Coachend helpen Onderzoek versterking jeugdhulp aan jongeren 12+ in Stadskanaal en Vlagtwedde
INHOUD
Colofon Titel: Datum: Opdrachtgever: Auteurs: Adressen:
Coachend helpen, onderzoek versterking jeugdhulp aan jongeren 12+ in Stadskanaal en Vlagtwedde september 2013 Gemeente Stadskanaal en gemeente Vlagtwedde Marian Feitsma en Fransje Grisnich Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen Postbus 2266 9704 CG Groningen www.cmogroningen.nl
Copyright 2013, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen. Voor zover het maken van kopieën is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1995, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze opgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich te wenden tot het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen.
1
INLEIDING ........................................................................................1 1.1 1.2 1.3
2
ONDERZOEKSAANPAK ......................................................................5 2.1 2.2
3
DOEL EN DOELGROEP VAN HET ONDERZOEK .................................................................... 5 ONDERZOEK IN STAPPEN ............................................................................................. 5
LITERATUURVERKENNING ................................................................7 3.1 3.2 3.3
4
EERDER ONDERZOEK .................................................................................................. 1 LEESWIJZER .............................................................................................................. 2 KERN VAN DIT RAPPORT .............................................................................................. 2
ONDERZOEK IN 2010 ‘BUITEN DE KADERS’ .................................................................... 7 LITERATUURVERKENNING IN 2013 ............................................................................... 7 HULP AAN JEUGDIGEN IN STADSKANAAL EN VLAGTWEDDE............................................... 11
INTERVIEWS MET PROFESSIONALS.................................................. 13 4.1 STADSKANAAL ........................................................................................................ 13 4.1.1 Wat is de Top 5 Problemen van jongeren in Stadskanaal?............................ 13 4.1.2 Wat werkt goed in de (huidige) hulp aan jongeren? ...................................... 13 4.1.3 Wat werkt belemmerend?............................................................................... 14 4.1.4 Wat zijn gewenste verbeteringen? ................................................................. 15 4.2 VLAGTWEDDE......................................................................................................... 17 4.2.1 Wat is de Top 5 Problemen van jongeren in Vlagtwedde? ............................ 17 4.2.2 Wat is verbeterd sinds 2010? Wat werkt goed in de hulp aan jongeren? ...... 17 4.2.3 Wat werkt belemmerend?............................................................................... 17 4.2.4 Wat zijn gewenste verbeteringen? ................................................................. 18 4.3 CONCLUSIES ........................................................................................................... 18
5
GROEPSGESPREKKEN MET JONGEREN............................................. 21 5.1 5.2 5.3
6
DRIE LEVENSVERHALEN .................................................................. 33 6.1 6.2 6.3
7
GROEPSINTERVIEW MET VIER JONGEREN IN HET TDC STADSKANAAL ................................. 21 GROEPSINTERVIEW MET DRIE MEIDEN VAN JIMMY’S....................................................... 28 GROEPSINTERVIEW MET VIER JONGEREN IN DE JEUGDSOOS VAN VLAGTWEDDE .................... 30
ADRIAAN, 24 JAAR .................................................................................................. 33 ERWIN, 22 JAAR (EN ZIJN ÉÉN JAAR JONGERE BROER) ..................................................... 37 CHANTAL, 18 JAAR .................................................................................................. 41
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN ............................................. 45 7.1 7.2
SAMENVATTING, BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN............................................... 45 AANBEVELINGEN ..................................................................................................... 47
BIJLAGEN: 1. LITERATUUR................................................................................................................48 2. GEÏNTERVIEWDE PROFESSIONALS..............................................................................49 3. INTERVIEWS MET JONGEREN.....................................................................................50
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
1 De gemeenten Stadskanaal en Vlagtwedde bereiden zich voor op de transitie Jeugdzorg. Vanaf 2015 nemen de gemeenten de geïndiceerde jeugdzorg van de provincie over, wat een aanzienlijke uitbreiding van hun verantwoordelijkheid betekent. Om zich hier goed op voor te bereiden en de beschikbare financiële middelen zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten, willen de gemeenten weten wat de behoeften van jongeren zijn met betrekking tot ondersteuning, begeleiding en hulpverlening. De gemeenten willen niet aanbodgericht maar vraag- en behoeftegericht werken. Vragen als ‘Waar zitten jongeren mee, op welke wijze willen jongeren ondersteund en geholpen worden?’ moeten leidraad voor beleid en uitvoering zijn. Niet de bestaande pedagogische infrastructuur en het bestaande hulpaanbod moeten centraal staan, maar de problemen zoals jongeren die zelf ervaren en de wijze waarop zij – vanuit hun eigen perspectief daarbij het best geholpen kunnen worden. Voor jongeren uit Stadskanaal en Vlagtwedde is een uitgebreid hulpverleningsaanbod beschikbaar, maar de vraag is in hoeverre dit goed aansluit bij wat jongeren willen en nodig hebben. De beide gemeenten hebben CMO Groningen gevraagd hier onderzoek naar te doen. De centrale vraag die beantwoord moet worden is de volgende: Welke ondersteuning, begeleiding en hulp past het beste bij jongeren van 12 tot 24 jaar met opvoed- en opgroeiproblematiek, vanuit hun eigen behoeften en toekomstperspectief? Wat werkt? Hiervan afgeleide vragen zijn: Wat zijn de belangrijkste problemen van jongeren van 12 tot 24 jaar in Stadskanaal en Vlagtwedde? Wat zijn behoeften van jongeren ten aanzien van ondersteuning, begeleiding en hulp, hoe willen zij geholpen of ondersteund worden? Wat motiveert of belemmert hen om daar daadwerkelijk gebruik van te maken? Sluit het huidige hulpaanbod aan bij jongeren van 12-24 jaar? Wat is nodig om jongeren passende hulp te bieden? 1.1
Eerder onderzoek CMO Groningen heeft in het voorjaar van 2010 ook een onderzoek op dit terrein gedaan voor de beide gemeenten1. In dit onderzoek is een inventarisatie gemaakt van het brede hulpaanbod voor jongeren en zijn professionals geïnterviewd. Het onderzoek leverde een aantal concrete aanbevelingen op. Dit nieuwe onderzoek 1
Buiten de kaders, versterking hulpverlening aan 12- tot -24-jarigen met complexe problemen in de gemeenten Stadskanaal en Vlagtwedde, CMO Groningen, april 2010
1
is geen kopie, maar een update. We gaan een stap verder dan in 2010, en voeren nu ook gesprekken met jongeren zelf. Tegelijkertijd is het van belang om te weten wat er is gedaan met de aanbevelingen van 2010, en of dat tot versterking van de hulpverlening heeft geleid. Vragen hierover zijn aan professionals voorgelegd.
1.2
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksaanpak toegelicht. Hoofdstuk 3 geeft beknopt de uitkomsten weer van een literatuurverkenning naar de wensen en behoeften van jongeren aan hulp en ondersteuning. In dit hoofdstuk komt ook de aard en de omvang van het huidige hulpgebruik van jeugd van 0 tot 24 jaar in Stadskanaal en Vlagtwedde aan de orde. In hoofdstuk 4 komen professionals aan bod, met hun mening over en ervaringen met problemen van jongeren in deze gemeenten. Tien interviews met professionals worden in samengevat in twee paragrafen, één over Stadskanaal en één over Vlagtwedde. In hoofdstuk 5 en 6 zijn letterlijk jongeren aan het woord. Er wordt uitvoerig verslag gedaan van drie groepsinterviews en er drie levensverhalen opgetekend. In de verslaglegging zijn de woordkeus en gedachtegang van de jongeren in tact gelaten (en dus niet samengevat of geherformuleerd) om hun beleving en ervaringen zo krachtig mogelijk over te brengen. Deze hoofdstukken zijn de sleutelhoofdstukken, de kern van dit onderzoek. In hoofdstuk 7 worden bij wijze van samenvatting de onderzoeksvragen beantwoord en aanbevelingen gedaan.
1.3
Kern van dit rapport De kern van onze conclusie is: Hulp aan jongeren 12+ moet een informeel karakter hebben en gebaseerd zijn op gelijkwaardigheid, vertrouwen en eerlijkheid. Alle jongeren hebben ouders nodig. Ouders zijn de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet in alle gevallen. Uit dit onderzoek blijkt dat problemen van jongeren vaak een relatie hebben met, of zelfs veroorzaakt worden door, de problemen van hun ouders. Een aantal ouders heeft alle aandacht (nodig) voor de eigen problemen (schulden, werkloosheid, relatieproblematiek, psychische problemen, verslaving) en kan niet de steun bieden die opgroeiende kinderen nodig hebben. Bij de jongeren in dit onderzoek speelt dat ook. De hulp die ze nodig hebben komt neer op een soort ‘vervangende ouder’, iemand die er voor hen is, hen met raad en daad bijstaat en aan hun kant staat. En die, als er meer hulp nodig is, de weg daar naar toe kan wijzen. Een ‘coach’ voelt voor jongeren beter dan een ‘witte jas’. Preventieve hulp en begeleiding zouden goed gegeven kunnen worden in een informele setting, door een coach, mentor of maatje. Curatieve hulp zou een coachend karakter moeten hebben. Daarom hebben we als titel van dit rapport gekozen: Coachend helpen.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
2
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Dank We zijn de jongeren die hun verhaal hebben willen vertellen heel dankbaar daarvoor. Zonder hun inbreng hadden we dit onderzoek niet kunnen doen. Ook bedanken we de professionals die tijd hebben willen maken voor de interviews.
3
Onderzoeksbureau CMO Groningen
4
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
2 In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe we het onderzoek hebben aangepakt en welke vragen zijn gesteld. 2.1
Doel en doelgroep van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is een goed beeld te krijgen van wat onder jongeren leeft die te maken hebben met problemen, wat hun ervaringen met die problemen en de hen aangeboden hulp zijn, en op welke wijze zij het beste ondersteuning, begeleiding en hulp kunnen krijgen die past bij hun behoeften en die werkt. De doelgroep voor dit onderzoek is de groep jongeren van 12 tot 24 jaar die te maken heeft met zowel enkelvoudige als meervoudige problematiek.
2.2
Onderzoek in stappen Het onderzoek is uitgevoerd in de volgende stappen: 1. Literatuursamenvatting: Wat is er bekend over behoeften van de doelgroep uit eerder onderzoek? 2. Interviews met professionals, die bekend zijn met de doelgroep 12 tot 24 jaar en hun problemen (of sterke risico’s daarop). 3. Gesprekken met jongeren in groepsverband. 4. Beschrijving van enkele cases/levensverhalen. Deze werkwijze legt de focus op de ervaringen en opvattingen van jongeren zelf. Zowel stap 1 als de stappen 3 en 4 zijn hierop toegespitst. Per stap is de volgende werkwijze gevolgd: Ad 1) Er zijn elders diverse onderzoeken en peilingen onder jongeren gedaan, onder andere in het kader van CJG-ontwikkeling. Wij zijn op zoek gegaan naar recent onderzoek en hebben de bevindingen samengevat. Tijdens de interviews met professionals is getoetst of zij de bevindingen herkennen voor Stadskanaal en Vlagtwedde. Ad 2) We hebben gesproken met professionals om er achter te komen welke problemen spelen onder de doelgroep, hoe groot de doelgroep is en hoe we met jongeren uit de doelgroep in contact kunnen komen. In deze interviews is ook aan de orde gesteld wat er is gedaan met de aanbevelingen uit het onderzoek van 2010 en wat dat heeft opgeleverd. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de 23 geïnterviewde (aspirant-)professionals.
5
Ad 3) We hebben groepsinterviews gehouden met drie groepen jongeren, in totaal 11 personen. Zie bijlage 3 voor een overzicht. Ad 4) Jongeren met verschillende problematiek en leeftijd zijn gevraagd hun levensverhaal te vertellen, met het accent op de problematiek en de hulp en steun die zij daarbij al dan niet hebben gekregen. We hebben gevraagd welke factoren motiverend werken voor de jongeren, en welke de oplossing van hun problemen juist belemmeren. Drie jongeren hebben hieraan meegewerkt. Zie bijlage 3.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
6
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
3 3.1
Onderzoek in 2010 ‘Buiten de Kaders’ In 2010 heeft CMO Groningen voor de gemeenten Stadskanaal en Vlagtwedde onderzoek gedaan naar de behoefte aan hulpverlening bij jongeren van 12 tot 24 jaar met complexe problematiek. De uitkomsten zijn gepubliceerd in het rapport Buiten de Kaders. Hiervoor is geen empirisch onderzoek uitgevoerd onder jongeren zelf. Wel zijn resultaten van door anderen uitgevoerd onderzoek onder jongeren in dit rapport samengevat. Voor Buiten de Kaders zijn onder andere gesprekken gevoerd met jongerenwerkers uit Stadskanaal en Vlagtwedde en met de CJGV-coördinatoren. Citaat uit het rapport: Uit verschillende onderzoeken en peilingen onder jongeren komt naar voren dat het niet zo goed klikt tussen (een deel van de) jongeren en de gevestigde hulpverlening. Dat geldt zeker voor de jongeren die te maken hebben met complexe problematiek. Hun leefwereld en hulpbehoeften sluiten niet aan bij de cultuur en werkwijze in de hulpverlening. De hulpverlening is vaak (te) ver weg, werkt op afspraak op een bureau, is gefocust op problemen en wil inzicht vergroten in de oorzaak daarvan, werkt met wisselende hulpverleners, bouwt dossier op, is vooral verbaal gericht etc. Dat zijn zaken waar jongeren niet zo goed mee uit de voeten kunnen; hun behoeften liggen in het tegenovergestelde: Hulp dicht bij huis; informeel; vaste vertrouwde helpers die naar hen toe komen en ze bij de hand nemen, in de lurven grijpen en niet loslaten; oplossingsgericht zijn, concreet, praktisch, duidelijk, zonder veel omhaal van woorden. Liever geen dossier, maar persoonsgericht en vertrouwelijk. Vanwege het vrijwillige karakter van de meeste hulpverlening – alleen de hulp in een justitieel kader werkt met dwang – zal het niet lukken deze jongeren echt te bereiken met hulp als niet aan hun behoeften kan worden voldaan. Als we deze groep daadwerkelijk willen bereiken, zal de hulpverlening zich veel flexibeler en outreachender moeten opstellen en organiseren. Buiten de bestaande kaders opereren moet daarbij mogelijk zijn.
3.2
Literatuurverkenning in 2013 Begin 2013 hebben we gekeken of recent onderzoek nieuw of ander licht werpt op de behoeften van jongeren aan hulpverlening. Wij hebben een aantal recente onderzoeken en peilingen geanalyseerd, waarin jongeren zelf hun behoeften hebben aangegeven.
7
Hieruit blijkt dat er eigenlijk niets is veranderd ten opzichte van de analyse die we in Buiten de Kaders deden. We zouden op dit moment precies hetzelfde kunnen opschrijven als het hierboven gegeven citaat. Hieronder vatten we de gevonden resultaten samen aan de hand van de gestelde onderzoeksvragen in hoofdstuk 2. De literatuurbronnen staan vermeld in bijlage 1. Wat zijn de belangrijkste vragen van jongeren? Onderwerpen waarover jongeren vragen hebben (in rangorde van vaakst genoemd door jongeren tussen 11 en 26 jaar in twee onderzoeken uit 2010 omtrent CJG-ontwikkeling, in de gemeenten Bunnik en Nijkerk): Werk/bijbaan vinden, seksualiteit (o.a. soa’s, ongewenste zwangerschap, voorbehoedsmiddelen); Schoolzaken, voeding/eetstoornissen, gewicht, bewegen/sport, alcohol en pesten; Drugs, veiligheid, wonen, geldzaken; Problemen op school, problemen thuis. Op het terrein van gezondheid hebben jongeren van 13 tot 19 jaar (blijkens onderzoek in opdracht van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid in 2012) vooral vragen over gewicht, afvallen, gespierd zijn (‘hoe je eruit ziet’). Als specifiek wordt gevraagd naar psychische gezondheid noemen jongeren de onderwerpen eenzaamheid, stress, depressie en zelfvertrouwen. Vragen betreffen vooral de vragen uit de directe belevingswereld en praktische behoeften van de jongeren, en minder de sociaal-emotionele problemen. Wat zijn de belangrijkste problemen van jongeren (die jeugdzorg krijgen)? De meest voorkomende problemen bij jeugdigen in de jeugdzorg (volgens een onderzoek van PON Brabant uit 2009, waarin 400 jeugddossiers zijn onderzocht): Top 5 kindproblemen: Opstandig en/of antisociaal gedrag (43%); Druk en impulsief gedrag (22%); Introvert gedrag (15%), komt meer voor bij meisjes; Problemen in de hechting aan de ouder (12%); Angstproblemen, trauma’s, aan autisme verwante stoornissen (11%), komt meer voor bij jongens. Top 5 gezinsproblemen: Ontoereikende opvoedingsvaardigheden ouders (31%), vaker bij ouders van jongere kinderen;
Onderzoeksbureau CMO Groningen
8
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Problemen bij scheiding ouders (29%); Psychi(atri)sche problematiek (26%); Problemen in relatie tussen ouders (25%); Problemen in ondersteuning, verzorging en bescherming (21%). Het PON-onderzoek levert negen profielen op van jeugdigen die een beroep doen op jeugdzorg. De twee profielen waarop de meeste jongeren scoren zijn: Profiel 1: Jeugdigen van ouders met psychi(atri)sche problemen (21%) Deze jeugdigen hebben een of twee ouders met psychi(atri)sche problematiek waarbij vaak sprake is van een problematische gezinssituatie (zoals niet kunnen ondersteunen, verzorgen of beschermen van de jeugdige, gebruik van middelen of verslaving). Ook is er vaak sprake van een problematische relatie tussen de ouders. Deze jeugdigen vertonen veelal gedragsproblemen, maar ook emotionele problemen. Profiel 2: Psychosociale problemen & problematische relatie tussen ouders (16%) De ouders van deze jeugdigen hebben een problematische relatie met elkaar. Veelal zijn ze gescheiden. Over de opvoeding zijn ze het vaak niet eens en ze beschikken over ontoereikende opvoedingsvaardigheden. Deze jeugdigen kampen meestal met psychosociale problemen. Ze vertonen vaak gedragsproblemen, maar ook emotionele problemen, loyaliteitsproblemen en problemen op school. We zien dus dat veel problemen van jeugdigen in de jeugdzorg gerelateerd zijn aan de problemen van hun ouders. Wat zijn de behoeften van jongeren aan ondersteuning en begeleiding? (Defence for Childeren, onderzoek onder jongeren die te maken hebben met jeugdzorg, ongedateerd) Jongeren willen serieus genomen worden en inspraak/inbreng hebben in hun hulproute en hulpplan. Ze willen participeren in de besluitvorming. Ze willen dat er naar hen geluisterd wordt; Jongeren willen niet te maken hebben met veel verschillende hulpverleners. Twee tot vijf hulpverleners is meer dan genoeg; Jongeren moeten vaak erg lang wachten op behandeling. Dan verliezen zij hun motivatie voor hulp; Jongeren hebben behoefte aan persoonlijke erkenning om een vertrouwensband op te kunnen bouwen met hun hulpverlener(s). Dat vereist investeren in contact met de jongere door de hulpverlener. Daar is vaak onvoldoende tijd voor; Jongeren willen weten wat hun rechten zijn. Daarover moeten zij worden geïnformeerd; Jongeren willen een heldere werkwijze, ze willen tevoren weten wat ze kunnen verwachten.
9
De ideale hulpverlener heeft in de ogen van jongeren (Jeugdwelzijnsberaad 2012) de volgende kenmerken en eigenschappen: respectvol, betrokken, eerlijk, positief, motiverend, complimenteus, serieus, geen negen-tot-vijfmentaliteit, is 25 tot 45 jaar, kan goed luisteren; laat de jongere in zijn/haar waarde, heeft een voorbeeldfunctie, maakt ruimte voor uitzonderingen, ziet en benoemt kwaliteiten, heeft humor, ziet iedereen als individu, doet wat hij zegt (is betrouwbaar).
Waar gaan jongeren naar toe met een hulpvraag? (CJG-onderzoek gemeente Bunnik): Jongeren blijken bij vragen en problemen het liefst hun eigen directe omgeving te raadplegen en pas als dat niet werkt zetten ze de stap naar professionele hulpverlening. Hulpbronnen die jongeren raadplegen (in volgorde van vaakst genoemd in onderzoek Bunnik): Ouders, vrienden/vriendinnen; Internet; Oudere broer/zus, leraar op school, andere familie (bijv. neef/nicht); Jeugdjournaal, huisarts, folders bij huisarts, CJG. Uit de antwoorden van de jongeren in focusgroepen komt duidelijk naar voren dat zij voor opgroeivragen bij personen in hun eigen omgeving terecht kunnen. Het hangt met name van de leeftijd af of de jongeren eerst hun ouders of eerst hun vrienden om advies vragen. Jonge jongeren, tot een jaar of 15, raadplegen vaker hun ouders en zijn ook meer geneigd naar het CJG te gaan dan oudere jongeren. Verschillende jongeren geven aan dat ze niet naar het CJG zullen gaan, of alleen als andere hulpbronnen niets opleveren en/of met heel belangrijke vragen. Waar jongeren helemaal niet naar toe zeggen te gaan is de bibliotheek. In onderzoek van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid komt naar voren dat als jongeren een professional raadplegen dat is vanwege diens deskundigheid en geheimhouding. Bij ‘professionals’ denken ze daarbij vooral aan een leraar, huisarts of maatschappelijk werker. Op de open vraag (onderzoek in Nijkerk onder 13- tot 19-jarigen) wat jongeren belangrijk vinden rond het CJG antwoorden ze: Een open sfeer en het gevoel altijd welkom te zijn. Gewenste kenmerken: Vrolijk, niet doktersachtig, binnen kunnen lopen, vriendelijke medewerkers, gezelligheid, een welkom gevoel biedend, privacy, leuke activiteiten (soos, hangplek, knutselmiddagen). Jongeren gaan met vragen en problemen het liefst naar mensen in hun natuurlijke omgeving, zoals vrienden, ouders, school. Wat dat betreft blijven ze liever zelfredzaam dan dat zij een beroep doen op professionele hulp. Hulp moet ‘verpakt’ worden in een informele en neutrale setting.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
10
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Wat belemmert jongeren om hulp te vragen? (O.a. in onderzoek omtrent CJG’s in Nijkerk en Bunnik - het eerste punt komt in bijna elk onderzoek terug) De drempels die jongeren ervaren bij het vragen van hulp of ondersteuning zijn de volgende: Twijfels over de anonimiteit en schaamte voor hun problemen (verreweg het belangrijkste). Met anonimiteit bedoelen ze dat er met niemand over wordt gesproken, ook niet met hun ouders. Jongeren stellen het op prijs als ze alleen hun voornaam hoeven te noemen; Onbekendheid van het CJG; Locatie van het CJG, angst voor stempel ‘probleemjongere’. 3.3
Hulp aan jeugdigen in Stadskanaal en Vlagtwedde Uit recent onderzoek van C4Youth in de hele provincie Groningen naar het gebruik van jeugdhulp en voor welke problematiek komt naar voren dat ruim 1900 unieke jeugdigen van 0 tot en met 23 jaar2 uit Stadskanaal en ruim 800 uit Vlagtwedde een vorm van jeugdhulp krijgen in de periode van 1 juni 2011 tot 1 juni 2012. Dit is na correctie voor dubbelingen. Dat is in Stadskanaal bijna 23% van alle 0- tot 24-jarigen, en in Vlagtwedde ruim 20%. Het aantal zal ongetwijfeld nog hoger zijn omdat niet alle hulporganisaties en zorginstellingen in het onderzoek zijn meegenomen. Het betreft zowel geïndiceerde zorg als lichtere hulp van lokale instellingen als maatschappelijk werk en thuiszorg. Uit het onderzoek blijkt dat 65,6% van de jeugdigen die hulp krijgen, dus twee derde, licht pedagogische hulp krijgt in het lokale circuit (= GGD, AMW, videohometraining, hulp die niet door BJZ is geïndiceerd), inclusief contacten met de huisarts. Voor Stadskanaal betekent dit omgerekend 1269 jongeren, voor Vlagtwedde 545 jongeren. Ambulante hulp op indicatie (van Elker, Leger des Heils, GGZ, intensieve gezinsbegeleiding van thuiszorg, e.d.) krijgt 30,9% van de hulpvragers. Voor Stadskanaal zijn dat volgens C4Youth 598 jongeren, in Vlagtwedde 257 jongeren. De overige 3,5% ontvangt dagbehandeling, groeit op in een pleeggezin of in een residentiele instelling van jeugdzorg, of zit in de gesloten jeugdzorg.
2
Op gemeenteniveau zijn de cijfers voor de leeftijdsgroep vanaf 12 jaar niet afzonderlijk vermeld. Op provinciaal niveau is 36,2% van de jongeren in zorg jonger dan 12 jaar en 63,8% tussen 12 en 24 jaar oud.
11
Uit een quick scan jeugdzorgcijfers 20123 die CMO Groningen in juni 2013 maakte voor Stadskanaal en Vlagtwedde blijkt dat bij het merendeel van de jeugdigen die geïndiceerde jeugdzorg krijgen, GGZ hulp wordt ingezet. Uit het onderzoek van C4Youth komt naar voren dat de problematiek van jeugdigen in de geïndiceerde provinciale jeugdzorg (Elker, Leger des Heils) niet veel verschilt van die van jeugdigen die hulp krijgen van de GGZ. Jeugdigen in de GGZ hebben iets vaker emotionele problemen, terwijl in de geïndiceerde provinciale jeugdzorg meer jeugdigen met gedragsproblemen te vinden zijn. Mogelijk heeft dit verschil ook te maken met de route waarlangs jeugdigen in de jeugdzorg terecht komen; de huisarts verwijst voornamelijk naar de GGZ en niet of nauwelijks naar Bureau Jeugdzorg (en dus de geïndiceerde provinciale jeugdzorg). Bureau Jeugdzorg verwijst vooral naar de geïndiceerde provinciale jeugdzorg. Dat veel jeugdigen uit Stadskanaal en Vlagtwedde die hulp nodig hebben in de GGZ terecht komen, kan dus enerzijds komen door de aard van de problematiek (vooral emotionele problemen en psychiatrische problematiek), en anderzijds door de verwijsroute via de huisarts. Het vergt nader en specifiek dossieronderzoek om er achter te komen hoe het relatief hoge aandeel jeugdigen uit Stadskanaal en Vlagtwedde in de GGZ te verklaren is. Zoals we in de volgende hoofdstukken zullen zien staat psychische problematiek bij jongeren wel in de top 5 van problemen in Stadskanaal en Vlagtwedde.
3
Quick Scan jeugdzorgcijfers op postcodeniveau Stadskanaal en Vlagtwedde, Onderzoeksbureau CMO Groningen, juni 2013
Onderzoeksbureau CMO Groningen
12
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
4 In 10 gesprekken is met in totaal 23 (aspirant-)professionals gesproken om antwoorden te vinden op de onderzoeksvragen. In bijlage 2 is een lijst opgenomen met de geïnterviewde personen. 4.1
Stadskanaal Verwerkte interviews: CJGV, Welstad, Sluitende aanpak/Leerplicht, Sociale Zaken, Noorderpoort school voor beroepsonderwijs, Ubbo Emmius, Noorderpoort voortgezet onderwijs en mbo.
4.1.1
Wat is de Top 5 Problemen van jongeren in Stadskanaal?
1.
Opgroeien in zwakke gezinnen waar weinig positieve stimulans en sturing vanuit gaat. (Laag opleidingsniveau, laag IQ, ouders voeden niet op, jongeren worden niet gestimuleerd op eigen benen te staan en iets van hun leven te maken, er zijn meerdere gezinsproblemen en weinig competenties om deze op te lossen). 2. Financiële problemen, waaronder schulden en problemen met uitkering. 3. Verslaving (blowen, drank, gamen). 4. Psychische en psychiatrische problematiek, waaronder adhd, pdd-nos, depressies, eetstoornissen, automutilatie, sociale angst. 5. Ontbreken van dagbesteding en/of werk. Onder meer voor Wajongers. Ook genoemd, vaak gerelateerd aan bovenstaande top 5: gedragsproblemen; ‘thuiszitters’ met allerlei problemen, die geen hulp accepteren; negatieve groepsvorming; tienermoeders; ‘vastklampen’ aan Stadskanaal (ook als daar geen perspectief is); tekort aan weerbaarheid en initiatief; zich miskend voelen door echtscheiding en nieuwe gezinsvorming ouders. 4.1.2
Wat werkt goed in de (huidige) hulp aan jongeren?
Jongeren benaderen op de plekken waar ze toch al komen, zoals bij Jimmy’s en op scholen. Het ondersteunings- en adviesaanbod op school is zeer laagdrempelig en bereikt de jongeren waarvoor het bedoeld is. Voorbeelden: verzuimspreekuur op Ubbo Emmius, opvanggroep bij Noorderpoort. De ondersteuning op school en bij Jimmy’s vervult een belangrijke preventieve functie; problematiek wordt vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt. Goed aansluiten bij de behoeften van jongeren. Jongeren hebben behoefte aan een luisterend oor, contact, oprechtheid, no nonsense, zien en gezien worden, niet ver-/beoordeeld worden, eerlijkheid. Het lokale veld kan dit bieden, onder meer via het ambulant jongerenwerk, RMC+, de Rebound, Begeleid Wonen, Jimmy’s, ambulant jongerenwerk VNN.
13
De samenwerking in het lokale veld4. Er zijn in het algemeen korte lijnen van toeleiders/vindplaatsen naar hulpverleners, zoals maatschappelijk werk en Lentis. Er wordt goed naar elkaar teruggekoppeld. Onder meer politie, jongerenwerk, onderwijs en maatschappelijk werk werken prima samen. Het netwerk 12+, de externe ZAT’s en het Tactisch Veiligheidsoverleg dragen bij aan goede afstemming. De vaste, strakke aanpak, met aandacht voor de individuele situatie van de jongeren zoals die werd toegepast bij het jongerenloket (maar helaas is losgelaten). 4.1.3
Wat werkt belemmerend?
Bureaucratie. Dit speelt vooral als geïndiceerde hulp nodig is en jongeren te maken krijgen met Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is te bureaucratisch, werkt traag, heeft weinig vertrouwen in het lokale veld, benut de informatie uit het voorafgaande traject niet en is hiermee contraproductief. Ook de toelatingsprocedure bij RENN4 is bureaucratisch. (Duurt soms een jaar). De wet- en regelgeving belemmert om jongeren te kunnen bieden wat ze nodig hebben. Bezuinigingen in combinatie met strengere regelgeving. Er zijn diverse voorbeelden aangedragen: De afdeling sociale zaken kan minder maatwerk leveren, omdat er geen budget meer is om externe dienstverlening in te kopen. Jongeren die bijstand aanvragen krijgen niet direct een uitkering. De voorwaarden voor de Wajong zijn strenger geworden. Werk, stageplekken of andere dagbesteding zijn vaak niet beschikbaar voor jongeren. De eigen bijdragen voor diverse vormen van hulp (voor 18+ers) zijn omhoog gegaan en vormen in steeds meer gevallen een belemmering. Omdat de (sociale) voorzieningen worden afgeknepen is het voor jongeren lastig om op eigen benen te staan. De hulpverlening is versnipperd en er is te weinig werkelijke actie. Er wordt veel gepraat, maar er worden relatief weinig concrete stappen gezet, zeker als meerdere hulpverleners zijn betrokken bij hetzelfde gezin. Het hulpaanbod is een kluwen, er is ‘afschuwelijk veel’, we zijn doorgeschoten, het is moeilijk de juiste weg en de juiste instantie te vinden. Het is een enorme kunst om jongeren en hun ouders te motiveren en bij het juiste aanbod te krijgen. De hulp- en dienstverlening van verschillende organisaties zit niet altijd op één lijn. De samenwerking en afstemming tussen hulp- en dienstverlening (binnen de gemeentelijke organisatie en extern) kunnen beter. Jongeren kunnen te gemakkelijk professionals tegen elkaar uitspelen. Het gebeurt te vaak dat maatschappelijk werkers de gemeente bellen en/of tijdens een 4
Een deel van de respondenten toont zich tevreden over de samenwerking. Anderen benadrukken juist dat het beter kan en moet.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
14
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
overleg het woord voeren namens de jongere die ze begeleiden. Er wordt er veel gepsychologiseerd en te weinig gewerkt vanuit een praktische insteek. Veel problematiek heeft een financiële component. Daar kan hulpverlening weinig aan doen. Ook de afstand tot hulp (die niet in Stadskanaal beschikbaar is) is een belemmering. Aan de kant van jongeren en ouders werken angst voor uithuisplaatsing, angst privézaken te moeten prijsgeven, schaamte, schuldgevoel en probleemontkenning belemmerend. 4.1.4
Wat zijn gewenste verbeteringen?
De hulp moet veel sneller en gecoördineerder worden ingezet. Er zou een centrale figuur moeten zijn (zoals de casemanager van voorheen), die alle hulp buiten het onderwijs coördineert, zorgt voor terugkoppeling en weet welke hulp in welke situatie het meest passend is. Of alle hulpinstanties onderbrengen in één verband of één koepel. De coördinator van het CJGV zou veel meer doorzettingsmacht moeten hebben. Bureau Jeugdzorg is niet meer nodig. De verantwoordelijkheid kan bij het lokale veld komen te liggen. Die kan waar nodig gespecialiseerde kennis inroepen. Bureau Jeugdzorg moet veranderen. Verder moet er juist niet teveel veranderen. Continuïteit is belangrijk om vertrouwen op te bouwen. De drempels naar hulp (verder) slechten. De hulp dichtbij jongeren brengen, onder meer in de school. De samenwerking: tussen school (mbo) en gemeentelijk werkloket/sociale zaken, onder meer bij het vinden van BBL-werkplekken en bij ‘terugzending’ naar school van jongeren zonder startkwalificatie. (De school kan soms niets meer met dergelijke jongeren, die als enige motivatie hebben dat ze dan studiefinanciering krijgen). Tussen school en jeugdagent (was eerder prima). Tussen verschillende gemeentelijke onderdelen die zich met jeugd bezighouden onderling en tussen gemeente en externe partners. ‘Met een echt integrale aanpak van de gemeente vanuit een gemeenschappelijke visie is veel winst te boeken.’ Sociale zaken moet een cultuuromslag maken. ‘We moeten er veel meer bovenop zitten, meer naar buiten en meer samenwerken met de hulpverlening.’ Diverse voorzieningen en faciliteiten zouden meerwaarde hebben: Een huiskamerproject waar jongeren terecht kunnen die thuis weinig ondersteuning krijgen. Sociale vaardigheidstrainingen (vooral preventief, voor 15-tot 16jarigen) en trainingen op het gebied van agressieregulatie en faalangstreductie. Meer capaciteit in begeleid wonen.
15
Maatschappelijk werk op school, in de vorm van een vaste persoon met hart voor jongeren, die praktisch op een no nonsense manier problemen aanpakt. (Is wel toegezegd door de gemeente, maar niet geëffectueerd). Met de theaterprogrammering van Geert Teis inspelen op behoeften van jongeren en (maatschappelijke) problemen aan de orde stellen waar jongeren mee kampen. Meer/beter passend onderwijs. M.n. voor jongeren op havo-/vwoniveau is er in de regio geen speciaal onderwijs. ‘Voorkom dat in de toekomst meer leerlingen buiten de boot vallen omdat ze niet in het zorgprofiel van plaatselijke scholen passen.’ Intensieve jobcoaching voor jongeren die extra tijd nodig hebben om te vatten wat er op de werkvloer van hen wordt verwacht (in de uitvoering van taken, in de omgang met collega’s en baas, bij ziekmelding etc). Dagbesteding voor Wajongers. Voorlichting over wat je te wachten staat als je geen startkwalificatie haalt, je vaak ziek meldt of veel spijbelt. Voorlichting over moederschap (ook ter ontmoediging van zeer jong moederschap). Betere busverbindingen en -aansluitingen, met name in de buitengebieden. Ouderbetrokkenheid stimuleren; ouders informeren over zaken waar ze mee te maken krijgen in de opvoeding van pubers, zoals verslaving, sociale media. (Het CJGV zou dit kunnen organiseren, liefst binnen de school). Meer mannen in de hulpverlening aan jongeren. Jongens missen vaak een hulpverlener met wie zij zich kunnen identificeren. De hulpverlening (met name maatschappelijk werk) moet veel minder soft en meer volgens de principes van Welzijn Nieuwe Stijl. Sneller verplichte hulp (kunnen) inzetten. De mogelijkheid krijgen Wajongers te korten op hun uitkering. Uitbreiding van de leerplicht naar ‘tot startkwalificatie is behaald’.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
16
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
4.2
Vlagtwedde Verwerkte interviews: CJGV, Leerplicht, Sociale Zaken, RSG Ter Apel, Jongerenwerk Rzijn, Maatschappelijk Werk Oude Ambt.
4.2.1
Wat is de Top 5 Problemen van jongeren in Vlagtwedde?
1. 2. 3.
Werkgelegenheid (te weinig) Financiële problemen, schulden Opleiding: jongeren moeten te vroeg kiezen, kiezen vaak verkeerd, krijgen te weinig keuzebegeleiding, haken (daardoor) af in het vmbo/mbo; hebben verkeerde verwachtingen van de opleiding. Onderwijs sluit niet goed aan bij wat jongeren willen en kunnen. Te weinig op de praktijk en op beroepsuitoefening gericht. 4. (Relatie met) ouders, echtscheidingsproblematiek, opvoedingsproblematiek 5. Psychische problematiek/jongeren met beperkte mogelijkheden Ook genoemd maar mogelijk voortkomend uit bovenstaande top 5: apathie onder jongeren, niets willen, snel geld willen, niet weten wat ze willen, gebrek aan initiatief. 4.2.2
Wat is verbeterd sinds 2010? Wat werkt goed in de hulp aan jongeren?
Het jongerenwerk is versterkt en een aantal goede projecten zijn structureel geworden (Gaan voor Kansen; begeleiding van de jeugdsozen in Vlagtwedde, Sellingen en Ter Apel; Drop Outs aanpak voortijdig schoolverlaters). Begeleid Wonen en KANS 050 werken goed maar zijn nog tijdelijke projecten. Het CJGV is er gekomen. Dit betekent korte lijnen en goede lokale samenwerking tussen met name jongerenwerk en maatschappelijk werk. Korte en snelle interventies zijn mogelijk. Breed overleg in CJGV-verband en in het externe ZAT werkt goed. Sociale Dienst: alle jongeren die zich voor een uitkering melden bij de werkcoach gaan daadwerkelijk aan de slag, met name in het alternatieve werk circuit (TDC, Wedeka, werkervaringsplaatsen bij het COA, gevangenis Ter Apel, IND etc.).5 4.2.3
Wat werkt belemmerend?
Bureau Jeugdzorg en de geïndiceerde jeugdzorg werken te traag en te soft. Ze zouden meer moeten aanpakken en doorpakken, en ook meer gebruik maken van wat de lokale partijen al weten en hebben uitgezocht over de jongeren. Slechte ervaringen met de jeugdreclassering; zij komen afspraken niet na.
5
Het is vooral de Sociale Dienst zelf die dit een pluspunt vindt, het jongerenwerk is hier kritischer over.
17
De politie is teveel gericht op Stadskanaal en te weinig zichtbaar in Vlagtwedde. CJGV-overleg en ZAT zijn nog te weinig gericht op preventie. We missen het oude Netwerk 12+ dat breed en preventief kijkt en alle jongeren in beeld houdt.6 De aanpak van de Sociale Dienst werkt niet goed voor jongeren; de jongeren kunnen de te strikte regels niet nakomen. 4.2.4
Wat zijn gewenste verbeteringen?
Het lokaal niveau moet de regie krijgen en alle jongeren in beeld houden. Dagbesteding voor jongeren die geen opleiding volgen of werk hebben (Wajong). Jongeren bereiken op de plekken waar ze zich bevinden, geen centraal jongerenloket. Betere en vooral realistische beroepskeuzevoorlichting en voorlichting over opleidingen. De voorlichting vanuit de opleidingen is vaak te rooskleurig om leerlingen te werven, dan valt het jongeren in de praktijk tegen en haken ze af. Ouders betrekken bij de opleidingskeuze. KANS 050 behouden, jongeren hebben een mentor nodig (insteken vanaf klas 1 vo). Continuïteit bij het algemeen maatschappelijk werk en het CJGV waarborgen, ook bij ziekte van de huidige sleutelfiguren. Het CJGV breder bekend maken onder ouders. Uitbreiding straatwerk/outreachend jongerenwerk. Betere contacten tussen het jongerenwerk en de werkcoaches van de sociale dienst (gaan werken à la Drop Outs); jongeren een begeleidingstraject aanbieden met financiële ondersteuning, proefproject maken. Betere afspraken met de jeugdreclassering over handhaving van afspraken.
4.3
Conclusies De belangrijkste vragen en problemen van jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde hebben volgens de professionals te maken met de zwakke gezinssituatie waarin zij opgroeien. Ouders die hun handen vol hebben aan hun eigen problemen kunnen niet genoeg en adequaat aandacht besteden aan de opvoeding van hun kinderen. De gezinsproblemen hebben te maken met schulden, gebrek aan werkgelegenheid, en mogelijk als gevolg van deze situatie verslavingsproblematiek en relatieproblemen. (V)echtscheidingen zijn een groeiend probleem in beide gemeenten, waar ook de kinderen onder lijden.
6
Het netwerk 12+ is inmiddels weer opgepakt in het verlengde van het ZAT-overleg.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
18
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Er is sprake van psychische/psychiatrische problematiek bij ouders en ook bij kinderen. De mogelijkheid van een verstandelijke beperking bij een aantal mensen met deze problemen wordt wel geopperd, maar is een taboeonderwerp gebleken. Er wordt gezegd dat de cultuur in dit gebied met zich mee brengt dat jeugdigen niet worden gestimuleerd tot verdere opleiding na het mbo, dat er geen ambities en initiatieven zijn om je verder te ontwikkelen. Met name in Vlagtwedde komt naar voren dat jongeren problemen hebben bij het kiezen van de juiste opleiding en dat daarin veel mis gaat met als gevolg voortijdig stoppen of opleidingshoppen. De afgelopen jaren is er veel ten goede veranderd in de lokale hulp aan jeugdigen. In het lokale veld. Mede door de komst van het CJGV is er meer en betere samenwerking, met korte lijnen, meer lokale regie en een strakke nietvrijblijvende aanpak. Het jongerenwerk is uitgebreid en versterkt. Jongeren worden vaker benaderd in hun eigen omgeving en op een manier die zij prettig vinden. In Stadskanaal is Jimmy’s gestart en in Vlagtwedde zijn de goedlopende projecten Gaan voor Kansen en Drop Outs structureel geworden en krijgen jongeren die een uitkering aanvragen alternatief werk aangeboden. Begeleid Wonen en KANS 050 werken in beide gemeenten goed, maar zijn vooralsnog tijdelijke projecten. Kortom: de hulp en ondersteuning in het lokale veld sluiten steeds beter aan bij hoe jongeren geholpen en ondersteund willen worden. Minder te spreken zijn de lokale professionals over de werkwijze en resultaten van Bureau Jeugdzorg en de jeugdreclassering. Ook de politie is minder actief waar het aandacht voor jeugdigen betreft dan voorheen, met name in Vlagtwedde. Bureau Jeugdzorg wordt te bureaucratisch gevonden, procedures en trajecten duren te lang en er wordt te weinig gedaan met de kennis en ervaringen van het lokale veld. De hulp- en dienstverlening is vaak niet daadkrachtig en effectief genoeg en werkt onvoldoende samen, maar gezegd moet worden dat de drempel naar formele professionele hulpverlening bij ouders en jeugdigen hoog ligt. Men hangt de vuile was liever niet buiten. Het is heel moeilijk om gezinnen mee te krijgen in een hulptraject. Veel problemen draaien om financiën en schulden en daar kan jeugdzorg, die vooral gericht is op psychosociale problematiek en gedragsproblemen, weinig aan doen. Verbeteringen zien de lokale professionals vooral optreden als het lokale niveau meer regie krijgt over de aanpak van jeugdproblematiek. Het lokale niveau is beter in staat preventief te werken, er vroeg bij te zijn en jongeren te bereiken daar waar zij zich bevinden. Professionals zouden graag zien dat meer gewerkt wordt vanuit een praktische insteek en vooral op de gebieden werk, inkomen, dagbesteding, opleiding(skeuze), huisvesting, schuldhulpverlening. Meer aandacht besteden aan het informeren en betrekken van ouders wordt noodzakelijk geacht.
19
Verder is in beide gemeenten de afstemming en samenwerking tussen de gemeentelijke afdeling sociale zaken en andere professionals als verbeterpunt genoemd.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
20
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
5 Er zijn drie groepsgesprekken met jongeren gevoerd, waarvan twee in Stadskanaal en één in Vlagtwedde. In totaal namen elf jongeren hier aan deel. In dit hoofdstuk doen we verslag van deze gesprekken. We geven de gesprekken zoveel mogelijk woordelijk weer zoals de jongeren hebben gesproken. Dat laat het meest duidelijk zien hoe zij denken en wat zij vinden. Ingrijpen in woordkeus en samenvatten van hun gedachten zou afbreuk doen aan de intensiteit van hun gedachten, gevoelens en problemen. De keuze van de jongeren is betrekkelijk willekeurig tot stand gekomen. De afdelingen sociale zaken, het jongerenwerk en de leerplicht in beide gemeenten hebben jongeren gevraagd aan het onderzoek mee te werken. Het kostte moeite om jongeren bereid te vinden hun verhaal te vertellen. De jongeren die we hebben bereikt vormen wat betreft leeftijd, sekse, woon-, opleidings- en werksituatie een gevarieerde groep. Toch moeten de groepsgesprekken in dit hoofdstuk en de levensverhalen in hoofdstuk 6 gelezen worden als een impressie van wat er bij jongeren leeft. We pretenderen niet hiermee een representatief beeld te geven van de jeugd in Stadskanaal en Vlagtwedde. 5.1
Groepsinterview met vier jongeren in het TDC Stadskanaal A (man, 26), B (man, 24), C (vrouw, 24) en D (man, 22). Hoe vinden jullie het hier op het TDC? A: Voor mij nutteloos en geestdodend. D: Voor mij ook. Het is simpel productiewerk. Ik kwam met de verwachting dat je een stukje training en ontwikkeling krijgt, maar ik krijg helemaal geen begeleiding. B: Eerder kreeg ik wel een sollicitatietraining, maar hier in de werkplaats niet. Het zou goed zijn als dat wel weer terugkomt. Het is wel leuk dat je hier werkt voor je uitkering; je krijgt ritme en dat is ook wel goed, maar tot op zekere hoogte. Er moet ook een beetje ontwikkeling zijn. C: Ik vind het hartstikke gezellig hier. Je hebt hier groepen, je hoort er bij of je hoort er niet bij. Toevallig klikt het met mij, we werken hard en het is supergezellig. Men zegt dat er hulp geboden wordt maar we zien niets. Er wordt niets gedaan met wat we zeggen of willen. Ik heb wel eens iets in het boek geschreven, maar je hoort er nooit meer iets van. B: De regel is dat je drie maanden op het TDC werkt en daarna doorstroomt naar de infrastructuur van Wedeka of naar de reguliere arbeidsmarkt. Ik zit hier nu al 1,5 jaar. C: Sommigen is ander werk beloofd, maar die zitten nu thuis. A: Er wordt niet naar ons geluisterd, niet naar je persoonlijke situatie en niet naar gezondheidsklachten.
21
B: Ik wil iets grafisch doen, maar ik krijg alleen productiewerk. Er is ook geen werk in deze regio. C: Ik wil graag met dieren werken. D: Er is geen werk in Oost-Groningen, maar je kunt niet je biezen gaan pakken voor tijdelijk werk in de Randstad. Geef ons training en ontwikkeling om verder te komen!
Hebben jullie zelf ook initiatieven genomen om aan werk te komen? C: Ik heb het opgegeven. Ik heb van alles en nog wat gedaan. Ik wil heel graag naar het midden van het land verhuizen. Daar zit mijn hele familie en ik ben hier doodongelukkig. Mijn opleiding ligt in de beveiliging en in een winkel staan. Ik heb van alles geprobeerd om werk te vinden, maar het levert allemaal niks op. Ik kan niet wachten tot ik hier weg ben. B: Ik heb hetzelfde. Je stuurt mailtjes, je legt CV’s neer, maar er komt geen reactie op of een mailtje met ‘We zijn al voorzien’. Van die standaard mailtjes. Daar word je zo moedeloos van. Je hebt een studie gevolgd, er heel hard voor gewerkt en dit is het resultaat. Ik wil op zich wel een hbo-opleiding doen, maar dan steek je jezelf in de schulden en wie zegt dat het dan beter is? Er zijn hbo-opgeleiden die ook geen baan kunnen vinden. Wat ik goed zou vinden is als studiefinanciering versterkt zou worden in plaats van wegbezuinigd. Ik wil geen schulden maken met studiefinanciering. C: Ze willen dat ik naar school ga en een opleiding voor mij uitzoeken die ik misschien helemaal niet wil. Ik kan me niet concentreren, ik heb een klein kindje, en ik wil me niet in de schulden steken. Ze willen mij aan nog een schuld helpen, bekijk het! De begeleiding van mensen op het TDC is wel goed, maar dat leidt niet tot regulier werk. B: Het is te gescheiden. TDC is verantwoordelijk voor de productie, de werkconsulenten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling. De werkconsulent komt één keer in de week even langshuppelen, maar daar heb je niet veel aan. C: Er zou een begeleider in de productiezaal zelf moeten zijn, nu is de ontwikkeling hier in deze kamer, en de productie in de productiezaal. Dat is te veel van elkaar gescheiden. C en B: We worden niet serieus genomen, mensen komen hun afspraken niet na. Hogere functionarissen kijken op ons neer, ze laten ons gewoon wachten als er een afspraak is. We willen geen schulden maken! Er is toch geen werk. Wat willen jullie zelf? A: Mooi dat u dat zegt want dat heb ik namelijk net op de mail gezet naar de klantmanager. Ze doen daar niks mee. Er staat in dat ik behoorlijke gezondheidsklachten heb, een agressieve chronische ziekte, en mede daardoor
Onderzoeksbureau CMO Groningen
22
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
ben ik beperkt op de arbeidsmarkt. Ze weten niet wat ze met mij aan moeten en hebben mij nu zelfs opgelegd dat ik hun inzage moet geven in mijn medisch dossier. Daar hebben ze het recht niet toe. Ik heb aangegeven dat ik best bereid ben tot werken naar vermogen, rekening houdend met mijn klachten. Parttime werken en dat aangevuld met een uitkering. Dan doe ik wat en heb niet het volle pond nodig. De kansen liggen bij mijn vrouw (ik heb een vrouw en kinderen). Haar opleiding is beter dan de mijne. Daar heb ik het al vaker met de manager over gehad, maar de deuren blijven dicht. B: Dat klopt, ze zetten je hier neer en dan bekijk je het maar. Met het programma van de eerste drie weken geven ze je hoop (dat introductieprogramma is goed), maar daarna zetten ze je in de productiezaal en houdt het op. Er zijn hier voldoende ruimtes, hier zouden werkervaringsplekken moeten komen, waar je je talenten kunt benutten. Kleine bedrijfjes, bijvoorbeeld een restaurantje (voor mensen met koks- of horecaopleiding), je moet ervaring blijven opdoen in het vak waarin je bent opgeleid. Kleine kantoortjes, ICT-werk enzovoort. Hoe ziet dat voorbereidingsprogramma er uit? B en C: Als je je hier aanmeldt, krijg je een mooie video te zien, er wordt van alles beloofd, er is een mooi programma. Ze zeggen dat ze je bij van alles gaan helpen. Maar kom je in de productiezaal dan is het net of er geen voorprogramma is geweest, je begint weer op nul. Het voorbereidingsprogramma is de taak van de sociale dienst. De productiewerkplaats is de taak van het TDC. Twee gescheiden circuits die geen verbinding met elkaar hebben. B: Het programma ziet er goed uit, je maakt in de voorbereiding je portfolio (CV), je doet testen en toetsen, krijgt sollicitatietraining, af en toe organiseren ze een banenbeurs, ziet er prima uit, maar als het afgelopen is, gaat de stekker er uit. Dat programma heeft niet iedereen gehad overigens. C heeft het nog nooit gezien en A en D ook niet. B: Je kunt je daarvoor opgeven. A: Ik kreeg alleen een CVcheck. Mij is niets aangeboden en ik heb ook nooit meer iets gehoord van mijn klantmanager. Het is onduidelijk wat er mogelijk is aan voorbereiding op betaald werk
B en C: Je zou werk moeten doen waar je jezelf prettig bij voelt en waar perspectief in zit. Je moet hier voorbereid worden op de volgende stap. C: Het gaat ook oneerlijk. Er wordt gezegd dat er daar en daar geen werk voor je is, maar een volgende dag wordt een vriendin van mij daar neergezet. Het is mijn drang om met dieren te werken, en degene die niet met dieren wil werken wordt daar neergezet. Niet eerlijk. Ze kijken niet naar je CV en je vooropleiding.
23
Hoe zijn jullie hier terecht gekomen? Allen: Omdat we moeten werken voor een uitkering. We hebben allemaal een opleiding afgemaakt, behalve D. Die is gestopt met school (hbo). Maar je moet wel geld verdienen, we zijn al te duur voor werk in winkels. Voor veel werk heb je een rijbewijs nodig en dat kost geld en dat heb je niet. Wat is jullie opleiding? B: Game Design op mbo-niveau. Ik wil wel hbo doen maar dan zit je weer met schulden en het is allemaal zo onzeker nu, wie zegt dat ik na die hbo-opleiding wel een baan vind? Ik wil geen studieschuld oplopen, maar ik wil wel de kans krijgen een studie te volgen. D: Er is geen baangarantie, daarom wil ik geen schulden maken. Ik ga nu een opleiding tot analist (mbo 4) in Groningen doen. C: Ik heb consumptief/horeca gedaan op het vmbo, verkoopmedewerkster gedaan, administratief medewerkster gedaan, beveiliging, alles gedaan en gehaald. Nu willen ze weer dat ik een nieuwe opleiding ga doen, maar ik wil me niet verder in de schulden steken. Er is toch geen werk. A: Ik heb een diploma autotechniek en mbo 2 richting de bouw. Ik kan hierin niet meer werken vanwege mijn gezondheid. Herscholing zou kunnen, maar wie gaat dat betalen? De gemeente heeft geen budget en ik wil geen schulden maken, ik heb een gezin met twee kinderen. Wat zijn volgens jullie hier in de regio de belangrijkste problemen van jongeren? Allen: Er is niets te doen; Er is geen toekomstperspectief; De gemeente wil niet in ons investeren. Wat zouden jullie willen? Allen: Betere opleiding vanaf het vmbo en betere begeleiding. B: Op het mbo wordt gezegd dat je een stage moet zoeken, maar er was geen hulp bij het zoeken naar een goede stageplek. Ik heb het idee dat er veel meer in mij zit dan ik nu kan uiten. Ik ben creatief. Ik wil meer oefenen met tekenen maar daar is geen tijd voor. Ik woon nog thuis, omdat ik geen geld heb om op kamers te gaan wonen. Ik wil verder komen in tekenen, maar daar is geen tijd voor. Als er geen stageplekken zijn, verzin dan iets als school. Desnoods stages in de school. Bedrijven creëren (desnoods fictieve) waar mensen werkervaring op kunnen doen die past bij hun opleiding. Maatwerk leveren. C: Op het vmbo moet je in je eindexamenjaar al een keuze maken over wat je verder wil doen. Daar wordt je niet bij geholpen. Je moet een profiel/examenpakket kiezen uit vier profielen maar het zegt ons niets op dat
Onderzoeksbureau CMO Groningen
24
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
moment, op 13- tot 14-jarige leeftijd. Het had absoluut geholpen als we daar beter bij begeleid waren. D: Ik heb een verkeerde keuze gemaakt na de havo en ben gestopt in het eerste jaar hbo. De thuissituatie was niet ideaal, ik heb een jaartje gewerkt. C: Ik heb te vroeg een keuze moeten maken, het interesseert je dan nog niet. Ik had geen idee. Ik ben mijn broer achterna gegaan en dat was het stomste dat ik heb gedaan. Wat hadden jullie nodig om een betere keuze te kunnen maken? C: Ik had liever willen kiezen na de middelbare school. Dus als ik wat ouder was. B: Je krijgt een lijstje met keuzeprofielen, zonder voorbeelden wat het inhoudt. Dat is te abstract. Neem leerlingen mee naar bedrijven om te kijken wat het inhoudt. Eens even een dagje meelopen in zo’n bedrijf. En breed kijken. D: Met die profielen had ik geen probleem, maar daarna wel welke opleiding verder te kiezen. Wat denken jullie dat professionals genoemd hebben als problemen van jongeren in Stadskanaal? Allen: Schulden; Verslaving: drugs en alcohol; Geen werk; Thuissituatie. A: Ik heb vanuit mijn thuissituatie ook nooit steun gekregen, ouderavonden daar gingen ze nooit heen. B: Er wordt door ouders nog steeds geredeneerd vanuit hun eigen schooltijd. Ze denken dat elke student kan werken tijdens de studie, maar dat is studieafhankelijk. Creatief denken kun je niet uitzetten, daar past geen bijbaantje bij. Er zijn genoeg ICT-bedrijfjes maar met heel weinig mensen en er wordt niemand bij aangenomen. Je krijgt geen kans er tussen te komen. Wat moeten gemeenten volgens jullie doen om jongeren beter te helpen? C: Gemeenten moeten zorgen dat er werk is, dat is de belangrijkste oplossing voor ons allemaal. A: Begin bij de opvoeding thuis. Daar moeten ouders dan wel naar gaan luisteren. Verslaving ligt aan de opvoeding thuis. Ouders hebben zelf ook problemen en die geven ze door. B: Geef jeugdigen een concreet beeld van de gevolgen van verkeerd gedrag. Ouders moeten het voorbeeld geven. C: Dat kunnen niet alle ouders. Ik heb zelf kinderen. Opvoeden is het allerbelangrijkste, je geeft je kind een beeld van de wereld. Maar zoals het nu loopt is het moeilijk, ik had in deze situatie liever geen kind gehad.
25
Als ik ergens tegen aanloop bel ik zo jeugdzorg op. Ik sta onder toezicht van de kinderbescherming en daar heb ik veel aan. Een belletje en ik voel me geholpen. Door Bureau Jeugdzorg, door het maatschappelijk werk, door het AMK. Dat helpt mij heel erg. Zouden ouders hulp willen? A: Mijn ouders zijn van de oude stempel. Ik kom uit een zigeunergezin; je moest werken en anders de zweep er over. School was niet belangrijk. Mijn ouders zijn vroeg gescheiden. B: Mijn ouders zijn ook van de oude stempel. Mijn vader heeft gewerkt bij een glasfabriek, school is minder belangrijk dan geld verdienen. Dromen kun je maar het beste snel vergeten, wordt er gezegd. Krijg je nog een tegengeluid vanuit je omgeving? B: Tegengeluid daartegen hoor je zelden, het lijkt op een Stadskanaalster cultuur. D: Mijn ouders waren gescheiden op het moment dat ik mijn keuzes moest maken, maar ze vonden wel dat ik moest doen waar mijn ambitie ligt. Ik heb alleen geen ambitie. C: Mijn moeder heeft mij erg gesteund met financiële zaken. Mijn vader mag wel opgenomen worden. D: Tien jaar geleden had je die hulp van Bureau Jeugdzorg niet. Toen moest je het zelf maar oplossen, of er waren allemaal verplichtingen aan verbonden. Zo ging het tenminste met mijn broertje. B: Nee, dat is iets van deze tijd. Ouders denken dat de tijd stil staat, dat alles nog hetzelfde is. Opleidingen kunnen ze niet betalen; er is financiële steun bij nodig. Bij voorbeeld: kinderbijslag over laten gaan in een studiepotje. A: Kinderbijslag wordt niet besteed aan de kinderen, maar er worden schulden mee afbetaald. Het zou opzij moeten worden gezet voor studie. Is er een ideale hulpverlener? D: Ik zat in Begeleid Wonen, een makkelijk opstapje naar een woning hier. Was wel relaxed, wekelijks een babbeltje en als er is iets is, gaan ze er achter aan. B: Je hebt iemand nodig die connecties heeft, die de weg weet en je verder kan helpen met dingen waar je tegenaan loopt. Via je portfolio (CV) moet je met mensen in aanraking worden gebracht. Je hebt een netwerk nodig en daar moet je bij geholpen worden. Zouden jullie iets hebben aan een persoonlijke mentor? C: Absoluut! Ik heb een maatschappelijk werkster en die helpt mij heel goed. BJZ ook. Ze duwen je in de goede richting, laten je zien wat er mogelijk is, leggen uit wat consequenties zijn van keuzes, geven advies, maar je maakt je eigen keuzes. Je hebt iemand nodig die je de consequenties laat zien van mogelijke keuzes.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
26
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
B: Iemand aan wie je je verhaal kwijt kunt, die luistert, maar ook iemand die de weg weet en connecties heeft. Help mij bij keuzes maken!
De klantmanager van de Sociale Dienst is er voor ons. Die hoort met jou te gaan zoeken naar werk, maar die doet dat niet. B: Een goede match met je begeleider of mentor is wel heel belangrijk. Het moet iemand zijn die zich in jou kan inleven. C: Het belangrijkste is dat er iemand van buiten af kijk op de situatie heeft. Zelf zit je er te veel midden in. Hebben jullie dromen voor de toekomst en wat heb je nodig om die waar te maken? A: Ik heb mijn hele leven al dromen, maar ik droom maar niet meer. Ze zouden toch nooit waar kunnen worden. Om mijn dromen te kunnen nakomen heb ik een dusdanige opleiding nodig dat dit niet meer gaat lukken. Ik ben getrouwd en heb een gezin en wil geen schulden maken. Mijn doel nu: werken en nuttig zijn voor de maatschappij. D: Mijn droom is genoeg geld verdienen om rond te kunnen komen, mijn rijbewijs halen dat lijkt me al heel mooi en eventueel later emigreren naar Spanje. Dat lijkt me mooi. Ik heb geen ambitie in een bepaald vakgebied of zo. Ga nu naar de laboratoriumschool. C: Uit de schulden komen! B: Mijn droom is om bij Nintendo te gaan werken, games ontwerpen. Werk en nuttig zijn....
Schulden- vrij
zijn!
Emigreren naar Spanje...... Ontwerper bij Nintendo.......
27
5.2
Groepsinterview met drie meiden van Jimmy’s Interview met E. (22, jongerenwerker), K. (20, vrijwilliger) en W. (19, vrijwilliger) Vertel eens iets over Jimmy’s? E.: We werken sinds 2012 bij Jimmy’s, een jongereninformatiecentrum waar jongeren kunnen komen voor al hun vragen. Over school, werk, seks, drugs, zwangerschappen, soa’s, alles. We helpen jongeren met sollicitatiebrieven, met huiswerk, met van alles. We hebben laatst condooms uitgedeeld in discotheek Fox. We organiseren een tienermoederdag. We organiseren allerlei activiteiten. Door hier in De Kwinne te zitten met Jimmy’s hebben we makkelijker contact met jongeren. We komen ook op scholen; geven voorlichting over Jimmy’s in de klassen, delen informatiemateriaal uit. We proberen aan zoveel mogelijk evenementen mee te doen. K. en W. zijn vrijwilligers bij Jimmy’s, ze kom hier af en toe. Waar gaan de meeste vragen over? E.: Veel vragen over uitwonenden beurs, over DUO-zaken, over de OV chipkaart, over soa’s, over huiswerk, zwangerschap. Er zijn veel vragen over studiefinanciering, daar is veel onduidelijkheid en gedoe over. We laten jongeren zien waar ze de informatie kunnen krijgen op internet, we zoeken met hen samen en helpen daarbij. W.: Ik heb veel moeite met Nederlands vanwege mijn buitenlandse afkomst. Hier word ik geholpen met teksten, met schrijfopdrachten. Een jongerenwerker helpt me daarbij. Op school krijg ik ook bijles. School doet daar wel moeilijk over, maar met hulp van Jimmy’s heb ik nu op school extra lessen Nederlands. Zijn er ook vragen over meer persoonlijke problemen? E.: Ja, iemand dacht dat ze een soa had. Toen zijn we samen naar de hulpverlening in Veendam gegaan. Dat zijn gevoelige dingen, daar mag niet over gepraat worden. Ook andere problemen komen soms wel aan de orde, die verwijzen we door naar een maatschappelijk werker die hier in het gebouw zit. Dat werkt heel goed, wij zijn geen maatschappelijk werkers. We hebben goed contact met de twee maatschappelijk werkers hier en we vragen hen ook wel om informatie. Jongeren willen niet in een traject, dan hebben ze gelijk zo’n naam. Op deze manier werkt het goed om jongeren te helpen. Wat zijn volgens jullie problemen van jongeren? Drugsproblemen zijn heel groot (coke en wiet). Tienermoeders vertonen een stijgende lijn. Het is 50% bewuste keuze, 50% ongelukjes. Bewuste keus vooral bij de meisjes, ze willen de jongen aan zich binden en ze steken elkaar aan. Het is een houding, er moet meer aandacht aan besteed worden.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
28
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Thuissituatie: veel jongeren praten hier niet over, ze houden het voor zich. Als ze er wel over zouden praten, zou ik ze naar het maatschappelijk werk verwijzen. Veel jongeren maken het er zelf naar dat ze problemen met hun ouders hebben; stoer gedrag, grote mond. Ouders hebben geen grip meer, jongeren doen wat ze willen. E.: Een jongerencentrum als deze houdt veel jongeren van de straat. Er zijn hier dagelijks wel veertig jongeren. Hoe kunnen jongeren het beste geholpen worden? Dat wordt heel moeilijk, jongeren nemen moeilijk hulp aan. Eén op één werkt dan beter dan in een groep. Dan laten ze meer los. Dat hebben wij gemerkt met groepswerk, jongeren willen niet over zichzelf praten in een groep. Ik zou zelf naar een maatschappelijk werker willen, een persoonlijk gesprek. Niet met mijn ouders. Jongeren denken dat ze hulpverlening zelf moeten betalen. Dat ze een rekening thuis krijgen. Dat werkt belemmerend. Ze hebben geen idee hoe het werkt. K.: Jongeren willen niet werken, ze willen wel meer geld. E.: We hebben wel eens vacatures, maar jongeren willen niets (vooral de 13-, 14,15-jarigen die net bijbaantjes mogen hebben). K.: Er is ook nauwelijks werk hier. En je hebt werkervaring nodig om aan de slag te komen. Die werkervaring kun je niet opdoen. Wat is jullie opleiding en wat wil je worden? W.: Ik ben nu bijna klaar met mijn mbo2 detailhandel. Taal is moeilijk voor mij, maar met mijn handen kan ik veel. Mijn leraar zegt dat ik niet verder kan met een opleiding vanwege mijn moeite met Nederlands en Engels. Maar ik wil wel verder. Ik krijg bijles, maar ze zetten een laptop voor mijn neus en dan lopen ze weer weg. En als ik dan bepaalde woorden niet begrijp, hebben ze geen tijd omdat er nog meer leerlingen in de klas zitten. Ik moet iemand naast me hebben die het heel duidelijk uitlegt. Het liefst wil ik een eigen kledingzaak. Of styliste worden, iets met mode. K.: Ik ben klaar met school, mbo2 helpende, met ouderen. Dat is totaal niets voor mij, daar ben ik pas later achter gekomen. Ik heb de opleiding wel afgemaakt. Ik wil het theater in, sta op de wachtlijst voor de opleiding daarvoor (Kunst, theater en media), ik werk nu bij C1000. Met theater ben ik wel bezig, ik maak filmpjes voor onder andere Jimmy’s. Ik wil filmactrice worden. E.: We hebben hier in Stadskanaal te weinig mbo-opleidingen, er is bij voorbeeld geen koksopleiding. Heel veel opleidingen zijn hier niet, waardoor veel jongeren moeten reizen naar Groningen of Emmen. Jongeren willen niet elke dag twee uur reizen en het reisgeld moeten ze zelf betalen. De meeste ouders betalen dat niet
29
omdat jongeren die opleiding willen doen. Voor je 17e krijg je nog geen OV-kaart. Daarom kiezen jongeren een opleiding in Stadskanaal en wachten tot ze 18 zijn. Dan kiezen ze maar wat. Reiskosten zijn echt een belemmering. Het zou mooi zijn als je het eerste jaar van je opleiding in Stadskanaal zou kunnen doen en daarna, als je 17 of 18 bent, de opleiding afmaken in Emmen of in Groningen. Dan krijgen jongeren een OV-kaart en dat scheelt een heleboel. Hebben jullie wensen voor jongeren in Stadskanaal? E.: Jeroen, de eigenaar van discotheek Fox heeft een Secret Forest festival georganiseerd, dat was een groot succes. Zoiets zou hier vaker georganiseerd moeten worden, in iedere geval één keer per jaar. Iedereen praatte er over. Er is te weinig voor jongeren te doen, ze vervelen zich. Dan gaan jongeren rondhangen en klieren. Fox organiseert veel. Er moet verandering komen in de scholing en opleiding in Stadskanaal. Betere voorlichting, meer mbo-opleidingen. Kunnen jongeren zelf ook mee doen bij de organisatie van activiteiten? Zeker weten, De Kwinne /Jimmy’s organiseert ook wel vaak wat. Ruben gaat elke week met de jongeren sporten, dat is een groot succes. Kickboksen, fitnessen, zaalvoetbal, van alles. Is er ook eigen initiatief van jongeren? Jongeren organiseren wel eens een voetbaltoernooi of andere toernooien, ze kunnen dat zelf en vragen soms aan ons om hulp daarbij. We doen ons best om de wensen van jongeren te vervullen. De Kwinne en Jimmy’s doen het goed.
5.3
Groepsinterview met vier jongeren in de je ugdsoos van Vlagtwedde Jac (18), Jer (17), Ko (16) en Ke (14) jaar. Welke opleiding volgen jullie? Ko: SAW op Noorderpoort in Groningen. Bevalt me goed, sociaal agogisch werk. Werken met kinderen of bejaarden, maar ik wil zoiets gaan doen als Harm Jan, jongerenwerker of zoiets. Ik ga dit eerste jaar nog een keer overdoen, het ging dit jaar niet zo goed. Wel met mij, maar het is een hele overstap van ICT naar SAW. Ik deed eerst ICT. Dat is totaal iets anders. Dit is meer mijn keuze. Ke: Bouwtechniek op Noorderpoort. Ik wil in de bouw. Gaat redelijk goed. Jer: Zakelijke dienstverlening op Campus Winschoten, 1e jaar. Ik doe dit jaar ook nog een keer over. De keus is wel een goeie. Jac: ik zat op de havo in Ter Apel, daar ben ik een paar weken voor het examen gestopt omdat ik het toch niet ging redden, nou ga ik naar mbo4 engineering.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
30
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Vlagtwedde, hoe is het om hier te wonen? Jac: Redelijk, je moet er wel wat van maken, je moet er wat voor doen om het leuk te krijgen. Er is niet zoveel, we hangen wat op een bankje als de jeugdsoos niet open is. Daar worden we veel weggejaagd. Het zou mooi zijn als er een eigen plek is voor ons met attributen (een pannakooi, voetbaldoeltjes en een hek er omheen). En grotere prullenbakken. Het zou ook mooi zijn als de jeugdsoos wat vaker open is, bijvoorbeeld op zaterdagavond. En als er meer activiteiten georganiseerd worden, bijvoorbeeld toernooien of zo. Ko: Ik heb vrienden in Groningen, dan blijf ik daar slapen. Groningen is veel leuker. We gaan hier wel naar discotheek Fox, of naar de kroeg hier in het dorp Vlagtwedde. Naar Stadskanaal of Winschoten. We gaan met de taxi of met vrienden in een auto. Degene die rijdt die drinkt niet, dat werkt heel goed. Hoe is het bij jullie thuis? Jer: Mijn ouders zijn gescheiden. Ik woon bij mijn vader. Het gaat goed. Jac: Ik kan niet zo goed met mijn vader overweg. Daar heb ik niet zoveel last van. Ik red me er wel mee. Waar zou je naar toe gaan met problemen? Met problemen gaan we naar vrienden, of naar de jongerenwerker. Daar kun je wel goed mee praten, met Jeroen of Harm Jan. Belangrijk is de uitstraling van de jongerenwerker, inlevingsvermogen, dat ze goed luisteren, goede adviezen geven. Ook dat ze meedoen met activiteiten, darten of zo. We gaan liever niet naar een bureau. Dat heeft te maken met schaamte, je lost liever je problemen zelf op. We gaan liever naar vrienden, de jongerenwerker of de decaan op school. De decaan zou wel wat meer tijd aan ons mogen besteden, misschien moet de school een extra decaan aanstellen zodat er meer tijd is voor gesprekken. En doorvragen (dit gaat over RSG Ter Apel). Jer: Ik ken veel jongeren die ouders verloren door echtscheiding, dat komt hier veel voor. Jac: Jongeren en gezinnen willen daar geen hulp van buitenstaanders bij, geen officiële instanties, liever in de familie oplossen. De meeste mensen zijn er te trots voor, hebben schaamte. Het CJG is niet bekend bij deze jongens. Bijbaantjes komen ter sprake Alle vier hebben ze een bijbaantje in de vrije tijd: werk bij Hulst worstenfabriek, in een winkel of supermarkt, of bij vader in het schoonmaakbedrijf. Het is soms lastig om een baantje te vinden, vooral buiten de zomer. We hebben er soms ook geen tijd voor: reistijd naar school, huiswerk, voetbal. We willen graag een bijbaantje om extra geld te hebben, naast zakgeld en studiefinanciering.
31
Studievoorlichting: we komen nog even terug op de opleidingskeuze Een goed gesprek met de decaan op school is beter dan het bezoeken van scholen op een open dag. Er zou meer dan één gesprek moeten zijn. Uitgangspunt moet zijn wat je zelf leuk vindt, en de decaan moet doorvragen en advies geven, en dus niet vragen ‘wat vind je er zelf van?’. Wat vinden jullie verbeterpunten in deze gemeente? Meer vuilnisbakken op plekken waar ze klagen over rommel (achter De Zaaier) en/of vaker legen. Er zouden meer activiteiten georganiseerd kunnen worden in of vanuit de jeugdsoos, een Pubquiz, sporttoernooi, ergens naar toe of zoiets. Daar zou meer geld voor moeten komen. We willen wel wat bijbetalen. We willen ook wel helpen met organiseren als we daar tijd voor hebben. Meer werkgelegenheid of bijbaantjes buiten de schoolvakanties. In Stadskanaal en Winschoten is meer kans, maar hier in Vlagtwedde is bijna niets. School is duur: studiegeld, boeken, gereedschap, laptop moet je betalen en dan moet je nog beginnen... Een centrale plek voor jeugdigen waar we kunnen zitten hier in Vlagtwedde, of de jeugdsoos vaker open als er meer dan vijf jongeren dat willen. Kan via WhatsApp geregeld worden. Een pannakooi in of bij het dorp zou mooi zijn, dan zou er heel veel jeugd heen gaan. Maar dan klagen de omwonenden waarschijnlijk weer over overlast. Een pannakooi in het dorp.... Meer activiteiten en bijbaantjes voor jongeren Hulp of begeleiding liever niet van een bureau maar van jongerenwerk of decaan
Onderzoeksbureau CMO Groningen
32
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
6 In dit hoofdstuk nemen we integraal drie levensverhalen op. Ze zijn vrijwel ononderbroken verteld door de jongeren. De drie verhalen laten zien dat deze jongeren sterk zijn, weten wat ze willen en veel moeite hebben moeten doen om te komen waar ze nu zijn. En dat is nog steeds niet waar ze willen zijn. 6.1
Adriaan (pseudoniem), 24 jaar Adriaan is 24 jaar, hij woont bij zijn ouders in een dorp in de gemeente Borger Odoorn (Drenthe). Hij is momenteel werkzaam op het productiebedrijf van TDC. Adriaan: Ik heb speciaal onderwijs gehad omdat ik de diagnose PDD-NOS kreeg toen ik een jaar of 5 of 6 was. Na het speciaal basisonderwijs kreeg ik de diagnose voor lbo, een werkplaatsgerelateerde school, maar uiteindelijk heb ik mijzelf via het speciaal voortgezet onderwijs opgewerkt naar regulier onderwijs mbo4 en daar mijn diploma Game Design gehaald. Het is behoorlijk zwaar geweest. Ik heb de aspiratie om hbo te doen, maar het probleem waar ik tegenaan loop is dat ze op studenten willen bezuinigen, de OV-jaarkaart er uit, minder tegemoetkoming van de overheid in studiefinanciering maar een lening. Ik heb het gevoel dat je in plaats van verwelkomd als student er uitgestoten wordt, opgezadeld met torenhoge schulden en dan zie je jezelf daar maar weer uit te werken. Hoe ging het met je voordat je de diagnose PDD-NOS kreeg? Het viel op de basisschool op dat ik niet zo goed mee kon komen, ik kon moeilijk contact leggen met vreemden (dit is enigszins verbeterd). Ik ben positief en negatief perfectionistisch. Ik heb een lerares gehad die er een beetje apart mee om ging. Ik kreeg een geel plakkaat op mijn tafel geplakt met daarop geschreven de dingen waar ik op moest letten, met wat ik niet meer moest doen. Zo kon iedereen zien op mijn tafel wat mijn problemen waren. Toen zijn ze in conclaaf gegaan met mijn ouders en is er besloten dat ik een persoonlijk begeleider zou krijgen, ik weet niet meer van welke instantie, het is zo lang geleden. Die persoonlijk begeleider zei dat ik een fantasieloos kind was. Dat klonk allemaal heel erg donker en negatief. Hoe is je thuissituatie? Ik heb een jongere zus, die zit regelmatig in het buitenland, ze heeft een opleiding als reisbegeleidster/animatiebegeleidster, zij is daar heel actief mee bezig. Ook creatief. Ik weet niet of dat iets is van de familie, mijn vader doet iets volkomen niet-creatiefs, die legt telefoonlijnen aan en lost storingen op. Ergens schuilt wel iets creatiefs in ons.
33
Dat vind je heel belangrijk hè? Ja. Ergens moet ik er nu wel om lachen dat vroeger werd gezegd dat ik een inspiratieloos en fantasieloos kind was. Het tegendeel is waar. Ik werd ingeschat op een werkplaatsachtige school na het basisonderwijs en ik heb juist inspiratie om hbo te doen. Mijn probleem is het stempel PDD-NOS. Ik weet het van mijzelf en er zijn mensen die het merken, en er zijn ook mensen die zeggen ‘je had ook gebruik kunnen maken van dat stempel. Je had al lang een Wajong-uitkering kunnen aanvragen.’ Die heb ik nooit aangevraagd omdat ik wil bewijzen dat ik het zonder kan. Als ik het heel zwart-wit bekijk en als dit nog een aantal jaren zo door gaat dan heb ik figuratief het idee dat ik wel aan een brug kan gaan hangen. Het is niet dat ik er over op wil scheppen, maar ik heb er keihard voor geknokt om hier te komen. Ik wil nu heel graag bewijzen dat ik hbo kan doen maar de kans wordt me niet geboden en dat mis ik heel erg. Hoe was het voor jou op school met vriendjes? Vriendjes zijn pas gekomen op het voortgezet onderwijs. Ik was altijd een beetje een einzelgänger. Ik viel overal een beetje buiten qua sociale contacten. Dat leidde ook tot pesterijen en onzekerheid, daar had ik veel last van. Ik vond het wel prettig om in mijn eigen wereld te leven, maar meer vanwege de pesterijen en omdat mensen niet echt vriendelijk met mij omgingen. Ik had liever wel vrienden gehad, maar de reden dat ik op mezelf bleef was dat ik toen nog die karaktertrekken had, dan bleef ik liever op mezelf en was ik niemand tot last. Dat werd tegen mij gebruikt. Hoe reageerden leraren op school? Ze zeiden dat ze er wel wat aan wilden doen, direct en indirect, maar ja het loste niet echt iets op. Ik heb twee jaar geleden de mbo-opleiding Game Design afgerond, de tijd begint te dringen ik wil heel graag wat doen, de motivatie moet er zijn, de werkplek moet er zijn. Wat vind je van je thuissituatie? Ik zeg niet dat mijn thuissituatie slecht is, maar het is wel zo dat door die financiële zorgen die ik nu opbouw ik te druk ben in mijn hoofd om aan de slag te gaan met dingen die ik echt leuk vind, creatieve dingen. Het werk op het TDC is druk en thuis moet ik ook van alles doen waardoor ik niet de rust kan vinden om me verder te oefenen in tekenen en creativiteit. Dan ben je al je inspiratie weer kwijt. De relatie tussen mijn ouders is niet echt goed meer, er is geen ruzie maar het einde van hun relatie komt dichterbij. Dat is voor mij moeilijk, ze gaan wel goed met elkaar om, maar het is puur het idee dat ze wel uit elkaar gaan en je krijgt alles mee omdat ik nog thuis woon vanwege financiële problemen. Dat zorgt voor de nodige stress, mijn gedachten zijn daar bij. Ik had me ingeschreven bij het hbo
Onderzoeksbureau CMO Groningen
34
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
om in het najaar te kunnen starten maar daar moet ik van afzien, omdat er geen geld is. Ik wil hbo gespecialiseerd Game Design doen. Ik wil me gaan specialiseren op hbo-niveau zodat ik kan zeggen: ik ben een designer of een game-artist en in aanmerking kom voor werk bij een bedrijf. Ik vind dat je gebruik moet maken van individuele talenten. Ik ben niet een persoon die thuis gaat zitten wachten en laat maar komen die uitkering. Ik vind het programma hier (bij TDC) ook goed en goed georganiseerd, maar het kan zoveel meer worden uitgebreid. Ik weet wat ik wil maar de weg er naar toe en de hulpmiddelen ontbreken. Hulpmiddelen zijn financiën en een persoonlijke coach. Als dit nog gerealiseerd kan worden zou ik dat graag willen. Ik wil graag werken aan een toekomstperspectief. Een kans is mij nog niet gegund en dat mis ik heel erg. Welke hulp of begeleiding heb je gekregen? Ik weet niet of ik nog bij een GGZ-instelling zit, het is zo lang geleden dat ik de diagnose PDD-NOS kreeg. De begeleiding toen heeft een periode van ongeveer een half jaar geduurd. Ik heb me nooit achter het stempel verscholen al die jaren, maar ik heb best een pittige periode gehad (al zeg ik dit niet vaak en niet graag) en ik vind het een fijn gevoel dat ik kan zeggen dat ik er zelf voor heb gevochten. Ik vind het alleen verschrikkelijk zonde dat als ik er zo hard voor heb geknokt dat ik nóg niet de kans krijg om ergens aan de bak te komen. Ik stoor me vaak aan stempels, ook van werkcoaches hier. Mensen krijgen snel een stempel opgedrukt. Daardoor val je buiten de norm van ‘normaal’, maar wat is normaal?
Ik heb er zelf voor gevochten en keihard voor geknokt om het regluiere onderwijs te halen op eigen kracht
Heb je het gevoel dat je het stempel steeds met je mee draagt? In sommige gevallen is het wel verplicht dat je zoiets opgeeft. Hier werd wel gezegd dat ik het soms voor me moest houden. Het is iets wat mij blokkeert. Het geeft me het gevoel dat ik steeds een helling op aan het lopen ben, dat ik daar veel moeite voor heb gedaan en aan het eind staat een muur van 30 meter. Het liefst klim ik daar overheen maar ik heb geen ladder. En die ladder bestaat uit geld en een persoonlijke coach of mentor. Ja, die mentor moet mij de kans bieden om aan de slag te komen. Ik ben iemand die mensen graag wil helpen en ik wil de kans daartoe krijgen. Mijn passie in game design is altijd geweest dat als ik een game of simulatie maak dat ik mensen daarmee tevreden stel. Dat ze kunnen ontspannen, of dat ik ze kan helpen met mijn simulaties.
35
Heb je wel eens een beroepskeuzetest gedaan? Ja. Ik heb altijd iets willen doen in de horeca, iets met eten, dat trok mij ook altijd wel. Gamen als hobby, maar ik kwam er achter dat er ook zoiets is als game design en toen dacht ik: daar ga ik voor! Ik ontwikkel ze nu liever dan dat ik ze speel. Het is niet zo dat ik weiger ander werk te doen, maar ik heb een hele poos uitzendwerk gedaan waar ik veel onzekerder door ben geworden. Dat bestond uit schoonmaakwerk, zoveel vierkante meter binnen een uur werken. Vakantiehuisjes van 6 personen, die kun je niet in een uur schoonkrijgen. Het is er super smerig. Je voelt je behandeld als een nummer, als een stuk stront. Als je er langer over doet krijg je dat niet uitbetaald, ik vind dat onmenselijk. Hier bij TDC is het werk geestdodend, het is eentonig productiewerk. Wat heeft het werken hier en in je uitzendbaan jou geleerd? Wat je leert van dit soort werkzaamheden toch te doen is een beeld van hoe die mensen er mee om gaan. Als je er meteen in rolt op een hogere positie weet je niet wat het werk op de werkvloer inhoudt. Als een ambtenaar eens een dag in de schoonmaak of op een productiewerkplaats zou gaan meedraaien komen ze beken bekaf thuis. Het is fysiek erg zwaar. Heb je nu sociale contacten? Ik heb nog contacten met mijn oude stagebegeleider van het mbo. Ik heb op het hbo in Zwolle, een campus, meegewerkt aan een programma ‘second life’ voor studenten die in het buitenland zitten en die via de website een college bijwonen, waar ook ter wereld. Op die manier kun je lesstof aanbieden aan mensen die ver weg wonen. Is ook te gebruiken voor mensen in ontwikkelingslanden, het kan in elke taal worden aangeboden. Ook in de eigen taal van studenten in de derde wereld. Ik wil graag mensen helpen. Ik heb nu geen contacten dat die mij kunnen helpen aan werk. Bij mijn mbostages dacht ik dat ik ondersteund zou worden. Het tegendeel was waar, je moest zelf op zoek naar een stageplek, daar had ik meer bij geholpen kunnen worden. Je werd in het diepe gegooid, zoek maar een stageplek. Mijn eerste stage was een stage op een school waarin ik iets grafisch kon doen, geen game design. Mijn tweede stage was voor een klein bedrijfje dat inmiddels niet meer bestaat. Het ging over het ontwerpen van huizen die je van afvalmateriaal kan maken. Voor mensen die ‘buiten de kaart’ willen wonen (in zelfgemaakte huizen). Dit was een doodlopende stage, ik zag het nut er niet van in. Heb je in je eigen kennissenkring nog mensen die je kunnen helpen? Dat is het probleem, die heb ik dus niet. Ik moet iemand spontaan tegenkomen, en dat is voor mij al een probleem. Omdat ik niet zo open en gemakkelijk ben naar nieuwe contacten. Netwerken is niet mijn sterkste kant.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
36
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Is er nog iets niet gezegd? Ik zou heel graag de voortgang van dit project willen volgen. Ik vind het een goede onderneming wat jullie doen. Jammer als er niets van terecht zou komen. Ik heb het gevoel dat ik steeds tegen een helling op heb gelopen, en aan het eind staat een 30 meter hoge muur waar ik niet overheen kan. Ik heb geen ladder. Mijn ladder zou zijn: geld en een persoonlijke coach.
6.2
Erwin, 22 jaar (en zijn één jaar jongere broer) Erwin: Ik ben opgegroeid in Musselkanaal. Ik heb de maximale score gehaald op de Citotoets op de basisschool, de toekomst lag open. Havo gedaan, gewoon afgemaakt in Stadskanaal op Ubbo Emmius. Wat nu gaan doen? Natuur en Gezondheid en een vrij deel, daarin deed ik economie. Ik had geen idee wat ik wilde, koos het exacte vakkenpakket, want daar ben ik goed in, aangevuld met economie, dan kan ik alle kanten nog op. Ik had daarna nog steeds geen idee wat ik wilde gaan doen. Toen ben ik biologie/laboratoriumonderzoek gaan doen bij de Hanzehogeschool. Het was microbiologie en vooral dingen onder de microscoop bekijken, dat was toch niet wat ik wilde en ik ben aan het eind van het eerste jaar gestopt met die opleiding. Vlak voor de propedeuse. Gelijk een andere hboopleiding gekozen, ICT/communicatiesystemen, maar daar ben ik na de eerste periode weer mee gestopt. Die opleiding was niets voor mij. Ik koos een vakkenpakket waar ik alle kanten mee uit kon Mijn ouders gingen toen definitief uit elkaar (het liep al een tijdje niet lekker tussen hen), mijn broertje begon wiet te roken, mijn vader verhuisde naar de Randstad, mijn moeder ging aan de drank en mijn broertje werd opstandig. Toen was ik 18 en mijn broer 17. Hij heeft vwo gedaan. Toen was ik thuis nodig. Mijn broer liep weg van huis, moeder in paniek, hij was naar familie in Delfzijl gegaan. Hij bleef daar drie maanden, in die tijd brak mijn moeder in tweeën en lag alleen maar een beetje in bed en meer niet. We hebben een hond en een kat, de hond moest uitgelaten worden, ik moest eten koken, boodschappen doen, het huishouden runnen. Reistijd naar school in Groningen is ook drie uur per dag, dat was heel zwaar. Ik stopte dus met de ICT-opleiding. Mijn moeder verzwakte door het alcoholgebruik, de huisarts zei ‘Je moet goed eten en drinken en dan kom je er wel weer’. Uiteindelijk heeft de huisarts wel
37
gezegd dat we contact moesten opnemen met de verslavingszorg, dat hebben we gedaan. We kregen daar een vaste contactpersoon die elke week langskwam. Mijn moeder heeft tien dagen in de spoedopname van VNN gezeten. Daarna was ze van de drank af, maar ze kreeg ter compensatie valium om rustig te worden. Toen begon ze dat te misbruiken, en kreeg ze dat niet meer. Toen ging ze weer aan de drank. Ik heb lang geprobeerd haar over te halen om weer naar de VNN te gaan, maar dat wilde ze niet. Steeds maar uitstellen, smoesjes. Mijn moeder raakte aan de drank en mijn broertje werd opstandig en ging wiet roken
Toen zijn mijn broer en ik uit huis gegaan naar Begeleid Wonen. Mijn broer kwam met Elker aanzetten, dat had hij van vrienden in Stadskanaal gehoord. We hebben opgezocht op internet wat ze allemaal doen, voor mij was het grootste pluspunt dat je na een jaar Begeleid Wonen sneller een woning krijgt van Lefier, je krijgt voorrang. We konden in principe prima voor onszelf zorgen en mijn broer ook, dus daarvoor hoefden we daar niet heen. Geld is geen probleem, daar leer je ook wel mee om gaan. Op dat moment was dat in ieder geval voor mij en mijn broer geen probleem. We kwamen bij Begeleid Wonen samen in een eengezinswoning. Voor mijn broer was het iets te veel vrijheid, want hij ging alleen maar feestjes houden, drank en drugs gebruiken en hij kwam met zijn geld niet meer uit. De begeleider van Elker wist hier van. Hij adviseerde om er mee op te houden maar greep niet in. Ze zijn niet dwingend. Toen wilde mijn broer weer terug naar mijn moeder en hij deed dat ook, hij was toen 18 en ik was 19. Niet zo duidelijk is waarom hij dit wilde. Toen kwamen er andere medebewoners in huis, daar had ik het na een tijdje wel mee gehad. Ik zat er al een jaar en kreeg een huisje aangeboden van Lefier, dat was ideaal. Ik betaalde dat van mijn studiefinanciering, een lening en een bijbaantje. Mijn broer woonde nu weer bij mijn moeder, ze waren intussen verhuisd na de verkoop van het ouderlijk huis. Dat huis is flink onder de prijs verkocht, mijn vader was van de hypotheeklast af, maar wij hadden nog wel een flinke schuld. Ik ben er nog wel eens geweest na die verhuizing om wat spullen te halen, toen zat mijn moeder alleen in een stoel voor het raam, mijn broer zat met wat vrienden aan de andere kant van de kamer, en het was helemaal niets meer met moeder. Ze kon nauwelijks praten, ze bewoog ook bijna niet meer. Je kon wel zien dat ze niet zo lang meer had. Door de drank. Een maand later is ze opgenomen in het ziekenhuis. Ze was ondervoed en uitgedroogd. Ze kreeg een infuus en sondevoeding. Een week lang zijn mijn broer en ik er elke avond geweest, schone
Onderzoeksbureau CMO Groningen
38
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
kleren mee, een beetje praten als ze dat kon. Uiteindelijk is het ’s nachts fout gegaan met de sondevoeding. Er kwam voeding in de longen en ze is overleden. We hebben zelf de begrafenis geregeld, er was geen familie die ons hielp. Tijdens de verslaving van mijn moeder was een zus van haar er wel af en toe, maar de verstandhouding was niet zo goed. Vlak voor haar dood was het contact al weer slecht en wij luisterden niet naar haar. Mijn vader heeft twee broers, maar die heb ik ooit één keer gezien bij de begrafenis van mijn oma. Ik heb geen familie, alleen mijn broertje. Ik heb geen familie, alleen mijn broertje
Mijn broer is naar een ander huis gegaan en heeft in het huurhuis waarin hij met moeder woonde een puinhoop achtergelaten. Ik was intussen aan een hbo-opleiding informatica begonnen, en toen kwam mijn broertje met de mededeling dat hij zijn huis was uitgeschopt. Toen heeft hij een paar maanden bij mij gewoond. Mijn broertje kon de huur niet meer betalen en heeft alle spullen in de tuin gedumpt. Meubelen had hij bij een vriend ondergebracht. Voor mij was het niet ideaal, ik was een beetje klaar met huisgenoten en nu had ik mijn broertje weer in huis, wiet rokend en niets doen om werk te zoeken. Ik ben gestopt met de opleiding Informatica en vroeg een uitkering aan en mijn broer ook. Omdat hij bij mij op hetzelfde adres woonde, kregen we samen één uitkering. Financieel was het toen wel heel erg krap. We probeerden weer om via Elker mijn broer in Begeleid Wonen te krijgen. Elker bekijkt je situatie en bespreekt dat met Lefier. Vraagt of Lefier bezwaar heeft. Toen bleek dat mijn broer een schuld van 10.000 euro had staan bij Lefier, omdat hij de vorige woning niet netjes had achtergelaten. Lefier moest kosten maken om de boel op te ruimen. Gelukkig kon dit nog op de verzekering van mijn moeder, omdat het huurhuis op haar naam stond. Dit is uiteindelijk allemaal opgelost en toen hebben we weer contact gezocht met Lefier om daar geaccepteerd te worden. Anders heeft Begeleid Wonen ook geen zin je op te nemen, omdat je niet kan doorstromen. Ze waren bij Lefier eerst niet zo enthousiast, omdat mijn broer het een beetje had verbruid. Hij was niet actief geweest, had geen contact onderhouden met de contactpersonen van Lefier. Uiteindelijk kreeg hij een tweede kans, maar moest wel onder bewindvoering. Dat betekent je inkomen afstaan en iemand van maatschappelijk werk regelt het dan voor jou. Dat zag mijn broer niet zo zitten en toen zei Lefier dat hij niet in aanmerking kwam voor een woning. We hebben weer bij Elker aangeklopt, die zijn niet zo streng met bewindvoering en toen kon mijn broer toch bij Begeleid Wonen terecht. Zonder wat te zeggen heeft hij zijn spullen gepakt en is naar Begeleid Wonen gegaan. Daar zit hij nu.
39
Tot m’n zeventiende is het goed gegaan, daarna kwamen de problemen en nu zijn we 5 jaar verder. Problemen draaien om opleiding, geld, wonen en de thuissituatie. Naar het westen verhuizen is ook geen optie, ik heb hier mijn vrienden. Ik heb hele goeie vrienden bij wie ik mijn verhaal kwijt kan, ik zie ze wekelijks. Goede vrienden is erg belangrijk, ik zeg ook wel tegen mijn broer dat hij andere vrienden moet zoeken. Ik heb daar niet zoveel over te zeggen en mijn broer wil niet dat ik daar iets over zeg. Mijn vrienden kijken er net zo tegen aan als ik, die zijn actief bezig de dingen voor elkaar te krijgen. Achteraf is het jammer dat ik zoveel tijd verprutst heb, mijn vrienden zijn nu klaar met hun studie en hebben goede banen of zijn aan het afstuderen. Ik heb twee hbo-opleidingen verknald, studieschuld opgebouwd, een aantal jaren weggegooid. Ik had mijn opleiding moeten afmaken, mijn vrienden zijn aan het afstuderen en ik moet nog beginnen.
Ik ga nu op mbo-niveau toch de opleiding doen waarmee ik op hbo-niveau was begonnen. Ik mag het eerste jaar overslaan. In augustus ga ik beginnen. Het is fout geweest, niet slim, dat ik met die eerste studie ben gestopt. Dat was toch de beste studie voor mij. Maar uiteindelijk was het waarschijnlijk later toch fout gegaan vanwege mijn moeder. Waar was je moeder mee geholpen geweest? In het ziekenhuis is het raar gegaan, ze had geen sondevoeding moeten krijgen. Voorkómen was niet mogelijk, het is een eigen keus om aan de drank te gaan en je dood te drinken. Daar kan geen hulpverlening tegen op. Ik heb het geprobeerd, maar als ze niet wil geholpen worden houdt het op. Wat beter had gekund, is dat hulpverleners zien dat er hulp bij de huishouding had moeten komen. Dat had beter geregeld moeten worden, dan had ik verder kunnen gaan met mijn studie. Dat had de huisarts of VNN kunnen zien en kunnen regelen. Ken je het CJG? Wel eens van gehoord, dat is toch jeugdzorg? Ik heb een negatief beeld van jeugdzorg, weet niet hoe dat komt. Daar ga je niet naar toe.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
40
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
6.3
Chantal, 18 jaar Chantal zit op school in Stadskanaal. Ze woont daar officieel ook, bij haar vader. We zijn in contact gekomen met Chantal via KANS 050. Hoe gaat het op dit moment met je? Ik ben heel gestrest. Dat is omdat ik ga breken met mijn vader. Mijn vader maakt er financieel een puinhoop van. Ik heb veel te weinig geld om rond te komen en kan het schoolgeld niet betalen. Als ik los ben van mijn vader kan ik een hogere bijdrage van DUO krijgen. Vanavond ga ik dit met hem bespreken. Ik verwacht dat hij niet echt luistert, want dat doet hij nooit. Hij zal waarschijnlijk zeggen dat ik mij aanstel. Ik wil hem duidelijk maken dat het zo niet verder kan. Hij moet met een oplossing komen. Ondanks de stress wil ik het interview nu wel laten doorgaan. Vandaag komt het goed uit, omdat ik nu toch in Stadskanaal ben. Ik woon officieel in Stadskanaal, maar ben ongeveer 80% van de tijd bij mijn vriend in Emmen. In Emmen heb ik ook werk, bij McDonalds. De relatie met mijn vriend is een tijd uit geweest. Gelukkig zijn we nu weer bij elkaar. Met onze relatie loopt het niet altijd goed, maar we snappen elkaar, we hebben dezelfde problemen. Mijn vriend is 24 en heeft ook een autistische stoornis. In wat voor gezinssituatie ben je opgegroeid? Ik ben geboren in Almelo. Drie jaar na mij is mijn broertje geboren. Eerst waren we een gewoon gezin. Maar toen ik vijf was zijn mijn ouders gescheiden. Ruim een jaar later is mijn moeder gevlucht. Ze is naar Turkije gegaan en wou niks meer van ons weten. De reden van haar vlucht was dat ze schulden had bij mijn vader en die niet wou terugbetalen. Ze heeft ons hartstikke laten zitten en nooit meer naar ons omgekeken. Toen ik acht of negen was kwam ze terug naar Nederland. Toen wou ze ineens dat mijn broertje en ik bij haar gingen wonen. Ik wilde dat per se niet, maar mijn broertje deed het wel. Later, toen ik twaalf was, heb ik me ook laten overhalen. We woonden toen in Polsbroek. Maar het ging helemaal niet goed. Mijn moeder was hertrouwd met een man waar ik totaal niet mee overweg kon. Ik had het moeilijk met sommige dingen. Mijn stiefvader vond dat ik alleen maar zielig deed. Ik kon het daar niet meer uithouden. Toen ze naar België gingen verhuizen, ben ik niet mee gegaan, maar weer bij mijn vader gaan wonen. Hoe ging het met school? Op school ging het ook niet altijd goed. Op de basisschool ben ik één keer blijven zitten. Door de verhuizing had ik een achterstand opgelopen. Na de basisschool ging ik eerst naar het vwo. Door alle stress in mijn thuissituatie ben ik afgestroomd naar vmbo-kb en heb ik zelfs twee maanden op vmbo-bb gezeten. Uiteindelijk ben ik geslaagd voor vmbo-kb. Nu zit ik op de opleiding Sociaal Agogisch Werk, niveau 4. Dat gaat goed, ik heb tot nu toe alles gehaald.
41
Lerares of leidster kinderopvang....
Hierna ga ik zeker hbo doen. Ik wil als leerkracht gaan werken met moeilijk lerende kinderen. Tijdens mijn stage heb ik ontdekt dat ik erg goed kan communiceren met kinderen. Bovendien vind ik het werk erg leuk om te doen. Als het niet lukt om naar de Pabo te gaan wil ik werken in de kinderopvang. Mijn leven had heel anders kunnen lopen als mijn ouders meer aandacht voor me hadden gehad en mijn vader anders dacht. Achteraf gezien had ik misschien eerder hulp moeten zoeken. In ieder geval had ik iemand nodig met wie ik kon praten. Het liefst iemand die gespecialiseerd is in het helpen bij problemen. Al die tijd had ik geen vertrouwenspersoon. Ik heb wel drie jaar hulp gehad van de GGz, ongeveer van mijn negende tot mijn twaalfde. Ik weet daar weinig meer van, ook niet of het geholpen heeft. De meeste tijd miste ik iemand met wie ik over de problemen kon praten. Sommige mensen moeten niks van mij hebben. Veel kinderen op school willen ook niks van mij weten. Ik heb wel geprobeerd contacten te maken. Ik merk dat ik in veel dingen vooruit ben op anderen. Ik ben zelfstandig, terwijl de meeste leeftijdsgenoten thuis wonen. Ik heb al een eigen leven. Ik kan koken, de was doen enzovoort. Ik miste een vertrouwenspersoon
Ik denk anders dan de mensen met wie ik in de klas zit. Zij doen anders dan ik. Ze hebben het bijvoorbeeld over make up en schoenen kopen. Dat interesseert mij niet. Als ik iets voorstel wordt het niet gevolgd. Ik ben gewoon heel erg op mezelf. Vanaf het moment dat ik naar school ga heb ik geen vriendinnen gehad. Alleen met sommige jongens kan ik goed opschieten. Dat is omdat ik game. In meisjesdingen ben ik nooit geïnteresseerd geweest. Het is niet zo dat ik helemaal geen vrienden heb. Ik heb mijn vriend en verder nog twee mensen die ik al heel lang ken, die me niet laten zitten. Op school zit ik in de eerste plaats om te leren. Dat gaat heel goed. Je hebt een mentor van KANS 050, hoe gaat het daarmee? Ik spreek ongeveer één keer per maand af met mijn mentor. We gaan dan samen ergens heen, iets eten of iets drinken. Ik bespreek met m’n mentor hoe het gaat, in financieel opzicht, bijvoorbeeld of ik mijn zorgverzekering kan betalen, maar ook hoe het verder met me gaat. Ik ben door school op het spoor van KANS 050 gezet. Dat was nadat ik had verteld dat ik thuis enorm veel stress heb, dat mijn vader zijn zaken niet op orde heeft en voor veel negatieve prikkels zorgt. Mijn vader heeft schulden, ik wil zelf niet in de schulden terecht komen. Vanwege mijn autistische stoornis is het voor mij
Onderzoeksbureau CMO Groningen
42
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
moeilijk overzicht te houden. Gelukkig heb ik nu, door de hulp van mijn mentor, een budgetplan. Daar ben ik erg blij mee. Mijn mentor van KANS 050 heeft me gelukkig veel overzicht gegeven. Dat was wat ik zocht. M’n mentor gaf ook tips. Het praten met elkaar vind ik fijn, en het is heel leuk. Het contact met mijn mentor viel beter uit dan ik had verwacht. Ik kwam eigenlijk bij haar voor de financiële problemen, maar toen bleek ze ook in mij geïnteresseerd te zijn. Met mijn mentor kan ik ook lachen. Dat heb ik verder gewoon niet. Wat ik goed vind aan de begeleiding door mijn mentor is dat je niet in een kamertje zit. Bij andere hulpverleners is dat vaak wel zo. Die zouden beter ook kunnen zorgen dat je in je eigen omgeving kunt zitten, op een plek die je zelf uitzoekt. Daar voel je je prettiger en praat je gemakkelijker. Het is gewoon leuk en gezellig. Met mijn mentor kan ik weer lachen! Maar ik heb ook gespecialiseerde hulp nodig
Sinds kort loop ik bij een eerstelijnspsycholoog, ik heb nu drie gesprekken gehad. Ik ben er terecht gekomen via de huisarts. Ik heb zo’n anticonceptiestaafje in mijn arm en had bloedingen die niet meer ophielden. De huisarts zag dat ik veel stress heb en verwees me met spoed door. Aan de psycholoog heb ik verteld wat er allemaal aan de hand is. Zij vraagt me elke keer mijn verhaal op te schrijven. Ze zegt dat ik moet proberen de relatie met mijn vriend goed te houden, omdat hij de enige is die echt iets voor me kan beteken. Ze vindt het ook een goede zet dat ik m’n vader ga zeggen waar het op staat. Vanwege mijn beperking heb ik ook andere hulp nodig dan een mentor kan geven. Er zijn dingen waarmee alleen een psycholoog me kan helpen. Mijn beperking is dat ik zware stemmingswisselingen heb. Mijn gevoel kan van het ene op het andere moment totaal omslaan. Ik ben sociaal niet stabiel en kan op tegenslagen heel prikkelbaar reageren. Ik heb weliswaar geen nepvrienden nodig, maar het is ook niet goed om je te isoleren. De psycholoog helpt me hiermee om te gaan en mezelf te begrijpen. Ik ben een doorzetter. Ik geef niet op. Er is altijd wel iemand die ervoor je is, ook al ken ik hem of haar nu nog niet. Opgeven is geen optie. Ik wil zelfstandig zijn. Dingen overwinnen die me dwars zitten. Niet in de schulden komen. Dit interview is in het kader van een onderzoek. Zou je vanuit jouw ervaring advies kunnen geven over de hulpverlening voor jongeren? Als ik advies zou moeten geven aan instanties zou ik zeggen: Jimmy’s is heel zinvol, maar wel beperkt. De mentoren van KANS 050 zijn niet echt gespecialiseerd in het oplossen van problemen. Jongeren die verdere hulp zoeken moeten naar een psycholoog kunnen. Ook jongeren die geen geld hebben,
43
zouden daar terecht moeten kunnen voor een maandelijks of wekelijks gesprek. Dat zou mogelijk gemaakt moeten worden. Hartelijk dank voor het gesprek Ik ga nu naar huis. Ik hoop dat mijn vader de deur heeft opengelaten. De afgelopen dagen had ik geen geld en hebben we heel weinig kunnen eten. Vandaag heb ik geld gekregen. Nu heb ik gelukkig een volle tas met boodschappen.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
44
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
7 7.1
Samenvatting, beantwoording onderzoeksvragen Wat zijn de belangrijkste problemen van jongeren van 12-24 jaar in Stadskanaal en Vlagtwedde? De belangrijkste problemen van jongeren hebben te maken met hun dagelijkse leefsituatie: opleiding, werk, inkomen. Daarnaast hebben veel jongeren te lijden onder de moeilijke gezinssituatie waarin ze opgroeien, met ouders die weinig opvoedvaardig zijn en hun handen vol hebben aan hun eigen problemen (relatie, verslaving, schulden). Mede daardoor hebben zij ook te maken met verslavingsproblematiek, psychische en gedragsproblemen. Het onderzoek laat verder zien dat jongeren die financieel niet kunnen terugvallen op hun ouders extra worden getroffen door nieuwe, strakkere regelgeving op het gebied van studiefinanciering, uitkeringen en eigen bijdragen in de zorg. Bijna 23% van alle 0- tot 24-jarigen in Stadskanaal krijgt één of andere vorm van jeugdhulp, van licht tot zwaar, en ruim 20% van de jeugdigen van deze leeftijd in Vlagtwedde. Bijna tweederde van de hulp wordt gegeven in het lokale circuit (huisarts, GGD, AMW en andere hulp die niet door BJZ is geïndiceerd). Het overige derde deel krijgt grotendeels ambulante zorg op indicatie, vooral van Elker en van de GGZ-instellingen Lentis/Jonx en Accare. GGZ ambulant heeft een groter aantal jeugdigen in zorg dan Elker. Dat kan betekenen dat de zwaardere problematiek van jongeren vooral psychisch/psychiatrisch van aard is, maar het kan ook betekenen dat de huisartsen vooral verwijzen naar de GGZ-instellingen (zoals uit recent onderzoek is gebleken) en/of dat de GGZ een goede bekendheid heeft in Stadskanaal en Vlagtwedde. Dossieronderzoek zou moeten uitwijzen of het relatief hoge aantal jongeren in de GGZ daadwerkelijk te maken heeft met psychische en psychiatrische stoornissen. Ook zou onderzocht kunnen worden of er in Stadskanaal en Vlagtwedde sprake is van een relatief groot aantal jongeren met een verstandelijke beperking. Dit is in gesprekken met professionals aan de orde gekomen, maar nog een taboe onderwerp. Wat zijn behoeften van jongeren ten aanzien van ondersteuning, begeleiding en hulp, hoe willen zij geholpen of ondersteund worden? Jongeren lopen niet te koop met hun problemen, de meesten houden het liever verborgen als ze het moeilijk hebben. Ze gaan het liefst te rade in hun eigen vertrouwde en veilige circuit, meestal bestaande uit vrienden, ouders, familie, leraren of mentoren op school (afhankelijk van de leeftijd). Vertrouwelijkheid, gelijkwaardigheid en eerlijkheid zijn belangrijke ingrediënten voor hulp aan jongeren. Hulp moet geboden worden in een informele setting en op een informele manier, en liever niet op een bureau door formele hulpverleners.
45
Dit is niet onbekend. Vooral het lokale veld speelt hier steeds beter op in. Maar de behoefte aan persoonlijke en informele ondersteuning staat op gespannen voet met ontwikkelingen in de jeugdzorg. Daar is de laatste decennia meer nadruk komen te liggen op dossiervorming, registratie, motivatie voor hulp, afgebakende tijden en grotere afstanden. Ook procedures en voorwaarden op het gebied van passend onderwijs, sociale zaken en re-integratie staan effectieve ondersteuning van jongeren regelmatig in de weg. De hulp en ondersteuning die beter bij jongeren van 12 tot 24 jaar past, is hulp die is ingebed in hun dagelijkse omgeving van thuis, school en vrije tijd (jeugdsoos, jongerenwerk) en in eerste instantie losgekoppeld van de formele jeugdzorg. Pas als de ouders, mentoren en andere ondersteuners op school en in het jongerenwerk – waaronder ook leeftijdsgenoten – er niet uit komen is contact met CJGV en zo nodig jeugdzorg aangewezen. Voor jongeren die geen steun ontvangen van hun ouder(s) vanwege gezinsproblematiek of die om andere redenen een extra steun in de rug nodig hebben lijkt een mentor of persoonlijke (job)coach een goede aanpak. Het is een vorm van ondersteuning die aansluit bij wat jongeren belangrijk vinden: persoonlijk contact, iemand die er voor jou is, die luistert en praktische adviezen kan geven, niet aan een kantoorsetting vastzit en je helpt het zelf te kunnen. Als gebruik wordt gemaakt van vrijwillige mentoren of coaches is het ook een relatief goedkope aanpak. Wat motiveert of belemmert hen om daar daadwerkelijk gebruik van te maken? Een te grote afstandelijkheid, formaliteit en nadruk op problemen belemmert jongeren om contact te zoeken met hulpverleners. Zeg maar: ‘de witte jas’. Angst om een probleemgeval gevonden te worden, of te veel betutteling belemmeren eveneens. Een strenge aanpak zonder concreet perspectief op verbetering werkt verlammend. Zowel professionals als jongeren zelf geven aan dat financiële overwegingen – ‘Ik wil niet in de schulden komen’ - steeds vaker redenen zijn om geen gebruik te maken van hulpverlening en geen vervolgopleiding te doen. Sluit het huidige hulpaanbod aan bij jongeren van 12 tot 24 jaar? Een deel van de huidige aanpak sluit zeker aan bij jongeren. Vooral de praktische lokale aanpak die onder meer gestalte krijgt bij Jimmy’s, Drop Outs, Gaan voor Kansen, KANS 050, Begeleid Wonen, verzuimbegeleiding op school en (overig) jongerenwerk. De aanpak van de sociale dienst in Vlagtwedde lijkt te werken omdat jongeren met een uitkering alternatief werk wordt geboden, maar de vraag is of dit jongeren het juiste perspectief biedt op een passende baan op de reguliere arbeidsmarkt. De trajecten voor jongeren met een uitkering zoals op dit moment worden geboden door het Trainings- en Diagnosecentrum van Wedeka beantwoorden niet aan de behoeften van in ieder geval een deel van de
Onderzoeksbureau CMO Groningen
46
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
deelnemers. Uit de inbreng van zowel jongeren als professionals komt naar voren dat de hulp- en dienstverlening soms de plank misslaat door te weinig alert te zijn, niet door te pakken en/of weinig oog te hebben voor het (toekomst)perspectief van jongeren.
7.2
Aanbevelingen In deze paragraaf willen we de laatste onderzoeksvraag beantwoorden: Wat is nodig om jeugdigen van 12 tot 24 jaar passende hulp te bieden? A. Investeren aan de basis Jongeren willen het liefst begeleiding op de natuurlijke plekken waar zij dagelijks komen, dat wil zeggen door ouders thuis, op school en in de vrijetijdssfeer in jongerencentra en jeugdsozen. Dat betekent dat naar onze mening de gemeenten moeten investeren in: Opvoedingsondersteuning aan ouders, op een aansprekende en laagdrempelige manier; Praktische hulp aan ouders met problemen: relatieproblemen tussen ouders (voorkómen van of bemiddelen bij vechtscheidingen die schadelijk zijn voor de kinderen), financiële problematiek; Structurele inzet van informele vormen van ondersteuning (‘een begeleider op je levenspad’) voor jongeren die niet of onvoldoende bij hun ouders terecht kunnen; waaronder ‘gewone’ volwassenen in de sociale omgeving van jongeren, vrijwillige mentoren en (job)coaches; Uitbreiding van uren voor mentoren en decanen op het voortgezet onderwijs; schoolmaatschappelijk werk mogelijk maken in het voortgezet onderwijs7; Structurele versterking en inbedding van het jongerenwerk in beide gemeenten, dus ook ziektevervanging e.d.; indien nodig uitbreiding van de openingstijden van de jongerencentra/jeugdsozen. B. Drempels wegnemen Talent van jongeren wordt niet altijd (tijdig) onderkend en benut. Er is winst te boeken door: Verbetering van de begeleiding bij de keuze van vakkenpakketten (profielen in het vo) en vervolgopleidingen in het mbo (verkeerde keuzes leiden tot afhaken en vertraging en kosten veel geld); Verbetering van de voorlichting over studiefinanciering (de huidige informatie over studieleningen en terugbetalen van studieschuld schiet te
7
Problemen met jongeren blijken vooral op te treden in het tweede jaar van het voortgezet onderwijs (puberteit), dan is extra aandacht noodzakelijk.
47
kort; jongeren belemmeren soms hun eigen ontwikkeling door angst voor schulden); In de opzet en werkwijze van het TDC beter aan te sluiten bij de motivatie van jongeren en ruimte te geven aan de talenten en goede ideeën van de deelnemers; (Juist) ook als het gaat om werk- en inkomensaangelegenheden ‘bijdragen aan het toekomstperspectief van jongeren’ als centrale opdracht te stellen aan de uitvoerende professionals (en de uitvoering daarvan haalbaar te maken); In de hulpverlening aan en begeleiding van jongeren zo nodig door te pakken en jongeren aan te spreken op hun eigen rol en verantwoordelijkheid. C. Versterken lokale regie jeugdhulp De lokale hulpverlening en ondersteuning neemt bijna tweederde van alle hulpvragen van jongeren voor haar rekening, is gebleken uit onderzoek. Het zou goed werken als de regie dan ook bij het lokale veld komt te liggen. Lokale zorgcoördinatoren van de CJGV’s overzien het totale hulpaanbod en kunnen de lijnen kort houden. Zo kunnen ze snelle actie bevorderen en bewaken dat de hulp licht is waar het kan en zwaarder waar het moet. De CJGV’s zijn daarmee dé lokale spil in de toewijzing naar hulpverlening. Hier worden de problematiek gemeld en beoordeeld en wordt een hulpplan opgesteld. Uitbreiding van de capaciteit van de lokale hulpverlening zal nodig zijn om de meeste hulpvragen te kunnen bedienen. Nu wordt nog veel verwezen naar Bureau Jeugdzorg omdat voor moeilijker gevallen de tijd ontbreekt voor een langdurige aanpak, terwijl het lokale veld wel over de noodzakelijke deskundigheid beschikt. Voorwaarde is dat CJGVcoördinatoren een sterkere positie krijgen met doorzettingsmacht, hierin ondersteund door de wethouders jeugdzaken. Verbetering van de afstemming en samenwerking tussen de sociale diensten en het jongerenwerk en het (beroeps)onderwijs. Sterk gaan inzetten op begeleiding van jongeren met een zwakke positie op de arbeidsmarkt. D. Goede afspraken met bovenlokale jeugdzorgaanbieders Goede afspraken maken met jeugdzorgaanbieders over de aanpak jongeren en gezinnen, meer drang, aanpakken en doorpakken, lokale partijen er bij betrekken, niet overdoen wat al gedaan is. Lokale regie bij het CJGV. E. Aandacht voor jongeren met beperkte(re) mogelijkheden Jongeren met beperkte(re) mogelijkheden (Wajong) vragen extra aandacht: alternatieve werkplekken zoeken, begeleide werkervaringsplaatsen, dagbesteding, etc. Dit punt benoemen en uit de taboesfeer halen; samenwerking zoeken met de zorg en ondersteuning voor mensen met een verstandelijke handicap.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
48
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Bijlage 1
Literatuurlijst De Deugd van tegenwoordig, onderzoek naar jongeren en hun grenzen, Radboud Universiteit Nijmegen. Dr. Maerten Prins, mei 2008 Twaalfplussers in het Centrum voor Jeugd en Gezin, een analyse van het aanbod, Annemielk Woolthuis, NJi Kenniscentrum, juni 2008 Onderzoek naar de perceptie van ouders en jongeren naar het nieuw te openen Centrum voor Jeugd en gezin in Woerden, gemeente Woerden/NewCom Research & Consultancy, juli 2009 Onderzoek jongerenwensen CJG website, Alleato CMO Utrecht, oktober 2009 Een behoefteonderzoek onder opvoeders en jongeren binnen de gemeente Bunnik naar hun behoeften omtrent het Bunnikse Centrum voor Jeugd en Gezin, Masterthesis Anke van Bussel, Master Vraagstukken van Beleid en Organisatie, juli 2010 (onderzoek met focusgroepen) Wat willen cliënten van het CJG Nijkerk, eindrapport Regioplan Beleidsonderzoek, Janneke Stouden, Miranda Witvliet, Frank Kriek, december 2010 (onderzoek in opdracht van de gemeente Nijkerk) Jongeren bepalen als ervaringsexpert toekomst jeugdzorg, officiële reactie concept Jeugdwet namens jongeren, NJR 18 oktober 2012 De 10 wensen van cliënten over de transitie van de jeugdzorg, Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (LCJF),2012 (LCJF is sinds april 2012 onderdeel van LOC Zeggenschap in zorg) “Dat ze je naam kennen”, een onderzoek naar de mening van jongeren die te maken hebben met jeugdzorg in Nederland, Defence fot Children International Nederland, Leiden (zonder datum) Wat vinden jongeren en ouders belangrijk? Transitie- en transformatiewensen van jeugdzorg cliënten in Zuid Holland, jongeren- en cliëntenraden van jeugdzorginstellingen in Zuid Holland, Gouda ,juli 2012 En Profile, patronen in het beroep op de jeugdzorg 2009, drs Eva Stulktjens, drs Marielle Blanken, PON provincie Noord Brabant, 2012 Take care! Provincie Groningen, een onderzoek naar kenmerken van jeugdigen en hun ouders in relatie tot de geboden zorg, C4Youth UMCG/RUG, maart 2013
49
Bijlage 2
Geïnterviewde professionals Er zijn 10 interviews gehouden met in totaal 23 professionals in de periode 20 maart tot 15 mei 2013.
1. Arne Beukema en Melcher Westerhof, resp. accountmanager en jongerenwerkcoach gemeente Stadskanaal SoZa, 20 maart 2013 2. Grietje Pik, Jolien vd Belt, Josien Winters , resp. leidinggevende, jongerenwerker en jeugdmaatschappelijk werker Welstad Stadskanaal, 28 maart 2013 3. Marianne te Velde & Roel Koning, coördinatoren CJGV Stadskanaal en Vlagtwedde , 4 april 2013 4. Koos Bogaerts, ambtenaar sociale zaken en Roel Tammenga, leerplichtambtenaar gemeente Vlagtwedde, 4 april 2013. 5. Aaffonda Jongs en Wilma Panman, resp. coördinator sluitende aanpak en preventiemedewerker gemeente Stadskanaal, 10 april 2013 6. Bas Kampyon (hoofd jongerenwerk), Harm Jan Kuper(jongerenwerker), Yvonne Super (stagiaire jongerenwerk) en Lettie van der Meulen (algemeen maatschappelijk werk Oude Ambt), 11 april 2013. 7. Linda Kroeze, zorg coördinator RSG Ter Apel, 25 april 2013 8. Klaas Heeres en Karin Rolfes, resp. zorgcoördinator (mbo) en leerlingbegeleidster (vmbo) in de 2e lijn, Noorderpoort, 13 mei 2013 9. Catrien Hilbrands (leerlingbegeleider) en Margot Glimmerveen (orthopedagoog/gz psycholoog) van Noorderpoort School voor Beroepsonderwijs in Stadskanaal, 14 mei 2013 10. Marga Bloupot, Marjan Adema, Wilma Koeslag van Ubbo Emmius – 14 mei 2013 Marga Bloupot is zorgcoördinator en docent; Marjan Adema is schoolpsycholoog; Wilma Koeslag loopt stage als psycholoog.
Onderzoeksbureau CMO Groningen
50
Coachend helpen, onderzoek versterking van hulp aan jongeren in Stadskanaal en Vlagtwedde, september 2013
Bijlage 3
Interviews met jongeren Er zijn drie groepsinterviews gehouden met in totaal 11 jongeren en drie individuele interviews in de periode juni tot augustus 2013.
Groepsinterviews: Vier jongeren in TDC Stadskanaal (3 jongens, 1 meisje), leeftijd 22-26 jaar, 28 juni Drie jongeren (meiden) van Jimmy’s in jeugdsoos De Kwinne in Stadskanaal, 11 juli Vier jongeren (jongens) in jeugdsoos Vlagtwedde (dorp), leeftijd 14-18 jaar, 5 juli
Individuele interviews: Adriaan (pseudoniem), 24 jaar Erwin, 22 jaar Chantal, 18 jaar
51