Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010 Afdrukdatum 02 08 2010
1 38
Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties
© Atriensis b.v. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze rapportage mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm en op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Atriensis b.v..
Atriensis b.v. Insulindelaan 122 Postbus 842 5600AV Eindhoven T 040 2367859 F 040 2364278 I www.atriensis.nl E
[email protected] KvK Oost Brabant 17183743 ABN AMRO 55 39 63 333
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Inhoudsopgave
2 38
1
Terugkeer collectieve verwarmingsinstallaties
3
2
Op weg naar CO2-neutraal
5
3
‘Eigen’wijs op weg
12
4
Exploitatie
25
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
1
Terugkeer collectieve verwarmingsinstallaties
Een groot aantal corporaties heeft er recent een nieuwe tak van ondernemen bij. Opwekking, transport én levering van duurzame energie. Bij nieuwbouw, maar ook bij collectieve verwarmingsinstallaties in de bestaande voorraad. Geen onderdeel van de kerntaken volgens het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH). Waarom slaan woningcorporaties deze weg in?
3 38
Verschillende redenen. Ten eerste de eisen aan de energieprestatie (EPC) bij nieuwbouw. Het komende decennium daalt de EPC naar nul. Het is praktisch onmogelijk om dit te realiseren zonder benutting van duurzame energie. Ten tweede de almaar stijgende woonlasten. Huren in de sociale sector volgen het niveau van de inflatie. De afgelopen vijftien jaar bedroeg deze minder dan 2,5% op jaarbasis. Energietarieven stegen in dezelfde periode echter jaarlijks met ongeveer 8%. Vooral het gevolg van milieuheffingen en hogere tarieven voor fossiele brandstoffen. Investeren in duurzame energie met als doel de betaalbaarheid van het wonen. De derde reden is de verantwoordelijkheid bij te dragen aan de beantwoording van het milieuvraagstuk. Het gasverbruik voor ruimteverwarming en opwarming van tapwater levert jaarlijks per huurwoning ongeveer 2,5 ton uitstoot van kooldioxide op. Twee hectare aan tropisch oerwoud is nodig om dat weer in zuurstof om te zetten.
Benutting van biobrandstoffen, warmte-krachtkoppeling (WKK), warmtepompen, warmte-koudeopslag (WKO), geothermie (aardwarmte), industriële afvalwarmte, PV-panelen, zonnecollectoren. Opties te over. De eerste valkuil voor woningcorporaties. De conceptkeuze vindt te vaak alleen op technische argumenten plaats. Als voorkeur van de eigen projectleider, installatieadviseur of installateur op dat moment. Vaak per project een ander concept. Gevolgen: de corporatie bouwt geen expertise op, concepten sluiten onvoldoende aan bij wensen van bewoners en schaalgrootte is onder de maat. De volgende valkuil is het technische karakter van de planvoorbereiding. Volstrekte onderschatting van beheer en exploitatie van duurzame energie. Daarbij speelt de keuze voor het zelf exploiteren of het uitbesteden aan een marktpartij. Bij het zelf exploiteren richten steeds meer woningcorporaties een eigen energiebedrijf op. Ook daar de nodige vraagstukken. Een kleine selectie. Levert het energiebedrijf rechtstreeks aan bewoners of aan de
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
woningcorporatie, die vervolgens weer via de servicekosten doorlevert aan bewoners? Wat zijn de gevolgen van de Warmtewet? En hoe bereik je een optimale prestatie van de installatie. Niet alleen vanuit financieel oogpunt, maar ook vanuit de gebruikers.
4 38
Deze notitie beoogt om corporaties meer inzicht te geven in de belangrijkste aspecten op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Allereerst komen in hoofdstuk 2 strategische aspecten aan bod. Hoe groot is de vraag naar duurzame energie en op welke wijze is deze in te vullen? Vervolgens komen de meer tactische zaken aan bod in hoofdstuk 3. Zelf doen of uitbesteden? Welke technieken zijn beschikbaar? Ten slotte in hoofdstuk 4 de operationele vraagstukken. Hoe ziet een exploitatieopzet eruit, fiscale aspecten, af te sluiten contracten, het beheer en wat zijn de gevolgen van de Warmtewet? Productie van duurzame energie staat bij woningcorporaties nog in de kinderschoenen. Er is nog een lange weg te gaan. Het delen van kennis en ervaringen en het leren van best practices is dan belangrijk. Atriensis draagt hier graag aan bij. Deze notitie is daar een voorbeeld van. Daarom zijn wij benieuwd naar reacties van woningcorporaties, die zelf ook actief werken aan duurzame energie in collectieve installaties. Zodat wij deze ervaringen weer door kunnen geven aan andere corporaties. Reageren? Mail naar
[email protected].
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
2
Op weg naar CO2-neutraal
Allereerst het strategische kader voor woningcorporaties. Wat houdt een CO2-neutrale woning in (2.1)? Binnen welke termijn is de hele voorraad CO2-neutraal (2.2) en over hoeveel woningen handelt het (2.3)? Ten slotte de vraag op welke wijze vraag naar duurzame energie en aanbod daarvan het beste af te stemmen zijn (2.4). 2.1
5 38
Defi Definitie
Het is zaak om inspanningen van woningcorporaties op het gebied van duurzame energie binnen de juiste context te plaatsen. Hoe stel je dan doelen en wat is de tijdshorizon? Allerlei termen zijn in zwang om het ideaalbeeld van energiezuinige woningen te duiden. Een EPC van nul, een energieneutrale, passieve, klimaatneutrale of CO2-neutrale woning. Erg verwarrend. Deze notitie gaat in op duurzame energie. Daarom hier de keuze voor het begrip CO2-neutrale woningen. De gangbare definitie is dat bij CO2-neutrale woningen er geen netto uitstoot van broeikasgassen is om de woning te bouwen, gebruiken en af te breken. Alle uitstoot van CO2 van de woning wordt gecompenseerd of opgeslagen. Een CO2 neutrale woning betekent dus niet dat er geen uitstoot van CO2 is. Uit de schoorsteen van een houtkachel komt bijvoorbeeld ook CO2. Deze is echter te compenseren door nieuwe bomen te planten.. De samenstelling van de atmosfeer verandert dus niet binnen het tijdsbestek van de levensduur van de bomen. Dit in tegenstelling tot gasgestookte ketels. De CO2 die bij verbranding van aardgas vrijkomt is miljoenen jaren geleden vastgelegd. Door aardgas te verbranden komt CO2 weer terug in de atmosfeer, waardoor de balans verandert.
Het doel is dus het bereiken van CO2-neutrale woningen. Hoe definieer je CO2-neutrale woningen op hanteerbare wijze voor woningcorporaties? Voor bouw, onderhoud en sloop van woningen is er ook uitstoot van CO2, voor verwarming en koeling van ruimtes, opwarming van
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
tapwater, liften galerijverlichting, huishoudelijk elektraverbruik en vervoer en recreatie van de bewoners. Welke van deze aspecten vallen onder milieudoelstellingen van woningcorporaties? De inperking schuilt in aspecten, waarop de woningcorporatie op relatief korte termijn directe invloed heeft in bestaande woningen. In eerste instantie gaat het dan alleen om verwarming van ruimtes en tapwater inclusief de bijbehorende hulpenergie. Het vervolg van deze notitie en de hierin opgenomen voorbeelden beperken zich ook hiertoe. Maar uiteraard is denkbaar dat corporaties deze relatief beperkte definitie van CO2-neutrale woningen uitbreiden met de koeling van ruimtes en collectieve gebouwgebonden voorzieningen zoals liften, hydrofoor en galerijverlichting. Optioneel valt ook de energievraag van de feitelijk bouw en het onderhoud inclusief sloop onder de definitie van CO2-neutrale woningen. Figuur: Maak ruimte voor vernieuwing, VROM-raad, juli 2010
6 38
Een volledig duurzaam energiesysteem is van fundamenteel belang voor een bestendig en duurzaam economisch systeem op lange termijn. Zo’n duurzaam energiesysteem is volledig gebaseerd op hernieuwbare bronnen en niet afhankelijk van (fossiele) energie uit politiek instabiele regio’s. Voor 2050 betekent dit concreet een reductie van minstens 80 tot 95 procent van de CO2-emissie ten opzichte van 1990. Om dat te realiseren is een transitie naar andere energiebronnen en een veel efficiënter energiegebruik noodzakelijk.. 2.2
Tijdshorizon
Vaak zijn doelen uitgedrukt in verbetering van energielabels, een reductiepercentage van gasverbruik of in een percentage minder uit te stoten CO2. Toch is het beter om niet de besparing ten opzichte van de huidige situatie, maar een einddoel als uitgangspunt te kiezen. Daardoor zijn alle beslissingen van woningcorporaties –ook voor allerlei tussendoelenbeduidend beter te spiegelen aan het einddoel. Het besluitvormingsproces is ermee gebaat. Voor nieuwbouw is de verwachting dat deze op niet al te lange termijn CO2-neutraal is voor ruimteverwarming, warm tapwater met bijbehorende hulpenergie. De EPC bedraagt in 2020 nul. Op dit moment bewijzen diverse pilots in de nieuwbouw dat dit mogelijk is. De verwachting is dat rond 2030 het Nederlandse aardgas en rond 2040 de olie op wereldschaal opraken. Het jaar 2050 als eindstation ligt voor de hand. Door vanaf nu bij nieuwbouw meteen al CO2-neutraal als doel te stellen en bij bestaande woningen 2050 uit uitgangspunt hiervoor te kiezen, ontstaat een overzichtelijke termijn om een gerichte strategie uit te stippelen. Haalbaarheid van investeringen in duurzame energie is namelijk gebaat bij de lange termijn. Rendement op dit type investeringen vereist veel en langdurige afzet.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Samenvattend: •
• •
7 38
2.3
Definieer of de verantwoordelijkheid van de woningcorporatie voor invulling van het begrip CO2-neutraal woningbezit verder gaat dan alleen verwarming van ruimtes en warme tapwater plus bijbehorende hulpenergie. Bijvoorbeeld: − koeling van ruimtes − collectieve voorzieningen in gebouwen zoals hydrofoor, liften en galerijverlichting − energievraag voor de feitelijke bouw, onderhoud en sloop − huishoudelijke energieconsumptie Stel vast wanneer het totale woningbezit CO2-neutraal is: het eindstation Fixeer vervolgens de tussenstations. Haalbare tijdstippen voor de afzonderlijke onderdelen voor bijvoorbeeld uitvoering van pilots en het vervolgens starten en afronden van een deelopgave. Het gaat dan om: − Nieuwbouw CO2-neutraal − Bestaande woningen met collectieve gasgestookte installaties CO2-neutraal − Bestaande woningen met individuele gasgestookte installaties CO2-neutraal
Omvang opgave
De omvang van de opgave richt zich op het totale aantal woningen enerzijds en de duurzaam op te wekken hoeveelheid energie in dit woningbezit anderzijds. Allereerst de omvang van de voorraad. Ervan uitgaande dat op afzienbare termijn alle nieuwe woningen CO2-neutraal opgeleverd worden, richt de opgave zich op het bestaande woningbezit anno 2010. Momenteel zijn er 2,4 miljoen huurwoningen met een gemiddelde leeftijd van 35 jaar. Gemiddeld slopen corporaties jaarlijks volgens het Centraal Fonds Volkshuisvesting 15.000 woningen. In dit tempo resteren in 2050 nog steeds 1,8 miljoen van de huidige 2,4 miljoen woningen. Corporaties verkopen volgens datzelfde Centraal Fonds Volkshuisvesting ook jaarlijks gemiddeld 15.000 woningen. Nog steeds zouden daarmee in 2050 1,2 miljoen van de huidige huurwoningen bij corporaties in exploitatie blijven. Vaak resteert er echter een verantwoordelijkheid van corporaties voor dat verkochte bezit. Immers: •
De verkochte woningen zijn onderdeel van een vereniging van eigenaren, waarin de corporatie een substantieel aandeel heeft
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
• •
Er is een terugkoopplicht voor de corporatie Door de situering van verkocht bezit ten opzichte van de huurwoningen is alleen een gezamenlijke strategie gericht op CO2-neutrale woningen mogelijk
Het handelt volgens deze inzichten dus om 1,2 miljoen huurwoningen plus 0,6 miljoen particuliere woningen, die in een gezamenlijke strategie CO2-neutraal moeten worden. Overigens beschikt dit woningbezit in 2050 over de respectabele gemiddelde leeftijd van 75 jaar! Hoeveel duurzame energie moet naar verwachting duurzaam opgewekt worden in die 1,8 miljoen woningen? Het gaat in ieder geval om de energievraag voor verwarming van ruimten en tapwater met bijbehorende hulpenergie. De zogenaamde trias energetica schrijft de volgende drietrapsraket voor:
8 38
1. Terugdringing energievraag door bijvoorbeeld isolatie of slimme ventilatietechnieken 2. Benutting van duurzame energie voor de resterende energievraag 3. Met de fossiele brandstoffen voor de daarna nog resterende energievraag moet zo zuinig mogelijk omgegaan worden Allereerst de huidige energievraag. Op dit moment verbruikt een gemiddelde huurwoning ongeveer 1.400 m3 aardgas op jaarbasis voor ruimteverwarming en warm tapwater. Duurzame energie is afwezig. Het rendement van verbranding van fossiele brandstoffen is ongeveer 80% tot 90%. Al veel ketels met hoog rendement, maar ook nog ketels met verbeterd rendement. De netto energiebehoefte voor ruimteverwarming en warme tapwater exclusief hulpenergie bedraagt daarmee zo’n 40 GJ per jaar. Ongeveer een kwart is voor opwarming van tapwater en ongeveer driekwart voor ruimteverwarming. Deze energievraag is echter te hoog om als basis te fungeren voor dimensionering van de benodigde capaciteit aan duurzame energie. Immers conform de trias energetica dringen woningcorporaties de energievraag nog aanzienlijk terug door naisolatie in de bestaande voorraad de komende decennia.
Wat is dan over enkele decennia de te verwachten energievraag voor ruimteverwarming en warme tapwater? De gemiddelde energetische kwaliteit van de bestaande voorraad ligt anno 2010 op energielabel D. Dit strookt globaal met de nieuwbouwkwaliteit van ongeveer 20 jaar
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
geleden. Als deze tendens zich doorzet, bereikt de bestaande voorraad van anno 2030 ongeveer de nieuwbouwkwaliteit van 2010. Een nieuwbouwwoning van 2010 met een gasgestookte combiketel met hoog rendement verbruikt naar verwachting op jaarbasis ongeveer 600 m3 aardgas. Bij een rendement van ruim 90% bij verbranding van aardgas bedraagt de netto energiebehoefte voor ruimteverwarming en warm tapwater ongeveer 20 GJ per jaar. Daarmee is dus de verwachting dat de netto energiebehoefte van de gemiddelde sociale huurwoning vanaf 2030 ten opzichte van 2010 halveert. Hierbij benadert het aandeel voor warm tapwater de energievraag voor ruimteverwarming.
9 38
Hoe verder hierna richting 2050? Wat is technisch haalbaar? Uiteraard heel veel. Met zeer ingrijpende maatregelen is de energievraag van bestaande woningen nog verder terug te brengen dan het niveau van hedendaagse nieuwbouw. Maar is dit financieel haalbaar? Waarschijnlijk niet. In de bestaande voorraad valt de energievraag verder terug te dringen, maar vanaf een bepaald punt is het rendabeler om een hogere energievraag te accepteren en forser in te zetten op duurzame energie. Concept- en productontwikkeling beïnvloedt gedurende de komende decennia dit kantelpunt. Maar een netto energiebehoefte in de bestaande bouw op het niveau van de nieuwbouwkwaliteit van 2010 lijkt een verstandig uitgangspunt. Zeker bij investeringen met een tijdshorizon van 40 jaar of meer.
Hoe om te gaan met tijdelijk hogere energievraag bij dimensionering van duurzame energie doordat er nog toekomstige naisolatieronden gepland staan? Hoe het risico op overcapaciteit aan duurzame energie door die toekomstige naisolatie te vermijden? Ga bij dimensionering van duurzame energie uit van de toekomstige netto energiebehoefte. Opties: • • •
Maak tijdelijk gebruik van fossiele brandstoffen voor de energievraag die te zijner tijd wegvalt Zet overcapaciteit aan duurzame energie te zijner tijd in voor andere afnemers Geef de duurzame energie een ‘plug and play’ karakter, zodat deze bij het teruglopen van de energievraag eenvoudig op een andere locatie inzetbaar is
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
2.4
Gebiedsgericht Gebiedsgericht denkkader denkkader
Individueel of collectief? Met inzichten van heden komen bij grondgebonden eengezinswoningen voorlopig alleen individuele installaties voor opwekking van duurzame energie in beeld. Denk aan bijvoorbeeld volledig met PV-panelen bedekte hellende daken in combinatie met warmtepomptechnologie. Of individuele WKO-installaties (warmte koude opslag). Bij gestapelde woningen en grondgebonden eengezinswoningen in gebieden met een hogere bebouwingsdichtheid komen collectieve installaties voor duurzame energie al snel om de hoek. De argumentatie: •
10 38
•
Opwekking van duurzame energie is zowel qua investering als exploitatie een kostbare aangelegenheid. Vanaf een minimum aantal woningaansluitingen van 30 tot 50 is een collectieve installatie gunstiger in exploitatie dan afzonderlijke individuele aansluitingen. Kosten voor energieopwekking zijn bij individuele installaties praktisch recht evenredig met het aantal woningen. Bij collectieve installaties zijn kosten van energieopwekking slechts beperkt gevoelig voor de projectomvang en lopen omgerekend per woning fors terug bij een groter aantal woningaansluitingen. Dit heeft te maken met het gegeven dat de benodigde capaciteit in individuele woningen steeds meer op een extreme piekvraag afgestemd is: buren zijn niet thuis waardoor er ook warmteverlies is via woningscheidende wanden, de woning is afgekoeld door een lange periode van afwezigheid of er is vraag naar warm tapwater. Deze situaties doet zich uiteraard nooit gelijktijdig voor bij alle woningen van een collectieve installatie, waardoor er naar verhouding per woning beduidend minder capaciteit vereist is. En uiteraard lopen vaste kosten niet recht evenredig op met het aantal aangesloten woningen. Er is nog steeds één ketelhuis vereist en één regelkast Collectieve installaties bieden meer flexibiliteit naar de toekomst. Omschakeling naar nieuwe technieken of brandstoffen is op termijn eenvoudiger te realiseren. Het is duidelijk dat tijdens de levensduur van woningen de komende decennia nieuwe opties ontstaan zoals mini- of micro WKK, brandstofcellen en biobrandstoffen. Aanpassing van een collectieve installatie is eenvoudiger dan ombouw van vele individuele installaties. Ook het af- en bijschakelen van capaciteit is beter realiseerbaar
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Collectieve installaties zijn dus absoluut gebaat bij schaal. Zet daarom alles op alles om –ook in de tijd- zoveel mogelijk aansluitingen te realiseren. Hoe te komen tot een gebiedsgericht denkkader? Breng in kaart:
11 38
a) De ontwikkeling van de indicatieve energievraag in de tijd (2010, 2020, 2030, etc.) van de eigen woningcomplexen voor respectievelijk ruimteverwarming, koeling, warm tapwater en van collectief en individueel elektraverbruik b) De energievraag van derden in de nabijheid van de eigen complexen, eveneens in de tijd en geordend naar ruimteverwarming, koeling, warm tapwater en van collectief en individueel elektraverbruik c) Aanbod (cq locaties) inclusief capaciteit van duurzame energiebronnen in en nabij de eigen complexen zoals platte en hellende daken voor PV-panelen, oppervlakte- en bodemwater voor warmtepompen of WKO, geothermie of opstelplaatsen voor windmolens d) Indicatief aanbod (cq locaties) inclusief capaciteit van duurzame energiebronnen van derden in de nabijheid van de eigen complexen; bijvoorbeeld bestaande of in voorbereiding zijnde installaties voor duurzame energie, duurzame stadsverwarming of industriële afvalwarmte
Het gebiedsgerichte denkkader vereist analyse van de energievraag van de eigen complexen (a) plus eventueel de energievraag van derden (b) in de nabijheid van de eigen complexen. Zet deze energievraag op gebiedsniveau af tegen het aanbod van duurzame energie van de eigen complexen (c) plus het eventuele aanbod van derden (d) in de nabijheid van de eigen complexen. Hierbij is zorgvuldig onderscheid nodig naar de verschillende typen energievraag zoals ruimteverwarming, warmte voor opwarming van tapwater of elektriciteitsvraag van huishoudens. Ook de factor tijd speelt bij het gebiedsgerichte denkkader een rol. Resultaten zijn: • •
•
Inzicht per gebied hoe de energievraag van het eigen woningbezit optimaal middels duurzame energie in de tijd in te vullen is Helderheid welk vastgoed of welke bedrijfsprocessen in de nabijheid van het eigen woningbezit tot een beter resultaat gaan leiden door matching over en weer van energiebehoefte versus aanbod van duurzame energie Kader om alle beslissingen van de corporatie bij bouw en exploitatie af te stemmen op de toekomstvisie op CO2-neutrale woningvoorraad
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
3
ÂEigenÊ EigenÊwijs op weg
Nadat de strategie is bepaald (hoofdstuk 2), volgt het tactische kader. Is de opwekking zelf en levering aan huurders een taak voor de corporaties of voor marktpartijen (3.1)? En welke technieken hebben in welke situatie de voorkeur (3.2)? 3.1
12 38
Relatie exploitant versus afnemer
Er spelen bij de inrichting van de exploitatie door woningcorporaties steeds twee vragen. Ten eerste wie de duurzame energie opwekt en exploiteert. Ten tweede wie de energie levert aan afnemers. Voor beide vragen zijn er drie opties: de corporatie (toegelaten instelling) zelf, een externe marktpartij of een door de toegelaten instelling op te richten onderneming voor exploitatie van die duurzame energie. Hiermee ontstaan hiermee een vijftal opties. In de onderstaande figuur volgt een vergelijking tussen die vijf opties: Figuur: Producent en leverancier
Wie produceert duurzame energie?
1 Toegelaten instelling
2 3 4 5 Externe Externe Energie BV Energie BV energieenergie- toegelaten toegelaten leverancier leverancier instelling instelling
Wie levert aan afnemer?
Toegelaten instelling
Externe Energie BV Toegelaten Toegelaten energietoegelaten instelling instelling leverancier instelling
Extra exploitatiekosten van duurzame energie geintegreerd in energietarief Centrale woonhuisaansluiting vereist, ook bij bestaand vastgoed Veel technische wijzigingen voor huurders bij bestaande blokverwarming Beperking wijzigingen contractrelatie voor huurders bij bestaande blokverwarming Energie buiten de servicekosten Minimalisering beslag op investeringscapaciteit Focus op kerntaken door toegelaten instelling Flexibiliteit bij eigendomswijzigingen woningen
nee
ja
ja
ja
ja
nee
ja
nee
ja
nee
nee
ja
nee
ja
nee
nee
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
nee
optie
optie
deels
deels
nee
volledig
volledig
deels
deels
nee
ja
nee
ja
nee
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Corporaties doen er goed aan om weloverwogen voor één van deze constructies te kiezen. Meerdere constructies binnen een toegelaten instelling bemoeilijkt de opbouw van expertise en tot een onevenredig zware administratieve lastendruk. Bij de keuze is het verstandig te overleggen met de eigen accountant en belastinginspecteur. Op de volgende pagina’s volgt een korte en algemene omschrijving van de vijf mogelijkheden om de relatie tussen afnemer en energieproducent in te richten.
13 38
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
1 De toegelaten instelling produceert en levert ook rechtstreeks aan de afnemer Afnemer energie
Toegelaten instelling
Externe energieleverancier
14 38
Energie BV toegelaten instelling
De meest bekende situatie voor woningcorporaties. Zeker vanuit bestaande situaties met blokverwarming middels gasgestookte ketels. Grote nadeel van exploitatie van opwekking van duurzame energie binnen de toegelaten instelling is dat de toegelaten instelling gebruikelijk alleen de inkoop van energie via servicekosten bij afnemers in rekening brengt. Kortom de extra vastgoedgerelateerde investerings- en exploitatiekosten van de installatie voor duurzame energie vallen vervolgens binnen de toegelaten instelling. Bij nieuwbouw is het gevolg dat de onrendabele top verder stijgt, omdat de huurprijs gebruikelijk al gemaximeerd is vanuit markten betaalbaarheidsgrenzen. Bij bestaand vastgoed verhogen corporaties ter dekking van de door de investering in duurzame energie gestegen kosten de huur verder, waar vervolgens een verdere verlaging van de energienota voor huurders tegenover staat. Geen wenselijke situatie. De energieopwekking is daarmee onderdeel van de vastgoedexploitatie en de marktpositie van het complex komt onder druk. Andere nadelen zijn de introductie van risico’s op exploitatie van een energiebedrijf binnen de toegelaten instelling en de minder transparante exploitatie door ‘menging’ van energie- en vastgoedexploitatie binnen dezelfde entiteit. Tevens is het bijzonder onhandig dat bij toekomstige verkoop van afzonderlijke woningen binnen het complex de energielevering praktisch niet te separeren is.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
2 De externe energieleverancier levert rechtstreeks aan de afnemer Afnemer energie
Toegelaten instelling
Externe energieleverancier
15 38
Energie BV toegelaten instelling
Een rechtstreekse leveringsrelatie tussen een externe energieleverancier en de afnemer biedt soms grote voordelen voor corporaties. Feitelijk is dit natuurlijk al de meest voorkomende situatie in Nederland als het gaat om verwarming met fossiele brandstoffen. Huurders beschikken over een gasgestookte combiketel en kiezen zelf hun energieleverancier. Verschil is wel dat er bij duurzame energie sprake is van verplichte winkelnering. Voor transformatie naar duurzame energie moet de toegelaten instelling wel de juiste randvoorwaarden voor de externe energieleverancier scheppen. Denk bij nieuwbouw aan een geschikte opstelruimte, afstemming van de woninginstallatie op de duurzame energieopwekking of het ter beschikking stellen van hellende en platte daken voor bijvoorbeeld warmtepompen, zonneboilers of PVpanelen. Bij bestaande woningen is soms nodig dat de huidige traditionele collectieve verwarming en het transportnet tot aan de woningaansluiting verkocht of ingebracht wordt bij de externe energieleverancier. Of de corporatie dient bestaande radiatoren aan stijgstrangen te wijzigen, zodat de externe warmteleverancier over een centrale woonhuisaansluiting als afleverpunt beschikt. Voor een goede leveringssituatie zal een externe partij immers bij bestaande woningen een centrale aansluiting met absolute meting (water- en warmtemeters) vereisen en dus geen relatieve verbruiksmeting via metertjes op radiatoren. Het eigendom van de externe leverancier loopt van de energieopwekking tot en met het transportnet en de afgifte op de centrale regelunit met warmtemeter in de woning. Voordeel hiervan is dat bij toekomstige verkoop van woningen uit het complex de energielevering uitstekend te separeren is. Andere mogelijke overwegingen van woningcorporaties om deze constructie te kiezen zijn de focus op kerntaken, de voorkeur om geen energielasten in servicekosten op te nemen en het eventuele geringere beslag op de financieringscapaciteit. Voorwaarde voor dit laatste is wel dat de externe leverancier de aansluitkosten niet in één keer doorbelast, maar via jaarlijkse aansluitvergoedingen.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
3 De externe energieleverancier levert de duurzaam opgewekte energie aan de toegelaten instelling, die via de servicekosten doorlevert aan de afnemers Afnemer energie
Toegelaten instelling
Externe energieleverancier
16 38
Energie BV toegelaten instelling
Deze situatie is enigszins vergelijkbaar met traditionele blokverwarming. De toegelaten instelling koopt energie in de vorm van aardgas in bij een externe leverancier. Via de servicekosten belast de toegelaten instelling deze nota door aan huurders. Ook hier geldt dat de toegelaten instelling wel de juiste randvoorwaarden voor de externe energieleverancier moeten scheppen. Denk bij nieuwbouw aan geschikte opstelruimte, afstemming van het transportnet en de woninginstallatie op de energieopwekking of het ter beschikking stellen van hellende en platte daken. Bij bestaande woningen is soms denkbaar dat het huidige traditionele collectieve ketelhuis verkocht of ingebracht wordt bij de externe energieleverancier om als backup voor de nieuwe installaties te gaan dienen. Wat geen vereiste is, is dat de corporatie bestaande radiatoren aan stijgstrangen wijzigt, zodat de externe warmteleverancier over een centrale woonhuisaansluiting als afleverpunt beschikt. De corporatie blijft immers de energienota zelf via de servicekosten verdelen. Het eigendom van de externe energieleverancier loopt van de energieopwekking tot en met de centrale warmtemeter, waar aan de toegelaten instelling afgeleverd wordt. Nadeel dat hier tegenover staat is dat bij toekomstige verkoop van woningen uit het complex de energielevering lastiger te separeren is. Andere mogelijke overwegingen van woningcorporaties om wel voor deze constructie te kiezen zijn de focus op kerntaken, de wens om geen wijzigingen in de leveringsrelatie met bestaande huurders in gang te zetten en het eventuele geringere beslag op middelen. Voorwaarde voor dit laatste is wel dat de externe leverancier de aansluitkosten niet in één keer doorbelast, maar via jaarlijkse aansluitvergoedingen.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
4 De toegelaten instelling wekt duurzame energie op binnen een aparte onderneming en deze levert rechtstreeks aan de afnemer Afnemer energie
Toegelaten instelling
Externe energieleverancier
17 38
Energie BV toegelaten instelling
Deze mogelijkheid is vergelijkbaar met de meest voorkomende situatie in Nederland als het gaat om verwarming met fossiele brandstoffen. Huurders hebben een gasgestookte combiketel en rekenen rechtstreeks af bij hun energieleverancier. Verschil is wel dat er bij duurzame energie sprake is van verplichte winkelnering. Een rechtstreekse leveringsrelatie tussen de eigen energie BV van de toegelaten instelling en de afnemer biedt voor- en nadelen. Nadeel kan zijn dat de energiekosten niet meer verlopen via de servicekosten, maar dat de energie BV van de toegelaten instelling zelf leveringscontracten met alle afzonderlijke afnemers moet afsluiten. Ander mogelijk nadeel bij bestaande woningen is dat soms de huidige traditionele collectieve verwarming en het transportnet tot aan de woningaansluiting verkocht of ingebracht moeten worden bij energie BV van de toegelaten instelling. Als radiatoren aangesloten zijn op stijgstrangen, dan moet dat gewijzigd worden zodat een centrale woonhuisaansluiting als afleverpunt ontstaat. Voor een goede leveringssituatie zal de eigen energie BV immers ook bij bestaande woningen over een centrale aansluiting met absolute meting (water- en warmtemeters) moeten beschikken en dus geen relatieve verbruiksmeting via metertjes op radiatoren. Het eigendom van de eigen energie BV loopt van de energieopwekking tot en met het transportnet en de regelunit met warmtemeter in de woning. Bij complexen met zowel huur- als koopwoningen en verenigingen van eigenaren waar corporaties huurwoningen willen verkopen, verdient deze constructie met een rechtstreekse leveringsrelatie in plaats van via de servicekosten de voorkeur. Voordeel is namelijk dat bij toekomstige verkoop van woningen uit het complex de energielevering uitstekend te separeren is. Andere mogelijke overwegingen van woningcorporaties voor deze constructie zijn de focus op kerntaken binnen de toegelaten instelling en de voorkeur om geen energielasten in de servicekosten op te nemen. Het beslag op financieringscapaciteit is iets minder doordat er sprake is van het recht op vooraftrek van de btw op de investering (zie ook 4.3).
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
5 De eigen energie BV levert aan de toegelaten instelling, die via de servicekosten doorlevert aan de afnemers Afnemer energie
Toegelaten instelling
Externe energieleverancier
18 38
Energie BV toegelaten instelling
Deze situatie is vergelijkbaar met traditionele blokverwarming. De toegelaten instelling koopt energie in de vorm van aardgas in bij de eigen energie BV. Via de servicekosten wordt deze nota doorbelast aan huurders. Ook hier geldt dat de toegelaten instelling wel de juiste randvoorwaarden voor de eigen energie BV moeten scheppen. Denk bij nieuwbouw aan geschikte opstelruimte, afstemming van het transportnet en de woninginstallatie op de energieopwekking of het ter beschikking stellen van hellende en platte daken. Bij bestaande woningen is soms denkbaar dat het huidige traditionele collectieve ketelhuis verkocht of ingebracht wordt bij de eigen energie BV om als backup voor de nieuwe installaties te gaan dienen. Wat geen vereiste is dat de corporatie bestaande radiatoren aan stijgstrangen wijzigt, zodat de eigen energie BV over een centrale woonhuisaansluiting als afleverpunt beschikt. De corporatie blijft immers de energienota zelf via de servicekosten verdelen. Het eigendom van de eigen energie BV loopt van de energieopwekking tot en met de centrale warmtemeter, waar aan de toegelaten instelling geleverd wordt. Nadeel dat hier tegenover staat is dat bij toekomstige verkoop van woningen uit het complex de energielevering lastiger te separeren is. Andere mogelijke overwegingen van woningcorporaties om wel voor deze constructie te kiezen zijn de focus op kerntaken, de wens om geen wijzigingen in de leveringsrelatie met bestaande huurders in gang te zetten en het geringere beslag op middelen. Het beslag op financieringscapaciteit is iets minder doordat er sprake is van het recht op vooraftrek van de btw op de investering (zie ook 4.3).
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
3.2
Concepten voor opwekking
Voor collectieve verwarmingsinstallaties bestaan enkele concepten, die al op diverse plaatsen in Nederland met succes in zowel nieuwbouw als bestaande bouw toegepast zijn. Bekende oplossingen met hun belangrijkste kenmerken: Figuur: Kenmerken concepten voor duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties 1 2 3 Warmte-pomp Warmte koude Warmte krachtopslag (WKO) koppeling (WKK) ja
ja
eventueel
ja
5 Benutting afvalwarmte cq stadsverwarming ja
Duurzame energie koelt ruimtes
eventueel
ja
nee
nee
nee
Duurzame energie warmt tapwater op
eventueel
eventueel
ja
eventueel
eventueel
nee
ja
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
nee
Duurzame energie verwarmt ruimtes
19 38
Vloer- of wandverwarming vereist Lage stooklijn ruimteverwarming vereist en dus apart systeem warmtapwater Logische combinatie met (1)
Logische combinatie met (2)
Logische combinatie met (3)
4 Biomassa
Optie 1 PV-panelen + Warmtepomp PV-panelen + zonneboilers voor ruimte- zonneboilers verwarming Optie 3 WKK Optie 3 WKK Optie 3 WKK Optie 2 WKO voor elektra + voor elektra + voor elektra + voor ruimteopwarming opwarming opwarming verwarming tapwater tapwater tapwater Optie 4 Biomassa voor ruimteverwarming PV-panelen + zonneboilers
Hierna volgt een korte en algemene beschrijving van de vijf concepten. Om tot verantwoorde keuze voor een opwekkingsconcept te komen, is analyse van de energievraag van de eigen complexen nodig plus eventueel inzicht in de energievraag van derden in de nabijheid van de eigen complexen (zie 2.3 Gebiedsgericht denkkader). De zogenaamde COP (coëfficiënt of performance) drukt de prestatie van een installatie voor duurzame energie uit. Het geeft de verhouding voor de installatie weer tussen de hoeveelheid afgegeven warmte tegenover de hoeveelheid verbruikte energie. Corporaties doen er goed aan om niet onnodig verschillende concepten toe te passen in het eigen woningbezit. De opbouw van expertise is gebaat bij focus op een beperkt aantal concepten.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
1 Warmtepomp De werking van een warmtepomp is analoog aan een koelkast. Bij een koelkast onttrekt een verdamper warmte aan te koelen producten. Een condensor geeft deze warmte vervolgens af aan de buitenlucht. De warmtepomp in duurzame verwarmingsinstallaties onttrekt warmte aan lucht (lucht-water warmtepomp) of water (water-water warmtepomp) om deze toe te voegen aan cv-water. Warmtepompen werken op elektriciteit of op gas. Combinatie met PV-panelen maakt de elektrische warmtepomp optie duurzamer. Een gasabsorptiewarmtepomp wordt aangedreven met een gasvlam. Bij een gasabsorptiewarmtepomp is de traditionele elektrische compressor vervangen door een thermodynamische compressor, die door warmtetoevoer in staat is om energie te verpompen. Dit is het absorptieproces. Deze absorptie is een geoptimaliseerd proces waarbij ammoniak, opgelost in water, wordt gebruikt als koudemiddel om warmte te onttrekken aan een warmtebron.
20 38
Hoe lager de door de warmtepomp af te geven temperatuur, hoe hoger het rendement en dus de COP. Dit betekent dat het zaak is systemen voor ruimteverwarming en het warme tapwater richting woningen te scheiden. Zo niet, dan bedraagt de aanvoertemperatuur naar woningen 365 dagen per jaar minstens 70 graden om opwarming van tapwater mogelijk te maken. Erg ongunstig voor de warmtepomp.
Vanwege het rendement van de warmtepomp dient de aanvoertemperatuur voor de ruimteverwarming naar woningen zo laag mogelijk te zijn. Hoe te bereiken? Naast ontkoppeling van de voorziening voor het warme tapwater, gaat het bij nieuwbouw bij voorkeur om vloerverwarming of anders vergrote radiatoren. Bij bestaande bouw liefst eerst de gebouwschil goed isoleren, zodat een lagere aanvoertemperatuur mogelijk is. Daarnaast geldt dat het rendement van de warmtepomp eveneens stijgt bij hogere temperaturen van het af te koelen medium. Dit maakt dat benutting van water gunstiger is dan van lucht. Immers in de winter bestaat de grootste warmtevraag en juist dan is buitenlucht koud. Eventueel warmt de warmtepomp ook koud leidingwater voor het warme tapwater van de woningen iets voor, voordat een boilervat in het ketelhuis dit op de juiste temperatuur brengt. Combinatie met PV-panelen en zonneboilers vormt een optie. PV-panelen produceren op
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
duurzame wijze elektriciteit voor de installaties en de collectieve gebouwvoorzieningen. Met zonneboilers is het mogelijk om tapwater in het ketelhuis duurzaam op te warmen. Via een apart leidingsysteem vanuit het ketelhuis ontvangen de woningen vervolgens het opgewarmde tapwater, waarbij individuele watermeters in woningen adequate kostenverdeling mogelijk maken. Een combinatie met warmte krachtkoppeling (WKK, optie 3) is een andere optie. De WKK verzorgt de elektriciteitsvraag van het ketelhuis inclusief collectieve gebouwvoorzieningen. Tevens warmt de WKK het tapwater op, dat via een apart leidingsysteem alle woningen bereikt.
2 Warmte koude opslag (WKO)
21 38
Bij open systemen vormt grondwater het transportmedium voor energie. In de winter wordt grondwater uit de warme bron opgepompt. Een warmtepomp onttrekt warmte aan dit grondwater en voegt dit toe aan het cv-water voor ruimteverwarming van de woningen. Eventueel vindt ook opwarming plaats van koud leidingwater, voordat een boilervat dit op de juiste temperatuur brengt. Een apart circulatienet transporteert het warme tapwater vanuit het ketelhuis naar de woningen. Het systeem loost het hierdoor afgekoelde grondwater weer in de koude bron. In de zomerperiode pompt de installatie grondwater uit de koude bron op voor koeling. De warmtepomp koelt het cv-water van de woningen af. De warmtepomp voegt deze aan het cv-water onttrokken warmte toe aan het grondwater. Het daardoor opgewarmde grondwater wordt weer geloosd in de warme bron.
Belangrijk is balans tussen beide bronnen. Ofwel op jaarbasis moet de onttrokken hoeveelheid energie uit de warme bron opwegen tegen de aan de koude bron toegevoegde hoeveelheid energie. Voor deze balans moet de warmtevraag van het gebouw opwegen tegen de koelbehoefte. Daarom betalen afnemers meestal geen vergoeding voor koude. Onbalans tussen bronnen is het gevolg als er te weinig afzet is van koude. Bij zogenaamde gesloten systemen zijn er gesloten bodemlussen, waardoor een vloeistof stroomt om warmte en koude aan de bodem te onttrekken. De warmtepomp bereikt een optimaal rendement bij een afgiftesysteem in woningen op basis van lage temperaturen. Door vergroot oppervlakte van het afgiftesysteem (radiatoren, leidingen voor vloerverwarming) in te verwarmen vertrekken, volstaan relatief lage temperaturen voor het cv-water. Bij de combinatie met koeling ligt vloer- of wandverwarming
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
voor de hand. Met name bij bestaande bouw houdt dit echter in dat alleen bij ingrijpende renovaties in lege woningen WKO een optie is. Een combinatie met PV-panelen en zonneboilers vormt ook een mogelijkheid. Met PV-panelen is het mogelijk om de elektriciteitsvraag van installaties en van collectieve gebouwvoorzieningen duurzaam op te wekken. Met zonneboilers is het mogelijk om het tapwater in het ketelhuis op duurzame wijze op te warmen. Via een apart leidingsysteem vanuit het ketelhuis ontvangen de woningen het tapwater, waarbij verdeling van kosten gebeurt via individuele watermeters. Een combinatie met warmte krachtkoppeling (WKK, optie 3) is een andere optie. De WKK verzorgt de elektriciteitsvraag van het ketelhuis inclusief de collectieve gebouwvoorzieningen. Tevens warmt de WKK het tapwater op, dat via een apart leidingsysteem alle woning bereikt.
3 Warmte krachtkoppeling (WKK)
22 38
WKK is de gecombineerde opwekking in één proces middels een fossiele brandstof van zowel warmte als elektriciteit. De WKK levert een constante hoeveelheid warmte en elektriciteit. Daarom is WKK pas rendabel te krijgen als er sprake is van permanente energievraag. Daarvoor is alleen ruimteverwarming niet geschikt. Hierbij ontstaat immers alleen warmtebehoefte in het stookseizoen en dan ook nog van steeds wisselende omvang. Meer geschikt is WKK in combinatie met een collectieve voorziening voor het warm tapwater.
Opbrengst voor aan het net terug te leveren elektriciteit is gering. Er is gebruikelijk alleen een vergoeding voor het brandstoftarief en niet voor netwerk en belastingen. Hoe te bereiken dat opwekking van elektriciteit leidt tot opbrengsten die gelijk zijn aan de totale inkoopkosten van elektriciteit? Dus zowel netwerk, verbruik als belastingen. Dit is mogelijk als er middels de WKK sprake is van terugdringing van elektriciteitsinkoop voor collectieve gebouwinstallaties of door rechtstreekse leveringsafspraken met derden. Eventuele (gedeeltelijke) teruggave van energiebelasting voor de ingekochte fossiele brandstoffen bij de Belastingdienst is mogelijk als deze benut is voor duurzame elektriciteitsproductie. Het minimale elektrische rendement moet 30% zijn.
4 Biomassa Biologisch afbreekbare producten vallen onder de definitie van biomassa. Bijvoorbeeld plantaardige en dierlijke landbouwstoffen, producten uit bosbouw of zelfs biologisch
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
afbreekbaar industrieel en huishoudelijk afval. Het grote voordeel van verbranding van biomassa is dat het een vrijwel CO2-neutraal proces is. Bij verbranding van biomassa komt CO2 vrij, Deze is echter recentelijk door de te verbranden planten aan de atmosfeer onttrokken. Een groot verschil met de verbranding van fossiele brandstoffen, waarbij CO2 vrijkomt die zó lang was opgeslagen dat ze in praktische zin geen deel meer uitmaakte van de CO2-kringloop op deze wereld. Bij de verbranding kan echter wel stikstofdioxide vrijkomen. Daarnaast is er discussie over de vraag of biomassa in de toenemende energiebehoefte kan voorzien.
23 38
Wat betreft regeling is er geen principieel verschil met gasgestookte collectieve ketels. Er is geen absolute noodzaak vanuit het systeem om bijvoorbeeld uit te gaan van lage temperatuur verwarming. Anderzijds is biomassa wel in te zetten in een concept met cv-water voor ruimteverwarming op basis van een stooklijn in alleen het stookseizoen. In dat geval is een apart systeem voor levering van het warme tapwater vanuit het ketelhuis vereist. Een combinatie met PV-panelen en zonneboilers vormt dan een optie. Met de PV-panelen is het mogelijk om ook de elektriciteitsvraag van de installatie en van de collectieve gebouwvoorzieningen duurzaam op te wekken. Met de zonneboilers is het mogelijk om het tapwater in het ketelhuis op duurzame wijze op te warmen. Via een apart leidingsysteem vanuit het ketelhuis ontvangen de woningen het tapwater, waarvan kostenverdeling plaatsvindt via individuele watermeters. Een combinatie met warmte krachtkoppeling (WKK, optie 3) is een andere optie. De WKK verzorgt de elektriciteitsvraag van het ketelhuis inclusief de collectieve gebouwvoorzieningen. Tevens warmt de WKK het tapwater op, dat via een apart leidingsysteem alle woning bereikt.
5 Benutting afvalwarmte cq stadsverwarming De veronderstelling bij afvalwarmte van derden of stadsverwarming is dat deze energie duurzaam opgewekt is. En stel dat er nu nog fossiele brandstoffen benut worden, is de vraag binnen hoeveel jaar deze energie volledig duurzaam is. Bij de overweging om bestaande of nieuwe woningen aan te haken, speelt tevens de vraag welke capaciteit en welk temperatuurniveau mogelijk zijn. Indien er het hele jaar door voldoende warm water op minstens 70 graden is, behoort opwarming van tapwater tevens tot de mogelijkheden. Een centrale woonhuisaansluiting met een individuele regelunit met onder meer warmtemeter en tapspiraal liggen dan voor de hand. Anderzijds is dit geen must. Veel bestaande gestapelde woningen uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw beschikken over radiatoren aan
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
stijgstrangen, waar het verwarmingswater op basis van een stooklijn alleen in het stookseizoen warmte levert. Bewoners hebben keukengeisers of elektrische boilers voor opwarming van tapwater. De installatie ombouwen naar centrale woonhuisaansluitingen is hier een forse klus. Een andere mogelijkheid is dan om de regeling en bemetering van de ruimteverwarming van de woningen niet te wijzigen. Opwarming van het warme tapwater in het (voormalige) ketelhuis of onderstation middels een warmtewisselaar en voorraadvaten is mogelijk. Voor transport naar de woningen is een nieuw en goed geïsoleerd circulatienet vereist. Met een watermeter in de woningen komt de verrekening van de levering van het warme tapwater in de servicekosten.
24 38
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
4
25 38
Exploitatie
Na de strategische (hoofdstuk 2) en tactische beoordeling (hoofdstuk 3) van duurzame energie voor woningcorporaties volgt de operationele vertaling. Inpassing van duurzame energie binnen de dagelijkse bedrijfsvoering van woningcorporaties. Afnemers van gas en elektra hebben vrije keuze bij de selectie van de leverancier. Voor afnemers van warmte bestaat deze keuze niet. Daarom heeft de Warmtewet de bescherming van de consument als uitgangspunt. Corporaties die duurzame energie opwekken en warmte aan huurders en derden leveren krijgen hiermee te maken (4.1). Deze Warmtewet heeft als principe dat consumenten voor de warmte ‘niet meer dan anders’ (NMDA) betalen. Wat houdt dit in en wat betekent dit voor de exploitatie van duurzame energie? Vervolgens komt in 4.2 de exploitatie uitgebreid aan bod. Hoe zit het met de belangrijkste fiscale aspecten? Exploitatie van duurzame energie binnen de toegelaten instelling of binnen een aparte BV, die eventueel een fiscale eenheid met de toegelaten instelling vormt? Wat is fiscaal gezien het meest voordelig (4.3)? Ten slotte komt een aantal facetten van het operationele beheer van duurzame energie aan bod (4.4) plus een schets van de belangrijkste risico’s (4.5). 4.1
Warmtewet
Rendabele exploitatie van collectieve verwarmingsinstallaties met of zonder duurzame energie is alleen mogelijk als de exploitant zekerheid heeft op afzet van warmte of koude. De keerzijde is dat de consument geen keuze heeft voor een andere leverancier van de warmte. Kortom er is sprake van verplichte winkelnering. Hier is al decennia lang veel over te doen. Consumenten klagen over te hoge tarieven, teveel of te weinig warmte en onduidelijke facturen. De Warmtewet moet hier een einde aan maken. Deze wet is in 2008 aangenomen door de Tweede Kamer, maar is tot op heden (medio 2010) niet in werking getreden. Bedoeling van de wet is om consumenten te beschermen tegen te hoge kosten. Daarnaast geeft de wet de kaders voor betrouwbare en goede levering van warmte, redelijke algemene voorwaarden, goede dienstverlening en inzichtelijke facturen en afrekeningen. Voor welke vormen van warmtelevering vallen woningcorporaties straks onder het regime van de Warmtewet? Deze discussie is medio 2010 nog niet afgerond. De corporatiebranche is van mening dat de reikwijdte nu nog te alomvattend is: • • •
Doorlevering in de servicekosten van door derden geproduceerde warmte Verrekening van het gasverbruik van niet duurzame collectieve installaties, die door de corporatie zelf geëxploiteerd worden Exploitatie van de eigen installaties voor opwekking van duurzame energie
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Essentie van de tariefbepaling voor warmte is bescherming van de consument volgens het principe ‘niet meer dan anders’ (NMDA): het maximumtarief. Deze prijs is gelijk aan het bedrag dat de consument zou betalen als een individuele gasgestookte ketel in de warmtebehoefte zou voorzien. Nadat de wet in werking treedt, gaat de NMa jaarlijks deze maximale tarieven vaststellen. Tegelijk is nooit meer dan een redelijk tarief toegestaan. De feitelijke exploitatielasten van alle bij de onderneming in exploitatie zijnde duurzame installaties vormen de basis voor dit tarief. Kortom er spelen twee tarieven een rol: het gangbare tarief in de markt (NMDA) en het werkelijke tarief op basis van de feitelijke exploitatie. De consument betaalt het laagste bedrag van het maximale en het redelijke tarief. De NMa gaat hierop toezien. Ook regelt de Warmtewet een vergunningenstelsel. Een vergunning is straks vereist om warmte te mogen leveren. Ontheffing van deze verplichting is onder meer mogelijk als de leverancier van de warmte ook de eigenaar van het gebouw is. 4.2
26 38
Exploitatie Exploitatie
We starten met de meest eenvoudige vorm van een exploitatieopzet. Om een uiteindelijk oordeel over het rendement van een installatie voor duurzame energie te vellen, is uiteraard een calculatie nodig van de contant gemaakte kosten en baten over de totale exploitatieperiode van de installatie. Voor de eenvoud beperkt het voorbeeld in het vervolg zich tot het exploitatieresultaat in één jaar. Figuur: Exploitatieopzet Baten (4.2.1)
Lasten (4.2.3)
Verrekening 'vermeden' kosten (4.2.2)
Vaste lasten (o.a. rente en aflossing)
Totale investeringskosten minus doorbelasting 'vermeden' investeringskosten corporatie
Variabele lasten (o.a. onderhoud en eventuele inkoop energie)
Doorbelasting door energieproducent van de 'vermeden' variabele lasten aan toegelaten instelling
Opbrengsten verkoop energie
Exploitatiebaten totaal
Exploitatielasten totaal
We werken een vereenvoudigd voorbeeld van één woning uit. In het midden blijft de vraag of de energieproductie wel of niet met btw belast is. In 4.3 volgt een nadere toelichting op deze fiscale positionering. Het voorbeeld is zo (relatief willekeurig) gekozen dat er een klein positief exploitatieresultaat is.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Figuur: Voorbeeld exploitatie duurzame energie Niet belast met Wel belast met btw btw Baten (zie 4.2.1) Vaste aansluitvergoeding (84 ex btw/ won.) Warmtevergoeding (30 GJ a € 20,57 incl. btw) Opbrengst uit verkoop warmte Lasten (zie 4.2.3) Vaste (meer-) lasten (8%) Variabele (meer-) lasten Totale lasten Resultaat
27 38
4.2.1
€ 100 € 617 € 717
€ 84 € 518 € 603
€ 286 € 395 € 681 € 36
€ 240 € 332 € 572 € 31
Baten
Aan de batenkant van de exploitatie van de energieproducent staat de verkoop van elektriciteit, warmte en eventueel koude: •
•
•
Bij PV-panelen of warmte krachtkoppeling is er sprake van elektriciteitsproductie. Verkoop van elektriciteit is het meest interessant als het volledige tarief (inclusief transport, netwerk en belastingen) bespaard of verdiend en dus ook te factureren is. Dit is alleen onder voorwaarden mogelijk. Denk aan benutting van elektra voor het ketelhuis zelf of voor de collectieve gebouwvoorzieningen. Bij teruglevering aan het net resteert alleen de brandstofvergoeding Bij WKO en soms bij warmtepompen is er ook sprake van levering van koude. Zeker bij WKO is het meestal verstandiger om geen kosten in rekening te brengen voor levering van koude. Afzet van koude in de zomer is immers noodzaak om de balans tussen de warme en koude bron te handhaven Bij warmtelevering geldt als maximaal tarief het bedrag dat zou ontstaan als een individuele gasgestookte ketel in de warmtebehoefte zou voorzien. Wel is hierbij onderscheid nodig naar ‘vermeden’ energiekosten enerzijds en ‘vermeden‘ onderhoudskosten anderzijds. Hier past uitstekend de vergelijking met de werkwijze van stadsverwarmingsbedrijven. Gebruikelijk zijn ‘vermeden’ onderhoudskosten bij stadsverwarmingsbedrijven ook onderdeel van het maximale tarief volgens het NMDA principe. Bij huurwoningen horen deze kosten echter niet bij huurders. Dit is namelijk al onderdeel van de kale huurprijs
Een vereenvoudigd voorbeeld van mogelijke opbrengsten. Een nieuwbouwwoning heeft indicatief een netto warmtebehoefte van 20 GJ. Bij bestaande woningen kan dit oplopen tot 30 GJ of zelfs 40 GJ vanwege slechtere isolatie. Het voorbeeld van dit hoofdstuk gaat uit van 30 GJ (groene kolom in onderstaande figuur). Het is overigens belangrijk om bij dimensionering en dus ook prognose van baten rekening te houden met toekomstige isolatiemaatregelen.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Figuur: Baten per woning volgens NMDA (niet meer dan anders)
Energiebehoefte netto (GJ/jaar) Vermeden gasverbruik (m3/jaar) Vermeden lasten gasverbruik (euro/jaar) Vermeden overige energielasten (euro/jaar) Totaal vermeden energielasten (euro/jaar) Totaal vermeden onderhoudskosten (euro/jaar)
28 38
Nieuwbouw anno 2010
Goed geisoleerde bestaande woning
Matig geisoleerde bestaande woning
20 633 € 412 € 100 € 512 € 200
30 950 € 617 € 100 € 717 € 200
40 1266 € 823 € 100 € 923 € 200
De baten in de figuur zijn inclusief btw weergegeven als de levering met btw belast is en zijn all-in als de levering niet met btw belast is. Er is rekening gehouden bij de bepaling van de ‘vermeden’ lasten van gasverbruik bij een rendement van een individuele ketel van ongeveer 90% en een gastarief voor netwerk, brandstof en belastingen van € 0,65 per m3 aardgas. Daarnaast valt een deel van het elektraverbruik van de individuele gasgestookte ketel weg plus de jaarlijkse kosten voor de gasmeter: samen € 100 vanwege 200 kWh elektra à € 0,25 per kWh inclusief btw en € 50 inclusief btw voor de vervallen gasmeter. Anders dan bij particulieren is er voor huurders alleen sprake van ‘vermeden’ energiekosten en geen sprake van ‘vermeden’ onderhoudskosten. Indicatief bedragen de ‘vermeden’ onderhoudskosten € 200 inclusief btw op jaarbasis (oranje in het schema) als er sprake is van een met btw belaste situatie en daarmee € 168 als er wel sprake is van een met btw belaste levering. Deze ‘vermeden’ onderhoudskosten rekent de energieproducent bij huurwoningen niet aan de huurder door, maar aan de toegelaten instelling, die deze jaarlijks immers bespaart (zie 4.2.2). Een tarief van € 20,57 inclusief btw per GJ is aangehouden en jaarlijkse vaste lasten van € 300 inclusief btw. Deze bedragen stroken globaal met de gangbare tarieven bij stadverwarmingsbedrijven voor particulieren medio 2010. Dat jaarlijkse vaste bedrag van € 300 inclusief btw is gesplitst in € 100 voor de vaste ‘vermeden’ energielasten en € 200 voor de ‘vermeden’ onderhoudskosten. Daarmee bedragen de globale maximale opbrengsten voor de energieproducent per woning (NMDA) bij een netto energiebehoefte van 20 GJ per jaar € 512, van 30 GJ per jaar € 717 en van 40 GJ per jaar € 923. Als de exploitatie van de energieproducent met btw belast is (4.3), zijn de feitelijke baten natuurlijk 19% lager.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
4.2.2
Verrekening Âvermeden kosten
‘Vermeden’ investeringskosten De energieproducent financiert de volledige investeringskosten van de installaties tot en met de meter waar afgeleverd wordt. Hierdoor wordt het hoogste subsidieresultaat bereikt. Tegelijk echter vervallen de investeringskosten voor de toegelaten instelling vanwege de ‘vermeden’ installatie. Nalaten van deze doorbelasting creëert een minder transparante exploitatie van de warmteproductie en verhoogt de onrendabele top voor nieuwbouw binnen de toegelaten instelling. Als de energieproducent warmte en eventueel koude verkoopt aan de toegelaten instelling, dan gaat het om de ‘vermeden’ investeringskosten van de installatie tot en met de centrale meter, waaraan geleverd wordt. Als de energieproducent rechtstreeks levert aan afzonderlijke huishoudens, dan gaat het om de ‘vermeden’ investeringskosten van de installatie tot en met de regelunit met de warmtemeter in de woningen.
29 38
Voor bepaling van de ‘vermeden’ investeringskosten past ook hier een vergelijking met stadsverwarmingsbedrijven. Zij brengen aansluitkosten bij nieuwbouw in rekening, omdat de koper van de woning geen individuele gasgestookte (combi) ketel hoeft aan te schaffen. Hier bestaan twee variabelen. Ten eerste zijn de ‘vermeden’ investeringskosten natuurlijk hoger wanneer de installatie voor duurzame energie niet alleen energie voor ruimteverwarming, maar ook voor tapwaterverwarming en eventueel koeling zorgt. Ten tweede zijn de ‘vermeden’ investeringkosten hoger wanneer de installatie voor duurzame energie niet aflevert aan een collectieve warmtemeter, maar in een regelunit in de afzonderlijke woningen zelf. Een voorbeeld voor bepaling van de ‘vermeden’ investeringskosten. Het voorbeeld van dit hoofdstuk is in de gele kolom weergegeven en gaat uit van levering van energie voor verwarming van ruimtes en tapwater door de energieproducent aan de toegelaten instelling. De bedragen zijn exclusief btw aangegeven.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Figuur: Voorbeeld ‘doorbelasting’ investering energieproducent aan toegelaten instelling Alleen ruimteverwarming
Ruimteverwarming en warmtapwater EnergieEnergieEnergieEnergieproducent producent producent producent levert aan levert aan levert aan levert aan toegelaten afzonderlijke toegelaten afzonderlijke woningen instelling woningen instelling
Investeringskosten totaal ex btw Subsidies ex btw Doorbelasting aan toegelaten instelling ex btw Investeringskosten t.l.v. duurzame energie ex btw
30 38
€ 5.000 € 500 € 2.000 € 2.500
€ 6.000 € 500 € 2.500 € 3.000
€ 7.000 € 1.000 € 3.000 € 3.000
€ 8.000 € 1.000 € 3.500 € 3.500
‘Vermeden’ exploitatielasten De variabele lasten van de energieproducent bestaan uit onder meer kosten van inkoop van energie, onderhoudskosten en administratie. Ook hier geldt dat de ‘vermeden’ variabele lasten door de energieproducent jaarlijks in rekening gebracht worden bij de toegelaten instelling. Het gaat vooral om onderhoudskosten. Wederom zijn hier twee variabelen. Ten eerste zijn de ‘vermeden’ variabele lasten natuurlijk hoger wanneer de installatie voor duurzame energie niet alleen de energie voor ruimteverwarming, maar ook de energie voor tapwaterverwarming en koeling levert. Ten tweede zijn de ‘vermeden’ variabele lasten hoger wanneer de installatie voor duurzame energie niet aflevert aan een centrale warmtemeter, maar in een regelunit aan de afzonderlijke woningen zelf. Het voorbeeld van dit hoofdstuk is in de gele kolom weergegeven en gaat uit van levering van energie voor verwarming van ruimtes en tapwater door de energieproducent aan de toegelaten instelling. Het gaat om € 168 ex btw per woning per jaar ofwel € 200 inclusief btw per jaar (zie ook oranje vak in schema hoofdstuk 4.2.1). Figuur: Voorbeeld ‘doorbelasting’ variabele lasten energieproducent aan toegelaten instelling Alleen ruimteverwarming Ruimteverwarming en warmtapwater
Variabele lasten totaal ex btw/jaar Doorbelasting aan toegelaten instelling ex btw/ jaar Variabele lasten duurzame energie ex btw/jaar
Energieproducent levert aan toegelaten instelling
Energieproducent levert aan afzonderlijke woningen
Energieproducent levert aan toegelaten instelling
Energieproducent levert aan afzonderlijke woningen
€ 250 € 100 € 150
€ 300 € 168 € 132
€ 500 € 168 € 332
€ 550 € 200 € 350
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
4.2.3
Lasten
De vaste lasten tijdens de exploitatie bedragen indicatief ongeveer 8% van de totale investeringskosten na aftrek van de ‘vermeden’ investeringskosten van de toegelaten instelling. Het betreft bij de vaste lasten vooral rente en aflossing. De variabele lasten voor de duurzame energie tijdens de exploitatie bestaan uit de totale variabele exploitatielasten, waarop de doorbelasting van de ‘vermeden’ exploitatiekosten richting toegelaten instelling plaatsvindt. Figuur: Lasten per woning Niet belast met Wel belast met btw btw
31 38
Lasten Vaste (meer-) lasten (8%) Variabele (meer-) lasten Totale lasten
€ 286 € 395 € 681
€ 240 € 332 € 572
Het voorbeeld van dit hoofdstuk gaat uit van levering van energie voor verwarming van ruimtes en tapwater door de energieproducent aan de toegelaten instelling. 4.3
Belasting
Een wel met btw belaste of niet met btw belaste constructie? Positionering van de energieproductie binnen de toegelaten instelling of in een eigen energiebedrijf? En dient dat eigen energiebedrijf wel of geen fiscale eenheid met de toegelaten instelling te vormen? Wat heeft de voorkeur vanuit het beperken van belastingdruk? Tijdens de planvoorbereiding is extra aandacht nodig voor optimale beperking van belastingdruk. Bij de keuze is het verstandig te overleggen met de eigen accountant en belastinginspecteur. Daarnaast is het zaak om vooraf -zo nodig- toestemming van VROM en/of de Belastingdienst te vragen. Bovendien is speciaal aandacht nodig voor belasting op inkoop van energie. Bij productie van duurzame energie zijn vrijstellingen mogelijk. Daarnaast zijn er situaties met waterlevering, waarbij het btw-tarief 6% in plaats van 19% bedraagt.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Wel of geen btw? Er bestaan twee situaties: •
•
32 38
De dienst cq de levering van energie wordt beschouwd als integraal onderdeel van het gehuurde. En daarmee dus onderdeel van servicekosten. Er is geen recht op aftrek van voorbelasting, maar er hoeft ook geen btw op de levering in rekening te worden gebracht De dienst cq levering van energie wordt niet beschouwd als integraal onderdeel van het gehuurde. Het zogenaamde Tellmer Property arrest gaat hierover (11 juni 2009, zaak C572/07). Er bestaat dan het recht op aftrek van voorbelasting en wel wordt btw in rekening gebracht op de levering van de energie.
Alleen bij een zeer positief resultaat op de exploitatie zou het interessant kunnen zijn om de energielevering buiten de btw te houden. Er zijn namelijk in dat geval verhoudingsgewijs veel meer baten aan niet af te dragen btw gebaseerd op tarieven in de markt inclusief btw dan niet verrekenbare btw aan de lastenkant. Daarnaast is er minder beslag op financieringscapaciteit vanwege het recht op vooraftrek bij de met btw belaste situatie.
Wel of geen fiscale eenheid tussen toegelaten instelling en de eigen energie BV? Als er sprake is van een fiscale eenheid tussen de toegelaten instelling en het eigen energiebedrijf worden niet alleen fiscale winsten en verliezen verrekend. Op onderlinge facturen hoeft geen btw in rekening te worden gebracht. Als uitgangpunt geldt dat in eerste instantie alle vaste en variabele lasten van de installatie tot en met de meter waar aan de afnemer (toegelaten instelling of particulieren) voor rekening van het eigen energiebedrijf komen. Cruciaal zijn dan vervolgens de facturen van het eigen energiebedrijf aan de toegelaten instelling voor ‘vermeden’ investerings- en exploitatiekosten. Voordelen van doorbelasting van ‘vermeden’ investerings- en exploitatiekosten zijn de transparantie, verlaging van de onrendabele top bij nieuwbouw en het gegeven dat over een zo hoog mogelijk bedrag subsidies aangevraagd kan worden. Het eigen energiebedrijf dient uiteraard wel de ‘vermeden’ investerings- en exploitatiekosten ten laste van de toegelaten
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
instelling te brengen. De corporatie bespaart immers de investerings- en exploitatiekosten van de ‘vermeden’ installatie. Dit bedrag factureert het eigen energiebedrijf aan de toegelaten instelling. Indien geen sprake is van een fiscale eenheid tussen het eigen energiebedrijf en toegelaten instelling is ook over dit bedrag omzetbelasting verschuldigd. Niet anders dan wanneer de toegelaten instelling deze kosten rechtstreeks zelf op zich zou nemen. Meest gunstige is een fiscale eenheid, waarbij het eigen energiebedrijf de vermeden investerings- en exploitatiekosten op zich neemt. Voor de volledige btw is recht op vooraftrek en het eigen energiebedrijf factureert aan de toegelaten instelling een bedrag ter hoogte van de vermeden investerings- en exploitatiekosten inclusief btw. Dit zijn vervolgens weer netto opbrengsten voor het eigen energiebedrijf, omdat hierover geen btw verschuldigd is. Overigens is ook voor de vennootschapsbelasting de fiscale eenheid het meest geschikt. De faciliteit voor energie investeringsaftrek leidt meteen tot verlaging van verschuldigde vennootschapsbelasting. Wederom het rekenvoorbeeld. Er worden drie situaties vergeleken ten aanzien van het resultaat van het eigen energiebedrijf:
33 38
• • •
Niet belast met btw, geen vooraftrek, geen btw op baten Wel belast met btw, geen fiscale eenheid Wel belast met btw, wel fiscale eenheid
Voor de levering van duurzame energie voor ruimteverwarming en warme tapwater brengt de corporatie bedragen in rekening conform het ‘niet meer dan anders’ (NMDA) principe. Allereerst de exploitatiebaten. De vaste aansluitvergoeding op jaarbasis per woning bedraagt € 100 inclusief btw ofwel € 84 exclusief btw. Iedere woning neemt jaarlijks gemiddeld 30 GJ aan warmte af tegen een tarief van € 20,57 per GJ inclusief btw, ofwel € 17,29 exclusief btw. Dan de exploitatielasten. De totale investeringskosten van de installatie per woning tot en met de aflevering bedragen € 6.000 exclusief btw na aftrek van subsidies en dergelijke. De ‘vermeden’ investeringskosten per woning door het achterwege blijven van de traditionele installatie bedragen € 3.000 exclusief btw. Hierdoor bedragen de investeringskosten na aftrek van subsidies en ‘vermeden’ investeringslasten nog € 3.000 exclusief btw. De jaarlijkse vaste lasten als gevolg van die investering bedragen zo’n 8%. Dit leidt tot een jaarlijkse post aan vaste (meer-) lasten in de exploitatie van € 240 exclusief btw. Als laatste de variabele lasten op jaarbasis (prijspeil eerste jaar). Deze bedragen in het voorbeeld in totaal € 500 exclusief btw per woning. De ‘vermeden’ variabele lasten per woning door het achterwege blijven van de traditionele installatie bedragen € 168 exclusief btw, waarmee de variabele meerlasten € 332 exclusief btw per jaar bedragen.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Figuur: Voorbeeld exploitatie afhankelijk van fiscale situatie Niet belast met Wel belast met Wel belast met btw btw, geen fiscale btw, wel fiscale eenheid eenheid Baten (zie 4.2.1) Vaste aansluitvergoeding (84 ex btw/ won.) Warmtevergoeding (30 GJ a € 20,57 incl. btw) Opbrengst uit verkoop warmte Lasten (zie 4.2.3) Vaste (meer-) lasten (8%) Variabele (meer-) lasten Totale lasten Resultaat
34 38
€ 100 € 617 € 717
€ 84 € 518 € 603
€ 84 € 518 € 603
€ 286 € 395 € 681 € 36
€ 240 € 332 € 572 € 31
€ 194 € 294 € 488 € 114
Bij de niet met btw belaste situatie zijn er hogere baten omdat geen omzetbelasting op die baten afgedragen hoeven te worden. Aan de andere kant is er geen recht op vooraftrek van betaalde omzetbelasting aan de lastenzijde. Bij de wel met btw belaste onderneming zonder fiscale eenheid met de toegelaten instelling, kan het resultaat simpel beschouwd worden door zowel baten als lasten zonder omzetbelasting tegen elkaar af te zetten. In geval van een fiscale eenheid kan het energiebedrijf de ‘doorbelasting’ verhogen met de besparing op btw op de doorbelastingen, omdat de toegelaten instelling dit bedrag ook in werkelijkheid bespaart. Deze btw hoeft niet afgedragen te worden omdat onderlinge transacties binnen de fiscale eenheid vrijgesteld zijn van heffing van btw. Bij de ‘vermeden’ investeringskosten gaat het om de btw over € 3.000. Dit komt in het voorbeeld jaarlijks overeen met 8% van 19% van € 3.000 is € 46 op jaarbasis. Daarnaast gaat het jaarlijks ook om € 38 aan btw die de energieproducent kan verrekenen op ‘vermeden’ onderhoudskosten. Dit maakt de btw belaste situatie middels een fiscale eenheid tussen energiebedrijf en toegelaten instelling tot de meest interessante constructie voor het eigen energiebedrijf. Wel dient het energiebedrijf de ‘vermeden’ lasten van de corporaties inclusief het btw aandeel door te belasten. Hiervoor is door het energiebedrijf weer geen afdracht van btw vereist. 4.4
Beheer
Professioneel beheer vraagt om een gestructureerde aanpak. Daarom de volgende aandachtspunten: 1. 2. 3. 4.
Ondernemingsplan Planproces Meten is weten Overeenkomsten
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
1 Ondernemingsplan De energieproducent van de toegelaten instelling dient ook als onderneming handen en voeten te krijgen. De basis hiervoor is het op te stellen ondernemingsplan: het fundament Wat beschrijft dit onder meer:
35 38
• • • • • • • • • •
Doelstelling Besturing en toezicht, besluitvormingsprocessen Organisatiestructuur met capaciteit en expertise Procedures bij oprichting en beheer nieuwe installaties voor duurzame energie Risicobeoordeling Tarieven, kwaliteitsbeleid, wettelijk kader Financiële onderbouwing: Exploitatieopzet per installatie Overall begroting (winst- en verliesrekening) Financieringsbehoefte en liquiditeitsbegroting
2 Planproces Voor iedere afzonderlijke installatie voor duurzame energie is een programma van eisen bij aanvang vereist. Doelstelling, beoogd rendement, terugdringing uitstoot van CO2, gebruikskwaliteit voor bewoners en exploitatie. Gebruikelijk is er vervolgens een aantal vaste fasen in het planproces, af te sluiten met fasedocumenten. Het voorlopig ontwerp, definitief ontwerp en bestek of contractdocumenten. Meestal stelt de installatieadviseur of de installateur in geval van een bouwteam deze voor de installaties op. Het is belangrijk om deze fasedocumenten steeds te toetsen aan dat programma van eisen. Enkele vragen: • • • • •
Strookt de installatie inclusief regeling met de batenkant van de exploitatieopzet: productie en afzet warmte, koude en elektra? Strookt de installatie met de raming van de investeringskosten en de exploitatielasten, zijn de prognoses van te verwerven subsidies nog reëel? Zijn de juiste meters op de correcte plaats aanwezig om de installaties in het toekomstige functioneren te toetsen op werking en rendement? Is toekomstige uitbreiding mogelijk als andere warmte- en koudeafnemers aansluiten? Zijn installaties voor duurzame energie in bestaande of zelfs nieuwbouw te hergebruiken als de levensduur van het gebouw korter blijkt dan van de installatie voor duurzame energie?
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
3 Meten is weten Tijdens het planproces is het belangrijk om technische voorzieningen aan te brengen, die in de beheerfase onmisbaar zijn om het functioneren van de installaties te monitoren. Welke meeten regelvoorzieningen in de installaties zijn vereist? Allereerst is aandacht nodig voor optimale en eenvoudig bedienbare meet- en regelvoorzieningen voor de warmte- en koudeinstallaties in de woningen. Keuze van meters voor warmte en koude betekent vaak ook de keuze voor een meetbedrijf (bijvoorbeeld ISTA, Techem, WMS), waaraan de energieproducent of toegelaten instelling de bepaling of zelfs de inning van voorschotten en afrekeningen uitbesteedt. Op afstand uitleesbaar. Met mogelijkheden voor raadpleging via het web door zowel individuele bewoners als de energieproducent of toegelaten instelling zelf. Bekeken moet worden of vanuit vereenvoudiging van het beheer combinaties van warmte- en koudemeting met andere vereiste metingen in de woning zinvol en mogelijk zijn.
36 38 Ten tweede speelt de vraag welke meet- en regelvoorzieningen vereist zijn tussen de NUTSmeters van het centrale ketelhuis tot en met de meters, waaraan afgeleverd wordt. Het doel van deze meters is om het beheer optimaal te ondersteunen. Welk rendement wordt wanneer gerealiseerd per afzonderlijke warmte- koudeopwekker? Ofwel hoe staat het met de verhouding tussen de afgegeven warmte of koude tegenover de verbruikte energie? Hoe zit het met de balans tussen de bronnen bij toepassing van WKO? En bij toepassing van PV-panelen moet zichtbaar zijn hoeveel elektra aan het ketelhuis geleverd is, aan de overige collectieve gebouwvoorzieningen en ten slotte teruggeleverd aan het net. Wordt er veel water aan het systeem gesuppleerd? Dit wijst op onderhoudsproblemen. Alle meters in de installatie, van NUTS-aansluitingen tot en met aflevering, zenden hun data naar een centrale regelkast. Via een gebouwbeheersysteem (GBS) is optimale monitoring op afstand mogelijk. Bij bepaling van plaats en type meters is inzicht vereist in zowel de toekomstige exploitatie als in het gewenste onderhoudscontract. Stel dat de energieproducent of toegelaten instelling overweegt om in beheercontracten prestatiecomponenten op te nemen, dan zijn daarvoor de juiste metingen nodig.
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
4 Overeenkomsten Gedurende het traject van initiatief tot en met oplevering en exploitatie van de duurzame energie komen diverse formele zaken op verschillende momenten aan bod. Regie is belangrijk omdat deze taken vaak over meerdere afdelingen en corporatiemedewerkers gespreid zijn. Daarom is een controlelijst erg nuttig. Per onderdeel staat hier aangegeven wie het document verzorgt, wie toezicht hierop houdt en wie fiatteert. Daarnaast staan per handeling de deadlines vermeld en wordt de voorgang bijgehouden. Om welke documenten gaat het onder meer: • • •
37 38
4.5
Ondernemingsplan energiebedrijf Oprichting energiebedrijf (akte, governance, Kamer van Koophandel, btw-nummer, etc) Per duurzame installatie: − Exploitatieopzet − Recht van opstal − Vergunningen (onttrekking bodemwater) − Verzekeringen − Subsidieverwerving − Contract met toegelaten instelling over ‘vermeden’ stichtingskosten en variabele lasten − Aansluitcontracten met NUTS-bedrijven − Leveringscontracten met afnemers van warmte, koude en elektra − Contract(en) voor onderhoud, monitoring en eventueel bewaking bronnen
Risicobeoordeling
Veel corporaties staan nog aan het begin. Een exploitatieberekening is vaak op veel aannames gebaseerd. Daarnaast geeft dit hoofdstuk alleen een voorbeeld van een eerste jaar in een exploitatie. Uitgangspunt zijn kosten en baten op het huidige prijspeil. Wat gebeurt er als onderhoudstarieven wijzigen in de toekomst. Of als energietarieven veel harder stijgen dan de algemene prijsindex? Pas in de loop van de tijd komt er meer zicht of de juiste parameters gehanteerd zijn. Feitelijk moeten uiteraard kosten en baten netto contant over de exploitatieperiode beschouwd worden. En welke inschatting van risico’s dient een corporatie te maken?
Project Naar duurzame energie bij collectieve verwarmingsinstallaties Datum 2 augustus 2010
Figuur: Risico’s duurzame energie Kansen Baten Tarieven: wereldeconomie
Tarieven: overheid
Marktsituatie gebouw Afzet binnen het gebouw
38 38
Afzet buiten het gebouw
Lasten Investeringskosten Onderhoudskosten
Inkoop energie/brandstoffen
Bedreigingen
Positieve ontwikkeling, waardoor tarieven Negatieve ontwikkeling, waardoor voor fossiele brandstoffen flink stijgen tarieven voor fossiele brandstoffen stabiliseren of zelfs dalen Milieu wordt echt belangrijk, meer subsidies, maar ook meer belastingen voor milieubelastende technieken, meer beloning groene labels Veel vraag, lage mutatiegraad, gewild complex, ook op termijn Steeds meer welvaart, waardoor bewoners meer warmte consumeren, geen verdere naisolatie gebouwschil
Milieu wordt minder belangrijk, afbouw subsidies, minder belastingen voor milieubelastende technieken, minder beloning groene labels Hoge mutatiegraad, dreigende krimp, vraaguitval denkbaar op termijn Bewoners vertonen steeds energiebewuster gedrag, isolatie gebouwen, introductie nieuwe verbeterde isolatietechnieken In de omgeving zijn warmteverbruikers die Bij meerdere aangesloten gebouwen het op termijn ook aangesloten kunnen risico dat exploitatie van gebouwen worden eindigt
Slim inkopen, optimaal subsidies verwerven Lage kosten door allerlei optimalisaties, prestatiecontracten, beheer op afstand Slimme afstelling installaties waardoor slechts marginaal fossiele brandstoffen nodig zijn
Budgetoverschrijdingen, tegenvallende subsidieresultaten Onderhoudsproblemen, klachten bewoners leidend tot hoge onderhoudslasten Tegenvallend, relatief slecht rendement, waardoor meer dan tevoren ingecalculeerd fossiele brandstoffen benodigd zijn