen in het bericht. Opbouw indicatiebesluitbericht Record
Aantal keer
Toelichting
Voorlooprecord
Eén per bericht
Geeft het begin van een indicatiebesluitbericht aan. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als de code van het zorgkantoor (geadresseerde), de code van het indicatieorgaan (verzender), het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en de datum van verzenden.
Cliëntrecord
Eén of meer per
Bevat informatie over de cliënt, bijvoorbeeld
bericht
burgerservicenummer (BSN), nummers voor de cliënt bij het CIZ en het zorgkantoor, naam, geslacht en geboortedatum van de cliënt. Zie ook paragraaf 4.4.3 over het cliëntrecord.
Relatierecord
Nul, één of meer
Bevat kenmerken van contactpersonen die in relatie staan tot de
per cliënt
cliënt, bijvoorbeeld soort relatie, naam, geslacht en geboortedatum van de partner van de cliënt of van overige contactpersonen. Zie ook paragraaf 4.4.4 over het relatierecord.
Adresrecord
Eén of meer
Bevat adresgegevens van de cliënt of van contactpersonen die in
per cliënt / Max.
relatie staan tot de cliënt. Het record kan betrekking hebben op
één per relatie
diverse adressoorten, onder andere GBA-adres,
van de cliënt
correspondentieadres of (tijdelijk) verblijfadres. Het CIZ neemt minimaal één adresrecord voor de cliënt op in het indicatiebesluitbericht. Dit moet een GBA-adres of verblijfadres zijn. Als het CIZ een relatierecord opneemt in het bericht, moet er ook een bijbehorend adresrecord voor deze relatie worden aangeleverd. Zie ook paragraaf 4.4.5 over het adresrecord.
Omgevingrecord
Nul of één
Bevat gegevens over de informele zorg, die de cliënt (nu of in de
per cliënt
toekomst) in zijn omgeving ontvangt/gaat ontvangen. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens over de soort hulp en de hoeveelheid daarvan, de relatie van de informele zorgverlener tot de cliënt en de zwaarte van de belasting van de informele zorg voor hem/haar uitgedrukt in een score per onderdeel.
42
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Opbouw indicatiebesluitbericht (vervolg) Record
Aantal keer
Toelichting
Ziektebeeld- en
Nul, één of meer
Bevat kenmerken van het ziektebeeld en de stoornis van de
stoornisrecord
per cliënt
cliënt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens over de grondslag van de zorg, welke diagnosecodelijst het CIZ heeft gebruikt bij de indicatiestelling, de code van het ziektebeeld / de stoornis en de prognose daarvan. Zie ook paragraaf 4.4.6 over het ziektebeeld- en stoornisrecord.
Beperkingrecord
Nul, één of meer
Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens over de categorie
per cliënt
beperking, waartoe het CIZ de cliënt rekent en de verwachte duur van de beperking.
Indicatiebesluit-
Eén per cliënt
record
Bevat algemene gegevens over het indicatiebesluit, bijvoorbeeld indicatiebesluitnummer, datum afgifte en begin- en einddatum (geldigheidsduur) van het besluit. Zie ook paragraaf 4.4.7 over het indicatiebesluitrecord.
Functierecord
Eén of meer
Bevat gegevens over de zorg waar de cliënt recht op heeft,
per
bijvoorbeeld functies, klassen en leveringsvorm en –voorwaarde
indicatiebesluit
van de zorg. Daarnaast bevat het functierecord gegevens over de begin- en einddatum van de geïndiceerde functies en de zorgaanbieder(s) van voorkeur/afkeur van de cliënt. Zie ook paragraaf 4.4.8 over het functierecord.
Activiteitrecord
Eén of meer per
Dit record bevat per functie een gedetailleerde uitwerking van de
functie
geïndiceerde zorg in de vorm van één of meer activiteiten. In geval van langdurig verblijf vult het CIZ het veld ACTIVITEITCODE met de code van het ZZP. Zie ook paragraaf 4.4.9 over het activiteitrecord.
Commentaar-
Nul, één of meer
Dit record bevat eventueel een toelichting op de informatie in het
record
per record
cliëntrecord, ziektebeeld- en stoornisrecord, beperkingrecord, indicatiebesluitrecord, functierecord, score stoornisrecord en het score beperkingrecord.
Score
Nul, één of meer
Dit record bevat de score op bepaalde testen op het gebied van
stoornisrecord
per cliënt
stoornis(sen) van de cliënt (gecodeerde vragen en antwoorden).
Score
Nul, één of meer
Dit record bevat de score op bepaalde testen op het gebied van
beperkingrecord
per beperking
beperking(en) van de cliënt (gecodeerde vragen en antwoorden).
Sluitrecord
Eén per bericht
Geeft aan dat het einde van het indicatiebesluitbericht is bereikt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
43
4.3
Proces van het bericht
In deze paragraaf vindt u de volgende informatie:
paragraaf 4.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het indicatiebesluit en het bijbehorende retourbericht;
paragraaf 4.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor beide berichten;
paragraaf 4.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
paragraaf 4.3.4; Informatie over het verstrijken van de geldigheidsduur van een indicatiebesluit;
paragraaf 4.3.5; Informatie over het maken van bezwaar tegen een indicatiebesluit;
paragraaf 4.3.6; Informatie over het indicatiebesluit en zorgzwaartebekostiging.
4.3.1
Grafische weergave indicatiebesluitproces
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het indicatiebesluit en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Grafische weergave verzend- en ontvangstproces indicatiebesluit + retourbericht Informeren m.b.t. indicaties CIZ
Corrigeren fouten CIZ
Aanmaken indicatiebesluitbericht
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor regionaal
CIZ
Verwerken indicatiebesluitbericht
Aanmaken retourbericht IO32
Verwerken retourberichten IO32
*
Clienten met f outen
Clienten zonder f outen
* Legenda
Bericht Indicatiebesluit AWBZ-Zorg (IO31)
Retourinformatie Indicatiebesluit AWBZ-Zorg (IO32) 1)
4.3.2
rollen Zorgkantoor regionaal CIZ Labels rollen
Tijdslijnen
Voor de verzending en ontvangst van het indicatiebesluitbericht en het bijbehorende retourbericht gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
IO31
Het CIZ stuurt de indicatiebesluiten (IO31) minimaal twee maal per dag naar het zorgkantoor. Dit gebeurt in principe direct na registratie van het indicatiebesluit.
IO32
Het zorgkantoor verstuurt het retourbericht indicatiebesluit (IO32) uiterlijk binnen vier uur na ontvangst van het indicatiebesluitbericht. De ontvangende partij (CIZ) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
44
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
4.3.3
Berichtvolgorde
Het actuele indicatiebesluit (veegbesluit) is geldig Landelijk is er afgesproken¹ dat het actuele (meest recente) indicatiebesluit geldig is. Dit indicatiebesluit heeft de naam ‘veegbesluit’, omdat het CIZ bij afgifte van een nieuw indicatiebesluit alle nog relevante informatie uit een eerder besluit meeneemt in het nieuwe besluit. Het CIZ overschrijft hiermee de inhoud van het voorgaande indicatiebesluit. Een cliënt kan daarom maximaal één actief indicatiebesluit hebben. Het
INDICATIE-AANVRAAGNUMMER INDICATIEORGAAN
en het
INDICATIEBESLUITNUMMER INDICATIEORGAAN
zijn niet altijd
oplopend. Ketenpartijen kunnen daarom niet zonder meer aan de hand van deze gegevens (zie Begrippenlijst) bepalen wat het actuele indicatiebesluit is. Hoe bepaalt u dan wat het actuele (meest recente) indicatiebesluit is? Hiervoor moet u ook kijken naar andere kenmerken van het besluit. Het actuele indicatiebesluit is het besluit met de hoogste (meest recente) DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT. Wanneer deze datum gelijk is voor twee of meer berichten, kiest u voor het indicatiebesluit met het hoogste
INDICATIEBESLUITNUMMER INDICATIEORGAAN.
indicatiebesluit met het hoogste
Wanneer ook dit gelijk is, dan kiest men voor het
INDICATIE-AANVRAAGNUMMER INDICATIEORGAAN.
¹ Handleiding formulierenset voor indicatiestelling AWBZ en Wvg, 10 januari 2003, blz. 53, 54 en 94: “Een indicatiebesluit vervangt, per datum besluit, een voorgaand indicatiebesluit”.
Negatief indicatiebesluit: de cliënt heeft geen recht op zorg Wat gebeurt er wanneer het CIZ een negatieve uitspraak doet op een indicatieaanvraag van een cliënt, die nog niet eerder recht had op AWBZ-zorg (de cliënt komt niet in aanmerking voor AWBZ-zorg)? In deze situatie maakt het CIZ geen indicatiebesluit aan; het zorgkantoor hoeft hier immers geen actie op te ondernemen. Negatief indicatiebesluit: de cliënt heeft geen recht meer op zorg Wat gebeurt er wanneer het CIZ een negatieve uitspraak doet op een nieuwe indicatieaanvraag van een cliënt, die eerder wél recht had op AWBZ-zorg (de cliënt komt niet meer in aanmerking voor AWBZ-zorg)? In deze situatie maakt het CIZ wel een (negatief) indicatiebesluit aan en stuurt dit besluit de keten in. Het CIZ moet het zorgkantoor en, indien van toepassing, de zorgaanbieder namelijk informeren dat zij geen zorg (meer) hoeven te leveren. In dit geval gaat het om de gebruikelijke toepassing van het veegbesluit: de inhoud van het nieuwste indicatiebesluit overschrijft (vervangt) die van het laatst afgegeven besluit. Het CIZ gaat hierbij op de volgende manier te werk:
Het CIZ maakt een nieuw indicatiebesluit aan met de volgende kenmerken:
DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT
is de datum waarop het CIZ uitspreekt dat de cliënt geen recht meer
heeft op AWBZ-zorg; is de datum vanaf wanneer de cliënt geen recht meer heeft op zorg;
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
krijgt dezelfde waarde als
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT.
De gegevens over functie(s) en klasse(n) neemt het CIZ over uit het voorlaatste indicatiebesluit. Het CIZ vult de
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
alle functies met dezelfde waarde als de
en de
DATUM GELDIGHEID (EINDE) GEÏNDICEERDE FUNCTIE
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
en de
voor
DATUM GELDIGHEID (EINDE)
INDICATIEBESLUIT.
Het CIZ verstuurt het nieuwe indicatiebesluit naar het zorgkantoor. Vervolgens informeert het zorgkantoor de zorgaanbieders aan wie de zorg uit het voorgaande indicatiebesluit is toegewezen over het nieuwe besluit (zie subparagraaf ‘Intrekken van een zorgtoewijzing’ in paragraaf 5.3.7).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
45
Let op! Bovenstaande situatie kan zich ook in een bovenregionale context voordoen. Wat gebeurt er wanneer het CIZ een negatieve uitspraak doet op een nieuwe indicatieaanvraag van een cliënt, die eerder wél recht had op AWBZ-zorg in een andere regio? Het CIZ handelt dan op de volgende manier:
Het CIZ heeft een indicatiebesluit afgegeven voor een cliënt in regio A.
Daarna verhuist de cliënt naar regio B en vraagt in regio B een nieuwe indicatie aan.
Het CIZ beoordeelt deze aanvraag negatief; de cliënt heeft geen recht meer op AWBZ-zorg.
Het CIZ in regio B beschikt nu niet over de (elektronische) informatie die nodig is om bovenstaande datumconstructie uit te voeren. Daarom moet het CIZ in dit geval teruggrijpen naar informatie die op papier beschikbaar is. Deze informatie moet het CIZ opvragen bij het CIZ in regio A of bij de cliënt.
Cliënt heeft geen recht meer op een deel van de zorg Wat gebeurt er wanneer het CIZ een nieuw indicatiebesluit afgeeft dat minder en/of andere zorg bevat dan een eerder afgegeven besluit? Ook in dit geval gaat het om een normale toepassing van het veegbesluit: de inhoud van het nieuwste indicatiebesluit overschrijft (vervangt) die van het laatst afgegeven besluit. Het CIZ legt in het nieuwe indicatiebesluit uitsluitend vast wat geïndiceerd is; de zorg waar de cliënt nu recht op heeft. Het zorgkantoor kan hieruit afleiden dat een functie die niet meer voorkomt in het nieuwe indicatiebesluit, niet meer van kracht is. Vervolgens informeert het zorgkantoor de zorgaanbieders aan wie de zorg uit het voorgaande indicatiebesluit is toegewezen over het nieuwe besluit (zie subparagraaf ‘Intrekken van een zorgtoewijzing’ in paragraaf 5.3.7). Het indicatiebesluit en spoed Vanaf 1 november 2006 bestaat er een nieuwe procedure voor het vaststellen en melden van spoedsituaties en de registratie van spoedzorg door een zorgaanbieder. Spoedzorg is noodzakelijke zorg (met of zonder verblijf) die een zorgaanbieder onmiddellijk moet verlenen. Een ander woord waarmee een spoedsituatie soms wordt aangeduid, is ‘crisis’. In het Zorgindicatiebesluit¹ staat dat zorgverzekeraars verantwoordelijk zijn voor het besluit tot spoedzorg. Op basis hiervan moeten de zorgkantoren binnen de regio het inzetten van spoedzorg organiseren. Het zorgkantoor kan bijvoorbeeld één of meer zorgaanbieders machtigen om spoedzorg te verlenen. ¹ Zorgindicatiebesluit (ZIB), artikel 16: “Een zorgverzekeraar kan in situaties waarin onmiddellijke verlening van zorg als bedoeld in artikel 2 redelijkerwijs noodzakelijk is, besluiten dat een verzekerde zijn aanspraak op zorg gedurende ten hoogste twee weken tot gelding kan brengen, zonder dat hij beschikt over een indicatiebesluit waaruit blijkt dat hij op zodanige zorg is aangewezen”.
Bij spoed staat het verlenen van zorg voorop. Hiervoor hebben partijen regionaal crisisprotocollen opgesteld. Wanneer de zorgverlening geregeld is, maken de betrokken ketenpartijen de berichtstromen in orde (een indicatiebesluit, een zorgtoewijzing en een melding aanvang zorg). In geval van spoed start de zorgaanbieder de zorg nog voordat het CIZ een indicatiebesluit heeft afgegeven of er een zorgtoewijzing beschikbaar is. Daarna handelt de zorgaanbieder als volgt:
Uiterlijk de eerstvolgende werkdag nadat de zorg van start is gegaan, dient de zorgaanbieder een indicatieaanvraag in bij het CIZ. Op het formulier ‘Opgave inzet spoedzorg’ (te vinden op www.ciz.nl) geeft de zorgaanbieder aan welke zorg (in functies en klassen) hij inzet, vanaf wanneer de zorg van start is gegaan en (indien van toepassing) de einddatum.
46
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Op basis hiervan geeft het CIZ een registratief indicatiebesluit af. Dit is geen formeel indicatiebesluit, maar een administratief besluit. De geldigheidsduur van dit besluit is altijd veertien dagen. Het CIZ verstuurt dit registratieve indicatiebesluit alleen naar het zorgkantoor; de cliënt ontvangt dit besluit niet.
Hoewel dit eerste besluit geen formeel indicatiebesluit is, handelt het zorgkantoor dit wel af als een gewoon indicatiebesluit. Het zorgkantoor wijst de zorg toe aan de zorgaanbieder op basis van het registratieve indicatiebesluit. Het zorgkantoor vult de
GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
met de
startdatum van de spoedzorg.
De zorgaanbieder meldt vervolgens de start van de zorg via een melding aanvang zorg aan het zorgkantoor. De zorgaanbieder vult hierbij de
BEGINDATUM FUNCTIE
met de startdatum van de
spoedzorg.
Uiterlijk veertien dagen later geeft het CIZ het formele indicatiebesluit af op basis van de reguliere aanvraag en de actuele situatie van de cliënt. De ingangsdatum van het nieuwe indicatiebesluit ligt vóór de einddatum van het eerder afgegeven registratieve indicatiebesluit voor de spoedzorg. Technisch vertaald houdt dit in dat de FUNCTIE
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
in het nieuwe indicatiebesluit kleiner zijn dan de
DATUM GELDIGHEID (EINDE) GEÏNDICEERDE FUNCTIE
en de
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
en de
in het registratieve indicatiebesluit. Het CIZ informeert de
cliënt over het formele indicatiebesluit en verstuurt dit vervolgens naar het zorgkantoor.
Naar aanleiding hiervan stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar de zorgaanbieder (op basis van het formele indicatiebesluit).
Ten slotte reageert de zorgaanbieder hierop met een melding aanvang zorg (op basis van het formele indicatiebesluit).
4.3.4
Geldigheidsduur indicatiebesluit verstrijkt
Wanneer de
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
verstrijkt, heeft de cliënt geen recht meer op zorg. De
cliënt is als eerste verantwoordelijk om tijdig een nieuw indicatiebesluit aan te vragen. Omdat een zorgaanbieder alleen zorg mag leveren aan cliënten met een rechtsgeldige indicatie, moet ook de zorgaanbieder de termijnen in de gaten houden. Het zorgkantoor is verantwoordelijk dat de zorgverstrekking rechtmatig verloopt en ziet er vanuit die rol op toe dat zorgaanbieders geen zorg leveren zonder geldig indicatiebesluit. Zie ook subparagraaf ‘Geldigheidsduur indicatie verstrijkt; benodigde zorg nog niet geleverd’ in paragraaf 6.3.4 van het hoofdstuk over het melding aanvangzorgbericht. 4.3.5
Bezwaar tegen een indicatiebesluit
Het indicatiebesluit is een beschikking waarvoor de gebruikelijke beroep- en bezwaarprocedures gelden. Als een cliënt (of belanghebbende) het niet eens is met het indicatiebesluit, kan hij binnen zes weken na dagtekening van het besluit een schriftelijk bezwaar indienen bij het CIZ. 4.3.6
Zorgzwaartebekostiging
Vanaf 1 juli 2007 indiceert het CIZ cliënten die langdurig verblijf nodig hebben in ZorgZwaartePakketten (ZZP’s). Deze ZZP’s vormen de basis voor de toekomstige financiering van de verblijfszorg. In AZR release 3.0 bepaalt het CVZ (in nauw overleg met het ministerie van VWS en de betrokken ketenpartijen) de definitieve manier van vastleggen van ZZP’s in de Zorgregistratie. Om ZZP’s ook tijdens de overgang naar de nieuwe bekostigingmethode te kunnen vastleggen in AZR, stuurt het CIZ deze als een combinatie van functies en klassen de keten in. Hiervoor hanteert het CIZ een vertaaltabel. VWS is verantwoordelijk voor het inhoudelijke beheer van de vertaaltabel; dit wordt praktisch vormgegeven door het CVZ. De vertaalfunctie wordt alleen tijdens de overgangsperiode gebruikt, in AZR release 3.0 is de vertaaltabel niet meer nodig.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
47
Met behulp van de tabel vertaalt het CIZ elk ZZP naar functies en klassen; dit gebeurt geautomatiseerd. Op die manier kan het berichtenverkeer in de AZR-keten, dat gebaseerd is op functies en klassen, gewoon doorgaan. De vertaaltabel is te vinden op www.zorgregistratie.nl. Het CIZ verstuurt het indicatiebesluit op basis van een ZZP naar het zorgkantoor. Het zorgkantoor ontvangt dit als een gewoon indicatiebesluitbericht: het is een verblijfsindicatie, uitgedrukt in functies en klassen. Tijdens de overgangsperiode naar AZR release 3.0 behandelt het zorgkantoor dit bericht ook als een gewoon indicatiebesluit. Het zorgkantoor kan aan het bericht zien dat het (oorspronkelijk) om een ZZP-indicatie gaat: de laatste drie posities van de activiteitcodes in het bericht hebben voor alle functies dezelfde waarde. Op welke manier ZZP’s worden vastgelegd in het AZR-berichtenverkeer, vindt u achtereenvolgens in paragraaf 4.4.2 (indicatiebesluitbericht), paragraaf 5.3.8 (zorgtoewijzingbericht), paragraaf 6.4.3 (melding aanvangzorgbericht), paragraaf 7.4.1 (mutatie-/eindezorgbericht) en paragraaf 8.3.8 (CAKberichten).
48
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
4.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het indicatiebesluitbericht. Het gaat hierbij om afspraken hoe het CIZ de records/velden van het indicatiebesluitbericht moet vullen. In paragraaf 4.4.1 vindt u enkele algemene, inhoudelijke afspraken over het indicatiebesluitbericht. Het gaat om de volgende informatie:
De formulierenset CIZ als basis voor het indicatiebesluitbericht.
Wat zijn aanspraakgegevens?
Wat zijn aanvullende gegevens?
Welke informatie mag het indicatiebesluitbericht wel en niet bevatten uit oogpunt van privacy?
Welke afspraken gelden er voor de datumvelden in het indicatiebesluitbericht?
In paragraaf 4.4.2 vindt u informatie over de consequenties van ZZP’s in een indicatiebesluit. In de paragrafen daarna vindt u specifieke, inhoudelijke afspraken per recordsoort terug:
paragraaf 4.4.3; Afspraken over het cliëntrecord;
paragraaf 4.4.4; Afspraken over het relatierecord;
paragraaf 4.4.5; Afspraken over het adresrecord;
paragraaf 4.4.6; Afspraken over het ziektebeeld- en stoornisrecord;
paragraaf 4.4.7; Afspraken over het indicatiebesluitrecord;
paragraaf 4.4.8; Afspraken over het functierecord;
paragraaf 4.4.9; Afspraken over het activiteitrecord;
4.4.1
Algemene afspraken
Formulierenset CIZ vormt basis voor indicatiebesluitbericht Wanneer het CIZ een indicatiebesluit afgeeft, verstuurt het de belangrijkste onderdelen daarvan in de vorm van een IO31-bericht naar het zorgkantoor. De inhoud van dit bericht is gebaseerd op de formulierenset die het CIZ hanteert tijdens het stellen van een indicatie. Wat zijn aanspraakgegevens? Het stellen van een indicatie door het CIZ leidt tot twee soorten gegevens in het indicatiebesluit: aanspraakgegevens en aanvullende gegevens. Aanspraakgegevens zijn de onderdelen in het indicatiebesluit waaraan een cliënt zijn recht op zorg ontleent: de grondslag, de aard (soort), de hoeveelheid en de duur van de benodigde zorg:
De grondslag vormt de voorwaarde waaraan de cliënt het recht op zorg ontleent. Er moet een grondslag op de cliënt van toepassing zijn, anders heeft deze geen recht op AWBZ-zorg.
De aard wordt door het CIZ vastgelegd in functies.
De hoeveelheid wordt door het CIZ vastgelegd in klassen.
De duur wordt door het CIZ vastgelegd in een geldigheidsperiode voor het hele indicatiebesluit. Daarnaast geeft het CIZ ook voor elke afzonderlijke, geïndiceerde functie een geldigheidsduur af. De cliënt heeft recht op een geïndiceerde functie in de geïndiceerde klasse in de periode dat deze functie geldig is.
Wanneer er iets wijzigt in de situatie van de cliënt dat van invloed kan zijn op de aard, de hoeveelheid of de duur van de geïndiceerde zorg, moet de cliënt een nieuwe indicatie aanvragen bij het CIZ.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
49
De belangrijkste aanspraakgegevens zijn:
de geïndiceerde functie¹ (aard);
de geïndiceerde klasse (hoeveelheid in uren, dagdelen of etmalen);
eventueel: de opslag (additionele zorg);
de geldigheidsduur van het indicatiebesluit, bepaald door:
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT;
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT;
de geldigheidsduur van de geïndiceerde functie(s), bepaald door:
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE;
DATUM GELDIGHEID (EINDE) GEÏNDICEERDE FUNCTIE;
een indicatie voor vervoer (op voorwaarde dat dit medisch noodzakelijk is): Deze indicatie is alleen toegestaan bij de functies ‘Begeleiding’, ‘Ondersteunende begeleiding’ en ‘Activerende begeleiding”.
¹ Ook wanneer het om een ZZP gaat, vertaalt het CIZ de aanspraak naar functies en klassen met behulp van een vertaaltabel (zie paragraaf 4.3.6).
Wat zijn aanvullende gegevens? Nadat het formele indicatiebesluit is genomen, verzamelt het CIZ de volgende aanvullende gegevens in het indicatiebesluit:
de leveringsvoorwaarde voor de zorg;
de leveringsvorm van de zorg, dit betreft de keuze tussen: zorg in natura (zie Begrippenlijst); zorg op basis van een persoonsgebonden budget (zie Begrippenlijst);
de zorgaanbieder van voorkeur of afkeur;
of de cliënt bemiddeling door het zorgkantoor wenst;
de activiteiten per functie,
de relatiegegevens.
De aanvullende gegevens ondersteunen het latere proces van zorgtoewijzing/-levering. Het zorgkantoor kan deze gegevens later in het proces, in overleg met de cliënt en/of de zorgaanbieder, wijzigen. Het CIZ speelt daarin geen rol; het zorgkantoor is verantwoordelijk om hier invulling aan te geven. Wanneer er alleen aanvullende gegevens wijzigen, leidt dat dus niet tot een nieuw indicatiebesluit. Daar staat tegenover dat wijzigingen in aanspraakgegevens wel altijd leiden tot een nieuw indicatiebesluit. Privacy; welke informatie meesturen? Het College Bescherming Persoonsgegevens stelt dat het niet toegestaan is om (persoons)gegevens uit te wisselen die niet noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de zorgtoewijzingtaak. Dit houdt in:
dat het CIZ en het zorgkantoor het sofinummer van een cliënt niet mogen uitwisselen, hoewel het wel deel uitmaakt van het indicatiebesluitbericht.
dat de AZR-ketenpartijen de commentaarrecords in de EI-berichten niet mogen gebruiken om extra informatie mee te sturen. Op deze regel vormen de commentaarrecords in het indicatiebesluitbericht de enige uitzondering. Het CIZ mag deze gebruiken om informatie mee te sturen, op voorwaarde dat de informatie voldoet aan de regels in onderstaande tabel:
50
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Privacy; welke informatie meesturen? Commentaar-
Voorwaarde(n) aan inhoud
record bij
commentaarrecord
Cliëntgegevens
De cliënt moet toestemming geven voor
Het CIZ verkrijgt de toestemming via het
het verstrekken van medische en
hiervoor beschikbare
zorginhoudelijke informatie aan het
toestemmingsformulier.
Toelichting
zorgkantoor en de zorgaanbieder. Ziektebeeld en
Het moet een toelichting op de
Hiermee wordt de toelichting bedoeld,
stoornis
ziektebiografie bevatten.
zoals vermeld per grondslag in de paragrafen 3.1, 3.2 en 5 van deel B.1 van de formulierenset ¹.
Score stoornis
Hierover zijn nog geen formele afspraken
-
gemaakt Beperkingen
Het moet een toelichting op de
Hiermee wordt de toelichting bedoeld,
beperkinggegevens bevatten.
zoals vermeld bij de vragen 4 en 5 van deel B.2 t/m B.7 van de formulierenset ¹.
Score beperking
Hierover zijn nog geen formele afspraken
--
gemaakt Indicatiebesluit
Indicatiesteller + telefoonnummer
Hiermee worden de naam en het telefoonnummer bedoeld van degene die de indicatieaanvraag heeft afgehandeld.
Functie
Het moet een toelichting op de
Hiermee wordt de toelichting bedoeld,
geïndiceerde functies bevatten.
zoals vermeld bij het onderdeel ‘Eventuele specificatie per functie’ van deel C van de formulierenset ¹.
¹ Formulierenset voor indicatiestelling AWBZ en advisering Wvg
Datumvelden in het indicatiebesluit In het indicatiebesluit komen de volgende datumvelden voor: Datumvelden in het indicatiebesluit Niveau
Datumveld
Omschrijving
Indicatiebesluit
DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT
De datum waarop het CIZ het indicatiebesluit heeft afgegeven.
Indicatiebesluit
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
Het indicatiebesluit is rechtsgeldig vanaf deze datum. Op deze datum ontstaat het recht op zorg.
Indicatiebesluit
DATUM GELDIGHEID (EINDE ) INDICATIEBESLUIT
Het indicatiebesluit is rechtsgeldig tot en met deze datum. Op deze datum eindigt het recht op zorg.
Functie
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
De geïndiceerde functie is rechtsgeldig vanaf deze datum.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
51
Datumvelden in het indicatiebesluit (vervolg) Niveau
Datumveld
Omschrijving
Functie
DATUM GELDIGHEID (EINDE ) GEÏNDICEERDE
De geïndiceerde functie is rechtsgeldig
FUNCTIE
tot en met deze datum.
VERWACHTE EINDDATUM GEÏNDICEERDE FUNCTIE
De datum waarna de zorgaanbieder de
Functie
geïndiceerde functie naar verwachting niet meer hoeft te leveren. Functie
Dit is geen datumveld. Dit veld geeft de
VERWACHTE DUUR GEÏNDICEERDE FUNCTIE
verwachte duur aan waarmee de zorgaanbieder de geïndiceerde functie gaat leveren: voor bepaalde of voor onbepaalde tijd? Activiteit
De datum die aangeeft vanaf wanneer de
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
aan deze activiteit gekoppelde geïndiceerde functie rechtsgeldig is.
Voor deze datumvelden gelden de volgende regels: 1. De waarde in het veld
DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT
gelijk zijn aan de waarde in het veld
(indicatiebesluitrecord) moet kleiner zijn dan of
DAGTEKENING VERZENDING
(voorlooprecord) (bedrijfsregel 76).
2. Een indicatiebesluit heeft een bepaalde geldigheidsduur; dat is de periode vanaf de INDICATIEBESLUIT
(indicatiebesluitrecord) tot en met de
DATUM INGANG
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
(indicatiebesluitrecord). 3. Een indicatiebesluit heeft een wettelijk vastgestelde maximum geldigheidsduur van vijf jaar. 4. De waarde in het veld
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
zijn aan of groter zijn dan de waarde in het veld 5. De waarde in het veld
(indicatiebesluitrecord) mag kleiner zijn dan, gelijk
DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
dan of gelijk zijn aan de waarde in het veld
(indicatiebesluitrecord).
(indicatiebesluitrecord) moet groter zijn
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
(indicatiebesluitrecord)
(bedrijfsregel 77). 6. De kleinste
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
DATUM INGANG INDICATIEBESLUIT
7. De grootste in het veld
(functierecord) moet gelijk zijn aan de waarde in het veld
(indicatiebesluitrecord) (bedrijfsregel 80).
DATUM GELDIGHEID (EINDE) GEÏNDICEERDE FUNCTIE
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
(functierecord) moet gelijk zijn aan de waarde
(indicatiebesluitrecord) (bedrijfsregel 79).
8. Wanneer een functiecode meer dan één keer in een indicatiebesluitbericht voorkomt, mogen de geldigheidsduren van deze functies elkaar niet overlappen (bedrijfsregel 67). De geldigheidsduur van een functie is de periode vanaf de
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
GELDIGHEID (EINDE) GEÏNDICEERDE FUNCTIE
(functierecord) tot en met de
DATUM
(functierecord), dus inclusief de begin- en einddatum van de
geldigheidsduur. Let op! Een periode wordt afgebakend door gebruik te maken van twee datumvelden. Voor de datumvelden in de EI-berichten van AZR geldt dat de tweede datum (DATUM GELDIGHEID (EINDE) …) de datum tot en met is, waarop iets van toepassing is. Dit wijkt af van onder andere de omschrijvingen in het indicatieprotocol, maar sluit aan bij de omschrijvingen die het CVZ hanteert in de EI-documentatie.
52
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
4.4.2
ZZP’s in het indicatiebesluit
Zoals eerder aangegeven in paragraaf 4.3.6, vertaalt het CIZ elk ZZP met behulp van een vertaaltabel en stuurt een ZZP in het IO31-bericht als een combinatie van functies en klassen de keten in. Om in AZR toch herkenbaar te maken dat het (oorspronkelijk) om een ZZP-indicatie gaat, legt het CIZ in het indicatiebesluit niet alleen deze combinatie van functies en klassen vast, maar ook de code van het betreffende ZZP. Het CIZ registreert deze ZZP-code in het gegeven
ACTIVITEITCODE
(activiteitrecord). Op die
manier is het ZZP herkenbaar. Voorbeeld: ZZP-code als activiteitcode Onderstaand voorbeeld toont hoe een ZZP ‘5VV’ wordt weergegeven in de vertaaltabel: Voorbeeld: ZZP-code als activiteitcode ZZP
Grondslag
5VV
PG
VB-LDU
PV
VP
BG-IND
BH-VBF
klasse
klasse
klasse
Klasse
(J/N)
Klasse
3
2
4
Ja
Activiteitcode xx754
Hieruit blijkt dat een ZZP ‘5VV’ bestaat uit:
VB-LDU (functiecode 72): de klasse kan variëren per cliënt;
PV (functiecode 31): klasse 3;
VP (functiecode 41): klasse 2;
BG-IND (functiecode 81): klasse 4;
BH-VBF (functiecode 62): klasse 99 (niet van toepassing).
Het CIZ legt elke functie met de bijbehorende kenmerken vast in een functierecord van het indicatiebesluitbericht. Aan elk functierecord hangt één activiteitrecord, waarin het CIZ de activiteit vastlegt die aan die functie gekoppeld is. Het CIZ kiest de activiteiten uit een activiteitentabel, die per functie alle bij die functie voorkomende activiteiten bevat. Als het gaat om een indicatiebesluit voor een ZZP, vult het CIZ de ZZP-code in het veld dit activiteitrecord. Het gegeven ACTIVITEITCODE
ACTIVITEITCODE
van
heeft vijf posities. Omdat de eerste twee posities van de
gelijk moeten zijn aan de code van de bijbehorende functie (bedrijfsregel 47), gebruikt het
CIZ de laatste drie posities van de ACTIVITEITCODE
ACTIVITEITCODE
ACTIVITEITCODE
voor de ZZP-code. Het CIZ hanteert dezelfde
voor elke functie die deel uitmaakt van een ZZP. Alleen al voor het bovengenoemde
voorbeeld (ZZP ‘5VV’) zijn hiervoor dan zes nieuwe activiteitcodes nodig, namelijk: Activiteitcodes ZZP 5VV
Activiteitcode
VB-LDU
PV
VP
BG-IND
BH-VBF
72754
31754
41754
81754
62754
Op deze manier bevat de vertaaltabel nieuwe activiteitcodes voor alle functies die deel uitmaken van een ZZP. Deze codes zijn toegevoegd aan de activiteitcodetabel, die al bestaat.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
53
ZZP en het functierecord: specifieke afspraken Het CIZ registreert een ZZP als een combinatie van functies en klassen in het indicatiebesluitbericht. Voor het vullen van de volgende gegevenselementen in het functierecord gelden speciale afspraken: Functierecord indicatiebesluit: specifieke afspraken Gegevenselement
Afspraken m.b.t. vulling
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
Is dezelfde datum voor alle functies uit het ZZP.
DATUM GELDIGHEID (EINDE ) GEÏNDICEERDE
Is dezelfde datum voor alle functies uit het ZZP.
FUNCTIE VERWACHTE EINDDATUM GEÏNDICEERDE
Is dezelfde datum voor alle functies uit het ZZP.
FUNCTIE VERWACHTE DUUR GEÏNDICEERDE FUNCTIE
Heeft dezelfde waarde voor alle functies uit het ZZP.
KLASSECODE
Is standaard gevuld volgens de vertaaltabel.
AANTAL OMVANG OPSLAG KLASSE
Niet van toepassing: de klassen hebben een vaste waarde; opslag is niet aan de orde.
TIJDSEENHEID ZORGPERIODE
Niet van toepassing.
CODE LEVERINGSVOORWAARDE ZORG
Is onderdeel van het ZZP. Het CIZ vult dit gegeven geautomatiseerd voor elke functie apart. Is geen onderdeel van het ZZP. Het CIZ vult dit gegeven voor elke
INDICATIE VERVOER
functie apart, maar wel geautomatiseerd. Bij de functies ’12 - Ondersteunende begeleiding’, ’52 Activerende begeleiding’ en ’82 - Begeleiding in groepsverband’, mag dit veld alleen de waarde ‘Vervoer nodig’ of ‘Vervoer niet nodig’ hebben. Bij alle andere functies vult het CIZ geen waarde in. Is geen onderdeel van het ZZP. Het CIZ vult dit gegeven
LEVERINGSVORM ZORG
geautomatiseerd, voor elke functie apart, met de waarde ‘Zorg in natura’.
ZZP en het activiteitrecord: specifieke afspraken Voor het vullen van de volgende gegevenselementen in het activiteitrecord gelden speciale afspraken: Activiteitrecord indicatiebesluit: specifieke afspraken Gegevenselement
Afspraken m.b.t. vulling
FUNCTIECODE
Het CIZ vult dit gegeven met de FUNCTIECODE uit het bijbehorende functierecord.
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
Het CIZ vult dit gegeven met de DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE uit het bijbehorende functierecord.
ACTIVITEITCODE
Het CIZ vult dit gegeven met de ZZP-code uit de vertaaltabel (3 posities), voorafgegaan door de functiecode (2 posities).
54
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
ZZP en het omgevingrecord: specifieke afspraken Het omgevingrecord is conditioneel; het CIZ hoeft dit alleen op te nemen in het indicatiebesluitbericht wanneer de cliënt mantelzorg (zie Begrippenlijst) heeft. Als het CIZ geen omgevingrecord aanlevert, betekent dit dat de cliënt geen mantelzorg heeft. 4.4.3
Afspraken cliëntrecord
Naamgeving in cliënt- en relatierecord In het indicatiebesluitbericht legt het CIZ in drie rubrieken de naam van de cliënt en die van relatie(s) van de cliënt vast: 1.
NAAM CLIËNT
Bij
(01)/NAAM RELATIE CLIËNT (01) en
NAAM CLIËNT
NAAM CLIËNT
Bij
NAAMCODE/NAAMGEBRUIK
(01) te vullen met de juiste waarde (bedrijfsregel 17).
(02)/NAAM RELATIE CLIËNT (02) en
NAAM CLIËNT
(01);
(01)/NAAM RELATIE CLIËNT (01) legt het CIZ altijd de geboortenaam vast. Het CIZ geeft dit
aan door het veld 2.
NAAMCODE/NAAMGEBRUIK
NAAMCODE/NAAMGEBRUIK
(02);
(02)/NAAM RELATIE CLIËNT (02) legt het CIZ vast:
de geboortenaam van de (voormalig) partner (indien van toepassing) óf de alternatieve naam waaronder de cliënt of de relatie vermeld wil worden. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval als een kind van gescheiden ouders (met de naam van de vader als geboortenaam) met de naam van de moeder wil worden aangesproken/aangeschreven. Het CIZ geeft dit aan door het veld
NAAMCODE/NAAMGEBRUIK
(02) te vullen met de juiste waarde
(bedrijfsregels 18 en 24). 3.
NAAMCODE/NAAMGEBRUIK
(03);
Hiermee geeft het CIZ aan hoe de cliënt of de relatie aangesproken/aangeschreven wil worden (bedrijfsregels 22, 23 en 28). De afspraken die gelden voor het vastleggen van naamgegevens zijn als bedrijfsregel opgenomen in de digitale bijlage van het handboek met de naam ‘Bedrijfsregels AZR release 2.2 - versie <x> <maand><jaar>’. Deze bijlage is te vinden op www.zorgregistratie.nl. Daarnaast gelden nog de volgende regels:
Als een naam uit meer delen bestaat (bijvoorbeeld een dubbele naam), worden deze delen van elkaar gescheiden door een koppelteken (verbindingsstreepje) óf een spatie. Bijvoorbeeld ‘Jansen-Pietersen’ of ‘Jansen Pietersen’. Verder geldt in dat geval het volgende: Bij gebruik van een koppelteken mag men direct voor of direct na het koppelteken geen spatie plaatsen. Het volgende is bijvoorbeeld niet toegestaan: ‘Jansen – Pietersen’; Ook zijn twee of meer spaties of twee of meer koppeltekens na elkaar als scheidingsteken niet toegestaan;
Alle naamvelden zijn alfanumeriek. Dat betekent niet dat ze uitsluitend uit letters moeten bestaan. Leestekens (bijvoorbeeld streepjes en spaties) mogen voorkomen, maar ook getallen zijn toegestaan;
Voorletters neemt het CIZ aansluitend op, dus niet gescheiden door punten of spaties (bedrijfsregel V en VI);
Met ingang van 01-01-2010 geldt voor alle AZR-berichten dat het gegeven
VOORLETTERS CLIËNT
conditioneel is. Dat wil zeggen dat de voorletters van de cliënt, afhankelijk van de situatie, wel of niet gevuld moeten worden: Als het bericht het BSN van de cliënt bevat en in de GBA (zie Begrippenlijst) zijn voornamen bekend, moet het bericht de voorletters bevatten die van deze voornamen zijn afgeleid. Als het bericht het BSN van de cliënt bevat en in de GBA zijn géén voornamen bekend, dan moeten ketenpartijen de voorletters van de cliënt leeg laten.
Hoewel er een GBA-voorvoegseltabel (zie Begrippenlijst) bestaat, is het niet toegestaan om een voorvoegsel af te keuren als het niet voorkomt in deze tabel. Dit geldt zowel voor het voorvoegsel bij de naam van de cliënt als voor het voorvoegsel bij de naam van de relatie.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
55
Geboortedatum in cliënt- en relatierecord Voor de
DATUM GEBOORTE CLIËNT/DATUM GEBOORTE ECHTGENOOT/PARTNER CLIËNT
gelden de volgende regels:
Een geboortedatum mag niet in de toekomst liggen (bedrijfsregel III en IV).
Een geboortedatum mag niet meer dan 120 jaar in het verleden liggen (bedrijfsregel 13 en 14).
Wanneer de geboortedatum van een cliënt onbekend is bij een ketenpartner, kan hij dit doorgeven door de standaardwaarde (default) ’01-01-1900’ te gebruiken. Als een ketenpartij deze waarde ontvangt, moet hij hieruit begrijpen dat de geboortedatum onbekend is.
Code indicatieorgaan en cliëntnummer indicatieorgaan Het CIZ vult in het cliëntrecord twee gegevens om de cliënt binnen het indicatiebesluitbericht uniek te identificeren:
CODE INDICATIEORGAAN;
dit is de code van het CIZ dat het indicatiebesluit van de cliënt afgeeft.
CLIËNTNUMMER INDICATIEORGAAN;
Deze code moet voorkomen in de tabel ‘Code indicatieorgaan’ (bedrijfsregel 11). dit is een unieke code van twintig posities. Omdat dit een alfanumeriek
veld (zie Begrippenlijst) is, kan het, naast cijfers, bijvoorbeeld ook letters en leestekens bevatten. Bijzondere communicatievorm Met het gegeven
CODERING BIJZONDERE COMMUNICATIEVORM
geeft het CIZ aan of de cliënt op een bijzondere
manier communiceert, bijvoorbeeld door een (doven)tolk te gebruiken. Als het CIZ aangeeft dat de cliënt communiceert via een tolk, moet het ook de gebruikte taal vullen in het veld
COMMUNICATIETAAL CLIËNT
(bedrijfsregel 41). Huisarts In het gegeven
ZORGVERLENERSCODE HUISARTS
kan het CIZ de AGB-code (zie Begrippenlijst) van de huisarts van
de cliënt vastleggen; dit is niet verplicht. Voor het indicatiebesluitbericht geldt de volgende regel: wanneer het CIZ een waarde vult in het veld
ZORGVERLENERSCODE HUISARTS,
moet de gebruikte waarde
voorkomen in de actuele huisartstabel die het CVZ beschikbaar stelt aan het CIZ en aan de zorgkantoren. Zie paragraaf 3.3.6 over de huisartstabel voor de bedrijfsregels over het onderhouden van het gegeven ZORGVERLENERSCODE HUISARTS.
Zorgverzekeraar (UZOVI-nummer) en verzekerdennummer De gegevens
UZOVI-NUMMER
(Unieke ZorgVerzekeraarsIdentificatie) (zie Begrippenlijst) en
VERZEKERDENNUMMER
vult het CIZ respectievelijk met de zorgverzekeraar waarbij de cliënt verzekerd is en het nummer waarmee de cliënt daar is ingeschreven. Het CVZ publiceert elke eerste woensdag van het kwartaal een nieuwe, actuele AZR-UZOVI-tabel. Deze treedt in werking op de eerste maandag die volgt op deze woensdag. De tabel is gebaseerd op het UZOVI-register (zie Begrippenlijst) dat Vektis beheert. De tabel bestaat uit de actuele codes van dat moment, aangevuld met codes die niet meer actueel zijn. U kunt de tabel vinden op www.zorgregistratie.nl. Voor het gegeven
UZOVI-NUMMER
gelden de volgende regels (bedrijfsregel 12):
Voor alle AZR-berichten geldt dat het gebruikte UZOVI-nummer moet voorkomen in de AZR-UZOVI-
Bij elk nieuw indicatiebesluit dat het CIZ met ingang van 2 maart 2007 afgeeft, gebruikt het CIZ
tabel zoals het CVZ deze verspreidt. Zie paragraaf 3.3.6 over deze tabel. uitsluitend AZR-UZOVI-nummers die op dat moment actueel zijn. Dit betekent voor een indicatiebesluitbericht met een
DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT
groter dan 1 maart 2007 dat deze datum
groter dan of gelijk moet zijn aan (indien gevuld) ‘Datum opneming’ bij het betreffende UZOVInummer in de tabel. Daarnaast moet de waarde in het veld
DATUM AFGIFTE INDICATIEBESLUIT kleiner
dan (indien gevuld) ‘Datum uitschrijving’ in de tabel.
56
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
zijn
Voor alle overige berichten (behalve het indicatiebesluitbericht) is het niet belangrijk of het UZOVInummer wel of niet actueel is.
Het CVZ adviseert om zowel het gegeven UZOVI-NUMMER (zorgverzekeraar) als het gegeven VERZEKERDENNUMMER
te vullen. Welke waarde vult het CIZ in het veld
VERZEKERDENNUMMER:
het
verzekerdennummer of het polisnummer? Het verdient de voorkeur om in dit gegeven niet het polisnummer van de cliënt vast te leggen, maar het verzekerdennummer. 4.4.4
Afspraken relatierecord
Nummer relatie en soort relatie Het CIZ legt in het relatierecord en in het adresrecord verplicht de naam- en adresgegevens van de cliënt vast, maar ook van personen uit de directe omgeving van de cliënt. Dit laatste is niet verplicht. Elke relatie die het CIZ vastlegt, krijgt een
NUMMER RELATIE
om de relatie uniek te benoemen. Dit nummer
mag daarom niet gewijzigd worden. Bij elke relatie geeft het CIZ de soort relatie aan die een persoon heeft met de cliënt. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een ouder, voogd, zoon/dochter of de curator. De codetabel die het CIZ hiervoor gebruikt, geeft ruim twintig mogelijke soorten relaties. Het is niet toegestaan om de volgende waarden uit deze tabel te gebruiken: ‘Eerste relatie/contactpersoon’, ‘Tweede relatie/contactpersoon’ en ‘Niet van toepassing’ (bedrijfsregel 36). Volgorde contactpersoon De waarde in het veld
VOLGORDE CONTACTPERSOON
van het indicatiebesluitbericht geeft aan hoe belangrijk
een persoon is voor de cliënt. De belangrijkste relatie krijgt de waarde ‘01’; daarna krijgt de volgende relatie in volgorde van belangrijkheid de waarde ‘02’ enzovoorts. De waarde van
VOLGORDE CONTACTPERSOON
is per cliënt oplopend en kan een waarde van 00 tot 99 hebben, waarbij een bepaalde waarde dubbel mag voorkomen. De partner van de cliënt (indien aanwezig) zal vaak de belangrijkste contactpersoon zijn; CONTACTPERSOON
VOLGORDE
heeft dan de waarde ‘01’. Soms komt het voor dat de partner niet de belangrijkste
contactpersoon is. In dat geval geldt de regel bij bullet 2 van de volgende subparagraaf. Voor een overzicht van alle regels die gelden voor het vastleggen van partnergegevens, verwijst het CVZ u naar de volgende paragraaf. Partnergegevens Wanneer het CIZ een indicatie stelt, vraagt het of de cliënt een partner heeft. Als het CIZ constateert dat dit het geval is, moet het de gegevens van die partner vastleggen in het relatierecord. Partnergegevens zijn niet alleen belangrijk voor de communicatie rond de zorgverlening, maar ook voor het vaststellen van de eigen bijdrage. Voor het vastleggen van partnergegevens gelden de volgende afspraken:
Voor alle indicatiebesluiten die zijn afgegeven na 1 maart 2007 geldt het volgende: als uit het gegeven
CODE LEEFEENHEID
LEEFEENHEID
(cliëntrecord) blijkt dat de cliënt een huishouden deelt met een partner (CODE
heeft de waarde 3 of 4), dan moet het CIZ ook een relatierecord aanleveren dat de
gegevens bevat van die partner. De waarde van het veld sOORT RELATIE CLIËNT in het relatierecord is in dat geval ’12 – Partner/echtgeno(o)t(e)’ (bedrijfsregel 32). Deze beoordeling mag het CIZ alleen maken op basis van de waarde die op basis van het gegeven
CODE BURGERLIJKE STAAT CLIËNT.
CODE LEEFEENHEID
heeft, en niet
De burgerlijke staat hoeft namelijk niet persé
overeen te komen met de leefsituatie van de cliënt.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
57
Het CIZ moet van de partner vastleggen hoe belangrijk deze relatie is voor de cliënt. Dit gebeurt met behulp van het gegeven vOLGORDE CONTACTPERSOON. VOLGORDE CONTACTPERSOON mag alleen bij een partner de waarde ‘00’ hebben (bedrijfsregel 31). Daarmee geeft het CIZ aan dat de partner niet de belangrijkste (eerste) contactpersoon is.
Als het indicatiebesluit is afgegeven na 1 maart 2007, moet het CIZ de volgende gegevens vullen met de gegevens van de echtgenoot/partner van een cliënt (bedrijfsregel 34):
(01); dit is altijd de geboortenaam van de relatie van de cliënt;
NAAM RELATIE CLIËNT
VOORLETTERS RELATIE CLIËNT
(niet meer verplicht na 01-01-2010);
DATUM GEBOORTE ECHTGENOOT/PARTNER CLIËNT;
HUISNUMMER;
POSTCODE (INTER)NATIONAAL.
Het is niet toegestaan om het Burgerservicenummer (BSN) (zie Begrippenlijst) van de partner van de cliënt te communiceren in AZR (bedrijfsregel 119).
Partner in AWBZ Het indicatiebesluitbericht en het zorgtoewijzingbericht bevatten het (conditionele) gegeven (zie Begrippenlijst)
CODE PARTNER CLIËNT VERHUIST MEE.
Hiermee kan het CIZ aangeven dat de cliënt met een
indicatiebesluit voor de functie ‘Verblijf’ dit verblijf samen met zijn al dan niet voor verblijf geïndiceerde partner wil ontvangen. Aan deze informatie in AZR kan de cliënt of zijn partner geen rechten ontlenen. De informatie is uitsluitend bedoeld als signaal naar de zorgaanbieder. De waarde in het veld PARTNER CLIËNT VERHUIST MEE
CODE
neemt het zorgkantoor één op één over in het melding aanvangzorgbericht van
het zorgkantoor naar het CAK (CA317). Wat gebeurt er wanneer de geïndiceerde cliënt overlijdt of vertrekt naar een andere instelling? Daarover zegt het Besluit zorgaanspraken AWBZ het volgende: “De echtgenoot van een persoon met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking die op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in het Zorgindicatiebesluit in een instelling verblijft, heeft aanspraak op verblijf in dezelfde instelling. Hij behoudt aanspraak op verblijf in die instelling na het overlijden van zijn echtgenoot dan wel na het vertrek van zijn echtgenoot naar een andere instelling.” ¹ Besluit zorgaanspraken AWBZ, 25-10-2002, artikel 9, lid 2.
4.4.5
Afspraken adresrecord
Afspraken vastlegging adresgegevens Het CIZ legt in het adresrecord verplicht de adresgegevens van de cliënt vast en eventueel die van personen uit de directe omgeving van de cliënt (relaties). Dit laatste is niet verplicht. Welke afspraken gelden er voor het vastleggen van adresgegevens?
Bij elk adres dat het CIZ registreert, moet het aangeven wat het
SOORT ADRES
het is. Voor AZR is het
belangrijk dat het CIZ in elk geval vastlegt waar de cliënt woont of bereikbaar is respectievelijk het adres waar de cliënt de zorg gaat ontvangen.
Het CIZ legt ten minste het GBA-adres en/of het verblijfadres van de cliënt vast (bedrijfsregel 38). Waar mogelijk moet het CIZ het GBA-adres van de cliënt vastleggen. Wanneer bij een cliënt in een AZR-systeem een adres voorkomt waarbij alleen een telefoonnummer bekend is, adviseert het CVZ om het veld
SOORT ADRES
te vullen met de
waarde ’02 – Correspondentieadres’.
58
Wanneer het CIZ het veld
SOORT ADRES
vult met de waarde ’04 - Tijdelijk verblijfadres’, adviseert het
CVZ om vast te leggen voor welke periode dit adres geldt. De
EINDDATUM TIJDELIJK VERBLIJFADRES
CLIËNT/RELATIE
moet hierbij groter zijn dan of gelijk zijn aan de
BEGINDATUM TIJDELIJK VERBLIJFADRES
CLIËNT/RELATIE
(bedrijfsregel 39).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Bij de adresgegevens van de cliënt moet het CIZ in elk geval de volgende gegevens vullen:
HUISNUMMER;
HUISNUMMERTOEVOEGING
POSTCODE (INTER)NATIONAAL.
(indien van toepassing);
Let op! Als de postcode niet bekend is, dan moet het CIZ de combinatie HUISNUMMERTOEVOEGING
Hoewel het
(indien van toepassing) en
TELEFOONNUMMER CLIËNT/RELATIE
WOONPLAATSNAAM
STRAATNAAM, HUISNUMMER,
invullen.
(01/02) een alfanumeriek veld is, zijn in dit veld alleen
cijfers toegestaan. Men moet het veld aansluitend vullen en links uitlijnen. Verder mag men spaties gebruiken om het veld op te vullen (bedrijfsregel VII en VIII).
Bij het adres kan het CIZ een
CODE LAND
vastleggen. Hierbij moet het CIZ de codelijst ‘Code Land
(COD032 – NEN)’ gebruiken, die te vinden is op de site van Vektis. Het is niet belangrijk of een landcode wel of niet actueel is.
Bij de adresgegevens van de relatie van de cliënt moet het CIZ in elk geval de naam van de relatie (NAAM RELATIE CLIËNT 01) vastleggen, aangevuld met: de combinatie
HUISNUMMER, HUISNUMMERTOEVOEGING
(indien van toepassing) en
POSTCODE (INTER)NATIONAAL
van de relatie en/of het
TELEFOONNUMMER CLIËNT/RELATIE
(01) van de relatie (bedrijfsregel 35).
Het CIZ maakt gebruik van de SBV-z (zie Begrippenlijst) voor het opvragen van de cliëntgegevens. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Wanneer het CIZ in een indicatiebesluitbericht het BSN van een cliënt invult, betekent dit dat CIZ het desbetreffende BSN heeft gecontroleerd. Het CIZ stuurt dan de van de SBV-z ontvangen persoons- en adresgegevens mee in het indicatiebesluitbericht. Als de adresgegevens van een cliënt geheim¹ zijn, geeft de SBV-z deze niet door aan het CIZ. In dat geval neemt het CIZ de bij haar bekende adresgegevens van de cliënt op als verblijfadres in het indicatiebesluitbericht.
Wanneer het CIZ het BSN van een cliënt niet invult in het indicatiebesluitbericht, betekent dit dat het CIZ het BSN niet eenduidig kon vaststellen. Het CIZ stuurt dan niet de persoons- en adresgegevens van de SBV-z mee, maar neemt in het indicatiebesluitbericht de gegevens op zoals die op dat moment bekend zijn bij het CIZ.
Als het CIZ een bij de SBV-z verkregen adres invult, dan moet het bij
SOORT ADRES
de waarde ’01 – GBA-
adres’ invullen;
Als het GBA-adres afwijkt van het feitelijke, bij het CIZ bekende woonadres, dan moet het CIZ beide adressen meesturen in het indicatiebesluitbericht. Voor het GBA-adres vult het CIZ bij
SOORT ADRES
waarde ’01 – GBA-adres’ in. Voor het feitelijke, bij het CIZ bekende woonadres vult het CIZ bij ADRES
de waarde ’03 – Verblijfadres’ in.
¹ Er zijn nog geen landelijke afspraken gemaakt over hoe om te gaan met cliëntadressen die geheim zijn.
Advies m.b.t. vulling persoons- en adresgegevens (zorgkantoor -> zorgaanbieder) In het zorgtoewijzingbericht neemt het zorgkantoor de gegevens één-op-één over vanuit het indicatiebesluitbericht. Ditzelfde geldt voor de zorgaanbieder met betrekking tot het melding aanvangzorgbericht.
Doorgeven GBA-adresgegevens (zorgkantoor naar zorgkantoor) Voor het bovenregionale berichtenverkeer geldt dat zorgkantoren in het onderlinge berichtenverkeer altijd de GBA-adresgegevens moeten doorgeven zoals deze zijn opgenomen in het bijbehorende indicatiebesluit. Zorgkantoren mogen geen gewijzigde GBA-adressen doorgeven.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
de
SOORT
59
4.4.6
Afspraken ziektebeeld- en stoornisrecord
Toelichting gebruik diagnosecodelijst Wanneer het CIZ ziektebeeld- en stoornisgegevens vastlegt, moet het CIZ de speciaal voor de Zorgregistratie opgestelde diagnosecodelijsten gebruiken. Deze diagnosecodelijsten zijn gebaseerd op de ICD10, de DSM IV, de ICF, de IQ en de lijsten ‘Visueel’ en ‘Auditief’ (zie Begrippenlijst). Bij de ziektebeeld- en stoornisgegevens legt het CIZ in drie stappen informatie vast over het ziektebeeld van de cliënt. Met de waarde (code) in het veld
AANDUIDING DIAGNOSECODELIJST
geeft het CIZ aan welke van
bovengenoemde classificaties wordt gebruikt. Deze code bepaalt vervolgens welke informatie in de gegevens
SUBCODE DIAGNOSECODELIJST
en
CODE ZIEKTEBEELD/STOORNIS
Let op! De unieke aanduiding van het gegeven
vastgelegd mag worden.
CODE ZIEKTEBEELD/STOORNIS
is COD529. Voor dit gegeven
bestaat er geen één-op-één relatie met een codelijst; er bestaat géén codelijst met de aanduiding COD529. De codelijst die het CIZ gebruikt om het gegeven
CODE ZIEKTEBEELD/STOORNIS
te vullen, hangt af
van de vulling van de voorgaande rubrieken. De volgende tabel geeft een overzicht welke codelijst in welke situatie van toepassing is: Gebruik diagnosecodelijsten Aanduiding diagnose-
Te hanteren subcode-
codelijst (COD392)
diagnosecodelijst
Code ziektebeeld/stoornis (COD529)
(COD770) Code
Omschrijving
Code
Omschrijving
Voorwaarde
014
Classificatie van
04
1e aandoening
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
ziekten (CVZ/ICD10) 05
2e aandoening
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
06
3e aandoening
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
019
Diagnostic and
07
As I
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
Statistical Manual of mental disorders IV (DSM IV) 08
As II
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
09
As III
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
10
As IV
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
11
As V
Waarde moet voorkomen in de tabel Subset ICD10/DSM IV (COD923).
60
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Gebruik diagnosecodelijsten (vervolg) Aanduiding diagnose-
Te hanteren subcode-
codelijst (COD392)
diagnosecodelijst
Code ziektebeeld/stoornis (COD529)
(COD770) Code
Omschrijving
Code
Omschrijving
Voorwaarde
021
Internationale
01
Mentaal
Waarde moet voorkomen in de tabel ICF (COD925).
classificatie van
Toegestane waardes zijn: b110, b114, b117, b122,
functioneren
b126, b130, b134, b139, b140, b144, b147, b152,
(ICF)
b156, b160, b164, b199. 02
Zintuiglijk
Waarde moet voorkomen in de tabel ICF (COD925). Toegestane waardes zijn: b210, b215, b220, b229, b230, b235, b270.
03
Fysiek
Waarde moet voorkomen in de tabel ICF (COD925). Toegestane waardes zijn: b310, b320, b340, b410, b415, b420, b430, b435, b440, b455, b469, b510, b515, b525, b535, b539, b540, b545, b550, b555, b559, b610, b620, b639, b679, b710, b715, b729, b749, b750, b755, b760, b765, b789, b849, b869.
022
IQ
00
Niet van
Waarde moet voorkomen in de tabel IQ (COD924).
toepassing
Toegestane waardes zijn: b117.0, b117.1, b117.2, b117.3, b117.4, b117.9.
023
Visueel
12
Visueel
Waarde moet voorkomen in de tabel Visueel (COD926).
Toegestane waardes zijn: b210.1, b210.2, b210.3, b210.4, b210.9. 024
Auditief
13
Auditief
Waarde moet voorkomen in de tabel auditief (COD927).
Toegestane waardes zijn: b230.1, b230.2, b230.3, b230.4, b230.9.
4.4.7
Afspraken indicatiebesluitrecord
Nummering indicatiebesluit Om het indicatiebesluit uniek te identificeren maakt het numerieke veld INDICATIEORGAAN,
INDICATIEBESLUITNUMMER
bestaande uit negen posities, onderdeel uit van het indicatiebesluitbericht. De algemene
regel voor dit veld is dat een nieuwe indicatie-uitspraak van het CIZ een nieuw INDICATIEORGAAN
INDICATIEBESLUITNUMMER
moet krijgen als het zorgkantoor het voorgaande bericht foutloos heeft geaccepteerd.
Een indicatie-uitspraak van het CIZ krijgt geen nieuw
INDICATIEBESLUITNUMMER INDICATIEORGAAN
als het
zorgkantoor een fout heeft geconstateerd in een eerder ontvangen indicatiebesluitbericht dat gebaseerd is op die uitspraak. Het CIZ verstuurt in dat geval het bericht opnieuw naar het zorgkantoor, gecorrigeerd voor de geconstateerde fout.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
61
4.4.8
Afspraken functierecord
Afspraken m.b.t. functies in het indicatiebesluit Zie paragraaf 4.1.4 voor een overzicht van alle actuele AWBZ-functies. Wanneer het CIZ een indicatiebesluit afgeeft voor één of meer functies, gelden de volgende beperkingen:
Functie ’62 - Behandeling met verblijf’ moet altijd voorkomen in combinatie met een verblijffunctie (functie ’71 – Verblijf tijdelijk’ of ’72 – Verblijf langdurig’).
De functies ’71 – Verblijf tijdelijk’ en ’72 - Verblijf langdurig’ mogen in een indicatiebesluit niet als enige functie voorkomen. Deze functies mogen ook niet samen (tijdelijk verblijf in combinatie met langdurig verblijf) als enige functies voorkomen (bedrijfsregel 68).
Additionele zorg Iedere functie kent een eigen hoogste klasse. Additionele zorg geeft het CIZ de mogelijkheid om een hoeveelheid zorg te indiceren die boven de hoogste klasse uitgaat (ook wel opslag genoemd). Additionele zorg maakt deel uit van de aanspraakgegevens van de cliënt. Als er sprake is van additionele zorg, vult het CIZ de gegevens
FUNCTIECODE
en
legt het CIZ vast met behulp van de gegevens
KLASSECODE
op de gebruikelijke manier. De additionele zorg
AANTAL OMVANG OPSLAG KLASSE
en
TIJDSEENHEID ZORGPERIODE.
Voor het vastleggen van additionele zorg gelden de volgende regels:
Het CIZ mag de gegevens
AANTAL OMVANG OPSLAG KLASSE
en
TIJDSEENHEID ZORGPERIODE
alleen vullen als bij de
geïndiceerde functie de hoogste klasse gevuld is (bedrijfsregel 56).
Het CIZ moet de gegevens
AANTAL OMVANG OPSLAG KLASSE
en
TIJDSEENHEID ZORGPERIODE
beide vullen of
leeglaten (bedrijfsregel 66).
Als er sprake is van additionele zorg moet het gegeven (uren of dagdelen) hebben als de tijdseenheid van de
TIJDSEENHEID ZORGPERIODE
KLASSECODE
dezelfde tijdseenheid
van de betreffende functie
(bedrijfsregel 64).
Additionele zorg is bij alle functies toegestaan, met uitzondering van de volgende functies (bedrijfsregel 56): 61 - Behandeling algemeen; 62 - Behandeling met verblijf; 71 - Verblijf tijdelijk; 72 - Verblijf langdurig.
62
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Onderstaande tabel toont de verschillende AWBZ-functies met de daarbij horende toegestane klasse (volgens bedrijfsregel 49) en tijdseenheid. AWBZ-functies & toegestane klasse en tijdseenheid Code
Afkorting
Omschrijving functie
Toegestane klasse
Tijdseenheid
11
OB-ALG
Ondersteunende
K1, K2, K3, K4, K5, K6, K7 of K8
Uren
KD01, KD02, KD03, KD04, KD05,
Dagdelen
begeleiding algemeen ² 12
OB-DAG
Ondersteunende begeleiding
KD06, KD07, KD08 of KD09
dagprogramma ² 21
HV
Huishoudelijke
K1, K2, K3, K4, K5 of K6
Uren
verzorging ¹ 31
PV
Persoonlijke verzorging
K1, K2, K3, K4, K5, K6, K7 of K8
Uren
41
VP
Verpleging
K0, K1, K2, K3, K4, K5, K6 of K7
Uren
51
AB-ALG
Activerende begeleiding
K1, K2, K3 of K4
Uren
KD01, KD02, KD03, KD04, KD05,
Dagdelen
algemeen ² 52
AB-DAG
Activerende begeleiding dagprogramma ²
61
BH-ALG
Behandeling algemeen
KD06, KD07, KD08 of KD09 99
N.v.t.
(buiten verblijf in AWBZinstelling) 62
BH-VBF
Behandeling met verblijf
99
N.v.t.
71
VB-TYD
Verblijf tijdelijk
KE1, KE2, KE3, KE4, KE5, KE6 of KE7
Etmalen
72
VB-LDU
Verblijf langdurig
KE4, KE5, KE6 of KE7
Etmalen
81
BG-IND
Begeleiding individueel
K1, K2, K3, K4, K5, K6, K7 of K8
Uren
82
BG-GRP
Begeleiding in groeps-
KD01, KD02, KD03, KD04, KD05,
Dagdelen
verband
KD06, KD07, KD08 of KD09
¹ Vanaf 2007 is functie ’21 - Huishoudelijke verzorging’ geen aanspraak meer volgens de AWBZ. Omdat deze functie nog wel voor kan komen in de keten of in oude berichten wordt de functie nog wel vermeld in deze tabel. ² Vanaf 2010 worden deze functies niet meer geïndiceerd door het CIZ. Omdat deze functies nog wel voor kunnen komen in de keten of in oude berichten worden de functies nog wel vermeld in deze tabel.
Leveringsvoorwaarde zorg Met het gegeven
CODE LEVERINGSVOORWAARDE ZORG
geeft het CIZ per geïndiceerde functie aan op welke
manier (bijvoorbeeld op geplande tijden of direct oproepbaar) deze geleverd moet worden. Het CIZ mag dit veld niet vullen met de waarde ‘9 - Niet van toepassing’ (bedrijfsregel 73).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
63
Indicatie vervoer Bij de functies ’12 - Ondersteunende begeleiding dagprogramma’, ’52 - Activerende begeleiding dagprogramma’ en ’82 - Begeleiding in groepsverband’ (in dagdelen) kan het CIZ een indicatie voor vervoer naar en van het dagbehandelingscentrum afgeven als dat medisch noodzakelijk is. Hiervoor geldt bedrijfsregel 69:
Als de functiecode gelijk is aan ’12 - Ondersteunende begeleiding dagprogramma’, ’52 - Activerende begeleiding dagprogramma’ of ’82 - Begeleiding in groepsverband’, mag het veld
INDICATIE VERVOER
alleen de waarde ‘Vervoer nodig’ of ‘Vervoer niet nodig’ hebben.
Als de functiecode niet gelijk is aan ’12 - Ondersteunende begeleiding dagprogramma’, ’52 Activerende begeleiding dagprogramma’ of ’82 - Begeleiding in groepsverband’, moet het veld INDICATIE VERVOER
de waarde ‘0’ hebben (het veld wordt leeggelaten).
Leveringsvorm zorg Met het gegeven
LEVERINGSVORM ZORG
geeft het CIZ per functie aan hoe de cliënt de zorg wil verkrijgen. Dit
kan zijn door middel van:
een persoonsgebonden budget (PGB); de cliënt krijgt dan een budget om de zorg zelf in te kopen;
zorg in natura (ZIN); in dat geval is het zorgkantoor actief.
In het indicatiebesluitbericht mag het veld
LEVERINGSVORM ZORG
van de geïndiceerde functie uitsluitend de
waarde ‘2 - Cliënt krijgt zorg in het kader van persoonsgebonden budget (PGB)’ of ‘4 - Cliënt krijgt zorg in natura (ZIN)’ hebben (bedrijfsregel 71). De leveringsvorm moet gezien worden als een wens van de cliënt. Een cliënt moet voor elke functie kunnen aangeven of zijn voorkeur uitgaat naar levering in de vorm van zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, ongeacht welke regels hiervoor gelden. Een bericht waarin de waarde van het veld
LEVERINGSVORM ZORG
bij een functie niet overeenkomt met de geldende regels, mag niet om die
reden worden afgekeurd. Het CIZ geeft de
LEVERINGSVORM ZORG
per functie aan. Een indicatiebesluit kan daardoor zorg bevatten die
in natura geleverd moet worden én zorg die de cliënt met een persoonsgebonden budget inkoopt. De Zorgregistratie heeft uitsluitend betrekking op het proces rond de levering van zorg in natura. Het zorgkantoor registreert en onderhoudt de zorg waarvoor de cliënt een persoongebonden budget heeft aangevraagd in een aparte administratie. Artikel 60-verklaring (BOPZ) Soms komt het voor dat het CIZ verblijf in de zin van opname van een cliënt op grond van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap noodzakelijk vindt, maar de cliënt niet in staat is om hiermee in te stemmen of zich hiertegen te verzetten. Wat gebeurt er in deze situatie? Dan kan de cliënt worden opgenomen op grond van artikel 60 van de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) (zie Begrippenlijst). Voor het zorgkantoor en de zorgaanbieder is het belangrijk om te weten of een cliënt beschikt over een artikel 60-verklaring, vooral omdat er voor de inzet van zorg dan specifieke capaciteit en deskundigheid nodig is. In het indicatiebesluit kan het CIZ aangeven of er een artikel 60-verklaring is afgegeven en, zo ja, op welke datum deze is vastgesteld. De ondertekende (papieren) verklaring blijft bij het CIZ. Hiervoor geldt bedrijfsregel 74:
Als het CIZ het veld
ARTIKEL
60-VERKLARING AFGEGEVEN vult met de waarde ‘1 - Opname op basis van
artikel 60 is aan de orde. Er is sprake van noch bereidheid, noch verzet’, moet het CIZ ook het gegeven
DATUM VASTSTELLING ARTIKEL
60-VERKLARING vullen.
En andersom, als het CIZ het gegeven ARTIKEL
DATUM VASTSTELLING ARTIKEL
60-VERKLARING vult, moet het veld
60-VERKLARING AFGEGEVEN de waarde ‘1 - Opname op basis van artikel 60 is aan de orde. Er is
sprake van noch bereidheid, noch verzet’ hebben.
64
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Let op! Als de BOPZ-verklaring later komt dan het indicatiebesluit, moet de zorgaanbieder deze informatie opvragen bij het CIZ. Het CIZ stuurt dan de verklaring op. Zo’n situatie is geen reden om een nieuw indicatiebesluit aan te vragen of af te geven. Bemiddeling zorgkantoor Met het gegeven
BEMIDDELING ZORGKANTOOR
moet het CIZ per functie aangeven of de cliënt wil dat het
zorgkantoor bemiddelt bij het toewijzen van de zorg. Wanneer de cliënt geen bemiddeling wil, gaat de cliënt zelf actief op zoek naar een zorgaanbieder. In paragraaf 5.3.4 staat welke handelingen het zorgkantoor uitvoert wanneer de cliënt bemiddeling wil, in combinatie met het al dan niet bekend zijn van een voorkeuraanbieder. Bemiddeling is alleen mogelijk voor functies die in natura geleverd worden, niet voor functies die met een persoonsgebonden budget geleverd worden. Aanbieder van voorkeur of afkeur In het indicatiebesluitbericht kan het CIZ per functie drie positieve en drie negatieve voorkeuren voor een zorgaanbieder vastleggen. Het CIZ kan hiervoor de gegevens CLIËNT
en
INSTELLINGSCODE EERSTE/TWEEDE/DERDE AFKEUR CLIËNT
INSTELLINGSCODE EERSTE/TWEEDE/DERDE VOORKEUR
gebruiken. Het CIZ is niet verplicht om deze
gegevens te vullen. Als het CIZ voor- en afkeuraanbieders vermeldt in het indicatiebesluitbericht gelden de volgende regels:
Het CIZ legt in ieder geval de instellingscode (AZR-AGB-code) vast van de voor- en afkeuraanbieders. Deze moet voorkomen in de AZR-AGB-codelijst (zie paragraaf 3.3.6) die het CVZ wekelijks verspreidt (bedrijfsregel 43).
Deze bedrijfsregel geldt voorlopig alleen voor de instellingscode. Voor postcode en huisnummer gelden nog geen beperkingen.
Het CIZ mag de gegevens
POSTCODE LOCATIE AWBZ
en
HUISNUMMER LOCATIE AWBZ
die bij de instellingscode
horen alleen vullen als de instellingscode van de betreffende voor- of afkeuraanbieder gevuld is (bedrijfsregel 44).
Een
INSTELLINGSCODE EERSTE/TWEEDE/DERDE VOORKEUR CLIËNT
INSTELLINGSCODE EERSTE/TWEEDE/DERDE AFKEUR CLIËNT
4.4.9
mag bij één functie niet tegelijk ook de
zijn (bedrijfsregel 45).
Afspraken activiteitrecord
Een activiteit is een duidelijk omschreven handeling die moet worden uitgevoerd. Een activiteit maakt een functie concreet, dat wil zeggen geeft uitgebreidere vorm en inhoud aan een functie. Het CIZ kiest de activiteiten uit de activiteitcodetabel (COD743). Deze tabel beschrijft per functie alle bijbehorende activiteiten die kunnen voorkomen. Bij elke geïndiceerde functie moet het CIZ minimaal één activiteit vastleggen. Omdat het CIZ een activiteit altijd koppelt aan een functie, moeten de eerste twee posities van de waarde in het veld overeenkomen met de eerste twee cijfers van de waarde in het veld
FUNCTIECODE
ACTIVITEITCODE
(bedrijfsregel 47). Alléén
wanneer het gaat om een niet nader gespecificeerde activiteit (de laatste vier cijfers van het veld ACTIVITEITCODE
de
hebben dan de waarde ‘9999 – is niet gespecificeerd’), moet het eerste cijfer van
ACTIVITEITCODE
gelijk zijn aan het eerste cijfer van de
FUNCTIECODE
(bedrijfsregel 47).
De ZZP-code als activiteitcode Paragraaf 4.4.2 beschrijft hoe het CIZ zorgzwaartepakketten (ZZP's) in het indicatiebesluitbericht vastlegt. Als het CIZ het gegeven het veld
ACTIVITEITCODE
twee posities van de
ACTIVITEITCODE
gebruikt om een ZZP aan te duiden, heeft de waarde van
geen inhoudelijke betekenis. Het gegeven
FUNCTIECODE,
ACTIVITEITCODE
bestaat dan uit de eerste
gevolgd door drie posities voor de ZZP-code.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
65
66
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
5 5.1
Het zorgtoewijzingbericht Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over het zorgtoewijzingbericht (AW33) en het bijbehorende retourbericht (AW34). De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor zorgkantoren (verzenders van het zorgtoewijzingbericht) en zorgaanbieders (ontvangers van het bericht). In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 5.1.1: Waar moet u het zorgtoewijzingbericht plaatsen in de totale AZR-berichtenketen?
paragraaf 5.1.2: Wat is het doel van het zorgtoewijzingbericht?
paragraaf 5.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgkantoor een zorgtoewijzingbericht (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 5.2; informatie over de opbouw van het zorgtoewijzingbericht. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het bericht.
paragraaf 5.3; informatie over procesmatige afspraken rond de zorgtoewijzing. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 5.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond de zorgtoewijzing. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van een zorgtoewijzingbericht.
In Deel III - Bijlagen van dit handboek vindt u in paragraaf 15.3 een aantal praktijkvoorbeelden van cliëntsituaties die betrekking hebben op het zorgtoewijzingbericht.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
67
5.1.1
Plaats zorgtoewijzingbericht in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van het zorgtoewijzingbericht en het bijbehorende retourbericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat zorgkantoren en zorgaanbieders de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats zorgtoewijzingbericht (AW33) + retourbericht (AW34) in AZR-berichtenketen
5.1.2
Doel zorgtoewijzingbericht
Wat is het doel van de zorgtoewijzing? Het doel van het zorgtoewijzingproces is om de cliënt binnen aanvaardbare wachttijden van de zorg te voorzien die het CIZ indiceert. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor dit proces en stemt daartoe de vraag (het indicatiebesluit) en het aanbod (de zorgaanbieder die de zorg moet leveren) op elkaar af. Hierbij houdt het zorgkantoor rekening met de wensen van de cliënt. Met een zorgtoewijzingbericht informeert het zorgkantoor één of meer zorgaanbieders over een cliënt, de zorg waar de cliënt recht op heeft en de zorg die geleverd moet worden. Binnen AZR is de zorgaanbieder verplicht om een zorgtoewijzingbericht met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden.
68
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
5.1.3
Gebruik zorgtoewijzingbericht
Wanneer en hoe gebruikt een zorgkantoor een zorgtoewijzing (niet)?
Het zorgkantoor maakt altijd een nieuw zorgtoewijzingbericht nadat het een nieuw indicatiebesluit heeft ontvangen van het CIZ. Een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit vervangt in zijn geheel een eventueel aanwezige zorgtoewijzing op basis van een voorgaand indicatiebesluit.
Het zorgkantoor wijst de zorg toe op functieniveau. Per toegewezen functie geeft het zorgkantoor aan welke zorgaanbieder deze functie gaat leveren.
Het is technisch mogelijk dat het zorgkantoor dezelfde functie met dezelfde begindatum aan meer dan één zorgaanbieder toewijst. Het zorgkantoor is hierbij verantwoordelijk voor het verdelen van functies en klassen over meer dan één zorgaanbieder en voor het vaststellen dat een cliënt volledig de zorg ontvangt waar hij recht op heeft.
Met een zorgtoewijzing informeert het zorgkantoor een zorgaanbieder niet alleen over de zorg die hij gaat leveren, maar ook – als dat van toepassing is - over de zorg die andere zorgaanbieders gaan leveren.
Het zorgkantoor stuurt het eerste zorgtoewijzingbericht op basis van een nieuw indicatiebesluit naar alle zorgaanbieders die bij de zorgtoewijzing betrokken zijn. Op die manier informeert het zorgkantoor alle betrokken zorgaanbieders ook over de zorg die andere zorgaanbieders gaan leveren aan die cliënt op grond van dezelfde indicatie. Als later voor hetzelfde indicatiebesluit wijzigingen in de zorgtoewijzing plaatsvinden, meldt het zorgkantoor dit alleen aan de zorgaanbieders waarvoor de wijziging geldt. Het zorgkantoor informeert geen zorgaanbieders bij wie de toegewezen functies ongewijzigd blijven. De zorgaanbieders waarvoor wijzigingen gelden, ontvangen alle eerder toegewezen functies opnieuw, waarbij het zorgkantoor de wijzigingen per functie aangeeft. Het CVZ adviseert om hierbij alleen de functies op te nemen die nog actueel zijn.
Wanneer het zorgkantoor toegewezen zorg voortijdig wil intrekken of wijzigen, stuurt het zorgkantoor hiervoor een nieuw zorgtoewijzingbericht naar de zorgaanbieder (zie subparagraaf ‘Intrekken van een zorgtoewijzing’ in paragraaf 5.3.7).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
69
5.2
Opbouw van het bericht
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van het zorgtoewijzingbericht en het bijbehorende retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van beide berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹. Hier vindt u:
een uitgebreide berichtspecificatie van het zorgtoewijzingbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht.
¹ http://ei.vektis.nl
5.2.1
Opbouw zorgtoewijzingbericht
Onderstaande tabel toont uit welke recordsoorten (zie Begrippenlijst) het zorgtoewijzingbericht bestaat en het aantal keer dat een bepaald record kan voorkomen in het bericht. Het bericht bestaat uit drie onderdelen: 1. de cliënt- en relatiekenmerken; 2. de geïndiceerde zorggegevens; 3. de toegewezen zorggegevens. De cliënt- en relatiekenmerken en de geïndiceerde zorggegevens neemt het zorgkantoor over uit het indicatiebesluitbericht. Opbouw zorgtoewijzingbericht Record
Aantal keer
Toelichting
Voorlooprecord
Eén per bericht
Geeft het begin van een zorgtoewijzingbericht aan. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als de instellingscode van de zorgaanbieder (geadresseerde), de code van het zorgkantoor (verzender), het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en de datum van verzenden.
Cliëntrecord
Eén per cliënt
(indicatiebesluit)
Bevat informatie over de cliënt, bijvoorbeeld burgerservicenummer (BSN), nummers voor de cliënt bij het CIZ en het zorgkantoor, naam, geslacht en geboortedatum van de cliënt.
Relatierecord
Nul, één of meer
Bevat kenmerken van contactpersonen die in relatie staan tot de
(indicatiebesluit)
per cliënt
cliënt, bijvoorbeeld soort relatie, naam, geslacht en geboortedatum van de partner van de cliënt of van overige contactpersonen.
Adresrecord
Eén of meer
Bevat adresgegevens van de cliënt of van contactpersonen die in
(indicatiebesluit)
per cliënt / Max.
relatie staan tot de cliënt. Het record kan diverse adressoorten
één per relatie
bevatten, onder andere GBA-adres, correspondentieadres of
van de
(tijdelijk) verblijfadres.
cliënt
Het zorgkantoor neemt minimaal één adresrecord voor de cliënt op in het zorgtoewijzingbericht (het GBA-adres of het verblijfadres uit het indicatiebesluitbericht).
70
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Opbouw zorgtoewijzingbericht (vervolg) Record
Aantal keer
Toelichting
Omgevingrecord
Nul of één
Bevat gegevens over de informele zorg, die de cliënt (nu of in de
(indicatiebesluit)
per cliënt
toekomst) in zijn omgeving ontvangt/gaat ontvangen. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens over de soort hulp en de hoeveelheid daarvan, de relatie van de informele zorgverlener tot de cliënt en de zwaarte van de belasting van de informele zorg voor hem/haar uitgedrukt in een score per onderdeel.
Ziektebeeld- en
Nul, één of meer
Bevat kenmerken van het ziektebeeld en de stoornis van de
stoornisrecord
per cliënt
cliënt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens over de grondslag
(indicatiebesluit)
van de zorg, welke diagnosecodelijst het CIZ heeft gebruikt bij de indicatiestelling, de code van het ziektebeeld / de stoornis en de prognose daarvan.
Beperkingrecord
Nul, één of meer
Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens over de categorie
(indicatiebesluit)
per cliënt
beperking, waartoe het CIZ de cliënt rekent en de verwachte duur van de beperking.
Indicatiebesluit-
Eén per cliënt
Bevat algemene gegevens over het indicatiebesluit, bijvoorbeeld
record
indicatiebesluitnummer, datum afgifte en begin- en einddatum
(indicatiebesluit)
(geldigheidsduur) van het besluit.
Functierecord
Eén of meer
Bevat gegevens over de zorg waar de cliënt recht op heeft,
(indicatiebesluit)
per
bijvoorbeeld functies, klassen en leveringsvorm en –voorwaarde
indicatiebesluit
van de zorg. Daarnaast bevat het functierecord gegevens over de begin- en einddatum van de geïndiceerde functies.
Activiteitrecord
Eén of meer per
Dit record bevat per functie een gedetailleerde uitwerking van de
(indicatiebesluit)
functie
geïndiceerde zorg in de vorm van één of meer activiteiten. In
(indicatiebesluit)
geval van langdurig verblijf vult het zorgkantoor het gegeven ACTIVITEITCODE
met de code van het ZZP.
Score
Nul, één of meer
Dit record bevat de score op bepaalde testen op het gebied van
stoornisrecord
per cliënt
stoornis(sen) van de cliënt (gecodeerde vragen en antwoorden).
Score
Nul, één of meer
Dit record bevat de score op bepaalde testen op het gebied van
beperkingrecord
per beperking
beperking(en) van de cliënt (gecodeerde vragen en antwoorden).
Functierecord
Eén of meer
Bevat gegevens over de zorg die het zorgkantoor aan een
(zorgtoewijzing)
per cliënt
zorgaanbieder toewijst en geleverd moet worden, bijvoorbeeld
(indicatiebesluit)
(indicatiebesluit)
functies, klassen en leveringsvorm en –voorwaarde van de zorg. Daarnaast bevat het functierecord gegevens over de begin- en einddatum van de toegewezen functies en de zorgaanbieder(s), die de zorg moeten leveren, bijvoorbeeld de instellingscode. Zie ook paragraaf 5.4.2 over het functierecord (zorgtoewijzing). Activiteitrecord
Eén of meer per
Dit record bevat per functie een gedetailleerde uitwerking van de
(zorgtoewijzing)
functie
toegewezen zorg in de vorm van één of meer activiteiten. In geval
(zorgtoewijzing)
van langdurig verblijf vult het zorgkantoor het gegeven ACTIVITEITCODE
met de code van het ZZP.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
71
Opbouw zorgtoewijzingbericht (vervolg) Record
Aantal keer
Toelichting
Commentaarrecord
Nul, één of meer
Dit record bevat eventueel een toelichting op de informatie in het
per record
cliëntrecord, ziektebeeld- en stoornisrecord, beperkingrecord, indicatiebesluitrecord, functierecord (indicatiebesluit), score stoornisrecord en het score beperkingrecord. Commentaarrecords zijn conditioneel. Het zorgkantoor neemt deze alleen op in het zorgtoewijzingbericht als het CIZ deze ook heeft opgenomen in het indicatiebesluitbericht. Het College Bescherming Persoonsgegevens verbiedt het uitwisselen van (persoons)gegevens die niet noodzakelijk zijn om de zorgtoewijzingtaak uit te voeren. Dit betekent dat het zorgkantoor commentaarrecords die ontvangen zijn met het indicatiebesluitbericht (IO31) wél mag doorsturen met het zorgtoewijzingbericht, maar hieraan geen extra informatie mag toevoegen.
Sluitrecord
Eén per bericht
Geeft aan dat het einde van het zorgtoewijzingbericht is bereikt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort).
72
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
5.3
Proces van het bericht
In deze paragraaf vindt u de volgende informatie:
paragraaf 5.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het zorgtoewijzingbericht en het bijbehorende retourbericht;
paragraaf 5.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor beide berichten;
paragraaf 5.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
paragraaf 5.3.4; Informatie over de activiteiten en rol van het zorgkantoor;
paragraaf 5.3.5; Informatie over de zorgtoewijzing in etappes;
paragraaf 5.3.6; Informatie over de beoordeling van een zorgtoewijzing door een zorgaanbieder;
paragraaf 5.3.7; Informatie over situaties ná de zorgtoewijzing;
paragraaf 5.3.8; Informatie over ZZP's in het zorgtoewijzingbericht;
5.3.1
Grafische weergave zorgtoewijzingproces
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het zorgtoewijzingbericht en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Grafische weergave verzend- en ontvangstproces zorgtoewijzing + retourbericht Toewijzen zorg Zorgkantoor regionaal
Corrigeren fouten Zorgkantoor regionaal
Aanmaken zorgtoewijzingbericht
Zorgaanbieders
Zorgaanbieders
Verwerken zorgtoewijzingbericht
Aanmaken retourbericht AW34
*
Zorgkantoor regionaal
Clienten met fouten
Verwerken retourbericht AW34
Clienten zonder f outen
*
Bericht Zorgtoewijzing AWBZ-Zorg (AW33)
Legenda rollen
Retourinformatie Zorgtoewijzing AWBZ-Zorg (AW34)
Zorgkantoor regionaal Zorgaanbieders Labels 1)
5.3.2
rollen
Tijdslijnen
Voor de verzending en ontvangst van het zorgtoewijzingbericht en het bijbehorende retourbericht gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Situatie
Frequentie en na te streven tijdslijnen
AW33
Voorkeuraanbieder
Na ontvangst van het indicatiebesluit (IO31) verstuurt het
bekend
zorgkantoor het zorgtoewijzingbericht (AW33) binnen één werkdag naar de zorgaanbieder. Let op! Wanneer er situaties zijn die meer tijd kosten (bijvoorbeeld het regelen van overbruggingszorg), kan het zorgkantoor van deze termijn afwijken.
Voorkeuraanbieder niet
Het vinden van een passend aanbod gaat vóór de administratieve
bekend en cliënt wil
norm. Nadat een passend aanbod is gevonden, verstuurt het
bemiddeling
zorgkantoor het zorgtoewijzingbericht (AW33) binnen één werkdag naar de zorgaanbieder.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
73
Tijdslijnen (vervolg) Bericht
Situatie
Frequentie en na te streven tijdslijnen
Voorkeuraanbieder niet
Nadat op verzoek van de cliënt een passend aanbod is gevonden of
bekend en cliënt wil
een zorgaanbieder zich heeft gemeld, verstuurt het zorgkantoor het
geen bemiddeling
zorgtoewijzingbericht (AW33) binnen één werkdag naar de zorgaanbieder.
AW34
De zorgaanbieder verstuurt het retourbericht zorgtoewijzing (AW34)
Altijd
uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het zorgtoewijzingbericht. De ontvangende partij (zorgkantoor) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
5.3.3
Berichtvolgorde
Algemene regels Welke algemene regels gelden er voor de berichtvolgorde?
Een zorgkantoor mag alleen een zorgtoewijzing sturen voor zorg die het CIZ indiceert via een indicatiebesluit.
Het zorgkantoor maakt altijd een nieuw zorgtoewijzingbericht nadat het een nieuw indicatiebesluit heeft ontvangen van het CIZ. Let op: dit geldt ook bij een nieuw indicatiebesluit dat continuering (doorlopende zorg) of intrekking van de zorg inhoudt. Zie ook paragraaf 6.3.3 voor meer informatie. Het zorgkantoor stuurt het bericht naar alle zorgaanbieders die bij de zorgtoewijzing betrokken zijn.
Het zorgkantoor maakt altijd een nieuw zorgtoewijzingbericht wanneer de toegewezen zorg wijzigt (indicatiebesluit blijft gelijk). Let op: dit geldt ook als het zorgkantoor de toegewezen zorg intrekt. Zie ook paragraaf 6.3.3 voor meer informatie. Het zorgkantoor stuurt het bericht naar de zorgaanbieder(s) waarvoor de wijziging geldt.
Na ontvangst van een zorgtoewijzing stuurt de zorgaanbieder in alle gevallen het hiervoor gedefinieerde retourbericht naar het zorgkantoor.
Wat is de recentste zorgtoewijzing? In de praktijk levert het meer dan één keer ontvangen van een bovenregionale of regionale zorgtoewijzing soms problemen op voor een zorgaanbieder. Dit gebeurt vooral wanneer het zorgkantoor binnen korte tijd (bijvoorbeeld op dezelfde werkdag) meer zorgtoewijzingberichten stuurt die gebaseerd zijn op hetzelfde indicatiebesluit. De zorgaanbieder moet alleen de recentste zorgtoewijzing per functie met een melding aanvangzorgbericht beantwoorden. Hoe bepaalt een zorgaanbieder wat het recentste zorgtoewijzingbericht is? Om vast te kunnen stellen welke zorgtoewijzing het recentst is, heeft het CVZ de gegevens TOEWIJZING ZORG AWBZ
en
TIJD TOEWIJZING ZORG AWBZ
DATUM
aan het zorgtoewijzingbericht toegevoegd. Het
zorgkantoor vult deze gegevens met de datum en de tijd waarop de zorgtoewijzing definitief is vastgesteld. De zorgtoewijzing met de meest recente AWBZ
DATUM TOEWIJZING ZORG AWBZ
en
TIJD TOEWIJZING ZORG
is dan het actuele zorgtoewijzingbericht. Let op! Het gaat hier om het moment waarop het
zorgkantoor de zorgtoewijzing vaststelt en niet om het moment van verzending van het bericht. Als een zorgaanbieder het zorgkantoor verzoekt om een bestaande zorgtoewijzing nog een keer te versturen, blijft de inhoud van de velden
DATUM TOEWIJZING ZORG AWBZ
en
TIJD TOEWIJZING ZORG AWBZ
onveranderd. Welke datum en tijd moet het zorgkantoor in deze velden gebruiken als het gaat om een intrekking van de zorgtoewijzing? Zijn dit de datum en tijd uit de oorspronkelijke zorgtoewijzing of zijn dit de datum en tijd waarop het zorgkantoor de intrekking vaststelt? Een intrekking is een nieuwe zorgtoewijzing (zie subparagraaf ‘Intrekken van een zorgtoewijzing’ in paragraaf 5.3.7). Het zorgkantoor vult de velden DATUM TOEWIJZING ZORG
74
AWBZ en
TIJD TOEWIJZING ZORG
AWBZ daarom met de datum en tijd waarop het
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
zorgkantoor de intrekking vaststelt. Met ingang van 01-01-2010 moet het zorgkantoor deze gegevens verplicht vullen. Dit heeft tot gevolg dat het veld
TIJD TOEWIJZING ZORG
AWBZ niet meer de waarde '000000'
mag hebben. Het zorgkantoor moet dit veld vullen met een waarde die groter of gelijk is aan ‘000001’ en kleiner of gelijk is aan ‘235959’. 5.3.4
Activiteiten van het zorgkantoor
Overzicht activiteiten Onderstaande tabel geeft een overzicht van de activiteiten die het zorgkantoor onderneemt bij het toewijzen van zorg. Activiteiten zorgkantoor bij toewijzen zorg Activiteit
Omschrijving
Zorgbegeleiding
Het zorgkantoor benadert en informeert de cliënt en signaleert veranderingen in de situatie van de cliënt. Na zorgtoewijzing door het zorgkantoor stopt de begeleiding niet.
Zorgbemiddeling
Het zorgkantoor zoekt naar het beschikbare aanbod van (gecontracteerde) zorgaanbieders voor de levering van de geïndiceerde zorg aan de cliënt. Het zorgkantoor zoekt ook naar een tijdelijke oplossing in de vorm van overbruggingszorg (zie Begrippenlijst) als zorgaanbieders de geïndiceerde zorg niet (tijdig) kunnen leveren. Overbruggingszorg kan geleverd worden door de voorkeuraanbieder of – wanneer deze niet kan leveren – door een andere zorgaanbieder. De zorgbemiddeling houdt op zodra het zorgkantoor de te leveren zorg toewijst.
Zorgregistratie
Het zorgkantoor registreert de afzonderlijke stappen in het proces van indicatiestelling tot en met de beëindiging van zorg.
Inhoud indicatiebesluit en vervolgactiviteiten zorgkantoor Het functierecord van het indicatiebesluitbericht bevat drie gegevens die bepalen hoe actief het zorgkantoor optreedt in het zorgtoewijzingproces: 1.
BEMIDDELING ZORGKANTOOR
Als het CIZ in het indicatiebesluit aangeeft dat de cliënt bemiddeling van het zorgkantoor wenst, neemt het zorgkantoor contact op met de cliënt om afspraken te maken over de zorgtoewijzing. 2.
INSTELLINGSCODE VOORKEUR/AFKEUR CLIËNT
Per geïndiceerde functie geeft het CIZ aan naar welke zorgaanbieders de voorkeur van de cliënt uitgaat (INSTELLINGSCODE EERSTE/TWEEDE/DERDEVOORKEUR CLIËNT). Het CIZ kan voor elke geïndiceerde functie ook zorgaanbieders vermelden waarvan de cliënt geen zorg wil ontvangen (INSTELLINGSCODE EERSTE/TWEEDE/DERDE AFKEUR CLIËNT).
Het CIZ is niet verplicht om deze velden te vullen.
Wanneer de voorkeuraanbieder(s) van de cliënt bekend zijn, beperkt het zorgkantoor zich voorlopig tot het doorsturen van de indicatiegegevens naar de (eerste) voorkeuraanbieder(s). Uitsluitend in overleg met en na toestemming van de cliënt, kan het zorgkantoor een geïndiceerde functie ook toewijzen aan een zorgaanbieder die niet de voorkeur van de cliënt heeft. Regionaal gaan zorgkantoren hier verschillend mee om.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
75
3.
LEVERINGSVORM ZORG;
Hiermee geeft het CIZ aan of de cliënt de zorg in natura (zie Begrippenlijst) wil ontvangen of dat hij voorkeur heeft voor een Persoonsgebonden Budget (PGB) (zie Begrippenlijst) waarmee hij de zorg zelf kan inkopen. Het zorgkantoor is alleen actief op het gebied van zorgtoewijzing wanneer het veld LEVERINGSVORM ZORG
de waarde ‘4 - Cliënt krijgt zorg in natura (ZIN)’ heeft. Wanneer de cliënt voorkeur
heeft voor een PGB, gaat hij zelf actief op zoek naar een zorgaanbieder. Dit valt buiten de reikwijdte van AZR. Het proces van zorgtoewijzing stopt zodra de cliënt de geïndiceerde zorg ontvangt. Echter, zolang de cliënt een geldig indicatiebesluit heeft, kan hij een beroep doen op het zorgkantoor. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer de cliënt de zorg van een andere zorgaanbieder wil ontvangen. Rol zorgkantoor Hoewel er regionaal accentverschillen kunnen zijn, ziet de rol van het zorgkantoor er in grote lijnen als volgt uit: Rol zorgkantoor Situatie
Voorkeur-
Cliënt wenst
aanbieder
bemiddeling
Rol zorgkantoor
bekend A
Ja
Het zorgkantoor maakt automatisch een
Ja
zorgtoewijzingbericht aan en stuurt dit door naar de betrokken zorgaanbieder(s). B
Nee
Het zorgkantoor gaat actief op zoek naar zorg. Daarna maakt
Ja
het zorgkantoor een zorgtoewijzingbericht aan en verstuurt dit naar de zorgaanbieder(s). C
Ja
Nee
Het zorgkantoor maakt automatisch een zorgtoewijzingbericht aan en stuurt dit door naar de zorgaanbieder(s).
D
Nee
Nee
Het zorgkantoor reageert in eerste instantie passief. Het wacht af tot de cliënt of een zorgaanbieder contact opneemt. Daarna maakt het zorgkantoor een zorgtoewijzingbericht aan en verstuurt dit naar de zorgaanbieder(s)
Situatie A: Voorkeuraanbieder bekend, cliënt wenst bemiddeling Wat doet het zorgkantoor als de voorkeuraanbieder van de cliënt bekend is en de cliënt bemiddeling wenst? In dat geval stuurt het zorgkantoor de geïndiceerde functie(s) onveranderd door als zorgtoewijzingbericht.
Situatie B: Geen voorkeuraanbieder bekend, cliënt wenst wel bemiddeling Wat doet het zorgkantoor als er geen voorkeuraanbieder van de cliënt bekend is en de cliënt wel bemiddeling wenst? In dat geval neemt het zorgkantoor altijd contact op met de cliënt. Het zorgkantoor heeft dan tijd nodig om het indicatiebesluit en de wensen van de cliënt af te stemmen op het zorgaanbod. De manier waarop een zorgkantoor het bemiddelingproces verder inricht, kan per regio verschillen. Het zorgkantoor verstuurt het resultaat van dit proces als zorgtoewijzingbericht naar één of meer zorgaanbieders.
76
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Situatie C: Voorkeuraanbieder bekend, geen bemiddeling gewenst Wat doet het zorgkantoor als de voorkeuraanbieder van de cliënt bekend is en de cliënt géén bemiddeling wenst? In dat geval stuurt het zorgkantoor de geïndiceerde functie(s) onveranderd door als zorgtoewijzingbericht.
Situatie D: Geen voorkeuraanbieder bekend, geen bemiddeling gewenst Wat doet het zorgkantoor als er geen voorkeuraanbieder van de cliënt bekend is en de cliënt géén bemiddeling wenst? In dat geval mag het zorgkantoor ervan uitgaan dat de cliënt zelf op zoek gaat naar een geschikte zorgaanbieder. Het zorgkantoor houdt in de gaten of dit tijdig gebeurt. Wanneer de cliënt een zorgaanbieder vindt die de geïndiceerde zorg wil leveren, moet deze zorgaanbieder aan het zorgkantoor vragen om een zorgtoewijzingbericht naar hem te versturen.
5.3.5
Zorgtoewijzing in etappes
Soms is het wenselijk dat het zorgkantoor de geïndiceerde zorg in etappes toewijst aan een zorgaanbieder. Hier zijn twee methodes voor: 1. Het zorgkantoor neemt de betreffende functie meerdere keren op in één zorgtoewijzingbericht, maar met aansluitende zorgtoewijzingperioden. Als het zorgkantoor de levering van een functie over meerdere zorgtoewijzingperioden verdeelt, is het belangrijk dat er geen overlap is in de geldigheidsduur van de verschillende periodes (bedrijfsregel 67). Zie ook voorbeeld 14. 2. Het zorgkantoor wijst de betreffende functie per periode toe in afzonderlijke zorgtoewijzingberichten. Zie ook voorbeeld 15. De keuze voor methode 1 of 2 is vooral afhankelijk van de manier waarop het CIZ de indicatie heeft opgesteld. 5.3.6
Beoordeling toewijzing door zorgaanbieder
Een zorgaanbieder heeft het recht om één of meer gegevens uit het indicatiebesluitgedeelte en/of het zorgtoewijzinggedeelte van het zorgtoewijzingbericht te beoordelen. De zorgaanbieder mag het bericht afkeuren wanneer de inhoud ervan in strijd is met de landelijk vastgestelde bedrijfsregels. 5.3.7
Situaties na zorgtoewijzing
Het zorgkantoor wijst de zorg toe aan één of meer zorgaanbieders. Vervolgens wacht het zorgkantoor op een melding aanvang zorg van deze zorgaanbieder(s). Het zorgkantoor moet bewaken dat dit bericht binnen een aanvaardbare termijn binnenkomt. Als de zorgaanbieder de zorg niet of slechts gedeeltelijk kan leveren, moet hij het zorgkantoor hierover op tijd informeren. Het zorgkantoor moet hierop dan actief inspringen door de zorg bijvoorbeeld aan een andere zorgaanbieder toe te wijzen. Overbruggingszorg Soms informeert een zorgaanbieder het zorgkantoor dat hij de toegewezen zorg niet, niet op tijd of slechts gedeeltelijk kan leveren. Het kan ook zijn dat het zorgkantoor zélf signaleert dat het te lang duurt voordat een melding aanvang zorg binnenkomt. Wanneer vaststaat dat de zorgaanbieder de zorg niet of niet tijdig kan leveren, wordt er gezocht naar een tijdelijke oplossing in de vorm van overbruggingszorg. Dit houdt in dat het zorgkantoor, totdat de geïndiceerde zorg wordt geleverd, in overleg met de cliënt zoekt naar een oplossing waarmee de cliënt in elk geval voorlopig geholpen is. Een zorgaanbieder mag nooit op eigen initiatief een functie leveren die niet is toegewezen door het zorgkantoor; een geleverde functie moet altijd toegewezen zijn (bedrijfsregel 106). Het zorgkantoor wijst de overbruggingszorg toe aan de zorgaanbieder die deze zorg moet gaan leveren. Met het gegeven
CODE OVERBRUGGINGSZORG
geeft het zorgkantoor aan dat het om overbruggingszorg gaat.
Dit veld mag nooit de waarde ‘9 - Niet van toepassing’ hebben (bedrijfsregel 87).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
77
Cliënt is tevreden met overbruggingszorg Wanneer een zorgaanbieder overbruggingszorg levert, blijft het zorgkantoor actief. Het zorgkantoor moet bij de cliënt nagaan of de overbruggingszorg naar wens is. Een cliënt die tevreden is met de overbruggingszorg wordt beschouwd als niet meer wachtend op de geïndiceerde zorg. Wanneer een cliënt tevreden is met de overbruggingszorg, blijft hij formeel wel het recht houden op de oorspronkelijke geïndiceerde zorg. Cliënt ziet af van de geïndiceerde zorg De cliënt heeft het recht om de toegewezen zorg niet te accepteren, ook wanneer deze volledig overeenkomt met het indicatiebesluit. Een reden hiervoor kan zijn dat de cliënt de eigen bijdrage te hoog vindt of dat hij bijvoorbeeld de opname in een verpleeg- of verzorgingshuis wil uitstellen. Als dit herhaaldelijk voorkomt, kan het zorgkantoor er wel voor kiezen om in overleg met de cliënt de bemiddeling te stoppen. In dat geval wijzigt het zorgkantoor de waarde van het veld ZORGKANTOOR
BEMIDDELING
van ‘Ja’ in ‘Nee’ (zie ook subparagraaf ‘Bemiddeling zorgkantoor’ in paragraaf 4.4.8 voor
meer informatie). Het formele recht op AWBZ-zorg blijft bestaan. Zodra de cliënt weer bemiddeling wenst, wijzigt het zorgkantoor de waarde van het veld
BEMIDDELING ZORGKANTOOR
weer in ‘Ja’.
Wanneer de cliënt geen gebruik meer wil maken van zijn nog openstaande zorgtoewijzingen, trekt het zorgkantoor deze in (zie ook subparagraaf ‘Intrekken van een zorgtoewijzing’ in paragraaf 5.3.7 voor meer informatie). Een cliënt kan ook aan een zorgaanbieder laten weten dat hij geen zorg meer wil ontvangen. De zorgaanbieder laat dat met een mutatie-/eindezorgbericht weten aan het zorgkantoor (zie ook paragraaf 7.4.3 voor meer informatie). Leveringsvorm zorg (PGB of ZIN) verandert in zorgtoewijzingsfase In het indicatiebesluit geeft het CIZ in het gegeven
LEVERINGSVORM ZORG
aan of de cliënt de zorg in natura
wil ontvangen (ZIN) of via een persoonsgebonden budget (PGB). Wanneer de cliënt zijn voorkeur wijzigt nádat het zorgkantoor de zorgtoewijzing heeft verstuurd (dit is alleen mogelijk wanneer de cliënt voorkeur had voor zorg in natura), trekt het zorgkantoor de zorgtoewijzing in. De manier waarop het zorgkantoor dit moet doen, staat beschreven in de volgende paragraaf. Intrekken van een zorgtoewijzing Soms is het nodig of gewenst dat het zorgkantoor de al toegewezen zorg intrekt (voortijdig beëindigt). Dit kan nodig zijn als het CIZ een nieuw indicatiebesluit afgeeft (de cliënt heeft bijvoorbeeld recht op andere zorg) óf omdat er een wijziging plaatsvindt in de zorglevering op basis van een bestaand indicatiebesluit (de cliënt wil de zorg van een andere zorgaanbieder ontvangen). Om te bepalen welke actie(s) het moet nemen, moet het zorgkantoor altijd eerst de reden vaststellen waarom de zorgaanbieder niet meer mag leveren:
Er is sprake van een nieuw indicatiebesluit; de zorgaanbieder aan wie de zorg is toegewezen of die de zorg al levert komt hierin niet meer voor.
Er is sprake van een wijziging in het bestaande, actuele indicatiebesluit; de cliënt wil de zorg (of een deel daarvan) van een andere zorgaanbieder ontvangen.
Het zorgkantoor maakt altijd een nieuw zorgtoewijzingbericht nadat het een nieuw indicatiebesluit heeft ontvangen van het CIZ. Wat doet het zorgkantoor als de voorkeuraanbieder in beide indicaties voorkomt? Dan is het voldoende dat het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar die zorgaanbieder verstuurt. De zorgaanbieder kan hieruit afleiden welke functies hij niet (meer) hoeft te leveren en welke functies hij wel moet (gaan) leveren. Wat doet het zorgkantoor als een zorgaanbieder aan wie de zorg eerder is toegewezen of die de zorg al levert niet meer voorkomt in het nieuwe indicatiebesluit? In dat geval moet het zorgkantoor de zorg bij deze zorgaanbieder intrekken op basis van het voorgaande indicatiebesluit.
78
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Welke stappen volgt het zorgkantoor hiervoor? Het zorgkantoor stuurt de zorgaanbieder dan een nieuwe zorgtoewijzing met de volgende kenmerken:
Het zorgkantoor baseert de zorgtoewijzing op het voorgaande indicatiebesluit; het indicatiebesluit op basis waarvan de zorg aan deze zorgaanbieder is toegewezen.
Voor alle functies die aan deze zorgaanbieder zijn toegewezen, geeft het zorgkantoor aan: de instellingscode van de zorgaanbieder; de gewenste startdatum toegewezen functie; deze neemt het zorgkantoor over uit het eerdere zorgtoewijzingbericht; de gewenste einddatum toegewezen functie; dit is de uiterste datum waarop de zorgaanbieder de zorg moet beëindigen;
Zie ook paragraaf 15.3.1 voor een aantal praktijkvoorbeelden over het intrekken van zorg. Wat zijn de vervolgstappen voor de zorgaanbieder? Zie hiervoor ‘Zorgkantoor trekt de zorg in’ in paragraaf 7.4.5. 5.3.8
ZZP’s in het zorgtoewijzingbericht
Zoals eerder in paragraaf 4.3.6 beschreven, legt het CIZ een ZorgZwaartePakket (ZZP) (zie Begrippenlijst) voorlopig als een combinatie van functies en klassen vast in het indicatiebesluit. Het zorgkantoor maakt op basis hiervan op de gebruikelijke manier een zorgtoewijzingbericht aan. Voor ZZP’s in een zorgtoewijzingbericht zijn de belangrijkste afspraken voor het zorgkantoor de volgende:
Het zorgkantoor is niet verplicht om de geïndiceerde functies en klassen over te nemen in de zorgtoewijzing. Zowel de functie als de klasse mag afwijken (bijvoorbeeld in geval van overbruggingszorg), op voorwaarde dat dit gebeurt in overeenstemming met de geldende bedrijfsregels.
Het zorgkantoor wijst alle functies uit een indicatiebesluit toe aan één zorgaanbieder of hij wijst de functies toe aan verschillende zorgaanbieders. Een ZZP kan dus geleverd worden door meer dan één zorgaanbieder.
Het zorgkantoor kan de zorgtoewijzing in etappes uitvoeren; het hoeft de functies dus niet allemaal op hetzelfde moment toe te wijzen. Ook mogen de datumvelden in het toewijsgedeelte per functie van elkaar verschillen.
Voor ZZP’s in een zorgtoewijzingbericht zijn de belangrijkste afspraken voor een zorgaanbieder de volgende:
De zorgaanbieder ontvangt een indicatie/zorgtoewijzing voor verblijf, uitgedrukt in functies en klassen. Technisch gezien handelt de zorgaanbieder een zorgtoewijzing op basis van een ZZP niet anders af dan zorgtoewijzingen waarbij het niet om een ZZP gaat.
De zorgaanbieder moet op de gebruikelijke manier de inhoud van de zorgtoewijzing controleren en hiervoor een retourbericht sturen.
De functie(s) die voorkomt/voorkomen in het toewijsgedeelte van het zorgtoewijzingbericht hoeven niet per definitie het hele ZZP te vormen. Het zorgkantoor kan een zorgaanbieder vragen om een déél van een ZZP te leveren.
PGB en ZZP Het veld
LEVERINGSVORM ZORG
heeft de waarde ‘4 - Cliënt krijgt zorg in natura (ZIN)’ voor alle functies die
deel uitmaken van een ZZP. Wanneer de levering van verblijf op zich laat wachten, kan de cliënt een PersoonsGebonden Budget (PGB) aanvragen. Dit laatste valt buiten de reikwijdte van AZR.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
79
5.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het zorgtoewijzingbericht. Het gaat hierbij om afspraken hoe het zorgkantoor de records/velden van het zorgtoewijzingbericht moet vullen. In deze paragraaf vindt u de volgende informatie:
paragraaf 5.4.1; Enkele algemene, inhoudelijke afspraken over het zorgtoewijzingbericht;
paragraaf 5.4.2; Specifieke, inhoudelijke afspraken over het functierecord (zorgtoewijzing).
5.4.1
Algemene afspraken
Indicatiebesluit- en zorgtoewijzingrecords In de eerste (indicatiebesluit)records van het zorgtoewijzingbericht neemt het zorgkantoor de gegevens uit het indicatiebesluitbericht over met uitzondering van voor- en afkeuraanbieders. Het indicatiebesluit bestaat uit aanspraakgegevens en aanvullende gegevens. Het zorgkantoor mag de aanspraakgegevens niet wijzigen. Het zorgkantoor kan wel, in overleg met de cliënt en/of de zorgaanbieder, de aanvullende gegevens wijzigen. Het CIZ speelt daarin geen rol; het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de juiste inhoud van deze gegevens. Zie ook paragraaf 4.4.1 voor meer informatie. In de zorgtoewijzingrecords legt het zorgkantoor gegevens vast die direct te maken hebben met de zorgtoewijzing: de functie(s) die het zorgkantoor toewijst aan de betrokken zorgaanbieder(s) en de periode waarin de zorgaanbieder(s) deze zorg moet(en) leveren (de tot en met de 5.4.2
GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE).
Afspraken functierecord (zorgtoewijzing)
Instellingscode In het gegeven
INSTELLINGSCODE
van het functierecord (zorgtoewijzing) legt het zorgkantoor vast welke
zorgaanbieder een functie toegewezen krijgt. Voor het vermelden van de zorgaanbiedergegevens gelden de volgende regels:
Overal waar het zorgkantoor een instellingscode vastlegt, moet de instellingscode voorkomen in de AZR-AGB-codelijst die het CVZ verspreidt (bedrijfsregel 43). Deze bedrijfsregel geldt voorlopig alleen voor de instellingscode. Voor postcode en huisnummer gelden nog geen beperkingen.
De gegevens
POSTCODE LOCATIE AWBZ
en
HUISNUMMER LOCATIE AWBZ
zorgkantoor alleen vullen als het gegeven
INSTELLINGSCODE
die bij de instellingscode horen, mag het
gevuld is (bedrijfsregel 44).
Leveringsvorm zorg Zoals eerder aangegeven heeft de Zorgregistratie uitsluitend betrekking op het proces rond het verlenen van zorg in natura. De inhoud van het berichtenverkeer is hierop afgestemd. Voor het zorgtoewijzingbericht betekent dit dat de waarde van het veld
LEVERINGSVORM ZORG
functie alleen ‘4 - Cliënt krijgt zorg in natura (ZIN)’ mag zijn (bedrijfsregel 71).
80
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
bij de toegewezen
Datumvelden in het zorgtoewijzinggedeelte De gewenste start- en einddata van de toegewezen functies in het zorgtoewijzinggedeelte kunnen afwijken van de geldigheidstermijnen van de geïndiceerde functies in het indicatiebesluitgedeelte. Deze datumvelden moeten wel voldoen aan de volgende regels:
Het zorgkantoor moet de
Als de toegewezen functie gelijk is aan de geïndiceerde functie én er is géén sprake van
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
altijd vullen (bedrijfsregel 81)
overbruggingszorg, dan moet de periode waarover de functie toegewezen wordt binnen de geldigheidsduur van de geïndiceerde functie vallen. Technisch vertaald houdt dit in dat zowel GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
dan
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
als
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
en niet groter mag zijn dan
niet kleiner mag zijn
DATUM EINDE GELDIGHEID GEÏNDICEERDE
FUNCTIE.
Let op! Als een geïndiceerde functie meer dan één keer voorkomt, dan moet de combinatie STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
en
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
functierecord altijd vallen in de geldigheidsduur (de periode vanaf en met
DATUM EINDE GELDIGHEID GEÏNDICEERDE FUNCTIE)
GEWENSTE
uit één toegewezen
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
tot
van één van de geïndiceerde functies, die voorkomen
in het zorgtoewijzingbericht. Het is niet relevant of de geldigheidsduren van de geïndiceerde functies wel of niet aansluitend zijn (bedrijfsregel 82).
Als de toegewezen functie ongelijk is aan de geïndiceerde functie óf er is sprake van overbruggingszorg, dan mag het zorgkantoor de geïndiceerde functie toewijzen binnen de geldigheid van het indicatiebesluit (bedrijfsregel 82).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
81
82
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
6
Het melding aanvangzorgbericht
Dit hoofdstuk gaat over het melding aanvangzorgbericht (AW35) en het bijbehorende retourbericht (AW36). De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor zorgaanbieders (verzenders van het melding aanvangzorgbericht) en zorgkantoren (ontvangers van het bericht).
6.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 6.1.1: Waar moet u het melding aanvangzorgbericht plaatsen in de totale AZRberichtenketen?
paragraaf 6.1.2: Wat is het doel van de melding aanvang zorg?
paragraaf 6.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgaanbieder een melding aanvang zorg (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 6.2; informatie over de opbouw van het melding aanvangzorgbericht. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het bericht.
paragraaf 6.3; informatie over procesmatige afspraken rond de melding aanvang zorg. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 6.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond de melding aanvang zorg. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van een melding aanvangzorgbericht.
In Deel III - Bijlagen van dit handboek vindt u in paragraaf 15.4 een aantal praktijkvoorbeelden van cliëntsituaties die betrekking hebben op het melding aanvangzorgbericht.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
83
6.1.1
Plaats melding aanvangzorgbericht in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van het melding aanvangzorgbericht en het bijbehorende retourbericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat zorgaanbieders en zorgkantoren de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats melding aanvangzorgbericht (AW35) + retourbericht (AW36) in AZR-berichtenketen
6.1.2
Doel melding aanvangzorgbericht
Wat is het doel van de melding aanvang zorg? Het doel van een melding aanvang zorg is om het zorgkantoor te informeren dat een cliënt in zorg is/wordt genomen. Met dit bericht geeft een zorgaanbieder aan het zorgkantoor door welke zorg geleverd wordt, in welke omvang en wanneer de zorg van start gegaan is. Een zorgaanbieder kan ook melden dat de zorg in de nabije toekomst start. Binnen AZR is het zorgkantoor verplicht om een melding aanvangzorgbericht met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden.
84
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
6.1.3
Gebruik melding aanvangzorgbericht
Wanneer en hoe gebruikt een zorgaanbieder een melding aanvang zorg?
Een zorgaanbieder beantwoordt elke nieuwe zorgtoewijzing met een melding aanvang zorg als hij de zorg gaat leveren.
Een zorgaanbieder mag alleen een melding aanvang zorg sturen voor zorg die het zorgkantoor aan hem toegewezen heeft via een zorgtoewijzing. Zie ook subparagraaf ‘Geleverde zorg moet toegewezen zijn aan zorgaanbieder’ van paragraaf 6.4.3 voor de inhoudelijke consequenties van deze regel.
Een zorgaanbieder gebruikt een melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren welke zorg hij gaat leveren aan een cliënt, in welke omvang hij die gaat leveren en wat de (geplande) aanvangsdatum van de zorg is.
Een zorgaanbieder stuurt ook een melding aanvang zorg wanneer het doorlopende zorg betreft (zie Begrippenlijst).
Een zorgaanbieder stuurt ook een melding aanvang zorg bij elke structurele verhoging van de geleverde zorg, totdat hij de zorg volledig levert. Zie ook voorbeeld 21.
Wanneer en hoe gebruikt een zorgaanbieder een melding aanvang zorg niet?
Om het zorgkantoor te informeren over schommelingen in de geleverde hoeveelheid zorg (afwisselend minder en meer zorg leveren).
Om het zorgkantoor te informeren dat het (voorlopig) geen melding aanvang zorg hoeft te verwachten. Deze situatie kan zich voordoen als een zorgaanbieder na ontvangst van een zorgtoewijzing weet dat de zorg niet of voorlopig niet gestart kan/gaat worden. De zorgaanbieder meldt dit met een mutatie-/eindezorgbericht. De situaties waarvoor dit geldt, staan beschreven in subparagraaf ‘Uitzonderingssituaties berichtvolgorde’ van paragraaf 7.3.3.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
85
6.2
Opbouw van het bericht
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van het melding aanvangzorgbericht en het bijbehorende retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van beide berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹. Hier vindt u:
een uitgebreide berichtspecificatie van het melding aanvangzorgbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht.
¹ http://ei.vektis.nl
6.2.1
Opbouw melding aanvangzorgbericht
Het melding aanvangzorgbericht bestaat uit de volgende recordsoorten (zie Begrippenlijst): Opbouw melding aanvangzorgbericht Record
Toelichting
Voorlooprecord
Geeft het begin van een melding aanvangzorgbericht aan. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als de code van het zorgkantoor (geadresseerde), de instellingscode van de zorgaanbieder (verzender), het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en de datum van verzenden.
Cliëntrecord
Bevat cliëntkenmerken, bijvoorbeeld burgerservicenummer (BSN), nummers voor de cliënt bij het CIZ, het zorgkantoor en de zorgaanbieder, naam, geslacht en geboortedatum van de cliënt.
Relatierecord
Bevat kenmerken van de partner van de cliënt, bijvoorbeeld naam, geslacht en geboortedatum.
Adresrecord
Bevat adresgegevens van de cliënt. Het record kan betrekking hebben op diverse adressoorten, onder andere GBA-adres, correspondentieadres of (tijdelijk) verblijfadres.
Voorgaande
Bevat gegevens over een eerdere opname van de cliënt in een AWBZ-instelling,
opnamerecord
bijvoorbeeld de instellingscode van de betreffende organisatie en de opnameen ontslagdatum. Zie ook paragraaf 6.4.2 over het voorgaande opnamerecord.
Functierecord
Bevat gegevens over de zorg die geleverd wordt/gaat worden, bijvoorbeeld functie, activiteiten en klasse. Daarnaast bevat het functierecord gegevens over de startdatum van de zorglevering (begindatum en/of geplande begindatum van de zorg) en de zorgaanbieder, die de zorg levert en het melding aanvangzorgbericht stuurt. Zie ook paragraaf 6.4.3 over het functierecord.
Commentaarrecord
Het is niet toegestaan om in een melding aanvangzorgbericht commentaarrecords op te nemen (bedrijfsregel 3).
Sluitrecord
Geeft aan dat het einde van het melding aanvangzorgbericht is bereikt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort).
86
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
6.3
Proces van het bericht
In deze paragraaf vindt u de volgende informatie:
paragraaf 6.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond de melding aanvang zorg en het bijbehorende retourbericht;
paragraaf 6.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor beide berichten;
paragraaf 6.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
paragraaf 6.3.4; Informatie over aanvang van de zorg en overbruggingszorg;
paragraaf 6.3.5; Informatie over niet-reguliere situaties.
6.3.1
Grafische weergave melding aanvangzorgproces
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond de melding aanvang zorg en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Grafische weergave verzend- en ontvangstproces melding aanvang zorg + retourbericht Melden aanvang zorg Zorgaanbieders
Corrigeren fouten Zorgaanbieders
Aanmaken Melding aanvangzorgbericht
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor regionaal
Zorgaanbieders
Verwerken Melding aanvangzorgbericht
Aanmaken retourbericht AW36
Verwerken retourbericht AW36
Clienten met f outen
Clienten zonder f outen
*
*
Legenda rollen
Bericht Melding Aanvang AWBZ-Zorg (AW35)
Retourinformatie Melding Aanvang AWBZ-Zorg (AW36) 1)
6.3.2
Zorgkantoor regionaal Zorgaanbieders Labels rollen
Tijdslijnen
Wanneer een zorgaanbieder de toegewezen zorg, of een deel hiervan, gaat leveren, meldt hij dit aan het zorgkantoor met een melding aanvang zorg. Het is belangrijk dat de zorgaanbieder deze informatie juist, volledig en tijdig verstuurt naar het zorgkantoor, onder andere omdat het zorgkantoor de start van intramurale functies aan het CAK (CA317) moet melden. Dit gebeurt op basis van de gegevens die de zorgaanbieder aanlevert in de melding aanvang zorg. Op basis van de melding van het zorgkantoor, start het CAK vervolgens het proces om de eigen bijdrage vast te stellen en in rekening te brengen bij de cliënt. Voor de verzending en ontvangst van de melding aanvang zorg en het bijbehorende retourbericht gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
AW35
De zorgaanbieder verstuurt het melding aanvangzorgbericht (AW35) bij voorkeur dezelfde dag, maar uiterlijk binnen drie werkdagen na aanvang van de zorg naar het zorgkantoor.
AW36 (retour)
Het zorgkantoor verstuurt het retourbericht aanvang zorg (AW36) uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het melding aanvangzorgbericht. De ontvangende partij (zorgaanbieder) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
87
6.3.3
Berichtvolgorde
Algemene regels Welke algemene regels gelden er voor de berichtvolgorde?
Een zorgaanbieder mag alleen een melding aanvang zorg sturen voor zorg die het zorgkantoor aan hem toegewezen heeft via een zorgtoewijzing. Zie ook subparagraaf ‘Geleverde zorg moet toegewezen zijn aan zorgaanbieder’ van paragraaf 6.4.3 voor de inhoudelijke consequenties van deze regel.
Na ontvangst van een melding aanvang zorg stuurt het zorgkantoor in alle gevallen het hiervoor gedefinieerde retourbericht naar de zorgaanbieder.
Wat is de actuele melding aanvang zorg? Het actuele melding aanvangzorgbericht is het bericht met de hoogste deze datum niet gevuld is, de hoogste
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG.
BEGINDATUM FUNCTIE
of, wanneer
Wanneer deze data voor dezelfde functie
bij twee meldingen aanvang zorg van dezelfde zorgaanbieder gelijk zijn, is het laatst ontvangen melding aanvangzorgbericht door het zorgkantoor het actuele bericht. Wat is de berichtvolgorde bij een nieuw indicatiebesluit?
Na een nieuw indicatiebesluit stuurt het zorgkantoor altijd een nieuwe zorgtoewijzing. Let op: dit geldt ook bij een nieuw indicatiebesluit dat continuering (doorlopende zorg) of intrekking van de zorg inhoudt.
Na een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit stuurt de zorgaanbieder altijd een melding aanvang zorg voor alle functies die het zorgkantoor aan hem toewijst. Let op! Dit geldt ook voor functies in een zorgtoewijzing die gecontinueerd of ingetrokken worden. Zie ook voorbeeld 9 waarin een zorgaanbieder een melding aanvang zorg verstuurt nadat het zorgkantoor de zorg intrekt (op basis van een nieuw indicatiebesluit).
Wat is de berichtvolgorde bij een gelijkblijvend indicatiebesluit?
Wanneer de toegewezen zorg wijzigt (indicatiebesluit blijft gelijk) stuurt het zorgkantoor altijd een nieuwe zorgtoewijzing naar de zorgaanbieder(s) waarvoor de wijziging geldt.
De zorgaanbieder stuurt in zo’n geval alleen een melding aanvang zorg voor de gewijzigde functies.
Zie ook voorbeeld 17.
Melding aanvang zorg en spoed Alleen in geval van spoed kan een zorgaanbieder zorg leveren zonder dat er een indicatiebesluit of zorgtoewijzing beschikbaar is. De normale berichtafhandeling kan dan in een later stadium plaatsvinden. Hiervoor gelden de volgende termijnen:
Uiterlijk de eerstvolgende werkdag na aanvang van de zorg doet de zorgaanbieder een indicatieaanvraag bij het CIZ.
Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een registratief indicatiebesluit af met een geldigheidsduur van maximaal veertien dagen.
Op basis van het registratieve indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan de zorgaanbieder.
De zorgaanbieder verstuurt een melding aanvang zorg (op basis van het registratieve indicatiebesluit) naar het zorgkantoor.
Uiterlijk veertien dagen na aanvang van de spoedzorg stuurt het CIZ het formele indicatiebesluit naar het zorgkantoor.
Op basis hiervan stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar de zorgaanbieder (op basis van het formele indicatiebesluit).
Ten slotte reageert de zorgaanbieder hierop met een melding aanvang zorg (op basis van het formele indicatiebesluit).
88
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
6.3.4
Aanvang zorg en overbruggingszorg
Additionele zorg (opslag) Wanneer is een cliënt volledig in zorg? Dat is pas het geval wanneer de cliënt alle geïndiceerde functies volgens de bijbehorende klasse ontvangt, inclusief eventuele additionele zorg (zie Begrippenlijst). Berichtvolgorde bij overbruggingszorg Algemeen geldt dat een zorgaanbieder uitsluitend de zorg mag leveren die het zorgkantoor aan hem toewijst. De gegevens in de zorgtoewijzing zijn daarbij leidend. De zorgaanbieder wordt geacht om de toegewezen zorg vanaf de gewenste startdatum te leveren. Als de zorgaanbieder dit niet of slechts gedeeltelijk kan, kan het zorgkantoor – in overleg met de zorgaanbieder en de cliënt - besluiten om overbruggingszorg (zie Begrippenlijst) toe te wijzen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een zorgaanbieder de zorg niet (volledig) kan leveren of een (te lange) wachttijd heeft. Hoe verloopt het berichtenverkeer wanneer een zorgaanbieder eerst overbruggingszorg levert en daarna alsnog de (oorspronkelijk) toegewezen zorg gaat leveren? 1. Wanneer blijkt dat er overbruggingszorg nodig is, stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing op basis van hetzelfde indicatiebesluit. Daarin vermeldt het zorgkantoor (nogmaals) de oorspronkelijk toegewezen functies evenals de te leveren overbruggingszorg. 2. De zorgaanbieder meldt de start van de overbruggingszorg met een melding aanvang zorg. 3. Wanneer de zorgaanbieder alsnog de oorspronkelijk toegewezen zorg kan leveren, stuurt de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht, waarin hij de overbruggingszorg beëindigt. 4. Het zorgkantoor trekt de toegewezen overbruggingszorg in met een nieuwe zorgtoewijzing. 5. De zorgaanbieder stuurt een melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren over de start van de oorspronkelijk toegewezen zorg. Zie ook voorbeeld 19 over overbruggingszorg. Geldigheidsduur indicatie verstrijkt; benodigde zorg nog niet geleverd Het kan voorkomen dat de einddatum van een indicatiebesluit of van een onderliggende functie dreigt te verstrijken, terwijl de cliënt de zorg nog niet (volledig) ontvangen heeft. Wat doet een zorgaanbieder in deze situatie? Een cliënt heeft alleen recht op zorg binnen de geldigheidsduur van het indicatiebesluit. Daarom is het van belang dat er (tijdig) een nieuwe indicatie wordt aangevraagd. Hiervoor is de cliënt zelf verantwoordelijk. 6.3.5
Niet-reguliere situaties
Zorgaanbieder levert minder dan gemeld Het kan voorkomen dat een zorgaanbieder minder zorg levert dan aanvankelijk de bedoeling was. Er zijn twee situaties mogelijk: 1. Na verloop van tijd blijkt dat de zorgaanbieder minder heeft geleverd dan aanvankelijk de bedoeling was. 2. Op een bepaald moment constateert de zorgaanbieder dat hij minder zorg kan gaan leveren en/of levert; bijvoorbeeld door ziekte of vakantie van personeel is de zorgaanbieder niet in staat om de zorg volledig te leveren. Wat doet een zorgaanbieder in dit geval? Op dit moment ondersteunt AZR beide situaties (nog) niet. De zorgaanbieder is vanuit AZR dus niet verplicht om dit te melden.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
89
6.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het melding aanvangzorgbericht. Het gaat hierbij om afspraken hoe een zorgaanbieder de records/velden van een melding aanvangzorgbericht moet vullen. In paragraaf 6.4.1 vindt u enkele algemene, inhoudelijke afspraken over de melding aanvang zorg. Hierin krijgt u antwoord op de volgende vragen:
Hoe gebruikt een zorgaanbieder het gegeven
Waarmee moet een zorgaanbieder rekening houden ten aanzien van de aanbiedergegevens in het
STATUS AANLEVERING RECORD?
voorloop- en functierecord van een melding aanvangzorgbericht? In de subparagrafen daarna vindt u de specifieke, inhoudelijke afspraken per recordsoort terug:
paragraaf 6.4.2; Afspraken over het voorgaande opnamerecord;
paragraaf 6.4.3; Afspraken over het functierecord.
6.4.1
Algemene afspraken
Het gebruik van status aanlevering record Op het voorloop- en sluitrecord na bevat elk record in ieder EI-bericht het gegeven RECORD. RECORD
Dat is ook het geval in het melding aanvang zorgbericht. Met het gegeven
STATUS AANLEVERING STATUS AANLEVERING
informeert de verzender van de melding aanvang zorg (de zorgaanbieder) hoe de ontvanger
daarvan (het zorgkantoor) de inhoud van een bepaald record (zie Begrippenlijst) moet uitleggen ten opzichte van eerder aangeleverde informatie. De volgende codes worden onderscheiden: Mogelijke codes van het gegeven STATUS AANLEVERING RECORD Statuscode
Omschrijving
1
Eerste aanlevering
3
Verwijderen aanlevering
9
Niet van toepassing (ongewijzigd)
Alleen in het melding aanvangzorgbericht mag het veld
STATUS AANLEVERING RECORD
een andere waarde dan
‘1’ hebben (bedrijfsregel 4). Het gaat daarbij niet alleen om het melding aanvangzorgbericht dat een zorgaanbieder naar een zorgkantoor stuurt (AW35), maar ook om de bovenregionale versie hiervan (ZK35) én om het melding aanvangzorgbericht dat een zorgkantoor stuurt naar het CAK (CA317). In alle andere berichtsoorten mag dit veld uitsluitend de waarde 1 bevatten (bedrijfsregel 4). In het vervolg van deze paragraaf wordt uitgegaan van de zorgaanbieder als verzender van het bericht en het zorgkantoor als ontvanger daarvan. Voor het gebruik van het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD
in de genoemde berichten gelden de
volgende regels: 1. Met
STATUS AANLEVERING RECORD
= 1 laat de zorgaanbieder aan het zorgkantoor weten dat hij een record
voor het eerst aanlevert.
90
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
2. Met
STATUS AANLEVERING RECORD
= 3 laat de zorgaanbieder aan het zorgkantoor weten dat een eerder
verstuurd functierecord verwijderd moet worden. Het verwijderen van een functierecord kan nodig zijn in twee situaties: De zorgaanbieder heeft een functierecord ten onrechte verstuurd en wil dit laten verwijderen; er komt geen nieuw record voor in de plaats. De zorgaanbieder heeft een functierecord met verkeerde informatie verstuurd en wil dit laten verwijderen; er komt een nieuw record met gecorrigeerde informatie voor in de plaats dat het eerder gestuurde record vervangt. Als een zorgaanbieder een functierecord met
STATUS AANLEVERING RECORD
= 3 verstuurt, moeten de
sleutelgegevens van dat record (zie Vektis-berichtspecificatie) overeenkomen met die van het eerder verstuurde record. De zorgaanbieder mag
STATUS AANLEVERING RECORD
= 3 uitsluitend gebruiken in het functierecord van
een melding aanvang zorg. Als de zorgaanbieder een cliënt-, relatie- of adresrecord wil verwijderen of wijzigen, moet hij een mutatie-/eindezorgbericht sturen naar het zorgkantoor; Als de zorgaanbieder een voorgaande opnamerecord wil verwijderen of wijzigen, moet hij dit aan het zorgkantoor melden via de gebruikelijke communicatiemiddelen (mail, fax, telefoon). 3. Wanneer de zorgaanbieder een functierecord uit een eerdere melding aanvang zorg wil corrigeren (bijvoorbeeld omdat de zorg eerder is gestart dan de aanbieder gemeld heeft), stuurt hij het functierecord met de verkeerde gegevens opnieuw op (met combinatie met het gecorrigeerde record (met
STATUS AANLEVERING RECORD
STATUS AANLEVERING RECORD
= 3) in
= 1). Zie ook voorbeeld 20
over deze situatie. 4. Records waarin niets wijzigt, krijgen statuscode 9. Let op! Het CVZ adviseert om eerder verstuurde functierecords waarin niets wijzigt niet opnieuw aan te leveren. 5. De volgende tabel geeft weer op welke manieren een zorgaanbieder het melding aanvangzorgbericht kan gebruiken en welke codes daarbij gelden voor het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD
in de
verschillende records. Vullen van het gegeven STATUS AANLEVERING RECORD Nr.
1
Statuscode
Reden voor versturen melding
Statuscode
aanvang zorg
cliënt-
overige records
record
(indien aanwezig)
Uitsluitend: melden van nieuwe
Statuscode functierecord
1
Nieuw record:
1
1
9
Te verwijderen
3
9
3
9
aanvang zorg 2
Uitsluitend: verwijderen van
record:
ten onrechte gemelde aanvang zorg 3
Verwijderen van ten onrechte
9
gemelde aanvang zorg én
record:
aanlevering van gecorrigeerde
Gecorrigeerd
informatie. 4
Te verwijderen
1
record:
Verwijderen van ten onrechte gemelde aanvang zorg én het melden van nieuwe aanvang
1
Te verwijderen
3
1
record: Nieuw record:
1
zorg
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
91
Vullen van het gegeven STATUS AANLEVERING RECORD (vervolg) Nr.
Statuscode
aanvang zorg
cliënt-
overige records
record
(indien aanwezig)
Verwijderen van ten onrechte
5
Statuscode
Reden voor versturen melding
Statuscode functierecord
Te verwijderen
1
gemelde aanvang zorg én
3
1
record:
aanlevering van gecorrigeerde
Gecorrigeerd
informatie én het melden van
1
record:
nieuwe aanvang zorg
Nieuw record:
1
Aanbiedergegevens in voorloop- en functierecord Vaak meldt een zorgaanbieder in een melding aanvang zorg de start van verschillende functies. Het bericht bevat dan meer dan één functierecord. Per functierecord vult de zorgaanbieder, die de aanvang van de zorg meldt, zijn instellingscode (AZR-AGB-code). De instellingscode staat eveneens in het voorlooprecord vermeld. Een zorgaanbieder mag de start van verschillende functies in één melding aanvangzorgbericht melden onder één voorwaarde. Die voorwaarde is dat de instellingscode in het voorlooprecord overeenkomt met alle instellingscodes in de functierecords van dat bericht. Met andere woorden: er mag geen sprake zijn van verschillende instellingscodes in de functierecords van één melding aanvangzorgbericht. 6.4.2
Afspraken voorgaande opnamerecord
Het CAK heeft informatie nodig over eventuele voorgaande opnames, die de cliënt heeft gehad. Het gaat daarbij om opnames die vallen onder de AWBZ, maar ook onder de Zorgverzekeringswet. Het CIZ geeft in een indicatiebesluitbericht (IO31) door dat er niets bekend is over voorgaande opnames en vult het veld
INDICATIE EERDER OPGENOMEN
daarom met de waarde 0 (het veld wordt leeg gelaten). Wanneer
de zorgaanbieder op de hoogte is van een eerdere opname, moet hij deze informatie wél doorgeven. De zorgaanbieder vult hiertoe het veld
INDICATIE EERDER OPGENOMEN
in het cliëntrecord van een melding aanvang
zorg met de waarde 1 (= Ja) en vult de gegevens over de eerdere opname in het voorgaande opnamerecord van dat bericht (bedrijfsregels 92 en 93). 6.4.3
Afspraken functierecord
In het functierecord van een melding aanvangzorgbericht meldt de zorgaanbieder de functie(s) die hij gaat leveren, met per functie:
de klasse (omvang van de zorg);
de (geplande) datum waarop de zorg van start gaat;
de datum waarop de zorgaanbieder de functie verwacht te beëindigen: de
DATUM VERWACHT EINDE ZORG
(niet verplicht);
indien van toepassing: gegevens over de additionele zorg. Zie ook paragraaf 4.4.8 voor meer informatie.
92
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Geleverde zorg moet toegewezen zijn aan zorgaanbieder Een zorgaanbieder mag alleen een melding aanvang zorg sturen voor zorg die het zorgkantoor aan hem toewijst. Voor alle melding aanvangzorgberichten die gekoppeld zijn aan een indicatiebesluit met een afgiftedatum groter dan 1 maart 2007, geldt bedrijfsregel 106:
De instellingscode bij de geleverde functie in de melding aanvang zorg moet overeenkomen met die bij de toegewezen functie in de zorgtoewijzing.
De functiecode bij de geleverde functie in de melding aanvang zorg moet overeenkomen met die bij de toegewezen functie in de zorgtoewijzing.
Zorgaanbieder meldt aanvang zorg op functieniveau Een zorgaanbieder meldt de aanvang van de zorg altijd op functieniveau. Als er iets wijzigt in de levering van een eerder gestarte functie, meldt de zorgaanbieder de actuele situatie van de betreffende functie in een nieuwe melding aanvang zorg. Om dit te verduidelijken vindt u een praktijkvoorbeeld van de volgende situaties uitgewerkt in deel III van dit handboek:
voorbeeld 17; Het zorgkantoor wijst verschillende functies uit een indicatiebesluit eerst toe aan meerdere zorgaanbieders. Daarna wijzigt de cliënt zijn voorkeur en wil alle functies alsnog van één van de aanbieders ontvangen.
voorbeeld 21; Een zorgaanbieder levert een toegewezen functie eerst gedeeltelijk en pas later volledig.
voorbeeld 22; Het zorgkantoor wijst meerdere functies toe aan een zorgaanbieder. Hiervan levert de zorgaanbieder in eerste instantie slechts een aantal functies en pas later alsnog alle toegewezen functies.
voorbeeld 25; Het indicatiebesluit bevat een functie met afbouw van zorg in de loop van de tijd. De zorgaanbieder meldt eerst de aanvang van de zorg volgens afbouwfase 1 en pas later de aanvang van de zorg volgens afbouwfase 2.
Het gebruik van leveringsvorm zorg In een melding aanvang zorg meldt een zorgaanbieder uitsluitend de start van zorg die hij in natura levert. Het veld
LEVERINGSVORM ZORG
in het functierecord van een melding aanvangzorgbericht mag daarom
uitsluitend de waarde ‘zorg in natura’ (zie Begrippenlijst) bevatten (bedrijfsregel 71). ZZP’s in het melding aanvangzorgbericht Vanaf 1 juli 2007 indiceert het CIZ cliënten die langdurig verblijf nodig hebben in zorgzwaartepakketten (ZZP’s) (zie Begrippenlijst). Met behulp van een vertaaltabel stuurt het CIZ de ZZP’s als een combinatie van functies en klassen de keten in. Welke consequenties heeft dit voor zorgaanbieders en/of zorgkantoren? Tijdens de overgangsperiode naar een nieuwe bekostigingmethode verandert er voor het zorgkantoor en de zorgaanbieder niets: het zorgkantoor wijst de zorg toe op de gebruikelijke manier (in functies en klassen) en de zorgaanbieder meldt de aanvang van de zorg ook op de gebruikelijke manier (in functies en klassen). Het volgende is belangrijk om te weten:
In een zorgtoewijzing kan een zorgaanbieder aan het gegeven
ACTIVITEITCODE
(in de activiteitrecords)
herkennen dat de toegewezen functies deel uitmaken van een ZZP. Voor de melding aanvang zorg hoeft de zorgaanbieder deze combinatie van functies niet als één geheel te behandelen; hij kan de toegewezen functies afzonderlijk melden.
De bedrijfsregels die gelden voor een melding aanvang zorg, gelden ook wanneer de toegewezen functies deel uitmaken van een ZZP.
De zorgaanbieder is niet verplicht om in een melding aanvang zorg het gegeven
ACTIVITEITCODE
(dat in
een melding aanvangzorgbericht deel uitmaakt van het functierecord) te gebruiken. De zorgaanbieder meldt de start van de zorg op de reguliere wijze, in elk geval in functies en klassen.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
93
Datumvelden in het melding aanvangzorgbericht Hoe vult de zorgaanbieder de verschillende datumvelden in een melding aanvangzorgbericht? Het melding aanvangzorgbericht bevat twee verschillende ‘aanvangsdatums’, namelijk een ‘plandatum’ en een datum waarop de zorg echt van start gaat:
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG:
Een zorgaanbieder gebruikt dit gegeven als hij de geplande startdatum van
de zorg kent, maar de werkelijke startdatum (nog) niet;
BEGINDATUM FUNCTIE:
Een zorgaanbieder gebruikt dit gegeven als hij de werkelijke datum kent waarop
de zorg gestart is of van start gaat. De geplande aanvangsdatum van de zorg doet er dan niet meer toe. Voor deze datumvelden gelden de volgende regels: 1. Het is verplicht om
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
of
BEGINDATUM FUNCTIE
te vullen.
2. Het vullen van beide velden is weliswaar toegestaan (bedrijfsregel 89), maar het CVZ adviseert om dit te voorkomen. 3. Beide datums mogen in de nabije toekomst liggen; voor
BEGINDATUM FUNCTIE
mag de datum maximaal
30 dagen in de toekomst liggen (bedrijfsregel 114). 4. Een zorgaanbieder kan de start van meerdere functies in één melding aanvangzorgbericht melden. De aanvangsdatum kan daarbij verschillend zijn per functie. 5. Bij een intramurale functie is een zorgaanbieder verplicht om het gegeven (bedrijfsregel 116). De
BEGINDATUM FUNCTIE
BEGINDATUM FUNCTIE
te vullen
is voor intramurale functies de startdatum voor de eigen
bijdrage. Zie ook de volgende subparagraaf ‘Intramurale functies en aanvangsdatum/sleuteldatum’. 6. Zowel
BEGINDATUM FUNCTIE
INDICATIEBESLUIT
als
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
en niet groter dan en
BEGINDATUM FUNCTIE
mag niet kleiner zijn dan
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT.
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
DATUM INGANG
Met andere woorden:
moeten vallen binnen de geldigheidsduur van de
geïndiceerde functie uit de zorgtoewijzing. 7. Zowel
BEGINDATUM FUNCTIE
TOEGEWEZEN FUNCTIE
andere woorden:
als
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
en niet groter dan
BEGINDATUM FUNCTIE
mag niet kleiner zijn dan
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
en
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
GEWENSTE STARTDATUM
(bedrijfsregel 90). Met
moeten vallen binnen de
geldigheidsduur van de toegewezen functie uit de zorgtoewijzing. 8. Wanneer een zorgaanbieder het veld liggen voor de
BEGINDATUM FUNCTIE
DATUM VERWACHT EINDE ZORG
en ook niet voor de
vult, mag de waarde hiervan niet
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
(bedrijfsregel 91).
Intramurale functies en aanvangsdatum/sleuteldatum Sinds 1 januari 2008 moet de zorgaanbieder in een melding aanvang zorg voor een intramurale functie (zie ‘Intramurale zorg’ in Begrippenlijst) altijd de daadwerkelijke startdatum vastleggen. Met andere woorden: de zorgaanbieder is verplicht om het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
te vullen.
Algemeen geldt dat de zorgaanbieder hier de datum vermeldt waarop hij de cliënt ‘in zorg neemt’. Dat mag eventueel een datum in de nabije toekomst (maximaal 30 dagen) zijn (bedrijfsregel 114). Soms is er echter sprake van een zogenaamde ‘sleuteldatum’. Dat is de datum waarop een toekomstige bewoner van een kamer in een instelling (bijvoorbeeld een verzorgingshuis) al de sleutel krijgt om bijvoorbeeld de kamer te verven en in te richten.
94
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Is er sprake van een sleuteldatum? Dan geldt de volgende regel:
De zorgaanbieder stuurt twee melding aanvangzorgberichten naar het zorgkantoor: In het eerste bericht meldt hij de start van de intramurale functie; het gegeven
BEGINDATUM FUNCTIE
bevat in dat geval de sleuteldatum. In het tweede bericht meldt hij de start van de overige functies; het gegeven
BEGINDATUM FUNCTIE
bevat in dat geval de daadwerkelijke aanvangsdatum van de zorg. In het tweede bericht meldt de zorgaanbieder de verblijffunctie niet opnieuw. Zie ook voorbeeld 23 en voorbeeld 24. Wanneer een cliënt al intramurale zorg ontvangt en wordt overgeplaatst, dan meldt de zorgaanbieder de start van de verblijffunctie bij de nieuwe instelling niet op de sleuteldatum, maar bij aanvang van de zorg. Zie ook voorbeeld 23.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
95
96
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
7
Het mutatie-/eindezorgbericht
Dit hoofdstuk gaat over het mutatie-/eindezorgbericht (AW39) en het bijbehorende retourbericht (AW310). De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor zorgaanbieders (verzenders van het mutatie-/eindezorgbericht) en zorgkantoren (ontvangers van het bericht).
7.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 7.1.1: Waar moet u het mutatie-/eindezorgbericht plaatsen in de totale AZRberichtenketen?
paragraaf 7.1.2: Wat is het doel van het mutatie-/eindezorgbericht?
paragraaf 7.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgaanbieder het mutatie-/eindezorgbericht (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 7.2; informatie over de opbouw van het mutatie-/eindezorgbericht. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het bericht.
paragraaf 7.3; informatie over procesmatige afspraken rond het mutatie-/eindezorgbericht. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 7.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond het mutatie-/eindezorgbericht. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van een mutatie/eindezorgbericht.
In Deel III - Bijlagen van dit handboek vindt u in paragraaf 15.5 een aantal praktijkvoorbeelden van cliëntsituaties die betrekking hebben op het mutatie-/eindezorgbericht.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
97
7.1.1
Plaats mutatie-/eindezorgbericht in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van het mutatie-/eindezorgbericht en het bijbehorende retourbericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat zorgaanbieders en zorgkantoren de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats mutatie-/eindezorgbericht (AW39) + retourbericht (AW310) in AZR-berichtenketen
98
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
7.1.2
Doel mutatie-/eindezorgbericht
Het doel van een mutatie-/eindezorgbericht is om het zorgkantoor te informeren over mutaties (hierna te noemen wijzigingen), nadat het zorgkantoor de zorg heeft toegewezen aan een zorgaanbieder. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn voor juiste wachtlijstinformatie en een correcte afhandeling van de eigen bijdrage AWBZ. De wijzigingen die een zorgaanbieder doorgeeft aan het zorgkantoor, kunnen betrekking hebben op cliëntkenmerken (cliënt-, relatie- of adresgegevens) en/of de zorglevering aan cliënten (uitstel, beëindiging en/of wijziging van de geleverde zorg). Binnen AZR is het zorgkantoor verplicht om een mutatie-/eindezorgbericht met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden. 7.1.3
Gebruik mutatie-/eindezorgbericht
Wanneer en hoe gebruikt een zorgaanbieder het mutatie-/eindezorgbericht?
Om het zorgkantoor te informeren over een wijziging van cliëntkenmerken (cliënt-, relatie- of adresgegevens van de cliënt). Het gaat hier bijvoorbeeld om wijzigingen in de NAW-gegevens van de cliënt zelf of van contactpersonen van de cliënt.
Om het zorgkantoor te informeren over een wijziging in de zorglevering aan de cliënt. Een zorgaanbieder beëindigt de zorg (gedeeltelijk), er wijzigt iets in de zorg die een aanbieder levert of de zorg gaat (voorlopig) niet van start. In alle gevallen dat de zorg eindigt, stuurt de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Dus ook als de zorglevering stopt, omdat de zorgtoewijzingperiode verstreken is of als de zorgaanbieder de zorg eerder beëindigt dan gepland. Ook wanneer het zorgkantoor de zorg intrekt, moet de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht versturen.
Wanneer en hoe gebruikt een zorgaanbieder het mutatie-/eindezorgbericht niet?
Als het zorgkantoor met een nieuwe zorgtoewijzing aangeeft dat de zorgaanbieder door mag gaan met het leveren van zorg. Het maakt daarbij niet uit of die zorgtoewijzing het gevolg is van een nieuw indicatiebesluit of niet. De zorgaanbieder beantwoordt de nieuwe zorgtoewijzing dan eerst met een retourbericht en daarna met een melding aanvang zorg.
Als het zorgkantoor de zorgtoewijzing intrekt, nog voordat de zorg van start is gegaan.
Als de zorgaanbieder minder zorg levert dan hij aanvankelijk gemeld heeft in de melding aanvang zorg.
Als de leveringsvorm wijzigt. Wanneer een cliënt zorg in natura (zie Begrippenlijst) geleverd krijgt en deze wil omzetten naar een financiering door middel van een PGB (zie Begrippenlijst), moet de cliënt of zijn vertegenwoordiger dit aangeven bij het zorgkantoor. Dit signaal komt nooit van de zorgaanbieder af.
Om het zorgkantoor te informeren dat de cliënt tevreden is met overbruggingszorg. Hoewel de zorgaanbieder dit kan signaleren, is het een zaak tussen zorgkantoor en cliënt om de ‘tevredenheid’ vast te stellen.
Om een zorgonderbreking aan het zorgkantoor te melden. De cliënt is tijdelijk afwezig, bijvoorbeeld door een ziekenhuisopname.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
99
7.2
Opbouw van het bericht
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van het mutatie-/eindezorgbericht en het bijbehorende retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van beide berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹ voor:
de uitgebreide berichtspecificatie van het mutatie-/eindezorgbericht;
de uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht.
¹ http://ei.vektis.nl
7.2.1
Opbouw mutatie-/eindezorgbericht
Het mutatie-/eindezorgbericht bestaat uit de volgende recordsoorten (zie Begrippenlijst): Opbouw mutatie-/eindezorgbericht Record
Toelichting
Voorlooprecord
Geeft het begin van een mutatie-/eindezorgbericht aan. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als de code van het zorgkantoor (geadresseerde), de instellingscode van de zorgaanbieder (verzender), het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en de datum van verzenden.
Cliëntrecord
Bevat cliëntkenmerken, bijvoorbeeld burgerservicenummer (BSN), nummers voor de cliënt bij het CIZ, het zorgkantoor en de zorgaanbieder, naam, geslacht en geboortedatum van de cliënt.
Mutatie cliëntrecord
Bevat wijzigingen in kenmerken van de cliënt zelf, bijvoorbeeld naamgegevens, burgerlijke staat, verblijfsituatie en leefeenheid. Het mutatie cliëntrecord is conditioneel; een zorgaanbieder gebruikt dit uitsluitend als hij wijzigingen in de cliëntgegevens wil doorgeven.
Mutatie relatierecord
Bevat wijzigingen in kenmerken van contactpersonen die in relatie staan tot de cliënt, bijvoorbeeld soort relatie, naam, geslacht en geboortedatum van de partner van de cliënt of van overige contactpersonen. Het mutatie relatierecord is conditioneel; een zorgaanbieder gebruikt dit uitsluitend als hij wijzigingen in de relatiegegevens wil doorgeven.
Mutatie adresrecord
Bevat wijzigingen in adresgegevens van de cliënt zelf of van contactpersonen die in relatie staan tot de cliënt. Het record kan betrekking hebben op diverse adressoorten, onder andere GBA-adres, correspondentieadres of (tijdelijk) verblijfadres. Het mutatie adresrecord is conditioneel; een zorgaanbieder gebruikt dit uitsluitend als hij wijzigingen in de adresgegevens wil doorgeven.
Mutatie functierecord
Bevat wijzigingen in de zorglevering aan de cliënt die een (gedeeltelijke) beëindiging, wijziging of uitstel van de zorglevering kunnen inhouden. Het mutatie functierecord is conditioneel; een zorgaanbieder levert dit record uitsluitend aan als er wijzigingen zijn in de zorglevering.
Commentaarrecord
Het is niet toegestaan om in een mutatie-/eindezorgbericht commentaarrecords op te nemen (bedrijfsregel 3).
Sluitrecord
Geeft aan dat het einde van het mutatie-/eindezorgbericht is bereikt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort).
100
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
7.3
Proces van het bericht
In deze paragraaf vindt u achtereenvolgens:
paragraaf 7.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het mutatie/eindezorgbericht en het bijbehorende retourbericht.
paragraaf 7.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor beide berichten.
paragraaf 7.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen.
paragraaf 7.3.4; Informatie over het mutatie-/eindezorgbericht en beëindiging van de zorg in etappes.
paragraaf 7.3.5; Informatie over de koppeling van het mutatie-/eindezorgbericht aan eerdere berichten.
paragraaf 7.3.6; Informatie over niet-reguliere situaties.
7.3.1
Grafische weergave mutatie-/eindezorgproces
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het mutatie/eindezorgbericht en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Grafische weergave verzend- en ontvangstproces mutatie-/eindezorgbericht + retourbericht Melden mutaties en einde zorg
Zorgaanbieders
Corrigeren fouten Zorgaanbieders
Aanmaken mutatie-/ einde zorgbericht
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor regionaal
Zorgaanbieders
Verwerken mutatie-/ einde zorgbericht
Aanmaken retourbericht AW310
Verwerken retourbericht AW310
*
Clienten met fouten
Clienten zonder fouten
*
Legenda rollen
Bericht Beëindiging/mutatie AWBZ-Zorg (AW39)
Retourinformatie Beeindiging/mutatie AWBZ-Zorg (AW310) 1)
7.3.2
Zorgkantoor regionaal Zorgaanbieders Labels rollen
Tijdslijnen
Wanneer een zorgaanbieder de zorglevering aan een cliënt beëindigt of de cliënt is/wordt overgeplaatst, meldt hij dit aan het zorgkantoor met een mutatie-/eindezorgbericht. Het is belangrijk dat de zorgaanbieder deze informatie juist, volledig en tijdig verstuurt naar het zorgkantoor, onder andere omdat het zorgkantoor de wijziging en beëindiging van intramurale functies (zie ‘Intramurale zorg’ in Begrippenlijst) aan het CAK (CA319) meldt. Dit gebeurt op basis van de gegevens die de zorgaanbieder aanlevert in het mutatie-/eindezorgbericht. Op basis van de melding van het zorgkantoor start het CAK het proces om de eigen bijdrage te wijzigen en in rekening te brengen bij cliënten of om deze te beëindigen (afhankelijk van de soort wijziging).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
101
Voor de verzending en ontvangst van het mutatie-/eindezorgbericht en het bijbehorende retourbericht gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
AW39
De zorgaanbieder verstuurt het mutatie-/eindezorgbericht bij voorkeur dezelfde dag, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen nadat de wijziging plaatsvindt naar het zorgkantoor.
AW310 (retour)
Het zorgkantoor verstuurt het retourbericht mutatie-/eindezorg (AW310) uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het mutatie-/eindezorgbericht. De ontvangende partij (zorgaanbieder) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
7.3.3
Berichtvolgorde
Algemene regels Welke algemene regels gelden er voor de berichtvolgorde?
Een zorgaanbieder mag alleen een mutatie-/eindezorgbericht sturen voor zorg die het zorgkantoor aan hem toegewezen heeft via een zorgtoewijzing (bedrijfsregel 1).
Als een zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht gebruikt om het zorgkantoor te informeren over een wijziging in cliënt-, relatie- of adresgegevens, hoeft hier geen melding aanvang zorg aan vooraf te zijn gegaan.
Als een zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht gebruikt om het zorgkantoor te informeren over een wijziging in de zorglevering aan een cliënt op functieniveau, moet hier (op vier uitzonderingssituaties na) wél een melding aanvang zorg aan vooraf zijn gegaan (bedrijfsregel 103).
Ook wanneer het CIZ een nieuw indicatiebesluit heeft afgegeven (gevolgd door een nieuwe zorgtoewijzing en eventueel ook al een nieuwe melding aanvang zorg), mag een zorgaanbieder nog een mutatie-/eindezorgbericht sturen dat betrekking heeft op een voorgaand indicatiebesluit.
Berichtvolgorde bij beëindiging van zorg Het initiatief om de zorg te beëindigen kan in de praktijk zowel bij het zorgkantoor als de zorgaanbieder liggen. Onderstaande tabel toont per
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG of het zorgkantoor een mutatie-
/eindezorgbericht moet beantwoorden met een nieuwe zorgtoewijzing (intrekkingbericht). De tabel gaat uit van de situatie dat een zorgaanbieder het initiatief neemt om een mutatie/eindezorgbericht te sturen. Het is dus geen reactie op een eerdere intrekking van de zorgtoewijzing door het zorgkantoor.
102
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Beantwoording van een mutatie-/eindezorgbericht door het zorgkantoor Code
Reden mutatie
Intrekking door zorgkantoor
02
Overlijden
Nee
11
Zorgaanbieder weigert functie
Ja
12
Cliënt weigert functie
Ja
17
Overplaatsing
Ja
18
Levering van de functie wordt tijdelijk uitgesteld.
Nee
19
Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)
Ja
20
Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)
Nee
Het initiatief om de zorg te beëindigen kan ook bij het zorgkantoor liggen. Daarvoor stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar de zorgaanbieder, die een intrekking van de zorg inhoudt. Nadat de zorgaanbieder de intrekking ontvangt, beëindigt hij de zorg en verstuurt hiervoor een mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Dit doet de zorgaanbieder alleen wanneer de cliënt nog in zorg is op het moment dat het zorgkantoor de zorg intrekt. Het zorgkantoor beantwoordt het mutatie/eindezorgbericht hierna niet nog een keer met een intrekkingbericht. Let op! Het omgekeerde geldt ook: op een intrekkingbericht van het zorgkantoor dat een reactie is op een eerder verstuurd mutatie-/eindezorgbericht, reageert de zorgaanbieder niet nog een keer met een mutatie-/eindezorgbericht. Het zorgkantoor stuurt géén intrekkingbericht als de zorgaanbieder de beëindiging van zorg of een overplaatsing meldt die samenhangt met het bereiken van de einddatum van de zorgtoewijzingperiode. Er is in dat geval geen resterend deel van de zorgtoewijzing over; er valt dus niets meer in te trekken. Zie subparagraaf ‘Einde geldigheid zorgtoewijzing’ van paragraaf 7.4.5 voor inhoudelijke afspraken hierover. Uitzonderingssituaties berichtvolgorde In sommige gevallen ontvangt een zorgaanbieder een zorgtoewijzing, maar nog vóór hij een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor kan sturen, staat al vast dat hij de zorg niet of voorlopig niet kan/gaat starten. De zorgaanbieder gebruikt dan een mutatie-/eindezorgbericht om het zorgkantoor te laten weten dat het (voorlopig) geen melding aanvang zorg hoeft te verwachten. Er zijn vier situaties waarin het toegestaan is om een mutatie-/eindezorgbericht te sturen, vóórdat de zorg start: 1. De cliënt overlijdt nog voordat de zorg van start gaat (CODE REDEN MUTATIE/EINDE AWBZ-ZORG = 02). 2. De zorgaanbieder weigert de toegewezen functie (CODE REDEN MUTATIE/EINDE AWBZ-ZORG = 11). 3. De cliënt weigert de toegewezen functie (CODE REDEN MUTATIE/EINDE AWBZ-ZORG = 12). 4. De levering van de toegewezen functie wordt tijdelijk uitgesteld (op initiatief van de cliënt!) (CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG = 18).
Concreet betekent dit dat er altijd een melding aanvang zorg aan een mutatie-/eindezorgbericht vooraf gaat, tenzij
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG de waarde ‘02 – Overlijden’, ‘11 – Zorgaanbieder weigert
functie’, ‘12 – Cliënt weigert functie’ of ‘18 – Levering van de functie wordt tijdelijk uitgesteld’ heeft (bedrijfsregel 103). Wanneer een zorgaanbieder
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’11 – Zorgaanbieder weigert functie’ of
’12 – Cliënt weigert functie’ gebruikt, heeft de zorgaanbieder in de praktijk vaak eerst contact gehad met het zorgkantoor, zodat die op de hoogte is van de reden van de weigering.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
103
7.3.4
Mutatie-/eindezorgbericht en einde zorg in etappes
In een mutatie-/eindezorgbericht meldt de zorgaanbieder een wijziging in de zorglevering altijd op functieniveau. Dit houdt in:
dat de zorgaanbieder een wijziging per functie meldt, met per functie de
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG.
dat de zorgaanbieder uitsluitend een mutatie-/eindezorgbericht stuurt wanneer hij een functie als geheel beëindigt. Soms onderhoudt een zorgaanbieder in zijn administratie de gegevens op activiteitniveau (een functie bestaat uit één of meerdere activiteiten). In dat geval moet de zorgaanbieder het mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor sturen, wanneer hij de laatste activiteit beëindigt die onder de betreffende functie valt. Als
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG neemt de zorgaanbieder in dat geval de
laatste, recentste beëindigingdatum. 7.3.5
Koppeling berichten
In deze paragraaf vindt u informatie over de koppeling tussen het mutatie-/eindezorgbericht en het zorgtoewijzingbericht respectievelijk melding aanvang zorgbericht. Koppeling mutatie-/eindezorgbericht & melding aanvang zorg Als de zorgaanbieder voor een bepaalde functie al een melding aanvang zorg heeft verstuurd, koppelt hij de wijziging voor deze functie aan dit melding aanvangzorgbericht. Hoe maakt de zorgaanbieder deze koppeling?
De zorgaanbieder vult in het mutatie-/eindezorgbericht in dat geval de wanneer deze leeg is, de
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG)
BEGINDATUM FUNCTIE
(of,
uit het melding aanvangzorgbericht in.
Indien mogelijk koppelt het zorgkantoor de wijziging op basis van de
BEGINDATUM FUNCTIE
aan de
bijbehorende melding aanvang zorg.
Als het mutatie-/eindezorgbericht geen
BEGINDATUM FUNCTIE
bevat (dit is alleen toegestaan voor
extramurale functies), koppelt het zorgkantoor de wijziging op basis van de
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
aan de bijbehorende melding aanvang zorg.
Als er meer dan één melding aanvangzorgbericht in aanmerking komt, moet het zorgkantoor kiezen voor het actuele melding aanvangzorgbericht.
Als de zorgaanbieder nog geen melding aanvang zorg heeft verstuurd, laat hij de en de
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
BEGINDATUM FUNCTIE
in het mutatie-/eindezorgbericht leeg.
Koppeling mutatie-/eindezorgbericht & zorgtoewijzing De zorgaanbieder koppelt een wijziging in alle gevallen aan de zorgtoewijzing waarop de wijziging betrekking heeft. Hoe maakt de zorgaanbieder deze koppeling? In het mutatie-/eindezorgbericht vult de zorgaanbieder per functie altijd de TOEGEWEZEN FUNCTIE
GEWENSTE STARTDATUM
in, zoals die voorkomt in de zorgtoewijzing. De ontvanger van het mutatie-
/eindezorgbericht (zorgkantoor) kan de wijziging hierdoor koppelen aan de bijbehorende zorgtoewijzing.
104
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
7.3.6
Niet-reguliere situaties
Correctie gegevens uit een eerder verstuurd mutatie-/eindezorgbericht Soms verstuurt een zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht dat verkeerde of onvolledige informatie bevat. Hoe herstelt de zorgaanbieder dit?
Als het gaat om de juiste cliënt maar om verkeerde informatie, stuurt de zorgaanbieder een tweede mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor om een correctie door te geven op het eerdere bericht. Het gaat dan bijvoorbeeld om een correctie van de overlijdensdatum, een wijziging van de ontslagdatum, een overplaatsing naar een instelling met een andere AGB-code enzovoorts.
Voor het zorgkantoor geldt dat het laatst binnengekomen c.q. het laatst ontvangen mutatie/eindezorgbericht een eerder mutatie-/eindezorgbericht overschrijft; het zorgkantoor moet het laatste bericht beschouwen als het ‘valide’ bericht.
Als de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht met een foutieve ZORG
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-
heeft gestuurd, adviseert het CVZ om (telefonisch) contact op te nemen met het zorgkantoor. In
overleg kunnen zorgkantoor en zorgaanbieder dan bepalen hoe dit gecorrigeerd wordt. Als het gaat om een einde zorgmelding of een overplaatsing, is het tevens belangrijk om het CAK te informeren. Correctie van een ten onrechte verstuurd mutatie-/eindezorgbericht Soms komt het voor dat een zorgaanbieder ten onrechte een mutatie-/eindezorgbericht verstuurt. Hoe herstelt de zorgaanbieder dit? Omdat in het mutatie-/eindezorgbericht, in tegenstelling tot het melding aanvangzorgbericht, het veld STATUS AANLEVERING RECORD
altijd de waarde ‘eerste aanlevering’ moet hebben, kan de zorgaanbieder dit
gegeven niet gebruiken om de zending ongedaan te maken. De enige manier om een dergelijke fout te herstellen, is dat de zorgaanbieder contact opneemt met het zorgkantoor en aangeeft dat het zorgkantoor het bericht moet verwijderen.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
105
7.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het mutatie-/eindezorgbericht. Het gaat hierbij om afspraken hoe een zorgaanbieder de records/velden van een mutatie-/eindezorgbericht moet vullen. In paragraaf 7.4.1 vindt u enkele algemene, inhoudelijke afspraken over het mutatie-/eindezorgbericht. Hierin krijgt u antwoord op de volgende vragen:
Waarmee moet een zorgaanbieder rekening houden ten aanzien van de aanbiedergegevens in het voorloop- en functierecord van een mutatie-/eindezorgbericht?
Wat zijn de consequenties van ZZP’s in een mutatie-/eindezorgbericht?
In de paragrafen daarna vindt u specifieke, inhoudelijke afspraken terug over de volgende onderwerpen:
paragraaf 7.4.2; Afspraken over mutatie van cliënt-, relatie- en/of adresgegevens.
paragraaf 7.4.3; Algemene afspraken over mutatie van zorglevering aan een cliënt.
paragraaf 7.4.4; Afspraken over mutatie van zorglevering, waarbij de zorg aan een cliënt (nog) niet van start gaat.
paragraaf 7.4.5; Afspraken over mutatie van zorglevering, waarbij de zorg aan een cliënt wordt beëindigd.
7.4.1
Algemene afspraken
Aanbiedergegevens in het voorloop- en functierecord Soms meldt een zorgaanbieder in een mutatie-/eindezorgbericht een wijziging van verschillende functies. Het bericht bevat dan meer dan één mutatie functierecord. Per mutatie functierecord staat de instellingscode (AZR-AGB-code) vermeld van de zorgaanbieder die de zorg levert. De instellingscode staat eveneens in het voorlooprecord vermeld. Een zorgaanbieder mag een wijziging van verschillende functies in één mutatie-/eindezorgbericht melden onder één voorwaarde. Die voorwaarde is dat de instellingscode in het voorlooprecord overeenkomt met alle instellingscodes in de mutatie functierecords van dat bericht. Met andere woorden: er mag geen sprake zijn van verschillende instellingscodes in de mutatie functierecords van één mutatie-/eindezorgbericht. ZZP’s in het mutatie-/eindezorgbericht Zoals eerder aangegeven in subparagraaf ‘ZZP’s in het melding aanvangzorgbericht’ van paragraaf 6.4.3, maakt het voor een zorgaanbieder technisch gezien niet uit of de zorg die het zorgkantoor aan hem toewijst, deel uitmaakt van een ZZP. De zorgaanbieder behandelt de toegewezen functies en klassen op de gebruikelijke manier. De aanvang van de zorg meldt de zorgaanbieder per functie en ook wijziging en/of beëindiging van zorg geeft de zorgaanbieder door op functieniveau. De zorgaanbieder is niet verplicht om de combinatie van functies en klassen als één geheel te behandelen. 7.4.2
Mutatie van cliënt-, relatie- en/of adresgegevens
Cliëntrecord in combinatie met één of meer mutatierecords Soms gebruikt de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht om een wijziging in de cliënt-, relatie- of adresgegevens door te geven aan het zorgkantoor. Het bericht bevat dan een cliëntrecord met daarnaast één of meer mutatierecords (een mutatie cliëntrecord, een mutatie relatierecord en/of een mutatie adresrecord). In de mutatierecords vermeldt de zorgaanbieder de gewijzigde gegevens.
106
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Velden t.b.v. partnergegevens in het mutatie relatierecord Het mutatie relatierecord bevat twee gegevens waarvan de naam expliciet wijst op de partner: BURGERSERVICENUMMER
(BSN) ECHTGENOOT/PARTNER CLIËNT en
DATUM GEBOORTE ECHTGENOOT/PARTNER CLIËNT.
Voor deze
gegevens gelden de volgende afspraken:
De zorgaanbieder mag het gegeven
BURGERSERVICENUMMER
(BSN) ECHTGENOOT/PARTNER CLIËNT niet vullen
(bedrijfsregel 119).
Wanneer de zorgaanbieder in het mutatie relatierecord van een mutatie-/eindezorgbericht gegevens over de partner van een cliënt verstuurt, vult hij het gegeven
DATUM GEBOORTE ECHTGENOOT/PARTNER CLIËNT
wél (bedrijfsregel 34). 7.4.3
Mutatie van zorglevering: algemene afspraken
Welke algemene regels gelden er wanneer de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht gebruikt om een wijziging of stopzetting van de zorg te melden?
Als de inhoud van een bepaald veld in een specifiek record wijzigt, moet de zorgaanbieder de actuele inhoud van alle velden in dat record opnieuw aanleveren.
De zorgaanbieder meldt een wijziging in de zorglevering op functieniveau; de zorgaanbieder stuurt altijd een cliëntrecord op met daarbij één of meer mutatie functierecord(s).
De zorgaanbieder geeft in het veld
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG voor elke functie de reden aan
waarom hij het mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor verstuurt.
De zorgaanbieder geeft in het gegeven
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG aan wanneer de wijziging heeft
plaatsgevonden/plaatsvindt. Deze datum moet altijd groter dan of gelijk zijn aan de
BEGINDATUM FUNCTIE,
behalve wanneer het
gaat om het overlijden van de cliënt; de cliënt kan overleden zijn vóórdat de zorgaanbieder de zorg start (bedrijfsregel 101). Verder moet deze datum kleiner dan of gelijk zijn aan de
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
(bedrijfsregel 112). Met ingang van 01-01-2010 geldt dat de
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG nooit in de toekomst mag liggen,
omdat dit tot fouten kan leiden bij het opleggen van de eigen bijdrage door het CAK (bedrijfsregel 120). Deze bedrijfsregel geldt zowel voor het mutatie-/eindezorgbericht (AW39) van de zorgaanbieder naar het zorgkantoor als voor het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) van het zorgkantoor naar het CAK.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
107
Het gebruik van
CODE REDEN MUTATIE / EINDE
AWBZ-ZORG
Als de zorgaanbieder het zorgkantoor wil informeren over een wijziging op een functie, moet hij voor die functie een code reden mutatie/einde AWBZ-zorg aangeven. Als de zorgaanbieder een wijziging wil doorgeven in de cliënt-, relatie- of adresgegevens, is een code reden mutatie/einde AWBZ-zorg niet aan de orde. Hoe vult een zorgaanbieder het veld code reden mutatie/einde AWBZ-zorg? In de tabel op de volgende bladzijden vindt u de redenen die toegestaan zijn (bedrijfsregel 102). Gebruik van CODE REDEN MUTATIE / EINDE AWBZ-ZORG Code
Reden mutatie/einde
Regels gebruik
02
Overlijden
De zorgaanbieder beëindigt de functie, omdat de cliënt is overleden. Let op! Overlijden is één van de uitzonderingssituaties (zie paragraaf 7.3.3) waarin de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht mag sturen zonder dat hij eerst een melding aanvang zorg heeft gestuurd. Het is belangrijk dat de zorgaanbieder in het veld MUTATIEDATUM AWBZ ZORG
de daadwerkelijke overlijdensdatum invult.
Als een cliënt overlijdt ná het moment waarop de zorgaanbieder een melding aanvang zorg heeft verstuurd maar vóór de (geplande) startdatum van de zorg, geldt bedrijfsregel 101: De mutatiedatum awbz-zorg moet groter dan of gelijk zijn aan de begindatum functie, behalve wanneer code reden mutatie/einde awbz-zorg de waarde ’02 - Overlijden’ heeft. Als een cliënt overlijdt tijdens de zorgverlening, stuurt de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht met daarin voor elke functie een mutatie functierecord met code reden mutatie/einde awbz-zorg ’02 - Overlijden’. Als een cliënt overlijdt ná een spoedsituatie (de zorg is al gestart) maar nog voordat de berichtstromen op gang komen (het CIZ heeft nog geen officieel indicatiebesluit afgegeven en er is dus ook nog geen zorgtoewijzing door het zorgkantoor), moet de zorgaanbieder terugvallen op andere communicatiemiddelen (bijvoorbeeld e-mail of fax). 11
Zorgaanbieder weigert functie
De zorgaanbieder wil of kan de toegewezen functie niet leveren. Let op! De zorgaanbieder mag een mutatie-/eindezorgbericht met deze code alleen versturen als de functie nog niet gestart is en hij dus nog geen melding aanvang zorg voor deze functie naar het zorgkantoor heeft gestuurd.
12
Cliënt weigert functie
De cliënt wil of kan de geboden functie niet ontvangen. Let op! De zorgaanbieder mag een mutatie-/eindezorgbericht met deze code alleen versturen als de functie nog niet gestart is en hij dus nog geen melding aanvang zorg voor deze functie naar het zorgkantoor heeft gestuurd.
108
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Gebruik van CODE REDEN MUTATIE / EINDE AWBZ-ZORG (vervolg) Code
Reden mutatie/einde
Regels gebruik
17
Overplaatsing
De cliënt verhuist naar een andere AWBZ-instelling. Let op! Overplaatsing is zowel van toepassing op intramurale als extramurale functies (zie ‘Extramurale zorg’ in Begrippenlijst). Er is uitsluitend sprake van Overplaatsing, wanneer een instelling met een andere AZR-AGB-code de zorg voortzet. Bij Overplaatsing moet de zorgaanbieder de instellingscode van de nieuwe bestemming in het mutatie-/eindezorgbericht meegeven. Dit doet de zorgaanbieder bij het veld INSTELLINGSCODE BESTEMMING in het mutatie functierecord (bedrijfsregel 110). Het zorgkantoor moet de zorg toewijzen aan de nieuwe zorgaanbieder. Het zorgkantoor moet de zorgtoewijzing intrekken bij de oude zorgaanbieder.
18
Levering van de functie wordt tijdelijk
De cliënt wil of kan de geboden functie nog niet ontvangen. Let op!
uitgesteld.
De zorgaanbieder mag een mutatie-/eindezorgbericht met deze code alleen sturen als de functie nog niet gestart is en hij dus nog geen melding aanvang zorg voor deze functie naar het zorgkantoor heeft gestuurd.
19
Levering functie is
De levering van de functie wordt beëindigd. De zorgaanbieder
beëindigd
verwacht dat de cliënt in de toekomst geen aanspraak meer wenst te
(zorgtoewijzing
maken op zijn huidige indicatiebesluit.
intrekken) 20
Levering functie is
De levering van de functie wordt beëindigd. De zorgaanbieder
beëindigd
verwacht dat de cliënt in de toekomst opnieuw aanspraak wenst te
(zorgtoewijzing open
maken op zijn huidige indicatiebesluit.
laten)
7.4.4
Mutatie van zorglevering: De zorg gaat (nog) niet van start
Soms komt het voor dat het zorgkantoor zorg toewijst, maar nog voordat de zorgaanbieder een melding aanvang zorg kan sturen staat al vast dat hij de zorg niet kan of gaat starten. De zorgaanbieder gebruikt dan een mutatie-/eindezorgbericht om te melden dat het zorgkantoor (voorlopig) geen melding aanvang zorg hoeft te verwachten. Zie ook subparagraaf ‘Uitzonderingssituaties berichtvolgorde’ van paragraaf 7.3.3.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
109
7.4.5
Mutatie van zorglevering: Beëindiging van zorg
Voor de beëindiging van zorg zijn in de praktijk meerdere aanleidingen mogelijk:
De geldigheid van de zorgtoewijzing is verstreken.
De zorgaanbieder meldt een voortijdige beëindiging van de zorg.
Het zorgkantoor trekt de zorgtoewijzing in.
De cliënt overlijdt.
De cliënt is/wordt overgeplaatst.
Bij beëindiging van de zorg doet het er niet toe of de zorg eindigt, omdat de geldigheid van de zorgtoewijzing is verstreken of omdat de zorg eerder eindigt dan gepland. In alle gevallen stuurt de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. De reden waaróm de zorg beëindigd wordt doet er ook niet toe. Einde geldigheid zorgtoewijzing Als de geldigheid van de zorgtoewijzing is verstreken, moet de zorgaanbieder voor de betreffende functie(s) een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG = 19 naar het
zorgkantoor sturen. Het zorgkantoor beantwoordt dit bericht niet met een intrekkingbericht (zie ook paragraaf 7.3.3 over berichtvolgorde). Zorgaanbieder meldt voortijdige beëindiging van de zorg Wanneer een zorgaanbieder de voortijdige beëindiging van een geleverde functie meldt, zijn er twee mogelijkheden: 1. De zorgaanbieder verwacht dat de cliënt geen aanspraak op zorg meer zal maken op basis van het huidige indicatiebesluit. De zorgaanbieder verstuurt in dat geval een mutatie-/eindezorgbericht met CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’. Het
zorgkantoor trekt vervolgens de zorgtoewijzing in met als einddatum de door de zorgaanbieder aangegeven
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG. Als de zorgaanbieder toch opnieuw zorg wil leveren aan de
cliënt, heeft hij een nieuwe zorgtoewijzing nodig. 2. De zorgaanbieder verwacht dat de cliënt nog wel aanspraak op zorg zal maken op basis van het huidige indicatiebesluit. De zorgaanbieder verstuurt dan een mutatie-/eindezorgbericht met REDEN MUTATIE/EINDE
CODE
AWBZ-ZORG ’20 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’. Het
zorgkantoor laat vervolgens de zorgtoewijzing open (het stuurt geen intrekkingbericht). De zorgaanbieder kan het zorgkantoor op een later moment met een nieuwe melding aanvang zorg informeren dat hij de cliënt weer in zorg neemt. Wat doet de zorgaanbieder als de cliënt bij nader inzien toch geen aanspraak meer wil maken op de nog openstaande zorgtoewijzing? Meldt de zorgaanbieder dit aan het zorgkantoor? Zo ja, hoe doet de zorgaanbieder dit? In dat geval kan de zorgaanbieder alsnog een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ sturen, waarop het zorgkantoor de zorg vervolgens intrekt. De gelijk zijn aan de
MUTATIEDATUM
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG van dit nieuwe bericht moet
AWBZ-ZORG van het eerder verstuurde mutatie-/eindezorgbericht met
AWBZ-ZORG ’20 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’.
Met het oog op correcte wachtlijstinformatie, beveelt het CVZ deze werkwijze dringend aan. Zie ook voorbeeld 37.
110
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Zorgkantoor trekt de zorg in In de praktijk komt het regelmatig voor dat het zorgkantoor al toegewezen zorg aan een zorgaanbieder intrekt (voortijdig beëindigt). Dit kan voorkomen wanneer het CIZ een nieuw indicatiebesluit afgeeft (de cliënt heeft bijvoorbeeld recht op andere zorg gekregen) óf omdat er een wijziging plaatsvindt in de uitvoering van een bestaande indicatie (de cliënt wil bijvoorbeeld de zorg van een andere zorgaanbieder ontvangen). Wat doet een zorgaanbieder als hij te horen krijgt van het zorgkantoor dat hij bepaalde zorg niet meer mag leveren? Afhankelijk van de situatie stuurt de zorgaanbieder dan een mutatie/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’17 - Overplaatsing’ of ’19 – Levering functie is
beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ voor alle functies die beëindigd worden. Let op! Dit geldt alleen als de cliënt op het moment van intrekken van de zorg ook daadwerkelijk nog in zorg is. Als dat niet zo is, is er geen sprake van beëindiging van de zorg en moet de zorgaanbieder géén mutatie-/eindezorgbericht versturen naar het zorgkantoor. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de zorgaanbieder de zorg op een eerder moment beëindigd heeft met een mutatie-/eindezorgbericht met CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’20 – Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’ en de
zorg niet opnieuw hervat heeft. Zie ook de praktijkvoorbeelden over het intrekken van zorg in paragraaf 15.3.1. De cliënt overlijdt De zorg kan ook voortijdig eindigen, doordat de cliënt overlijdt. Als een zorgaanbieder te horen krijgt dat een cliënt is overleden, stuurt hij een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met MUTATIE/EINDE
CODE REDEN
AWBZ-ZORG = ‘02 – Overlijden’. Zie ook voorbeeld 26 tot en met 29.
Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid De zorg kan ook eindigen door een (tijdelijke) overplaatsing van de cliënt naar een andere AWBZinstelling. Als een zorgaanbieder te horen krijgt dat een cliënt is/wordt overgeplaatst, stuurt hij een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’17 –
Overplaatsing’. Zie ook voorbeeld 30, 31 en 32. Met ingang van AZR-release 2.2 mag een zorgaanbieder tijdelijke afwezigheid (ziekenhuis, vakantie, e.d.) niet meer melden aan het zorgkantoor. Vanaf 6 april 2009 moeten de ketenpartijen een cliënt waarvoor een tijdelijke afwezigheid is gemeld en waarop de zorgaanbieder nog geen hervattingmelding heeft gestuurd, als zijnde in zorg te beschouwen. Wanneer een cliënt overlijdt gedurende tijdelijke afwezigheid, verstuurt de zorgaanbieder een mutatie/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’02 – Overlijden’ om het zorgkantoor te
informeren dat de zorg beëindigd is. ZA1 vult hierbij de
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG met de
overlijdensdatum van de cliënt. Zie ook voorbeeld 29.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
111
112
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
8
Het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK
Het CAK is als centrale organisatie verantwoordelijk voor het uitvoeren van de eigenbijdrageregeling voor zowel zorg zonder verblijf (zie Begrippenlijst) als zorg met verblijf (zie Begrippenlijst). Op dit moment loopt alleen de eigenbijdrageregeling voor zorg met verblijf, de intramurale zorg (zie Begrippenlijst), via AZR. Het CAK ontvangt de gegevens die nodig zijn om de eigen bijdrage vast te stellen van de zorgkantoren via de Zorgregistratie. De zorgkantoren sturen hiervoor de informatie die zij ontvangen van hun zorgaanbieders door naar het CAK via het melding aanvangzorgbericht (CA317) en het mutatie/eindezorgbericht (CA319) (zie hoofdstuk 9). Dit hoofdstuk gaat over het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK (CA317) en het bijbehorende retourbericht (CA318). Dit bericht wordt binnen AZR uitgewisseld in het kader van de eigenbijdrageregeling AWBZ. De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor zorgkantoren (verzenders van het melding aanvangzorgbericht) en het Centraal Administratie Kantoor (CAK) (zie Begrippenlijst) (ontvanger van het bericht).
8.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 8.1.1: Waar moet u het melding aanvangzorgbericht tussen het zorgkantoor en het CAK plaatsen in de totale AZR-berichtenketen?
paragraaf 8.1.2: Wat is het doel van het melding aanvangzorgbericht dat uitgewisseld wordt tussen het zorgkantoor en het CAK?
paragraaf 8.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgkantoor het melding aanvangzorgbericht naar het CAK (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 8.2; informatie over de opbouw van het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het melding aanvangzorgbericht (CA317).
paragraaf 8.3; informatie over procesmatige afspraken rond het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 8.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van het melding aanvangzorgbericht (CA317).
In Deel III - Bijlagen van dit handboek vindt u in paragraaf 15.6 een praktijkvoorbeeld van een cliëntsituatie dat betrekking heeft op het melding aanvangzorgbericht (CA317).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
113
8.1.1
Plaats melding aanvangzorgbericht ZK-CAK in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van het melding aanvangzorgbericht tussen het zorgkantoor en het CAK en het bijbehorende retourbericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat zorgkantoren en het CAK de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats melding aanvangzorgbericht (CA317) + retourbericht (CA318) in AZR-berichtenketen
8.1.2
Doel melding aanvangzorgbericht ZK-CAK
Wat is het doel van het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK? Met dit bericht informeert het zorgkantoor het CAK dat een zorgaanbieder een cliënt in zorg heeft genomen. In het bericht staat welke zorg de zorgaanbieder levert, in welke omvang en wanneer de zorg van start gegaan is. Het doel hiervan is om het CAK in staat te stellen de juiste eigen bijdrage vast te stellen en deze in rekening te brengen bij de cliënt. Binnen AZR is het CAK verplicht om een melding aanvangzorgbericht door het zorgkantoor met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden.
114
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
8.1.3
Gebruik melding aanvangzorgbericht ZK-CAK
Algemene regels Welke algemene regels gelden er voor het gebruik van de berichten die het zorgkantoor verstuurt naar het CAK?
Het CAK voert de eigenbijdrageregeling uit op basis van de gegevens die afkomstig zijn uit AZR. Het CAK mag een bericht van het zorgkantoor niet afkeuren op basis van kennis over de zorglevering aan een cliënt die het via andere kanalen krijgt. Bijvoorbeeld: als het zorgkantoor een melding aanvang zorg stuurt met een aanvangsdatum op 01-06-2009, terwijl het CAK wéét dat de zorg is gestart op 08-06-2009, mag het CAK het bericht hier niet op afkeuren.
Het CAK mag een bericht van het zorgkantoor niet afkeuren als dit bericht informatie bevat die afwijkt van de informatie die het CAK heeft. Bijvoorbeeld: als het zorgkantoor een verkeerd of onvolledig adres van de cliënt meestuurt, moet het CAK het juiste adres achterhalen. Ook wanneer er ná de GBA-controle bij het CAK nog uitval optreedt (bijvoorbeeld in de koppeling met de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank of het UWV) is dat voor het CAK geen reden om het bericht (alsnog) af te keuren. Het CAK moet deze uitval zelf oplossen.
Vanaf het moment dat het CAK een bericht geaccepteerd heeft (de informatie is gecontroleerd en het CAK heeft een retourbericht verstuurd), is het CAK verantwoordelijk voor alles wat daarna gebeurt. Dit houdt in dat het CAK moet uitzoeken wat er aan de hand is als een cliënt bijvoorbeeld protesteert tegen de eigen bijdrage, omdat de begin- en/of einddatum van de zorg niet zou kloppen. Daarvoor gebruikt het CAK niet langer het AZR-berichtenverkeer, maar de gebruikelijke communicatiemiddelen. Wel kan dit ertoe leiden dat de zorgaanbieder op een gegeven moment een gecorrigeerde melding aanvang zorg (AW35) naar het zorgkantoor verstuurt, gevolgd door een gecorrigeerde melding aanvang zorg (CA317) van het zorgkantoor naar het CAK.
Gebruik melding aanvangzorgbericht ZK-CAK Welke regels gelden er voor het gebruik van het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK?
Wanneer een zorgaanbieder de zorg die het zorgkantoor aan hem toewijst, of een deel hiervan, gaat leveren, meldt hij dit aan het zorgkantoor met een melding aanvang zorg (AW35). In dit bericht geeft de zorgaanbieder aan welke zorg hij gaat leveren, welke hoeveelheid en wanneer de zorg van start gaat.
Op basis van de informatie uit de melding aanvang zorg van de zorgaanbieder stelt het zorgkantoor een nieuw bericht, het CA317-bericht, samen. Dit bericht verstuurt het zorgkantoor naar het CAK.
Het zorgkantoor stuurt alleen de melding aanvangzorgberichten door die van zorgaanbieders afkomstig zijn waar het zorgkantoor een contractrelatie mee heeft. Met andere woorden: het zorgkantoor geeft alleen informatie door uit AW35-berichten en niet uit ZK35-berichten.
In de melding aanvang zorg die het zorgkantoor verstuurt naar het CAK (CA317) mag het zorgkantoor alleen de goedgekeurde gegevens uit het melding aanvangzorgbericht (AW35) overnemen. Het zorgkantoor neemt géén gegevens op die met een foutcode retour zijn gestuurd naar de zorgaanbieder.
Hoewel het CAK binnen AZR alleen de eigen bijdrage voor zorg met verblijf afhandelt, stuurt het zorgkantoor alle aanvangzorggegevens door naar het CAK (intramuraal én extramuraal). Het CAK filtert hieruit zelf de cliënten met een verblijffunctie.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
115
8.2
Opbouw van het bericht
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK en het bijbehorende retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van beide berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹. Hier vindt u:
een uitgebreide berichtspecificatie van het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht.
¹ http://ei.vektis.nl
8.2.1
Opbouw melding aanvangzorgbericht ZK-CAK
Het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK bestaat uit de volgende recordsoorten (zie Begrippenlijst): Opbouw melding aanvangzorgbericht (CA317) Record
Toelichting
Voorlooprecord
Geeft het begin van een melding aanvangzorgbericht (CA317) aan. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als de code van het zorgkantoor (verzender), het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en de datum van verzenden.
Cliëntrecord
Bevat cliëntkenmerken, bijvoorbeeld burgerservicenummer (BSN), nummers voor de cliënt bij het CIZ en de zorgaanbieder, naam, geslacht en geboortedatum van de cliënt. Het zorgkantoor neemt minimaal één cliëntrecord op in het melding aanvangzorgbericht naar het CAK. Zie ook paragraaf 8.4.1 en paragraaf 8.4.2 over het cliëntrecord.
Adresrecord
Bevat adresgegevens van de cliënt. Het record kan betrekking hebben op diverse adressoorten, onder andere GBA-adres, correspondentieadres of verblijfadres. Het zorgkantoor neemt minimaal één adresrecord voor de cliënt op in het melding aanvangzorgbericht naar het CAK. Zie ook paragraaf 8.3.6 over het doorgeven van adresgegevens aan het CAK.
Voorgaande
Bevat gegevens over een eerdere opname van de cliënt in een AWBZ-instelling,
opnamerecord
bijvoorbeeld de instellingscode van de betreffende organisatie en de opnameen ontslagdatum. Het zorgkantoor neemt een voorgaande opnamerecord alleen op in het melding aanvang zorgbericht naar het CAK als het ook is aangeleverd door de zorgaanbieder in het melding aanvangzorgbericht (AW35). Zie ook paragraaf 8.4.3 over het voorgaande opnamerecord.
116
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Opbouw melding aanvangzorgbericht (CA317) (vervolg) Record
Toelichting
Functierecord
Bevat gegevens over de zorg die geleverd wordt/gaat worden, bijvoorbeeld functie, activiteiten en klasse. Daarnaast bevat het functierecord gegevens over de startdatum van de zorglevering en over de zorgaanbieder, die de zorg levert/gaat leveren. Het zorgkantoor neemt minimaal één functierecord op in het melding aanvangzorgbericht naar het CAK. Zie ook paragraaf 8.4.4 over het functierecord.
Commentaarrecord
Volgens de eisen die het College Bescherming Persoonsgegevens stelt, mag het zorgkantoor geen commentaarrecords opnemen/gebruiken in het melding aanvangzorgbericht naar het CAK om extra informatie over de cliënt mee te sturen (bedrijfsregel 3).
Sluitrecord
Geeft aan dat het einde van het melding aanvangzorgbericht (CA317) is bereikt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
117
8.3
Proces van het bericht
Om de aansluiting van het CAK op AZR te waarborgen moet het berichtenverkeer tussen de AZRketenpartijen zowel kwalitatief als kwantitatief volledig op orde zijn. In deze paragraaf vindt u procesafspraken waarmee de ketenpartijen samen de kwaliteit van het berichtenverkeer kunnen waarborgen. Deze afspraken gelden voor alle berichten die het zorgkantoor en het CAK uitwisselen, tenzij in de tekst van het handboek uitdrukkelijk anders staat vermeld. In deze paragraaf vindt u de volgende informatie:
paragraaf 8.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het melding aanvangzorgbericht van het zorgkantoor naar het CAK en het bijbehorende retourbericht;
paragraaf 8.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor het melding aanvangzorgbericht van het zorgkantoor naar het CAK. Hierin krijgt u antwoord op de vraag wanneer en hoe het zorgkantoor en het CAK welke gegevens moeten aanleveren;
paragraaf 8.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
paragraaf 8.3.4; Informatie over processen bij het zorgkantoor in relatie tot de eigen bijdrage;
paragraaf 8.3.5; Informatie over het maken van bezwaar tegen de opgelegde eigen bijdrage;
paragraaf 8.3.6; Informatie over afspraken met betrekking tot adresgegevens;
paragraaf 8.3.7; Informatie over afspraken met betrekking tot partnergegevens;
paragraaf 8.3.8; Informatie over ZZP’s en het CAK;
paragraaf 8.3.9; Informatie over bijzondere situaties;
paragraaf 8.3.10; Informatie over niet-reguliere situaties.
8.3.1
Grafische weergave melding aanvangzorgproces ZK-CAK
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond de melding aanvang zorg die het zorgkantoor naar het CAK verstuurt en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Het verzend- en ontvangstproces melding aanvang zorg (CA317) + retourbericht Melden aanvang zorg aan CAK Zorgkantoor regionaal
Corrigeren fouten GBA Aanmaken Melding aanvangzorgbericht CAK
Clienten met f outen CAK
Zorgkantoor regionaal
Verwerken Melding aanvangzorgbericht CAK
*
CAK
Zorgkantoor regionaal
Aanmaken retourbericht CA318
Verwerken retourbericht CA318
Clienten zonder fouten
Legenda
*
Bericht Melding Aanvang AWBZ-Zorg ZK-CAK (CA317)
rollen
Retourinformatie Melding Aanvang AWBZ-Zorg ZK-CAK(CA318) 1)
118
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Zorgkantoor regionaal CAK Labels rollen
8.3.2
Tijdslijnen
Het is belangrijk dat het zorgkantoor en het CAK zich houden aan de volgende tijdslijnen, zodat het CAK in staat is om de eigen bijdrage van een cliënt tijdig, correct en volledig vast te stellen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
CA317
Het zorgkantoor verstuurt in principe dagelijks een melding aanvangzorgbericht (CA317) naar het CAK, maar in elk geval binnen één werkdag na ontvangst van een melding aanvangzorgbericht (AW35) van de zorgaanbieder.
CA318 (retour)
Het zorgkantoor moet uiterlijk binnen één werkdag na versturen van het melding aanvangzorgbericht (CA317) het retourbericht aanvang zorg (CA318) van het CAK ontvangen. De ontvangende partij (zorgkantoor) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
8.3.3
Berichtvolgorde
Berichtvolgorde rond het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK Welke regels gelden er voor de berichtvolgorde rond het melding aanvangzorgbericht (CA317)?
Nadat het zorgkantoor een melding aanvang zorg (AW35) van de zorgaanbieder ontvangt, stuurt het zorgkantoor altijd eerst een retourbericht (AW36) naar de zorgaanbieder.
In de melding aanvang zorg die het zorgkantoor verstuurt naar het CAK (CA317) mag het zorgkantoor alleen de goedgekeurde gegevens uit het melding aanvangzorgbericht (AW35) overnemen. Het zorgkantoor neemt géén gegevens op die met een foutcode retour zijn gestuurd naar de zorgaanbieder.
Na ontvangst van een melding aanvangzorgbericht (CA317) van het zorgkantoor stuurt het CAK in alle gevallen een retourbericht (CA318) naar het zorgkantoor.
Met de informatie over de start van zorg kan het CAK het proces starten om de eigen bijdrage vast te stellen en in rekening te brengen bij de cliënt.
Berichtenverkeer naar het CAK bij spoed Vanaf 1 november 2006 bestaat er een nieuwe procedure voor het vaststellen en melden van spoedsituaties en de registratie van spoedzorg (zie Begrippenlijst) door een zorgaanbieder (zie ook subparagraaf ‘Het indicatiebesluit en spoed’ van paragraaf 4.3.3). Bij spoed staat het verlenen van zorg voorop. Hiervoor hebben partijen regionaal crisisprotocollen opgesteld. Wanneer de zorgverlening geregeld is, maken de betrokken ketenpartijen de berichtstromen in orde (een indicatiebesluit, een zorgtoewijzing en een melding aanvang zorg). In geval van spoed ontvangt het CAK twee keer een melding aanvangzorgbericht (CA317) van het zorgkantoor:
Nadat de zorgaanbieder de start van de spoedzorg heeft gemeld via een melding aanvangzorgbericht (AW35) op basis van het registratieve indicatiebesluit, meldt het zorgkantoor dit met een melding aanvangzorgbericht (CA317) aan het CAK.
Nadat de zorgaanbieder de start van de zorg heeft gemeld via een melding aanvangzorgbericht (AW35) op basis van het formele indicatiebesluit, meldt het zorgkantoor dit opnieuw met een melding aanvangzorgbericht (CA317) aan het CAK.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
119
8.3.4
Processen bij het zorgkantoor in relatie tot de eigen bijdrage
De belangrijkste processen binnen het zorgkantoor zijn: 1. zorgtoewijzing; 2. uitvoering van de eigenbijdrageregeling; 3. controle op verzekeringsrecht; 4. zorginkoop; 5. formele en materiële controle; 6. verantwoording. Sinds een aantal jaar is het CAK nu verantwoordelijk voor de uitvoering van de eigenbijdrageregeling, inclusief alle daaronder vallende subprocessen. Het zorgkantoor heeft er één nieuw proces bij gekregen: het zorgkantoor moet het CAK informeren over de cliënten die in en uit zorg gaan zodat het CAK de juiste eigen bijdrage kan vaststellen. 8.3.5
Bezwaar tegen de opgelegde eigen bijdrage
Een cliënt kan bezwaar maken bij het CAK tegen de hoogte van de vastgestelde eigen bijdrage, bijvoorbeeld omdat de periode waarover het CAK de eigen bijdrage oplegt niet juist is. Het CAK controleert dan de gegevens bij de zorgaanbieder en beslist daarna of het bezwaar van de cliënt terecht is. 8.3.6
Afspraken m.b.t. adresgegevens
Voor de aanlevering van adresgegevens aan het CAK geldt het volgende:
Het CAK heeft het GBA-adres van de cliënt nodig om de eigen bijdrage op te kunnen leggen. Het zorgkantoor levert alle bekende adressen aan, met uitzondering van het tijdelijk verblijfadres (bedrijfsregel 38).
Welk adres geeft het zorgkantoor door aan het CAK als de zorgaanbieder een ander woonadres heeft aangeleverd aan het zorgkantoor dan het CIZ? In dat geval adviseert het CVZ dat het zorgkantoor in de berichten naar het CAK het actuele adres gebruikt dat de zorgaanbieder heeft doorgegeven.
Als het zorgkantoor een adreswijziging ontvangt (van de cliënt of via een mutatie-/eindezorgbericht) stuurt het zorgkantoor deze wijziging niet door naar het CAK. Het CAK moet deze wijziging van de cliënt zelf ontvangen.
Het omgekeerde geldt ook: als het CAK te horen krijgt dat de cliënt is verhuisd (van de cliënt of via de GBA), stuurt het CAK deze informatie niet naar het zorgkantoor.
Nadat het CAK de gegevens heeft ontvangen, voert het CAK een GBA-controle uit. Het CAK controleert daarbij of de aangeleverde gegevens overeenkomen met de gegevens in de GBA. De GBA is hierbij leidend. Dat betekent dat het CAK geen eigen bijdrage kan opleggen als de gegevens uit AZR niet gelijk zijn aan die van de GBA. Wat gebeurt er als blijkt dat de gegevens niet overeenkomen met die van de GBA? De betreffende gegevens worden dan beschouwd als ‘uitval’. In dat geval legt het CAK de cliënt een ‘Voorlopige Eigen Bijdrage’ op. Het CAK moet daarna alsnog het GBA-adres van de cliënt zien te achterhalen op basis van de gegevens waarover het beschikt. Daarna kan het CAK de definitieve eigen bijdrage vaststellen en in rekening brengen bij de cliënt. 8.3.7
Afspraken m.b.t. partnergegevens
Wanneer het CIZ een indicatiebesluit afgeeft, vraagt het CIZ of de cliënt een partner heeft. Zo ja, dan moet het CIZ een relatierecord in het indicatiebesluitbericht opnemen, waarin de gegevens van de partner staan. Het zorgkantoor is niet verantwoordelijk om te achterhalen of een niet-geïndiceerde partner ‘meeverblijft’ (zie ook paragraaf 8.4.2). Doordat het CAK een koppeling heeft met de GBA, kan het CAK zelf ook vaststellen of de cliënt een partner heeft.
120
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
8.3.8
ZZP’s en het CAK
Het CIZ indiceert cliënten die in aanmerking komen voor een verblijffunctie in ZorgZwaartePakketten (ZZP’s) (zie Begrippenlijst). Het CIZ vertaalt deze ZZP’s voorlopig naar een combinatie van functies en klassen. Het CIZ legt daartoe de ZZP-code vast in het gegeven
ACTIVITEITCODE
van het
indicatiebesluitbericht, zodat zichtbaar is dat om een ZZP gaat (zie paragraaf 4.4.2). Het zorgkantoor wijst de geïndiceerde combinatie van functies en klassen op de gebruikelijke manier toe aan een zorgaanbieder. Deze meldt hierna de aanvang van de zorg op de gebruikelijke manier. Na ontvangst van een melding aanvang zorg (AW35) of een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) van de zorgaanbieder, maakt ook het zorgkantoor op de gebruikelijke manier een melding aanvangzorgbericht (CA317) of mutatie-/eindezorgbericht (CA319). 8.3.9
Bijzondere situaties
Meer dan één melding aanvang zorg (vlak) na elkaar (‘MAZ op MAZ’) Een zorgaanbieder moet een zorgtoewijzing door het zorgkantoor altijd beantwoorden met een melding aanvang zorg (AW35). Soms komt het voor dat een zorgaanbieder meerdere melding aanvangzorgberichten na elkaar verstuurt naar het zorgkantoor. Dit kan gebeuren in de volgende situaties: 1. Als de zorgaanbieder de zorg in etappes start, omdat hij de zorg nog niet volledig kan leveren, bijvoorbeeld wanneer een zorgaanbieder in eerste instantie maar zes in plaats van negen dagdelen kan leveren. De zorgaanbieder meldt in dat geval in het eerste melding aanvangzorgbericht de datum waarop hij start met de levering van zes dagdelen zorg. Wanneer de zorgaanbieder de toegewezen functie later alsnog volledig kan gaan leveren, meldt hij dezelfde functie opnieuw in een tweede melding aanvangzorgbericht. Dit keer meldt de zorgaanbieder de nieuwe aanvangzorgdatum, waarop hij start met de levering van negen dagdelen zorg (en dus niet met drie dagdelen). Zie ook voorbeeld 21. Wat doet het zorgkantoor in deze situatie? In dat geval moet het zorgkantoor ook twee melding aanvangzorgberichten (CA317) versturen naar het CAK. 2. Als de zorgaanbieder een melding aanvang zorg in etappes stuurt, omdat hij niet alle toegewezen functies tegelijk kan starten. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer een zorgaanbieder in eerste instantie slechts twee van de drie toegewezen functies kan leveren. De zorgaanbieder meldt in dat geval in het eerste melding aanvangzorgbericht de start van de eerste twee functies. Wanneer de zorgaanbieder later ook de derde functie kan leveren, meldt hij uitsluitend deze functie in een tweede melding aanvangzorgbericht. Zie ook voorbeeld 22. Wat doet het zorgkantoor in deze situatie? In dat geval moet het zorgkantoor ook twee melding aanvangzorgberichten (CA317) versturen naar het CAK. 3. Als de zorgaanbieder een melding aanvang zorg stuurt, waarmee hij de informatie uit een eerder bericht corrigeert. De zorgaanbieder gebruikt in dat geval het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD.
Hij kan hiermee op
recordniveau de records (zie Begrippenlijst) die verkeerde informatie bevatten laten verwijderen door het zorgkantoor. De zorgaanbieder verstuurt tegelijk gecorrigeerde records, zodat het zorgkantoor over de juiste informatie beschikt. Wat doet het zorgkantoor in deze situatie? In dat geval geeft het zorgkantoor deze informatie op dezelfde manier door aan het CAK (zie ook subparagraaf ‘Het gebruik van
STATUS AANLEVERING RECORD’
van paragraaf 8.4.1).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
121
4. Als de zorgaanbieder een melding aanvang zorg stuurt, waarmee hij vraagt of het zorgkantoor een eerder ten onrechte verstuurde melding aanvang zorg voor een cliënt helemaal wil verwijderen. De zorgaanbieder gebruikt ook in dat geval het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD,
waarin hij
aangeeft dat de eerder verstuurde informatie niet verstuurd had mogen worden. Wat doet het zorgkantoor als het, op basis van de eerste melding aanvang zorg van de zorgaanbieder, al een bericht naar het CAK heeft verstuurd? In dat geval moet ook het zorgkantoor de informatie corrigeren door het gegeven subparagraaf ‘Het gebruik van 8.3.10
STATUS AANLEVERING RECORD
STATUS AANLEVERING RECORD’
te gebruiken (zie ook
van paragraaf 8.4.1).
Niet-reguliere situaties
Cliëntnummers komen niet overeen Soms komt het voor dat een cliënt die al bekend is bij het CAK een nieuw indicatiebesluit krijgt van een ander indicatieorgaan en daardoor een ander
CLIËNTNUMMER INDICATIEORGAAN
krijgt. Vormt dit een probleem?
Nee, het CAK kan de cliënt op basis van andere gegevens uniek identificeren bij de GBA. Daarom vormt een niet-unieke identificatie in AZR voor het CAK geen probleem. AZR in relatie tot de jeugdzorg Cliënten moeten een eigen bijdrage betalen vanaf de leeftijd van 18 jaar. Als een cliënt jonger is dan 18 jaar en AWBZ-zorg nodig heeft met ‘psychiatrie’ als dominante grondslag, geeft het Bureau Jeugdzorg (BJZ) het indicatiebesluit af. Dit geldt ook voor sommige jeugdigen tussen de 18 en 23 jaar. Hoewel er wel plannen zijn om deze aansluiting mogelijk te maken, komen de indicatiebesluiten van BJZ niet in AZR. Hierdoor ontstaat de situatie dat het CAK een cliënt, die ouder is dan 18 jaar en zorg ontvangt op basis van een jeugdzorgindicatie, geen eigen bijdrage kan opleggen op basis van AZR. De cliënt komt immers niet in AZR voor. Logeeropvang Omdat er voor het begrip ‘logeeropvang’ geen eenduidige omschrijving is, bestaat de kans dat AZRpartijen hier verschillend mee omgaan. Een min of meer ingeburgerde werkwijze is dat het zorgkantoor een cliënt die logeeropvang geïndiceerd krijgt éénmaal toewijst aan een zorgaanbieder, waarop deze éénmaal een melding aanvangzorgbericht terugstuurt. Voor de aansluiting van het CAK op AZR wordt aangesloten bij deze werkwijze. Het CAK gaat bij de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage uit van de geleverde zorg, dat wil zeggen de klassecode die hoort bij de verblijffunctie uit het melding aanvangzorgbericht van de zorgaanbieder.
122
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
8.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Het gaat hierbij om afspraken hoe het zorgkantoor de records/velden van een melding aanvangzorgbericht (CA317) moet vullen. In paragraaf 8.4.1 vindt u enkele algemene, inhoudelijke afspraken over het melding aanvangzorgbericht van het zorgkantoor naar het CAK. Hierin krijgt u antwoord op de volgende vragen:
Welke regels gelden er voor het gebruik van het burgerservicenummer in het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt?
Welke regels gelden er voor het gebruik van datumvelden in een melding aanvangzorgbericht (CA317)?
Hoe gebruikt het zorgkantoor het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD
in een melding
aanvangzorgbericht (CA317)? In de subparagrafen daarna vindt u de specifieke, inhoudelijke afspraken voor het melding aanvangzorgbericht (CA317) per recordsoort terug:
paragraaf 8.4.2; Afspraken over het cliëntrecord;
paragraaf 8.4.3; Afspraken over het voorgaande opnamerecord;
paragraaf 8.4.4; Afspraken over het functierecord.
8.4.1
Algemene afspraken
Cliëntgegevens; gebruik van het burgerservicenummer De Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (Wbsn-z) (zie Begrippenlijst) regelt het gebruik van het burgerservicenummer (BSN) (zie Begrippenlijst) in de zorg door zorgaanbieders, zorgverzekeraars en indicatieorganen. Het doel van de Wbsn-z is om de kwaliteit van de zorg te verbeteren door betrouwbare gegevensuitwisseling. Met ingang van 1 juni 2009 moeten ketenpartijen het BSN opnemen in de administratie en gebruiken bij de onderlinge uitwisseling van gegevens. Daarbij moeten partijen voldoen aan alle regels uit de Wbsn-z. Voor het AZR-berichtenverkeer geldt daarnaast technische bedrijfsregel II: het burgerservicenummer moet voldoen aan de 11-proef. Datumvelden in het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK Voor het CAK is het belangrijk om te weten wat de precieze begindatum van de zorg is, omdat het CAK op basis hiervan de eigen bijdrage vaststelt. Het melding aanvangzorgbericht (AW35) dat de zorgaanbieder verstuurt naar het zorgkantoor bevat twee verschillende ‘aanvangsdatums’, namelijk het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
en het veld
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG.
Sinds 1 januari 2008 moet de zorgaanbieder in een melding aanvang zorg voor een intramurale functie (zie ‘Intramurale zorg’ in Begrippenlijst) altijd de daadwerkelijke startdatum vastleggen. Met andere woorden: de zorgaanbieder is verplicht om het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
te vullen. Algemeen geldt dat de
zorgaanbieder hier de datum vermeldt waarop hij de cliënt ‘in zorg neemt’. Dat mag eventueel een datum in de nabije toekomst (maximaal 30 dagen) zijn (bedrijfsregel 114). Soms is er echter sprake van een zogenaamde ‘sleuteldatum’. Dat is de datum waarop een toekomstige bewoner van een kamer in een instelling (bijvoorbeeld een verzorgingshuis) al de sleutel krijgt om bijvoorbeeld de kamer te verven en in te richten.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
123
Is er sprake van een sleuteldatum? Dan stuurt de zorgaanbieder twee melding aanvangzorgberichten naar het zorgkantoor:
In het eerste bericht meldt hij de start van de intramurale functie; het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
bevat in
dat geval de sleuteldatum.
In het tweede bericht meldt hij de start van de overige functies; het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
bevat in
dat geval de daadwerkelijke aanvangsdatum van de zorg. In het tweede bericht meldt de zorgaanbieder de verblijffunctie niet opnieuw.
Zie ook voorbeeld 23 en voorbeeld 24.
Wanneer een cliënt al intramurale zorg ontvangt en wordt overgeplaatst, dan meldt de zorgaanbieder de start van de verblijffunctie bij de nieuwe instelling niet op de sleuteldatum, maar bij aanvang van de zorg. Zie ook voorbeeld 23. Het zorgkantoor maakt op basis van het bericht van de zorgaanbieder het melding aanvangzorgbericht (CA317) voor het CAK aan. Als er twee melding aanvangzorgberichten vanuit de zorgaanbieder binnenkomen (als gevolg van de sleuteldatum), maakt het zorgkantoor ook twee melding aanvangzorgberichten voor het CAK aan. Het melding aanvangzorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK bevat uitsluitend het gegeven
BEGINDATUM FUNCTIE.
Het zorgkantoor vult dit gegeven met de informatie die de zorgaanbieder
heeft aangeleverd. Voor het CAK geldt dit als de datum vanaf wanneer de eigen bijdrage ingaat¹. Let op! Wat doet het zorgkantoor als er voor extramurale functies (zie ‘Extramurale zorg’ in Begrippenlijst) geen
BEGINDATUM FUNCTIE
bekend is, maar alleen een
neemt het zorgkantoor de waarde van het veld AW35-bericht op in het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
echter mogelijk dat de waarde van het veld
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG?
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
bij de betreffende functie uit het
van het melding aanvangzorgbericht (CA317). Het is
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
ligt. Dat is niet toegestaan voor het gegeven
In dat geval
BEGINDATUM FUNCTIE.
meer dan 30 dagen in de toekomst
Daarom geldt bedrijfsregel 114 voor het
CA317-bericht alleen voor de intramurale functies ’62 - Behandeling met verblijf’, ’71 - Verblijf tijdelijk’ en ’72 - Verblijf langdurig’. Het is erg belangrijk dat de aanvangdatum van (nieuwe) zorg altijd de werkelijke startdatum van de zorg is óf de sleuteldatum. Dit geldt ook wanneer een zorgaanbieder spoedzorg inzet. In dat verband is het goed om te weten wat er gebeurt als een cliënt een vervolgindicatie (zie Begrippenlijst) krijgt (dezelfde zorgaanbieder, situatie van de cliënt is niet gewijzigd). Het zorgkantoor stuurt dan een nieuwe zorgtoewijzing naar de zorgaanbieder. Het zorgkantoor vult daarin het veld GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
met dezelfde waarde als het veld
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
uit het indicatiebesluitbericht. In de melding aanvang zorg (AW35) die op de zorgtoewijzing volgt, gebruikt de zorgaanbieder díe datum als
BEGINDATUM FUNCTIE
en dus niet de datum waarop de cliënt
oorspronkelijk in zorg is gekomen. ¹ Het CAK legt de eigen bijdrage op aan cliënten vanaf 18 jaar. Wanneer een cliënt bij aanvang van de zorg jonger is dan 18 jaar, gaat de eigen bijdrage pas lopen vanaf de datum waarop de cliënt de leeftijd van 18 jaar bereikt.
124
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Het gebruik van
STATUS AANLEVERING RECORD
Op het voorloop- en sluitrecord na bevat elk record in ieder EI-bericht het gegeven RECORD.
STATUS AANLEVERING
Dat is ook het geval in het melding aanvang zorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het
CAK. Met het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD
informeert de verzender van de melding aanvang zorg
(het zorgkantoor) hoe de ontvanger daarvan (het CAK) de inhoud van een bepaald record moet uitleggen ten opzichte van eerder aangeleverde informatie. De volgende codes worden onderscheiden: Mogelijke codes van het gegeven STATUS AANLEVERING RECORD Statuscode
Omschrijving
1
Eerste aanlevering
3
Verwijderen aanlevering
9
Niet van toepassing (ongewijzigd)
Alleen in het melding aanvangzorgbericht mag het veld
STATUS AANLEVERING RECORD
een andere waarde dan
‘1’ hebben (bedrijfsregel 4). Het gaat daarbij niet alleen om het melding aanvangzorgbericht dat een zorgaanbieder naar een zorgkantoor stuurt (AW35), maar ook om de bovenregionale versie hiervan (ZK35) én om het melding aanvangzorgbericht dat een zorgkantoor stuurt naar het CAK (CA317). In alle andere berichtsoorten mag dit veld uitsluitend de waarde 1 bevatten (bedrijfsregel 4). Wanneer een zorgaanbieder ontdekt dat hij verkeerde gegevens over de geleverde zorg heeft verstuurd, moet hij een gecorrigeerd melding aanvang zorgbericht (AW35) sturen naar het zorgkantoor. Voor de correctie gebruikt de zorgaanbieder het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD.
Omdat de zorgaanbieder in het AW35-bericht het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD
kan gebruiken, moet
het zorgkantoor hier rekening mee houden bij het aanmaken van een melding aanvangzorgbericht (CA317) voor het CAK. Wat doet het zorgkantoor als het, op basis van een eerste melding aanvang zorg van de zorgaanbieder, al een bericht naar het CAK heeft verstuurd en de zorgaanbieder stuurt daarna een correctiebericht (met gebruik van het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD)?
In dat geval moet het
zorgkantoor op haar beurt ook de informatie corrigeren die naar het CAK is verstuurd. Op basis hiervan kan het CAK daarna de eigen bijdrage corrigeren. Voor de precieze regels over het gebruik van het gegeven
STATUS AANLEVERING RECORD
verwijst het CVZ u
naar paragraaf 6.4.1. De regels die deze paragraaf beschrijft, gelden ook voor het CA317-bericht. In het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) moet het veld
STATUS AANLEVERING RECORD
altijd de waarde ‘1 –
Eerste aanlevering’ hebben.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
125
8.4.2
Afspraken cliëntrecord
Code partner cliënt verhuist mee De melding aanvang zorg die de zorgaanbieder naar het zorgkantoor stuurt, vormt de bron voor het melding aanvangzorgbericht aan het CAK. Alleen voor het gegeven
CODE PARTNER CLIËNT VERHUIST MEE
moet
het zorgkantoor een ander EI-bericht raadplegen. Dit gegeven is namelijk onderdeel van het indicatiebesluitbericht dat het CIZ naar het zorgkantoor stuurt. Hiermee kan het CIZ aangeven dat de cliënt met een indicatiebesluit voor de functie ‘Verblijf’ dit verblijf samen met zijn al dan niet voor verblijf geïndiceerde partner wil ontvangen (zie ook subparagraaf ‘Partner in AWBZ’ van paragraaf 4.4.4). Het zorgkantoor neemt de inhoud van dit veld één op één over in het melding aanvangzorgbericht aan het CAK. Dit gebeurt ook als de informatie inmiddels gedateerd zou kunnen zijn. 8.4.3
Afspraken voorgaande opnamerecord
Het CAK heeft informatie nodig over eventuele voorgaande opnames die de cliënt heeft gehad. Het gaat daarbij om opnames die vallen onder de AWBZ, maar ook onder de Zorgverzekeringswet. Het CIZ geeft in het indicatiebesluitbericht (IO31) door dat er niets bekend is over voorgaande opnames en vult het veld
INDICATIE EERDER OPGENOMEN
met de waarde ‘0’ (het veld wordt leeg gelaten). Wanneer de
zorgaanbieder op de hoogte is van een eerdere opname, moet hij deze informatie wél doorgeven. De zorgaanbieder vult hiertoe het veld
INDICATIE EERDER OPGENOMEN
in het cliëntrecord van een melding aanvang
zorg (AW35) aan het zorgkantoor met de waarde ‘1 – Ja’ en vult de gegevens over de eerdere opname in het voorgaande opnamerecord van dat bericht. Het zorgkantoor neemt deze gegevens over in het melding aanvangzorgbericht (CA317) aan het CAK. Hiervoor gelden de bedrijfsregels 92 en 93. 8.4.4
Afspraken functierecord
Een zorgaanbieder is niet verplicht om het veld
ACTIVITEITCODE
te vullen in het functierecord van een
melding aanvangzorgbericht aan het zorgkantoor. Voor het CAK is de activiteitcode (ZZP-code) echter belangrijk om te kunnen bepalen of een cliënt een lage of een hoge eigen bijdrage moet betalen. Daarom is afgesproken dat de zorgkantoren altijd het veld
ACTIVITEITCODE
vullen in het melding
aanvangzorgbericht aan het CAK als het gaat om functie ’72 – Verblijf langdurig’. Bij de overige functies mág het zorgkantoor het veld
ACTIVITEITCODE
vullen, maar dit hoeft niet.
Met ingang van 6 april 2009 geldt dat het zorgkantoor bij functie ’72 – Verblijf langdurig’ in het CA317bericht de waarde van het veld
ACTIVITEITCODE
uit de melding aanvang zorg (AW35) van de zorgaanbieder
moet aanleveren. Als deze niet gevuld is óf als de waarde van het veld
ACTIVITEITCODE
gelijk is aan ‘79999’, dan moet het zorgkantoor de waarde van het veld
in het AW35-bericht
ACTIVITEITCODE
uit het
indicatiebesluitbericht (IO31) aanleveren. Het zorgkantoor mag in de melding aanvang zorg (CA317) aan het CAK niet zowel het ZZP uit het IO31-bericht als het ZZP uit het AW35-bericht opnemen.
126
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
127
128
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
9
Het mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK
Het CAK is als centrale organisatie verantwoordelijk voor het uitvoeren van de eigenbijdrageregeling voor zowel zorg zonder verblijf (zie Begrippenlijst) als zorg met verblijf (zie Begrippenlijst). Op dit moment loopt alleen de eigenbijdrageregeling voor zorg met verblijf, de intramurale zorg (zie Begrippenlijst), via AZR. Het CAK ontvangt de gegevens die nodig zijn om de eigen bijdrage vast te stellen van de zorgkantoren via de Zorgregistratie. De zorgkantoren sturen hiervoor de informatie die zij ontvangen van hun zorgaanbieders door naar het CAK via het melding aanvangzorgbericht (CA317) (zie hoofdstuk 8) en het mutatie-/eindezorgbericht (CA319). Dit hoofdstuk gaat over het mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK (CA319) en het bijbehorende retourbericht (CA318). Dit bericht wordt binnen AZR uitgewisseld in het kader van de eigenbijdrageregeling AWBZ. De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor zorgkantoren (verzenders van het mutatie/eindezorgbericht) en het Centraal Administratie Kantoor (CAK) (zie Begrippenlijst) (ontvanger van het bericht).
9.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 9.1.1: Waar moet u het mutatie-/eindezorgbericht tussen het zorgkantoor en het CAK plaatsen in de totale AZR-berichtenketen?
paragraaf 9.1.2: Wat is het doel van het mutatie-/eindezorgbericht tussen het zorgkantoor en het CAK?
paragraaf 9.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgkantoor het mutatie-/eindezorgbericht naar het CAK (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 9.2; informatie over de opbouw van het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het mutatie-/eindezorgbericht (CA319).
paragraaf 9.3; informatie over procesmatige afspraken rond het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 9.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van het mutatie/eindezorgbericht (CA319).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
129
9.1.1
Plaats mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK in de AZR-berichtenketen
In onderstaande schema kunt u de plaats van het mutatie-/eindezorgbericht tussen het zorgkantoor en het CAK en van het bijbehorende retourbericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat zorgkantoren en het CAK de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats mutatie-/eindezorgbericht (CA319) + retourbericht (CA320) in AZR-berichtenketen
9.1.2
Doel mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK
Wat is het doel van het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK? Met dit bericht informeert het zorgkantoor het CAK dat een zorgaanbieder heeft gemeld dat de cliënt wordt overgeplaatst of dat de zorglevering aan een cliënt is beëindigd. Als de zorglevering aan een cliënt wordt beëindigd, is dat van invloed op de eigen bijdrage die een cliënt moet betalen. Het doel van het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK is om het CAK in staat te stellen de eigen bijdrage van de cliënt op de juiste manier te herzien of stop te zetten. Binnen AZR is het CAK verplicht om een mutatie-/eindezorgbericht door het zorgkantoor met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden.
130
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
9.1.3
Gebruik mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK
Algemene regels Zie paragraaf 8.1.3 voor de algemene regels die gelden voor het gebruik van de berichten die het zorgkantoor verstuurt naar het CAK. Gebruik mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK Welke regels gelden er voor het gebruik van het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK?
Wanneer de zorglevering aan een cliënt wijzigt of eindigt, meldt de zorgaanbieder dit aan het zorgkantoor met een mutatie-/eindezorgbericht (AW39). Ook wanneer er cliëntkenmerken (cliënt-, relatie- of adresgegevens) wijzigen, informeert de zorgaanbieder het zorgkantoor hierover.
Op basis van de informatie uit het mutatie-/eindezorgbericht van de zorgaanbieder stelt het zorgkantoor een nieuw bericht, het CA319-bericht, samen. Dit bericht verstuurt het zorgkantoor naar het CAK.
Het zorgkantoor geeft niet alle wijzigingen door aan het CAK die het van een zorgaanbieder ontvangt. Het zorgkantoor moet het CAK uitsluitend informeren over mutaties die van invloed zijn op de eigen bijdrage. Het zorgkantoor maakt alleen een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) voor het CAK aan als de zorgaanbieder in een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) één van de volgende zaken meldt: het einde van de zorg; een overplaatsing van de cliënt. Concreet betekent dit dat het veld
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG één van de volgende waardes
moet hebben: 17 - Overplaatsing 19 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken); 20 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten);
Een mutatie-/eindezorgbericht waarmee de zorgaanbieder de zorg beëindigt als gevolg van overlijden van een cliënt, stuurt het zorgkantoor niet door naar het CAK. Het CAK ontvangt deze informatie via de GBA (zie Begrippenlijst).
Het zorgkantoor stuurt alleen de mutatie-/eindezorgberichten door die van zorgaanbieders afkomstig zijn waar het zorgkantoor een contractrelatie mee heeft. Met andere woorden: het zorgkantoor geeft alleen informatie door uit AW39-berichten en niet uit ZK39-berichten.
In het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK (CA319) mag het zorgkantoor alleen de goedgekeurde gegevens uit het mutatie-/eindezorgbericht (AW39) overnemen. Het zorgkantoor neemt géén gegevens op die met een foutcode retour zijn gestuurd naar de zorgaanbieder.
Hoewel het CAK binnen AZR alleen de eigen bijdrage voor zorg met verblijf afhandelt, stuurt het zorgkantoor alle mutatie-/eindezorggegevens door naar het CAK (intramuraal én extramuraal). Het CAK filtert hieruit zelf de cliënten met een verblijffunctie.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
131
9.2
Opbouw van het bericht
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK en het bijbehorende retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van deze berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹. Hier vindt u:
een uitgebreide berichtspecificatie van het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht.
¹ http://ei.vektis.nl
9.2.1
Opbouw mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK
Het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK bestaat uit de volgende recordsoorten (zie Begrippenlijst): Opbouw mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK (CA319) Record
Toelichting
Voorlooprecord
Geeft het begin van een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) aan. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als de code van het zorgkantoor (verzender), het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en de datum van verzenden.
Cliëntrecord
Bevat cliëntkenmerken, bijvoorbeeld burgerservicenummer (BSN), nummers voor de cliënt bij het CIZ en de zorgaanbieder, naam, geslacht en geboortedatum van de cliënt. Zie ook paragraaf 8.4.1. Het zorgkantoor neemt minimaal één cliëntrecord op in het mutatie/eindezorgbericht naar het CAK.
Mutatie functierecord
Bevat wijzigingen in de zorglevering aan de cliënt, bijvoorbeeld in verband met overplaatsing van de cliënt. Het zorgkantoor neemt minimaal één mutatie functierecord op in het mutatie/eindezorgbericht naar het CAK.
Commentaarrecord
Volgens de eisen die het College Bescherming Persoonsgegevens stelt, mag het zorgkantoor geen commentaarrecords opnemen/gebruiken in het mutatie/eindezorgbericht naar het CAK om extra informatie over de cliënt mee te sturen (bedrijfsregel 3).
Sluitrecord
Geeft aan dat het einde van het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) is bereikt. Dit record bevat bijvoorbeeld gegevens als een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort).
132
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
9.3
Proces van het bericht
Om de aansluiting van het CAK op AZR te waarborgen moet het berichtenverkeer tussen de AZRketenpartijen zowel kwalitatief als kwantitatief volledig op orde zijn. In deze paragraaf vindt u achtereenvolgens:
paragraaf 9.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het mutatie/eindezorgbericht van het zorgkantoor naar het CAK en het bijbehorende retourbericht;
paragraaf 9.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor het mutatie-/eindezorgbericht van het zorgkantoor naar het CAK. Hierin krijgt u antwoord op de vraag wanneer en hoe het zorgkantoor en het CAK welke gegevens moeten aanleveren;
paragraaf 9.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
paragraaf 9.3.4; Informatie over niet-reguliere situaties.
Daarnaast verwijst het CVZ u naar de algemene procesafspraken voor het berichtenverkeer tussen het zorgkantoor en het CAK. Deze staan beschreven in de volgende paragrafen:
paragraaf 8.3.4; Informatie over processen bij het zorgkantoor in relatie tot de eigen bijdrage;
paragraaf 8.3.5; Informatie over het maken van bezwaar tegen de opgelegde eigen bijdrage;
paragraaf 8.3.6; Informatie over afspraken met betrekking tot adresgegevens;
paragraaf 8.3.7; Informatie over afspraken met betrekking tot partnergegevens;
paragraaf 8.3.8; Informatie over ZZP’s en het CAK.
9.3.1
Grafische weergave mutatie-/eindezorgproces ZK-CAK
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het mutatie/eindezorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Het verzend- en ontvangstproces mutatie-/eindezorgbericht (CA318) + retourbericht Melden mutaties en beëindiging zorg aan CAK Zorgkantoor regionaal
Corrigeren fouten Zorgkantoor regionaal
Aanmaken mutatie-/ einde zorgbericht CAK
CAK
CAK
Verwerken mutatie-/ einde zorgbericht CAK
Aanmaken retourbericht CA320
*
Zorgkantoor regionaal
Clienten met f outen
Verwerken retourbericht CA320
Clienten zonder f outen
*
Bericht Beeindiging/mutatie AWBZ-Zorg ZK-CAK (CA319)
Legenda
Retourinformatie Beeindiging/mutatie AWBZ-Zorg ZK-CAK (CA320) 1)
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
rollen Zorgkantoor regionaal CAK Labels rollen
133
9.3.2
Tijdslijnen
Het is belangrijk dat het zorgkantoor en het CAK zich houden aan de volgende tijdslijnen, zodat het CAK in staat is om de eigen bijdrage van een cliënt tijdig, correct en volledig vast te stellen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
CA319
Het zorgkantoor verstuurt in principe dagelijks een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) naar het CAK, maar in elk geval binnen één werkdag na ontvangst van een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) van de zorgaanbieder.
CA320 (retour)
Het zorgkantoor moet uiterlijk binnen één werkdag na versturen van het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) het retourbericht mutatie-/eindezorg (CA320) van het CAK ontvangen. De ontvangende partij (zorgkantoor) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
9.3.3
Berichtvolgorde
Welke regels gelden er voor de berichtvolgorde rond het mutatie-/eindezorgbericht (CA319)?
Nadat het zorgkantoor een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) van de zorgaanbieder ontvangt, stuurt het zorgkantoor altijd eerst een retourbericht (AW310) naar de zorgaanbieder.
In het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor verstuurt naar het CAK (CA319) mag het zorgkantoor alleen de goedgekeurde gegevens uit het mutatie-/eindezorgbericht (AW39) overnemen. Het zorgkantoor neemt géén gegevens op die met een foutcode retour zijn gestuurd naar de zorgaanbieder.
Na ontvangst van een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) van het zorgkantoor stuurt het CAK in alle gevallen een retourbericht (CA320) naar het zorgkantoor.
Met de informatie over de beëindiging van zorg kan het CAK de eigen bijdrage stopzetten;
Met de informatie over een overplaatsing van de cliënt, kan het CAK de zorgaanbieder wijzigen in de eigen administratie.
9.3.4
Niet-reguliere situaties
Ten onrechte verstuurd mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK Soms komt het voor dat een zorgaanbieder ten onrechte de beëindiging van de zorg aan een cliënt meldt via een mutatie-/eindezorgbericht aan het zorgkantoor. De zorgaanbieder kan dit uitsluitend herstellen door contact op te nemen met het zorgkantoor en aan te geven dat het zorgkantoor het bericht moet verwijderen. Wat doet het zorgkantoor als het, op basis van het eerste mutatie-/eindezorgbericht van de zorgaanbieder, al een bericht naar het CAK heeft verstuurd? In dat geval moet ook het zorgkantoor de informatie corrigeren door contact op te nemen met het CAK en te melden dat het CAK het bericht moet verwijderen. Cliëntnummers komen niet overeen Zie paragraaf 8.3.10 voor meer informatie.
134
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Het CAK ontvangt een CA319-bericht, maar heeft geen CA317-bericht ontvangen Soms komt het voor dat een cliënt al in zorg was toen het melding aanvangzorgbericht (CA317) in gebruik werd genomen. Het CAK ontvangt dan een mutatie-/eindezorgbericht (CA319), waarmee de zorgaanbieder de zorg beëindigt, zonder dat er een melding aanvangzorgbericht (CA317) aan vooraf is gegaan. Heeft dit gevolgen voor AZR? Nee, het CAK kent de cliënt dan al vanuit het dossier dat het zorgkantoor heeft overgedragen. Het CAK heeft de eigen bijdrage al opgelegd en kan deze, na ontvangst van het mutatie-/eindezorgbericht (CA319), beëindigen. Ontslagdatum wijkt af van overlijdensdatum Soms hoort het CAK via de GBA dat een cliënt is overleden voordat het een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) ontvangt, waarin het zorgkantoor het einde van de zorg meldt met een
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG
die vóór de overlijdensdatum ligt. Wat doet het CAK in deze situatie? Als het CAK de eigen bijdrage bepaalt op basis van de gegevens uit de GBA, zou de eigen bijdrageperiode ten onrechte te lang doorlopen. Daarom moet het CAK in dat geval de eigen bijdrage, na ontvangst van het mutatie-/eindezorgbericht (CA319), bijstellen. AZR in relatie tot de jeugdzorg Zie paragraaf 8.3.10 voor meer informatie.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
135
9.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het mutatie-/eindezorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt. Het gaat hierbij om afspraken hoe het zorgkantoor de records/velden van een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) moet vullen. In paragraaf 9.4.1 vindt u enkele algemene, inhoudelijke afspraken over het mutatie-/eindezorgbericht van het zorgkantoor naar het CAK. Hierin krijgt u antwoord op de volgende vragen:
Welke regels gelden er voor het gebruik van het burgerservicenummer in het mutatie/eindezorgbericht dat het zorgkantoor naar het CAK verstuurt?
Welke regels gelden er voor het gebruik van datumvelden in een mutatie-/eindezorgbericht (CA319)?
Hoe vult het zorgkantoor het veld
STATUS AANLEVERING RECORD
in een mutatie-/eindezorgbericht
(CA319)? In de subparagrafen daarna vindt u de specifieke, inhoudelijke afspraken per recordsoort terug:
paragraaf 9.4.2; Afspraken over het mutatie functierecord (CA319).
9.4.1
Algemene afspraken
Cliëntgegevens; gebruik van het burgerservicenummer Zie paragraaf 8.4.1 voor meer informatie. Datumvelden in het mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK Voor het gegeven
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG in het CA-319 bericht gelden met ingang van 01-01-2010 de
volgende afspraken:
Als de functie gelijk is aan ’62 – Behandeling met verblijf’, ’71 – Verblijf tijdelijk’ of ’72 – Verblijf langdurig’, moet de
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG altijd groter dan of gelijk zijn aan de
BEGINDATUM FUNCTIE,
behalve wanneer het gaat om het overlijden van de cliënt; de cliënt kan overleden zijn vóórdat de zorgaanbieder de zorg start (bedrijfsregel 101).
De
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG mag nooit in de toekomst liggen, omdat dit tot fouten kan leiden bij het
opleggen van de eigen bijdrage door het CAK (bedrijfsregel 120). Het gebruik van
STATUS AANLEVERING RECORD
In het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) moet het veld
STATUS AANLEVERING RECORD
altijd de waarde ‘1 –
Eerste aanlevering’ hebben. 9.4.2
Afspraken mutatie functierecord
In het gegeven
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG geeft het zorgkantoor per functie de reden aan
waarom het zorgkantoor het bericht verstuurt. Zoals eerder aangegeven in subparagraaf ‘Gebruik mutatie-/eindezorgbericht (CA319)’ van paragraaf 9.1.3, mag dit veld alleen de waardes ‘17 – Overplaatsing’, ‘19 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ of ‘20 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’ bevatten.
136
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
137
138
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
10
Bovenregionaal berichtenverkeer
Dit hoofdstuk gaat over de bovenregionale berichten die zorgkantoren binnen AZR uitwisselen. Het gaat daarbij om:
het bovenregionale zorgtoewijzingbericht (ZK33) en het bijbehorende retourbericht (ZK34);
het bovenregionale melding aanvangzorgbericht (ZK35) en het bijbehorende retourbericht (ZK36);
het bovenregionale mutatie-/eindezorgbericht (ZK39) en het bijbehorende retourbericht (ZK310).
De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor de zorgkantoren (verzenders en ontvangers van de bovengenoemde berichten).
10.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 10.1.1: Waar moet u de bovenregionale berichten plaatsen in de totale AZRberichtenketen?
paragraaf 10.1.2: Wat is het doel van de bovenregionale berichten?
paragraaf 10.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgkantoor een bovenregionaal bericht (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 10.2; informatie over de opbouw van de bovenregionale berichten.
paragraaf 10.3; informatie over procesmatige afspraken rond de bovenregionale berichten. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 10.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond de bovenregionale berichten. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van de bovenregionale berichten.
In Deel III - Bijlagen van dit handboek vindt u in paragraaf 15.7 een praktijkvoorbeeld van een cliëntsituatie dat betrekking heeft op de bovenregionale berichten.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
139
10.1.1
Plaats bovenregionale berichten in de AZR-berichtenketen
In onderstaande schema’s kunt u de plaats van de bovenregionale berichten en die van de bijbehorende retourberichten in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat de zorgkantoren de gebruikers van de berichten zijn. Figuur 1: Plaats bovenregionale berichten (ZKx) + retourberichten in AZR-keten
10.1.2
Doel bovenregionale berichten
Om het doel van bovenregionaal berichtenverkeer te begrijpen, is het belangrijk om eerst te weten wat een bovenregionale zorgvraag is. Wanneer is er sprake van een bovenregionale zorgvraag? Dit is het geval als een cliënt de zorg wil/gaat ontvangen van een zorgaanbieder die een contract heeft met een ander zorgkantoor dan het zorgkantoor in de regio waarin de cliënt woont. De betrokken zorgkantoren wisselen via AZR de informatie uit die nodig is om dit proces te ondersteunen. Dit laatste vormt het doel van het bovenregionale berichtenverkeer.
140
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
10.1.3
Gebruik bovenregionale berichten
Welke regels gelden er voor het gebruik van de bovenregionale berichten die de zorgkantoren onderling uitwisselen?
Zorgkantoren gebruiken bovenregionale berichten uitsluitend als het gaat om bovenregionale zorg. Dit is het geval als een cliënt de zorg wil ontvangen van een zorgaanbieder die geen contract heeft met het zorgkantoor in de regio waarin de cliënt woont.
Het regionale zorgkantoor, zorgkantoor (regio A), is gekoppeld aan de regio waarin de cliënt woont. Zie ook het schema in paragraaf 10.1.1.
Het bovenregionale zorgkantoor, zorgkantoor (regio B), heeft een contract met de zorgaanbieder die de zorg aan de cliënt levert/gaat leveren. Zie ook het schema in paragraaf 10.1.1.
Het regionale zorgkantoor gebruikt een bovenregionaal zorgtoewijzingbericht (ZK33) om het bovenregionale zorgkantoor te informeren over de toewijzing van de zorg. Het bovenregionale zorgkantoor wijst de zorg vervolgens toe aan de zorgaanbieder via een zorgtoewijzingbericht (AW33). In dit bericht neemt het bovenregionale zorgkantoor de waarde van de velden TOEWIJZING ZORG
AWBZ en
TIJD TOEWIJZING ZORG
DATUM
AWBZ ongewijzigd over uit het ZK33-bericht.
Het bovenregionale zorgkantoor ontvangt een melding aanvangzorgbericht (AW35) van de zorgaanbieder als hij de zorg start. Het bovenregionale zorgkantoor gebruikt vervolgens een bovenregionaal melding aanvangzorgbericht (ZK35) om het regionale zorgkantoor te informeren over de aanvang van de zorg.
Het bovenregionale zorgkantoor ontvangt een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) van de zorgaanbieder als hij de zorg wijzigt of beëindigt. Het bovenregionale zorgkantoor gebruikt vervolgens een bovenregionaal mutatie-/eindezorgbericht (ZK39) om het regionale zorgkantoor te informeren over de wijziging of beëindiging van de zorg.
Tenzij dit in de tekst van het handboek uitdrukkelijk anders staat vermeld, is een bedrijfsregel die geldt voor een regionaal bericht ook automatisch van toepassing op de bovenregionale variant van dat bericht.
Soms moet een zorgaanbieder om administratieve redenen alsnog een melding aanvang zorg versturen op een indicatiebesluit of zorgtoewijzing dat/die niet meer geldig is. Als dit gaat om een bovenregionaal indicatiebesluit, moeten zorgkantoren ook ‘oude’ indicaties of zorgtoewijzingen kunnen versturen en ‘oude’ bovenregionale meldingen aanvang zorg daarop kunnen verwerken.
Het zorgkantoor stuurt registratieve indicatiebesluiten niet bovenregionaal door. Registratieve indicatiebesluiten zijn alle besluiten die het CIZ niet als IO31-bericht naar het AZR-systeem van het zorgkantoor verstuurt. Het gaat dan bijvoorbeeld om geconverteerde, productgerichte indicaties (uit het ZRS-systeem), functiegerichte indicaties die het LCIG nog heeft aangeleverd aan AZR, indicaties uit de jeugdzorg en indicatiebesluiten die afkomstig zijn uit het project Ultieme Vulling. Wat moet er gebeuren als een cliënt met een registratief indicatiebesluit zorg wil ontvangen van een zorgaanbieder waar het eigen zorgkantoor geen contractrelatie mee heeft? In dat geval moet het CIZ opnieuw een indicatie stellen voor deze cliënt.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
141
10.2
Opbouw van de berichten
De opbouw van de bovenregionale berichten is gelijk aan die van de regionale varianten. Dat wil zeggen dat de opbouw van het ZK33-bericht gelijk is aan die van het AW33-bericht, de opbouw van het ZK35bericht gelijk is aan die van het AW35-bericht en de opbouw van het ZK39-bericht gelijk aan die van het AW39-bericht. Voor een globaal overzicht van de opbouw van de bovenregionale berichten en de bijbehorende retourberichten verwijst het CVZ u daarom naar de hoofdstukken over de regionale berichten:
paragraaf 5.2.1; Een globaal overzicht van de opbouw van het zorgtoewijzingbericht;
paragraaf 6.2.1; Een globaal overzicht van de opbouw van het melding aanvangzorgbericht;
paragraaf 7.2.1; Een globaal overzicht van de opbouw van het mutatie-/eindezorgbericht.
Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van alle bovenregionale berichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹. Hier vindt u:
een uitgebreide berichtspecificatie van het bovenregionale zorgtoewijzingbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bovenregionale melding aanvangzorgbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bovenregionale mutatie-/eindezorgbericht;
een uitgebreide berichtspecificatie van het bijbehorende retourbericht;
¹ http://ei.vektis.nl
142
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
10.3
Proces van de berichten
In deze paragraaf vindt u achtereenvolgens:
paragraaf 10.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond de bovenregionale berichten en de bijbehorende retourberichten;
paragraaf 10.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor de bovenregionale berichten;
paragraaf 10.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
10.3.1
Grafische weergave bovenregionale processen
Grafische weergave bovenregionaal zorgtoewijzingproces Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond de bovenregionale zorgtoewijzing en het bijbehorende retourbericht. Figuur 2: Het verzend- en ontvangstproces bovenregionale zorgtoewijzing (ZK33) + retourbericht Toewijzen zorg bovenregionaal Zorgkantoor regionaal
Corrigeren fouten Zorgkantoor regionaal
Aanmaken bovenregionaal zorgtoewijzingsbericht
Zorgkantoor bovenregionaal
Zorgkantoor bovenregionaal
Verwerken bovenregionaal zorgtoewijzingsbericht
Aanmaken retourbericht ZK34
*
Clienten met fouten
Zorgkantoor regionaal
Verwerken en controleren retourbericht ZK34
Clienten zonder f outen
* Bericht Zorgtoewijzing AWBZ-Zorg ZK-ZK (ZK33)
Legenda
Retourinformatie Zorgtoewijzing AWBZ-Zorg ZK-ZK (ZK34) 1)
rollen Zorgkantoor regionaal Zorgkantoor bovenregionaal Labels rollen
Aanmaken zorgtoewijzingsbericht AW33
Grafische weergave bovenregionaal melding aanvangzorgproces Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond de bovenregionale melding aanvang zorg en het bijbehorende retourbericht. Figuur 3: Het verzend- en ontvangstproces bovenregionale melding aanvang zorg (ZK35) + retourbericht Melden aanvang zorg bovenregionaal Zorgkantoor bovenregionaal
Corrigeren fouten Zorgkantoor bovenregionaal
Aanmaken bovenregionale Melding aanvangzorgbericht
Zorgkantoor regionaal
Verwerken bovenregionale Melding aanvangzorgbericht
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor bovenregionaal
Aanmaken retourbericht ZK36
Verwerken retourbericht ZK36
Clienten met f outen
Clienten zonder f outen
*
* Bericht Melding Aanvang AWBZ-Zorg ZK-ZK (ZK35)
Legenda rollen Zorgkantoor regionaal Zorgkantoor bovenregionaal Labels
Retourinformatie Melding Aanvang AWBZ-Zorg ZK-ZK(ZK36) 1)
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
rollen
143
Grafische weergave bovenregionaal mutatie-/eindezorgproces Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het bovenregionale mutatie-/eindezorgbericht en het bijbehorende retourbericht. Figuur 4: Het verzend- en ontvangstproces bovenregionaal mutatie-/eindezorgbericht (ZK39) + retourbericht Melden mutaties en beëindiging zorg bovenregionaal Zorgkantoor bovenregionaal
Corrigeren fouten Zorgkantoor bovenregionaal
Aanmaken bovenregionaal mutatie-/einde zorgbericht
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor bovenregionaal
Verwerken bovenregionaal mutatie-/ einde zorgbericht
Aanmaken retourbericht ZK310
Verwerken retourbericht ZK310
Clienten met f outen
Clienten zonder f outen
Legenda
*
* Bericht Beëindiging/ mutatie AWBZ-Zorg ZK-ZK (ZK39)
rollen Zorgkantoor regionaal Zorgkantoor bovenregionaal Labels
Retourinformatie Beëindiging/ mutatie AWBZ-Zorg ZK-ZK (ZK310) 1)
10.3.2
rollen
Tijdslijnen
Voor de verzending en ontvangst van de bovenregionale berichten en de bijbehorende retourberichten gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
ZK33
Nadat het regionale zorgkantoor een indicatiebesluit (IO31) ontvangt en nadat bekend is (geworden) dat er een voorkeur is voor een bovenregionale zorgaanbieder, verstuurt het regionale zorgkantoor het bovenregionale zorgtoewijzingbericht (ZK33) binnen één werkdag na ontvangst van het indicatiebesluitbericht (IO31) naar het bovenregionale zorgkantoor.
ZK34
Het bovenregionale zorgkantoor verstuurt het retourbericht bovenregionale zorgtoewijzing (ZK34) uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het bovenregionale zorgtoewijzingbericht. De ontvangende partij (het regionale zorgkantoor) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
ZK35
Het bovenregionale zorgkantoor verstuurt het bovenregionale melding aanvangzorgbericht (ZK35) binnen één werkdag na ontvangst van een melding aanvang zorg (AW35) van een zorgaanbieder naar het regionale zorgkantoor.
ZK36
Het regionale zorgkantoor verstuurt het retourbericht bovenregionale melding aanvang zorg (ZK36) uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het bovenregionale melding aanvangzorgbericht. De ontvangende partij (het bovenregionale zorgkantoor) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
144
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Tijdslijnen (vervolg) Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
ZK39
Het bovenregionale zorgkantoor verstuurt het bovenregionale mutatie/eindezorgbericht (ZK39) binnen één werkdag na ontvangst van een mutatie/eindezorgbericht (AW39) van een zorgaanbieder naar het regionale zorgkantoor. Het regionale zorgkantoor verstuurt het retourbericht bovenregionale mutatie-
ZK310
/eindezorg (ZK310) uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het bovenregionale mutatie-/eindezorgbericht. De ontvangende partij (het bovenregionale zorgkantoor) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken.
10.3.3
Berichtvolgorde
Uitgangspunten Binnen AZR bestaan er een aantal basisafspraken rond de indicatiestelling door het CIZ en de zorgtoewijzing door het zorgkantoor. Deze uitgangspunten zijn erg bepalend voor hoe de communicatie verloopt, niet alleen in het regionale -, maar ook in het bovenregionale verkeer. Om welke uitgangspunten gaat het?
De CIZ-locatie in de regio waarin de cliënt zijn verblijfadres heeft is verantwoordelijk voor het stellen van een indicatie voor de cliënt. Het verblijfadres van de cliënt is meestal het adres waarop hij staat ingeschreven in de Gemeentelijke BasisAdministratie (GBA) (zie Begrippenlijst).
Elke CIZ-locatie is geografisch gekoppeld aan een zorgkantoor. Het CIZ stuurt het indicatiebesluit altijd naar het zorgkantoor dat gekoppeld is aan de regio waarin de cliënt zijn verblijfadres heeft, zorgkantoor (regio A) (zie ook het schema in paragraaf 10.1.1). Dit zorgkantoor wordt ook wel het regionale zorgkantoor genoemd en is verantwoordelijk voor de zorgtoewijzing en het wachtlijstbeheer van de indicatiebesluiten die afkomstig zijn van die CIZ-locatie.
Bij het stellen van een indicatie door het CIZ kan de cliënt een voorkeur aangeven voor één of meer zorgaanbieders. Dit mogen uitsluitend zorgaanbieders zijn die voorkomen op de AZR-AGB-codelijst (bedrijfsregel 43). Zie ook paragraaf 3.3.6.
Elke zorgaanbieder op de AZR-AGB-codelijst heeft een contract met één of meer zorgkantoren. Voor elke contractrelatie met een zorgkantoor heeft een zorgaanbieder een eigen AZR-AGB-code.
Op basis van de AZR-AGB-code van de zorgaanbieder stelt het regionale zorgkantoor vast met welk zorgkantoor de zorgaanbieder een contract heeft. Er is alleen sprake van bovenregionaal verkeer als een cliënt de zorg wil ontvangen van een zorgaanbieder die geen contract heeft met het zorgkantoor in de regio waarin de cliënt woont.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
145
Bovenregionale berichtvolgorde Welke regels gelden er voor de berichtvolgorde rond het bovenregionale berichtenverkeer?
Het CIZ geeft op de gebruikelijke manier een indicatiebesluitbericht (IO31) af.
Als er sprake is van bovenregionale zorg (zie Begrippenlijst) is het regionale zorgkantoor (regio A) verantwoordelijk voor het maken van de zorgtoewijzing op basis van de indicatiegegevens. Het regionale zorgkantoor verstuurt hiervoor een bovenregionaal zorgtoewijzingbericht (ZK33) naar het zorgkantoor dat wél een contractrelatie heeft met de zorgaanbieder, zorgkantoor (regio B). Dit laatste zorgkantoor wordt ook wel het bovenregionale zorgkantoor genoemd.
Nadat het bovenregionale zorgkantoor (regio B) een bovenregionaal zorgtoewijzingbericht (ZK33) heeft ontvangen, stuurt dat zorgkantoor een retourbericht (ZK34) naar het regionale zorgkantoor (regio A).
Het bovenregionale zorgkantoor (regio B) zorgt er vervolgens voor dat de zorgaanbieder de zorgtoewijzing ontvangt die het regionale zorgkantoor (regio A) heeft aangemaakt en op basis daarvan de zorg gaat leveren. Hiervoor verstuurt het zorgkantoor (regio B) een zorgtoewijzingbericht (AW33) naar de zorgaanbieder.
Nadat de zorgaanbieder een zorgtoewijzingbericht (AW33) heeft ontvangen, stuurt hij een retourbericht (AW34) naar het bovenregionale zorgkantoor (regio B).
Daarna verstuurt de zorgaanbieder een melding aanvangzorgbericht (AW35) om het bovenregionale zorgkantoor (regio B) te informeren over de aanvang van de zorg.
Nadat het bovenregionale zorgkantoor (regio B) een melding aanvangzorgbericht (AW35) heeft ontvangen, stuurt dat zorgkantoor een retourbericht (AW36) naar de zorgaanbieder.
Daarna verstuurt het bovenregionale zorgkantoor (regio B) de informatie uit het AW35-bericht van de zorgaanbieder door naar het regionale zorgkantoor (regio A) in de vorm van een bovenregionaal melding aanvangzorgbericht (ZK35).
Nadat het regionale zorgkantoor (regio A) een bovenregionaal melding aanvangzorgbericht (ZK35) heeft ontvangen, stuurt dat zorgkantoor een retourbericht (ZK36) naar het bovenregionale zorgkantoor (regio B).
De zorgaanbieder verstuurt een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) om het bovenregionale zorgkantoor (regio B) te informeren als hij de zorg wijzigt of beëindigt.
Nadat het bovenregionale zorgkantoor (regio B) een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) heeft ontvangen, stuurt dat zorgkantoor een retourbericht (AW310) naar de zorgaanbieder.
Daarna verstuurt het bovenregionale zorgkantoor (regio B) de informatie uit het AW39-bericht van de zorgaanbieder door naar het regionale zorgkantoor (regio A) in de vorm van een bovenregionaal mutatie-/eindezorgbericht (ZK39).
Nadat het regionale zorgkantoor (regio A) een bovenregionaal mutatie-/eindezorgbericht (ZK39) heeft ontvangen, stuurt dat zorgkantoor een retourbericht (ZK310) naar het bovenregionale zorgkantoor (regio B).
146
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Onderstaand ziet u een grafische weergave van de berichtvolgorde rond het bovenregionale berichtenverkeer op basis van de regels die hierboven staan beschreven: Figuur 5: De bovenregionale informatiestromen binnen de Zorgregistratie
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
147
10.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over de bovenregionale berichten. Het gaat hierbij om afspraken hoe een regionaal of bovenregionaal zorgkantoor de records/velden van een bovenregionaal zorgtoewijzingbericht (ZK33), melding aanvangzorgbericht (ZK35) of een mutatie-/eindezorgbericht (ZK39) moet vullen. Tenzij dit in de tekst van het handboek uitdrukkelijk anders staat vermeld, is een bedrijfsregel die geldt voor een regionaal bericht ook automatisch van toepassing op de bovenregionale variant van dat bericht. In deze paragraaf vindt u specifieke, inhoudelijke afspraken per recordsoort terug:
paragraaf 10.4.1; Afspraken over het (mutatie) adresrecord.
10.4.1
Afspraken (mutatie) adresrecord
Doorgeven GBA-adresgegevens Voor het bovenregionale berichtenverkeer geldt dat zorgkantoren in het onderlinge berichtenverkeer altijd de GBA-adresgegevens moeten doorgeven zoals deze zijn opgenomen in het bijbehorende indicatiebesluit. Zorgkantoren mogen geen gewijzigde GBA-adressen doorgeven.
148
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
149
150
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
11
Landelijke gegevensverzameling
In de vorige hoofdstukken van dit handboek heeft u kunnen lezen hoe de AWBZ-ketenpartijen informatie met elkaar uitwisselen met behulp van de landelijk vastgestelde EI-standaarden. AZR ondersteunt op die manier de deelprocessen indiceren, toewijzen en leveren van zorg en de vaststelling van de eigen bijdrage. Naast deze (boven)regionale berichtstandaarden is er ook een landelijk EI-bericht (AW317) ontwikkeld. Dit hoofdstuk gaat over dat landelijke bericht. De informatie in dit hoofdstuk is vooral van belang voor de zorgkantoren (verzenders van het landelijke bericht), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en het CVZ.
11.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 11.1.1: Waar moet u het landelijke bericht plaatsen in de totale AZR-berichtenketen?
paragraaf 11.1.2: Wat is het doel van het landelijke bericht?
paragraaf 11.1.3: Wanneer en hoe gebruikt een zorgkantoor het landelijk bericht (niet)?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 11.2; informatie over de opbouw van het landelijke bericht. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in het landelijke bericht.
paragraaf 11.3; informatie over procesmatige afspraken rond het landelijke bericht. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen en berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 11.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond het landelijke bericht. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van de verschillende records/velden van het landelijke bericht.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
151
11.1.1
Plaats landelijk bericht in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van het landelijke bericht in de totale AZR-berichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat de zorgkantoren en het CVZ de gebruikers van het bericht zijn. Om het schema overzichtelijk te houden, is het AW315-bericht niet opgenomen. Daarnaast staat niet in het schema weergegeven dat ook de brancheorganisatie van de zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), het bericht gebruikt om informatie te verzamelen die nodig is om haar taken uit te voeren. Figuur 1: Plaats landelijk bericht (AW317) in AZR-keten
152
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
11.1.2
Doel landelijk bericht
De zorgkantoren leveren met behulp van het landelijke bericht informatie aan over de regionaal uitgewisselde gegevens aan het CVZ en aan de brancheorganisatie van de zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland. Het CVZ gebruikt deze gegevens om een landelijke gegevensverzameling (database) (zie Begrippenlijst) aan te leggen. Met deze database verkrijgt het CVZ inzicht in de regionale en landelijke wachtlijstproblematiek en stelt het CVZ wachtlijstinformatie samen voor het ministerie van VWS. Daarnaast vormt het CVZ zich met de verzamelde gegevens een beeld van de kwaliteit van het berichtenverkeer. Zorgverzekeraars Nederland verkrijgt op basis van de verzamelde gegevens de beleiden stuurinformatie die nodig is voor de uitvoering van haar taken. 11.1.3
Gebruik landelijk bericht
Welke regels gelden er voor het gebruik van het landelijke bericht?
Het zorgkantoor neemt in het landelijke bericht alleen gegevens op over betekenisvolle mutaties die hebben plaatsgevonden in de periode waar het bericht betrekking op heeft (één kwartaal). Van elk gegeven dat gewijzigd is, neemt het zorgkantoor alleen de laatste mutatie in die periode mee.
Zolang het zorgkantoor het landelijke bericht nog niet kan baseren op mutaties, mag zij het bericht vullen met alle gegevens die aan het einde van het kwartaal aanwezig zijn. Vanaf een nog nader te bepalen datum leveren de zorgkantoren alleen nog mutatiebestanden aan.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
153
11.2
Opbouw van het bericht
Het landelijke bericht is een samengesteld bericht. Het bestaat uit alle gegevens die bij elkaar horen en in een bepaalde periode via het regionale berichtenverkeer zijn uitgewisseld. Het landelijke bericht is een verzameling van gegevens uit de volgende regionale berichten:
het indicatiebesluitbericht (IO31);
het zorgtoewijzingbericht (AW33);
het melding aanvangzorgbericht (AW35);
het mutatie-/eindezorgbericht (AW39);
de bovenregionale berichten (ZK33, ZK35 en ZK39).
Voor gedetailleerde informatie over de opbouw verwijst het CVZ u naar de standaardbeschrijving ‘Landelijke aanlevering Zorgregistratie AWBZ (versie 1, 01-07-2006)’ op de website van Vektis.
11.3
Proces van het bericht
In deze paragraaf vindt u achtereenvolgens: paragraaf 11.3.1; Een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het landelijke
bericht;
paragraaf 11.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden voor het landelijke bericht;
paragraaf 11.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen;
paragraaf 11.3.4; Informatie over welk zorgkantoor verantwoordelijk is voor de landelijke aanlevering van gegevens als er sprake is van bovenregionale zorg.
11.3.1
Grafische weergave landelijke gegevensverzamelingproces
Onderstaand ziet u een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond het landelijke bericht. Figuur 2: Het verzend- en ontvangstproces landelijke aanlevering gegevens (AW317) Opstellen wachtlijstrapportage Legenda
Bericht Indicatiebesluit (IO31)
rollen Zorgkantoor regionaal CVZ Vektis Labels
Bericht Zorgtoewijzing (AW33) Bericht Zorgtoewijzing Bovenregionaal (ZK33)
Foutmelding
*
Bericht Melding Aanvang Zorg (AW35) Bericht Melding Aanvang Zorg Bovenregionaal (ZK35)
1)
Vektis
rollen
Melden fouten
Bericht Beëindiging/mutatie Zorg (AW39) AW317
Bericht Beëindiging/mutatie Zorg Bovenregionaal (ZK39)
f outen in het bericht
Zorgkantoor regionaal
Zorgkantoor regionaal
Opstellen bericht wachtlijstinformatie
Ieder kwartaal
Opslaan informatiebericht
* Foutmelding
154
Vektis
Vektis
geen fouten in het bericht
Opstellen wachtlijstinformatie
* AW317
CVZ
Ontvangen wachtlijstinformatie
CVZ
Opstellen wachlijstrapportage
* AW315
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Wachtlijstrapportage
11.3.2
Tijdslijnen
Voor de verzending en ontvangst van het landelijke bericht gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
AW317
Het zorgkantoor verstuurt het landelijke bericht (AW317) één keer per kwartaal naar Vektis. Vektis verzamelt de gegevens uit de landelijke berichten van de verschillende zorgkantoren in een database met de naam AWBZ Informatie Systeem (AIS). Vanuit deze database verwerkt Vektis één keer per kwartaal de gegevens in een
AW315
bericht (AW315) voor het CVZ. -
Er bestaat geen retourbericht voor de landelijke aanlevering van gegevens.
11.3.3
Berichtvolgorde
Welke regels gelden er voor de berichtvolgorde rond het landelijke bericht?
Het zorgkantoor verstuurt het landelijk bericht niet rechtstreeks naar het CVZ, maar via Vektis. De tussenkomst van Vektis is nodig om: Technische fouten in de aangeleverde gegevens te herstellen voordat deze naar het CVZ gaan; de fysiek gescheiden berichten van de verschillende zorgkantoren te groeperen tot één bericht voor het CVZ.
Nadat Vektis de gegevens uit de landelijke berichten van de verschillende zorgkantoren heeft verwerkt, verstuurt Vektis de gegevens in één bericht (AW315) naar het CVZ.
Na ontvangst van de gegevens, sturen Vektis en/of het CVZ geen retourbericht naar de verzender. Alleen wanneer Vektis een bestand niet kan lezen of verwerken, vraagt zij het aanleverende zorgkantoor om een hersteld bestand.
11.3.4
Bovenregionale zorg en landelijke aanlevering gegevens
Welk zorgkantoor is verantwoordelijk voor de landelijke aanlevering van gegevens als er sprake is van bovenregionale zorg? In dat geval blijft het zorgkantoor dat gekoppeld is aan de CIZ-regio waar de cliënt woont verantwoordelijk voor de zorgtoewijzing, het wachtlijstbeheer en het informeren van de cliënt. Dit ‘eigen’ zorgkantoor verzamelt de gegevens van de bovenregionale zorg en levert deze aan via het landelijke bericht.
11.4
Inhoudelijke afspraken
Voor informatie over de vulling van het landelijke bericht verwijst het CVZ u naar de standaardbeschrijving ‘Landelijke aanlevering Zorgregistratie AWBZ (versie 1, 01-07-2006)’ op de website van Vektis. Deze beschrijft hoe zorgkantoren het bericht moeten vullen.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
155
156
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
12
Gebruik van retourberichten en foutafhandeling
In de vorige hoofdstukken van dit handboek heeft u kunnen lezen hoe de ketenpartijen informatie met elkaar uitwisselen met behulp van EI-berichten. Vanaf AZR release 2.1 zijn de ketenpartijen verplicht om een EI-bericht te beantwoorden met een retourbericht. Dit hoofdstuk gaat over het gebruik van retourberichten en de manier waarop ketenpartijen fouten moeten afhandelen na ontvangst van een EI-bericht. De informatie in dit hoofdstuk is van belang voor zowel het CIZ, het zorgkantoor, de zorgaanbieder als het CAK, omdat alle ketenpartijen als verzender of ontvanger van een EI-bericht met een retourbericht te maken kunnen krijgen.
12.1
Inleiding
In de volgende paragrafen van deze inleiding krijgt u antwoord op de volgende vragen:
paragraaf 12.1.1: Welke documentatie is leidend voor de samenstelling van retourberichten?
paragraaf 12.1.2: Waar moet u de retourberichten plaatsen in de totale AZR-berichtenketen?
paragraaf 12.1.3: Wat is het doel van een retourbericht?
paragraaf 12.1.4: Wanneer en hoe gebruikt u een retourbericht?
Na de inleiding vindt u in de overige paragrafen van dit hoofdstuk achtereenvolgens:
paragraaf 12.2; informatie over de opbouw van de retourberichten. Deze paragraaf beschrijft de verschillende soorten records in de retourberichten.
paragraaf 12.3; informatie over procesmatige afspraken rond de retourberichten. Deze paragraaf bevat bijvoorbeeld informatie over tijdslijnen, berichtvolgorde en een grafische weergave van het proces.
paragraaf 12.4; informatie over inhoudelijke afspraken rond de retourberichten. Deze paragraaf bevat afspraken over de vulling van verschillende records/velden van een retourbericht.
12.1.1
Welke documentatie is leidend?
Vektis¹ heeft in de standaardbeschrijvingen bij de EI-berichten opgenomen hoe ketenpartijen een retourbericht moeten samenstellen. Het CVZ verwijst u voor de (vooral) technische beschrijving van de retourinformatie naar deze documenten:
Standaardbeschrijving IO-bericht: IO31-IO32v2.2_STBu2.PDF
Standaardbeschrijving AW-berichten: AW3Xv2.2_STBu2.PDF
Standaardbeschrijving CA-berichten: CA3Xv1.1_STBu2.PDF
Standaardbeschrijving ZK-berichten: ZK-ZKv2.2_STB-BERu2.PDF
¹ http://ei.vektis.nl
Nadat bovengenoemde documenten zijn verschenen, heeft het CVZ echter aanvullende afspraken gemaakt over de manier waarop ketenpartijen fouten moeten afhandelen in AZR. Deze afspraken staan in dit hoofdstuk. Het is mogelijk dat deze afspraken op onderdelen afwijken van wat in de EI-documentatie beschreven staat. In dat geval is de informatie in dit handboek leidend en moeten de ketenpartijen zich daaraan houden.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
157
12.1.2
Plaats retourberichten in de AZR-berichtenketen
In onderstaand schema kunt u de plaats van de verschillende retourberichten in de totale AZRberichtenketen aflezen. Uit de afbeelding blijkt dat alle ketenpartners als verzender of ontvanger van een EI-bericht met een retourbericht te maken (kunnen) krijgen. Figuur 1: Plaats retourberichten in AZR-berichtenketen
12.1.3
Doel retourbericht
Binnen AZR zijn de ketenpartijen verplicht om een ontvangen EI-bericht met het hiervoor gedefinieerde retourbericht te beantwoorden. Wat is het doel van zo’n retourbericht? Het doel van een retourbericht is in de eerste plaats om de goede ontvangst van het heenbericht te bevestigen. In de tweede plaats informeert de ontvangende ketenpartij met het retourbericht de zender van het heenbericht over de technische en inhoudelijke kwaliteit daarvan. Daarbij gaat het om technische en/of inhoudelijke afkeuringen. Met het retourbericht kan men bijvoorbeeld aangeven dat er gegevens ontbreken, niet te lezen of onjuist zijn.
158
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
12.1.4
Gebruik retourbericht
Wanneer en hoe gebruikt een ketenpartij als verzender een retourbericht?
Een ketenpartij die een EI-bericht ontvangt, beantwoordt dat bericht altijd met het hiervoor gedefinieerde retourbericht. Alleen voor het landelijke bericht bestaat er geen retourbericht.
Als uitzondering hierop geldt dat de ontvanger van een EI-bericht géén retourbericht stuurt als hij het heenbericht niet als een geldig EI-bericht kan herkennen. Dit geldt in elk geval als er geen voorlooprecord aanwezig is of als het voorlooprecord onleesbaar en daardoor niet te verwerken is. Zie subparagraaf ‘Het voorlooprecord ontbreekt of is onleesbaar en daardoor niet te verwerken’ van paragraaf 12.4.3 voor meer informatie. In alle overige situaties moet de ontvanger van een EI-bericht een retourbericht versturen.
Een ketenpartij die een EI-bericht ontvangt, moet proberen om zoveel mogelijk in te lezen. Met foutcodes geeft de ontvangende ketenpartij aan wat er ontbreekt in het bericht of welke velden niet juist gevuld zijn.
Een ketenpartij die een EI-bericht ontvangt, mag de gegevens van volledig goedgekeurde cliënten niet terugsturen in een retourbericht.
Als een ontvangende ketenpartij een fout bij een cliënt in een EI-bericht constateert, ongeacht in welk record, stuurt hij in het retourbericht zowel de goedgekeurde als afgekeurde detailrecords van die cliënt terug (inclusief de nummering van de detailrecords uit het heenbericht). Hieruit volgt dat alle geretourneerde detailrecords van één cliënt in het retourbericht opvolgend en oplopend genummerd zijn. Met andere woorden: binnen de cliënt zitten er geen gaten in de nummering. Als de verzender van het retourbericht meer dan één cliënt opneemt (maar niet alle cliënten), kunnen er wel gaten in de nummering zitten tussen de verschillende cliënten. Niet alle cliënten komen immers voor in het retourbericht.
Wanneer en hoe gebruikt een ketenpartij als ontvanger een retourbericht?
De verzender van een heenbericht mag voor een cliënt al een nieuw EI-bericht sturen als het retourbericht op het vorige bericht van die cliënt nog niet ontvangen is.
Nadat een ketenpartij een retourbericht heeft ontvangen dat fouten op een heenbericht bevat, levert deze ketenpartij in het nieuwe, gecorrigeerde EI-bericht alleen die cliënten opnieuw aan waarbij één of meer fouten zijn geconstateerd. Goedgekeurde cliënten worden dus niet opnieuw aangeleverd.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
159
12.2
Opbouw van de berichten
In deze paragraaf vindt u een globaal overzicht van de opbouw van een retourbericht. Voor gedetailleerde informatie over de opbouw van de verschillende retourberichten verwijst het CVZ u naar de website van Vektis¹ voor:
IO32 - Retourinformatie indicatiebesluit AWBZ-zorg;
AW34 - Retourinformatie zorgtoewijzing AWBZ-zorg;
AW36 - Retourinformatie melding aanvang AWBZ-zorg;
AW310 - Retourinformatie beëindiging/mutatie AWBZ-zorg;
CA318 - Retourinformatie melding aanvang AWBZ-zorg ZK-CAK;
CA320 - Retourinformatie beëindiging/mutatie AWBZ-zorg ZK-CAK;
ZK34 - Retourinformatie zorgtoewijzing AWBZ-zorg ZK-ZK;
ZK36 - Retourinformatie melding aanvang AWBZ-zorg ZK-ZK;
ZK310 - Retourinformatie beëindiging/mutatie AWBZ-zorg ZK-ZK.
¹ http://ei.vektis.nl
12.2.1
Opbouw retourberichten
Voor elk EI-bericht (heenbericht) is een bijbehorend retourbericht gedefinieerd. De opbouw van een retourbericht is afgeleid van die van het heenbericht. Elk geretourneerd record bevat de oorspronkelijke gegevens uit het heenbericht. De verzender van het retourbericht vult deze aan met codes (de gegevens CODE OPMERKING
(01 T/M 03)) die de fouten in het heenbericht aangeven. Als de ontvanger van een EI-
bericht het heenbericht helemaal of gedeeltelijk afkeurt, geeft hij met de inhoud van de velden OPMERKING
CODE
(01 T/M 03) aan om welke fout(en) het gaat.
Onderstaande tabel toont uit welke recordsoorten (zie Begrippenlijst) het retourbericht bestaat en het aantal keer dat een bepaald record kan voorkomen in het bericht. De detailrecords die in een retourbericht kunnen voorkomen, zijn dezelfde als in het heenbericht en zijn per retourbericht verschillend. Hiervoor verwijst het CVZ u naar de paragraaf ‘Opbouw bericht’ van de hoofdstukken 4 tot en met 10. Opbouw retourbericht Record
Aantal keer
Toelichting
Voorlooprecord
Eén per bericht
Geeft het begin van een retourbericht aan en bevat bijvoorbeeld gegevens van de geadresseerde en de verzender, het soort bericht, het versienummer van de berichtstandaard en een identificatie van het heenbericht. Het voorlooprecord bevat één of meer CODES OPMERKING als er een fout in het voorlooprecord van het heenbericht zit of als het heenbericht om een andere reden helemaal wordt afgekeurd.
Detailrecord
Nul, één of meer
De detailrecords zijn dezelfde als in het heenbericht waarbij het retourbericht hoort, bijvoorbeeld cliëntrecord, functierecord etc. Als de ontvanger het heenbericht goedkeurt, bevat het retourbericht geen detailrecords, maar alleen een voorloop- en sluitrecord. Het retourbericht bevat alleen één of meer CODES OPMERKING
als de ontvanger van het heenbericht één of meer
detailrecord(s) afkeurt. In zo’n geval neemt de verzender alle detailrecords van de afgekeurde cliënt op in het retourbericht.
160
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Opbouw retourbericht (vervolg) Record
Aantal keer
Toelichting
Sluitrecord
Eén per bericht
Geeft het einde van een retourbericht aan en bevat bijvoorbeeld een opgave van het aantal detailrecords in het bericht (zowel totaal generaal als per recordsoort) en een of meer CODES OPMERKING
als de ontvanger van het heenbericht het sluitrecord
afkeurt.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
161
12.3
Proces van de berichten
In deze paragraaf vindt u de volgende informatie:
paragraaf 12.3.1; Verwijzing naar de grafische weergaves van het verzend- en ontvangstproces rond een retourbericht;
paragraaf 12.3.2; Informatie over de tijdslijnen, die gelden ten aanzien van de retourberichten;
paragraaf 12.3.3; Informatie over de berichtvolgorde en hieraan gerelateerde onderwerpen.
12.3.1
Grafische weergave proces retourinformatie
In de hoofdstukken 4 tot en met 10 vindt u telkens een paragraaf met een grafische weergave van het verzend- en ontvangstproces rond een EI-bericht en het bijbehorende retourbericht. Het CVZ verwijst u naar deze paragrafen voor een grafische weergave van het proces rond het versturen van retourinformatie binnen AZR: Grafische weergave proces retourinformatie Bericht
Omschrijving
Grafische weergave
IO32
Retourinformatie indicatiebesluit AWBZ-zorg
Zie paragraaf 4.3.1
AW34
Retourinformatie zorgtoewijzing AWBZ-zorg
Zie paragraaf 5.3.1
AW36
Retourinformatie melding aanvang AWBZ-zorg
Zie paragraaf 6.3.1
AW310
Retourinformatie beëindiging/mutatie AWBZ-zorg
Zie paragraaf 7.3.1
CA318
Retourinformatie melding aanvang AWBZ-zorg ZK-CAK
Zie paragraaf 8.3.1
CA320
Retourinformatie beëindiging/mutatie AWBZ-zorg ZK-CAK
Zie paragraaf 9.3.1
ZK34
Retourinformatie zorgtoewijzing AWBZ-zorg ZK-ZK
Zie paragraaf 10.3.1
ZK36
Retourinformatie melding aanvang AWBZ-zorg ZK-ZK
Zie paragraaf 10.3.1
ZK310
Retourinformatie beëindiging/mutatie AWBZ-zorg ZK-ZK
Zie paragraaf 10.3.1
12.3.2
Tijdslijnen
Voor de verzending en ontvangst van een retourbericht gelden de volgende tijdslijnen: Tijdslijnen Bericht
Frequentie en na te streven tijdslijnen
IO32
Het CIZ moet uiterlijk binnen vier uur een retourbericht ontvangen als reactie op een verzonden indicatiebesluit-bericht (IO31). De ontvangende partij (CIZ) moet de tijdige ontvangst van het retourbericht bewaken. Zie ook paragraaf 4.3.2.
Overige retourberichten
Voor alle andere berichten geldt dat een ketenpartij binnen één werkdag een retourbericht moet ontvangen als reactie op een verstuurd EI-bericht.
162
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Daarnaast geldt de volgende tijdslijn als de ontvanger van een EI-bericht fouten constateert in het heenbericht en dat aan de verzender daarvan laat weten via een retourbericht:
De ontvanger van het retourbericht moet dan uiterlijk binnen één werkdag na ontvangst van het retourbericht een nieuw bericht versturen met daarin de gecorrigeerde gegevens (samen met nieuw te versturen gegevens).
Bijvoorbeeld: Een zorgtoewijzingbericht bevat fouten en de zorgaanbieder verstuurt hiervoor een retourbericht naar het zorgkantoor. Het zorgkantoor moet dan binnen één werkdag een nieuw zorgtoewijzingbericht versturen met daarin de gecorrigeerde gegevens. 12.3.3
Berichtvolgorde
Welke algemene regels gelden er voor de berichtvolgorde?
Nadat een ketenpartij een heengaand EI-bericht heeft ontvangen, stuurt hij altijd het hiervoor gedefinieerde retourbericht naar de verzender van het heenbericht. Alleen voor het landelijke bericht bestaat er geen retourbericht.
Als in het retourbericht één of meer velden
CODE OPMERKING
01 T/M 03 zijn gevuld, stuurt de ontvanger
van het retourbericht een nieuw bericht naar de verzender van het retourbericht met daarin de gecorrigeerde gegevens (samen met eventuele nieuw te versturen gegevens).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
163
12.4
Inhoudelijke afspraken
In deze paragraaf vindt u inhoudelijke afspraken over het retourbericht. Het gaat hierbij om afspraken hoe de verzender van het retourbericht de records/velden van het retourbericht moet vullen. In paragraaf 12.4.1 vindt u enkele algemene, inhoudelijke afspraken over de toepassing van bedrijfsregels en foutcodes. In de paragrafen daarna vindt u specifieke, inhoudelijke afspraken terug over vier situaties die kunnen voorkomen bij de ontvangst van een EI-bericht:
paragraaf 12.4.2: Specifieke, inhoudelijke afspraken die gelden als een ketenpartij een EI-bericht volledig goedkeurt.
paragraaf 12.4.3: Specifieke, inhoudelijke afspraken die gelden als een ketenpartij een EI-bericht volledig afkeurt.
paragraaf 12.4.4: Specifieke, inhoudelijke afspraken die gelden als een ketenpartij een EI-bericht op onderdelen afkeurt.
paragraaf 12.4.5: Specifieke, inhoudelijke afspraken die gelden als een EI-bericht één of meer lege records bevat.
12.4.1
Bedrijfsregels en foutcodes
Bedrijfsregels Welke algemene regels gelden er voor het gebruik van bedrijfsregels?
Elke ketenpartij moet zich bij de beoordeling van een EI-bericht houden aan de bedrijfsregels. Alle bedrijfsregels die op het moment van verschijnen van dit handboek gelden, heeft het CVZ opgenomen in een aparte, gebruiksvriendelijke bijlage bij dit handboek (in Excel-formaat). De bijlage heeft de naam ‘Bedrijfsregels AZR release 2.2 - versie <x> - <maand><jaar>’ en is te vinden op www.zorgregistratie.nl.
Een bedrijfsregel geldt alleen als het veld waarop de bedrijfsregel betrekking heeft, gevuld is. Deze afspraak is belangrijk als de ontvanger van een EI-bericht moet beoordelen of een heenbericht wel of niet afgekeurd moet worden.
Bij alle bedrijfsregels heeft het CVZ aangegeven welke foutcode (code opmerking 01 t/m 03) een ontvanger van een EI-bericht moet gebruiken als hij een record of bericht op die bedrijfsregel afkeurt.
Foutcodes Wat zijn de belangrijke afspraken waaraan ketenpartijen zich moeten houden bij het gebruik van foutcodes (in de velden
CODE OPMERKING
(01 T/M 03)):
Een verzender van een retourbericht mag de waarde ‘0000’ niet als foutcode gebruiken. Ketenpartijen gebruiken de code ‘0000’ als opvulwaarde als er geen foutcode van toepassing is.
Een verzender van een retourbericht gebruikt altijd foutcode ‘0001’ als het heenbericht helemaal wordt afgekeurd. Zie ook paragraaf 12.4.3 voor meer informatie.
Bij een fout in een detailrecord neemt de verzender van het retourbericht het foutieve record over uit het heenbericht en vult dit aan met de foutcode(s) die van toepassing is/zijn. Vervolgens moet de verzender van het retourbericht de hierna volgende records van de betreffende cliënt zo goed mogelijk controleren. Afhankelijk van de situatie die van toepassing is, voorziet hij deze van de volgende foutcodes: Foutcode ‘0200 - Geen opmerking over dit record’ als hij het record heeft beoordeeld en dit in orde heeft bevonden; Foutcode die van toepassing is als hij het record heeft beoordeeld en dit niet in orde heeft bevonden;
164
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Foutcode ‘0233 - Record niet beoordeeld zonder opgave van reden’ als hij het record niet heeft beoordeeld zonder daarbij exact aan te geven waarom hij dat niet heeft gedaan. Deze foutcode mag de verzender van het retourbericht gebruiken in plaats van de foutcodes ‘0201’ en ‘0209 t/m 0232’. Zie ook paragraaf 12.4.3 voor meer informatie. 12.4.2
EI-bericht volledig goedgekeurd
Als een ontvanger een EI-bericht volledig goedkeurt, stuurt hij een retourbericht dat uitsluitend bestaat uit een voorloop- en een sluitrecord. Hij vult daarin het veld
CODE OPMERKING
(01) met de waarde ‘0000’. De
velden in het sluitrecord waarin de aantallen detailrecords staan, vult hij allemaal met de waarde ‘0’. 12.4.3
EI-bericht volledig afgekeurd
De ontvanger van een EI-bericht moet dit heenbericht helemaal afkeuren wanneer zich één van de volgende vier situaties voordoet: 1. Het voorlooprecord is verkeerd gevuld; 2. Het voorlooprecord ontbreekt of is niet te verwerken; 3. Het sluitrecord ontbreekt of is verkeerd gevuld; 4. De nummering van de records is verkeerd. Als een ontvanger een EI-bericht volledig afkeurt, stuurt hij het complete bericht retour met een aangepast voorloop- en sluitrecord. Een uitzondering hierop vormt bovengenoemde situatie 2. Het voorlooprecord is verkeerd gevuld Welke afspraken gelden er wanneer het voorlooprecord niet op de juiste manier is gevuld?
De verzender van het retourbericht gebruikt foutcode ‘0001 - Bericht is technisch onjuist’, gevolgd door één of meer foutcodes op rubriekniveau: De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0001’ in het veld
CODE OPMERKING
(01) van het
voorlooprecord, omdat het bericht helemaal moet worden afgekeurd. Als er sprake is van een verkeerd gevuld voorlooprecord, kan de verzender van het retourbericht de foutcode die van toepassing is in het veld (naast foutcode ‘0001’ in het veld
CODE OPMERKING
CODE OPMERKING
(02) van het voorlooprecord plaatsen
(01)).
Wanneer de verzender van het retourbericht de overige records niet heeft beoordeeld, plaatst hij foutcode ‘0207 - Record niet beoordeeld, voorlooprecord ontbreekt of onjuist’ in alle overige detailrecords én in het sluitrecord. Let op! Hoewel de omschrijving van foutcode ‘0207’ suggereert dat deze foutcode ook bij een ontbrekend voorlooprecord gebruikt moet worden, is dat niet het geval. Hiervoor gelden de afspraken zoals beschreven in de volgende subparagraaf. Het voorlooprecord ontbreekt of is onleesbaar en daardoor niet te verwerken Welke afspraken gelden er wanneer het voorlooprecord ontbreekt of niet te verwerken is?
De ontvanger moet het EI-bericht in dat geval als een niet-geldig EI-bericht beschouwen.
De ontvanger van het EI-bericht is in dat geval niet verplicht om een retourbericht te versturen.
De ontvanger van het EI-bericht moet wel op een andere manier aan de verzender daarvan laten weten dat hij het EI-bericht niet kan verwerken. Het CVZ adviseert om het EI-bericht als bijlage naar de verzender mee terug te sturen.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
165
Het sluitrecord ontbreekt of is verkeerd gevuld Welke afspraken gelden er wanneer het sluitrecord ontbreekt of niet op de juiste manier is gevuld?
De verzender van het retourbericht gebruikt foutcode ‘0001 - Bericht is technisch onjuist’, gevolgd door een of meer foutcodes op rubriekniveau: Als het sluitrecord ontbreekt, plaatst de verzender van het retourbericht foutcode ‘0001’ in het voorlooprecord, omdat het bericht helemaal moet worden afgekeurd. Ook wanneer het sluitrecord wel voorkomt maar onjuist is, plaatst hij de foutcode in het voorlooprecord, omdat het om een technische fout gaat. Wanneer de verzender van het retourbericht de overige records niet heeft beoordeeld, plaatst hij foutcode ‘0208 - Records niet beoordeeld, sluitrecord ontbreekt of onjuist’ in het voorlooprecord én in alle detailrecords.
De nummering van de records is verkeerd. De nummering van de records in het heenbericht is verkeerd als de nummering niet oplopend en aansluitend is (er zit een gat in de nummering) of als er dubbele nummers voorkomen. Welke afspraken gelden er wanneer de nummering verkeerd is?
De verzender van het retourbericht gebruikt foutcode ‘0001 - Bericht is technisch onjuist’, gevolgd door een of meer foutcodes op rubriekniveau: De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0001’ in het voorlooprecord, omdat het bericht helemaal moet worden afgekeurd. De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0801 - Identificatie detailrecord ontbreekt of onjuist’ in de eerste detailregel die verkeerd is. De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0233 - Record niet beoordeeld zonder opgave van reden’ in alle daarop volgende detailrecords én in het sluitrecord.
12.4.4
EI-bericht op onderdelen afgekeurd
Een ontvanger kan de inhoud van een EI-bericht ook op onderdelen afkeuren. De standaardbeschrijvingen (zie paragraaf 12.1.1) beschrijven hoe de ontvanger in dat geval een retourbericht samenstelt. Met behulp van de gegevens
CODE OPMERKING
01 T/M 03 geeft de ontvanger aan
wat de reden van afkeuring is. In de standaardbeschrijving staat een verwijzing naar de volgende documenten op de website van Vektis¹, die de verzender van een retourbericht hierbij kan gebruiken:
AZR2.2 - Foutcodekoppeltabel (Excel-formaat); deze tabel geeft per berichtsoort aan welke codes opmerking de verzender van een retourbericht moet toepassen.
Codelijst ‘COD282-VEK1 - Code opmerking (01)’; deze codelijst geeft een totaaloverzicht van alle beschikbare codes.
¹ http://ei.vektis.nl
Ook als het gaat om één van de volgende drie situaties, moet de ontvanger een EI-bericht op onderdelen afkeuren: 1. Volgorde records is verkeerd of één of meer (verplichte) records ontbreken; 2. Één of meer records komen dubbel voor; 3. Één of meer detailrecords hebben een verkeerde recordlengte.
166
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Volgorde records is verkeerd of één of meer (verplichte) records ontbreken Welke afspraken gelden er wanneer de volgorde van de records verkeerd is of als er één of meer (verplichte) records ontbreken?
Als de logische/fysieke volgorde van de records verkeerd is, keurt de ontvanger van een EI-bericht alle cliënten af waarbij sprake is van deze fout;
De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0802 - Fysieke plaats record onjuist’ in het eerste record dat op de verkeerde plaats staat of in het record dat volgt op een ontbrekend record.
Één of meer records komen dubbel voor Een record komt dubbel voor als twee of meer records dezelfde fysieke sleutel hebben. Dit is géén reden om een bericht helemaal af te keuren. Welke afspraken gelden er wanneer één of meer records dubbel voorkomen? De afspraken die gelden, zijn afhankelijk van de situatie:
De dubbele records komen voor bij één cliënt. In dit geval keurt de ontvanger van het EI-bericht de cliënt af waarbij sprake is van deze fout. De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0803 Record is dubbel opgenomen’ in alle records met dezelfde fysieke sleutel.
De dubbele records komen verspreid voor bij twee of meer cliënten. In dit geval keurt de ontvanger van het EI-bericht alle cliënten af waarbij sprake is van deze fout, omdat niet bepaald kan worden welke cliëntgegevens juist zijn. De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0803 - Record is dubbel opgenomen’ in alle records met dezelfde fysieke sleutel.
Één of meer detailrecords hebben de verkeerde recordlengte Welke afspraken gelden er wanneer één of meer detailrecords een verkeerde lengte hebben?
De verzender van het retourbericht keurt alle cliënten af waarbij sprake is van deze fout.
De verzender van het retourbericht plaatst foutcode ‘0804 - Lengte record onjuist’ in het record met de verkeerde lengte. Hij plaatst deze foutcode in het veld
CODE OPMERKING.
Belangrijk hierbij is dat hij
de foutcode op de juiste fysieke plaats in het record moet plaatsen: Als het record te lang is, verwijdert hij het aantal posities uit het record dat nodig is om de juiste recordlengte te bereiken. Als het record te kort is, vult hij het record aan met het aantal spaties dat nodig is om de juiste recordlengte te bereiken. De totale recordlengte moet correct zijn. 12.4.5
Het EI-bericht heeft één of meer lege records
Welke afspraken gelden er wanneer het EI-bericht één of meer lege records heeft? De afspraken die gelden, zijn afhankelijk van de situatie:
Het lege record kan overgeslagen worden en veroorzaakt geen fout in het sluitrecord. De ontvanger mag een EI-bericht niet volledig afkeuren om deze reden en mag ook de cliënt niet afkeuren waarbij de blanco regel voorkomt. In dit geval geeft de ontvanger van het EI-bericht geen foutcode af.
Het lege record wordt meegeteld in de totaaltelling van de detailrecords en veroorzaakt hierdoor een fout in het sluitrecord. Alleen in deze situatie, moet de ontvanger een EI-bericht volledig afkeuren. Zie paragraaf 12.4.3 voor meer informatie.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
167
168
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
DEEL III BIJLAGEN
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
169
170
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
13
Bedrijfsregels
13.1
Waarom bedrijfsregels?
Het handboek bevat veel afspraken met een vrij algemeen karakter; het beschrijft een bepaalde werkwijze die wenselijk is. Voor een deel volstaan zulke afspraken. Echter, als het concreet gaat om het berichtenverkeer, en dan vooral over de manier waarop een ketenpartij een bepaald bericht moet vullen, is het niet altijd voldoende om de gewenste werkwijze te beschrijven. De Zorgregistratie is erbij gebaat als ketenpartijen gegevens zoveel mogelijk op dezelfde manier uitwisselen. Gedeeltelijk wordt dit al bereikt door de eenheid van definities en taal, maar daarbinnen is het voor bepaalde onderdelen toch nodig dat partijen op bericht- of veldniveau afspraken maken hoe zij gegevens uitwisselen in de AZR-keten. Dit kan bereikt worden met bedrijfsregels.
13.2
Wat zijn bedrijfsregels?
Bedrijfsregels zijn landelijke afspraken die worden vastgesteld door het CVZ. Het belangrijkste kenmerk van bedrijfsregels is dat ze te automatiseren zijn en daardoor ook meetbaar en testbaar zijn. Per bedrijfsregel geeft het CVZ aan voor welke berichtsoort(en) de regel geldt. Algemeen geldt dat een bedrijfsregel een verplichtend karakter heeft, dat wil zeggen dat partijen die bij dat bericht betrokken zijn, zich moeten houden aan de bedrijfsregel. Als het bericht niet voldoet aan één of meer onderdelen van een bedrijfsregel, móet de ontvangende partij het bericht afkeuren.
13.3
Waar kunt u de bedrijfsregels vinden?
Alle bedrijfsregels die op het moment van verschijnen van dit handboek gelden, heeft het CVZ opgenomen in een aparte, gebruiksvriendelijke bijlage bij dit handboek (in Excel-formaat). De bijlage heeft de naam ‘Bedrijfsregels AZR release 2.2 - versie <x> - <maand><jaar>’. Deze bijlage geeft u onder andere de mogelijkheid om filters te gebruiken bij het zoeken in de bedrijfsregels. Het CVZ publiceert de bijlage tegelijk met het handboek op www.zorgregistratie.nl. De belangrijkste bedrijfsregels staan ook genoemd in de afzonderlijke berichthoofdstukken in deel II van dit handboek. Als het CVZ na publicatie van het handboek een wijziging doorvoert in de vorm van een nieuwe of gewijzigde bedrijfsregel, dan informeert het CVZ u daarover via een afzonderlijk (besluiten)document op www.zorgregistratie.nl. In dat geval bevat dit document de nieuwe afspraken en moet u deze opvolgen.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
171
13.3.1
Opmerkingen bij de digitale bijlage
De digitale Excel-bijlage bevat alle bedrijfsregels die voor het gebruik van AZR release 2.2 gelden. De bijlage bevat twee groepen bedrijfsregels:
(technische) bedrijfsregels; deze bedrijfsregels bestonden al in AZR release 1.0. Het CVZ heeft er voor gekozen om deze apart te nummeren (Romeinse cijfers);
(algemene) bedrijfsregels; deze regels heeft het CVZ vastgesteld bij de realisatie van de AZR releases 2.1 en 2.2.
De bijlage met de bedrijfsregels bevat de volgende informatie: Opmerkingen digitale bijlage ‘Bedrijfsregels AZR release 2.2 - versie <x> - <maand><jaar>’. Kolom
Omschrijving
Nr.
Deze kolom bevat het nummer van de bedrijfsregel. Het CVZ wil ook in de toekomst vasthouden aan deze nummering. Als het CVZ een bedrijfsregel toevoegt of verwijdert, mag dat geen gevolgen hebben voor de bestaande nummering.
EI
Deze kolom geeft aan voor welk(e) bericht(en) de bedrijfsregel geldt. Let op! Tenzij uitdrukkelijk anders staat vermeld, is een bedrijfsregel die voor een regionaal bericht geldt ook automatisch van toepassing op het hieraan gekoppelde bovenregionale bericht.
Record
Deze kolom geeft aan op welk(e) record(s) binnen een EI-bericht de bedrijfsregel betrekking heeft.
GIS-code
Deze kolom geeft aan voor welk(e) gegeven(s) de regel geldt: de GIS-code (uit het EI-bericht). Let op! Een bedrijfsregel geldt alleen als het gegeven (veld) waarop de bedrijfsregel betrekking heeft gevuld is.
Omschrijving GIS-code
In deze kolom staat de omschrijving van het gegeven (veld) waarvoor de regel geldt: de omschrijving van de GIS-code (uit het EI-bericht).
Inhoud bedrijfsregel
Deze kolom geeft een omschrijving van de bedrijfsregel; om wat voor soort bedrijfsregel het gaat. De eerste groep bestaat uit de ‘technische bedrijfsregels’. Dit zijn meestal bedrijfsregels die al bestonden in de eerste release van AZR en waarvoor al bepaald was welke foutcode ketenpartijen moeten gebruiken (zie kolom ‘Code opm.’). Het CVZ heeft deze groep daarom gescheiden van de overige bedrijfsregels en deze bedrijfsregels ook een aparte (Romeinse) nummering gegeven. De tweede groep bestaat uit de ‘berichtspecifieke bedrijfsregels’. Dit zijn bedrijfsregels die het CVZ heeft vastgesteld bij de realisatie van de AZR releases 2.1 en 2.2. Bij deze groep is de foutcode die ketenpartijen moeten gebruiken afgestemd op het nummer van de bedrijfsregel. Het CVZ heeft de omschrijving(en) van de GIS-codes vetgedrukt opgenomen. De onderstreepte omschrijving geeft aan in welk gegeven (veld) de fout zich kan voordoen.
172
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Opmerkingen digitale bijlage ‘Bedrijfsregels AZR release 2.2 - versie <x> - <maand><jaar>’. Kolom
Omschrijving
Code opm.
Deze kolom toont welke foutcode ketenpartijen moeten gebruiken in een retourbericht als het heenbericht niet voldoet aan deze bedrijfsregel. Let op! Ketenpartijen moeten deze foutcode plaatsen in het record dat vermeld staat in de kolom ‘Record’.
Recordtypen
Deze kolom geeft gedetailleerd aan op welk(e) record(s) binnen een EI-bericht de bedrijfsregel betrekking heeft.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
173
174
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
14
Begrippenlijst
Begrippenlijst Begrip
Omschrijving
Activiteit
Een concreet uit te voeren handeling of set van handelingen die (samen met andere activiteiten) een zorgfunctie vorm en inhoud geeft.
Additionele zorg
Extra hoeveelheid zorg die het CIZ indiceert bovenop de hoogste klasse die voor een functie geldt.
AGB
Afkorting van Algemeen GegevensBeheer-zorgverleners.
AGB-code
Unieke code in Nederland van een door het CIBG toegelaten (erkende) zorgaanbieder. Een zorgaanbieder kan zowel een zorginstelling als individuele zorgverlener zijn. De codes worden beheerd door Vektis in het AGB-register.
AGB-register
Een database waarin gegevens van zorgaanbieders en zorgverleners staan geregistreerd. Deze registratie omvat, naast de algemene persoons- en praktijkinformatie, ook gegevens die belangrijk zijn voor de communicatie tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars, de AGB-codes. Het AGB-register wordt beheerd door Vektis.
Alfanumeriek veld
Veld dat alle voorkomende tekens zoals cijfers, letters en andere tekens mag bevatten.
Algemene Wet
Zie AWBZ
Bijzondere Ziektekosten AWBZ
Afkorting van Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Uit de AWBZ worden de kosten voor langdurige zorg betaald. Hierbij kunt u denken aan gehandicaptenzorg, verblijf in een verpleeghuis of langdurige geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg wordt niet vergoed onder de Zorgverzekeringswet (basisverzekering of aanvullende zorgverzekeringen). Iedereen die in Nederland woont of werkt is automatisch verzekerd voor AWBZzorg.
AWBZ-brede
Zie AZR
Zorgregistratie AWBZ-functies
De AWBZ kent vijf soorten zorg, waar cliënten aanspraak op kunnen maken. Deze verschillende soorten zorg worden (zorg)functies genoemd. De volgende AWBZ-functies worden onderscheiden: persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld hulp bij douchen en aankleden), verpleging (medische hulp thuis), behandeling (hulp om te genezen of om te voorkomen dat een handicap erger wordt), verblijf (vast of tijdelijk wonen in een instelling, bijvoorbeeld een verpleeghuis of verzorgingshuis en begeleiding (hulp om een opname in een instelling of verwaarlozing te voorkomen).
AWBZ-instelling
Een zorginstelling waar de zorg en/of het verblijf wordt betaald uit de AWBZ. Bijvoorbeeld een thuiszorginstelling, verzorgingshuis, een verpleeghuis, een instelling voor gehandicapten, een RIBW (Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen) of Het Dorp in Arnhem.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
175
Begrippenlijst (vervolg) Begrip AWBZ-zorg
Omschrijving Zorg die wordt betaald uit de AWBZ. Cliënten kunnen zelf kiezen voor zorg in natura of voor een persoonsgebonden budget. De AWBZ-zorg bestaat uit de AWBZ-functies. Naast deze functies vallen ook andere vormen van zorg onder de AWBZ. Zoals het uitlenen van hulpmiddelen, doventolkzorg en het rijksvaccinatieprogramma.
AZR
Afkorting van AWBZ-brede Zorgregistratie. AZR is een systeem voor het volgen van de cliënt in alle fasen van de keten via elektronisch berichtenverkeer: van de indicatie via het toewijzen en leveren van zorg tot het vaststellen van de eigen bijdrage. Het elektronisch berichtenverkeer vindt plaats op basis van landelijk vastgestelde standaarden, de Externe Integratiestandaarden (EI).
Bedrijfsregel
Een concrete, landelijk vastgestelde afspraak op bericht- of veldniveau over het gebruik van EI-berichten en de uitwisseling van gegevens binnen AZR.
Berichtvolgorde
De volgorde waarin ketenpartijen de berichten moeten verwerken, versturen en/of ontvangen.
BOPZ
Afkorting van wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen. Deze wet regelt de opname en de rechtspositie van cliënten die tegen hun wil worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, een instelling voor verstandelijk gehandicapten of psychogeriatrisch verpleeghuis en de voorwaarden voor dwangbehandeling. Ook regelt de wet de mogelijkheid tot zelfbindingcontracten.
Bovenregionale zorg
Er is sprake van bovenregionale zorg als een cliënt de zorg wil/gaat ontvangen van een zorgaanbieder die een contract heeft met een ander zorgkantoor dan het zorgkantoor in de regio waarin de cliënt woont.
BSN
Afkorting van burgerservicenummer. Uniek persoonsnummer van iedere burger die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).
Burgerservicenummer
Zie BSN
(Het) CAK
Afkorting van Centraal Administratie Kantoor. Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en is verantwoordelijk voor het betalen van de AWBZ-instellingen. Daarnaast heeft het CAK nog andere taken buiten de AWBZ.
Case-sensitive
Letterlijke vertaling: hoofdlettergevoelig. Het maken van onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters.
Case-insensitive
Letterlijke vertaling: hoofdletterongevoelig. Geen onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters.
176
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
CBP
Afkorting van College Bescherming Persoonsgegevens. Het CBP is een Nederlandse organisatie die toezicht houdt op het beheer van persoonsgegevens en heeft als taak om te onderzoeken of overheid en andere organisaties de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) naleven. Ook ziet het CBP toe op naleving van de Wet Gemeentelijke BasisAdministratie persoonsgegevens (Wet GBA).
Centraal Administratie
Zie CAK
Kantoor Centraal Informatiepunt
Zie CIBG
Beroepen Gezondheidszorg Centrum
Zie CIZ
indicatiestelling zorg CIBG
Afkorting van Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg. Het CIBG is een agentschap van het ministerie van VWS, dat belast is met een aantal wettelijke uitvoeringstaken op het gebied van zorgregisters (o.a. toelating zorginstellingen), identiteitsbeheer in de zorg (o.a. UZI-register en SBV-z) en beoordelen en verstrekken in de zorg. Doelgroepen van het CIBG zijn beleidsmakers, zorgverleners, partijen in de zorg en burgers.
CIZ
Afkorting van Centrum indicatiestelling zorg. Onafhankelijke, landelijke organisatie die bepaalt of een persoon recht heeft op AWBZ-zorg. Zo ja, op welke vorm van zorg, op welke hoeveelheid en voor welke periode.
College Bescherming
Zie CBP
Persoonsgegevens College voor
Zie CVZ
zorgverzekeringen Conditioneel veld
Veld waarbij beschreven is welke voorwaarden (condities) gelden voor het wel of niet vullen van het veld en op welke manier het gevuld moet worden.
CVZ
Afkorting van College voor zorgverzekeringen. Het CVZ is een zelfstandige overheidsorganisatie, die de uitvoering en financiering van de Zorgverzekeringswet en AWBZ coördineert. Taken van het CVZ zijn onder andere risicoverevening, zorg voor bijzondere groepen en pakketbeheer. In opdracht van het ministerie van VWS is het CVZ verantwoordelijk voor het tactisch beheer van de Zorgregistratie. Ook let het CVZ erop dat de uitvoering van de AWBZ doelmatig verloopt. Ten slotte stelt het CVZ elk kwartaal de landelijke rapportage samen, die onder andere laat zien hoe de wachtlijsten zich ontwikkelen.
Dagdeel
Aaneengesloten periode van maximaal vier uren
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
177
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Database
Een hoeveelheid gegevens die in één of meer tabellen bij elkaar staan. Deze gegevens zijn geordend in records. De records bestaan weer uit een aantal velden. Met behulp van software kan men deze gegevens bekijken, sorteren, aanpassen, toevoegen en verwijderen. Wordt ook gegevensverzameling genoemd.
Doorlopende zorg
Zorg waarbij de te leveren functie niet wijzigt en die door dezelfde zorgaanbieder voortgezet wordt nadat de cliënt een nieuw indicatiebesluit heeft ontvangen en/of het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing heeft verstuurd.
DSM-IV
Afkorting van Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders IV.
EI
Afkorting van Externe Integratiestandaard. Een EI-standaard bestaat uit een standaardbeschrijving en berichtspecificaties, bijvoorbeeld voor AZR-berichten. Vektis is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van EI-standaarden in de zorg.
EI-bericht
Elektronisch bericht dat wordt samengesteld op basis van een landelijk vastgestelde EI-standaard. Voorbeelden van EI-berichten zijn: het indicatiebesluitbericht, het zorgtoewijzingbericht, het melding aanvangzorgbericht en het mutatie-/eindezorgbericht.
Eigen bijdrage
Het deel van de kosten dat een persoon zelf betaalt voor ontvangen AWBZ- of Wmo-zorg.
Externe
Zie EI
Integratiestandaard Extramurale zorg
Zorg die buiten de muren van een instelling (bijvoorbeeld thuis) aan cliënten wordt geboden. In plaats van opname in een instelling kunt u drie van de vijf AWBZ-functies thuis ontvangen: persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding.
Functie
Zie zorgfunctie
GBA
Afkorting van Gemeentelijke BasisAdministratie. Landelijke, volledig geautomatiseerde administratie van persoonsgegevens om van een persoon de administratieve levensloop te kunnen vastleggen en bijhouden.
GBA-voorvoegseltabel
Landelijke tabel (tabel 60) die de GBA gebruikt. De tabel bevat alle geldige combinaties van één of meer voorzetsels en/of lidwoorden die samen met de geboortenaam de achternaam van een persoon vormen. Deze tabel wordt gebruikt om te bepalen welk deel van de naam als voorvoegsel of als geboortenaam moet worden geregistreerd. Als een deel van een achternaam niet voorkomt in de tabel, hoort dit deel bij de geboortenaam. Voorbeeld 1: Mohammed el Said; ‘el’ komt voor in de tabel. ‘El’ wordt als voorvoegsel vastgelegd en ‘Said’ als geboortenaam. Voorbeeld 2: Rachid Abu Dhabi; ‘Abu’ komt niet voor in de tabel. ‘Abu Dhabi’ wordt als geboortenaam geregistreerd.
178
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Geestelijke
Zie GGZ
GezondheidsZorg Gegeven
Met het begrip ‘gegeven’ in dit handboek wordt een gegevenselement uit een EI-standaard bedoeld. Wordt in de Vektis-documentatie ook aangeduid met ‘rubriek’.
Gemeentelijke
Zie GBA
BasisAdministratie GGZ
Afkorting van Geestelijke GezondheidsZorg. De geestelijke gezondheidszorg behandelt cliënten met psychische of psychiatrische problemen. Bijvoorbeeld kinderen met een autismestoornis, een persoon met een drankprobleem, schizofrenie of cliënten met een depressie.
GGZ-instelling
Instelling voor geestelijke gezondheidszorg waarbij cliënten terechtkunnen voor de behandeling van en begeleiding bij psychische of psychiatrische problemen. Bijvoorbeeld Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG), psychiatrische ziekenhuizen en Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen (RIBW).
GZ
Afkorting van GehandicaptenZorg
Herindicatie
Nieuwe vaststelling van de mate en aard van iemands zorgbehoefte omdat het recht op zorg eindigt of omdat er een nieuwe zorgvraag is. Voor AWBZ-zorg heeft u een indicatie nodig die is vastgesteld door het CIZ. Zonder indicatie krijgt u geen AWBZ-zorg. Wordt ook vervolgindicatie genoemd.
ICD10
Afkorting van International Classification of Diseases
ICF
Afkorting van International Classification of Functioning, disability and health.
Indicatie
Vaststelling van de mate en aard van iemands zorgbehoefte. Voor AWBZ-zorg heeft u een indicatie nodig die is vastgesteld door het CIZ. Zonder indicatie krijgt u geen AWBZ-zorg.
Indicatiebesluit
Besluit van het CIZ naar aanleiding van een (her)indicatie waarin staat of een persoon recht heeft op AWBZ-zorg. Wanneer dat het geval is, staat ook vermeld hoeveel zorg deze persoon krijgt en voor welke periode.
Indicatieorgaan
Onafhankelijk orgaan dat indicatiestelling verzorgt, bijvoorbeeld voor AWBZ- of jeugdzorg. Voor AWBZ-zorg vult het CIZ vaak de functie van indicatieorgaan in.
Intramurale zorg
Zorg die een zorgaanbieder binnen de muren van een instelling verleent aan cliënten die langer dan 24 uur in die instelling verblijven. Met intramurale functies in de AWBZ worden de volgende functies bedoeld: ‘Verblijf tijdelijk’ (functie 71), ‘Verblijf langdurig’ (functie 72) en ‘Behandeling met verblijf’ (functie 62).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
179
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Intramurale
(Woon)instelling die dag- en nachtzorg, hulpverlening en begeleiding biedt.
zorginstelling
Deze instelling biedt 24-uurszorg aan cliënten die intensieve zorg en begeleiding nodig hebben. Voorbeelden van intramurale zorginstellingen zijn verpleeg- of verzorgingshuizen, ziekenhuizen of instellingen voor cliënten met een verstandelijke of lichamelijke beperking.
Klasse
Een klasse geeft aan hoeveel uren zorg een cliënt per week nodig heeft. De klasse staat in het indicatiebesluit.
Mantelzorg
Zorg die personen vrijwillig en onbetaald verlenen aan cliënten met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen in hun familie, huishouden of sociale netwerk. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is en waarvoor anders een professionele hulpverlener nodig is. Betaling van mantelzorg is mogelijk vanuit een persoonsgebonden budget.
Ministerie van VWS
Zie VWS
Numeriek veld
Veld dat alleen uit cijfers mag bestaan.
Nederlandse
Zie NZa
Zorgautoriteit NZa
Afkorting van Nederlandse Zorgautoriteit De NZa is een toezichthouder voor de zorg. De NZa stelt de tarieven en budgetten vast voor instellingen en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, volgt en stimuleert de marktontwikkeling in de gezondheidszorg en ziet toe op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet.
Overbruggingszorg
Tijdelijke zorg die gedurende een wachtperiode wordt ingezet totdat de zorg volgens het indicatiebesluit beschikbaar is. Het gaat hier om de inzet van functies, anders dan geïndiceerd. Bijvoorbeeld een andere functie of een lagere klasse dan geïndiceerd.
Persoonsgebonden
Zie PGB
budget PGB
Afkorting van PersoonsGebonden Budget. Geldbedrag waarmee iemand zelf zorg, begeleiding, hulp(middelen) of voorzieningen vanuit de AWBZ, Wmo of Zorgverzekeringswet kan inkopen of inhuren. De cliënt kiest zelf de zorg- of hulpverleners, begeleiders of hulpmiddelen uit. Het PGB wordt gegeven door het zorgkantoor of de zorgverzekeraar. In AZR is PGB een leveringsvorm. Zie ook Zorg in Natura.
Record Recordsoort
Verzameling van gegevens in een database of bestand die bij elkaar horen. Aanduiding voor de soort van een verzameling van gegevens in een database of bestand die bij elkaar horen. Bijvoorbeeld een adresrecord bevat alle adresgegevens.
180
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
SBV-z
Afkorting van Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg. De SBV-z vormt voor de zorgsector de toegangspoort tot het burgerservicenummer (BSN). De SBV-z is opgericht in opdracht van het ministerie van VWS en is ondergebracht bij het agentschap CIBG.
Sectorale Berichten
Zie SBV-z
Voorziening in de Zorg Spoedzorg
Spoedzorg is noodzakelijke zorg (met of zonder verblijf) die een zorgaanbieder onmiddellijk moet verlenen. De situatie waarin spoedzorg wordt verleend, wordt ook wel crisis genoemd.
Transferzorg
Zorg die geïndiceerd is, maar tijdelijk door een niet-voorkeuraanbieder geleverd wordt. Zodra dit mogelijk is, wenst de cliënt de zorg te ontvangen van de voorkeuraanbieder.
Unieke
Zie UZOVI
ZOrgVerzekeraarsIdentif icatie UZOVI
Afkorting van Unieke ZOrgVerzekeraarsIdentificatie. Uniek nummer voor iedere zorgverzekeraar in Nederland (zie UZOVI-nummer).
UZOVI-nummer
Uniek nummer voor iedere zorgverzekeraar in Nederland. De nummers worden beheerd door Vektis in het UZOVI-register.
UZOVI-register
In het UZOVI-register worden de adresgegevens en het unieke UZOVI-nummer van zorgverzekeraars, gevolmachtigde assurantietussenpersonen, zorgkantoren, labelorganisaties en nevenvestigingen geregistreerd en onderhouden door Vektis.
Veegbesluit
Het actuele (recentste) indicatiebesluit van een cliënt. Dit besluit wordt het veegbesluit genoemd, omdat het CIZ bij het afgeven van een nieuw indicatiebesluit alle nog relevante informatie uit een voorgaand besluit meeneemt. Het CIZ overschrijft (veegt) daarmee de inhoud van het voorgaande indicatiebesluit per de ingangsdatum van het nieuwe indicatiebesluit.
Vektis
Vektis is het centrum voor informatie en standaardisatie voor de zorgverzekeraars. Eén van de taken van Vektis is de ontwikkeling en implementatie van standaarden voor elektronische informatie-uitwisseling. In opdracht van het CVZ voert Vektis verschillende beheertaken voor AZR uit, die betrekking hebben op de EI-standaarden en de bijbehorende codetabellen. Daarnaast heeft Vektis nog andere taken in de informatievoorziening aan zorgverzekeraars.
Veld
Onderdeel van een database of bestand dat een bepaald type gegevens bevat. Een database die gevuld is met NAW-gegevens bevat onder andere de velden ‘Naam’ en ‘Woonplaats’.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
181
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Verpleeghuis
Een instelling voor (meestal oudere) patiënten die (tijdelijk) niet meer zelfstandig kunnen leven en wonen omdat ze één of meer aandoeningen hebben. In een verpleeghuis krijgen ze langdurige zorg en medische behandeling.
Vervolgindicatie
Opnieuw vaststellen van de mate en aard van iemands zorgbehoefte omdat het recht op zorg eindigt of omdat er een nieuwe zorgvraag is. Voor AWBZ-zorg heeft u een indicatie nodig die is vastgesteld door het CIZ. Zonder indicatie krijgt u geen AWBZ-zorg. Wordt ook herindicatie genoemd.
Verzorgingshuis
Een instelling voor oudere cliënten die niet meer zelfstandig kunnen wonen en in het verzorgingshuis volledige of gedeeltelijke verzorging krijgen. Veel verzorgingshuizen hebben ook een verpleegafdeling en/of verzorgen aanvullende zorg aan huis om de wachtperiode voor opname te overbruggen of opname uit te stellen. De meeste verzorgingshuizen beschikken ook over zelfstandige woningen (aanleunwoningen) of serviceflats.
Volledig Pakket Thuis
Zie VPT
VPT
Afkorting van Volledig Pakket Thuis. Met deze regeling kunnen cliënten met een indicatiebesluit voor zorg met verblijf thuis blijven wonen. Ze krijgen dan thuis de zorg geleverd die ze anders in een intramurale zorginstelling zouden krijgen. Hieronder vallen onder andere het verstrekken van voeding, het schoonhouden van de leefruimte, enige recreatieve activiteiten en toezicht en bescherming.
VWS
Afkorting van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Als strategisch beheerder van de Zorgregistratie vult het ministerie van VWS de randvoorwaarden voor de Zorgregistratie in. VWS regelt bijvoorbeeld de financiering van de Zorgregistratie, stelt de uitwisseling van gegevens volgens de standaarden verplicht en bewaakt het bestuurlijk draagvlak om ervoor te zorgen dat de Zorgregistratie goed werkt. VWS kan daarmee besluiten nemen over de inhoud van en veranderingen in het berichtenverkeer.
WBP
Afkorting van Wet Bescherming Persoonsgegevens. De wet bepaalt dat bedrijven en instellingen een privacyreglement moeten hebben voor de registratie van gegevens van personen die in hun cliëntenbestanden zijn opgenomen. De wet bepaalt ook dat zij aan geregistreerde personen moeten vertellen waarvoor hun gegevens worden gebruikt. Deze wet vervangt sinds 2001 de Wet PersoonsRegistraties (WPR).
Wbsn-z
Afkorting van Wet gebruik BSN in de zorg. De wet die het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg regelt. Op 1 juni 2008 is deze wet in werking getreden. De wet bepaalt dat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en indicatieorganen het BSN moeten opnemen in hun administratie en gebruiken bij de uitwisseling van gegevens over hun patiënten.
182
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Wet Bescherming
Zie WBP
Persoonsgegevens Wet Bijzondere
Zie BOPZ
Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen Wet gebruik BSN in de
Zie Wbsn-z
zorg Wmo
Afkorting van Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De Wmo zorgt ervoor dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving. De Wmo regelt een samenhangend aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan cliënten die zorg nodig hebben. Het gaat daarbij om de lichtere vormen van hulp, bijvoorbeeld om hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen en hulp bij het opvoeden van kinderen.
Wet Maatschappelijke
Zie Wmo
Ondersteuning ZIN
Afkorting van Zorg In Natura. Zorg waarop iemand aanspraak kan maken volgens de AWBZ of de Zorgverzekeringswet en die geleverd wordt door een zorgaanbieder waarmee de zorgverzekeraar afspraken heeft gemaakt. De zorgaanbieder krijgt de geleverde zorg rechtstreeks door de zorgverzekeraar vergoed. In AZR is Zorg in Natura een leveringsvorm. Zie ook PGB.
ZN
Afkorting van Zorgverzekeraars Nederland. ZN is de brancheorganisatie van de zorgverzekeraars. ZN neemt deel aan verschillende overlegvormen die over de ontwikkeling van de Zorgregistratie gaan.
Zorg In Natura Zorg met verblijf
Zie ZIN AWBZ-zorg waarbij de cliënt (tijdelijk) in een instelling verblijft, zoals een verpleeghuis of een verzorgingshuis.
Zorg zonder verblijf
AWBZ-zorg waarbij de cliënt niet in een instelling verblijft.
Zorgaanbieder
Organisatie die beroepsmatig zorg levert. Bijvoorbeeld de huisartspraktijk, het verzorgingshuis of de fysiotherapiepraktijk.
Zorgfunctie
Samenhangend geheel van taken en activiteiten dat gericht is op het voldoen aan (een deel van de) individuele hulpvragen van een cliënt op het gebied van zorg en welzijn. Zie ook AWBZ-functies.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
183
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Zorgkantoor
Zelfstandig werkend kantoor dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van en controle op AWBZ-gefinancierde zorg en voor toekenning van persoonsgebonden budgetten. Taken van het zorgkantoor zijn het contracteren van zorginstellingen en deelnemen aan overleg (onder andere met zorggebruikers en zorgaanbieders) over het gewenste zorgaanbod in de regio. Verder zijn zorgkantoren betrokken bij afspraken over indicatiestelling, zorgtoewijzing en oplossingen voor wachtlijsten. Per regio is er één zorgverzekeraar aangewezen als zorgkantoor.
Zorgtoewijzing
Het zorgdragen voor de uitvoering van de geïndiceerde zorg door een zorgaanbieder. Hieronder valt ook het treffen van alternatieve voorzieningen ter overbrugging van de wachtperiode tot de geïndiceerde zorg geleverd kan worden. Zorgtoewijzing volgt na indicatiestelling en wordt voor AWBZ-zorg uitgevoerd door zorgkantoren en voor geïndiceerde jeugdzorg door de Bureaus Jeugdzorg.
Zorglevering
Het geven van zorg en/of de levering van voorzieningen, en alles wat met het proces van zorglevering te maken heeft. Zorglevering volgt na indicatiestelling en zorgtoewijzing en wordt voor AWBZ-zorg uitgevoerd door zorgaanbieders of zorgverleners.
Zorgverlener
Persoon die vrijwillig of beroepsmatig zorg verleent. Bijvoorbeeld de huisarts, de verpleeghuisarts of de mantelzorger.
Zorgverzekeraar
Organisatie die onder andere de Zorgverzekeringswet uitvoert en waarbij een zorgverzekering kan worden afgesloten.
Zorgverzekeraars
Zie ZN
Nederland Zorgverzekeringswet
Zie Zvw
Zorgvraag
Een verzoek om hulp of zorg. De zorgbehoefte kan door de cliënt of door zijn omgeving geuit worden. Wordt ook hulpvraag genoemd.
Zorgzwaartebekostiging
Een manier van bekostiging om vanaf 2009 geld voor langdurige, intramurale zorg in Nederland beter te verdelen. Zorgzwaartebekostiging gaat uit van de individuele zorgbehoefte van een cliënt die in een instelling verblijft. Bij zorgzwaartebekostiging bepalen de soort zorg en de hoeveelheid zorg die een cliënt nodig heeft, hoeveel geld een zorginstelling krijgt. Bieden instellingen vooral zorg aan cliënten die weinig zorg nodig hebben? Dan ontvangen deze zorginstellingen minder geld dan zorginstellingen met cliënten die veel zorg nodig hebben. De zorgbehoefte van de cliënt wordt uitgedrukt in een per cliëntgroep vastgesteld zorgzwaartepakket (ZZP). Een ZZP wordt aan de bewoner gekoppeld in de vorm van een persoonsvolgend budget.
ZorgZwaartePakket
184
Zie ZZP
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Begrippenlijst (vervolg) Begrip
Omschrijving
Zvw
Afkorting van Zorgverzekeringswet. De Zvw regelt een verplichte basisverzekering voor kortdurende, op genezing gerichte zorg voor iedereen die rechtmatig in Nederland woont of die hier loonbelasting betaalt. De wet is in werking getreden op 01-01-2006 en vervangt de ZiekenFondsWet (ZFW), de Wet op de Toegang tot Ziektekostenverzekeringen (WTZ) en de Wet Medefinanciering Oververtegenwoordiging Oudere Ziekenfondsverzekerden (MOOZ).
ZZP
Afkorting van ZorgZwaartePakket. Standaardbeschrijving voor vastgestelde cliëntgroepen met een indicatiebesluit voor zorg met verblijf, waarin een beschrijving staat van het cliëntprofiel, een globale omschrijving van het benodigde pakket aan zorg, het aantal benodigde uren zorg, de omgeving waarin de zorg geleverd wordt en de leveringsvoorwaarde. In de zorgzwaartebekostiging worden ZZP’s gebruikt om te bepalen hoeveel geld een intramurale instelling voor een cliënt krijgt. De indicatiestelling voor ZZP's wordt uitgevoerd door het CIZ.
Het CVZ heeft de volgende bronnen geraadpleegd om bovenstaande begrippenlijst samen te stellen: 1. Woordenlijst zorgbegrippen VWS; 2. Thesaurus zorg en welzijn; 3. Informatiepunt BSN in de zorg en landelijk EPD; 4. Begrippenlijst Nictiz; 5. CIZ Indicatiewijzer (versie 2.0 - juli 2009) 6. kiesBeter.nl; 7. Computerwoorden.nl.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
185
186
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15
Praktijkvoorbeelden
15.1
Toelichting
In dit hoofdstuk treft u een aantal praktijkvoorbeelden van cliëntsituaties aan. De voorbeelden zijn gegroepeerd per berichtsoort:
paragraaf 15.2; praktijkvoorbeeld met betrekking tot het indicatiebesluitbericht (IO31);
paragraaf 15.3; praktijkvoorbeelden met betrekking tot het zorgtoewijzingbericht (AW33);
paragraaf 15.4; praktijkvoorbeelden met betrekking tot het melding aanvangzorgbericht (AW35);
paragraaf 15.5; praktijkvoorbeelden met betrekking tot het mutatie-/eindezorgbericht (AW39);
paragraaf 15.6; praktijkvoorbeeld met betrekking tot het melding aanvangzorgbericht ZK-CAK (CA317);
paragraaf 15.7; praktijkvoorbeeld met betrekking tot de bovenregionale berichten (ZKxx).
Het CVZ wijst erop dat de praktijkvoorbeelden vooral bedoeld zijn om onderwerpen die eerder in dit handboek staan beschreven te verduidelijken. Daarom geven de voorbeelden vaak geen volledige beschrijving van het totale berichtenproces in de keten (retourberichten zijn bijvoorbeeld standaard niet opgenomen). Bovendien zijn de voorbeelden zelf ook niet uitputtend, dat wil zeggen dat niet alle mogelijke scenario’s worden beschreven. Wanneer er voetnoten in de voorbeelden worden gebruikt, is het volgende van toepassing:
¹ Eventueel mag de zorgaanbieder ook het veld combinatie met het veld de
BEGINDATUM FUNCTIE
BEGINDATUM FUNCTIE.
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
vullen, bij voorkeur niet in
Wanneer beide velden gevuld zijn, moet het zorgkantoor
als startdatum van de zorg gebruiken. De velden mogen niet allebei leeg zijn
(bedrijfsregel 89).
² Bij een intramurale functie is de zorgaanbieder verplicht om het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
te vullen
met de daadwerkelijke startdatum van de zorg (bedrijfsregel 116).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
187
15.2
Praktijkvoorbeeld indicatiebesluitbericht (IO31)
In deze paragraaf vindt u het volgende praktijkvoorbeeld uitgewerkt met betrekking tot het indicatiebesluitbericht (IO31):
voorbeeld 1; Het CIZ neemt twee ZZP’s op in één indicatiebesluitbericht.
Verder verwijst het CVZ naar de hieronder genoemde praktijkvoorbeelden in andere paragrafen van dit hoofdstuk, waarin ook informatie over het indicatiebesluitbericht te vinden is.
Praktijkvoorbeelden met betrekking tot het zorgtoewijzingbericht: voorbeeld 3; Intrekking zorg omdat de zorgbehoefte gewijzigd is; de zorgaanbieder blijft dezelfde. voorbeeld 4; Intrekking zorg omdat zowel de zorgbehoefte als de zorgaanbieder gewijzigd zijn. voorbeeld 9; Intrekking zorg omdat de cliënt een nieuw indicatiebesluit ontvangt, waaruit blijkt dat de cliënt geen recht meer heeft op zorg. voorbeeld 10; Intrekking zorg omdat de cliënt een nieuw indicatiebesluit ontvangt, waaruit blijkt dat het recht op zorg gewijzigd is.
Praktijkvoorbeelden met betrekking tot het melding aanvangzorgbericht: voorbeeld 16; Berichtvolgorde bij een nieuw indicatiebesluit en een nieuwe zorgtoewijzing; voorbeeld 17; Berichtvolgorde bij een gelijkblijvend indicatiebesluit en een nieuwe/gewijzigde zorgtoewijzing;
Praktijkvoorbeelden met betrekking tot het mutatie-/eindezorgbericht: voorbeeld 30; Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid: De cliënt is in zorg, verblijft tijdelijk in een ziekenhuis en wordt daarna overgeplaatst naar een verpleeghuis. voorbeeld 31; Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid: De cliënt is nog niet in zorg, verblijft tijdelijk in een ziekenhuis en wordt daarna overgeplaatst naar een verpleeghuis. voorbeeld 32; Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid: De cliënt is in zorg, verblijft tijdelijk in een ziekenhuis en revalideert daarna in een verpleeghuis.
188
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.2.1
Meerdere indicaties in één indicatiebesluitbericht
Voorbeeld 1: Twee ZZP’s in één indicatiebesluitbericht De cliënt, 86 jaar, woont per 01-02-2010 in verzorgingshuis VZH1 op basis van een indicatie voor een ZZP (3VV). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
Op 01-10-2010 komt de cliënt ten val en breekt een heup. In het ziekenhuis constateert de arts dat de cliënt een operatie moet ondergaan, waarop de cliënt een nieuwe heup krijgt. Na de operatie is het belangrijk dat de cliënt weer goed leert lopen. Op advies van de arts vraagt de cliënt daarom revalidatiezorg aan bij het CIZ met ingang van 08-10-2010. De verwachting is dat de cliënt na zes maanden (per 01-04-2011) weer zal terugkeren naar zijn vertrouwde kamer in verzorgingshuis VZH1 op basis van het ZZP (3VV). Het CIZ verstuurt één nieuw indicatiebesluit voor beide ZZP’s naar het zorgkantoor. Voor de revalidatieperiode geeft het CIZ een indicatie af voor een ZZP (9VV). Met deze indicatie kan de cliënt in het verpleeghuis (met voorkeuraanbieder VPH1) revalideren. Daarnaast neemt het CIZ in het indicatiebesluit op dat de cliënt aansluitend weer terug kan naar het verzorgingshuis VZH1 op basis van een ZZP (3VV). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
08-10-2010
31-03-2011
VPH1
2
PV
K4
08-10-2010
31-03-2011
VPH1
2
VP
K2
08-10-2010
31-03-2011
VPH1
2
BG-IND
K4
08-10-2010
31-03-2011
VPH1
2
BH-VBF
99
08-10-2010
31-03-2011
VPH1
2
VB-LDU
KE7
01-04-2011
01-04-2016
VZH1
2
PV
K4
01-04-2011
01-04-2016
VZH1
2
VP
K1
01-04-2011
01-04-2016
VZH1
2
BG-IND
K1
01-04-2011
01-04-2016
VZH1
2
BH-VBF
99
01-04-2011
01-04-2016
VZH1
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
189
Naar aanleiding van dit indicatiebesluit verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing (intrekking) naar VZH1 op basis van indicatiebesluit 1. Daarnaast verstuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing op basis van indicatiebesluit 2 voor het ZZP (9VV) naar zorgaanbieder VPH1 en een zorgtoewijzing voor het ZZP (3VV) naar zorgaanbieder VZH1. Het verzorgingshuis weet op deze manier dat de kamer voor de cliënt gereserveerd kan blijven. Op basis van de zorgtoewijzing door het zorgkantoor start VPH1 de revalidatiezorg en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Op 01-03-2011 blijkt dat de revalidatie van de cliënt langzamer verloopt dan verwacht. Er is een maand langer revalidatiezorg nodig. Daarom vraagt de cliënt een herindicatie aan bij het CIZ om de geldigheidsperiode van de indicatie voor het ZZP (9VV) te verlengen. Het CIZ verstuurt hierop een nieuw indicatiebesluit, waarin de geldigheidsduur van de indicatie voor het ZZP (9VV) wordt verlengd en de ingangsdatum van het ZZP (3VV) wordt uitgesteld. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 3; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 3
VB-LDU
KE7
01-03-2011
30-04-2011
VPH1
3
PV
K4
01-03-2011
30-04-2011
VPH1
3
VP
K2
01-03-2011
30-04-2011
VPH1
3
BG-IND
K4
01-03-2011
30-04-2011
VPH1
3
BH-VBF
99
01-03-2011
30-04-2011
VPH1
3
VB-LDU
KE7
01-05-2011
01-05-2016
VZH1
3
PV
K4
01-05-2011
01-05-2016
VZH1
3
VP
K1
01-05-2011
01-05-2016
VZH1
3
BG-IND
K1
01-05-2011
01-05-2016
VZH1
3
BH-VBF
99
01-05-2011
01-05-2016
VZH1
Naar aanleiding van dit indicatiebesluit verstuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing op basis van indicatiebesluit 3 voor het ZZP (9VV) naar zorgaanbieder VPH1 en een zorgtoewijzing voor het ZZP (3VV) naar zorgaanbieder VZH1. Op basis van de nieuwe zorgtoewijzing door het zorgkantoor verstuurt VPH1 een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor voor de verlenging van de revalidatiezorg.
190
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.3
Praktijkvoorbeelden zorgtoewijzingbericht (AW33)
In deze paragraaf vindt u de volgende praktijkvoorbeelden uitgewerkt met betrekking tot het zorgtoewijzingbericht (AW33):
voorbeeld 2; Intrekking zorg omdat de zorgaanbieder de zorg aan de cliënt niet kan of wil leveren.
voorbeeld 3; Intrekking zorg omdat de zorgbehoefte gewijzigd is; de zorgaanbieder blijft dezelfde.
voorbeeld 4; Intrekking zorg omdat zowel de zorgbehoefte als de zorgaanbieder gewijzigd zijn.
voorbeeld 5; Intrekking zorg nadat de zorgaanbieder gemeld heeft dat de zorglevering aan de cliënt
voorbeeld 6; Intrekking zorg omdat de cliënt de zorg van een andere zorgaanbieder wil ontvangen.
voortijdig beëindigd is en het zorgkantoor de zorg kan intrekken.
voorbeeld 7; Intrekking zorg omdat de cliënt de zorg van een andere bovenregionale zorgaanbieder wil ontvangen.
voorbeeld 8; Intrekking zorg omdat het zorgkantoor de toegewezen klasse wijzigt.
voorbeeld 9; Intrekking zorg omdat de cliënt een nieuw indicatiebesluit ontvangt, waaruit blijkt dat
voorbeeld 10; Intrekking zorg omdat de cliënt een nieuw indicatiebesluit heeft ontvangen, waaruit
de cliënt geen recht meer heeft op zorg. blijkt dat het recht op zorg gewijzigd is.
voorbeeld 11; Intrekking zorg omdat de cliënt de zorg van een andere zorgaanbieder wil ontvangen tijdens de eerste van twee afbouwfases. Het zorgkantoor heeft nog niet voor alle toegewezen functies een melding aanvang zorg ontvangen.
voorbeeld 12; Intrekking zorg omdat de zorgaanbieder niet langer zorg aan de cliënt kan of wil leveren tijdens de eerste van twee afbouwfases. Het zorgkantoor heeft nog niet voor alle toegewezen functies een melding aanvang zorg ontvangen.
voorbeeld 13; Intrekking zorg omdat de cliënt de zorg van een andere zorgaanbieder wil ontvangen tijdens de laatste van twee afbouwfases. Het zorgkantoor heeft voor alle toegewezen functies een melding aanvang zorg ontvangen.
voorbeeld 14; Het CIZ indiceert de zorg in meerdere etappes met verschillende klassen. Het zorgkantoor stuurt de zorgtoewijzing in één zorgtoewijzingbericht naar de betrokken zorgaanbieders.
voorbeeld 15; Het CIZ indiceert de zorg in meerdere etappes met verschillende klassen. Het zorgkantoor stuurt de zorgtoewijzing in meer dan één zorgtoewijzingbericht naar de betrokken zorgaanbieders.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
191
15.3.1
Intrekking zorg
Voorbeeld 2: Zorgaanbieder wil/kan gewenste zorg niet leveren De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (3VV) met voorkeuraanbieder ZA1. Het zorgkantoor wijst de functies uit het indicatiebesluit toe aan ZA1 met ingangsdatum 01-07-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
ZA1 wil/kan de gewenste zorg niet leveren en stuurt een mutatie-/eindezorgbericht met MUTATIE/EINDE
CODE REDEN
AWBZ-ZORG ’11 – Zorgaanbieder weigert functie’ om het zorgkantoor hierover te informeren.
Op basis hiervan trekt het zorgkantoor de toegewezen zorg aan ZA1 in. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2010
ZA1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2010
ZA1
1
VP
K1
01-07-2010
01-07-2010
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2010
ZA1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2010
ZA1
Het zorgkantoor vult in dit geval de
GEWENSTE EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
met dezelfde waarde als de
GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE.
Het CVZ adviseert dit ook te doen wanneer de zorgaanbieder een mutatie-/eindezorgbericht met REDEN MUTATIE/EINDE
verstuurt, waarbij de TOEGEWEZEN FUNCTIE.
CODE
AWBZ-ZORG ’11 – Zorgaanbieder weigert functie’ of ‘12 - Cliënt weigert functie’ MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG groter is dan de oorspronkelijke
GEWENSTE STARTDATUM
Op die manier blijft er geen zorgtoewijzingperiode ‘open’ staan.
ZA1 hoeft op basis van het intrekkingbericht geen verdere actie te ondernemen. Immers, er is geen zorg geleverd en het zorgkantoor trekt de zorgtoewijzing volledig in.
192
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 3: Andere zorgbehoefte, gelijkblijvende zorgaanbieder (er is wel zorg geleverd) De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ met voorkeuraanbieder ZA1. Het zorgkantoor wijst de functies uit het indicatiebesluit toe aan ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
ZA1 start de zorg per 01-07-2009 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Dan blijkt dat de cliënt met ingang van 01-10-2010 opgenomen moet worden. Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af. De voorkeuraanbieder is dezelfde als in het eerste indicatiebesluit. Voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ is er sprake van doorlopende zorg (zie Begrippenlijst); dezelfde zorgaanbieder levert dezelfde functies. Deze functies worden aangevuld met andere functies uit het ZZP (3VV). Omdat het hier gaat om een nieuw indicatiebesluit, moet het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing maken. Voor de betrokken zorgaanbieders geldt dat een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit een eventueel aanwezige zorgtoewijzing op basis van een voorgaand indicatiebesluit in zijn geheel vervangt. In dit geval verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing om ZA1 te informeren over indicatiebesluit 2. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
VB-LDU
KE7
01-10-2010
01-10-2015
ZA1
2
PV
K4
01-10-2010
01-10-2015
ZA1
2
VP
K1
01-10-2010
01-10-2015
ZA1
2
BG-IND
K1
01-10-2010
01-10-2015
ZA1
2
BH-VBF
99
01-10-2010
01-10-2015
ZA1
Uit de nieuwe toewijzing kan de zorgaanbieder afleiden dat de eerste zorgtoewijzing niet meer geldig is tot en met 01-07-2011, maar tot en met 30-09-2010 (= startdatum indicatiebesluit 2 minus één dag). De zorgaanbieder reageert met een melding aanvang zorg (op basis van indicatiebesluit 2) op de nieuwe zorgtoewijzing. Omdat er sprake is van doorlopende zorg, stuurt de zorgaanbieder géén mutatie-/eindezorgbericht op basis van indicatiebesluit 1 (zie paragraaf 7.1.3).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
193
Voorbeeld 4: Gewijzigde zorgbehoefte, andere zorgaanbieder (er is wel zorg geleverd) De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ met voorkeuraanbieder ZA1. Het zorgkantoor wijst de functies uit het indicatiebesluit toe aan ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
ZA1 start de zorg per 01-07-2009 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Een jaar later blijkt dat de cliënt met ingang van 01-07-2010 opgenomen moet worden in een verzorgingshuis. Op basis van de gewijzigde zorgbehoefte geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af voor een ZZP (4VV) met ingangsdatum 01-07-2010 en voorkeuraanbieder ZA2. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
PV
K3
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
BG-IND
K3
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
Omdat het hier gaat om een nieuw indicatiebesluit, moet het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing maken. Voor de betrokken zorgaanbieders geldt dat een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit een eventueel aanwezige zorgtoewijzing op basis van een voorgaand indicatiebesluit in zijn geheel vervangt. Het zorgkantoor verstuurt twee zorgtoewijzingberichten. Omdat ZA1 niet voorkomt in het nieuwe indicatiebesluit, verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzingbericht (intrekking) naar ZA1 op basis van indicatiebesluit 1. Omdat het tweede indicatiebesluit ingaat op 01-07-2010, mag ZA1 tot en met 30-062010 zorg leveren. Het zorgkantoor hanteert daarom als einddatum voor de intrekking de ingangsdatum van het tweede indicatiebesluit, minus één dag. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
30-06-2010
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
30-06-2010
ZA1
194
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Omdat ZA1 zorg heeft geleverd aan de cliënt, reageert hij op het intrekkingbericht met een mutatie/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’17 - Overplaatsing’. Omdat de
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG met ingang van 01-01-2010 niet in de toekomst mag liggen, verstuurt de zorgaanbieder dit bericht pas óp of ná 30-06-2010! Als er nog geen zorg is geleverd, verstuurt ZA1 geen mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Naast de intrekking aan ZA1 verstuurt het zorgkantoor ook een zorgtoewijzingbericht naar ZA2 om deze zorgaanbieder volledig te informeren over het tweede indicatiebesluit. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
PV
K3
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
BG-IND
K3
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
2
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
ZA2
ZA2 reageert op de zorgtoewijzing met een melding aanvang zorg.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
195
Voorbeeld 5: Zorgaanbieder meldt voortijdige beëindiging van zorglevering De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (3VV) met voorkeuraanbieder ZA1. Het zorgkantoor wijst de functies uit het indicatiebesluit toe aan ZA1 met ingangsdatum 01-07-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
ZA1
ZA1 start de zorg per 01-07-2010 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Op 30-06-2011 gaat de cliënt met ontslag. ZA1 stuurt voor alle toegewezen functies een mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie is
beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’. Het zorgkantoor reageert hierop met een intrekkingbericht naar ZA1 met de volgende inhoud: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
30-06-2011
ZA1
1
PV
K4
01-07-2010
30-06-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2010
30-06-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
30-06-2011
ZA1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
30-06-2011
ZA1
196
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 6: Cliënt wijzigt voorkeuraanbieder De cliënt heeft een indicatie voor de functies uit onderstaande tabel. Het zorgkantoor wijst de functies uit het indicatiebesluit toe aan drie verschillende zorgaanbieders ZA1, ZA2 en ZA3 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1, ZA2 en ZA3 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K2
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K0
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
1
BG-GRP
KD03
01-07-2009
01-07-2011
ZA3
Dan wijzigt de cliënt van voorkeuraanbieder voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’: hij wil deze functie met ingang van 01-11-2009 niet meer van ZA1, maar van ZA2 ontvangen. Naar aanleiding hiervan stuurt het zorgkantoor een intrekkingbericht aan ZA1 met de volgende inhoud: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K2
01-07-2009
31-10-2009
ZA1
1
VP
K0
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
1
BG-GRP
KD03
01-07-2009
01-07-2011
ZA3
Daarnaast stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing aan ZA2 met de volgende inhoud: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K2
01-11-2009
01-07-2011
ZA2
1
VP
K0
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
1
BG-GRP
KD03
01-07-2009
01-07-2011
ZA3
Het zorgkantoor stuurt de tweede en derde zorgtoewijzing niet naar ZA3, omdat er voor deze zorgaanbieder geen wijzigingen in de toegewezen zorg zijn.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
197
Voorbeeld 7: Cliënt wijzigt een bovenregionale voorkeuraanbieder Het proces om regionaal een zorgtoewijzing in te trekken, is ook toepasbaar op het bovenregionale berichtenverkeer. Een regionaal zorgkantoor (in regio A) kan een zorgtoewijzingbericht naar een bovenregionaal zorgkantoor (in regio B) versturen en de zorgtoewijzing op een later moment wijzigen of intrekken. Het regionale zorgkantoor stuurt dan een gewijzigde zorgtoewijzing naar het bovenregionale zorgkantoor. De cliënt heeft een indicatie voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ met voorkeuraanbieder ZA1. Dit is een bovenregionale zorgaanbieder. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar regionale zorgkantoor (regio A) IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K4
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Het zorgkantoor (regio A) wijst de zorg toe aan de voorkeuraanbieder met ingangsdatum 01-07-2009. Omdat het hier gaat om een bovenregionale zorgaanbieder, verstuurt het zorgkantoor (regio A) hiervoor een bovenregionale zorgtoewijzing (ZK33) naar het bovenregionale zorgkantoor (regio B) met de volgende inhoud: Bovenregionale zorgtoewijzing 1 (ZK33); gaat van zorgkantoor (regio A) naar zorgkantoor (regio B) IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt het bericht en stuurt een zorgtoewijzing (AW33) naar ZA1 met de volgende inhoud: Zorgtoewijzing 1 (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Op 15-08-2009 wijzigt de cliënt van voorkeuraanbieder. De cliënt wenst de zorg in het vervolg te ontvangen van zorgaanbieder ZA2 (uit dezelfde regio) en meldt dit aan het zorgkantoor (regio A). Dit zorgkantoor wijzigt de zorgtoewijzing en stuurt een nieuwe, bovenregionale zorgtoewijzing naar het zorgkantoor (regio B) met een intrekking van de functie ‘Persoonlijke verzorging’ voor ZA1 en een toewijzing van diezelfde functie voor ZA2. De inhoud van de bovenregionale zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Bovenregionale zorgtoewijzing 2 (ZK33); gaat van zorgkantoor (regio A) naar zorgkantoor (regio B) IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-07-2009
14-08-2009
ZA1
1
PV
K4
15-08-2009
01-07-2011
ZA2
198
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Het zorgkantoor (regio B) zet de berichten om naar AW33-zorgtoewijzingen en verstuurt twee nieuwe zorgtoewijzingberichten, namelijk een intrekking naar ZA1 en een zorgtoewijzing naar ZA2. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking) (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
14-08-2009
Zorgaanbieder
ZA1
De inhoud van de zorgtoewijzing aan ZA2 ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3 (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA2 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
15-08-2009
01-07-2011
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Zorgaanbieder
ZA2
199
Voorbeeld 8: Gewijzigde toegewezen klasse De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ met voorkeuraanbieder ZA1. Het zorgkantoor wijst beide functies uit het indicatiebesluit toe aan ZA1 met ingangsdatum 01-09-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-09-2009
01-09-2011
ZA1
1
VP
K3
01-09-2009
01-09-2011
ZA1
Met ingang van 01-11-2009 verlaagt het zorgkantoor de toewijzing voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ naar klasse 2. De voorkeuraanbieder blijft ZA1. Om bij een wijziging in de zorgtoewijzing waarbij de zorgaanbieder gelijk blijft, overlap in twee opvolgende zorgtoewijzingberichten te voorkomen, stuurt het zorgkantoor ook het zorgtoewijzingrecord (in dit geval Persoonlijke Verzorging, klasse 4) uit het vorige zorgtoewijzingbericht mee. Het ‘oude’ zorgtoewijzingrecord voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ krijgt daarbij als EINDDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
de
GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
GEWENSTE
van de nieuwe
zorgtoewijzingrecords (01-11-2009), minus 1 dag (bedrijfsregel 67) = 31-10-2009. De inhoud van de tweede zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-09-2009
31-10-2009
ZA1
1
PV
K2
01-11-2009
01-09-2011
ZA1
1
VP
K3
01-09-2009
01-09-2011
ZA1
200
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 9: Nieuwe indicatie: cliënt heeft geen recht meer op zorg De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ met voorkeuraanbieder ZA1. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K4
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Het zorgkantoor wijst beide functies uit het indicatiebesluit toe aan ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
ZA1 start de zorg per 01-07-2009 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Dan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af, waaruit blijkt dat de cliënt met ingang van 01-10-2009 geen recht op zorg meer heeft. De manier waarop het CIZ dit vastlegt, staat beschreven in subparagraaf ‘Negatief indicatiebesluit: de cliënt heeft geen recht meer op zorg’ van paragraaf 4.3.3. De inhoud van het tweede indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
PV
K4
01-10-2009
01-10-2009
ZA1
2
VP
K3
01-10-2009
01-10-2009
ZA1
Het zorgkantoor moet naar aanleiding hiervan een zorgtoewijzingbericht (intrekking) naar ZA1 versturen op basis van het negatieve indicatiebesluit van het CIZ. In dit bericht vult het zorgkantoor het veld GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
met de
DATUM INGANG GEÏNDICEERDE FUNCTIE
uit het tweede
indicatiebesluit. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
PV
K4
01-10-2009
01-10-2009
ZA1
2
VP
K3
01-10-2009
01-10-2009
ZA1
Let op! De intrekking van de zorgtoewijzing door het zorgkantoor komt voort uit een nieuw indicatiebesluit. De zorgaanbieder moet de intrekking daarom beschouwen als een nieuwe zorgtoewijzing naar aanleiding van een nieuw indicatiebesluit. Daarom moet ZA1 deze zorgtoewijzing
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
201
dan ook (zoals gebruikelijk) met een melding aanvang zorg beantwoorden. Vervolgens moet ZA1 de beëindiging van de zorg bevestigen door een mutatie-/eindezorgbericht te sturen naar het zorgkantoor. Dit mutatie-/eindezorgbericht moet aansluiten op de nieuwe zorgtoewijzing (gebaseerd op het tweede indicatiebesluit) en bevat als
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie is beëindigd
(zorgtoewijzing intrekken)’.
202
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 10: Nieuwe indicatie: cliënt heeft nog recht op deel van de zorg De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ met voorkeuraanbieders ZA1 en ZA2. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K4
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Het zorgkantoor wijst beide functies uit het indicatiebesluit toe aan de voorkeuraanbieders met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
De zorgaanbieders starten de zorg per 01-07-2009 en versturen hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Dan geeft het CIZ een tweede indicatiebesluit af, waaruit blijkt dat de cliënt met ingang van 01-10-2009 alleen nog recht heeft op de functie ‘Persoonlijke verzorging’, klasse 2. De inhoud van het tweede indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
PV
K2
01-10-2009
01-07-2011
ZA1
Omdat het hier gaat om een nieuw indicatiebesluit, moet het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing maken. Voor de betrokken zorgaanbieders geldt dat een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit een eventueel aanwezige zorgtoewijzing op basis van een voorgaand indicatiebesluit in zijn geheel vervangt. Omdat ZA2 niet voorkomt in het nieuwe indicatiebesluit, verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzingbericht (intrekking) naar ZA2 op basis van het eerste indicatiebesluit. Het zorgkantoor hanteert als einddatum voor de intrekking de ingangsdatum van het tweede indicatiebesluit, minus één dag. Omdat het tweede indicatiebesluit ingaat op 01-10-2009, mag ZA2 tot en met 30-09-2009 zorg leveren. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-07-2009
30-09-2009
ZA1
1
VP
K3
01-07-2009
30-09-2009
ZA2
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
203
Omdat ZA2 zorg heeft geleverd aan de cliënt, reageert hij op het intrekkingbericht met een mutatie/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie is beëindigd
(zorgtoewijzing intrekken)’. Als er nog geen zorg is geleverd, hoeft ZA2 geen mutatie-/eindezorgbericht te versturen. Naast de intrekking aan ZA2 verstuurt het zorgkantoor ook een zorgtoewijzingbericht naar ZA1 om deze zorgaanbieder volledig te informeren over het tweede indicatiebesluit. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
2
Functie
PV
Klassecode
K2
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-10-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Uit de nieuwe zorgtoewijzing kan ZA1 afleiden dat de eerste zorgtoewijzing niet meer geldig is tot en met 01-07-2014, maar tot en met 30-09-2009 (= startdatum indicatiebesluit 2 minus één dag). ZA1 reageert met een melding aanvang zorg (op basis van indicatiebesluit 2) op de nieuwe zorgtoewijzing. Omdat er sprake is van doorlopende zorg, stuurt de zorgaanbieder géén mutatie-/eindezorgbericht op basis van indicatiebesluit 1 (zie paragraaf 7.1.3).
204
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.3.2
Opbouw en afbouw van zorg
Voorbeeld 11: Intrekken zorgtoewijzing in afbouwfase 1 (initiatief zorgkantoor) Een cliënt heeft na ontslag uit het ziekenhuis zorg nodig en krijgt een indicatiebesluit, waarin het CIZ gedurende de eerste twee weken meer zorg indiceert dan daarna. De geïndiceerde zorg bestaat uit de functies ‘Persoonlijke verzorging’ (met afbouw in de tijd van klasse 3 naar klasse 1) en ‘Begeleiding in groepsverband’. De cliënt wil de zorg van twee zorgaanbieders (ZA1 en ZA2) ontvangen. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
28-07-2009
ZA1
1
PV
K1
29-07-2009
12-08-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Het zorgkantoor wijst deze functies toe aan ZA1 en ZA2 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
28-07-2009
ZA1
1
PV
K1
29-07-2009
12-08-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Beide zorgaanbieders starten de zorg per 01-07-2009 en sturen hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De cliënt is niet tevreden over ZA1 en wil met ingang van 22-07-2009 de functie ‘Persoonlijke verzorging’ van zorgaanbieder ZA3 ontvangen. Op basis hiervan stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar ZA1 met een intrekking voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’. Tevens stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing voor diezelfde functie naar ZA3. Zowel de intrekking als de toewijzing bestaat uit twee functierecords, namelijk een regel voor ‘Persoonlijke verzorging’ volgens zowel klasse 3 als klasse 1. ZA2 ontvangt geen nieuwe zorgtoewijzing, omdat er voor die zorgaanbieder niets gewijzigd is. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
21-07-2009
ZA1
1
PV
K1
29-07-2009
29-07-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
205
De inhoud van de derde zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA3 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
22-07-2009
28-07-2009
ZA3
1
PV
K1
29-07-2009
12-08-2009
ZA3
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
206
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 12: Intrekken zorgtoewijzing in afbouwfase 1(initiatief zorgaanbieder) Een cliënt heeft na ontslag uit het ziekenhuis zorg nodig en krijgt een indicatiebesluit, waarin het CIZ gedurende de eerste vier weken meer zorg indiceert dan daarna. De geïndiceerde zorg bestaat uit de functies ‘Persoonlijke verzorging’ (met afbouw in de tijd van klasse 3 naar klasse 1) en ‘Begeleiding in groepsverband’. De cliënt wil de zorg van twee zorgaanbieders (ZA1 en ZA2) ontvangen. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
28-07-2009
ZA1
1
PV
K1
29-07-2009
12-08-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Het zorgkantoor wijst deze functies toe aan ZA1 en ZA2 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
28-07-2009
ZA1
1
PV
K1
29-07-2009
12-08-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Beide zorgaanbieders starten de zorg per 01-07-2009 en sturen hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. ZA1 stuurt voorlopig alleen een melding aanvang zorg voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ volgens klasse 3. Drie weken na de start van de zorg beëindigt ZA1 de zorg per 21-07-2009 (zonder dat hij weet wie de nieuwe zorgaanbieder is) en stuurt hiervoor een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met de volgende inhoud: Mutatie-/eindezorgbericht 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum
Code reden
Gewenste
Begindatum
AWBZ-zorg
mutatie/einde
startdatum
functie
AWBZ-zorg
toegewezen functie
1
PV
K3
21-07-2009
19 ‘Levering
01-07-2009
01-07-2009
29-07-2009
functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ 1
PV
K1 ¹
21-07-2009
11 ‘Zorgaanbieder weigert functie’
¹ Let op! Als ZA1 al een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor heeft gestuurd voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ volgens klasse 1, stuurt hij alleen een mutatie-/eindezorgbericht met de eerste regel uit bovenstaande
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
207
tabel. Voor de tweede regel stuurt ZA1 dan een correctie melding aanvangzorgbericht voor het eerder verstuurde bericht. Zie ook voorbeeld 20. Afhankelijk van de gemaakte afspraken tussen het zorgkantoor en de zorgaanbieder, stuurt de zorgaanbieder hierna voor de tweede regel uit bovenstaande tabel nog een mutatie-/eindezorgbericht met CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’11 – Zorgaanbieder weigert functie’ op basis waarvan het zorgkantoor de zorg
intrekt.
Naar aanleiding van het mutatie-/eindezorgbericht wijst het zorgkantoor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ toe aan een andere zorgaanbieder (ZA3). Welke stappen voert het zorgkantoor uit om de betrokken zorgaanbieders op de hoogte te stellen? In deze situatie stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar ZA1 met een intrekking voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’. Tevens stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing voor diezelfde functie naar ZA3. Zowel de intrekking als de toewijzing bestaat uit twee functierecords voor ‘Persoonlijke verzorging’, namelijk een regel volgens klasse 3 en een regel volgens klasse 1. ZA2 ontvangt geen nieuwe zorgtoewijzing, omdat er voor die zorgaanbieder niets gewijzigd is. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
21-07-2009
ZA1
1
PV
K1
29-07-2009
29-07-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
De inhoud van de derde zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA3 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
22-07-2009
28-07-2009
ZA3
1
PV
K1
29-07-2009
12-08-2009
ZA3
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
208
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 13: Intrekken zorgtoewijzing in afbouwfase 2 (initiatief zorgkantoor) Een cliënt heeft na ontslag uit het ziekenhuis zorg nodig en krijgt een indicatiebesluit, waarin het CIZ gedurende de eerste twee weken meer zorg indiceert dan daarna. De geïndiceerde zorg bestaat uit de functies ‘Persoonlijke verzorging’ (met afbouw in de tijd van klasse 3 naar klasse 1) en ‘Begeleiding in groepsverband’. De cliënt wil de zorg van twee zorgaanbieders (ZA1 en ZA2) ontvangen. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
14-07-2009
ZA1
1
PV
K1
15-07-2009
12-08-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Het zorgkantoor wijst deze functies toe aan ZA1 en ZA2 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
14-07-2009
ZA1
1
PV
K1
15-07-2009
12-08-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Beide zorgaanbieders starten de zorg per 01-07-2009 en sturen hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Let op! Het gaat hier om een aparte zorgtoewijzing aan ZA1 voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’, klasse 3 en klasse 1. Daarom stuurt ZA1 zowel een melding aanvang zorg voor de start van de zorg volgens klasse 3 als voor de start van de zorg volgens klasse 1. De cliënt is niet tevreden over ZA1 en wil met ingang van 22-07-2009 de functie ‘Persoonlijke verzorging’ van zorgaanbieder ZA3 ontvangen. Op basis hiervan stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar ZA1 met een intrekking voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ (klasse 1; de zorgtoewijzingperiode voor klasse 3 is al verstreken en het zorgkantoor hoeft deze niet meer in te trekken). Tevens stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar ZA3 voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’. ZA2 ontvangt geen bericht, omdat er voor die zorgaanbieder niets gewijzigd is. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K1
15-07-2009
21-07-2009
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
209
De inhoud van de derde zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA3 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K1
22-07-2009
12-08-2009
ZA3
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
210
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.3.3
Zorgtoewijzing in etappes
Voorbeeld 14: Zorgtoewijzing in etappes met één zorgtoewijzingbericht De cliënt heeft een indicatie voor de functies 'Verpleging' en ‘Persoonlijke verzorging’ met voorkeuraanbieder ZA1 en voor de functie 'Begeleiding individueel' met voorkeuraanbieder ZA2. In de eerste twee maanden (tot en met 31-08-2009) heeft de cliënt recht op de functie ‘Begeleiding individueel’ volgens klasse 2 en aansluitend volgens klasse 4. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-08-2009
ZA1
1
BG-IND
K2
01-07-2009
31-08-2009
ZA2
1
BG-IND
K4
01-09-2009
01-07-2010
ZA2
Het zorgkantoor maakt voor zorgaanbieders ZA1 en ZA2 één zorgtoewijzingbericht, waarin het alle zorg uit het indicatiebesluit in één keer toewijst. Het zorgkantoor informeert op deze manier beide zorgaanbieders over de zorg die zij gaan leveren. Zorgaanbieder ZA2 ziet zo meteen dat voor de functie 'Begeleiding individueel' een ophoging van de klasse geldt vanaf 01-09-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-08-2009
ZA1
1
BG-IND
K2
01-07-2009
31-08-2009
ZA2
1
BG-IND
K4
01-09-2009
01-07-2010
ZA2
ZA1 stuurt een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie
is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ op het moment dat hij de zorg voor de functie ‘Verpleging’ beëindigt.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
211
Voorbeeld 15: Zorgtoewijzing in etappes met meerdere zorgtoewijzingberichten De cliënt heeft een indicatie voor de functies 'Verpleging' en ‘Persoonlijke verzorging’ met voorkeuraanbieder ZA1 en voor de functie 'Begeleiding individueel' met voorkeuraanbieder ZA2. In de eerste twee maanden (tot en met 31-08-2009) heeft de cliënt recht op de functie 'Begeleiding individueel' volgens klasse 2 en aansluitend volgens klasse 4. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-08-2009
ZA1
1
BG-IND
K2
01-07-2009
31-08-2009
ZA2
1
BG-IND
K4
01-09-2009
01-07-2010
ZA2
Op basis hiervan wijst het zorgkantoor de functies uit het indicatiebesluit toe aan de voorkeuraanbieders. Het zorgkantoor maakt voor zorgaanbieders ZA1 en ZA2 één zorgtoewijzingbericht. Hierin wijst het zorgkantoor de functie 'Begeleiding individueel' alleen toe voor de eerste twee maanden. De inhoud van de eerste zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-08-2009
ZA1
1
BG-IND
K2
01-07-2009
31-08-2009
ZA2
ZA1 stuurt een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie
is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ op het moment dat hij de zorg voor de functie ‘Verpleging’ beëindigt. Op 24-08-2009 maakt het zorgkantoor een tweede zorgtoewijzing aan om zorgaanbieder ZA2 te informeren over de ophoging van de klasse voor de functie 'Begeleiding individueel'. Het zorgkantoor moet in de tweede zorgtoewijzing ook alle eerder toegewezen functies opsturen naar alle zorgaanbieder(s) die bij de wijziging betrokken zijn (zie ook paragraaf 5.1.3 over gebruik van het zorgtoewijzingbericht). Het CVZ adviseert om hierbij alleen de functies op te nemen die nog actueel zijn. Het zorgkantoor neemt daarom alle zorg die zorgaanbieder ZA2 moet leveren op in de tweede zorgtoewijzing. Omdat er voor zorgaanbieder ZA1 niets verandert, wordt deze aanbieder niet geïnformeerd over deze wijziging. De inhoud van de tweede zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
BG-IND
K2
01-07-2009
31-08-2009
ZA2
1
BG-IND
K4
01-09-2009
01-07-2010
ZA2
212
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.4
Praktijkvoorbeelden melding aanvangzorgbericht (AW35)
In deze paragraaf vindt u de volgende praktijkvoorbeelden uitgewerkt met betrekking tot het melding aanvangzorgbericht (AW35):
voorbeeld 16; Berichtvolgorde bij een nieuw indicatiebesluit en een nieuwe zorgtoewijzing;
voorbeeld 17; Berichtvolgorde bij een gelijkblijvend indicatiebesluit en een nieuwe/gewijzigde zorgtoewijzing;
voorbeeld 18; Berichtvolgorde bij een correctie van de zorgtoewijzing, voordat een melding aanvang zorg is verstuurd;
voorbeeld 19; Overbruggingszorg;
voorbeeld 20; Gebruik van het gegeven
voorbeeld 21; Melden van de aanvang zorg op functieniveau: een zorgaanbieder levert een
STATUS AANLEVERING RECORD;
toegewezen functie eerst gedeeltelijk en later volledig;
voorbeeld 22; Melden van de aanvang zorg op functieniveau: een zorgaanbieder levert eerst een deel
voorbeeld 23; Intramurale functies en aanvangsdatum/sleuteldatum: een cliënt wordt opgenomen in
van de toegewezen functies, daarna levert hij alle functies; een verzorgingshuis en later overgeplaatst naar een andere, intramurale instelling;
voorbeeld 24; Intramurale functies en aanvangsdatum/sleuteldatum: een cliënt wordt opgenomen in een verpleeghuis;
voorbeeld 25; Melden van de aanvang zorg bij indicatiebesluiten met opbouw/afbouw van zorg.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
213
15.4.1
Berichtvolgorde
Voorbeeld 16: Berichtvolgorde bij nieuw indicatiebesluit & nieuwe zorgtoewijzing De cliënt heeft een indicatie voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ per 01-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder 1 (ZA1). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K3
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing start ZA1 de zorg per 01-07-2009 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
01-07-2009
¹
Op 15-07-2009 wordt bekend dat de cliënt extra zorg nodig heeft. Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af. De voorkeuraanbieder is dezelfde als in het eerste indicatiebesluit. In het nieuwe indicatiebesluit neemt het CIZ nu ook de functie ‘Verpleging’ op. De inhoud van het tweede indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
PV
K3
15-07-2009
15-07-2011
ZA1
2
VP
K1
15-07-2009
15-07-2011
ZA1
Omdat het hier gaat om een nieuw indicatiebesluit, moet het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing maken. Voor de betrokken zorgaanbieders geldt dat een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit een eventueel aanwezige zorgtoewijzing op basis van een voorgaand indicatiebesluit in zijn geheel vervangt. In dit geval verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing om ZA1 te informeren over indicatiebesluit 2.
214
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
PV
K3
15-07-2009
15-07-2011
ZA1
2
VP
K1
15-07-2009
15-07-2011
ZA1
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing start ZA1 de functie ‘Verpleging’ per 15-07-2009 en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ is er sprake van doorlopende zorg (zie Begrippenlijst); dezelfde zorgaanbieder levert dezelfde functie. Daarom meldt ZA1 in dezelfde melding aanvang zorg ook de start van de functie ‘Persoonlijke verzorging’ per 15-07-2009. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
PV
K3
15-07-2009
¹
2
VP
K1
15-07-2009
¹
Let op! ZA1 stuurt geen mutatie/einde zorgbericht (op basis van indicatiebesluit 1) voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’, omdat het doorlopende zorg betreft.
Let op! Als begindatum voor de doorlopende zorg (functie ‘Persoonlijke verzorging’) meldt de zorgaanbieder niet de eerste (aanvangs)datum, maar de eerste dag waarop de nieuwe zorgtoewijzing ingaat.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
215
Voorbeeld 17: Berichtvolgorde bij gelijkblijvend indicatiebesluit & nieuwe/gewijzigde zorgtoewijzing De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ per 01-07-2009. De cliënt wil de functie ‘Persoonlijke verzorging’ van zorgaanbieder ZA1 ontvangen en de functie ‘Verpleging’ van zorgaanbieder ZA2. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan de twee voorkeuraanbieders ZA1 en ZA2. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Op basis hiervan start ZA1 de zorg per 01-07-2009 en stuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
01-07-2009
¹
Ook ZA2 start de zorg per 01-07-2009 en stuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VP
K1
01-07-2009
¹
216
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Dan informeert de cliënt het zorgkantoor dat hij de functie ‘Verpleging’ met ingang van 01-08-2009 óók van ZA1 wil ontvangen. Naar aanleiding hiervan stuurt het zorgkantoor twee nieuwe zorgtoewijzingen. Eén bericht daarvan (intrekking) gaat naar ZA2 om deze zorgaanbieder te informeren dat hij de functie ‘Verpleging’ niet meer mag leveren met ingang van 01-08-2008. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
1
Functie
VP
Klassecode
K1
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
31-07-2009
Zorgaanbieder
ZA2
In reactie hierop stuurt ZA2 een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor om de beëindiging van de functie ‘Verpleging’ te melden. Het mutatie-/eindezorgbericht bevat als ZORG
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-
’17 - Overplaatsing’ (wanneer ZA2 op de hoogte is dat ZA1 de zorg gaat leveren) of ’19 - Levering
functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’. Het tweede zorgtoewijzingbericht gaat naar ZA1. Hiermee informeert het zorgkantoor deze zorgaanbieder dat hij naast de eerder toegewezen functie ‘Persoonlijke verzorging’ nu ook de functie ‘Verpleging’ mag leveren. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
30-06-2011
ZA1
1
VP
K1
01-08-2009
30-06-2011
ZA1
Op basis hiervan start ZA1 de functie ‘Verpleging’ per 01-08-2009 en stuurt een tweede melding aanvang zorg naar het zorgkantoor; hij meldt hierin uitsluitend de aanvang van de functie ‘Verpleging’. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VP
K1
01-08-2009
¹
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
217
Voorbeeld 18: Correctie zorgtoewijzing voordat melding aanvang zorg is verstuurd De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Begeleiding individueel’ per 21-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder ZA1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K2
12-07-2009
21-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
21-07-2009
21-07-2011
ZA1
Nog voordat de zorgaanbieder een melding aanvang zorg verstuurt, ontdekt het zorgkantoor een fout te hebben gemaakt bij de invoer van de toewijzing in het systeem. Bij de functie ‘Persoonlijke verzorging’ staat een verkeerde
GEWENSTE STARTDATUM TOEGEWEZEN FUNCTIE
(moet zijn 21-07-2009). Het zorgkantoor
corrigeert dit met een tweede zorgtoewijzing. De inhoud van de tweede zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K2
12-07-2009
12-07-2009
ZA1
1
PV
K2
21-07-2009
21-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
21-07-2009
21-07-2011
ZA1
De zorgaanbieder wil een melding aanvang zorg sturen om het zorgkantoor te informeren over de start van de zorg per 21-07-2009. Wat doet een zorgaanbieder in deze situatie? De zorgaanbieder hoeft in dit geval niet met een melding aanvang zorg of mutatie-/eindezorgbericht te reageren op de eerste zorgtoewijzing. Er is namelijk nog geen zorg geleverd op basis van de eerste toewijzing. Bovendien is duidelijk dat het tweede zorgtoewijzingbericht een correctie is op de eerste zorgtoewijzing. Wel reageert de zorgaanbieder met een melding aanvang zorg op de tweede zorgtoewijzing. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K2
21-07-2009
¹
1
BG-IND
K1
21-07-2009
¹
Let op! Wat doet de zorgaanbieder als hij op de eerste zorgtoewijzing al wel heeft gereageerd met een melding aanvang zorg? Dan kan de zorgaanbieder die melding aanvang zorg bij het zorgkantoor laten verwijderen door gebruik te maken van het gegeven
218
STATUS AANLEVERING RECORD
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
(zie voorbeeld 20).
15.4.2
Overbruggingszorg
Voorbeeld 19: Overbruggingszorg De cliënt krijgt een indicatie en zorgtoewijzing voor een ZZP (3VV) volgens onderstaande tabel. Het zorgkantoor wijst deze toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-08-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste
Gewenste
Zorg-
Code
startdatum
einddatum
aanbieder
overbruggingszorg
toegewezen
toegewezen
functie
functie
1
VB-LDU
KE7
01-08-2010
01-08-2015
ZA1
Nee
1
PV
K4
01-08-2010
01-08-2015
ZA1
Nee
1
VP
K1
01-08-2010
01-08-2015
ZA1
Nee
1
BG-IND
K1
01-08-2010
01-08-2015
ZA1
Nee
1
BH-VBF
99
01-08-2010
01-08-2015
ZA1
Nee
ZA1 kan deze functies niet direct leveren. Het zorgkantoor en de zorgaanbieder besluiten daarom in overleg om overbruggingszorg (gedurende drie maanden) in te zetten via zorgaanbieder ZA2. De overbruggingszorg bestaat uit de functies ‘Persoonlijke verzorging’, ‘Verpleging’ en ‘Begeleiding in groepsverband’. Het zorgkantoor heeft hierbij twee opties:
Het zorgkantoor kan ervoor kiezen om de extramurale functies binnen het ZZP om te zetten van ZA1 naar ZA2, dat wil zeggen intrekken bij ZA1 en overbruggingszorg toewijzen aan ZA2.
Het zorgkantoor kan er ook voor kiezen om de extramurale functies binnen het ZZP 'dubbel' toe te wijzen aan zowel ZA1 als ZA2.
In dit voorbeeld kiest het zorgkantoor voor de laatste optie: de zorgtoewijzing aan ZA1 blijft open staan. ZA1 stuurt in deze situatie geen melding aanvang zorgbericht (zorg wordt niet gestart) of mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Ook verstuurt het zorgkantoor geen intrekking van de zorgtoewijzing naar ZA1. Het voordeel hiervan is dat de hele ZZP op de wachtlijst blijft staan, totdat ZA1 de zorg alsnog gaat leveren. Ten slotte wijst het zorgkantoor de overbruggingszorg toe aan ZA2 via een nieuwe zorgtoewijzing. De inhoud van de zorgtoewijzing voor de overbruggingszorg ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste
Gewenste
Zorg-
Code
startdatum
einddatum
aanbieder
overbruggingszorg
toegewezen
toegewezen
functie
functie
1
PV
K4
01-08-2010
01-11-2010
ZA2
Ja
1
VP
K1
01-08-2010
01-11-2010
ZA2
Ja
1
BG-GRP
KD06
01-08-2010
01-11-2010
ZA2
Ja
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
219
Op basis hiervan verstuurt ZA2 een melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren over de start van de toegewezen overbruggingszorg. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
01-08-2010
¹
1
VP
K1
01-08-2010
¹
1
BG-GRP
KD06
01-08-2010
¹
Dan blijkt dat ZA1 de gewenste functies kan leveren per 01-10-2010. ZA2 beëindigt daarom de overbruggingszorg per 30-09-2010 en stuurt een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Inhoud mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 1
PV
K4
30-09-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code ZA1
1
VP
K1
30-09-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code ZA1
1
BG-GRP
KD06
30-09-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code ZA1
Op basis van het mutatie-/eindezorgbericht stuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing (intrekking) naar ZA2 om de overbruggingszorg in te trekken per 30-09-2010. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste
Gewenste
Zorg-
Code
startdatum
einddatum
aanbieder
overbruggingszorg
toegewezen
toegewezen
functie
functie
1
PV
K4
01-08-2010
30-09-2010
ZA2
Ja
1
VP
K1
01-08-2010
30-09-2010
ZA2
Ja
1
BG-GRP
KD06
01-08-2010
30-09-2010
ZA2
Ja
Let op! De vorige twee stappen kunnen ook in omgekeerde volgorde plaatsvinden; het zorgkantoor stuurt dan eerst een zorgtoewijzingbericht (intrekking), waarop de zorgaanbieder reageert met een mutatie-/eindezorgbericht.
220
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Ten slotte verstuurt ZA1 een melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren over de start van de eerder toegewezen zorg. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VB-LDU
KE7
01-10-2010 ²
1
PV
K4
01-10-2010
¹
1
VP
K1
01-10-2010
¹
1
BG-IND
K1
01-10-2010
¹
1
BH-VBF
99
01-10-2010 ²
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
221
15.4.3
Gebruik
STATUS AANLEVERING RECORD
Voorbeeld 20: Gebruik
STATUS AANLEVERING RECORD
De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Begeleiding individueel’ per 12-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder ZA1. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K2
12-07-2009
12-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K2
12-07-2009
12-07-2011
ZA1
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 12-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K2
12-07-2009
12-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K2
12-07-2009
12-07-2011
ZA1
Op basis hiervan start ZA1 de zorg per 12-07-2009 en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande
Status aanlevering
zorg
record
1
PV
K2
21-07-2009
¹
1
1
BG-IND
K2
12-07-2009
¹
1
Vervolgens ontdekt de zorgaanbieder dat hij een fout heeft gemaakt bij de invoer van de startdatum voor de melding aanvang zorg in het systeem. Bij de functie ‘Persoonlijke verzorging’ staat een verkeerde BEGINDATUM FUNCTIE
(moet zijn 12-07-2009). Hij corrigeert dit met een tweede melding aanvang
zorgbericht. Dit bericht bevat uitsluitend de informatie over de te corrigeren functie. De zorgaanbieder stuurt de functie ‘Begeleiding individueel’ niet opnieuw op. De inhoud van de tweede melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande
Status aanlevering
zorg
record
1
PV
K2
21-07-2009
¹
3
1
PV
K2
12-07-2009
¹
1
222
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.4.4
Melding aanvang zorg op functieniveau
Voorbeeld 21: Eerst gedeeltelijke en later volledige levering toegewezen functie Een cliënt heeft een indicatie voor de functie ‘Begeleiding in groepsverband’, klasse KD09 (9 dagdelen) per 01-07-2009 met voorkeuraanbieder ZA1. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
BG-GRP
KD09
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Op basis hiervan wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 0107-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
BG-GRP
Klassecode
KD09
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Echter, ZA1 kan de functie slechts gedeeltelijk leveren (zes in plaats van negen dagdelen). Op basis hiervan start ZA1 dit deel van de functie per 01-07-2009 en verstuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
BG-GRP
KD06
01-07-2009
¹
Per 01-10-2009 kan ZA1 de toegewezen functie alsnog volledig leveren. Op basis hiervan start ZA1 de volledige functie per 01-10-2009 en verstuurt hiervoor een tweede melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de tweede melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
BG-GRP
KD09
01-10-2009
¹
In de tweede melding aanvang zorg meldt de zorgaanbieder dezelfde functie, maar deze keer met negen dagdelen (en dus niet met het verschil in klasse van drie dagdelen) en met een gewijzigde
BEGINDATUM
FUNCTIE.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
223
Voorbeeld 22: Eerst levering deel toegewezen functies, daarna levering alle functies Een cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’, ‘Verpleging’ en ‘Begeleiding individueel’ per 01-07-2009. De cliënt wil de zorg ontvangen van zorgaanbieder ZA1. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K2
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor alle geïndiceerde functies toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K2
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-IND
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Echter, in eerste instantie kan ZA1 alleen de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Begeleiding individueel’ leveren. Op basis hiervan start ZA1 deze functies per 01-07-2009 en verstuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
01-07-2009
¹
1
BG-IND
K1
01-07-2009
¹
Per 01-10-2009 kan ZA1 alsnog de toegewezen functie ‘Verpleging’ leveren. Op basis hiervan start ZA1 deze functie en verstuurt hiervoor een tweede melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De zorgaanbieder meldt hierin uitsluitend de aanvang van de functie ‘Verpleging’. De andere functies worden niet nog een keer gemeld. De inhoud van de tweede melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VP
K2
01-10-2009
¹
224
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.4.5
Intramurale functies en aanvangsdatum/sleuteldatum
Voorbeeld 23: Opname in verzorgingshuis en overplaatsing naar andere instelling De cliënt krijgt een indicatie en zorgtoewijzing voor een ZZP (3VV) volgens onderstaande tabel. De cliënt wil de zorg ontvangen van verzorgingshuis 1 (VZH1). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan VZH1 met ingang van 01-07-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
Nog voordat de cliënt in het verzorgingshuis komt wonen, krijgt de cliënt op 01-07-2010 de sleutel van zijn/haar nieuwe appartement. Vanaf dat moment heeft de cliënt toegang tot het appartement om het bijvoorbeeld te schilderen, in te richten en te verhuizen. Het moment van sleuteloverdracht wordt ook wel de ‘sleuteldatum’ genoemd: de dag vanaf wanneer het appartement bezet is, zonder dat de cliënt er al woont. Vanaf dat moment gaat de eigen bijdrage voor de intramurale functie ‘Verblijf langdurig’ tellen. Daarom start VZH1 de functie ‘Verblijf langdurig’ per 01-07-2010 (sleuteldatum) en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010 ²
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
225
Op 10-07-2010 verhuist de cliënt naar het verzorgingshuis. Met ingang van de verhuisdag neemt de cliënt alle zorg af in het verzorgingshuis. VZH1 start dus de overige toegewezen functies uit het ZZP en stuurt een tweede melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de tweede melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
10-07-2010
¹
1
VP
K1
10-07-2010
¹
1
BG-IND
K1
10-07-2010
¹
1
BH-VBF
99
10-07-2010 ²
Dan opent een nieuw verzorgingshuis (VZH2) haar deuren in de regio waar de cliënt woont. Deze instelling biedt extra voorzieningen en faciliteiten, waarvan de cliënt graag gebruik maakt. Op 10-02-2011 verhuist de cliënt naar het nieuwe verzorgingshuis. Nog voordat de cliënt in verzorgingshuis 2 komt wonen, krijgt de cliënt op 01-02-2011 de sleutel van zijn/haar nieuwe appartement. Op basis van de gewijzigde voorkeur van de cliënt stuurt VZH1 een mutatie-/eindezorgbericht voor de beëindiging van alle functies binnen het ZZP met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ‘17 – Overplaatsing’.
De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Inhoud mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 1
VB-LDU
KE7
09-02-2011 ³
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH2
1
PV
K4
09-02-2011 ³
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH2
1
VP
K1
09-02-2011 ³
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH2
1
BG-IND
K1
09-02-2011 ³
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH2
1
BH-VBF
99
09-02-2011 ³
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH2
³ Dit mag ook 10-02-2011 zijn. In het geval van overplaatsing is één dag overlap toegestaan, mits de zorgtoewijzing binnen de begin- en einddatum van het indicatiebesluit blijft.
226
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Naar aanleiding hiervan stuurt het zorgkantoor twee nieuwe zorgtoewijzingen. De eerste zorgtoewijzing (intrekking) gaat naar VZH1 om de zorg bij deze aanbieder in te trekken. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
09-02-2011 ³
VZH1
1
PV
K4
01-07-2010
09-02-2011 ³
VZH1
1
VP
K1
01-07-2010
09-02-2011 ³
VZH1
1
BG-IND
K1
01-07-2010
09-02-2011 ³
VZH1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
09-02-2011 ³
VZH1
³ Dit mag ook 10-02-2011 zijn. In het geval van overplaatsing is één dag overlap toegestaan, mits de zorgtoewijzing binnen de begin- en einddatum van het indicatiebesluit blijft.
Het zorgkantoor stuurt tevens een zorgtoewijzing naar VZH2 om de zorg aan deze zorgaanbieder toe te wijzen. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
10-02-2011
01-07-2015
VZH2
1
PV
K4
10-02-2011
01-07-2015
VZH2
1
VP
K1
10-02-2011
01-07-2015
VZH2
1
BG-IND
K1
10-02-2011
01-07-2015
VZH2
1
BH-VBF
99
10-02-2011
01-07-2015
VZH2
Omdat de cliënt al intramurale zorg ontvangt en wordt overgeplaatst vanuit verzorgingshuis 1, meldt de zorgaanbieder de start van de verblijffunctie bij de nieuwe instelling niet op de sleuteldatum, maar pas bij de start van de zorg. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 3; gaat van zorgaanbieder VZH2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VB-LDU
KE7
10-02-2011 ²
1
PV
K4
10-02-2011
¹
1
VP
K1
10-02-2011
¹
1
BG-IND
K1
10-02-2011
¹
1
BH-VBF
99
10-02-2011 ²
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
227
Voorbeeld 24: Opname in verpleeghuis De cliënt krijgt een indicatie en zorgtoewijzing voor een ZZP (6VV) volgens onderstaande tabel. De cliënt wil de zorg ontvangen van verpleeghuis 1 (VPH1). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
VP
K2
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
BG-IND
K3
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan VPH1 met ingangsdatum 01-072010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
VP
K2
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
BG-IND
K3
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
1
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
VPH1
Bij opname van een cliënt in een verpleeghuis is de sleuteldatum doorgaans gelijk aan de verhuisdatum (opnamedatum). VPH1 stuurt daarom één melding aanvang zorgbericht naar het zorgkantoor om de start van alle toegewezen functies te melden. In dit voorbeeld wordt de cliënt op 02-07-2010 in het verpleeghuis opgenomen. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er dan als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder VPH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VB-LDU
KE7
02-07-2010 ²
1
PV
K4
02-07-2010
¹
1
VP
K2
02-07-2010
¹
1
BG-IND
K3
02-07-2010
¹
1
BH-VBF
99
02-07-2010 ²
Let op! Als de sleuteldatum niet gelijk is aan de verhuisdatum (opnamedatum), dan mag de zorgaanbieder de sleuteldatum gebruiken als
228
BEGINDATUM FUNCTIE
(zie voorbeeld 23)
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.4.6
Opbouw en afbouw van zorg
Voorbeeld 25: Opbouw/afbouw van zorg De cliënt heeft een indicatie voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ per 01-07-2009. De zorg wordt afgebouwd gedurende de looptijd van het indicatiebesluit. De eerste drie maanden indiceert het CIZ de functie ‘Persoonlijke verzorging’ volgens klasse 3 en aansluitend voor een periode van vijf jaar volgens klasse 1. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder 1 (ZA1). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
30-09-2009
ZA1
1
PV
K1
01-10-2009
01-10-2014
ZA1
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
30-09-2009
ZA1
1
PV
K1
01-10-2009
01-10-2014
ZA1
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing start ZA1 de zorg per 01-07-2009 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
01-07-2009
¹
ZA1 moet ook een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor sturen, wanneer hij de zorg start volgens klasse 1. Voor de startdatum in dat bericht geldt dat de
BEGINDATUM FUNCTIE
in de toekomst mag liggen
onder de voorwaarde dat deze datum maximaal 30 dagen in de toekomst ligt ten opzichte van de DAGTEKENING VERZENDING
(bedrijfsregel 114).
Op 01-10-2009 stuurt ZA1 de tweede melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren dat hij de zorg volgens de tweede regel in de zorgtoewijzing (lagere klasse) start. De inhoud van de tweede melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K1
01-10-2009
¹
Let op! ZA1 stuurt geen mutatie/einde zorgbericht voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’, omdat het doorlopende zorg betreft. Als begindatum voor de doorlopende zorg meldt de zorgaanbieder niet de eerste (aanvangs)datum, maar de eerste dag waarop de nieuwe zorgtoewijzing ingaat.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
229
15.5
Praktijkvoorbeelden mutatie-/eindezorgbericht (AW39)
In deze paragraaf vindt u de onderstaande praktijkvoorbeelden uitgewerkt met betrekking tot het mutatie-/eindezorgbericht (AW39). Tussen haakjes staat de
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG die van
toepassing is op het voorbeeld.
voorbeeld 26; De cliënt overlijdt vóór versturen van de melding aanvang zorg (02).
voorbeeld 27; De cliënt overlijdt na versturen van de melding aanvang zorg, maar vóór de (geplande) startdatum van de zorg (02).
voorbeeld 28; De cliënt overlijdt gedurende de zorgverlening (02).
voorbeeld 29; De cliënt overlijdt gedurende tijdelijk verblijf in het ziekenhuis (02).
voorbeeld 30; Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid: De cliënt is in zorg, verblijft tijdelijk in een ziekenhuis en wordt daarna overgeplaatst naar een verpleeghuis (17).
voorbeeld 31; Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid: De cliënt is nog niet in zorg, verblijft tijdelijk in een ziekenhuis en wordt daarna overgeplaatst naar een verpleeghuis (-).
voorbeeld 32; Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid: De cliënt is in zorg, verblijft tijdelijk in een ziekenhuis en revalideert daarna in een verpleeghuis (17).
voorbeeld 33; Beëindiging van zorg bij een ZZP zonder opnamewens (12).
voorbeeld 34; De cliënt weigert de zorg (12).
voorbeeld 35; De zorgaanbieder weigert de zorg (11).
voorbeeld 36; Eerst uitstel van zorg, daarna alsnog definitieve beëindiging van zorg doordat de cliënt de zorg weigert (12).
voorbeeld 37; Eerst beëindiging van zorg met open laten van de zorgtoewijzing, daarna alsnog definitieve beëindiging van zorg (20 & 19).
230
voorbeeld 38; Beëindiging van een deel van de intramurale zorg op basis van een ZZP (19).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.5.1
De cliënt overlijdt
Voorbeeld 26: Cliënt overlijdt vóór versturen melding aanvang zorg De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ per 01-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder ZA1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K2
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
Voordat ZA1 hiervoor een melding aanvang zorg kan versturen, overlijdt de cliënt op 29-06-2009. Overlijden is één van de situaties waarin ZA1 een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor mag versturen zonder dat er een melding aanvang zorg aan is voorafgegaan. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum
Code reden
Gewenste
Begindatum
AWBZ-zorg
mutatie/einde
startdatum
functie
AWBZ-zorg
toegewezen functie
1
PV
K3
29-06-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
1
VP
K2
29-06-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
In geval van overlijden reageert het zorgkantoor niet met een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) op het mutatie-/eindezorgbericht van de zorgaanbieder.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
231
Voorbeeld 27: Cliënt overlijdt na versturen melding aanvang zorg, maar vóór (geplande) startdatum zorg De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ per 01-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder ZA1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K2
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
Op basis hiervan bepaalt ZA1 de startdatum van de zorg (03-07-2009) en stuurt hiervoor op 02-07-2009 een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
03-07-2009
¹
1
VP
K2
03-07-2009
¹
Als de zorgaanbieder op 03-07-2009 daadwerkelijk de zorg wil starten, blijkt de cliënt op 02-07-2009 ’s-avonds overleden te zijn. ZA1 stuurt daarom een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’02 – Overlijden’.
De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum
Code reden
Gewenste
Begindatum
AWBZ-zorg
mutatie/einde
startdatum
functie
AWBZ-zorg
toegewezen functie
1
PV
K3
02-07-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
03-07-2009
1
VP
K2
02-07-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
03-07-2009
In geval van overlijden reageert het zorgkantoor niet met een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) op het mutatie-/eindezorgbericht van de zorgaanbieder.
232
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 28: Cliënt overlijdt gedurende de zorgverlening De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ per 01-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder ZA1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K2
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
Op basis hiervan bepaalt ZA1 de startdatum van de zorg (03-07-2009) en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
03-07-2009
¹
1
VP
K2
03-07-2009
¹
Op 03-07-2009 start ZA1 de zorg. Kort daarna overlijdt de cliënt op 04-07-2009. ZA1 stuurt daarom een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’02 – Overlijden’.
De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum
Code reden
Gewenste
Begindatum
AWBZ-zorg
mutatie/einde
startdatum
functie
AWBZ-zorg
toegewezen functie
1
PV
K3
04-07-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
03-07-2009
1
VP
K2
04-07-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
03-07-2009
In geval van overlijden reageert het zorgkantoor niet met een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) op het mutatie-/eindezorgbericht van de zorgaanbieder.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
233
Voorbeeld 29: Cliënt overlijdt gedurende tijdelijke afwezigheid De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’ en ‘Verpleging’ per 01-07-2009. De voorkeuraanbieder van de cliënt is zorgaanbieder ZA1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder ZA1 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
1
VP
K2
01-07-2009
01-07-2010
ZA1
Na ontvangst van de zorgtoewijzing start ZA1 de zorg op 01-07-2009 en stuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Op 01-08-2009 wordt de cliënt tijdelijk in het ziekenhuis opgenomen. De zorgaanbieder verwacht dat de cliënt na twee weken terugkeert in het verzorgingshuis, daarom stuurt hij geen mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Tijdens het verblijf in het ziekenhuis verslechtert de toestand van de cliënt en overlijdt de cliënt op 0608-2009. ZA1 verstuurt een mutatie-/eindezorgbericht om het zorgkantoor te informeren dat de zorg beëindigd is. ZA1 vult hierbij de
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG met de overlijdensdatum van de cliënt.
De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum
Code reden
Gewenste
Begindatum
AWBZ-zorg
mutatie/einde
startdatum
functie
AWBZ-zorg
toegewezen functie
1
PV
K3
06-08-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
01-07-2009
1
VP
K2
06-08-2009
02 ‘Overlijden’
01-07-2009
01-07-2009
In geval van overlijden reageert het zorgkantoor niet met een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) op het mutatie-/eindezorgbericht van de zorgaanbieder.
234
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.5.2
Overplaatsing en tijdelijke afwezigheid
Voorbeeld 30: Cliënt in zorg: tijdelijk verblijf in ziekenhuis en overplaatsing naar verpleeghuis De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (3VV) per 01-02-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is verzorgingshuis VZH1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder VZH1 met ingangsdatum 01-02-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
Op basis hiervan start VZH1 de zorg en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Op 01-06-2010 wordt de cliënt tijdelijk (in dit voorbeeld 2 weken) in het ziekenhuis opgenomen. De zorgaanbieder verwacht dat de cliënt na twee weken terugkeert in het verzorgingshuis, daarom stuurt hij geen mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Bij ontslag uit het ziekenhuis op 15-06-2010 blijkt dat de cliënt naar het verpleeghuis (VPH1) moet. Er is geen zicht op terugkeer naar het verzorgingshuis (VZH1). Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af voor een ZZP (6VV) met voorkeuraanbieder VPH1. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
PV
K4
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
VP
K2
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
BG-IND
K3
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
BH-VBF
99
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
Het nieuwe indicatiebesluit heeft tot gevolg dat het oude besluit ‘geveegd’ wordt. Het oude indicatiebesluit is dus niet meer geldig. Het tweede indicatiebesluit gaat in op 15-06-2010. Daarom is de DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT INDICATIEBESLUIT
van het eerste indicatiebesluit nu gelijk aan de
DATUM INGANG
van het tweede indicatiebesluit minus één dag (= 14-06-2010).
Omdat het verzorgingshuis niet meer voorkomt in het nieuwe indicatiebesluit, verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing (intrekking) naar VZH1 op basis van het eerste indicatiebesluit. De einddatum van het intrekkingbericht volgt uit de gewijzigde
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
van het eerste
indicatiebesluit (= 14-06-2010).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
235
De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
Op basis van de intrekking van het zorgkantoor stuurt VZH1 een mutatie-/eindezorgbericht, waarmee hij de zorg beëindigt. VZH1 is via het berichtenverkeer niet op de hoogte gesteld van de verblijfplaats van de cliënt. Waarschijnlijk heeft VZH1 wel contact gehad met het ziekenhuis en weet daardoor naar welk verpleeghuis de cliënt gaat. Als dit zo is, meldt VZH1 de beëindiging met ZORG
’17 – Overplaatsing’ en
INSTELLINGSCODE BESTEMMING
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-
‘AGB-code verpleeghuis’.
Als VZH1 niet weet naar welk verpleeghuis de cliënt gaat, stuurt hij een mutatie-/eindezorgbericht met CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ naar het
zorgkantoor. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Inhoud mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 1
VB-LDU
KE7
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
PV
K4
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
VP
K1
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
BG-IND
K1
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
BH-VBF
99
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
Naast de zorgintrekking voor VZH1 stuurt het zorgkantoor ook een nieuwe zorgtoewijzing naar het verpleeghuis (VPH1) voor het ZZP (6VV). Hiermee informeert het zorgkantoor VPH1 volledig over het tweede indicatiebesluit. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
VB-LDU
KE7
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
PV
K4
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
VP
K2
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
BG-IND
K3
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
2
BH-VBF
99
15-06-2010
15-06-2015
VPH1
VPH1 stuurt naar aanleiding van deze zorgtoewijzing een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor.
236
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 31: Cliënt nog niet in zorg: tijdelijk verblijf in ziekenhuis en overplaatsing naar verpleeghuis De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (3VV) per 01-02-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is verzorgingshuis VZH1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder VZH1 met ingangsdatum 01-02-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
VZH1 kan deze functies niet direct leveren en reageert daarom niet meteen met een melding aanvang zorg. De cliënt blijft op de wachtlijst staan. Op 01-03-2010 wordt de cliënt tijdelijk (in dit voorbeeld 2 weken) in het ziekenhuis opgenomen. De zorgaanbieder verwacht dat de cliënt na deze twee weken nog steeds opgenomen wil worden in het verzorgingshuis. Daarom stuurt hij geen mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Bij ontslag uit het ziekenhuis op 15-03-2010 blijkt dat de cliënt naar het verpleeghuis (VPH1) moet. Er is geen zicht op een toekomstige overplaatsing vanuit het verpleeghuis naar het verzorgingshuis (VZH1). Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af voor een ZZP (6VV) met voorkeuraanbieder VPH1.De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
PV
K4
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
VP
K2
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
BG-IND
K3
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
BH-VBF
99
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
Het nieuwe indicatiebesluit heeft tot gevolg dat het oude besluit ‘geveegd’ wordt. Het oude indicatiebesluit is dus niet meer geldig. Het tweede indicatiebesluit gaat in op 15-03-2010. Daarom is de DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT INDICATIEBESLUIT
van het eerste indicatiebesluit nu gelijk aan de
DATUM INGANG
van het tweede indicatiebesluit minus één dag (= 14-03-2010).
Omdat het verzorgingshuis niet meer voorkomt in het nieuwe indicatiebesluit, verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing (intrekking) naar VZH1 op basis van het eerste indicatiebesluit. De einddatum van het intrekkingbericht volgt uit de gewijzigde
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
van het eerste
indicatiebesluit (= 14-03-2010).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
237
De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
14-03-2010
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
14-03-2010
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
14-03-2010
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
14-03-2010
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
14-03-2010
VZH1
Op basis van de intrekking van het zorgkantoor verstuurt VZH1 geen mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. De reden hiervoor is dat het zorgkantoor de zorg intrekt en VZH1 nog geen zorg heeft geleverd. Naast de zorgintrekking voor VZH1 stuurt het zorgkantoor ook een nieuwe zorgtoewijzing naar het verpleeghuis (VPH1) voor het ZZP (6VV). Hiermee informeert het zorgkantoor VPH1 volledig over het tweede indicatiebesluit. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
VB-LDU
KE7
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
PV
K4
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
VP
K2
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
BG-IND
K3
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
2
BH-VBF
99
15-03-2010
15-03-2015
VPH1
VPH1 stuurt naar aanleiding van deze zorgtoewijzing een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor.
238
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 32: Cliënt in zorg: tijdelijk verblijf in ziekenhuis en revalidatie in verpleeghuis De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (3VV) per 01-02-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is verzorgingshuis VZH1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder VZH1 met ingangsdatum 01-02-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
Op basis hiervan start VZH1 de zorg en stuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Op 01-06-2010 wordt de cliënt tijdelijk (in dit voorbeeld 2 weken) in het ziekenhuis opgenomen. Let op! Met ingang van AZR release 2.2 wordt tijdelijke afwezigheid (ziekenhuisopname, vakantie, e.d.) niet meer gemeld. Vooraf is bekend dat er bij ontslag uit het ziekenhuis op 15-06-2010 een revalidatieperiode van 6 weken in het verpleeghuis (VPH1) volgt (tot en met 27-07-2010). Daarna keert de cliënt terug naar het verzorgingshuis. Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af voor een ZZP (9VV) tijdens de revalidatieperiode met voorkeuraanbieder VPH1 en een ZZP (3VV) voor de periode daarna met voorkeuraanbieder VZH1. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
PV
K4
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
VP
K2
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
BG-IND
K4
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
BH-VBF
99
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
VB-LDU
KE7
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
PV
K4
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
VP
K1
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
BG-IND
K1
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
BH-VBF
99
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
239
Het nieuwe indicatiebesluit heeft tot gevolg dat het oude besluit ‘geveegd’ wordt. Het oude indicatiebesluit is dus niet meer geldig. Het tweede indicatiebesluit gaat in op 15-06-2010. Daarom is de DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT INDICATIEBESLUIT
van het eerste indicatiebesluit nu gelijk aan de
DATUM INGANG
van het tweede indicatiebesluit minus één dag (= 14-06-2010).
Het zorgkantoor verstuurt in deze situatie twee zorgtoewijzingberichten, namelijk een intrekking van de zorg naar VZH1 op basis van het eerste indicatiebesluit en een nieuwe zorgtoewijzing naar VZH1 en VPH1 op basis van het tweede indicatiebesluit. De einddatum van het intrekkingbericht volgt uit de gewijzigde
DATUM GELDIGHEID (EINDE) INDICATIEBESLUIT
van
het eerste indicatiebesluit (= 14-06-2010). De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Zorgaanbieder
functie 1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
14-06-2010
VZH1
Op basis van de intrekking van het zorgkantoor stuurt VZH1 een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor, waarmee hij de zorg beëindigt. VZH1 weet op basis van zorgtoewijzing 3 (zie onder) dat de cliënt tijdens de revalidatieperiode in het verpleeghuis verblijft. VZH1 meldt daarom de beëindiging van de zorg met ZORG
’17 – Overplaatsing’ en
INSTELLINGSCODE BESTEMMING
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
‘AGB-code verpleeghuis’.
De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 1
VB-LDU
KE7
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
PV
K4
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
VP
K1
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
BG-IND
K1
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
1
BH-VBF
99
14-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VPH1
240
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
AWBZ-
Zoals eerder vermeld, gaat de tweede zorgtoewijzing naar VZH1 en VPH1 op basis van het tweede indicatiebesluit. Hiermee informeert het zorgkantoor beide aanbieders volledig over het tweede indicatiebesluit. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders VZH1 en VPH1 IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Zorgaanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
PV
K4
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
VP
K2
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
BG-IND
K4
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
BH-VBF
99
15-06-2010
27-07-2010
VPH1
2
VB-LDU
KE7
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
PV
K4
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
VP
K1
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
BG-IND
K1
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
2
BH-VBF
99
28-07-2010
28-07-2015
VZH1
Het verpleeghuis stuurt naar aanleiding van deze zorgtoewijzing een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor met 15-06-2010 als
BEGINDATUM FUNCTIE.
Verder beëindigt het verpleeghuis de zorg aan het einde van de revalidatieperiode op 27-07-2010. Naar aanleiding daarvan stuurt VPH1 een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met als MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’17 - Overplaatsing’ en
INSTELLINGSCODE BESTEMMING
CODE REDEN
‘AGB-code verzorgingshuis’. Het
verpleeghuis weet namelijk op basis van de zorgtoewijzing dat de cliënt terugkeert naar het verzorgingshuis. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Inhoud mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder VPH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 2
VB-LDU
KE7
27-07-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
2
PV
K4
27-07-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
2
VP
K2
27-07-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
2
BG-IND
K4
27-07-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
2
BH-VBF
99
27-07-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
Naar aanleiding hiervan verstuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) naar VPH1. Daarnaast meldt het verzorgingshuis de cliënt weer in zorg met een melding aanvang zorg met 28-072010 als
BEGINDATUM FUNCTIE.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
241
15.5.3
Beëindiging van zorg (ZZP zonder opnamewens)
Voorbeeld 33: Beëindiging van zorg (ZZP zonder opnamewens) De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (3VV) per 01-02-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is verzorgingshuis VZH1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder VZH1 met ingangsdatum 01-02-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
PV
K4
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
VP
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BG-IND
K1
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
01-02-2015
VZH1
Naar aanleiding van deze zorgtoewijzing is er contact tussen de cliënt en VZH1. Daaruit blijkt dat de cliënt niet opgenomen wil worden. De cliënt wil wel dat VZH1 de overige, toegewezen functies uit het ZZP levert. Dit voorbeeld gaat ervan uit dat het verzorgingshuis hiervoor een productieafspraak met het zorgkantoor heeft en ook extramurale functies mag leveren. Op basis hiervan verstuurt VZH1 een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor om het zorgkantoor te laten weten dat de cliënt niet opgenomen wil worden. Daarnaast stuurt VZH1 een melding aanvang zorg om de start van de overige functies te melden. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
1
BH-VBF
99
01-02-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
01-02-2010
¹
1
VP
K1
01-02-2010
¹
1
BG-IND
K1
01-02-2010
¹
242
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Het zorgkantoor reageert op het mutatie-/eindezorgbericht met een zorgtoewijzingbericht (intrekking) voor de functies ‘Verblijf langdurig’ en ‘Behandeling met verblijf’. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2010
VZH1
1
BH-VBF
99
01-02-2010
01-02-2010
VZH1
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
243
15.5.4
Cliënt niet (meer) in zorg & beëindiging van zorg door zorgaanbieder
Voorbeeld 34: De cliënt weigert de zorg De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (1VG) per 01-02-2010. Het zorgkantoor wijst de zorg op basis van dit indicatiebesluit toe aan een instelling voor gehandicaptenzorg (GZ1) met ingangsdatum 01-022010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing is er contact tussen de cliënt en GZ1. Daaruit blijkt dat de cliënt de zorg niet wil ontvangen van GZ1. Op basis hiervan verstuurt GZ1 geen melding aanvang zorg, maar een mutatie-/eindezorgbericht om het zorgkantoor hierover te informeren. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder GZ1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
1
PV
K1
01-02-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
1
BG-IND
K3
01-02-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
Het zorgkantoor reageert hierop door een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) naar GZ1 te sturen. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2010
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-02-2010
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-02-2010
GZ1
244
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 35: De zorgaanbieder weigert de zorg De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (1VG) per 01-02-2010. Het zorgkantoor wijst de zorg op basis van dit indicatiebesluit toe aan een instelling voor gehandicaptenzorg (GZ1) met ingangsdatum 01-022010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
Direct na ontvangst van de zorgtoewijzing is duidelijk dat GZ1 de toegewezen zorg niet kan leveren. Op basis hiervan verstuurt GZ1 geen melding aanvang zorg, maar een mutatie-/eindezorgbericht om het zorgkantoor hierover te informeren. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder GZ1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
11 ‘Zorgaanbieder weigert functie’
1
PV
K1
01-02-2010
11 ‘Zorgaanbieder weigert functie’
1
BG-IND
K3
01-02-2010
11 ‘Zorgaanbieder weigert functie’
Het zorgkantoor reageert hierop door een nieuwe zorgtoewijzing (intrekking) naar GZ1 te sturen. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2010
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-02-2010
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-02-2010
GZ1
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
245
Voorbeeld 36: Eerst uitstel van zorg, daarna beëindiging van zorg: cliënt weigert functie De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (1VG) per 01-02-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is een instelling voor gehandicaptenzorg (GZ1). Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan GZ1 met ingangsdatum 01-02-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
Na ontvangst van de zorgtoewijzing blijkt dat GZ1 de toegewezen zorg niet direct kan leveren. GZ1 reageert daarom niet met een melding aanvang zorg. Het zorgkantoor trekt de zorgtoewijzing niet in; de verwachting is namelijk dat de cliënt op een later tijdstip de zorg alsnog geleverd krijgt door GZ1. De cliënt blijft op de wachtlijst staan. Op 01-04-2010 geeft de cliënt aan dat hij definitief afziet van de toegewezen zorg. Op basis hiervan verstuurt GZ1 een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’12
– Cliënt weigert functie’ om het zorgkantoor hierover te informeren. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 1; gaat van zorgaanbieder GZ1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
VB-LDU
KE7
01-04-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
1
PV
K1
01-04-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
1
BG-IND
K3
01-04-2010
12 ‘Cliënt weigert functie’
Het zorgkantoor reageert hierop door een nieuw zorgtoewijzingbericht (intrekking) naar GZ1 te sturen. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-04-2010
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-04-2010
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-04-2010
GZ1
246
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Voorbeeld 37: Eerst zorgbeëindiging (openlaten toewijzing), daarna definitieve zorgbeëindiging De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (1VG) per 01-02-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is een instelling voor gehandicaptenzorg (GZ1). Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan GZ1 met ingangsdatum 01-02-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-02-2015
GZ1
Na ontvangst van de zorgtoewijzing start GZ1 de zorg per 01-02-2010 en stuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder GZ1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010 ²
1
PV
K1
01-02-2010
¹
1
BG-IND
K3
01-02-2010
¹
Nadat de cliënt enige tijd in zorg is geweest, beëindigt GZ1 de zorg op 01-04-2010. De zorgtoewijzing moet open blijven staan, omdat de cliënt later mogelijk weer aanspraak wil maken op de toegewezen zorg. GZ1 stuurt daarom een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’20 – Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 1; gaat van zorgaanbieder GZ1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
VB-LDU
KE7
01-04-2010
20 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’
1
PV
K1
01-04-2010
20 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’
1
BG-IND
K3
01-04-2010
20 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’
Het zorgkantoor trekt de zorgtoewijzing niet in; de cliënt wil later mogelijk weer aanspraak maken op de toegewezen zorg.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
247
Op 01-06-2010 meldt de cliënt aan GZ1 dat hij geen gebruik meer zal maken van de openstaande zorgtoewijzing. Er is geen sprake (meer) van zorglevering. Wat doet de zorgaanbieder in deze situatie? De zorgaanbieder kan nu alsnog een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG
’19 – Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ naar het zorgkantoor sturen. Op basis hiervan trekt het zorgkantoor vervolgens de zorg in. De
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG van het nieuwe bericht
moet gelijk zijn aan de
MUTATIEDATUM
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’20 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing open laten)’. Met
AWBZ-ZORG van het eerder verstuurde mutatie-/eindezorgbericht met
het oog op correcte wachtlijstinformatie, beveelt het CVZ deze werkwijze dringend aan. Het nieuwe mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 2; gaat van zorgaanbieder GZ1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
VB-LDU
KE7
01-04-2010
19 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
1
PV
K1
01-04-2010
19 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
1
BG-IND
K3
01-04-2010
19 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
Naar aanleiding hiervan stuurt het zorgkantoor een nieuw zorgtoewijzingbericht (intrekking) naar GZ1. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder GZ1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
VB-LDU
KE7
01-02-2010
01-04-2010
GZ1
1
PV
K1
01-02-2010
01-04-2010
GZ1
1
BG-IND
K3
01-02-2010
01-04-2010
GZ1
248
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.5.5
Gedeeltelijke beëindiging van zorg
Voorbeeld 38: Gedeeltelijke beëindiging van intramurale zorg op basis van een ZZP De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (9VV) per 01-03-2010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is verpleeghuis VPH1. Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan voorkeuraanbieder VPH1 met ingangsdatum 01-03-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Zorgaanbieder
functie 1
VB-LDU
KE7
01-03-2010
01-03-2011
VPH1
1
PV
K4
01-03-2010
01-03-2011
VPH1
1
VP
K2
01-03-2010
01-03-2011
VPH1
1
BG-IND
K4
01-03-2010
01-03-2011
VPH1
1
BH-VBF
99
01-03-2010
01-03-2011
VPH1
De cliënt wordt per 01-03-2010 opgenomen in het verpleeghuis. VPH1 verstuurt hiervoor een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Dan wijzigt de zorgbehoefte van de cliënt. Naar aanleiding hiervan geeft het CIZ een nieuw indicatiebesluit af met ingang van 01-10-2010 voor een ZZP (2VV). De voorkeuraanbieder is dezelfde als in het eerste indicatiebesluit. Omdat het hier gaat om een nieuw indicatiebesluit, moet het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing maken. Voor de betrokken zorgaanbieders geldt dat een zorgtoewijzing op basis van een nieuw indicatiebesluit een eventueel aanwezige zorgtoewijzing op basis van een voorgaand indicatiebesluit in zijn geheel vervangt. In dit geval verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing om VPH1 te informeren over indicatiebesluit 2. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
VB-LDU
KE7
01-10-2010
01-10-2011
VPH1
2
PV
K3
01-10-2010
01-10-2011
VPH1
2
VP
K0
01-10-2010
01-10-2011
VPH1
2
BG-IND
K1
01-10-2010
01-10-2011
VPH1
Er is sprake van doorlopende zorg (zie Begrippenlijst), maar niet voor alle functies. De functie ‘Behandeling met verblijf’ komt niet meer voor. Hiervoor verstuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing (intrekking) naar VPH1. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3 (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
1
Functie
BH-VBF
Klassecode
99
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-03-2010
30-09-2010
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Zorgaanbieder
VPH1
249
In deze situatie reageert VPH1 op de zorgtoewijzingen door zowel een melding aanvang zorg (op basis van indicatiebesluit 2) als een mutatie-/eindezorgbericht (op basis van indicatiebesluit 1) naar het zorgkantoor te sturen. Met de melding aanvang zorg informeert de zorgaanbieder het zorgkantoor over de start van de doorlopende functies (zie ook paragraaf 7.1.3 voor meer informatie). De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg; gaat van zorgaanbieder VPH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
VB-LDU
KE7
01-10-2010 ²
2
PV
K3
01-10-2010
¹
2
VP
K0
01-10-2010
¹
2
BG-IND
K1
01-10-2010
¹
De zorgaanbieder verstuurt een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 –
Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ om het zorgkantoor te informeren dat hij de niet-doorlopende functie ‘Behandeling met verblijf’ beëindigt. Uit de nieuwe zorgtoewijzing kan de zorgaanbieder afleiden dat de eerste zorgtoewijzing niet meer geldig is tot en met 01-03-2011, maar tot en met 30-09-2010 (= startdatum indicatiebesluit 2 minus één dag). Deze datum gebruikt de zorgaanbieder als
MUTATIEDATUM
AWBZ-ZORG.
De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht; gaat van zorgaanbieder VPH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
BH-VBF
99
30-09-2010
19 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
250
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
15.6
Praktijkvoorbeeld melding aanvangzorgbericht ZK-CAK (CA317)
In deze paragraaf vindt u het volgende praktijkvoorbeeld uitgewerkt met betrekking tot het melding aanvangzorgbericht (CA317):
voorbeeld 39; Meer dan één melding aanvang zorg (vlak) na elkaar (‘MAZ op MAZ’) doordat het mutatie-/eindezorgbericht van de oude zorgaanbieder en de melding aanvang zorg van de nieuwe zorgaanbieder elkaar kruisen.
15.6.1
Meer dan één melding aanvang zorg (vlak) na elkaar (‘MAZ op MAZ’)
Voorbeeld 39: AW39 van oude aanbieder en AW35 van nieuwe aanbieder kruisen elkaar De cliënt heeft een indicatie voor een ZZP (9VV) per 01-01-2010. Het zorgkantoor wijst de zorg op basis van dit indicatiebesluit toe aan verpleeghuis 1 (VPH1) met ingangsdatum 01-01-2010. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VPH1 IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Zorgaanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
01-01-2010
01-03-2010
VPH1
2
PV
K4
01-01-2010
01-03-2010
VPH1
2
VP
K2
01-01-2010
01-03-2010
VPH1
2
BG-IND
K4
01-01-2010
01-03-2010
VPH1
2
BH-VBF
99
01-01-2010
01-03-2010
VPH1
Nadat de cliënt enige tijd in zorg is geweest, beëindigt VPH1 de zorg op 29-01-2010 en gaat de cliënt naar huis. VPH1 stuurt daarom op 02-02-2010 (binnen vijf dagen) een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ’19 – Levering functie is beëindigd
(zorgtoewijzing intrekken)’. De cliënt blijkt echter toch nog niet in staat om weer zelfstandig te wonen en wordt al op 01-02-2010 opnieuw opgenomen, dit keer in verpleeghuis 2 (VPH2). Deze zorgaanbieder start de zorg en verstuurt hiervoor ook op 01-02-2010 een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Het zorgkantoor stuurt deze melding aanvang zorg nog dezelfde dag door naar het CAK via een CA317-bericht. Het zorgkantoor kan nog geen CA319-bericht versturen naar het CAK, omdat het mutatie-/eindezorgbericht van VPH1 met de beëindiging van de vorige opname nog niet is ontvangen. Omdat het CAK de nieuwe melding aanvang zorg (CA317) van VPH2 eerder ontvangt dan het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) van VPH1, kent het CAK een (fictieve) einddatum toe aan de eerste zorgperiode. Deze stelt het CAK gelijk aan de nieuwe datum in zorg minus één dag (31-01-2010). Dit heeft tot gevolg dat het CAK de cliënt een eigen bijdrage oplegt voor een te lange periode. De cliënt is namelijk op 30-01-2010 en 31-01-2010 niet in zorg, maar krijgt hiervoor in eerste instantie wel een eigen bijdrage opgelegd. Zodra het mutatie-/eindezorgbericht (CA319) van VPH1 binnenkomt, moet het CAK dit dan ook herstellen door de einddatum van de eerste zorgperiode aan te passen naar 29-01-2010 en op basis hiervan de eigen bijdrage te corrigeren.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
251
15.7
Praktijkvoorbeeld bovenregionaal berichtenverkeer (ZKxx)
In deze paragraaf vindt u het volgende praktijkvoorbeeld uitgewerkt met betrekking tot de bovenregionale berichten:
voorbeeld 40; Bovenregionaal berichtenverkeer.
15.7.1
Bovenregionaal berichtenverkeer
Voorbeeld 40: Bovenregionaal berichtenverkeer De cliënt heeft een indicatie voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ met voorkeuraanbieder ZA1. Dit is een bovenregionale zorgaanbieder, die een overeenkomst heeft met het zorgkantoor in regio B. De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar regionale zorgkantoor (regio A) IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K4
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
Het zorgkantoor van de regio waarin de cliënt woont (regio A), wijst de zorg toe aan de voorkeuraanbieder met ingangsdatum 01-07-2009. Omdat het hier gaat om een bovenregionale zorgaanbieder, verstuurt het zorgkantoor (regio A) hiervoor een bovenregionale zorgtoewijzing (ZK33) naar het bovenregionale zorgkantoor (regio B) met de volgende inhoud: Bovenregionale zorgtoewijzing 1 (ZK33); gaat van zorgkantoor (regio A) naar zorgkantoor (regio B) IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt het bericht en stuurt een zorgtoewijzing (AW33) naar ZA1 met de volgende inhoud: Zorgtoewijzing 1 (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA1
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing start ZA1 de zorg per 01-07-2009 en verstuurt een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor (regio B). De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1 (AW35); gaat van zorgaanbieder ZA1 naar bovenregionale zorgkantoor (regio B) IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
01-07-2009
¹
252
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt dit bericht en stuurt de melding aanvang zorg door naar het zorgkantoor (regio A) via een melding aanvangzorgbericht (ZK35). De inhoud van deze melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Bovenregionale melding aanvang zorg 1 (ZK35); gaat van zorgkantoor (regio B) naar zorgkantoor (regio A) IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
01-07-2009
¹
Naast het omzetten van het ontvangen AW35-bericht in een ZK35-bericht, moet het zorgkantoor (regio B) ook een CA317-bericht versturen, zodat het CAK de cliënt een eigen bijdrage voor de zorg bij ZA1 kan opleggen (zie paragraaf 8.1.3). Omdat het in dit voorbeeld om een extramurale functie gaat en niet om verblijfzorg, doet het CAK overigens niets met dit bericht en loopt het opleggen van de eigen bijdrage in dit geval buiten AZR om. Met ingang van 15-08-2009 wil de cliënt de zorg van zorgaanbieder ZA2 (uit dezelfde regio) ontvangen. De cliënt meldt dit aan het zorgkantoor (regio A). Dit zorgkantoor wijzigt de zorgtoewijzing en stuurt een nieuwe, bovenregionale zorgtoewijzing naar het zorgkantoor (regio B) met een intrekking van de functie ‘Persoonlijke verzorging’ voor ZA1 en een toewijzing van diezelfde functie voor ZA2. De inhoud van de bovenregionale zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Bovenregionale zorgtoewijzing 2 (ZK33); gaat van zorgkantoor (regio A) naar zorgkantoor (regio B) IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K4
01-07-2009
14-08-2009
ZA1
1
PV
K4
15-08-2009
01-07-2011
ZA2
Het zorgkantoor (regio B) zet de berichten om naar AW33-zorgtoewijzingen en verstuurt twee nieuwe zorgtoewijzingberichten, namelijk een intrekking naar ZA1 en een zorgtoewijzing naar ZA2. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2 (intrekking) (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
14-08-2009
ZA1 reageert hierop met een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) met
Zorgaanbieder
ZA1
CODE REDEN MUTATIE/EINDE AWBZ-ZORG
– Overplaatsing’ om het zorgkantoor (regio B) te informeren dat hij de zorg beëindigt. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 1 (AW39); gaat van zorgaanbieder ZA1 naar bovenregionale zorgkantoor (regio B) IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
PV
K4
14-08-2009
17 ‘Overplaatsing’
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
253
’17
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt dit bericht en stuurt het mutatie-/eindezorgbericht door naar het zorgkantoor (regio A) via een mutatie-/eindezorgbericht (ZK39). De inhoud van dit mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Bovenregionaal mutatie-/eindezorgbericht 1 (ZK39); gaat van zorgkantoor (regio B) naar zorgkantoor (regio A) IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
PV
K4
14-08-2009
17 ‘Overplaatsing’
Naast het omzetten van het ontvangen AW39-bericht in een ZK39-bericht, moet het zorgkantoor (regio B) ook een CA319-bericht versturen om het CAK te informeren over de overplaatsing, zodat het CAK de eigen bijdrage van de cliënt voor zorg bij ZA1 kan beëindigen (zie paragraaf 9.1.3). Omdat het in dit voorbeeld om een extramurale functie gaat en niet om verblijfzorg, doet het CAK overigens niets met dit bericht en loopt het beëindigen van de eigen bijdrage in dit geval buiten AZR om. De inhoud van de zorgtoewijzing aan ZA2 ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3 (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA2 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
15-08-2009
01-07-2011
Zorgaanbieder
ZA2
ZA2 start de zorg en verstuurt hiervoor een melding aanvang zorg (AW35) naar het zorgkantoor (regio B). De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2 (AW35); gaat van zorgaanbieder ZA2 naar bovenregionale zorgkantoor (regio B) IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
15-08-2009
¹
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt dit bericht en stuurt de melding aanvang zorg door naar het zorgkantoor (regio A) via een melding aanvangzorgbericht (ZK35). De inhoud van deze melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Bovenregionale melding aanvang zorg 2 (ZK35); gaat van zorgkantoor (regio B) naar zorgkantoor (regio A) IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K4
15-08-2009
¹
Naast het omzetten van het ontvangen AW35-bericht in een ZK35-bericht, moet het zorgkantoor (regio B) ook een CA317-bericht versturen, zodat het CAK de cliënt een eigen bijdrage voor de zorg bij ZA2 kan opleggen (zie paragraaf 8.1.3). Omdat het in dit voorbeeld om een extramurale functie gaat en niet om verblijfzorg, doet het CAK overigens niets met dit bericht en loopt het opleggen van de eigen bijdrage in dit geval buiten AZR om. Nadat de cliënt enige tijd in zorg is geweest, trekt het zorgkantoor (regio A) de zorg in met ingang van 01-10-2009. Het zorgkantoor (regio A) stuurt hiervoor een nieuwe zorgtoewijzing (ZK33) naar het zorgkantoor (regio B), zodat dit zorgkantoor de zorgaanbieder kan informeren dat de zorg wordt ingetrokken.
254
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Bovenregionale zorgtoewijzing 3 (ZK33); gaat van zorgkantoor (regio A) naar zorgkantoor (regio B) IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
15-08-2009
30-09-2009
Zorgaanbieder
ZA2
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt dit bericht en verstuurt een nieuwe zorgtoewijzing om de zorg door zorgaanbieder ZA2 in te trekken. De inhoud van het intrekkingbericht ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 4 (intrekking) (AW33); gaat van bovenregionale zorgkantoor (regio B) naar zorgaanbieder ZA2 IB
1
Functie
PV
Klassecode
K4
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
15-08-2009
30-09-2009
ZA2 reageert hierop met een mutatie-/eindezorgbericht (AW39) met
Zorgaanbieder
ZA2
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG
’19 – Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’ om het zorgkantoor te informeren dat hij de zorg beëindigt. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 2 (AW39); gaat van zorgaanbieder ZA2 naar bovenregionale zorgkantoor (regio B) IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
PV
K4
30-09-2009
19 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
Het zorgkantoor (regio B) verwerkt dit bericht en stuurt het mutatie-/eindezorgbericht door naar het zorgkantoor (regio A) via een mutatie-/eindezorgbericht (ZK39). De inhoud van dit mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Bovenregionaal mutatie-/eindezorgbericht 2 (ZK39); gaat van zorgkantoor (regio B) naar zorgkantoor (regio A) IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
PV
K4
30-09-2009
19 ‘Levering van de functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
Naast het omzetten van het ontvangen AW39-bericht in een ZK39-bericht, moet het zorgkantoor (regio B) ook een CA319-bericht versturen, zodat het CAK de eigen bijdrage van de cliënt voor zorg bij ZA2 kan beëindigen (zie paragraaf 9.1.3). Omdat het in dit voorbeeld om een extramurale functie gaat en niet om verblijfzorg, doet het CAK overigens niets met dit bericht en loopt het beëindigen van de eigen bijdrage in dit geval buiten AZR om.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
255
256
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
16
Totaalvoorbeeld AZR-ketenproces
In deze bijlage treft u een praktijkvoorbeeld aan dat het totale AZR-ketenproces omvat (exclusief het bovenregionale berichtenverkeer).
16.1
Toelichting
Het CVZ wijst erop dat het voorbeeld vooral bedoeld is om onderwerpen die eerder in dit handboek staan beschreven te verduidelijken. Het CVZ wijst er nadrukkelijk op dat het voorbeeld niet uitputtend is, dat wil zeggen dat niet alle mogelijke scenario’s worden beschreven. Verder heeft het CVZ omwille van de duidelijkheid in dit praktijkvoorbeeld:
geen retourberichten opgenomen.
de berichtuitwisseling tussen het zorgkantoor en het CAK alleen aan het einde van het voorbeeld opgenomen. Gebeurtenissen die eerder in het voorbeeld plaatsvinden leiden in de praktijk natuurlijk ook tot berichtenverkeer tussen het zorgkantoor en het CAK.
Wanneer er voetnoten in dit voorbeeld worden gebruikt, is het volgende van toepassing:
¹ Eventueel mag de zorgaanbieder ook het veld combinatie met het veld de
BEGINDATUM FUNCTIE
BEGINDATUM FUNCTIE.
BEGINDATUM GEPLANDE ZORG
vullen, bij voorkeur niet in
Wanneer beide velden gevuld zijn, moet het zorgkantoor
als startdatum van de zorg gebruiken. De velden mogen niet allebei leeg zijn
(bedrijfsregel 89).
² Bij een intramurale functie is de zorgaanbieder verplicht om het veld
BEGINDATUM FUNCTIE
te vullen
met de daadwerkelijke startdatum van de zorg (bedrijfsregel 116).
³ Dit mag ook 01-12-2010 zijn. In geval van verblijf kan een cliënt bij wisseling van zorgaanbieder (overplaatsing) één dag zowel bij de eerste als bij de tweede zorgaanbieder in zorg zijn. Eén dag overlap is dan toegestaan, mits de zorgtoewijzing binnen de begin- en einddatum van het indicatiebesluit blijft. Binnen AZR is dit een uitgangspunt. In de praktijk kan dit uitgangspunt niet worden afgedwongen.
16.2
Totaalvoorbeeld
De cliënt heeft een indicatie voor de functies ‘Persoonlijke verzorging’, ‘Verpleging’ en ‘Begeleiding in groepsverband’ en wil deze zorg ontvangen van twee zorgaanbieders (ZA1 en ZA2). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 1; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
257
Op basis van dit indicatiebesluit wijst het zorgkantoor de zorg toe aan de voorkeuraanbieders ZA1 en ZA2 met ingangsdatum 01-07-2009. De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 1; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing starten ZA1 en ZA2 de zorg per 01-07-2009 en versturen allebei een melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren over de aanvang van de toegewezen zorg. De inhoud van de meldingen aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 1A; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
PV
K3
01-07-2009
¹
1
VP
K1
01-07-2009
¹
Melding aanvang zorg 1B; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
¹
Met ingang van 01-01-2010 wil de cliënt de functie ‘Persoonlijke verzorging’ omzetten naar een persoonsgebonden budget (PGB). Op basis hiervan stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar ZA1 met een intrekking voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’. ZA2 ontvangt geen zorgtoewijzing, omdat er voor die zorgaanbieder niets gewijzigd is. De inhoud van de tweede zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 2; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
1
PV
K3
01-07-2009
31-12-2009
ZA1
1
VP
K1
01-07-2009
01-07-2011
ZA1
1
BG-GRP
KD04
01-07-2009
01-07-2011
ZA2
Naar aanleiding van de intrekking van het zorgkantoor beëindigt ZA1 de functie ‘Persoonlijke verzorging’ per 31-12-2009 en verstuurt hiervoor een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. De inhoud van het mutatie-/eindezorgbericht ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 1; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
PV
K3
31-12-2009
19 ‘Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
258
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Dan blijkt dat de cliënt niet langer thuis zorg kan ontvangen en opgenomen moet worden in een verzorgingshuis. Het CIZ geeft een nieuw indicatiebesluit af voor een ZZP (3VV) met ingang van 01-072010. De voorkeuraanbieder van de cliënt is verzorgingshuis 1 (VZH1). De inhoud van het indicatiebesluit ziet er als volgt uit: Indicatiebesluit 2; gaat van CIZ naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Datum ingang
Datum geldigheid
geïndiceerde functie
(einde) geïndiceerde
Voorkeuraanbieder
functie 2
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
Naar aanleiding van het nieuwe indicatiebesluit verstuurt het zorgkantoor meerdere zorgtoewijzingberichten. Omdat ZA1 en ZA2 niet voorkomen in het nieuwe indicatiebesluit, verstuurt het zorgkantoor naar deze aanbieders een zorgtoewijzingbericht (intrekking) voor de functies ‘Verpleging’ en ‘Begeleiding in groepsverband’ op basis van indicatiebesluit 1. Daarnaast stuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzing naar VZH1 op basis van indicatiebesluit 2. Het zorgkantoor hanteert als einddatum voor de intrekking de ingangsdatum van het tweede indicatiebesluit, minus één dag. Omdat het tweede indicatiebesluit ingaat op 01-07-2010, mogen ZA1 en ZA2 tot en met 30-06-2010 zorg leveren. De inhoud van de intrekkingberichten ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3A (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
1
Functie
VP
Klassecode
K1
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
30-06-2010
Zorgaanbieder
ZA1
Zorgtoewijzing 3B (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
1
Functie
BG-GRP
Klassecode
KD04
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-07-2009
30-06-2010
Zorgaanbieder
ZA2
In dit voorbeeld beëindigen ZA1 en ZA2 hierop de zorg en versturen hiervoor een mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Als ZA1 en/of ZA2 nog geen zorg zouden hebben geleverd, hoeven zij geen mutatie-/eindezorgbericht te versturen. ZA1 verstuurt een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG ‘17 – Overplaatsing’,
wanneer hij op de hoogte is van de opname van de cliënt. Zo nee, dan gebruikt ZA1 MUTATIE/EINDE
CODE REDEN
AWBZ-ZORG 19 - Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken).
ZA2 verstuurt een mutatie-/eindezorgbericht met
CODE REDEN MUTATIE/EINDE
AWBZ-ZORG 19 - Levering functie
is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken).
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
259
De inhoud van de mutatie-/eindezorgberichten ziet er als volgt uit: Inhoud mutatie-/eindezorgbericht 2A; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 1
VP
K1
30-06-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
Inhoud mutatie-/eindezorgbericht 2B; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 1
BG-GRP
KD04
30-06-2010
19 ‘Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
Naast de intrekkingberichten aan ZA1 en ZA2 verstuurt het zorgkantoor ook een zorgtoewijzing naar VZH1 om deze zorgaanbieder volledig te informeren over het tweede indicatiebesluit. De inhoud van deze zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 3C; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder VZH1 IB
Functie
Klassecode
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
Zorgaanbieder
2
VB-LDU
KE7
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
PV
K4
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
VP
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
BG-IND
K1
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
2
BH-VBF
99
01-07-2010
01-07-2015
VZH1
Echter, VZH1 kan de functies uit het ZZP (3VV) niet direct leveren. Het zorgkantoor en de zorgaanbieders besluiten daarom in overleg om overbruggingszorg (gedurende drie maanden tot 01-10-2010) in te zetten via de zorgaanbieders ZA1 en ZA2. De overbruggingszorg bestaat uit de functies ‘Verpleging’ en ‘Begeleiding in groepsverband’. Daarnaast wil de cliënt zijn PGB voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ voortzetten. Het zorgkantoor heeft nu twee opties:
Het zorgkantoor kan ervoor kiezen om de extramurale functies binnen het ZZP om te zetten van VZH1 naar ZA1/ZA2, dat wil zeggen intrekken bij VZH1 en overbruggingszorg toewijzen aan ZA1/ZA2.
Het zorgkantoor kan er ook voor kiezen om de extramurale functies binnen het ZZP 'dubbel' toe te wijzen aan zowel VZH1 als ZA1/ZA2.
In dit voorbeeld kiest het zorgkantoor de laatste optie. De zorgtoewijzing aan VZH1 blijft open staan. VZH1 stuurt in deze situatie geen melding aanvang zorg (zorg wordt niet gestart) of mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Ook verstuurt het zorgkantoor geen intrekking van de zorgtoewijzing naar VZH1. Het voordeel hiervan is dat het hele ZZP op de wachtlijst blijft staan, totdat VZH1 de zorg alsnog gaat leveren. Tot slot wijst het zorgkantoor de overbruggingszorg toe aan ZA1 en ZA2 via een nieuwe zorgtoewijzing.
260
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
De inhoud van de zorgtoewijzing voor de overbruggingszorg ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 4; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste
Gewenste
Zorg-
Code
startdatum
einddatum
aanbieder
overbruggingszorg
toegewezen
toegewezen
functie
functie
2
VP
K1
01-07-2010
01-10-2010
ZA1
Ja
2
BG-GRP
KD04
01-07-2010
01-10-2010
ZA2
Ja
Naar aanleiding van de zorgtoewijzing starten ZA1 en ZA2 de zorg per 01-07-2010 en versturen allebei een melding aanvang zorg om het zorgkantoor te informeren over de aanvang van de overbruggingszorg. De inhoud van de meldingen aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 2A; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
VP
K1
01-07-2010
¹
Melding aanvang zorg 2B; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
BG-GRP
KD04
01-07-2010
¹
Op 15-09-2010 blijkt dat de cliënt per 01-10-2010 nog steeds niet kan worden opgenomen in het verzorgingshuis. VZH1 verzoekt het zorgkantoor daarom om nog een keer overbruggingszorg toe te wijzen voor een periode van drie maanden (tot 01-01-2011). De cliënt wil zijn PGB voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’ voortzetten. Naar aanleiding van het verzoek van VZH1 stuurt het zorgkantoor een nieuwe zorgtoewijzing naar ZA1 en ZA2. Dit bericht bevat voor beide aanbieders de toewijzing van de overbruggingszorg voor de eerste periode en die van de daaropvolgende drie maanden. Het zorgkantoor moet ervoor zorgen dat de periodes elkaar niet overlappen (bedrijfsregel 67). De inhoud van de zorgtoewijzing ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 5; gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieders ZA1 en ZA2 IB
Functie
Klassecode
Gewenste
Gewenste
Zorg-
Code
startdatum
einddatum
aanbieder
overbruggingszorg
toegewezen
toegewezen
functie
functie
2
VP
K1
01-07-2010
30-09-2010
ZA1
Ja
2
BG-GRP
KD04
01-07-2010
30-09-2010
ZA2
Ja
2
VP
K1
01-10-2010
01-01-2011
ZA1
Ja
2
BG-GRP
KD04
01-10-2010
01-01-2011
ZA2
Ja
Omdat er sprake is van doorlopende (overbruggings)zorg, versturen ZA1 en ZA2 géén mutatie/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. Wel versturen beide aanbieders opnieuw een melding aanvang zorg naar het zorgkantoor. Als begindatum voor de doorlopende zorg melden ZA1 en ZA2 niet de eerste aanvangsdatum van de overbruggingszorg, maar de eerste dag waarop de zorgtoewijzing voor de tweede overbruggingszorgperiode ingaat.
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
261
De inhoud van deze meldingen aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 3A; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
VP
K1
01-10-2010
¹
Melding aanvang zorg 3B; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
BG-GRP
KD04
01-10-2010
¹
Op 01-12-2010 verhuist de cliënt definitief naar het verzorgingshuis. ZA1 en ZA2 beëindigen daarom de overbruggingszorg per 30-11-2010 en sturen allebei een mutatie-/eindezorgbericht naar het zorgkantoor. De inhoud van de mutatie-/eindezorgberichten ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht 3A; gaat van zorgaanbieder ZA1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 2
VP
K1
30-11-2010 ³
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
Mutatie-/eindezorgbericht 3B; gaat van zorgaanbieder ZA2 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden mutatie/einde AWBZ-zorg
zorg 2
BG-GRP
KD04
30-11-2010 ³
19 ‘Levering functie is beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
Naar aanleiding van deze mutatie-/eindezorgberichten verstuurt het zorgkantoor nieuwe zorgtoewijzingberichten naar zowel ZA1 als ZA2 met een intrekking van de overbruggingszorg. Het zorgkantoor hoeft geen zorgtoewijzing aan ZA3 te sturen. De toewijzing van die zorg ‘wacht’ nog op een melding aanvang zorg door die aanbieder. Verder beëindigt het zorgkantoor het PGB voor de functie ‘Persoonlijke verzorging’. De inhoud van de zorgtoewijzingen ziet er als volgt uit: Zorgtoewijzing 6A (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA1 IB
2
Functie
VP
Klassecode
K1
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-10-2010
30-11-2010
Zorgaanbieder
ZA1
Zorgtoewijzing 6B (intrekking); gaat van zorgkantoor naar zorgaanbieder ZA2 IB
2
262
Functie
BG-GRP
Klassecode
KD04
Gewenste startdatum
Gewenste einddatum
toegewezen functie
toegewezen functie
01-10-2010
30-11-2010
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
Zorgaanbieder
ZA2
Daarnaast verstuurt het zorgkantoor een mutatie-/eindezorgbericht (CA319) om het CAK te informeren over de beëindiging van de overbruggingszorg door ZA1 en ZA2. De inhoud van het mutatie/eindezorgbericht (CA319) ziet er als volgt uit: Mutatie-/eindezorgbericht ZK-CAK; gaat van zorgkantoor naar CAK IB
Functie
Klassecode
Mutatiedatum AWBZ-
Code reden
Instellingscode
zorg
mutatie/einde AWBZ-
bestemming
zorg 2
VP
K1
30-11-2010
17 ‘Overplaatsing’
AGB-code VZH1
2
BG-GRP
KD04
30-11-2010
19 ‘Levering functie is
beëindigd (zorgtoewijzing intrekken)’
Ten slotte start VZH1 de toegewezen zorg (ZZP 3VV) per 01-12-2010 en verstuurt een melding aanvang zorg om het zorgkantoor hierover te informeren. De inhoud van de melding aanvang zorg ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg 4; gaat van zorgaanbieder VZH1 naar zorgkantoor IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
Begindatum geplande zorg
2
VB-LDU
KE7
01-12-2010 ²
2
PV
K4
01-12-2010
¹
2
VP
K1
01-12-2010
¹
2
BG-IND
K1
01-12-2010
¹
2
BH-VBF
99
01-12-2010 ²
Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een cliënt de sleutel van de kamer in een intramurale instelling eerder krijgt dan de zorg door deze instelling wordt overgenomen. In dat geval stuurt VZH1 eerst een melding aanvang zorg voor de (intramurale) functie ‘Verblijf langdurig’ met de zogenaamde ‘sleuteldatum’ als
BEGINDATUM FUNCTIE.
Wanneer de cliënt daadwerkelijk in zorg komt, stuurt VZH1 een
tweede melding aanvang zorg om de start van de overige functies te melden. Zie ook voorbeeld 23. Naar aanleiding van de melding aanvang zorg van VZH1 verstuurt het zorgkantoor een melding aanvangzorgbericht (CA317) om het CAK te informeren over de opname van de cliënt in het verzorgingshuis. De inhoud van de melding aanvang zorg (CA317) ziet er als volgt uit: Melding aanvang zorg ZK-CAK; gaat van zorgkantoor naar CAK IB
Functie
Klassecode
Begindatum functie
2
VB-LDU
KE7
01-12-2010
2
PV
K4
01-12-2010
2
VP
K1
01-12-2010
2
BG-IND
K1
01-12-2010
2
BH-VBF
99
01-12-2010
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7
263
264
Handboek Zorgregistratie AWBZ, AZR 2.2, uitgave 7