Collectieve duurzame energie en gebiedsontwikkeling, de toekomst?! De ontwikkeling van collectieve (lokale) duurzame energievoorzieningen bij gebiedsontwikkelingen
“We cannot solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them.” Albert Einstein
MUAD – Master of Urban and Area Development Periode 8 – Masterproef Monica Sommer Begeleider – Theo de Bruijn, Lector Duurzame Leefomgeving, Saxion Juni 2010
2
Inhoud 0.
Inleiding ............................................................................................................................................. 4 0.1. Aanleiding ................................................................................................................................. 4 0.2. Praktijkcasus: Kleurenbuurt – Zaandam ..................................................................................... 4 0.3. Doel en probleemstelling ........................................................................................................... 5 0.4. Onderzoeksmethodiek en strategie ........................................................................................... 6 1. Ontwikkeling duurzame energievoorzieningen .................................................................................. 8 1.1. Duurzame ontwikkeling ............................................................................................................. 8 1.2. Gebouwde omgeving en energie ............................................................................................. 10 1.3. Duurzame energiebronnen ...................................................................................................... 11 2. Gebiedsontwikkeling ........................................................................................................................ 14 2.1. Proces van gebiedsontwikkeling .............................................................................................. 14 2.2. Fasering van gebiedsontwikkeling ........................................................................................... 16 2.3. Regie voeren over gebiedsontwikkeling ................................................................................... 17 2.4. Samenhang in theoretisch kader ............................................................................................. 19 3. Verkenning: analyse referentieprojecten ......................................................................................... 21 Project 1: Buurtstede, Veenendaal......................................................................................................... 23 3.1.1. Het project .......................................................................................................................... 23 3.1.2. Betrokken partijen .............................................................................................................. 23 3.1.3. Het proces ........................................................................................................................... 24 3.1.4. Beschouwing in relatie tot theoretisch kader ...................................................................... 25 3.2. Project 2: Parijsch Noord, Culemborg ...................................................................................... 28 3.2.1. Het project .......................................................................................................................... 28 3.2.2. Betrokken partijen .............................................................................................................. 28 3.2.3. Het proces ........................................................................................................................... 29 3.2.4. Beschouwing in relatie tot theoretisch kader ...................................................................... 30 3.3. Project 3: Plantage De Sniep, Diemen ...................................................................................... 31 3.3.1. Het project .......................................................................................................................... 31 3.3.2. Betrokken partijen .............................................................................................................. 31 3.3.3. Het proces ........................................................................................................................... 32 3.3.4. Beschouwing in relatie tot theoretisch kader ...................................................................... 33 4. Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................... 35 4.1. Meerwaarde duurzame energievoorziening op wijk (lokaal) niveau ........................................ 35 4.2. Borging in proces van gebiedsontwikkeling ............................................................................. 36 4.3. Betekenis voor praktijkcasus - de Kleurenbuurt ....................................................................... 39 Bijlage 1. Actorenanalyses Bijlage 2. Geraadpleegde bronnen t.b.v. de analyse van de referentieprojecten
0. Inleiding 0.1. Aanleiding Om klimaatveranderingen te lijf te gaan en uitputting van fossiele brandstoffen te voorkomen, is duurzame ontwikkeling dé centrale opgave voor de 21ste eeuw. Een belangrijke bijdrage kan geleverd worden door ons energieverbruik te verminderen en door duurzame energiebronnen in te zetten. Ook bij de (her)ontwikkeling van de gebouwde omgeving is het nodig om in te zetten op een meer duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid is een breed begrip, maar dit onderzoek beperkt zich tot het energievraagstuk. De Nederlandse praktijk van gebiedsontwikkeling is nog niet gewend om dit vraagstuk in projecten te integreren. Veel partijen weten niet wat het betekent om duurzame energie mee te nemen in de planvorming, of wat het allemaal kost.1
“De uitdaging is om de wereld van ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘ruimtelijke ordening’ op systematische manier met elkaar te verknopen.” Bron: Advies 076 ‘Duurzame verstedeljking’, Vromraad, 2010
0.2. Praktijkcasus: Kleurenbuurt – Zaandam De Kleurenbuurt is een typisch jaren zestig buurt met ruim 700 sociale huurwoningen in vier grote flats, ruim opgezet in het groen. In het hart van de buurt staat een gemeentelijke sporthal en zwembad. De flats zijn in slechte bouwtechnische staat en de openbare ruimte (ondanks de ruime maat) wordt slecht benut. Ook de gemeentelijke voorzieningen zijn op korte termijn afgeschreven. Voor de herstructurering van de Kleurenbuurt is een Ontwikkelingsplan (ruimtelijke en programmatische kaders) opgesteld door de woningcorporatie en vastgesteld door de gemeenteraad. Het Ontwikkelingsplan gaat uit van sloop van de sociale huurwoningen en nieuwbouw van ca. 1.000 – 1.200 woningen, clustering van de maatschappelijke voorzieningen in het hart van de buurt en een nieuwe inrichting van de openbare ruimte. Clustering van de maatschappelijke voorzieningen betekent sloop en nieuwbouw voor de sporthal, gedeeltelijk voor het zwembad en verplaatsing van een aantal voorzieningen naar dit nieuwe cluster.
“Duurzame energie vecht voor een plek in planproces. Waren het eerst postzegelprojecten – zonnepaneeltje hier, windmolentje daar – nu gaan hele nieuwbouwwijken over op ‘groene’ energieopwekking.” Bron: RO Magazine, maart 2010
Daarnaast heeft de Gemeente Zaanstad de ambitie om in 2020 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Deze ambitie is vastgelegd in het klimaatprogramma, dat de insteek heeft dat dit bereikt kan worden door zoveel mogelijk energie te besparen en daarnaast duurzame energie op te wekken. Deze ambitie heeft invloed op de planvorming voor de herstructurering van de Kleurenbuurt. Om vanuit de 1
RO Magazine, P. van den Brand, maart 2010
4
herstructurering een bijdrage te leveren aan de ambitie is o.b.v. het Ontwikkelingsplan een energievisie opgesteld door een adviesbureau. Hierin worden de technische oplossingen aangegeven om minimaal klimaatneutraal te ontwikkelen. De technische oplossingen voor energielevering worden op wijkniveau gezocht, die in relatie met de herstructurering kunnen worden gerealiseerd. Het blijkt echter lastig te zijn om advies in te winnen over het proces om te komen tot uitvoering van de energievisie. Gemeente en corporatie onderzoeken nu de haalbaarheid van het Ontwikkelingsplan, zodat het project ‘vermarkt’ kan gaan worden. Voor de collectieve duurzame energievoorzieningen is er geen ‘geëigende’ partij om aan de energievisie verdere uitwerking te geven. De corporatie legt daar gedurende de planvorming geen prioriteit. De gemeente heeft wel de ambitie, maar heeft op dit moment niet de bestuurlijke overtuiging en (nog) niet de expertise om hier verder uitvoering aan te geven.
0.3. Doel en probleemstelling Het doel van dit onderzoek is tweeledig: - Inzicht geven hoe levering van collectieve duurzame energie aan (ver)nieuw(d)e gebouwde omgeving mogelijk kan worden gemaakt. De focus binnen het onderzoek ligt op het proces om te komen tot een gebiedsontwikkeling waarbinnen de ontwikkeling van duurzame energievoorzieningen een plek heeft gekregen. Daarnaast zal aandacht zijn voor de fase van beheer- en onderhoud van de voorzieningen. - Ten aanzien van de praktijkcasus Kleurenbuurt bepalen hoe de ambities uit de energievisie kunnen worden gerealiseerd binnen het proces van de herstructurering van de Kleurenbuurt. Het doel van het onderzoek is niet: - Om technisch inzicht te geven over de mogelijkheden van ontwikkeling van duurzame energievoorzieningen op lokaal (wijk) niveau. - Om aan te tonen hoe een gebiedsontwikkeling klimaatneutraal gerealiseerd kan worden. Het onderzoek richt zich op de levering van duurzame energie.
5
De hoofdonderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: Hoe kan de ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen op lokaal (wijk)niveau in een proces van gebiedsontwikkeling2 worden geborgd? Het resultaat van het onderzoek geeft handvatten aan planontwikkelaars bij gemeenten, corporaties en ontwikkelaars, die werken aan een proces om te komen tot duurzame ruimtelijke ontwikkelingen. Het eindresultaat is een verkennende schriftelijke rapportage (30 – 50 pagina’s) met een beschrijving van de mogelijkheden om ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen op wijkniveau in het proces van gebiedsontwikkeling in te passen.
Oriëntatie op de context (gebiedsontwikkeling en duurzame energie)
Onderzoek
Gebiedsontwikkeling
Ontwikkeling duurzame energievoorziening
0.4. Onderzoeksmethodiek en strategie De gebiedsontwikkelingen, waarbij in de nieuwe situatie wordt overgegaan op collectieve levering van een vorm van duurzame energie, zijn nog dun gezaaid. In figuur 1 is de onderzoeksmethodiek in een overzicht aangegeven.
Voor de borging van de ontwikkeling van duurzame collectieve energievoorzieningen binnen het proces van gebiedsontwikkeling, is het belangrijk om inzicht te geven in het proces van gebiedsontwikkeling. Wat is gebiedsontwikkeling? Hoe wordt gebiedsontwikkeling aangepakt? Welke partijen spelen daar een rol bij? En hoe komt besluitvorming tot stand? Dit leidt tot een theoretisch kader waarin de samenhang tussen hiervoor genoemde vragen wordt aangegeven. (deelvraag 2) Verkenning Het onderzoek richt zich vervolgens op enkele voorbeeldprojecten waarbij de ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorzieningen wel gelukt is, of redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gaat lukken. Analyse van drie referentieprojecten zal inzicht geven op het verloop van de ontwikkeling, welke actoren betrokken zijn en hoe de besluitvorming in de verschillende fasen is verlopen. De
Beschouwing i.r.t. theoretisch kader: Resultaten analyse beschouwen i.r.t. theoretisch kader van gebiedsontwikkeling
Conclusie en aanbevelingen: Borging in proces van gebiedsontwikkeling Aanbevelingen voor praktijkcasus
2
in het geval van dit onderzoek betreft gebiedontwikkeling een ontwikkeling met wonen als primaire functie (uitleglocatie of herstructurering van een bestaande wijk).
Figuur 1 Onderzoeksmethodiek
6
(globaal) onderzoek legitimatie onderzoeksvraag
Als eerste wordt globaal onderzocht wat mogelijkheden zijn voor ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen op lokaal (wijk) niveau. Dit globale onderzoek bestaat uit deskresearch en expertinterviews. (deelvraag 1)
Verkenning: Analyse referentieprojecten Buurtstede, Veenendaal Parijsch Noord, Culemborg Plantage De Sniep, Diemen
analyse van de referentieprojecten wordt gedaan vanuit het perspectief van de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening. Om een vergelijkende analyse te kunnen maken is gezocht naar vergelijkbare referentieprojecten. In de planvorming en realisatie van het project is een collectieve duurzame energievoorziening op lokaal niveau ontwikkeld. De analyse wordt gemaakt op basis van beschikbare projectinformatie (projectwebsites, bestuursinformatiesystemen etc.) en interviews met projectbetrokkenen. (deelvraag 3) Diagnose De geanalyseerde informatie (deelvraag 3) wordt beschouwd in relatie tot het theoretisch kader van gebiedsontwikkeling (deelvraag 2). Dit levert een beschrijving van het project in het licht van het theoretisch kader op. (deelvraag 4) Conclusie & aanbevelingen Conclusies en aanbevelingen worden gegeven over de (eventuele) meerwaarde van collectieve duurzame energievoorzieningen op lokaal (wijk) niveau (deelvraag 5) en de inpassing van het proces van ontwikkeling van duurzame energievoorzieningen in het proces van gebiedsontwikkeling. (deelvraag 6) Het effect van de conclusies en aanbevelingen wordt vervolgens beschreven voor de praktijkcasus Kleurenbuurt (deelvraag 7).
Deelvragen: 1. Wat zijn collectieve duurzame energievoorzieningen (CDE) op lokaal (wijk)niveau? 2. Wat is het verloop van het proces van gebiedsontwikkeling? 3. Hoe is bij referentieprojecten de ontwikkeling van CDE toegepast binnen het proces van gebiedsontwikkeling? 4. Hoe verhouden de referentieprojecten zich tot het theoretisch kader van gebiedsontwikkeling? 5. Wat is de (maatschappelijke) meerwaarde van CDE op lokaal (wijk)niveau? 6. Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden gegeven om de ontwikkeling van CDE in een proces van gebiedsontwikkeling te borgen? 7. Welk(e) effect(en) hebben deze conclusies en aanbevelingen op de ambitie om bij de herstructurering van de Kleurenbuurt een CDE te realiseren?
7
1. Ontwikkeling duurzame energievoorzieningen Dit onderzoek richt zich op de ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen op lokaal (wijk)niveau binnen het proces van gebiedsontwikkeling. De afgelopen decennia is de overgang naar duurzame energie een belangrijk item geworden door verwachtte klimaatveranderingen, zoals aangekondigd door Al Gore in “An inconvenient truth” en de groeiende vraag en daarmee samenhangende verdere uitputting van fossiele brandstoffen. Dit is onder andere het gevolg van sterke economische groei in bepaalde delen van de wereld. Duurzaamheid is de algemene noemer waaronder getracht wordt deze ontwikkelingen bij te sturen, waarbij geldt dat bij ontwikkelingen ook effecten over de generaties heen en op wereldschaal mee worden gewogen. In dit hoofdstuk volgt een toelichting op het begrip duurzaamheid, welke bijdrage de gebouwde omgeving kan leveren aan het vermindering van kooldioxide-uitstoot en tot slot, welke mogelijkheden er zijn voor de levering van duurzame energie.3
1.1. Duurzame ontwikkeling Duurzaamheid en duurzame ontwikkeling zijn de afgelopen jaren wereldwijd in zwang geraakt als aanduidingen voor een nieuw vooruitgangsperspectief. 4 In de jaren 80 heeft de door de Verenigde Naties ingestelde commissie Brundtland (World Commission on Evironment and Development) de oorzaken geanalyseerd van de verslechterde ecologie en de condities om daar iets aan te doen. De commissie legde een verband tussen de verslechtering en de manier waarop de sociaal economische en technologische ontwikkelingen vorm krijgen. Om te voorkomen dat door deze ontwikkelingen basale bestaansvoorwaarden vernietigd zouden worden, is een andere sociale en economische ontwikkeling op wereldschaal nodig. Duurzame ontwikkeling is door de commissie als volgt gedefinieerd: “een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder het vermogen van toekomstige generaties aan te tasten om in hun eigen behoefte te voorzien.” Deze definitie is niet scherp gedefinieerd en levert veel discussie hoe uitvoering kan worden gegeven aan duurzame ontwikkeling. 5
3
Basisboek Duurzame ontwikkeling, N. Roorda, 2005 Advies 076 Duurzame verstedelijking, Vromraad, 2010 5 Basisboek Duurzame ontwikkeling, N. Roorda, 2005 4
8
Ingrijpende ontwikkeling Het doel van duurzame ontwikkeling is om geleidelijk te komen tot een wereld waarin een steeds groter percentage van de mensen wereldwijd kan leven in een acceptabele situatie waarin men op zijn minst kan beschikken over goede gezondheidszorg, voeding, huisvesting en scholing.6 Duurzaam ontwikkelen betekent verbeteren van welzijn, natuur en economie: people, planet, profit. (de 3 P’s) De belangen ten aanzien van de 3 P’s moeten in harmonie en evenwicht worden meegenomen in ontwikkelingen. Voor gebiedsontwikkeling geldt dat ook de ruimtelijke kwaliteit meegewogen dient te worden. Harmonie en evenwicht tussen de 3P’s zullen voor ontwikkelingen in samenhang, op de verschillende schaalniveaus (tot een mondiaal niveau) en toekomstgericht beschouwd moeten worden. Daarmee worden vijf dimensies gecreëerd om rekening mee te houden. (Figuur 2) Het is een zeer ingrijpende ontwikkeling, die diep zal inwerken op de gehele samenleving. In Nederland is duurzame ontwikkeling voor het huidige kabinet een van de prioritaire thema's. Dit krijgt vorm in het programma Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO). KADO verbindt en versterkt een deel van de lopende programma’s en initiatieven van het kabinet op het gebied van duurzame ontwikkeling, onder meer door resultaten te etaleren. De focus ligt op het verbinden van nationale en internationale inzet, het laten bijdragen van de kracht van innovatie en ondernemerschap aan duurzame ontwikkeling en het wederzijds versterken van de eigen bedrijfsvoering van overheid en beleid. 7
Figuur 2 De vijf dimensies van duurzame ontwikkeling Bron: college Theo de Bruijn
Planet: het energievraagstuk Het energiegebruik heeft door de kooldioxide-uitstoot een belangrijke bijdrage aan klimaatverandering. Zeker in eerste instantie beperkte de aandacht zich bij duurzame ontwikkeling vaak alleen tot het verminderen van de milieuproblematiek. Dit betreft dan sec het terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen, waaronder kooldioxide en het beperken van gebruik van fossiele brandstoffen i.v.m. de eindigheid. Inmiddels is de overtuiging dat een brede aanpak nodig is. Dit onderzoek beperkt zich echter verder tot de bijdrage van energiegebruik, maar met het bewustzijn dat een veranderend energiegebruik past binnen de hierboven geschetste bredere context. De samenleving is sterk afhankelijk van betrouwbare en betaalbare energie. De continue beschikbaarheid van betaalbare energie vormt een belangrijke randvoorwaarde voor economische ontwikkeling. Deze beschikbaarheid is niet (meer) vanzelfsprekend. Voorraden olie en gas raken ooit op en economische groei in een steeds groter deel van de wereld vraagt om meer en meer energie, 6 7
Basisboek Duurzame ontwikkeling, N. Roorda, 2005 www.vrom.nl
9
terwijl het aanbod niet snel vergroot kan worden. Dit leidt tot relatief hoge prijzen voor olie en gas en spanningen op energiemarkten.8 De huidige regering heeft samenhangend met de klimaatambities, in het (rijks)werkprogramma Schoon en Zuinig (2007), verreikende doelen gesteld voor het tempo van energiebesparing, en voor de introductie van hernieuwbare bronnen. Het aandeel hernieuwbare energiebronnen moet oplopen tot 20% in het jaar 2020, ten opzichte van 2 tot 3% nu. Voor de verschillende sectoren, waaronder de energiesector, industrie, verkeer en vervoer en de gebouwde omgeving, zijn maatregelen en instrumenten benoemd die een bijdragen aan de gestelde doelen moeten leveren. De sector Gebouwde omgeving kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen.9 In figuur 3 staat een overzicht van het energiegebruik in Nederland. Gezien het onderwerp van dit onderzoek ligt de nadruk verder op de bijdrage die de sector Gebouwde omgeving kan leveren aan het energiegebruik.
1.2. Gebouwde omgeving en energie Trias energetica De TU Delft heeft een strategie ontwikkeld voor een zo duurzaam mogelijke energievoorziening van de gebouwde omgeving. Aan de hand van het volgen van drie richtlijnen, Trias Energetica, kan verkend worden met welke technieken energie-efficiënt gebouwd kan worden. Het gaat om de volgende richtlijnen: 1. Beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan. 2. Gebruik duurzame energiebronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie. 3. Zet fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk in om aan de resterende energiebehoefte te voldoen.10 In planvorming volgen de stappen elkaar chronologisch op. In eerste instantie wordt gekeken hoe met energiebesparende maatregelen de energievraag omlaag gebracht kan worden. In de tweede stap wordt dan bekeken in hoeverre de (beperkte) energievraag ingevuld kan worden met duurzame energie. Tot slot, wordt de overgebleven energie vraag zo efficiënt mogelijk ingevuld met fossiele brandstoffen.
Figuur 3 Ruim 40 procent van het energieverbruik wordt gebruikt voor verwarming, zo blijkt uit cijfers van SenterNovem. Bron: www.koudeenwarmte.com
8
Monitor Duurzaam Nederland 2009, Centraal Planbureau voor de Statistiek e.a., 2009 Nieuwe energie voor het klimaat, werkprogramma Schoon en Zuinig, ministerie van VROM e.a., 2007 10 Het grote energieboek voor duurzaam wonen, T. van Eck, 2010 9
10
Lenteakkoord Om uitvoering te kunnen geven aan het werkprogramma Schoon en Zuinig voor de sector Gebouwde Omgeving is in 2008 een akkoord gesloten tussen het rijk en marktpartijen. Het Lenteakkoord zet in op energiezuiniger bouwen, kennisuitwisseling en aanpassen van de methodiek om de energieprestatienormering aan te geven. Het enige huidige wettelijke instrument dat energiezuinigheid toetst, is de in het bouwbesluit opgenomen EPC (zie kader voor definitie). De EPC is een gebouwgebonden norm. De methode kent op dit moment een sterke prikkel om energiezuinig te bouwen, maar stimuleert de overgang op duurzame energie beperkt. In het werkprogramma ligt de nadruk sterk op energiebesparing en op een grootschalige overgang naar hernieuwbare energie voor de levering van elektriciteit. Dit laatste is niet op wijk/ lokaal niveau. Daarmee is de aandacht voor de tweede stap van Trias Energetica, levering van duurzame energie (op lokaalniveau), bij nieuwbouw (zeer) beperkt. Dat zal anders worden met het voornemen in het werkprogramma Schoon en Zuinig om de energieprestatie-eis van nieuwe woongebouwen met 25% in 2011 en 50% in 2015 aan te scherpen en voor utiliteitsgebouwen met 50% in 2017. Het doel is om in 2020 energieneutrale nieuwbouw woningen te realiseren. Energieneutrale woningen gebruiken per saldo geen (fossiele) energie en zouden op termijn op grote schaal kosteneffectief moeten kunnen worden gebouwd. Door de verwachtte wettelijke aanpassingen is de overgang op levering van duurzame energie noodzakelijk geworden. Het instrument EPL (zie kader voor definitie) is geen wettelijke verplichting, maar kan nu wel een beeld geven van de energiekwaliteit van een project. 11 De laatste constateringen zijn van belang voor het stimuleren van levering van duurzame energie op een grotere schaal dan op gebouwniveau. Gezien het onderzoeksobject in deze studie wordt de verdere focus gelegd op de tweede stap van Trias Energetica, de inzet van duurzame energiebronnen.
1.3. Duurzame energiebronnen Het toepassen van duurzame energie in de gebouwde omgeving kan op verschillende manieren en op verschillende schaalniveaus. Ondanks dat hernieuwbare energie nog maar een klein percentage van het totaal energieverbruik beslaat, is er wel ervaring met de toepassing. Hieronder volgt per duurzame bron een globaal overzicht van de mogelijkheden, op welk schaalniveau deze toegepast kunnen worden en wat de voor- en nadelen zijn. In de gebouwde omgeving is onderscheid te maken in de duurzame levering van warmte en elektriciteit. In het liberaliseringproces van de energiemarkt en in de discussie over klimaatbeïnvloeding en eindigheid van fossiele brandstoffen is de aandacht vooral gericht op verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening. De besparingsmogelijkheden en het product warmte zijn veel minder aan de orde geweest. De besparingsmogelijkheden zijn echter 11
Energieprestatie Coëfficiënt (EPC) In het Bouwbesluit worden eisen gesteld ten aanzien van de energiezuinigheid en zijn de energieprestatienormen geïntroduceerd. Sinds 2006 geldt voor woningbouw een EPC-eis van 0,8. De EPC-eis voor utiliteitsbouw is afhankelijk van de gebruiksfunctie. Warmtelevering wordt, als externe warmtelevering, ook gewaardeerd in de EPC. Bron: www.senternovem.nl
Energieprestatie op locatie (EPL) EPL is een instrument van de overheid om fossiele brandstof te besparen. De EPL drukt de energiekwaliteit van een locatie uit, waarbij het gaat om het energiegebruik voor alle energiefuncties in gebouwen op de locatie: verwarming en koeling, verlichting en apparatuur. Waar de EPC de energiekwaliteit van één gebouw weergeeft, neemt de EPL ook maatregelen buiten het gebouw mee. Bron: www.senternovem.nl
www.lente-akkoord.nl
11
aanzienlijk en de vraag naar warmte is veel groter dan de vraag naar elektriciteit. 12 (figuur 3) De verschillende bronnen zijn over het algemeen toepasbaar op verschillende schaalniveaus: pand, lokaal (wijk)niveau en stadsniveau. Economische en ruimtelijke haalbaarheid zijn van invloed op de keuze voor het schaalniveau.
Antwoord deelvraag 1: Wat zijn collectieve duurzame energievoorzieningen (CDE) op lokaal (wijk)niveau?
Zon De zon wordt op twee manieren benut voor het opwekken van energie: zonnecollectoren en -boilers verwarmen water voor huishoudelijk gebruik (kraanwater, verwarming), terwijl zonnepanelen zonlicht omzetten in elektriciteit. 13 Beide toepassingen vragen om een ruimtelijke inpassing in de gebouwde omgeving. De opgewekte elektriciteit kan via het normale netwerk gebruikt worden in een huishouden of teruggeleverd worden aan een energiebedrijf. De ontwikkeling van zonnepanelen gaat snel en er bestaat enige onduidelijkheid over het mogelijk te halen rendement, aanschafkosten, levensduur en terugverdientijd. Zonne-energie kan niet voor verwarming gebruikt worden als het verwarmingssysteem daar niet op is aangepast. (Ver)Nieuwbouw is nodig om het systeem daar geschikt voor te maken. 14 Wind Windenergie kan met windmolens omgezet worden in elektriciteit. Windmolens kosten alleen veel materiaal, en de fabricage kost veel energie. De energielevering van windmolens is net zo grillig als het weer. Bovendien zijn de windmolens zichtbaar in het landschap. 15 Windmolens leveren over het algemeen de energie terug aan het elektriciteitsnet. De levering is meestal niet direct gekoppeld aan individuele functies of op het schaalniveau van een buurt of wijk. (Rest)warmte Met een warmtekrachtkoppeling kun je warmte nuttig maken voor bijvoorbeeld de verwarming van woningen. Warmte kan ontstaan als restwarmte bij bijvoorbeeld industriële processen of bij het opwekken van elektriciteit, of onttrokken worden uit de aarde. 16 Met warmte-koudeopslag (WKO) kan warmte en koude opgeslagen worden in de grond om vervolgens respectievelijk in de winter een huis
12
Het grote energieboek voor duurzaam wonen, T. van Eck, 2010 www.vrom.nl 14 Informatie verkregen op GOOD! Duurzaamheidmarkt in Zaandam, dd. 05/06/10 15 Werken aan duurzame ontwikkeling, N. Roorda, 2007 16 Werken aan duurzame ontwikkeling, N. Roorda, 2007 13
12
te verwarmen en in de zomer te koelen.17 (figuur 4) Doordat dit een kansrijke methode is voor duurzaam verwarmen, is door een taskforce WKO een advies gegeven over het bevorderen van de toepassing van warmte-koudeopslag op korte termijn. Bodemenergie heeft potentie om in belangrijke mate bij te dragen aan een verduurzaming van de energievoorziening. De komende jaren zullen er genoeg potentiele mogelijkheden zijn voor de toepassing van WKO. Verwacht wordt dat tot 2020 gemiddeld 80.000 woningen per jaar zullen worden gebouwd. Het vraagt echter wel om een systeemverandering om dit ook succesvol te kunnen toepassen.18 De schaalniveaus voor de toepassing is wisselend; stadsverwarming voor stadsniveau tot individuele levering voor één of enkele huishoudens. Aandachtspunten Met name de toepassing van duurzame warmtelevering vraagt een infrastructurele aanpassing van de gebouwde omgeving, zowel in de aanlevering als binnen de bebouwing. Dit vraagt de nodige aanpassingen in het systeem van de ontwikkeling van gebouwde omgeving. Om verschillende redenen blijkt het tot op heden niet makkelijk om de aanpassingen te doen. Eén van de oorzaken is het feit dat de prijs van duurzame energie voorlopig hoger is dan die van de fossiele brandstoffen. Of in ieder geval hoger lijkt: voor duurzame energievoorzieningen is een startinvestering nodig, die zich in de loop van de tijd terugbetaald door lagere energielasten. Om een vergelijking te kunnen maken met de traditionele levering van energie (incl. gasaansluiting) is het ‘niet meer dan anders’-principe geïntroduceerd. Dit met de bedoeling om een universeel begrip te introduceren om de benodigde aanpassingen te kunnen vormgeven. Verwacht wordt overigens dat dit verschil kleiner wordt door toename van de fossiele brandstofprijzen als gevolg van schaarste. Bovendien ontwikkelen de technieken voor het gebruik van duurzame energie zich snel op dit moment, waardoor het verschil ook kleiner wordt. De aanpassing in de infrastructuur vraagt daarnaast ook om aanpassing van het beheer.
17 18
Figuur 4 schema WKO Bron: www.geotherm.nl
http://www.devo-veenendaal.nl/energiesysteem/hoe-werkt-het/ Groen licht voor bodemenergie, Advies Taskforce WKO, Taskforce WKO i.o.v. ministerie van VROM, 2009
13
2. Gebiedsontwikkeling
Antwoord deelvraag 2: Wat is het verloop van het proces van gebiedsontwikkeling?
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op het begrip gebiedsontwikkeling. Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in hoe de ontwikkeling van duurzame collectieve energievoorzieningen in het proces van gebiedsontwikkeling geborgd kan worden. Daarmee is het belangrijk om inzicht te geven in het begrip gebiedsontwikkeling en hoe het proces eruit ziet.
2.1. Proces van gebiedsontwikkeling Geschiedenis In de rijksnota Ruimte (2006) staat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nota ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling.19 Tal van ontwikkelingen, zoals toename van het aantal betrokken partijen en de verhouding en rolverdeling tussen partijen, hebben tot deze verschuiving geleid. Vanaf de jaren negentig heeft de overheid niet meer op veel locaties grond in eigendom verworven, waarmee een einde is gekomen aan de actieve interventie van de overheid. Ook de verzelfstandiging van de corporaties hebben tot een minder actieve rol van de overheid geleid. Dit betekent dat bepalen en betalen in verschillende handen zijn gekomen en dat er zich tegenwoordig een grote verscheidenheid aan spelers met gebiedsontwikkeling bezighoudt.20 Hierdoor is behoefte ontstaan aan een overheid die, samen met (maatschappelijke) partijen, actief de ruimtelijke ontwikkeling begeleid. Al een aantal jaren is daarvoor het begrip ‘ontwikkelingsplanologie’ in zwang. Dit is een gebiedsgerichte aanpak, gericht op innovaties en maakt (ruimtelijke) ontwikkelingen mogelijk. 21 De praktische uitvoering van ontwikkelingsplanologie krijgt vorm in de uitdrukking gebiedsontwikkeling.
19
www.vrom.nl Regie stedelijke vernieuwing: praktijk, theorie en onderwijs, M. Huffstadt, 2005 21 Ontwikkelingsplanologie, Lessen uit en voor de praktijk, E. Dammers e.a., 2004 20
14
Integrale aanpak Ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland worden steeds vaker integraal aangepakt onder de noemer van gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling is een methodiek om met name de fysiek-ruimtelijke transformatie van een wijk of gebied vorm te geven.22 Bij gebiedsontwikkeling wordt een gebied opnieuw ingevuld waarbij verschillende functies, zoals (bovengrondse en ondergrondse) infrastructuur, wonen, werken en recreatie in onderlinge samenhang wordt gerealiseerd. De publieke en private belangen komen hier dus dicht bij elkaar. Dat maakt het vanzelfsprekend dat overheden en marktpartijen bij gebiedsontwikkeling gaan samenwerken. Gebiedsontwikkeling leidt er toe dat 1. de verschillende belangen in een gebied beter op elkaar afgestemd worden, 2. de publieke en private functies beter afgestemd worden en 3. een integrale businesscase ontstaat waarin de kosten en de opbrengsten in het kader van de grondexploitatie met elkaar kunnen worden verevend. Er zijn verschillende type gebiedsontwikkelingen te onderscheiden, die zich onderscheiden door een eigen risicoprofiel, mate van complexiteit en mate van betrokkenheid van eigenaren en/ of gebruikers. Het gaat dan om binnenstedelijke vernieuwing, nieuwe ontwikkelingen in uitleggebieden en integrale gebiedsontwikkelingen op regionale schaal. Binnenstedelijke vernieuwingsprojecten zijn vaak complex met een hoog risicoprofiel door versnippering en stapeling van eigendommen en functies, zoals woningen, winkels en voorzieningen. Daarnaast zijn de huidige en toekomstige gebruikers en eigenaren meestal intensief betrokken bij de vernieuwingsoperatie. Het risicoprofiel van ontwikkelingen van uitleggebieden wordt vooral bepaald door grootschalige verwervingen, de lange doorlooptijd en de afzet van het vastgoed. Het laatste type blijft verder buiten beschouwing, omdat het geen betrekking heeft op dit onderzoek. De praktijkcasus en de geanalyseerde projecten vallen binnen de andere typen gebiedsontwikkeling. 23 Duurzame gebiedsontwikkeling Om te gaan voor duurzame ontwikkeling binnen gebiedsontwikkeling is een het nodig om vanuit een nieuw perspectief te werken. 24 Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is de overgang hiernaar toe van forse impact. Voor het vakgebied is een verdere doordenking en concretisering gewenst. De Vromraad constateert dat tot op heden het gedachtegoed van duurzame ontwikkeling nog vaak te eenzijdig wordt verbonden met de ecologische agenda. Er wordt geconstateerd dat voor een brede invulling het systematisch doordenken van kansen en mogelijkheden op het regionale ruimtelijke niveau nog ontbreekt. Hiertoe wordt geadviseerd, omdat er niet één generiek model is voor duurzame 22
Regie stedelijke vernieuwing: praktijk, theorie en onderwijs, M. Huffstadt, 2005 Reiswijzer Gebiedsontwikkeling 2009, Ministerie van VROM, 2009 24 MUAD, periode 7, college 1 van T. de Bruijn dd. 04/02/10 23
15
Initiatieffase
Definitie
verstedelijking. Wat nodig is hangt in belangrijk mate af van regionale omstandigheden. Toepassen wordt mogelijk als overheden op alle niveaus het verstedelijkingsbeleid nadrukkelijker vanuit het perspectief van een duurzame ontwikkeling formuleren. Een andere aanbeveling betreft de organisatie van de financiering voor duurzame verstedelijking. Zoek naar een koppeling tussen investering in de beginfase en opbrengsten op lange termijn. 25 Dit onderzoek betreft in belangrijke mate ook de ecologische agenda, maar zoals eerder benoemd, binnen het bewustzijn van het bredere perspectief van duurzame ontwikkeling.
Beslismoment
Beheer
26
Realisatie
25
Voorbereiding
Om bij een gebiedsontwikkeling van idee naar uitvoering en beheer te komen worden normaal gesproken vier fasen doorlopen: initiatief-, haalbaarheids-, realisatie- en tot slot de exploitatie- en beheerfase. De fase worden afgesloten met een fasebesluit en/of een overeenkomst. De initiatieffase is bedoeld om te onderzoeken of de gebiedsontwikkeling gewenst is en of er betere alternatieven zijn. De haalbaarheidsfase valt uiteen in drie subfase, waarin de overheid de planologische randvoorwaarden stelt, de marktpartij ontwerpt binnen deze randvoorwaarden, gevolgd door de voorbereidingsfase op de realisatie. Dit is de meest complexe fase en neemt over het algemeen de meeste tijd in beslag. De realisatiefase is gericht op de daadwerkelijke uitvoering van de gebiedsontwikkeling, zoals vastgesteld tijdens de haalbaarheidsfase. In de beheerfase is de gebiedsontwikkeling afgerond en komt het neer op beheer en onderhoud tot het moment dat ingrijpende ontwikkelingen nieuwe planvorming nodig maken. Het doorlopen van het proces binnen de fasen is geen lineair proces, maar een zich herhalend (iteratief) proces. 26 Dit theoretisch model is afgebeeld in figuur 5. Om met name de haalbaarheidsfase goed te kunnen beheersen, wordt tijdens de planvorming het ontwerpen (tekenen) gecombineerd met onderzoek naar de financiële haalbaarheid (rekenen). Door de fasen af te sluiten met een fasebesluit en/ of een overeenkomst (ondertekenen) wordt de gebiedsontwikkeling meer beheersbaar en zijn de risico’s beter te controleren. Dit heeft tot gevolg dat de kaders in de loop van de fasen steeds nauwer worden, waardoor vrijheid in de loop van het planproces steeds beperkter wordt. Het blijft echter zo dat gebiedsontwikkeling voortdurend door uiteenlopende factoren beïnvloed wordt, waardoor aanpassingen in de plannen onvermijdelijk zijn.27(Figuur 6)
Haalbaarheidsfase
Ontwerp
2.2. Fasering van gebiedsontwikkeling
Figuur 5 Fasen gebiedsontwikkeling Bron: Reiswijzer Gebiedsontwikkeling 2009, Ministerie van VROM, 2009
Advies 076, Duurzame Verstedelijking, Vromraad, 2010
Reiswijzer Gebiedsontwikkeling 2009, Ministerie van VROM, 2009 27 MUAD, periode 1, college 2 (110908), H. van der Cammen, 2008
16
2.3. Regie voeren over gebiedsontwikkeling Het proces van gebiedsontwikkeling kenmerkt zich door samenwerking tussen publieke en private partijen in complementariteit, waarbij ieder doet waar hij/ zij goed in is. Om te komen tot een samenwerking worden afspraken gemaakt binnen de variabelen: taakverdeling, kosten/baten verdeling en risicoverdeling.28 Kenmerken van Publiek Private Samenwerking (PPS) zijn: - er is sprake van niet vrijblijvende interactie tussen partijen en overheden - kosten en risico’s worden tussen partijen verdeeld - de samenwerking is gericht op synergie bij de realisatie van convergente doelen - het heeft maatschappelijke en commerciële kenmerken - de samenwerking vindt plaats onder voorwaarde van behoud van identiteit en verantwoordelijkheid van de betrokken partijen - afspraken worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten 29 Procesmanagement Zoals in de vorige paragrafen beschreven is gebiedsontwikkeling een complexe opgave. De complexiteit wordt veroorzaakt door het aantal betrokken partijen, de verschillende belangen en de afstemming tussen partijen, belangen, functies en ambities op veel verschillende schaalniveaus. Procesmanagement blijkt in deze situatie als benadering succesvol te zijn, vooral wanneer sprake is van uitgebreide netwerken, nieuwe kwesties en onduidelijke besluitvormingstrajecten. Procesmanagement is denken in beweging, waarbij het gaat om aansturen in plaats van beheersen. Procesmanagement is een aanpak, die naast project- en programmamanagement te onderscheiden is. Het is raadzaam om binnen een gebiedsontwikkeling de verschillende aanpakken te combineren. 30 De daadwerkelijke transformatie van een wijk of gebied vindt plaats in tal van fysiek-ruimtelijke en/of sociale en economische programma’s en projecten, variërend van zeer complexe , integrale gebiedsontwikkelingen tot kleinschalige, projectmatige ingrepen. Bij dit onderzoek gaat het om de ontwikkeling van een idee/ initiatief (collectieve duurzame energievoorziening) binnen het proces van gebiedsontwikkeling. Door het gebrek aan een duidelijk eindresultaat, onduidelijk besluitvormingstraject en afwezigheid van kaders in dit proces is procesmanagement de aangewezen sturingsaanpak. Bij procesmanagement wordt gestuurd op besluitvorming (consolidatie) per fase, waarbij besluitvorming tot stand komt door tegelijkertijd te werken aan draagvlak en de haalbaarheid te onderzoeken van een initiatief. Een proces wordt op basis van zeven regievariabelen aangestuurd,
Figuur 6 Trechtermodel voor gebiedsontwikkeling Bron: MUAD Periode 1, College 2 van H. vd. Cammen, dd.180908; eigen bewerking o.b.v. figuur 5
28
MUAD, periode 1, college 2 (110908), H. van der Cammen, 2008 PPS en Gebiedsontwikkeling, B. Wolting, 2006 30 Regie Stedelijke vernieuwing: praktijk, theorie en onderwijs, M. Huffstadt, 2005 29
17
Besluitvorming Het is goed om te realiseren dat in een proces van gebiedsontwikkeling een veelheid aan besluiten wordt genomen door verschillende actoren. Actoren nemen afzonderlijk van elkaar beslissingen ten aanzien van een gebiedsontwikkeling. Waarbij over het algemeen geldt dat de PPS in de gebiedsontwikkeling één actor is, maar er mag verondersteld worden dat interne besluiten binnen de deelnemende organisaties van invloed zijn op het proces. Vervolgens beïnvloeden de afzonderlijke besluiten elkaar en daarmee het resultaat. Dit zogenaamde kringmodel (vertaling van rounds model) staat schematisch weergegeven in figuur 7.32 Door hier bijvoorbeeld in de fasering rekening mee te houden, ontstaat voor een procesmanager grip op het complexe proces van gebiedsontwikkeling. Schakelen door de schalen In aanvulling op het kringmodel, dat inzicht geeft in het tot stand komen van besluitvorming, is ‘Schakelen door de schalen’ een instrument om chronologisch door de verschillende schaalniveaus een beeld te geven van de besluiten. Dit ordeningsprincipe ‘Schakelen door de schalen’, dat is geïntroduceerd voor de herstructurering van naoorlogse wijken, is een methode om overzicht te creëren waarin rollen, verantwoordelijkheden en activiteiten van betrokken partners op verschillende schaalniveaus helder worden neergezet. Bij schaalniveaus wordt gedacht aan de niveaus van regio/ stad, via wijk, buurt, gebiedsontwikkeling naar project. Het in kaart brengen van parallel lopende processen op hogere en/of lagere schaalniveaus, elk met hun eigen tempo geeft inzicht hoe deze aan elkaar gekoppeld moeten worden. Het is bijvoorbeeld voor te stellen dat op het niveau van de stad wordt besloten tot het aanleggen van stadsverwarming, waarbij het de bedoeling is dat nieuwbouw woningen hierop worden aangesloten. Dit besluit is, doordat hier bij de bouw van woningen rekening mee moet worden gehouden, van invloed op de PPS voor de gebiedsontwikkeling en de afzonderlijke
Round 1
Round 2
Round 3
row of decisions taken by actor A row of decisions taken by actor B row of decisions taken by actor C row of decisions taken by actor D row of decisions taken by actor E
row of decisions taken by actor F
Decision making as a clew of rows of decisions taken by several actors
Figuur 7 Kringmodel Bron: MUAD, periode 1, college 10 van G. Teisman, dd. 06/11/08
31
Management van processen, Succesvol realiseren van complexe initiatieven, T. Bekkering e.a., 2007 Models for research into decision-making processes on phases, streams and decision-making rounds, G.R. Teisman, Public Administration Vol.78 No.4, 2000 32
18
Policy results from interaction between decisions
te weten de 7 T’s. Het gaat om Thema (waarbij de onderwerpen bepaald worden), Timing (kies het juiste moment), Tempo (bepaal de snelheid), Toegang (selecteer deelnemende partijen), Toneel (creëer de juiste omgeving), Toon (communiceer passend) en Tol (ben je bewust van ieders bijdrage). Daarnaast spelen ook Toeval en Tijdgeest een rol, maar dat zijn variabelen waarop niet gestuurd kan worden. Voor de procesmanager zijn verschillende analyse instrumenten beschikbaar om keuzes te maken binnen de regievariabelen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan omgevings-, actorenof krachtenveldanalyse.31
projecten binnen de gebiedsontwikkeling. Het is ook voor te stellen dat het effect van zo’n besluit meer ingrijpend is naarmate de gebiedsontwikkeling verder gevorderd is (zoals voorgesteld in figuur 6). Door dit in kaart te brengen worden afhankelijkheden en extra succeskansen (of negatieve effecten) in beeld gebracht. Naast de ordening op elk schaalniveau afzonderlijk is het onderkennen en beheersen van het schakelen door de schaalniveaus van groot belang. Het ordenen dwingt partijen om precies te zijn en zorgvuldig maatregelen in te zetten waar dat nodig en effectief is. Dit principe kan ook toegepast worden op andere type gebiedsontwikkelingen. 33 Samenwerken Door verschillende belangen en doelstellingen van actoren binnen een gebiedsontwikkeling is het van belang om een bewuste keuze ten aanzien van samenwerken te maken. Een gebiedsontwikkeling heeft baat bij een constructieve samenwerking wanneer actoren wederzijdse afhankelijk zijn van elkaar. Dit is een veel voorkomende situatie binnen het proces van gebiedsontwikkeling. PPS is een vorm van gestructureerde samenwerking waarbij het wederzijds belang tot uitdrukking komt in een financiële constructie. Een belangrijke factor bij de samenwerking is het onderlinge vertrouwen en een gezamenlijk gevoel van urgentie. Een PPS constructie vormt over het algemeen de basis om te komen tot een gebiedsontwikkeling. Zoals hierboven beschreven spelen andere actoren (gebruikers, bewoners etc.) ook een rol. Ten aanzien van deze partijen is het zinvol een netwerkbenadering te kiezen, waarbij plannen tot stand komen in interactie tussen een groot aantal, wederzijds afhankelijke partijen. Samenwerken moet wel een bewuste keuze zijn. Als het geen meerwaarde oplevert kan ook gekozen worden voor een conflict of een bewuste keuze om geen invloed te willen hebben. 34
2.4. Samenhang in theoretisch kader Gebiedsontwikkeling is een complex proces waarbij de uitdaging ligt om van idee naar uitvoering te komen in een dynamische omgeving waar vaak een veelheid aan partijen, belangen en complexe weten regelgeving een rol spelen. Het verbinden van inhoud door fasering (paragraaf 2.2) met het voeren van regie (paragraaf 2.3) is een belangrijke voorwaarde om een succesvolle gebiedsontwikkeling te kunnen realiseren. Het theoretisch model in figuur 5 is uitgangspunt voor het tot stand komen van de inhoud. Daarbij geldt dat het proces om tot de inhoud te komen niet lineair kan worden weergegeven. De haalbaarheidsfase een iteratief proces is. De procesmanager moet hier rekening mee houden bij het voeren van de regie over het proces van gebiedsontwikkeling. Zoals in paragraaf 2.3 geschetst is, is 33 34
N13 Schakelen door de schalen, M. Huffstadt e.a., 2007 Een inleiding in beleidswetenschap, M. Herweijer e.a., 2008
19
een veelheid aan besluiten door verschillende actoren noodzakelijk om tot uitvoering te komen. Partijen (actoren) nemen binnen hun eigen organisatie besluiten om vervolgens een gezamenlijk besluit (overeenkomst) te kunnen nemen binnen het samenwerkingsverband (de PPS). Ook partijen buiten de PPS nemen besluiten die van invloed zijn op de inhoud en voortgang van een gebiedsontwikkeling. Deze besluiten dragen o.a. bij aan het iteratieve proces zoals geschetst in figuur 5. Wijzigingen als gevolg van die besluiten kunnen steeds lastiger worden meegenomen, door de afname van beleidsvrijheid gaandeweg het proces. (figuur 6) Beslissingen worden genomen op verschillende schaalniveaus en door verschillende actoren, die gezamenlijk (kunnen) leiden tot de uitvoering van een gebiedsontwikkeling. Het ordeningsprincipe ‘Schakelen door de schalen’ geeft inzicht in dit proces. De procesmanager gebruikt deze informatie om invulling aan de regievariabelen te geven en keuzes in de samenwerking te maken. Dit theoretisch kader geeft een procesmanager (regievoerder) handvatten om sturing te geven aan gebiedsontwikkeling. Deze theorie vormt ook de basis om de projecten in het volgende hoofdstuk te analyseren.
20
3. Verkenning: analyse referentieprojecten Hoe de ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen op lokaal (wijk)niveau binnen het proces van gebiedsontwikkeling geborgd kan worden, wordt onderzocht door drie projecten te analyseren. Selectie referentieprojecten Het aantal gebiedsontwikkelingen in Nederland waarbij in de nieuwe situatie wordt over gegaan op de levering van duurzame energie vanuit een collectief systeem, is dun gezaaid. Om een analyse te kunnen maken van de ontwikkeling van een dergelijke voorziening binnen een gebiedsontwikkeling, worden succesvolle projecten geanalyseerd. Bij de geselecteerde projecten heeft de transformatie van een gebied plaatsgevonden of is zicht op uitvoering. Een globale verkenning heeft laten zien dat een collectieve duurzame energievoorziening op lokaal (wijk)niveau vaak systemen voor warmtelevering betreffen.35 Er is voor projecten gekozen met een minimale omvang van 500 woningen in combinatie met andere voorzieningen om een vergelijking te kunnen maken tussen de referentieprojecten. In de planvorming en realisatie van het project is een collectieve duurzame energievoorziening op lokaal niveau ontwikkeld voor warmtelevering aan woningen en voorzieningen.36 De volgende drie projecten zijn geselecteerd: 1. Project Buurtstede, Veenendaal 2. Project Parijsch Noord, Culemborg 3. Project Plantage De Sniep, Diemen De projecten hebben wonen als primaire functie, zodat de resultaten van het onderzoek vertaald kunnen worden naar de geschetste praktijkcasus (paragraaf 0.2). Het is echter wel zo dat de praktijkcasus een binnenstedelijke herstructurering is, terwijl twee referentieprojecten uitleglocaties zijn en de derde een transformatie van een bedrijventerrein naar een woonwijk. Bij de vertaling van de conclusies naar de praktijkcasus zal hier rekening mee worden gehouden. De projecten onderscheiden zich door de fase waarin de gebiedsontwikkeling verkeerd, welke actoren (binnen een PPS) initiatiefnemer zijn en welke actoren betrokken zijn bij de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening.
Antwoord deelvraag 3: Hoe is bij referentieprojecten de ontwikkeling van CDE toegepast binnen het proces van gebiedsontwikkeling? Antwoord deelvraag 4: Hoe verhouden de referentieprojecten zich tot het theoretisch kader van gebiedsontwikkeling?
35
Zie hoofdstuk 1.3 voor een toelichting Met uitzondering van het project Parijsch Noord; hier is ook een collectieve voorziening van zonnepanelen gerealiseerd. 36
21
Analyse In de referentieprojecten is het de ‘regievoerders’ gelukt om in het complexe proces van gebiedsontwikkeling de ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorziening mee te nemen. Om te bekijken hoe die inpassing in het proces heeft plaatsgevonden, worden de referentieprojecten beschouwd in het licht van het theoretisch kader, zoals beschreven in paragrafen 2.2 t/m 2.4. Voor de toets aan het theoretisch kader is per project informatie nodig over (de inhoud van) het proces, de betrokken actoren, de samenwerking en de besluitvorming in de verschillende fasen door de verschillende actoren. De analyse van de referentieprojecten wordt gedaan vanuit het perspectief van de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening (onderzoeksobject). Voor de analyse wordt per project een korte beschrijving gegeven. Daarna volgt een overzicht van de betrokken partijen. De betrokken partijen zijn geïnventariseerd door middel van een actorenanalyse (zie bijlage 1). Hierin wordt globaal ingeschat welke rol/belang en macht een actor heeft en welke prioriteit de actor geeft aan de ontwikkeling van de collectieve duurzame energievoorziening. Vervolgens zijn de planproducten, contracten en andere relevante besluiten (inhoudelijk) geïnventariseerd en chronologisch op een rij gezet. Iedere projectanalyse sluit af met een reflectie van de verkregen gegevens aan het theoretisch kader. Verzamelde data De referentieprojecten zijn langlopende complexe gebiedsontwikkelingen. In het geval van het project Parijsch Noord in Culemborg is de uitvoering ook al enkele jaren afgerond. Als gevolg van beide aspecten en de beperkte tijd, is de verzameling van de data op hoofdlijnen gedaan vanuit het perspectief van de ontwikkeling van de collectieve duurzame energievoorziening. De informatie over de referentieprojecten is verkregen d.m.v. interviews met (professioneel) betrokkenen en deskresearch (bestuursinformatiesystemen, projectwebsites, etc.). Via de geïnterviewden, gemeentelijke bestuursinformatiesystemen en de projectwebsites is inzage verkregen in relevante planproducten en overeenkomsten. Voor het project Buurtstede in Veenendaal is de verzameling van de data beperkt gebleven tot deskresearch. Voor dit project is een grote hoeveelheid informatie beschikbaar gesteld via een projectwebsite, omdat de projectorganisatie zich sterk inzet voor het delen van kennis. Daarnaast heeft de projectorganisatie aangeven niet beschikbaar te zijn voor een aanvullend interview.37
37
In bijlage 2 is een overzicht van de geraadpleegde bronnen t.b.v. de analyse van projecten (incl. geïnterviewden) opgenomen.
22
Project 1: Buurtstede, Veenendaal 3.1.1. Het project Aan de oostkant van Veenendaal komt een nieuwe wijk met ongeveer 3.200 nieuwbouwwoningen en voorzieningen: Veenendaal-oost. Het wordt een levensloopbestendige wijk met diverse voorzieningen. Het project is opgeknipt in drie deelgebieden. In Buurtstede, het centrale deel van Veenendaal-oost, worden circa 1.250 woningen gebouwd. De meeste voorzieningen en faciliteiten worden in dit deel van de nieuwbouwwijk gerealiseerd. In dit deelgebied, dat als eerste wordt gebouwd, zullen de woningen en voorzieningen duurzaam verwarmd en gekoeld worden. Dit gebeurt door middel van een collectief duurzaam energiesysteem op basis van warmte/koudeopslag in de bodem, gecombineerd met een zogenaamde ‘warmtepomp’ en een ‘warmtekrachtcentrale’. Het toepassen van deze combinatie, levert het een aanzienlijke energiebesparing en daarmee milieuvoordeel op. De CO2-uitstoot wordt door dit systeem 60% verminderd. Er wordt een apart gebouw gerealiseerd voor de installaties van de duurzame energievoorziening binnen deelgebied Buurtstede.
3.1.2. Betrokken partijen De belangrijkste partij voor de ontwikkeling van Buurtstede is Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost (OVO). Dit is een samenwerkingsverband tussen de gemeente en Grondexploitatie Quattro Veenendaal C.V. Deze laatste partij bestaat uit LATEI projectontwikkeling, Patrimonium woonstichting en De Smalle Akker BV. OVO is opgericht ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe wijk Veenendaal-oost. Het ontwikkelingsbedrijf heeft de grond in eigendom. De taken van OVO zijn planvorming voor de ontwikkeling, het bouw- en woonrijp maken en het uitgeven van bouwrijpe kavels aan ontwikkelaars, en communicatie richting (toekomstige) bewoners, geïnteresseerden en pers. Ook de positionering van de wijk als aantrekkelijk woongebied ligt in handen van OVO. DEVO (duurzame energie Veenendaal oost) is een lokaal energiebedrijf dat verantwoordelijk is voor de realisatie, exploitatie en beheer van de duurzame energievoorziening t.b.v. het deelgebied Buurtstede. Partijen die deelnemen aan DEVO zijn de gemeente, Quattro Energie BV (bestaande uit LATEI projectontwikkeling, Patrimonium Woonstichting en De Smalle Akker BV.) en OVO. De gemeente neemt voor 50% deel aan het energiebedrijf. Heijmans Infra is door DEVO geselecteerd voor het ontwerp, realisatie en beheer voor dertig jaar van de duurzame energievoorziening. OVO, verantwoordelijk voor het uitgeven van grond aan ontwikkelaars, geeft bij de uitgifte van de grond als
Programma: ca. 1.250 woningen en ca. 17.000 m2 voorzieningen; een winkelcentrum met verschillende multifunctionele gebouwen met functies op het gebied van onderwijs, zorg en welzijn. Status: Realisatiefase Klimaatambitie Verminder van 60% CO2 uitstoot door duurzame energievoorziening Energievoorziening: warmte/koudeopslag gecombineerd met warmtepompen en warmtekracht
Figuur 8 Uitbreiding Veenendaal-oost Bron: www.veenendaal-oost.nl
23
randvoorwaarde mee dat de woningen en voorzieningen zo gerealiseerd worden dat ze aangesloten kunnen worden op de infrastructuur voor de warmtelevering.38
3.1.3. Het proces Hieronder volgt in chronologische volgorde een overzicht van de relevante beleids-, planproducten en overeenkomsten ten aanzien van de ontwikkeling van het collectief duurzaam energiesysteem binnen de ontwikkeling van deelgebied Buurtstede van de uitbreiding Veenendaal-oost. Analyse van het proces Beleid-, planproduct, overeenkomst Milieu Kwaliteitsplan 2000 – 2003 (met verlenging in 2004)
Inhoud: klimaatambities / duurzame energie in relatie tot gebiedsontwikkeling De gemeente heeft in dit plan randvoorwaarden gesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing en energielevering. Deze betreffen duurzaam bouwen en onderzoek naar de mogelijkheden voor toepassing van energiebesparende maatregelen. Doelstelling van de gemeente is een 15% lagere EPC dan vereist in het geldende Bouwbesluit. Energievisie t.b.v. Milieu In opdracht van OVO is in de energievisie gestart met een Effectrapportage(MER), energiescan waarin diverse energieconcepten met elkaar zijn 2004 vergeleken. De meest kansrijke energieconcepten zijn beoordeeld in een uitwerking en een Plan van Aanpak opgesteld voor het vervolgtraject. Masterplan Veenendaal-oost, Het plan, in opdracht van OVO opgesteld, is een uitwerking van de 2005 MER en geeft op hoofdlijnen het ruimtelijk kader aan. Binnen deze kaders zal per deelgebied (waaronder Buurtstede) een stedenbouwkundig plan gemaakt worden. Symposium over Patrimonium neemt het initiatief om een symposium over warmtelevering, warmtelevering te organiseren. 2005 Haalbaarheidsonderzoek en In opdracht van OVO is de haalbaarheid voor het oprichten van een businessplan DEVO, lokaal energiebedrijf met betrokken partijen onderzocht. 2006 & 2007 38
“Bij het bouwen staan de begrippen milieu, duurzaamheid en energiezuinig voor Patrimonium centraal. We passen geen hardhout toe. Alleen hout met het FSC-keurmerk. De woningen worden dusdanig geïsoleerd dat voor de bewoners én ons milieu het verbruik zeer laag is. Kortom: Patrimonium bouwt aan de toekomst van Veenendaal.” Bron: Folder Wonen in Veenendaaloost; Wie gaat wat bouwen
De actorenanalyse is opgenomen in bijlage 1.
24
Bestemmingsplan Veenendaal-oost, 2007
Het bestemmingsplan is een globaal eindplan dat de uitbreiding van Veenendaal-oost mogelijk maakt. In diverse uitwerkingsplannen wordt het bestemmingsplan verder uitgewerkt. Deelplan 1 Buurtstede, O.b.v. het masterplan en bestemmingsplan is, in opdracht van OVO, 2007 een stedenbouwkundig plan voor de eerste twee buurtschappen De Hoven en De Straten in deelgebied Buurtstede opgesteld. Samenwerkingsovereenkomst O.b.v. het haalbaarheidsonderzoek en businessplan is voor de t.b.v. de oprichting van DEVO oprichting en exploitatie van DEVO hebben OVO, gemeente BV, 2007 Veenendaal en Quattro Energie BV een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Exploitatieovereenkomst Deze overeenkomst bevat de afspraken tussen de gemeente, OVO inzake energievoorziening en DEVO ten aanzien van ontwerp, realisatie, de instandhouding en Buurtstede, 2009 het onderhoud van het Energiesysteem en de levering van warmte en koude aan verbruikers in het deelplan 'Buurtstede'. Integraal onderdeel van de Exploitatieovereenkomst vormen de leveringsovereenkomsten die afzonderlijk van toepassing zijn op de woningen en de voorzieningen. Uitwerkingsplan De Hoven Dit betreft een uitwerkingsplan van het bestemmingsplan deelplan 2, Buurtstede, Veenendaal-oost, waarin o.a. de realisatie van het gebouw voor de 2009 collectieve duurzame energievoorziening mogelijk wordt gemaakt. De bestemming voor het DEVO-gebouw is bedrijf - Collectieve energievoorziening. De bestemming Groen regelt onder meer de mogelijkheid om een ondergrondse watertank ten behoeve van het DEVO-gebouw te realiseren.
3.1.4. Beschouwing in relatie tot theoretisch kader Fasering In de initiatieffase zijn de gemeentelijke klimaatambities direct meegenomen door met de milieueffect rapportage gelijk een energievisie op te laten stellen. De gemeente Veenendaal had op dat moment al een visie op haar klimaatambities vastgesteld in een milieukwaliteitsplan. Door de energievisie in een vroeg stadium mee te nemen en hier prioriteit aan te stellen, is in de haalbaarheidsfase ruimte ontstaan om hier verdere invulling aan te geven. In de haalbaarheidsfase wordt voor de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening een nieuwe partij in het proces geïntroduceerd. De partijen, die 25
reeds deelnemen aan de gebiedsontwikkeling, nemen hier een nieuwe identiteit voor aan door het oprichten van een lokaal energiebedrijf. Voor dit specifieke onderdeel worden afspraken over rollen, taken en verantwoordelijkheden gemaakt. Regie en samenwerkende actoren De gemeente speelt, door deel te nemen aan beide samenwerkingsverbanden OVO en DEVO, een dominante rol in de gebiedsontwikkeling en ontwikkeling, beheer en onderhoud van de collectieve duurzame energievoorziening. In het samenwerkingsverband DEVO zit de gemeente voor 50% en ook nog als samenwerkingspartner in OVO. De gemeente doet dit, omdat de publiek-private samenwerking het mogelijk maakt om een goede energieambitie neer te zetten terwijl bewoners een financieel voordeel kunnen ervaren. Volgens de gemeente zitten eindgebruikers vast aan langlopende en soms ondoorzichtige energiecontracten, waar ze zelf geen voordeel van ondervinden wanneer collectieve duurzame energieprojecten gefinancierd worden door energiebedrijven. Het publiekprivate samenwerkingsverband (DEVO) in Veenendaal maakt het mogelijk realisatie, exploitatie en beheer in eigen hand te houden. Het rendement dat DEVO op termijn verwacht te maken komt grotendeels ten goede aan andere duurzame projecten in Veenendaal. Woningstichting Patrimonium is ook sterk betrokken geweest en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de tot stand koming van de afspraken over het energiesysteem. Alle partijen hebben een hoge energieambitie. Maar men had toch moeite met een collectief systeem. Na een warmtesymposium georganiseerd door Patrimonium Woonstichting in 2005, raakten alle partijen en de politiek enthousiast. Op het symposium werd de noodzaak van het treffen van energiebesparende maatregelen in de bouw aangetoond en een uitleg gegeven over wat een collectief systeem nu precies inhoudt en mogelijkheden om zelf een actieve rol te spelen in de aanleg en het beheer van dergelijke systemen. Besluitvorming De analyse van het proces laat zien dat parallel aan de planvorming voor de gebiedsontwikkeling een planvormingtraject loopt voor de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening. Besluitvorming over de ontwikkeling van de energievoorziening is in dit parallel traject georganiseerd en maakt in principe geen onderdeel uit van de besluitvorming over de realisatie van de gebiedsontwikkeling. Je zou kunnen zeggen dat besluitvorming plaats vindt op verschillende schaalniveaus. De besluitmomenten in het planproces voor de ruimtelijke planproducten zijn in principe niet gericht op het tot stand komen van de duurzame energievoorziening. De besluitvorming binnen de trajecten wordt echter wel beïnvloed door beslissingen in het andere traject. In de exploitatieovereenkomst inzake de energievoorziening is bijvoorbeeld opgenomen dat OVO in de 26
projectrealisatieovereenkomst met een vastgoedontwikkelaar de verplichting opneemt om het vastgoed aan te sluiten op het energiesysteem. Een ander voorbeeld is het uitwerkingsplan voor de Hoven deel 2 van het bestemmingsplan dat de bouw van de technische installatie ruimte mogelijk maakt. Zo zijn er tal van voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat de besluitvormingstrajecten parallel lopen, maar sterk op elkaar ingrijpen. Een netwerkende manier van samenwerken laat zien hierbij van nut te zijn. Doordat in de verschillende samenwerkingsverbanden dezelfde partijen deelnemen, kan wellicht geconcludeerd worden dat dit de samenwerking in het netwerk eenvoudiger heeft gemaakt.
27
3.2. Project 2: Parijsch Noord, Culemborg 3.2.1. Het project De uitbreidingswijk Parijsch wordt ten westen van Culemborg ontwikkeld en wordt verder omgeven door buitengebied. Op de locatie zijn in totaal 2.100 woningen gepland. De start van de ontwikkeling ligt in het begin van de jaren negentig en loopt tot op heden nog door. Bij de ontwikkeling van de locatie is het onderwerp energie één van de aandachtsgebieden. De gemeente Culemborg heeft hoge ambities qua duurzaamheid. Binnen is deze gemeente is bijvoorbeeld ook de ecologische wijk EVALanxmeer gerealiseerd. Het deelgebied Parijsch Noord is met 700 woningen en verschillende centrumvoorzieningen in 2007 opgeleverd. In dit deelgebied worden de woningen en voorzieningen door een collectief systeem van warmte voorzien door een WKK en zonnecollectoren. Er wordt in dit deelgebied geen gasnet of –leidingen aangelegd.
3.2.2. Betrokken partijen Voor de ontwikkeling van de uitbreidingswijk Parijsch richten de grondeigenaren, de gemeente Culemborg en projectontwikkelaar Mourik Groot Ammers bv een ontwikkelingsmaatschappij op. De gemeentelijke klimaatambities zijn voorwaarde voor de samenwerking. Een werkgroep met vertegenwoordigers van verschillende partijen, te weten gemeente, provincie, energiebedrijven, bouwbedrijven en een energieadviesbureau hebben gezamenlijk gewerkt aan een visie op de ontwikkeling van een collectief duurzaam energiesysteem. De gemeente heeft een tender uitgeschreven om een partij te selecteren, die de ontwikkeling van de duurzame energievoorzieningen voor zijn rekening wilde nemen. De tender is uitgeschreven op basis van de stedenbouwkundige visie. Nuon komt als geselecteerde partij uit de bus Nuon gaat de aanleg, onderhoud en beheer van de warmte-infrastructuur verzorgen. De gemeente staat garant voor de planning van de realisatie, waardoor zij het risico voor de capaciteit van de energievoorziening voor haar rekening genomen heeft. Gedurende dit traject is door de ontwikkelingsmaatschappij gewerkt aan de planvorming van de gebiedsontwikkeling. Bij de gronduitgifte aan ontwikkelaars is aansluiting op de warmte-infrastructuur een voorwaarde. De aansluitbijdrage en tarieven voor het leveren van de warmte zijn voorafgaand aan de gronduitgifte vastgelegd. De kosten voor de warmtelevering zijn vooraf bepaald volgens het ‘Niet meer dan anders’ principe en zijn ook vastgelegd in een overeenkomst. Voor de bewoners betekent dit dat zij in principe gelijke kosten hebben ten opzicht van de traditionele manier van energielevering. Alle betrokken partijen hebben zich stevig ingezet in de communicatie richting (toekomstige) bewoners om hen te overtuigen van de voordelen.
Programma: Ca. 700 woningen en centrumvoorzieningen Status: Gerealiseerd (2007) Klimaatambitie Reductie van CO2-emmissie van 30%, EPL is 6,6 Energievoorziening: Energievoorziening op basis van warmtelevering met WKK en collectieve zonnecollectoren aan fase 2 t/m 4 en centrumgebied.
Bron: www.culemborg.nl
28
3.2.3. Het proces Hieronder volgt in chronologische volgorde een overzicht van de relevante beleids-, planproducten en overeenkomsten ten aanzien van de ontwikkeling van het collectief duurzaam energiesysteem binnen de ontwikkeling van Parijsch Noord. Analyse van het proces Beleid-, planproduct, overeenkomst, mijlpaal Stedenbouwkundige visie Energieverkenning, 1998
Inhoud: klimaatambities / duurzame energie in relatie tot gebiedsontwikkeling Voor de uitbreidingswijk Parijsch is midden jaren negentig een stedenbouwkundig plan gemaakt. De visie is opgesteld in opdracht van de gemeente. Hieruit bleek dat er kansen lagen voor een besparing op primaire energie van 20 tot 35% ten opzichte van 1998 door de aanleg van een collectief warmtesysteem. Bovengenoemde visie is nogmaals in opdracht van de gemeente uitgewerkt in verschillende scenario’s en is een aanpak voorgesteld.
Uitwerking energieverkenning Parijsch, 1999 Tender voor ontwikkeling van De gemeente heeft o.b.v. de uitgewerkte energieverkenning drie energievoorziening, partijen uitgenodigd met de volgende doelstellingen dat 1. Reductie 2000 van CO2-emmissie t.o.v. 1998 met 30% en zo hoog mogelijk aandeel duurzame energie. Bestemmingsplan Parijsch, Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van de uitbreidingswijk 2001 (gedeeltelijk) mogelijk. Overeenkomst Betreft een overeenkomst tussen gemeente, warmtelevering Parijsch, ontwikkelingsmaatschappij Parijsch, Nuon en ontwikkelaars. In deze 2001 vijf partijen overeenkomst is de samenwerking tussen de partijen voor de ontwikkeling, beheer en onderhoud van de energievoorziening vastgelegd, zoals beschreven in 3.2.2. De overeenkomst is voorafgaand aan de start van de vastgoedontwikkeling gesloten. Bestemmingsplan herziening Naar aanleiding van de gedeeltelijke goedkeuring van Parijsch, bestemmingsplan Parijsch wordt er nog een herziening vastgesteld. 2003 Start bouw warmtecentrale, In het convenant is opgenomen dat bouw van de centrale zou 29
2003
aanvangen als 250 woningen voor het project Parijsch noord zijn gerealiseerd.
3.2.4. Beschouwing in relatie tot theoretisch kader Fasering Door de klimaatambities van de gemeente Culemborg is het energievraagstuk vroeg in de initiatieffase geagendeerd in de gebiedsontwikkeling. In de haalbaarheidsfase is de energieverkenning uitgewerkt. Bij de afronding van de haalbaarheidsfase is een vijf partijen overeenkomst gesloten waarin met Nuon is overeengekomen dat zij verantwoordelijk worden voor de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening. In deze overeenkomst hebben de ontwikkelaars meegetekend waarin ze in principe aangeven woningen en voorzieningen te ontwikkelen die op de warmte-infrastructuur aangesloten kan worden. Indien ter afronding van de haalbaarheidsfase voor de gebiedsontwikkeling overeenkomsten met ontwikkelaars worden gesloten zonder deze voorwaarden (qua inhoud en organisatie), kan de aansluiting niet meer worden afgedwongen. Hierdoor loopt de ontwikkeling van een collectief duurzaam energiesysteem gevaar. De beschikbaarheid van de voorwaarden ten aanzien van het energiesysteem op het moment van gronduitgifte, lijkt een kritische succesfactor. Regie en samenwerking De gemeente neemt een belangrijk rol op haar binnen de gebiedsontwikkeling door stevig in te zetten op de klimaatambities. Dit is door de grondpositie van de gemeente en de bereidheid van de medegrondeigenaar in het gebied ook mogelijk. Het initiatief ligt dus duidelijk bij de gemeente, maar zij hebben wel gekozen voor het gezamenlijk opstellen van de energieverkenning in de werkgroep. Net als in het eerste project wordt een actor aan het proces van gebiedsontwikkeling toegevoegd voor ontwikkeling, beheer en onderhoud van Het initiatief van de gemeente heeft zich bij de realisatie vertaald naar een risico door garant te staan voor de planning van de vastgoedontwikkeling. Als gevolg van het vereiste rendement door Nuon en de berekening van de lasten voor de bewoners door het ‘NMDA’-principe hebben de bewoners voor wat betreft de kosten geen voordeel van een duurzaam energiesysteem. Besluitvorming Net als bij het eerste project verloopt de besluitvorming in parallel lopende trajecten. De besluitmomenten zijn in elkaar verweven, maar het zijn afzonderlijke besluiten. De afzonderlijke besluiten beïnvloeden elkaar waar de procesmanager rekening mee dient te houden. 30
3.3. Project 3: Plantage De Sniep, Diemen 3.3.1. Het project Een bedrijventerrein in de oksel van de snelwegen A1 en A10 wordt getransformeerd naar een nieuwbouwwijk met ca. 1.200 woningen en bijbehorende voorzieningen. Plantage de Sniep is een grootschalige transformatie van een bedrijventerrein naar een nieuwe woonwijk, waar de eerste bewoners sinds oktober 2009 wonen. In Plantage de Sniep wordt een systeem met Warmte Koude Opslag (WKO) en warmtepompen gerealiseerd om de woningen en voorzieningen van duurzame energie worden voorzien. De woningen krijgen lage temperatuur verwarming. Het bronsysteem voor de warmtelevering wordt deels gefaseerd aangelegd, afhankelijk van de benodigde capaciteit. De WKO functioneert niet op basis van één bron, maar met meerdere bronpunten. Met het project wordt een CO2 besparing van minimaal 25% beoogd. Deelplan A in het noordelijk deelgebied is inmiddels gereed en voor deelplan B is een bouwvergunning verleend. De verwachtte start van de bouw daar is medio 2010.
Programma: Ca. 1.200 woningen, praktijkruimten aan huis, een brede school, voorzieningen, wijkgerichte detailhandel en horeca en ruimten voor bedrijvigheid Status: Realisatiefase Klimaatambitie: Minimaal 25% CO2 besparing Energievoorziening: Warmte- koudeopslag systeem (open WKO) met warmtepompen
3.3.2. Betrokken partijen De gemeente neemt in 2002 het initiatief om het bedrijventerrein te transformeren naar een woningbouwlocatie. Via een prijsvraag wordt de ontwikkelcombinatie van Rabo Vastgoed (later: Bouwfonds) en Dura Vermeer geselecteerd voor de ontwikkeling. In de prijsvraag is een ambitie voor een duurzame ontwikkeling op het gebied van energie neergelegd, maar het is geen harde eis. De selectie is gedaan op basis van een voorlopig stedenbouwkundig plan. De geselecteerde ontwikkelcombinatie heeft de gemeente toegezegd om haar ambitie mee te nemen in de verdere uitwerking. In 2006 heeft de gemeente het verzoek om de klimaatambities mee te nemen aan de ontwikkelcombinatie herhaald. In die tijd intern onderzoek gedaan bij Dura Vermeer naar de mogelijkheden om duurzame energievoorzieningen toe te passen. Op basis van beide ambities heeft de ontwikkelcombinatie een tender uitgeschreven voor de engineering, realisatie en exploitatie voor het collectieve duurzame energiesysteem. De selectie van de ontwikkelende partij voor de energievoorziening verliep stroef, doordat in eerste instantie een partij geselecteerd was die naar later bleek niet geschikt was voor de opdracht. In tweede instantie is de ontwikkelcombinatie Gaia Energy geselecteerd. Dit is een samenwerkingsverband tussen Dura Vermeer, Unica Installatietechniek en Eneco. Binnen deze samenwerking zorgen Dura Vermeer en Unica voor de engineering en Eneco voor de exploitatie. Door de omvang van het collectieve duurzame energiesysteem is een grote voorinvestering noodzakelijk voor de realisatie van de centraal technische ruimtes en het boren van
Figuur 9 Minister Cramer: De Sniep laat zien dat dit niet alleen bij kantoren en bedrijfsgebouwen, maar ook bij nieuwe en bestaande woningen heel goed mogelijk is. Bron: www.vrom.nl
31
bronpunten. Door gebruik te maken van meerdere bronpunten wordt dit risico enigszins beperkt. Het risico voor de voorinvestering ligt bij de ontwikkelcombinatie van Rabo Vastgoed en Dura Vermeer. De gemeentelijke rol in het geheel is relatief beperkt geweest. Het was vooral een marktinitiatief, waarbij op het juiste moment, de juiste mensen bij elkaar kwamen. Daarnaast werd in het project nog gezocht naar een ‘drager van het duurzaamheidimago’ dat van begin af aan verbonden was aan het project. De gemeente heeft vooral een faciliterende rol gehad, met name op civieltechnisch en juridisch planologisch vlak. Voor (toekomstige) bewoners geldt dat een woning gemiddeld 10.000 euro duurder is dan een traditionele woning. Bij de verkoop geldt dat er veel aandacht is voor de voordelen van zo’n energiesysteem, zoals meer comfort en lagere energielasten.
3.3.3. Het proces Hieronder volgt in chronologische volgorde een overzicht van de relevante beleids-, planproducten en overeenkomsten ten aanzien van de ontwikkeling van het collectief duurzaam energiesysteem binnen de ontwikkeling van Plantage de Sniep in Diemen. Analyse van het process Beleids-, planproduct, overeenkomst Prijsvraag, 2002 Concept Stedenbouwkundig plan, 2003 Stedenbouwkundig plan
Samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente, Rabo Vastgoed en Dura Vermeer, 2006 Tender t.b.v. energievoorziening Oprichting Gaia Energie
Inhoud / Ambitie doelstelling duurzame energie In de prijsvraag, t.b.v. de gebiedsontwikkeling, is de ambitie voor verbetering van het klimaat opgenomen, maar dit is geen harde eis. Dit is het concept plan op basis waarvan de ontwikkelcombinate van Rabo Vastgoed en Dura Vermeer de prijsvraag winnen. Het stedenbouwkundig plan is de basis voor de samenwerkingsovereenkomst. Het project bestaat uit een aantal deelplannen; A t/m N In deze overeenkomst is vastgelegd dat de ontwikkelaar per deelplan grond afneemt, nadat een bouwvergunning voor de locatie is verleend. Ook wordt het verzoek t.a.v. de klimaatambities herhaald. De ontwikkelcombinatie zet een tender in de markt voor de ontwikkeling van de duurzame collectieve energievoorziening. De combinatie van Dura Vermeer, Unica en Eneco worden geselecteerd voor de opdracht t.b.v. de duurzame collectieve energievoorziening. 32
Realisatieovereenkomst tussen gemeente, Rabo Vastgoed en Dura Vermeer, 2008 Bestemmingsplan, in voorbereiding
Voor de deelplannen A en B is een realisatieovereenkomst afgesloten tussen de gemeente en ontwikkelcombinatie.
Door de huidige marktomstandigheden is het bestemmingsplan globaal van karakter. Voor de gerealiseerde deelplannen en de technische installatie ruimte voor de energievoorziening zijn vrijstellingprocedures (art.19) gelopen.
3.3.4. Beschouwing in relatie tot theoretisch kader Fasering Bij deze gebiedsontwikkeling geldt hetzelfde als bij de andere referentieprojecten: in de intiatieffase is al aandacht voor duurzame ontwikkeling. Dit blijft wederom in het hele proces van gebiedsontwikkeling mee lopen tot en met de realisatiefase. Met de deelname van Eneco in Gaia Energy is ook de exploitatie, beheer en onderhoud in de beheerfase van de collectieve duurzame energievoorziening georganiseerd. Regie en samenwerking De marktpartijen voeren binnen deze gebiedsontwikkeling de regie over de ontwikkeling van de collectieve duurzame energievoorziening. Ook bij dit referentieproject wordt een nieuwe actor betrokken om de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening vorm te geven. Met het uitbesteden van deze ontwikkeling aan Gaia Energy, waar Dura Vermeer ook in deelneemt, lijkt de nadruk minder te liggen op de voorwaarden die aan de vastgoedontwikkeling gesteld moeten worden. De deelname van Dura Vermeer in zowel de ontwikkelcombinatie met Rabo Vastgoed en Gaia Energy komt de samenwerking ten goede. Door het feit dat Dura Vermeer en Rabo Vastgoed (later: Bouwfonds) ook een sterke ambitie op het gebied , heeft de gemeente de regie uit handen kunnen geven. Naar verwachting was het, bij gebrek aan ambitie bij marktpartijen, waarschijnlijk niet meer mogelijk om de gemeentelijke klimaatambities te realiseren. Door na de prijsvraag de ontwikkeling van het gebied aan de ontwikkelcombinatie te gunnen was het, door gebrek aan wettelijke verplichtingen, niet meer mogelijk om regie te voeren op klimaatmaatregelen.
33
Besluitvorming In de besluitvorming is hetzelfde patroon waar te nemen als in de andere referentieprojecten. Besluitvorming over de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening verloopt los van, maar in samenhang met het proces van gebiedsontwikkeling.
34
4. Conclusies en aanbevelingen In het licht van klimaatverandering en uitputting van fossiele brandstoffen is de overgang op duurzame energie noodzakelijk. Nieuwe woningen en andere voorzieningen kunnen hier een belangrijke bijdrage aanleveren. Gebiedsontwikkeling is een proces waarmee een grote hoeveelheid nieuwbouw woningen en voorzieningen worden gerealiseerd. Dit levert goede kansen op om de overgang naar duurzame energie te maken. Dit onderzoek ging uit van de ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen bij gebiedsontwikkelingen. Duurzame energie is gewenst, maar levert een collectieve voorziening daar de oplossing voor? Dit wordt in paragraaf 4.1 beschreven. Vervolgens wordt op basis van de analyseresultaten van de referentieprojecten en het theoretisch kader beschreven hoe de ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen geborgd kan worden in het proces van gebiedsontwikkeling. Tot slot, worden deze conclusies vertaald naar de praktijkcasus, zoals beschreven in paragraaf 0.2.
4.1. Meerwaarde duurzame energievoorziening op wijk (lokaal) niveau De overgang naar duurzame energie verloopt niet vanzelf. Dit levert, zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, kansen, maar ook uitdagingen op. De overheid heeft een voorttrekkers rol in duurzame ontwikkeling, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de website van Senternovem. Om invulling te geven aan die rol, zullen de overheden moeten inzetten op aspecten waar zij op kunnen sturen. Een gebiedsontwikkeling wordt regelmatig door een overheid geïnitieerd. Ook bij initiatie door andere partijen heeft de overheid in het algemeen wel aangrijpingspunten om te sturen op een gebiedsontwikkeling. Deze kansen kunnen benut worden om binnen die ontwikkeling in te zetten op de overgang naar duurzame energie. Om de regie beheersbaar te houden, is het wenselijk om collectieve voorzieningen te realiseren. Het is aannemelijk dat collectiviteit de opgave vereenvoudigt om regie te blijven houden op het proces. Daarnaast geldt ook dat voor de levering van warmte infrastructurele aanpassingen nodig zijn voor de aanleveren van warmte bij bebouwing en binnen gebouwen. Dit kan bij een gebiedsontwikkeling, waar ingrijpende wijzigingen mee gepaard gaan, goed worden meegenomen. Hierbij geldt overigens dat zeer nauwkeurige afstemming nodig is. De levering van duurzame warmte levert een grote bijdrage aan de beleidsdoelstellingen uit het werkprogramma Schoon en Zuinig, dus is het aan te bevelen om hier bij een gebiedsontwikkeling rekening mee te houden. Uit de analyse van de referentieprojecten blijkt echter dat met de ontwikkeling van een collectief duurzaam energiesysteem nieuwe taken, verantwoordelijkheden en risico’s in het proces van gebiedsontwikkeling worden toegevoegd. Hier dient rekening mee te worden gehouden. Hoe dat kan, wordt in de volgende
Antwoord deelvraag 5: Wat is de (maatschappelijke) meerwaarde van CDE op lokaal (wijk)niveau?
35
paragraaf beschreven. Tot slot, de uitdaging is om het juiste schaalniveau voor een collectieve duurzame energievoorziening te vinden. De fasering van een daadwerkelijke transformatie is bepalend in relatie tot de mogelijke capaciteit van een collectief systeem. Dit heeft te maken met de benodigde voorinvestering in zo’n systeem. De verhouding tussen de fasering en de capaciteit bepaalt de economische haalbaarheid van een collectief duurzaam energiesysteem. Het is algemeen bekend dat, zeker gezien de huidige marktomstandigheden, het lastig is om de fasering van de transformatie definitief vast te leggen in de haalbaarheidsfase. Door dit gegeven moet ook worden ingezet op een systeemverandering bij de gebruikers. Er zou meer gedacht moet worden in woonlasten, inclusief energielasten i.p.v. woonlasten én kosten voor energiegebruik. Dit kan bij in het proces van gebiedsontwikkeling een rol spelen in de communicatie richting toekomstige gebruikers.
4.2. Borging in proces van gebiedsontwikkeling In hoofdstuk 2 staat beschreven hoe het proces van gebiedsontwikkeling theoretisch verloopt en hoe hier regie op kan worden gevoerd. Deze informatie vormt de basis om aan te geven hoe de ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorziening geborgd kan worden in het proces van gebiedsontwikkeling.
Initiatieffase
Definitie Voorbereiding
Haalbaarheidsfase
Ontwerp
Realisatie
Beslismoment
Beheer
Fasering Uit de analyse van de succesvolle referentieprojecten blijkt dat het wenselijk is om duurzame energie in de initiatieffase al op de agenda te zetten. Men is nog niet gewend aan de inpassing van dit aspect in het proces van gebiedsontwikkeling. Door hier vroeg in het proces aandacht voor te vragen, kan zonder de voortgang van de gebiedsontwikkeling te belemmeren onderzoek naar de mogelijkheden gedaan worden. Bovendien is vroeg in het planproces nog voldoende vrijheid om keuzes voor de ontwikkeling van een duurzaam energiesysteem in samenhang met fysiek, ruimtelijke en sociale planvorming te maken. Terwijl later in het proces de kaders steeds nauwer worden, waardoor opties voor de levering van duurzame energie uitgesloten worden zonder dat daar een bewuste keuze in is gemaakt. Uit de analyse blijkt dat een globaal stedenbouwkundig plan voldoende uitgangspunten biedt om een energievisie op te stellen. De uitwerking van een energievisie betreft een verdere technische uitwerking en het uitwerken van een organisatievoorstel om invulling te geven aan de taken, rollen en verantwoordelijkheden, die de ontwikkeling van een duurzaam energiesysteem met zich meebrengt. Dit kan in de haalbaarheidsfase parallel lopen aan de planvorming voor de totale gebiedsontwikkeling. Het verdient de aanbeveling om hier regelmatig over af te stemmen voor wat betreft het programma (i.r.t. capaciteit van de energievoorziening) en ruimtelijk (i.r.t. de technische installaties en bouwtechnische voorwaarden). De referentieprojecten hebben laten zien dat de haalbaarheidsfase
Antwoord deelvraag 6: Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden gegeven om de ontwikkeling van CDE in een proces van gebiedsontwikkeling te borgen?
36
ook gebruikt wordt om een partij te vinden die de ontwikkeling en exploitatie op zich neemt. Doordat warmtelevering niet via traditionele netwerken geleverd kan worden, zijn afspraken voor het beheer en onderhoud in de haalbaarheidsfase een belangrijk aandachtspunt. Regie voeren Zoals eerder aangegeven wordt bij procesmanagement gestuurd op besluitvorming per fase, waarbij besluitvorming tot stand komt door tegelijkertijd te werken aan draagvlak en de haalbaarheid te onderzoeken van een initiatief. De procesmanager stuurt op verschillende variabelen. In de tabel is een beknopt overzicht opgenomen van de algemeen geconstateerde aansturing per regievariabele, die succesvol is geweest binnen de referentieprojecten vanuit het perspectief van de ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorziening. Regievariabele Toepassing in ontwikkeling duurzame energievoorziening Thema Het is (nog) niet vanzelfsprekend dat het thema ‘duurzame ontwikkeling’ geagendeerd wordt in de planvorming. Timing Het thema ‘duurzame ontwikkeling‘ is vroeg in het planproces op de agenda gezet. Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling van een energiesysteem nauwkeurig getimed is in het proces van gebiedsontwikkeling. Bijv. een ontwikkelaar moet de voorwaarden voor de vastgoedontwikkeling kennen. Tempo Het tempo voor de ontwikkeling van een energiesysteem is aangepast op het tempo van de ruimtelijke planvorming. De planvorming moet gelijk oplopen om programmatische en ruimtelijke afstemming te kunnen hebben. Toegang Ontwikkeling van een energiesysteem kent andere taken en verantwoordelijkheden dan men gewend is binnen gebiedsontwikkelingen. Andere partijen zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het proces. Toneel Door ambitieus te zijn ten aanzien van milieudoelstellingen hebben de regievoerders een aantrekkelijke omgeving gecreëerd om deel te nemen aan de ontwikkeling. Toon Idem als toneel Tol Binnen de referentieprojecten is aangegeven dat de regievoerders/ initiatiefnemers de ‘tol’ betaald hebben voor de ontwikkeling van het energiesysteem. De taken en verantwoordelijkheden zijn over het algemeen onder gebracht bij de geselecteerde partijen, terwijl de risico´s (zeer) beperkt overgedragen zijn. Toeval Voor het project in Diemen geldt dat Dura Vermeer en Bouwfonds allebei op 37
Tijdgeest
directieniveau een bijdrage wilde leveren aan klimaatdoelstellingen. Plantage De Sniep is daar de uitwerking van geworden. Het past volledige in de huidige tijdgeest om een bijdrage te willen leveren aan duurzame ontwikkeling.
Draagvlak Partijen, die in de referentieprojecten het initiatief hebben genomen voor de ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorziening, hebben een sterke ambitie om zich te profileren als duurzame partij. De gemeente Culemborg heeft bijvoorbeeld tegelijkertijd ook de ecologische wijk EVA-Lanxmeer ontwikkeld. Zij profileren zich graag op dit onderwerp bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit geldt tevens voor Dura Vermeer bij de ontwikkeling van Plantage De Sniep in Diemen. Doordat dit draagvlak vanuit ambitie aanwezig is, wordt het onderzoek naar de haalbaarheid van de ontwikkeling van duurzame energievoorzieningen waarschijnlijk positief beïnvloed. Aangenomen kan worden dat dit gegeven een positieve bijdrage heeft geleverd aan het succesvol verloop van de referentieprojecten. Het rijk kan, om de klimaatdoelstellingen Besluitvorming en samenwerken Door ontwikkeling van duurzame energievoorziening toe te voegen aan het proces van gebiedsontwikkeling wordt de complexiteit vergroot. Dit wordt veroorzaakt door een extra aspect aan de planvorming toe te voegen waar extra activiteiten voor nodig zijn. Het brengt andere taken en verantwoordelijkheden met zich mee. Dit heeft tot gevolg dat het aantal actoren in het proces vergroot wordt of bestaande actoren nemen een andere rol en/of verantwoordelijkheid op zich. In de huidige situatie betreft het niet alleen het feit dat het extra activiteiten zijn. Het zijn voor de meeste partijen ook nieuwe activiteiten. Met uitzondering van het project in Culemborg nemen de deelnemende partijen (ook) een andere identiteit aan waardoor ze de nieuwe taken en verantwoordelijkheden op zich kunnen nemen. Hierdoor is vertrouwen in grote mate vanzelfsprekend aanwezig. Dit is een belangrijke succesfactor in de projecten van Veenendaal en Diemen. Analyse van de besluitvorming laat zien dat voor de ontwikkeling van duurzame energievoorzieningen zelfstandige besluiten en overeenkomsten worden gesloten. Deze hebben grote samenhang met de planproducten en overeenkomsten die voor de totale gebiedsontwikkeling gesloten worden. Het conceptuele kringmodel laat zich in deze situatie goed gebruiken. Verschillende actoren nemen verschillende besluiten die richting geven aan het resultaat, maar worden beïnvloed door beslissingen die door andere actoren worden genomen. Je zou kunnen zeggen dat het ordeningsprincipe ‘Schakelen door de schalen’ ook toegepast kan worden. In principe kan je de levering van energie, in ieder geval vanuit traditioneel perspectief, beschouwen als een aspect dat op stadsniveau 38
georganiseerd wordt. Om een succesvolle aanpak te organiseren voor de ontwikkeling van collectieve duurzame energievoorzieningen, kan het bewustzijn dienen dat door de schalen geschakeld moet worden om de besluitvorming op een goede manier te stroomlijnen. Tot slot, aandachtspunten De borging van de ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorziening in het proces van gebiedsontwikkeling is een forse systeemverandering. Het is echter mogelijk door op basis van de hiervoor genoemde conclusies een proces te vorm te geven waarbij kansen benut kunnen worden. Er dient nog opgemerkt te worden dat ook andere aspecten van invloed zijn op een (succesvolle) ontwikkeling van een duurzaam energie systeem. Dit betreft o.a. het uitblijven van een wettelijke verplichting op het leveren van duurzame energie. De verwachting is dat met de aanscherping van de EPC de overgang op duurzame energie noodzakelijk gaat worden. Verder worden ook zorgen geuit over de intensivering van de ondergrondse infrastructuur. Ook het feit dat de kostenverdeling (hoge startinvestering) een lastig aspect is in de ontwikkeling, speelt de komende tijd een rol in succesvol ontwikkelen van collectieve duurzame energievoorzieningen.
4.3. Betekenis voor praktijkcasus - de Kleurenbuurt De planvorming voor de herstructurering bevindt zich in de fase van het onderzoek naar de haalbaarheid van de plannen. Tot op heden is een energievisie opgesteld om te bepalen hoe de gemeentelijke klimaatdoelstellingen een vertaling kunnen krijgen in het project. Vanuit deze visie is nog geen keuze gemaakt voor een energieconcept. Voor de praktijkcasus betekent dit dat ontwikkeling van een duurzame energievoorziening relatief laat is ingebracht in het proces. Op korte termijn zal een energieconcept gekozen moeten worden, vervolgens kan een uitwerking gemaakt worden, waarna partijen in het huidige samenwerkingsverband kunnen bepalen hoe de ‘nieuwe’ activiteiten een plek krijgen in de herstructureringsopgave. Tevens zal bepaald moeten worden op welke manier geselecteerd zullen gaan worden voor de ontwikkeling van het systeem. Onderzocht moet worden welke rol de samenwerkende partijen daarin willen spelen. Zijn partijen bereidt deel te nemen in een op te richten lokaal energieproductiebedrijf of om zich te committeren aan de fasering van de herstructurering? Gezien de huidige marktomstandigheden bestaat de noodzaak om het risicoprofiel zo laag mogelijk te houden. Gezocht zal moeten worden naar de economisch optimale verhouding tussen de capaciteit van een duurzame energievoorziening en een (realisatische) fasering van de totale herstructurering. Het draagvlak, zoals in de referentieprojecten aanwezig was, voor de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening ontbreekt bij beide partijen. Dit heeft ongetwijfeld met de huidige marktomstandigheden te maken.
Antwoord deelvraag 7: Welk(e) effect(en) hebben deze conclusies en aanbevelingen op de ambitie om bij de herstructurering van de Kleurenbuurt een CDE te realiseren?
39
Om ontwikkeling van een collectieve duurzame energievoorziening nog mogelijk te maken, is dit het moment om daar nog vorm aan te geven. De uitwerking van het stedenbouwkundig kader, inclusief onderzoek naar de financiele haalbaarheid en gewenste ontwikkelstrategie, loopt. Een parallel traject voor de ontwikkeling van een collectief duurzaam energiesysteem kan nu nog gestart worden, zodat de besluitvorming op elkaar afgestemd kan worden. Conclusie is wel dat het voor de praktijkcasus Kleurenbuurt vijf voor twaalf is om de herstructurering nog te voorzien van duurzame energie. Gezien de relevantie van het onderwerp, is het zinvol om hier qua draagvlak en haalbaarheid nog op in te zetten.
40
1. Bijlage: Actorenanalyse per project Project 1, VEENENDAAL - Actorenanalyse; in relatie tot ontwikkeling duurzame energievoorziening Actor Rol / Belang Gemeente Veenendaal Hoge klimaatambities, reductie woonlasten bewoners en realiseren doelstellingen t.a.v. CO2 reductie Woningstichting Patrimonium Maatschappelijk betrokken, woonlasten en toekomstbestendige woningen Projectontwikkelaar (LATEI) Realiseren van verkoopbare woningen OVO: Ontwikkelmaatschappij Veenendaal-oost PPS tussen gemeente en Quattro BV (De Smalle Akker, LATEI Projectontwikkeling, Woningstichting Patrimonium) Quattro Energie BV: Samenwerkingsverband met als doel om gezamenlijk deel te nemen in de samenwerking De Smalle Akker, LATEI PPS voor de ontwikkeling van de collectieve duurzame energievoorziening Projectontwikkeling, Woningst. Patrimonium Devo: Verantwoordelijk voor ontwikkeling, realisatie, exploitatie en beheer van PPS tussen gemeente en Quattro Energie BV de collectieve duurzame energievoorziening Triodos bank Bereid tot (maatschappelijke) investeringen o.b.v. een businesscase (i.p.v. een ‘onderpand’) Heijmans Infra Door Devo geselecteerde partij om uitvoering te geven aan de opdracht voor ontwerp, realisatie en beheer voor 30 jaar van de duurzame collectieve energievoorziening (Toekomstige) Bewoners (Toekomstige) Gebruikers van collectief duurzaam energiesysteem. Dit betekent lagere energielasten, maar hogere aankoopprijs voor een woning Adviseurs (G3 advies) Opsteller van de energievisie met een energiescan waarin diverse energieconcepten met elkaar zijn vergeleken. Daarna is het meest kansrijke energieconcept geselecteerd en is een Plan van Aanpak opgesteld voor het vervolgtraject. * Dit betreft een inschatting op basis van de beschikbare informatie.
Macht* ++
Prioriteit* ++
? +
++ +/+
+
+
++
++
+
+
+
+
-/-
-/-
-/-
++
41
Project 2, CULEMBORG - Actorenanalyse; in relatie tot ontwikkeling duurzame energievoorziening Actor Rol / Belang Gemeente Culemborg - Grond in eigendom - initiatiefnemer van opstellen en uitvoeren energievisie - Sterke ambitie op gebied van CO2 reductie en verbeteren CO2 reductie is voorwaarde binnen de ontwikkeling - Als samenwerkingspartner in de PPS regievoerder over de gebiedsontwikkeling en bereid om risico’s te dragen. Mourik Groot Ammers BV - Geen specifiek belang t.a.v. CO2 reductie - Grond in eigendom; samenwerkingspartner in de PPS. - Bereid om gemeentelijke klimaatambities op te nemen in de ontwikkeling CV Ontwikkelingsmaatschappij Parijsch (PPS) – - Sterke ambitie van gemeente op gebied CO2 reductie is opgenomen in de gemeente + Mourik samenwerking tussen beide grondeigenaren - Bij gronduitgifte door PPS is duurzame energievoorziening een voorwaarde. Nuon O.b.v. een tender geselecteerd als leverancier van duurzame energie; Het gewenst rendement ( > 10%) wordt gehaald o.b.v. het ‘niet meer dan anders’ principe toe te passen. Nuon loopt geen afzetrisico bij ontwikkeling. Ontwikkelaars Verplicht om woningen/ voorzieningen te ontwikkelen met aansluiting op warmte levering infrastructuur waarbij aansluitbijdrage tbv warmtelevering aan Nuon betaald moet worden. De aansluitbijdrage wordt bij koper in rekening gebracht. Woningcorporatie Zijn verplicht gesteld tot verhuren woning met aansluiting op warmtelevering Consumenten/ toekomstige bewoners Kopen een huis waarbij warmte duurzaam geleverd wordt. * Dit betreft een inschatting op basis van de beschikbare informatie.
Macht* ++
Prioriteit* ++
++
+
++
++
+/-
++
-
-/+
-
-/+
-
-/+
42
Project 3, DIEMEN - Actorenanalyse; in relatie tot ontwikkeling duurzame energievoorziening Actor Rol / Belang Gemeente Diemen De gemeente is initiatiefnemer van de ontwikkeling van Plantage De Sniep. In de prijsvraag is een ambitie voor een duurzame ontwikkeling neergelegd, maar geen harde eis. Er zijn geen bindende afspraken met marktpartijen over klimaatambities. Gemeente speelt verder een faciliterende rol bij de ontwikkeling van de duurzame energievoorziening. Ontwikkelingscombinatie Bouwfonds en Dura Winnaar van de prijsvraag. De ontwikkelcombinatie krijgt exclusief Vermeer ontwikkelrecht voor de gebiedsontwikkeling. Verdere intiatiefnemer van de ontwikkeling van levering van duurzame energie. Gaia Energy Ontwikkelaar van het duurzame energiesysteem. Gaia Energy is ontstaan uit een samenwerking tussen Dura Vermeer Ruimtelijke Ontwikkeling, Unica Installatietechniek en Eneco. Dura Vermeer infrastructuur/ Unica Mega Partijen zijn verantwoordelijk voor de realisatie van het duurzame energiesysteem. Eneco Verantwoorlijk voor beheer en onderhoud. Eneco heeft subsidie gekregen vanuit de EIA regeling (Energie Investeringsaftrek). Deze subsidie is verrekend met de koopprijs van de woningen Gebruikers Woningen zijn gemiddeld 10.000 euro duurder. Maar verwachting is dat de hogere kosten via de energienota terugverdiend gaan worden. Gebruikers betalen vastrecht (aansluiting en levering bronwarmte) en eventueel de huur van de warmtepomp aan Eneco. Daarnaast electriciteit voor de werking van de warmtepomp aan electriciteitsleverancier. Kosten zijn berekend volgens het NMDA principe. * Dit betreft een inschatting op basis van de beschikbare informatie.
Macht* +/-
Prioriteit* +/-
++
++
+
++
+
++
+
++
-
-/-
43
2. Bijlage: Geraadpleegde bronnen t.b.v. de analyse van projecten Buurtstede, Veenendaal Websites: www.veenendaal.nl; bestuursinformatiesysteem www.veenendaal-oost.nl www.devo-veenendaal.nl www.vrom.nl www.G3advies.com Bronnen: Exploitatieovereenkomst tussen DEVO, gemeente Veenendaal, OVO inzake de energievoorziening Veenendaal-oost; deelplan Buurtstede Presentatie: Praktijkcasus DEVO door dhr. Van Maanen dd. 12/11/09 Masterplan Veenendaal-oost Flyer met projectinformatie i.h.k.v. nationale Energie Trofee 2008 Parijsch Noord, Culemborg Interview met: De heer Van Uden, projectleider van Parijsch Noord, gemeente Culemborg, dd. 28/05/10 De heer de Rooij, beleidsmedewerker milieu, gemeente Culemborg dd. 28/05/10 Websites: www.culemborg.nl; bestuursinformatiesysteem Bronnen: Energieverkenning voor Parijsch te Culemborg, dd. 19/05/98, G3 Advies bv, in opdracht van de gemeente Culemborg Uitwerking energievoorziening Parijsch, maart ’99, G3 Advies bv, in opdracht van de gemeente Culemborg Overeenkomst inzake warmtelevering Parijsch, 13/02/01 EPL Parijsch bij uitbreiding locatie, concept rapport dd. 12/03/04
44
Plantage De Sniep, Diemen (Telefonisch) Interview met: De heer Sijmonsbergen, projectontwikkelaar, Dura Vermeer Bouw, dd. 09/06/10 Websites: www.diemen.nl, bestuursinformatiesysteem www.wonenindiemen.nl www.duravermeer.nl www.duravermeerbouwamsterdam.nl www.duravermeerruimtelijkeontwikkeling.nl www.plantage-de-sniep.mijnnieuwbouwwoning.nl
45