Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht: Eindrapportage
Anne Christine van Veen Bachelor Project ASW Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht
2
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Voorwoord Voor u ligt de eindrapportage van het onderzoek Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het bachelorproject van de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen (ASW). Het bachelorproject vormt de afsluiting van de studie ASW en heeft als doel eerder in de opleiding verworven theoretische en methodologische kennis en vaardigheden toe te passen op een concreet sociaal vraagstuk. De opleiding ASW is een interdisciplinaire opleiding; dit betekent dat ook in dit bachelorproject kennis en theorieën uit verschillende disciplines worden gebruikt om inzicht te krijgen in het fenomeen straatcultuur en dat verschillende analyseniveaus (micro-, meso- en macroniveau) in beschouwing worden genomen wanneer ik op zoek ga naar een verklaring voor de identificatie met de straatcultuur door jongeren. Dit onderzoek had niet uitgevoerd kunnen worden zonder de medewerking van een groot aantal mensen; graag neem ik hier dan ook de ruimte om deze personen te bedanken. Een onderzoek door middel van een vragenlijst valt of staat met het vinden van respondenten. Ten eerste gaat mijn dank dan ook uit naar alle vierdeklassers die bereid zijn geweest mijn vragenlijst in te vullen, zonder dat ze daar iets voor terug kregen. Een respondent schreef zelf al bij de ‘overige opmerkingen’ op de vragenlijst: ‘ik heb je goed geholpen’ en daar heeft hij zeker gelijk in. Tijdens mijn zoektocht naar respondenten, die ik via middelbare scholen wilde vinden, bleek het zeer lastig te zijn scholen te vinden die de tijd hadden mee te werken aan het onderzoek. Uiteindelijk heb ik er toch twee bereid gevonden mee te doen. Ik ben deze scholen dan ook zeer dankbaar en vooral de docenten bij wie ik tijdens de les de vragenlijsten heb afgenomen. Tenslotte wil ik nog Dhr. Dielissen bedanken voor zijn begeleiding tijdens de verschillende fasen van het onderzoek en mijn moeder voor het versie na versie nakijken van alle geschreven stukken. Het bacheloronderzoek is voor mij een zeer leerzame ervaring geweest; het gaf mij het gevoel eindelijk iets ‘echts’ te doen. Hopelijk leert u als lezer van dit rapport weer iets van de dingen die ik geleerd heb, dan ben ik tevreden. Anne Christine van Veen1 Utrecht, juni 2006 1
Voor vragen of opmerkingen over dit rapport kunt u mailen naar
[email protected]
3
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Inhoudsopgave 1.
Inleiding…………………………………………………………………………………. 3
2.
Probleemformulering………………………………………………………………. 7
3.
Theoretisch Kader……………………………………………………………………. 9 3.1 Inleiding…………………………………………………………………………….. 9 3.2 Wat is straatcultuur?……………………………………………………………11 3.3 ‘Waarom’ is straatcultuur?……………………………………………………14 3.4 Verenigde Staten, Nederland en Utrecht………………………………. 19 3.5 Verklaringsmodel……………………………………………………………….. 23 3.6 Conclusies…………………………………………………………………………..27
4.
Methoden……………………………………………………………………………….. 30
5.
Resultaten………………………………………………………………………………..33
6.
Conclusies………………………………………………………………………………. 44
7.
Discussie…………………………………………………………………………………. 47
8.
Literatuur………………………………………………………………………………...49
Bijlage I……………………………………………………………………………………………. 51 Bijlage II…………………………………………………………………………………………… 52
4
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
1.
Inleiding
Wanneer professionals zoals leraren, politieagenten, conducteurs, et cetera omgaan met jongeren, stuiten zij soms op gedrag dat voor hen moeilijk te begrijpen is; ze ervaren een botsing tussen hun eigen normen en waarden en die van sommige jongeren. Als over dit soort situaties in de media gepraat wordt (vrijwel altijd met de mainstream cultuur als uitgangspunt: ‘Waarom doen jongeren dit?’ en niet ‘Waarom vinden wij (professionals) bepaald gedrag problematisch?’), wordt regelmatig de vraag gesteld of het vooral om allochtone jongeren gaat en of verschil in etniciteit hierbij een rol speelt. Steeds vaker wordt echter gewezen op het bestaan van een etniciteit overschrijdende straatcultuur. Hoewel straatcultuur veel verschillende vormen kent en net als elke cultuur niet statisch maar dynamisch is, heeft ze wel een aantal kenmerkende elementen die het mogelijk maken straatcultuur (ideaaltypisch) te omschrijven. Hans Kaldenbach (2005) doet dit in zijn boek Respect; één van de weinige boeken over straatcultuur in Nederland. In dit boek beschrijft hij normen, waarden, opvattingen, gedragsregels, et cetera behorende bij de straatcultuur en vergelijkt hij deze met de burgerlijke cultuur. Zo laat hij zien hoe beide culturen met elkaar kunnen botsen. Volgens hem is ‘respect’ hier het sleutelwoord; wanneer het jongeren niet lukt respect te krijgen volgens de ‘regels’ van de burgerlijke cultuur, vormt de straatcultuur een alternatieve manier om respect te verkrijgen. Het werk van Kaldenbach is voor een groot deel gebaseerd op de boeken van Elijah Anderson. Al in de jaren zeventig deed hij in de Verenigde Staten onderzoek door middel van participerende observatie om er achter te komen wat het inhoudt om streetwise te zijn. Hij schreef hierover boeken en artikelen als: A place on the Corner (1978), Streetwise (1990), Codes of the Street (1994). Dit alles maakt het voor mij interessant om met dit bacheloronderzoek eens wat dieper in te gaan op de straatcultuur in Utrecht2; het lijkt hier om een voor Nederland vrij nieuw fenomeen (of misschien een oud verschijnsel in een nieuw multicultureel jasje) te gaan; over straatcultuur in Nederland is in ieder geval nog weinig wetenschappelijke literatuur te vinden. Ik zal mij met dit onderzoek vooral richten op de vragen ‘Wie?’ en ‘Waarom?’: Welke jongeren behoren tot de 2
Ik wil mij richten op Utrecht, omdat dit één van de vier grote steden is en hier het etniciteit overschrijdende karakter beter zichtbaar zal zijn dan in kleine steden en dorpen die qua etniciteit meestal minder divers zijn.
5
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
straatcultuur, wat zijn de oorzaken en achtergronden van straatcultuur? De precieze vraagstelling is in het volgende hoofdstuk (2), de probleemformulering, te vinden. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de literatuur over straatcultuur en wordt op basis daarvan het verklaringsmodel voor identificatie met de straatcultuur gepresenteerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de methodologische kant van dit onderzoek; in hoofdstuk 5 worden de resultaten besproken. In hoofdstuk 6, conclusies, wordt antwoord gegeven op de vraagstelling van dit onderzoek. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op aanbevelingen voor verder onderzoek. Eerst volgt echter nog een voorbeeld van wat bedoeld wordt met straatcultuur. Hieronder staan de lyrics van het lied ‘Wil je weten hoe het voelt’ van THC (Tuindorp Hustler Click) die rappen over het leven op straat3. REFREIN: Wil je lopen in de schoenen die ik loop Wil je smoken van die wierie die ik rook Wil je weten hoe het voelt om altijd anders te zijn Wil je weten hoe het voelt om ook een hustler te zijn Wil je lopen in de schoenen die ik loop Wil je smoken van die wierie die ik rook Wil je weten hoe het voelt om altijd anders te zijn Wil je weten hoe het voelt om buitenlander te zijn COUPLET 1 (RBdjan) Ik ben bekend als het gaat omtrent een leve op straat Een vent en zeker paraat. Trek ´m hemels je vaart je kent het Inderdaad ik ben er zeker, sta daar voor me manne Zie ze valle voor me huls de grond raakt Ik weet als ik doe wat ik blijf doen voor me poen Is me leve voorgoed verdoemd en dat voor de roem Elke dag op me stoep word ik een boef of tuig genoemd Het leven is goed voor me maar soms zuigt het als een zoen Dus als ik de strate beloop kraak ik me hoofd Hoe maak ik me do pak ik het of laat ik het zo Denk met me maag ik moet brood hebbe Ik sta in een goot red me, ik voel vaker me dood sneller vare En hope dat het niet waar is gevaar is op de loer kom dichterbij Onze jonge generatie is zwaar in de meerderheid Ze lere strijd ze lere schijt hebbe aan de maatschappij Want wat de fuck doet de maatschappij voor mij Ik zie me ma struggle omdat ze niets kan verdiene Ik zie me maties weg rotte aan de cocaïne Shit, het doet me pijn. Me brein staat op stelte Ik neem een soetoe om me uit me lijde te helpe Maar kan het of moet ik mezelf vermanne Verder gaan dan een ander relle en knalle en de hel in valle In de amsterdamse onderwereld wordt er bloed vergote Het is een feit, bradda, niets is wat het lijkt. REFREIN COUPLET 2 (Rocks) 3
Bron: www.stlyrics.com
6
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Zeg me wat me maakt, soms word ik kwaad door wat ik hoor op de straat Allochtoon ik hoor het woord te vaak, en het stoort me vaak Vandaar dat dit gevoel word gevoeld door vele De straat is overspoeld met jonge multiculturele Met dezelfde visie, op zoek naar hogere posities Niet te stoppe door de wet of de politie zie wat ik zie Het is geen fictie het zijn feite, we late het blijke God het spijt me in me hart ben ik zuiver, maar ze sluite me buite Word niet geluisterd dus ik voel me al anders Ben een Amsterdamse, Nederlandse, buitelander Bewandel me pad strak, ik ben niet af te leide Fuck de media, de maatschappij en meide die bij me slijme Zeg waar zou jij overleve? Als je leeft in een wereld vervloekt met een zege Zeg waar zou jij overleve? Als je leeft in een wereld vervloekt met een zege REFREIN COUPLET 3: Wat is goed wat is slecht wat is krom wat is recht In het leve dat ik leef en ik zweef en ik vecht voor me stem Voor een mening zonder dat ik rem, Daarom spit ik 1 ding schrijvend met me pen En ik kijk om me heen, THC in me brain Praat voor mezelf niet in het algemeen, insane Voor de dinge die ik zie highe politie geloof me oge nie Is het waar? Ik heb het zelf gezien. Ik werd behandeld als een drie maar ik was een dikke tien Sindsdien kies ik gewoon me weg Smerig en vies, vorder zonder uitleg en zeg Wat je voelt, alleen zeg het niet zo zacht Zeg wat je vindt insane schreeuw het keihard Ik ben nu leeg laat me rustig bijtanke Dan kan iedereen hay rustig door denke REFREIN
7
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
2.
Probleemformulering
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het doel van dit onderzoek en voor wie de resultaten van het onderzoek nuttig kunnen zijn (de doelstelling), daarna worden de met dit onderzoek te beantwoorden vragen geformuleerd (de vraagstelling).
2.1
Doelstelling
Dit onderzoek is voornamelijk kennisgericht, het is gericht op het (gedeeltelijk) oplossen van het huidige kennisprobleem met betrekking tot straatcultuur in Nederland. Hoewel het onderzoek ook nuttig kan zijn voor de praktijk, is het dus niet direct gericht op het oplossen van een praktijkprobleem. Daarnaast is het onderzoek voornamelijk toetsend; op basis van literatuuronderzoek is een verklaringsmodel opgesteld dat wordt getoetst voor de Utrechtse situatie. Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de mate waarin jongeren zich identificeren met de straatcultuur en hier ook een verklaring voor te vinden: welke jongeren behoren tot de straatcultuur en waarom? Wetenschappelijke relevantie: er lijkt nog vrij weinig onderzoek te zijn gedaan naar straatcultuur in Nederland; de meeste literatuur over dit onderwerp heeft betrekking op de Verenigde Staten. Hoewel onderzoek naar de straatcultuur in de VS inzicht kan geven in de Nederlandse straatcultuur, zijn er tussen beide landen ook belangrijke verschillen. Voor het begrijpen en verklaren van straatcultuur in Nederland is onderzoek in Nederland dan ook noodzakelijk. Maatschappelijke relevantie: Professionals (leraren, politie, et cetera) krijgen in hun beroepspraktijk te maken met jongeren uit de straatcultuur; het is voor hen vaak lastig om te gaan met deze jongeren. Vooral wanneer het gedrag van jongeren uit de straatcultuur gecorrigeerd moet worden, zorgt de botsing tussen de burgerlijke cultuur van de professionals en de straatcultuur voor problemen (Kaldenbach, 2005). Onderzoek naar de straatcultuur kan inzichten opleveren die professionals kunnen helpen met jongeren uit de
8
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
straatcultuur om te gaan. Wanneer professionals bekend zijn met de achtergronden en oorzaken van het bestaan van een straatcultuur en begrijpen waarom bepaalde jongeren tot de straatcultuur gaan behoren, zal het voor hen makkelijker zijn alternatieve manieren te vinden om met deze jongeren om te gaan. Daarnaast kan het bestaan van een straatcultuur ook een indicatie zijn van
bepaalde
maatschappelijke
problemen
als
discriminatie,
uitsluitingsprocessen, et cetera. De resultaten van dit onderzoek kunnen mogelijk ook daarin inzicht geven. Dit kan interessant zijn voor beleidsmakers wanneer ze deze problemen willen aanpakken.
2.2
Vraagstelling
Aan de ene kant wil ik met dit onderzoek de groep jongeren die tot de straatcultuur behoort beschrijven; hoe groot is deze groep en wat kenmerkt deze groep jongeren? Aan de andere kant wil ik ingaan op de waaromvraag; welke rol speelt etniciteit, welke rol spelen maatschappelijke processen als sociale uitsluiting, familie? De vraagstelling van mijn onderzoek is dan ook tweeledig, bestaat uit een beschrijvend en een verklarend deel en luidt als volgt: a) Welk gedeelte van de jongeren identificeert zich met de straatcultuur en wat zijn de kenmerken van deze jongeren?4 b) Welke factoren kunnen inzicht geven in het identificeren met de straatcultuur door jongeren?
Ik gebruik hier de term identificatie met de straatcultuur, omdat alleen opvattingen zijn onderzocht en geen concrete gedragingen. Het onderzoeken van zowel opvattingen als concrete gedragingen zou niet mogelijk zijn geweest binnen de beperkte tijd en mogelijkheden die er voor een bacheloronderzoek zijn. 4
9
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
3.
Theoretisch Kader 3.1 Inleiding
De eerste aanleiding voor dit onderzoek was het lezen van een boek over straatcultuur in Nederland (Respect van Hans Kaldenbach, 2005). Op basis van één literatuurbron kan natuurlijk geen goed onderzoek uitgevoerd worden; om het fenomeen straatcultuur goed te kunnen onderzoeken, is het noodzakelijk eerst uitgebreid de literatuur over dit verschijnsel te bestuderen. Deze literatuurstudie heeft zijn eigen doel- en vraagstelling; deze worden zo eerst besproken. Daarna wordt ingegaan op de relatie tussen de literatuurstudie en de probleemstelling en op het interdisciplinaire karakter van deze literatuurstudie.
3.1.1 Doel- en vraagstelling Het doel van deze literatuurstudie is het uitwerken van centrale concepten uit de vraagstelling, zodat deze gedefinieerd en geoperationaliseerd kunnen worden. Specifiek gaat het om het begrip straatcultuur. Op basis van deze literatuurstudie is dit begrip zodanig geoperationaliseerd dat via een vragenlijst gemeten kon worden in welke mate jongeren zich met de straatcultuur identificeren. Naast het definiëren en operationaliseren van het begrip straatcultuur, heeft deze theoretische verdieping ook het opstellen van een verklaringsmodel als doel. Belangrijke begrippen uit dit verklaringsmodel worden ook gedefinieerd en geoperationaliseerd. De volgende vragen worden beantwoord: a) Wat is straatcultuur? b) Waarom identificeren jongeren zich met de straatcultuur (en hoe kan dit in een verklaringsmodel gevat worden)?
3.1.2 Relatie met probleemstelling De vraagstelling die ik met mijn onderzoek wil beantwoorden, luidt als volgt:
10
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
a) Welk gedeelte van de jongeren identificeert zich met de straatcultuur en wat zijn de kenmerken van deze jongeren? b) Welke factoren kunnen inzicht geven in het behoren tot de straatcultuur door jongeren? Om deze vraagstelling te kunnen beantwoorden is het nodig het begrip straatcultuur verder uit te werken en meetbaar te maken. Hetzelfde geldt voor de factoren die mogelijk inzicht kunnen geven in het behoren tot de straatcultuur door jongeren. Het gaat hier om een toetsend onderzoek. Er is aan de hand van deze literatuurstudie een verklaringsmodel opgesteld voor het behoren tot de straatcultuur. Dit model is aan de hand van de verzamelde empirische gegevens getoetst.
3.1.3 Interdisciplinariteit Het verschijnsel straatcultuur wordt tijdens deze literatuurstudie vanuit verschillende disciplines bekeken (onder andere sociologie, antropologie, stadsgeografie, cultural studies). Hierdoor komen verschillende niveaus aan bod: individueel niveau (bijvoorbeeld wanneer het gaat om individuele zingeving), groepsniveau (om te spreken over straatcultuur is het bijvoorbeeld van belang dat er een collectief element is, groepsvorming) en maatschappijniveau (bijvoorbeeld wanneer gekeken wordt naar achterliggende maatschappelijke processen). In de volgende paragraaf (3.2) wordt ingegaan op de vraag ‘Wat is straatcultuur?’. In paragraaf 3.3 worden verklaringen voor het behoren tot de straatcultuur onderzocht; in paragraaf 3.4 wordt nader ingegaan op de verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse context. In paragraaf 3.5 wordt een verklaringsmodel gepresenteerd; de conclusie vormt tenslotte paragraaf 3.6.
11
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
3.2 Wat is straatcultuur? Dit hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op de Amerikaanse literatuur en dan met name op de werken van Elijah Anderson. Hij deed veel onderzoek in Amerikaanse ‘zwarte’ getto’s, onder andere door participerende observaties. Zo leerde hij steeds meer over hoe ‘het leven op straat’ in elkaar zit, welke regels en codes er zijn. Dit betekent niet dat straatcultuur alleen in getto’s in grote steden voorkomt, maar bepaalde uitingsvormen zullen op andere locaties wel anders zijn (bijvoorbeeld: kledingstijl, taalgebruik). Ook tussen de Verenigde Staten en Nederland zullen er qua vorm verschillen zijn; op verschillen tussen de Amerikaanse en Nederlandse context wordt in paragraaf 3.4 ingegaan. In dit hoofdstuk wordt eerst een algemeen beeld van de straatcultuur geschetst; vervolgens wordt een aantal specifieke elementen besproken.
3.2.1 Algemene beschrijving Wat als eerste opvalt is dat het bij straatcultuur vooral om jongens en mannen gaat; groepjes jongens en mannen die zich regelmatig op straat bevinden. De straat neemt een belangrijke plek in in hun leven, daar ontmoeten ze peers, kunnen ze laten zien wie ze zijn, respect verdienen (en ook weer verliezen). Vandaar ook de naam ‘straatcultuur’. Binnen de straatcultuur staat iemands respect constant op het spel en het behouden van respect is een belangrijk onderdeel van de straatcultuur. Anderson (1994, p. 82) ziet respect zelfs als het meest belangrijke binnen de straatcultuur: ‘ At the heart of the code [of the streets] is the issue of respect – loosely defined as being treated “right,” or granted the deference one deserves.’ . Straatcultuur wordt vaak afgezet tegen de burgerlijke cultuur van de middenklasse, door wetenschappers die schrijven over de straatcultuur, maar ook in het dagelijks leven van mensen. In de buurten waar Anderson onderzoek deed, maakten bewoners het onderscheid tussen decent en street families. Vanuit de burgerlijke cultuur wordt de straatcultuur over het algemeen gezien als deviant. Binnen de sociale wetenschappen bestaan veel verschillende theorieën over deviantie, maar er is ook veel kritiek op het begrip. Het begrip deviantie impliceert volgens critici het bestaan van een gedeelde set normen binnen een samenleving; een aanname die volgens hen niet correct is (Bounds,
12
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
2004). Hier wordt het begrip deviantie wel gebruikt, maar er wordt niet uitgegaan van het bestaan van een set normen die door alle leden van de samenleving gedeeld wordt. Deviantie is een (sub)cultureel construct; binnen een cultureel heterogene samenleving kunnen dus meerdere, mogelijk tegenstrijdige, definities van deviantie bestaan. Wel is er een verschil in de machtspositie van verschillende definities; sommige definities hebben een dominante positie doordat ze zijn vastgelegd in wetten (ibid.). Gedrag is nooit inherent deviant, maar is dat altijd vanuit het perspectief van de gedeelde waarden van een bepaalde groep. Deviantie wordt nog al eens gelijkgesteld met criminaliteit. Het is belangrijk op te merken dat dit absoluut niet het geval is (ibid., Kaldenbach, 2005). De stap naar bepaalde vormen van criminaliteit is mogelijk echter wel kleiner dan bij de burgerlijke cultuur, namelijk de stap naar criminaliteit op straat (vernielingen, straatroven, et cetera). In de media krijgt gedrag van jongeren op straat vaak disproportioneel veel aandacht (dit wordt ook wel deviance amplification genoemd; Bounds, 2004), waardoor kleine incidenten al snel kunnen zorgen voor morele paniek (Baldwin et al, 2004; Kaldenbach, 2005, Pavis & Cunningham- Burley, 1999). Vanuit de straatcultuur gezien is de burgerlijke cultuur deviant; wanneer een persoon binnen de straatcultuur burgerlijke neigingen vertoont, zal dit in de meeste gevallen leiden tot een verlies van respect (Anderson, 1990): ‘(…) to be nice is a signal of weakness (…)’ (Jacobs & Wright, 1999, p. 160). Hetzelfde geldt voor het toegeven van fouten en het aanbieden van excuses, wat vooral voor problemen zorgt in de omgang met autoriteiten (Kaldenbach, 2005). Samenvattend kan gezegd worden dat de belangrijkste kenmerken van de straatcultuur zijn: het gebruik van de straat, het belang van respect, opvattingen ten opzichte van autoriteit. Deze kenmerken zullen hieronder één voor één besproken worden.
3.2.2 De straat Volgens Bounds (2004, p.144) zijn openbare ruimtes dagelijkse, toegankelijke ruimtes die mogelijkheden bieden voor het construeren van een identiteit en een plaats bieden voor self-management. De straat is openbare ruimte bij uitstek. Het is de plaats waar leden van de straatcultuur samenkomen en waar het grootste deel van
13
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
de sociale interactie plaatsvindt (Anderson, 1978). De straat is naast een geografische locatie ook een sociaal construct. De straat is een open ruimte met over het algemeen relatief weinig sociale controle: ‘[The streets] represent for many young people a place to express themselves without close parental or ‘adult’ control, at little or no cost at financial terms. It is also a sphere or domain where things happen, where there are people to see and where one can be seen by others. In short, for many young people the street is an important site for social activity. And the intrusion of ‘authority’ into one’s social affairs can and does create resentment and resistance, especially if this is done in a heavy handed fashion’ (Malone, 2002, p.162). De straat biedt dus zowel geografisch als sociaal de ruimte voor de straatcultuur (Pavis & Cunningham-Burley, 1999). Volgens Baldwin et al (2004) is er in een samenleving sprake van een rangorde van culturen, op basis van cultural power. De straatcultuur heeft een ondergeschikte positie ten opzichte van de burgerlijke cultuur, behalve in sommige buurten. In de buurten die Anderson (1990) beschrijft geldt de code of the street, ook voor diegenen die zich niet met de straatcultuur identificeren. De straat is meestal de enige plaats waar leden van de straatcultuur een dominante positie hebben, daardoor is de identificatie met de straat of de buurt vaak sterk (ibid.). Leden van de straatcultuur hebben vaak weinig toekomstperspectief (verderop in paragraaf 3.3.4 wordt hier dieper op ingegaan); dit zorgt voor een sterke gerichtheid op het hier en nu, de immediate social setting, de straat (Jacobs & Wright, 1999)
3.2.3 Respect Leden van de burgerlijke cultuur krijgen constant respect, vaak zonder dat zij dit zelf merken. Binnen de straatcultuur is dit anders, daar wordt vaak een tekort aan respect ervaren, wat niet onopgemerkt gaat (Kaldenbach, 2005). Doordat respect problematisch en onzeker is, kijkt men in de straatcultuur anders aan tegen respect dan in de burgerlijke cultuur. Respect is niet vanzelfsprekend, maar een schaars goed, waar je (soms letterlijk) voor moet vechten: ‘Respect is viewed as almost an external entity that is hard-won but easily lost, and so must be constantly guarded.’ (Anderson, p. 82, 1994). Om respect te behouden is het van belang geen gezichtsverlies te leiden en niet ‘gedist’ (met disrespect behandeld) te worden. Gezichtsverlies lijdt men bijvoorbeeld wanneer men in het bijzijn van peers te
14
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
toegevend is ten opzichte van autoriteiten. Het is daarnaast belangrijk coolheid uit te stralen. Kleding en accessoires kunnen bijdragen aan een cool imago; het zijn status enhancing items (Jacobs & Wright, 1999) Jacobs & Wright (1999) onderzochten de rol van straatcultuur in de levens van jongeren veroordeeld voor straatroof. Zij kwamen tot de conclusie dat het leven van deze jongeren gekenmerkt wordt door uitzichtloosheid en dat ze daarom elke kans aangrijpen om te laten zien dat ze iets waardevols hebben (bijvoorbeeld dure schoenen): ‘On the streets, the image one projects is everything (…)’ (p.165). 3.2.4 Autoriteit Binnen de straatcultuur is er over het algemeen sprake van een negatieve houding ten opzichte van autoriteiten. De politie wordt niet vertrouwd en wordt gezien als vertegenwoordiger van de blanke dominante maatschappij (Anderson, 1994). Ook andere professionals zoals leraren worden vaak in eerste instantie niet vertrouwd (dit vertrouwen kan soms wel gewonnen worden). Professionals botsen vaak met jongeren uit de straatcultuur, vooral wanneer gedrag van jongeren gecorrigeerd moet worden (Kaldenbach, 2005; Davies, 1999). Vanuit de burgerlijke cultuur van de meeste professionals wordt het belangrijk gevonden dat fouten eerlijk worden toegegeven en dat er excuses worden gemaakt. Binnen de straatcultuur is het juist van belang nooit toe te geven of je te verontschuldigen; dit zorgt voor een verlies aan respect (Kaldenbach, 2005).
3.3 ‘Waarom’ is straatcultuur? In de vorige paragraaf is een beschrijving gegeven van wat straatcultuur is; in deze paragraaf wordt gekeken naar de sociale factoren die mogelijk inzicht kunnen geven in het behoren tot de straatcultuur door jongeren. Bij de verklaring van straatcultuur spelen sociale factoren op verschillende niveaus een rol. Allereerst is de sekse van een persoon van belang en de familiesituatie waarin men opgroeit. Ook de buurt waarin men woont speelt een belangrijke rol; tenslotte is er nog een aantal maatschappelijke processen dat van invloed is.
15
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht 3.3.1 Sekse
Eerder is al opgemerkt dat het bij straatcultuur voornamelijk om jongens en mannen gaat. Binnen de straatcultuur is er een sterke link tussen mannelijkheid en respect: ‘(…) manhood and respect are flip sides of the same coin (…).’ (Anderson, 1994, p.89). De straat levert een sociale context waarbinnen jonge mannen een bepaald type mannelijkheid kunnen ontwikkelen (Pavis & Cunningham-Burley, 1999). De opvatting heerst dat een ‘echte’ man de code van de straat kent; kent een man deze code niet, dan verdient hij minder respect. Ook voor meisjes is het belangrijk gerespecteerd te worden, maar zij proberen dit respect op een andere manier te verkrijgen. Terwijl jongens veelal op straat proberen respect te krijgen door met hun houding en fysieke verschijning te laten zien dat ze ‘echte’ mannen zijn, draait respect bij meisjes vooral om ‘wie heeft wat gezegd over wie’ en ‘wie ziet er het mooist uit’ (Anderson, 1994; Davies, 1999). Bij de oververtegenwoordiging van jongens in de straatcultuur speelt ook de opvatting mee dat jongens op straat het fysieke geweld controleren en dat meisjes hier niet tegen op kunnen. Dit maakt dat een gedeelte van de meisjes de straat uit veiligheidsoverwegingen vermijdt (Anderson, 1990). Het aantal meisjes dat het gedrag van jongens uit de straatcultuur probeert te kopiëren lijkt echter wel toe te nemen (Anderson, 1994).
3.3.2 Familie
Het gezin waarin een jongere opgroeit, is van invloed op het al dan niet behoren tot de straatcultuur. Er kan hierbij een onderscheid worden gemaakt tussen street families en decent families (Anderson, 1994). Street families wijzen de normen en waarden van de burgerlijke middenklasse over het algemeen af. Kinderen in deze families ervaren weinig supervisie en kunnen daardoor veel tijd op straat doorbrengen. Deze kinderen groeien op binnen de straatcultuur, wat de kans vrij groot maakt dat ze zich ook als jongeren met de straatcultuur zullen identificeren (ibid.; Davies, 1999). Decent families accepteren over het algemeen de normen en waarden van de burgerlijke middenklasse en proberen deze ook over te brengen op hun kinderen. Kinderen in deze families genieten vaak een strenge opvoeding en ervaren meer supervisie; ouders proberen hun kinderen te beschermen tegen wat zij
16
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
zien als de ‘slechte invloed’ van de straat. Ouders gebruiken hiervoor verschillende opvoedingsstrategieën. Jarrett (2001) deelt deze strategieën in in vier typen: family protection strategies (bijvoorbeeld het beperken van contact met buren die mogelijk een slechte invloed hebben op de kinderen), child monitoring strategies (bijvoorbeeld kinderen verbieden naar buiten te gaan zonder dat één van de ouders erbij is), parental resource-seeking strategies (bijvoorbeeld het zoeken naar buitenschoolse activiteiten voor kinderen), in-home learning strategies (bijvoorbeeld thuis extra oefenen met schoolwerk). Jongeren die opgroeien in burgerlijke gezinnen komen buitenshuis natuurlijk wel in aanraking met straatcultuur. Of een jongere al dan niet behoort tot de straatcultuur wordt dan ook niet gedetermineerd door de thuissituatie (Anderson, 1994). Familie speelt ook een rol bij het verschil tussen jongens en meisjes. Meisjes ervaren over het algemeen meer controle door de familie, waardoor zij minder ruimte hebben dan jongens om zich op straat te begeven (Davies, 1999).
3.3.3 Buurt De relatie tussen mensen en de buurt waarin zij wonen is er een van wederzijdse beïnvloeding: ‘ (…) a neighbourhood takes its character from the values and lifestyles of its residents; however, reciprocally, its personality is also a context that acts to reinforce and narrow a range of human responses’ (Ley, geciteerd in Knox & Pinch, 2000, p.277). De meeste literatuur over straatcultuur heeft betrekking op ‘zwarte’ getto’s in de Verenigde Staten; dit zijn buurten waar een sterke mate van residentiële segregatie is naar inkomen en etniciteit. Residentiële segregatie van minderheden is voor een groot deel te verklaren door externe factoren als discriminatie, maar ook functionele aspecten spelen een rol. Concentratie van een bepaalde groep in een bepaalde buurt biedt de mogelijkheid voor het onderhouden van een cultuur die afwijkt van de mainstream cultuur. Deze functie van residentiële segregatie wordt meestal in verband gebracht met migrantengroepen die (bepaalde elementen van) de cultuur uit het land van herkomst proberen te behouden, maar voor de straatcultuur geldt deze functie net zo goed. (Knox & Pinch, 2000). De straatcultuur heeft een betere kans zich te ontwikkelen in buurten waar een sterke mate van residentiële segregatie is. Jongeren die in deze buurten opgroeien zullen
17
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
dan ook eerder in aanraking komen met straatcultuur en de ruimte hebben te interacteren met jongeren met dezelfde opvattingen. Er kan in een bepaalde buurt dus sprake zijn van een buurteffect: ‘people tend to conform to what they perceive as local norms in order to gain the respect of their local peer group’ (ibid. p. 285). De straatcultuur kan zo ook worden doorgegeven van generatie op generatie binnen een bepaald gebied (cultural transmission, ibid.); de straatcultuur is dan een locale traditie (Bennet, 1999). Het collectieve element dat in sommige buurten mogelijk is, maakt dat er ook echt sprake is van een straatcultuur (Kaldenbach, 2005). De straatcultuur wordt gezien als een reactie op het gevoel afgewezen te worden door de maatschappij. Naar de buurten die Anderson (1990) onderzocht, wordt volgens de bewoners weinig omgekeken; er heerst als het ware het gevoel dat de hele buurt wordt afgewezen door de maatschappij. Het is dan niet onvoorstelbaar dat het wonen in deze buurten het gevoel van afwijzing en isolatie versterkt, wat de identificatie met de straatcultuur kan versterken.
3.3.4 Maatschappelijke processen De straatcultuur kan gezien worden als subcultuur. Door de straatcultuur te analyseren als subcultuur, kunnen micro- , meso- en macroniveau geïntegreerd worden. Individuele acties kunnen in verband worden gebracht met groepsnormen; groepen kunnen vervolgens weer geplaatst worden in de bredere cultuur en sociale structuur (Davies, 1999). Een subcultuur verbindt individueel gedrag met achterliggende factoren, ze slaat anders gezegd een brug tussen individual agency en brede maatschappelijke processen (Jacobs & Wright, 1999). Het onderzoek naar subculturen begon begin twintigste eeuw in de Verenigde Staten door de onderzoekers van de Chicago School. Deze had vooral aandacht voor in hun ogen ‘deviante’ subculturen. De Chicago School had een sterk etnografische benadering en zag subculturen als volgt: ‘[Subcultures] constitute alternative systems of shared symbolic meaning for their members.’ (Bucholtz, 2002, p. 536). De Subcultural Theory van de Chicago School gaat ervan uit dat urbanisme het sociale leven beïnvloedt doordat ze sociale groepen op een positieve manier versterkt; de urbane organisatievorm promoot de ontwikkeling van diverse subculturen (Bounds, 2004, p.26). In de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw had de Birmingham
18
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
School (ook wel CCCS) een sterke invloed op het denken over subculturen. De Birmingham School ging er net als de Chicago School vanuit dat subculturen essentieel zijn voor het begrijpen van ‘deviantie als normaal gedrag’ in bepaalde sociale omstandigheden (Bennet, 1999, p.600). De Birmingham School is echter ook beïnvloed door de Marxistische culturele theorie, met als gevolg een focus op de working class en de materiële problemen daarvan (naast de ‘symbolische’problemen waar de Chicago School zich voornamelijk op richtte). Zij maakte vooral gebruik van semiotische analyse (Bulcholtz, 2002). Binnen de traditie van de Birmingham School worden subculturen geanalyseerd in termen van oppositie ten opzichte van, en incorporatie in de dominante cultuur (Baldwin et al, 2004). Subculturen kunnen gezien worden als het gevolg van conflict tussen structuur en cultuur: groepen vormen subculturen wanneer zij ervaren dat ze achtergesteld worden door sociale structuren in de maatschappij; wanneer er een spanning is tussen doelen en toegankelijkheid daarvan (ibid.; Bounds, 2004). Gangs in Los Angeles kunnen zo bijvoorbeeld gezien worden als reactie op de sociale positie van de leden. Zij hebben te maken met onder andere werkloosheid en armoede; het vormen van een gang is een ‘oplossing’ voor deze problemen; het behoren tot een gang verschaft een gevoel van identiteit (Bucholtz, 2002). Hoewel gangs en straatcultuur niet hetzelfde zijn gangs zou je kunnen zien als een extreme vorm van straatcultuur - zijn bij de vorming van straatcultuur wel soortgelijke oorzaken te vinden. Volgens Anderson (1994) is de straatcultuur een reactie op een extreem gevoel van vervreemding van de mainstream maatschappij en de bijbehorende instituties. Deze vervreemding gaat samen met een gebrek aan toekomstperspectief; het behalen van doelen die dominant zijn in de burgerlijke cultuur lijkt onmogelijk. De straatcultuur is een manier om hiermee om te gaan; deze biedt een alternatieve manier om respect te verkrijgen. Straatcultuur is volgens de analyse van Birmingham School echter een symbolische oplossing, problemen als armoede en discriminatie worden er niet mee opgelost: [Subcultures] “solve”, but in an imaginary way, problems which are at the concrete material level remain unresolved (Clarke et al, geciteerd in Baldwin et al, 2004). Dat het volgens de Birmingham School slechts om een imaginary solution gaat, heeft te maken met het feit dat zij het ‘probleem’ van jongeren binnen een subcultuur definiëren op het materiële niveau. Wanneer uit wordt gegaan van een probleemdefinitie op het symbolische niveau (bijvoorbeeld een gebrek aan respect en zingeving), vormt de straatcultuur wel degelijk een ‘echte’ oplossing. Voor sommigen
19
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
kan een subcultuur ook op materieel niveau voor een concrete, niet symbolische, oplossing zorgen. Subculturen kennen vaak creatieve kanten (bijvoorbeeld rap bij straatcultuur). Wanneer deze uitingsvormen aanslaan bij de mainstream, kan dit element van de subcultuur voor een aantal talentvolle leden een concrete oplossing vormen voor materiële problemen (bijvoorbeeld gangstarappers die door hun succes van de getto naar Beverly Hills konden verhuizen). Naast het feit dat de straatcultuur zich afzet tegen de dominante cultuur, is er ook sprake van incorporatie in de dominante cultuur. Doordat de straatcultuur zich afzet tegen de burgerlijke cultuur, ontstaat er een vicieuze cirkel. De straatcultuur als reactie op het afgewezen worden door de maatschappij versterkt de afwijzing door de maatschappij, wat weer voor een sterkere identificatie met de straatcultuur zorgt (Anderson, 1994). Hoe meer een jongere zich vervreemd voelt van de mainstream maatschappij, hoe groter de kans op identificatie met de straatcultuur; andersom geldt dat identificatie met de straatcultuur de kans op een gevoel van vervreemding van de maatschappij vergroot (Anderson, 1994; Pavis & Cunningham, 1999). Vervreemding (alienation) is in oorsprong een begrip uit de Marxistische theorie waar het duidde op het verlies aan controle door arbeiders onder een kapitalistisch regime. Breder gezien duidt het begrip vervreemding op: een gevoel van machteloosheid, ontevredenheid,
wantrouwen
en
afwijzing
van
de
heersende
macht
en
welvaartsverdeling (Knox & Pinch, 2000, p. 283) Armoede en werkloosheid zijn belangrijke oorzaken van een gevoel van vervreemding (Anderson, 1990). Een gevoel van vervreemding kan echter al beginnen op school. Wanneer een kind/jongere weinig schoolsucces heeft, leidt dit tot een deuk in het zelfvertrouwen, frustratie en een sterke behoefte aan een sociaal imago dat waardering oplevert (Davies, 1999). De straatcultuur kan deze behoefte vervullen. Jongeren die weinig kansen hebben op school en op de arbeidsmarkt, ervaren een gebrek aan toekomstperspectief (Jacobs & Wright, 1999); ze hebben een limited stake in society (Pavis & Cunningham, 1999, p.593). Ook discriminatie en racisme kunnen zorgen voor het gevoel afgewezen te worden door de mainstream society (ibid.). Omdat jongeren uit etnische minderheden hier meer mee te maken hebben, zullen deze een relatief groot gedeelte van de straatcultuur vormen (Kaldenbach, 2005).
20
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
3.4 Verenigde Staten, Nederland en Utrecht Deze literatuurverdieping is tot nu toe voornamelijk gebaseerd op literatuur uit de Verenigde Staten. Tussen Nederland en de Verenigde Staten zijn echter belangrijke verschillen die relevant zijn voor de ontwikkeling van een straatcultuur. Op deze verschillen wordt zo eerst ingegaan. Daarna wordt ingegaan op de situatie van jongeren in Utrecht, omdat daar de data voor dit onderzoek zijn verzameld.
3.4.1 De Verenigde Staten en Nederland Wanneer we kijken naar de buurten in de Verenigde Staten waar onderzoek is gedaan naar straatcultuur, zien we dat dit een soort buurten zijn die in Nederland eigenlijk niet voorkomen. Het zijn buurten waar sprake is van zeer sterke residentiële segregatie, zowel naar inkomen als naar etniciteit/ras. Het zijn extreem arme en ‘zwarte’ buurten. Door zowel de armoede als de segregatie, zijn mensen in deze buurten sterk geneigd zich te identificeren met de straatcultuur. In Nederland is er in veel mindere mate sprake van segregatie (Bolt et al, 2000; Van Kempen & Priemus, 1999). Dit heeft te maken met het feit dat de verzorgingsstaat in Nederland uitgebreider is dan in de Verenigde Staten; vooral de huursubsidie (nu huurtoeslag) speelt hierbij een belangrijke rol (Van Kempen, 1994). Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is de rol van de overheid met betrekking tot de woningmarkt wel aan het veranderen. Door toenemende marktwerking worden er steeds meer duurdere woningen gebouwd en minder goedkope woningen (Van Kempen & Priemus, 1999). De terugtrekking van de verzorgingsstaat in het algemeen, zorgt voor een toename van de inkomensongelijkheid in Nederland (Van Kempen & Weesep, 1998). Doordat tegelijkertijd mensen met midden en hoge inkomens wegtrekken uit de stad, ontstaat er steeds meer een doughnut structuur: ‘well off suburbs surrounding a central city plagued by poverty and unemployment’ (Van Kempen & Priemus, 1999, p. 646). Een ander verschil tussen de Verenigde Staten en Nederland heeft betrekking op de relatie tussen etniciteit en straatcultuur. Onderzoeken naar straatcultuur in de Verenigde Staten vonden vooral plaats in buurten waar vrijwel uitsluitend AfrikaansAmerikanen wonen. Er is echter geen directe link tussen etniciteit en straatcultuur. Het onderzoek van Pavis en Cunningham (1999) naar Male Youth Street Culture in
21
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Engeland, werd uitgevoerd in een vrijwel compleet ‘witte’ buurt en ook daar was sprake van straatcultuur. Er kan wel een indirect verband zijn tussen etniciteit en straatcultuur: wanneer er sprake is van discriminatie kan dat een gevoel van vervreemding versterken, waardoor men eerder geneigd is zich te identificeren met de straatcultuur. In Nederland zien we dat de straatcultuur in grote steden multicultureel is. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk uit de straattaal in Nederland. Deze heeft het Nederlands als basis, maar kent woorden uit veel verschillende talen: Engels, Turks, Marokkaans-Arabisch, Marokkaans-Riffijns, Surinaams, Antilliaans (El Kandoussi, 2006; Online Straattaal Woordenboek; Online Slang Woordenboek; zie de conclusie voor een voorbeeld van het multiculturele karakter van straattaal).
3.4.2 Jongeren in Utrecht In deze paragraaf wordt ingegaan op de situatie van jongeren in Utrecht. Eerder hebben we gezien dat armoede, werkeloosheid en gebrek aan succes op school de identificatie met de straatcultuur kan versterken. Er wordt daarom eerst gekeken naar school en werk in Utrecht. Vervolgens wordt er onderzocht welke Utrechtse buurten goede mogelijkheden bieden voor de ontwikkeling van een straatcultuur. Tenslotte wordt er gekeken naar de rol van etniciteit bij Utrechtse jongeren. School en Werk In Utrecht is er net als in de rest van het land een afname van ongeschoold en laaggeschoold werk (Van Kempen, 1994; De Sociale Staat van Utrecht, 2006). Vergeleken met de landelijke arbeidsmarkt heeft de Utrechtse arbeidsmarkt relatief weinig laaggeschoolde arbeidsplaatsen te bieden (ibid.). Hierdoor ontstaat er een mismatch tussen vraag en aanbod. Veertig procent van de Utrechtse jongeren heeft namelijk geen startkwalificatie5. Het aantal jongeren dat voortijdig (dat wil zeggen zonder startkwalificatie) de school verlaat, neemt toe. In het schooljaar 2004/2005 ging het om 1194 Utrechtse jongeren (De Sociale Staat van Utrecht, 2006). De werkloosheid onder jongeren is dan ook hoger dan gemiddeld: in 2005 was het werkloosheidspercentage 13,6% voor meisjes/vrouwen van 15-25 jaar en 12,5% voor
5
Een startkwalificatie is een diploma op tenminste HAVO/VWO of MBO-2 niveau.
22
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
jongens/mannen van 15-25 jaar (voor de leeftijd 15-65 was dit respectievelijk 7,7% en 5,1%; CBS, 2006)6. Utrechtse Buurten Utrecht is opgedeeld in tien wijken en 29 subwijken (zie bijlage 1 voor een kaart van de Utrechtse (sub)wijken). In een aantal van deze (sub)wijken is er sprake van een opeenstapeling van sociale ‘problemen’ die maken dat deze buurten mogelijkheden bieden voor het ontwikkelen van een straatcultuur. Het gaat om de wijk Overvecht en de subwijken Kanaleneiland, Zuilen noord/oost, Nieuw Hoograven/Bokkenbuurt (De Sociale Staat van Utrecht, 2006). Het buurtoordeel van bewoners zelf is in deze wijken minder positief dan in andere wijken:
Figuur 3.1: Buurtoordeel
Bron: De Sociale Staat van Utrecht, 2006 6
Dit zijn landelijke cijfers, voor Utrecht alleen zijn deze cijfers niet beschikbaar.
23
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
De sociaal-economische achterstandscore in deze buurten varieert van 49-84; het Utrechtse gemiddelde is 38. Er is in deze buurten sprake van een lage arbeidsparticipatie (in Kanaleneiland is deze bijvoorbeeld 55%) en van relatief veel schoolverzuim. Kinderen uit deze buurten hebben vaker een achterstand op school en scoren gemiddeld lager op de Cito-toets. Ook wonen er meer dan in andere buurten mensen die aan het eind van de maand geld te kort komen en is het aantal inwoners dat een bijstandsuitkering heeft hoger dan gemiddeld (ibid.). Het sociale klimaat is in deze buurten minder positief dan in de andere Utrechtse buurten. Er is sprake van minder sociale cohesie, minder tolerantie en er zijn meer spanningen tussen jong en oud (er wordt in deze buurten dan ook meer overlast van jongeren ervaren). Ook zijn de inwoners minder tevreden over hun persoonlijk en maatschappelijk welbevinden; dat betekent dat ze zich minder geaccepteerd voelen door de Nederlandse samenleving (ibid.). In deze buurten is er anders gezegd een concentratie van lage inkomens en werkloosheid; kenmerken die een gevoel van vervreemding en zo ook identificatie met de straatcultuur kunnen versterken. Inwoners van deze buurten voelen zich dan ook minder geaccepteerd; wat erop wijst dat er tenminste onder sommige bewoners inderdaad sprake is van een gevoel van vervreemding. Etniciteit Ongeveer veertig procent van de Utrechtse jongeren heeft naast een Nederlandse ook een niet-Nederlandse achtergrond. Etniciteit is relevant voor de identificatie met de straatcultuur wanneer zij van invloed is op, of samenhangt met, factoren die de identificatie met de straatcultuur versterken of verminderen. Turks-Nederlanders en Marokkaans-Nederlanders vormen de grootste groepen allochtonen in Utrecht. Het maatschappelijk welbevinden is bij deze groepen minder dan bij andere Utrechters; ze voelen zich minder thuis in Nederland. Allochtone jongeren worden vaker gediscrimineerd dan autochtone jongeren; vooral Surinaams-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren worden vaak gediscrimineerd. Daarnaast zien we dat etniciteit samenhangt met werkloosheid. In 2005 was 23% van de niet-westerse allochtonen (15-24 jaar) werkloos, voor autochtone jongeren was dit 12% (ibid.).
24
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
3.5 Verklaringsmodel In deze paragraaf wordt aan de hand van de in het vorige hoofdstukken beschreven theorie een verklaringsmodel gebouwd dat empirisch getoetst kan worden. Het gaat om een structureel regressiemodel, wat betekent dat het zowel componenten van een meet- als een factormodel bevat. In het model komen de volgende variabelen voor: de factor straatcultuur (mate van identificatie met de straatcultuur), gemeten aan de hand van de indicatoren straat (belang van de straat in het leven van respondent), respect (mate waarin opvattingen over respect overeenkomen met die uit de straatcultuur) en gezag (mate waarin opvattingen over autoriteit overeenkomen met die uit de straatcultuur); de factor vervreemding (sterkte van het gevoel van vervreemding van de maatschappij), gemeten aan de hand van de indicatoren toekomst (hoe positief is het toekomstperspectief) en afwijzing (in welke mate wordt er afwijzing door de maatschappij ervaren); sekse; etniciteit; discriminatie (mate waarin discriminatie/racisme wordt ervaren); buurt (mate waarin buurt geschikt is voor straatcultuur); familie (mate waarin opvoeding street of decent is; hoe hoger de score, hoe meer decent); SES (sociaal-economische status van de ouders). Schematisch ziet het model er als volgt uit7:
7 De indicatoren zijn, om het model overzichtelijk te houden, weggelaten uit het model, ook de correlatie pijlen zijn weggelaten. In het volledige model zijn er correlatiepijlen tussen de variabelen: SES, buurt, etniciteit, familie . De verwachte richting van de effecten staat aangegeven met plusjes en minnetjes.
25
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
SES -
etniciteit
vervreemding
+
+
straatcultuur
+
discriminatie
+
+ -
buurt
sekse
-
+
familie
Figuur 3.2 Verklaringsmodel
Er worden positieve directe effecten verwacht van vervreemding en buurt op identificatie met de straatcultuur; hoe meer vervreemd een jongere zich voelt en hoe meer de buurt waarin h/zij woont geschikt is voor de straatcultuur, hoe groter de kans op identificatie met de straatcultuur ( zie paragraaf 3.3.3 en 3.3.4). Familie en sekse worden verwacht identificatie met de straatcultuur negatief te beïnvloeden; opgroeien in een decent gezin en ‘meisje zijn’ verkleinen de kans op identificatie met de straatcultuur (zie paragraaf 3.3.1 en 3.3.2). Daarnaast wordt er een positief effect van sekse op familie verwacht; meisjes ervaren meer supervisie binnen het gezin dan jongens (zie paragraaf 3.3.2) en zijn er indirecte effecten van buurt, SES en discriminatie, via vervreemding, gemodelleerd; hoe meer de buurt geschikt is voor de straatcultuur, hoe lager de sociaal-economische status en hoe meer discriminatie, hoe groter de kans dat een jongere zich vervreemd voelt van de maatschappij en hoe groter de kans op identificatie met de straatcultuur (zie paragraaf 3.3.3 en 3.3.4). Ten
26
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
slotte wordt er verwacht dat etniciteit een positief effect heeft op identificatie met de straatcultuur via discriminatie en vervreemding (zie paragraaf 3.3.4 en 3.4.2). Het model wordt ook getest voor twee groepen, te weten jongens en meisjes (de variabele sekse wordt dan natuurlijk uit het model weggelaten). Zo kan gekeken worden of de sterktes en richtingen van de effecten verschillen voor jongens en meisjes en of het achterliggende proces hetzelfde is voor beide groepen. Hoewel uit de literatuur blijkt dat er een reciprocale relatie is tussen vervreemding en straatcultuur, is er in het model alleen sprake van een effect van vervreemding op straatcultuur. Omdat bij jongeren het proces van wederzijdse beïnvloeding nog bezig is, is er nog geen sprake van een equilibrium; het is dan niet verantwoord de reciprocale relatie op te nemen in een structureel regressiemodel (Kline, 2005).
27
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
3.6 Conclusies De soort buurten in de Verenigde Staten waarin Elijah Anderson zijn onderzoek deed worden vaak gezien als plaatsen waar anomie heerst, waar normen en waarden afwezig zijn. Zoals Knox & Pinch (2000, p.210) schrijven: ‘(..) situations develop in which social norms are so muddled and weak that a social condition known as anomie develops (..)’. Bij een gedetailleerde bestudering van deze buurten, blijkt dat dit geen correct beeld is. Er is geen sprake van anomie, en wel degelijk van een morele code die de omgang tussen mensen structureert (Müller, 2004): the code of the street (Anderson, 1994). Er lijk sprake te zijn van sociale disorganisatie, maar in feite gaat het om een alternatieve organisatievorm (Bounds, 2004). Dit zou gezien kunnen worden als pariochialisering van de openbare ruimte door de straatcultuur. De straat is officieel openbare ruimte, maar doordat er een alternatieve morele code heerst, is de ruimte in werkelijkheid eerder semi-openbaar: ‘een vreemdeling [onbekend met de code of the street] voelt zich al snel een ongewenste gast.’ (Van Aalst en Bergenhenegouwen, 2003, p.397). In deze literatuurverdieping is uitgebreid ingegaan op deze code of the streets. Het gebruik van de straat, het belang van respect en de opvattingen over autoriteit blijken de belangrijkste elementen van de straatcultuur te zijn. Vervolgens is gekeken naar sociale factoren die mogelijk inzicht kunnen geven in het behoren tot de straatcultuur door jongeren. Factoren op verschillende niveaus zijn hierbij van belang: sekse, familie, de buurt en maatschappelijke processen die zorgen voor een gevoel van vervreemding. Door de straatcultuur te analyseren als subcultuur konden de verschillende niveaus met elkaar in verband gebracht worden. De straatcultuur vervult een psychosociale behoefte, is een ‘oplossing’ voor structurele problemen die jongeren tegenkomen; aan de andere kant versterkt het ook marginalisatie en is er sprake van een vicieuze cirkel (Pavis & Cunningham-Burley, 1999, p. 594) Bij vergelijking van de Nederlandse en Amerikaanse context, bleken deze vooral van elkaar te verschillen wanneer het gaat om de mate waarin er sprake is van armoede en werkloosheid in bepaalde buurten; de Nederlands situatie is minder extreem dan die in de Verenigde staten. Ook rappers Akon, Ali B en Yes-R vergelijken in hun ‘Ghetto Remix’8 buurten in de Verenigde Staten met die in Nederland; zij
8
Bron: FunX, 2006
28
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
komen tot dezelfde conclusie (dit is gelijk een voorbeeld van de multiculturele straattaal in Nederland): Akon ft. Ali B & Yes-R ‘Ghetto Remix’ Akon From Senegal to Damsko Konvict Akon Ali B and Yes-R Remix International Remix This goes out to my Tata’s in the [ghetto] My Toerkoe’s in the [ghetto] My Mokro’s in the ghetto [ghetto] This goes out to the Anti’s in the [ghetto] Maluku’s in the [ghetto] The Joego’s in the [ghetto] [Ghetto living] These streets remind me of quicksand [quicksand] When your on it you'll keep goin down [goin down] And there's no one to hold on to And there's no one to pull you out You keep on fallin ([falling] And no one can here you callin So you end up self destructing On the corner with the tuli on the waist line just got outta the bing doin state time Teeth marks on my back from the canine Dark memories of when there was no sunshine Cause they said that I wouldn't make it [I remember like yesterday] Holdin on to what god gave me Chorous This goes out to my tata’s in the [ghetto] My Toerkoe’s in the [ghetto] My Mokro’s in the ghetto [ghetto] Ghetto This goes out to the anti’s in the [ghetto] Maluku’s in the [ghetto] The Joego’s in the [ghetto] [Ghetto living] Ali B Yo, je kijkt om je heen maar kan niet geloven wat je ziet
29
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht Een gebied vol verdriet een hele wijk is failliet Een bandiet die weer schiet in de rondte voor niets
Het is een plek waar je vermoord wordt voor een simpele fiets [ooh yeah] Ik heb het over de ghetto’s van de Verenigde Staten Waar kinderen van 12 rondlopen met een wapen [ooh yeah] Maar ook in Nederland is het niet altijd wat het lijkt Criminaliteit stijgt in de achterstandswijk Kijk, ik wil niet zeggen dat de Bijlmer als New York is [even in the Bimre] Maar heel veel van die mensen die doen net of het een dorp is [keep on calling] Waar nooit wat gebeurt terwijl de flats zijn bezet door de junks aan de crack Je houdt jezelf voor de gek [oh oh oh] Akon Whoever said that this struggle would stop today A lot of niggas dead or locked away Teenage Women growing up with aids Chorous Cause thats the life when your Living in the [ghetto] oh Eating in the [ghetto] or Sleeping in the [ghetto, ghetto] Thats the life when ur Living in the (ghetto]oh Eating in the (ghetto) or Sleeping in the (ghetto, ghetto, ghetto) Yes-R Yo snap het niet… Je verdriet is diep van binnen, je wilt wel opnieuw beginnen [oh oh] Maar je wordt geconfronteerd, [look out for the skotoe] En je ziet van die dingen, je broertje gearresteerd [and don’t get locked up] Je vader zakt zachtjes neer, je moeder die kan niet meer Het doet je zeer, je dropt een traan en kijkt uit het raam Het is alsof je wijk getroffen is door een orkaan Overal liggen vuilniszakken er lopen ratten[oh yeah] Junkies die elkaar om een bolletje willen klappen [ghetto] Politie rijdt voorbij ziet iedereen als verdachte In de keiharde wereld is er geen ruimte voor een zwakte [it’s so hard] Survival of the fittest Hoeveel heb je in petto? [no time for fatoe’s] Dat is de eeuwen oude vraag als je leeft in een ghetto! [soul survivour] Chorous
30
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
4.
Methoden
De data voor dit onderzoek zijn verzameld met behulp van vragenlijsten. Er is voor deze kwantitatieve onderzoeksstrategie gekozen, omdat op deze manier de vraag beantwoord kan worden welk gedeelte van de jongeren zich met de straatcultuur identificeert. Met een kwalitatieve onderzoeksstrategie is dit niet mogelijk. Een andere reden om voor een vragenlijst als onderzoeksmethode te kiezen is dat dit een goede manier is om opvattingen van mensen te meten; zou het onderzoek over concrete gedragingen gaan in plaats van identificatie met de straatcultuur, dan was een andere onderzoeksmethode wellicht geschikter geweest. Ten slotte is er voor kwantitatief onderzoek gekozen omdat er al voldoende theorie bestaat op basis waarvan een verklaringsmodel voor identificatie met straatcultuur kon worden opgesteld (had er nog geen of weinig theorie bestaan met betrekking tot straatcultuur, dan was een kwalitatieve benadering als grounded theory logischer geweest). De vragenlijsten voor dit onderzoek zijn afgenomen op twee middelbare scholen in Utrecht bij vier VMBO-4 klassen. Hiervoor is gekozen omdat op deze manier bij meerdere respondenten tegelijk een vragenlijst af kan worden genomen. Er is voor de vierde klas gekozen, omdat deze jongeren niet heel jong meer zijn en meer dan jongere jongeren ervaring hebben met situaties relevant voor identificatie met de straatcultuur (bijvoorbeeld bij het vinden van een stageplaats). Deze jongeren zijn echter nog wel leerplichtig, waardoor je minder dan bij bijvoorbeeld het MBO het probleem hebt van drop-outs (jongeren die gestopt zijn met school). Er is gekozen om bij VMBO klassen vragenlijsten af te nemen, omdat dit het meest voorkomende schoolniveau is. Om scholen te vinden zijn allereerst e-mails gestuurd naar een aantal middelbare scholen in Utrecht. Dit leverde echter niets op. Vervolgens is er een brief gestuurd naar alle niet gemailde scholen in Utrecht. Na telefonisch contact zijn er uiteindelijk twee scholen bereid gevonden mee te werken met het onderzoek. Beide scholen zijn relatief kleine scholen met alleen VMBO-leerlingen. Op één school is alleen het niveau VMBO theoretische leerweg aanwezig, op de andere school de overige drie niveaus. Op allebei de scholen zijn tijdens de les door twee vierdeklassen vragenlijsten ingevuld. In totaal gaat het om vijfenzeventig respondenten, waaronder 29 jongens en 45 meisjes (en één onbekend). De gemiddelde leeftijd van de
31
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
respondenten is 15.9 (mediaan en modus zijn 16, st. dev. is .702); 58.7% zit op het VMBO theoretische leerweg, 14.7% op het VMBO kader beroepsgerichte leerweg en 24% op VMBO basis beroepsgerichte leerweg. De steekproef is niet representatief voor de populatie ‘Utrechtse jongeren’. Het was niet mogelijk een lijst van de gehele populatie samen te stellen en daaruit een steekproef te trekken (er was geen sampling frame beschikbaar). De resultaten kunnen dus niet gegeneraliseerd worden naar de gehele populatie. Een ander probleem met de wijze waarop de respondenten zijn geselecteerd, is dat het hier gaat om een geneste steekproef: kinderen ‘genest’ in klassen. Hierdoor zijn de individuele observaties mogelijk niet compleet onafhankelijk (cf. Hox, 2002). Er is daarom met het programma MLwiN getest of het nodig is een multilevel analyse uit te voeren. Dit bleek echter niet het geval te zijn; de Chi2 test voor verschil in deviance tussen het model met alleen een intercept op zowel klas als individueel niveau en het model met alleen individueel niveau was niet significant en de intraclass correlatie was .oo. Geen van de variantie op identificatie met de straatcultuur ligt op klas niveau. Een multilevel analyse met variabelen op klas-niveau is dan zinloos; de individuele observaties kunnen als onafhankelijk beschouwd worden. De variabelen in de in het vorige hoofdstuk gepresenteerde verklaringsmodel zijn geoperationaliseerd tot verschillende items in de vragenlijst. De variabelen straat, respect, gezag, toekomst, afwijzing, familie, discriminatie en buurt zijn allemaal schaalvariabelen, gebaseerd op maximaal vijf items. Deze items zijn allemaal vijfpunts likert scales, lopend van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’. Bij de variabele buurt is ook de achterstandsscore van de subwijk waarin de jongere woont meegenomen. Oorspronkelijk was het de bedoeling alle schalen uit vijf items te laten bestaan, maar vanwege de betrouwbaarheid is een aantal items weggelaten. De betrouwbaarheid van de schalen is gemeten met Cronbach’s alfa; hierbij is een waarde van .70 een redelijke waarde en .80 is een hoge waarde. De betrouwbaarheid van sommige schaalvariabelen is wat lager dan gewenst (de alfa’s lopen van .53 tot .77, de gemiddelde alfa is .66). Hiervoor zijn verschillende verklaringen denkbaar. Ten eerste hebben we hier te maken met een vrij kleine steekproefomvang en met weinig items per schaal. Daarnaast is het zo dat de items in de schalen niet strikt parallel zijn, alfa is dan een onderschatting van de daadwerkelijke betrouwbaarheid. De variabele etniciteit is gemeten aan de hand van twee vragen, een vraag naar hoe respondenten zichzelf zien en een vraag naar hoe respondenten denken dat
32
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
anderen hen zien. Bij beide vragen mochten de respondenten zoveel antwoorden aankruisen als zij wilden. De reden dat etniciteit op deze manier is gemeten, is de opvatting dat personen meerdere etnische identificaties kunnen hebben en dat etniciteit aspecten kent van zowel zelf-definitie als ander-definitie (Castles & Miller, 2003). De variabele SES is gemeten door vragen naar de opleiding van de ouders en een vraag naar het aantal ouders met een vaste baan. De meting van de SES van de ouders bleek door sociaal wenselijke antwoorden echter niet erg valide te zijn; deze variabele wordt daarom niet gebruikt in de verdere analyse9. Bij de dataverzameling was er geen sprake van unit non-response; alle benaderde personen hebben de vragenlijst ingevuld. Wel was er sprake van enige item non-response. Bij negen van de schaalitems was er sprake van missende data; in totaal ging het om elf missende observaties, waarvan maximaal twee op een zelfde item. Deze missende observaties zijn geïmputeerd door corrected item mean substitution. Ook bij zes van de overige items was er sprake van missende data; hier ging het eveneens om elf missende observaties waarvan maximaal drie op een zelfde item. Deze missende observaties zijn niet geïmputeerd, omdat de missings niet random (NMAR) zijn (de missings kwamen voornamelijk voor bij een respondent die zelf aangaf een paar vragen open te hebben gelaten en bij enigszins gevoelige items als de vraag naar het aantal ouders met een vaste baan). In totaal missen er 22 observaties, dat is .41% (na imputatie .21%); de missingness is dus vrij gering.
9
Op één van de scholen maakte een aantal leerlingen tijdens het invullen van de vragenlijst de opmerking dat ze bij de vragen naar de opleiding van vader en moeder bij beide universiteit gingen invullen terwijl dit niet zo was; het aantal ouders met een universitaire opleiding wordt dus mogelijk overschat. Aangezien op de school waar dit was ‘universiteit’ als opleiding voor moeder en vader de meest voorkomende opleiding was, terwijl op de andere school de opleiding ‘universiteit’ geen enkele keer voorkwam, is het zeer waarschijnlijk dat dit het geval is.
33
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
5.
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de statistische analyse van de verzamelde data besproken. Omdat de vraagstelling van dit onderzoek uit twee delen bestaat en er verschillende programma’s gebruikt zijn om de twee vragen te beantwoorden, worden de twee analyses hier apart beschreven.
5.1
Welk gedeelte van de jongeren identificeert zich met de straatcultuur en wat zijn de kenmerken van deze jongeren?
Om deze vraag te beantwoorden zijn de data geanalyseerd met behulp van het programma SPSS 12.0. Om erachter te komen welk gedeelte van de jongeren zich identificeert met de straatcultuur, is gekeken naar de frequentieverdeling van de variabelen straat, respect en gezag10. Een score hoger dan drie op deze variabele betekent dat er in ieder geval enigszins sprake is van identificatie met de betreffende indicator van straatcultuur. Op de variabele straat scoort 41.3% hoger dan 3, voor de variabelen respect en gezag is dat respectievelijk 14.7% en 29.3%. Een score van 4 of hoger betekend dat er sprake is van een sterke identificatie. De percentages hiervoor zijn 9.3% (straat), 9.3% (respect) en 6.7% (gezag). Figuur 5.1 laat zien dat er op de variabele straat een duidelijk verschil is tussen jongens en meisjes.
10
Zie het codeboek in bijlage II voor een omschrijving van de schaalvariabelen.
34
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
5.00
straats
4.00
3.00
2.00
61 34
1.00
jongen
meisje
jongen of meisje
Figuur 5.1 Boxplot straat naar sekse
De gemiddelde score voor jongens op de variabele straat is 3.172, voor meisjes is dit 2.756; een t-test laat zien dat dit een significant verschil is (t=2.236; p< .05). Op de twee andere indicatoren is er geen significant verschil tussen jongens en meisjes. De gemiddelde score op respect is 2.28 voor jongens en 2.30 voor meisjes. Op de variabele gezag scoren jongens gemiddeld 2.90 en meisjes 2.69. Op de factor straatcultuur scoren jongens wel weer hoger dan meisjes (zie figuur 5.2).
35
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
2.00000
STRAATCULTUUR
1.00000
0.00000
-1.00000
-2.00000
38
-3.00000
jongen
meisje
jongen of meisje
Figuur 5.2 Boxplot straatcultuur naar sekse
Jongens scoren gemiddeld een .29; de gemiddelde score voor meisjes is -.15. Een t-test wijst uit dat dit een significant verschil is (t=1.89; p<.05). Er zijn geen significante verschillen gevonden voor etniciteit, VMBO-niveau en of men al eerder van straatcultuur had gehoord. In de tabel 5.1 zijn de correlaties, gemiddelden en standaard deviaties van de gebruikte variabelen te vinden. Zoals verwacht correleert de factor straatcultuur positief met de variabelen afwijzing (r= .371, p<.01), discriminatie (r=.112, ns) 11 en de factor vervreemding (r=.383, p<.01) en negatief met de variabelen familie (r=.398, p<.01), sekse (r=-.218, p<.05) en toekomst (r=-.271, p<.01). Dit wijst erop dat jongeren die zich meer afgewezen door de maatschappij voelen, een grotere kans hebben zich te identificeren met de straatcultuur. Hetzelfde geldt voor vervreemding: hoe meer vervreemd een jongere zich voelt, hoe groter de kans op identificatie met de straatcultuur. Een positiever toekomstperspectief en meer supervisie in het gezin zorgen juist voor een kleinere kans op identificatie met de straatcultuur. We zien hier nog een keer dat meisjes minder geneigd zijn zich te identificeren met de
Deze samenhang is niet significant. Het gaat hier echter om een zeer kleine steekproef, bij een grotere steekproef is deze samenhang mogelijk wel significant. Vandaar dat ze hier toch wordt genoemd. 11
36
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
straatcultuur. De tabel laat ook zien dat de factor vervreemding positief samenhangt met discriminatie (r=.145, ns)10 en sekse (r=.124, ns)10 en negatief met familie (r=.261, p<.05) en dat afwijzing en toekomst negatief correleren (r=-.409, p<.01). Dit suggereert dat jongeren die thuis meer supervisie ervaren, minder kans hebben zich vervreemd te voelen en dat jongeren die zich meer afgewezen voelen, minder kans hebben op een positief toekomstperspectief. Daarnaast zien we een positieve samenhang tussen sekse en familie: meisjes ervaren meer supervisie dan jongens. Jongens hebben een gemiddelde score van 3.17 op de variabele familie, meisjes een gemiddelde score van 3.59. Een t-test wijst uit dat dit een significant verschil is (t=2.02, p<.05). Tenslotte zien we dat etniciteit positief samenhangt met familie (r=.405, p<.01) en discriminatie (r=.275, p<.01)12. Dit wijst erop dat jongeren met alleen een Nederlandse etnische identificatie uit minder decent gezinnen komen en minder gediscrimineerd worden. De precieze relaties tussen de variabelen wordt hieronder duidelijk bij de analyse van het structureel regressiemodel.
Tabel 5.1 Correlaties 1
2
3
4
5
6
7
8
1. Straatcultuur 2. Vervreemding
.383**
3. Familie
-.398** -.261*
4. Discriminatie
.112
.145
.093
5. Afwijzing
.371**
.839**
-.149
.175
6. Toekomst
-.271** -.839**
.288**
-.068
-.409**
7. Sekse
-.218*
.124
.232*
-.04
.019
-.189
8. Etniciteit
-.067
.002
.405**
.275**
.173
.177
-.108
Gem.
0
0
3.443
2.257
2.236
3.657
1.61
0.56
St. dev.
1
1
.907
.907
.954
.793
0.49
0.50
* p<.05 eenzijdig ** p<.01 eenzijdig
12
Bij de variabele etniciteit gaat het hier om etniciteit ander-definitie; een score 1 betekent dat een jongere (naar eigen zeggen) door anderen (onder andere) wordt geïdentificeerd met een etniciteit anders dan de Nederlandse. Er is ook een variabele etniciteit zelf-definitie; ook deze variabele hangt significant samen met discriminatie en familie (de samenhang tussen etniciteit zelf-definitie en etniciteit ander-definitie is dan ook zeer hoog: r= .76; p<.001).
37 5.2
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Welke factoren kunnen inzicht geven in het identificeren met de straatcultuur door jongeren
De data zijn geanalyseerd met behulp van het programma Amos 6.0. Het model is twee keer getoetst: een keer voor de gehele steekproef en een keer voor jongens en meisjes apart. Omdat het hier een hybride model betreft, is bij beide analyses gebruik gemaakt van two-step modelling (cf. Kline, 2003). Er is eerst gekeken of het meetgedeelte van het model goed passend is. Dit bleek zo te zijn. Het meetmodel voor de gehele steekproef heeft de volgende fitwaarden: Chi2 (5)=1.950; p=.856; GFI=.990; CFI= 1.000; RMSEA= .000 (.000-.088).Voor twee groepen hebben de fitmaten de volgende waarden: Chi2 (14)=4.157; p=.994; GFI=.979; CFI= 1.000; RMSEA= .000 (.000-.000). Dit betekent dat bij zowel jongens als meisjes hetzelfde construct wordt gemeten. Omdat de eindmodellen in beide analyses iets verschillen van het oorspronkelijke model, wordt zo steeds eerst het uiteindelijke model besproken. Daarna wordt achtereenvolgens ingegaan op de fit van het model; regressiegewichten en factor loadings; totale, directe en indirecte effecten; verklaarde variatie.
5.2.1 De variabele sekse in het model Na enige aanpassingen van het model dat was opgesteld op basis van de literatuurstudie (zie p. 25), is tot een goed passend verklaringsmodel voor identificatie met de straatcultuur gekomen. Het uiteindelijke model ziet er als volgt uit13:
13
De getallen bij de paden in figuur 5.3 zijn de ongestandaardiseerde regressiegewichten.
38
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
afwijzing .59 1.77
etniciteit .50
toekomst discriminatie .08
-1.41
.45
straat
straatcultuur
.76
1.00
-.19
familie
.51
sekse
respect
1.00
gezag
Figuur 5.3 Verklaringsmodel identificatie met de straatcultuur
Dit model verschilt op een aantal punten van het oorspronkelijke model. De variabelen SES en buurt zijn uit het model weggelaten. De variabele SES is weggelaten omdat deze niet valide gemeten is (zie hoofdstuk 4), de variabele buurt is weggelaten omdat deze niet significant van invloed bleek te zijn op identificatie met de straatcultuur. De factoren vervreemding en straatcultuur zijn samengevoegd tot één factor; dit is gedaan omdat de correlatie tussen beide factoren zo hoog was (r=1.00), dat niet van twee aparte constructen kan worden gesproken. Tenslotte is er een pad van etniciteit naar familie en afwijzing toegevoegd14 en is het pad van sekse naar straatcultuur verwijderd. Het model bestaat nu uit de afhankelijke latente variabele straatcultuur met de vijf indicatoren afwijzing, toekomst, straat, respect, gezag en de onafhankelijk variabelen etniciteit, sekse, familie, discriminatie. Identificatie met de straatcultuur wordt direct beïnvloed door discriminatie en familie en indirect door sekse (via familie) en etniciteit (via familie en discriminatie). Dit model past goed bij de data: Chi2 (25)= 20.637, p= .713, GFI = .936, CFI =1.000, RMSEA =.000 (.000-.073). 14
Hoewel het pad van etniciteit naar afwijzing niet van invloed is op de verklaring van identificatie met de straatcultuur, verbetert dit wel de fit van het model.
39
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Tabel 5.2 geeft een overzicht van de gestandaardiseerde regressiegewichten.
Tabel 5.2 Gestandaardiseerde regressiegewichten en factor loadings Pad
Regressiegewicht/factor loading
etniciteit
discriminatie
.276*
sekse
familie
.274**
etniciteit
familie
.419**
discriminatie straatcultuur straatcultuur
familie
.189 -.484**
straatcultuur respect
.350*
straatcultuur gezag
.507***
straatcultuur toekomst
-.641**
straatcultuur afwijzing
.674**
straatcultuur straat
.205
etniciteit
afwijzing
.308**
*p<.05 **p<.01 *** deze factor loading is vastgezet op 1 (ontgestandaardiseerd), daarom is er geen p-waarde geschat.
De regressiegewichten zijn allen significant, behalve die voor het pad van discriminatie naar straatcultuur. Dit pad is echter wel in het model gelaten, omdat verwijdering zorgt voor een significante verslechtering van de fit van het model. De factor loadings variëren van .205 tot -.674. De variabele afwijzing heeft de hoogste factor loading en is de beste indicator voor identificatie met de straatcultuur; straat is de minst goede indicator. De gestandaardiseerde totale effecten laten zien dat de variabele familie de meeste invloed heeft op identificatie met de straatcultuur (-.484, zie tabel 5.3); een meer decent gezin verkleint de kans op identificatie met de straatcultuur. Daarna heeft discriminatie het sterkste effect (.189); als een jongere meer gediscrimineerd wordt, vergroot dit de kans op identificatie met de straatcultuur. De effecten van sekse en etniciteit zijn -.133 en -.150; zowel jongens als jongeren met alleen een Nederlandse etnische identificatie hebben meer kans zich te identificeren met de straatcultuur. De variabelen familie en discriminatie hebben alleen directe effecten op identificatie met de straatcultuur; de directe effecten zijn daarom gelijk aan de totale effecten. De variabelen sekse en etniciteit zijn juist alleen indirect van invloed
40
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
op identificatie met de straatcultuur. Sekse heeft via de variabele familie een negatief indirect effect; meisjes hebben een grotere kans meer supervisie binnen het gezin te ervaren en zijn daardoor minder geneigd tot identificatie met de straatcultuur. De variabele etniciteit heeft een positief indirect effect via de variabele discriminatie en een negatief indirect effect via de variabele familie. Jongeren met alleen een Nederlandse etnische identificatie hebben minder kans discriminatie te ervaren en daardoor ook minder kans op identificatie met de straatcultuur. Dezelfde jongeren hebben echter ook minder kans supervisie te ervaren en daardoor weer meer de neiging tot identificatie met de straatcultuur. Omdat het indirecte effect via familie sterker is, is het totale effect negatief.
Tabel 5.3 Gestandaardiseerde totale, directe en indirecte effecten Variabele
Totaal effect
Direct effect
Indirect effect
familie
-.484
-.484
.000
discriminatie
.189
.189
.000
sekse
-.133
.000
-.133
etniciteit
-.150
.000
-.150
De R2 van de afhankelijke variabele identificatie met de straatcultuur is .249. Dit betekent dat 24,9% van de variatie in identificatie met de straatcultuur verklaard wordt door de onafhankelijke variabelen familie, discriminatie, sekse en etniciteit.
5.2.2 Multi-group analyse: jongens en meisjes Nadat het op basis van de literatuur opgestelde model enigszins is aangepast, is ook voor jongens en meisjes apart tot een goed passend verklaringsmodel voor identificatie met de straatcultuur gekomen. Het uiteindelijke model ziet er als volgt uit15:
15
De getallen bij de paden zijn de ongestandaardiseerde regressiegewichten; het eerste getal is voor jongens, het tweede voor meisjes.
41
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
afwijzing 3.67 .82/.50
toekomst etniciteit
.93/.00
discriminatie
-3.17 .04/.00 1.00
straat
straatcultuur .76/.76 2.24
-.06/-.12
familie
respect
2.20
gezag
Figuur 5.4 Verklaringsmodel identificatie met de straatcultuur voor twee groepen
Net als bij de analyse van het model voor de gehele steekproef zijn hier de twee factoren vervreemding en straatcultuur samengevoegd tot één factor, zijn de variabelen SES en buurt niet in het model opgenomen en is er een effect van etniciteit op familie en afwijzing toegevoegd. Het verklaringsmodel is niet geheel hetzelfde voor jongens en meisjes. Bij meisjes is er geen effect van etniciteit op discriminatie en ook niet van discriminatie op straatcultuur. Ook verschillen de effecten van etniciteit op afwijzing en van familie op straatcultuur voor jongens en meisjes in sterkte. Het effect van etniciteit op familie is wel hetzelfde voor jongens en meisjes; dit effect is beperkt gelijk te zijn voor beide groepen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het achterliggende proces dat identificatie met de straatcultuur verklaart verschillend is voor jongens en meisjes.
Het model past zoals gezegd goed bij de data: Chi²(43)= 30.921, p=.916,
GFI=.915, CFI=1.000, RMSEA= .000 (.000-.030). Tabel 5.4 laat de gestandaardiseerde regressiegewichten en factor loadings zien voor beide groepen.
42
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Tabel 5.4 Gestandaardiseerde regressiegewichten en factor loadings Pad
Jongens
Meisjes
etniciteit
familie
.446**
.430**
etniciteit
discriminatie
.472**
.000
familie
straatcultuur
-.367
-.579
discriminatie straatcultuur
.259
.000
straatcultuur respect
.255
.438
straatcultuur straat
.168***
.241***
straatcultuur gezag
.472
.541
straatcultuur toekomst
-.665
-.680
straatcultuur afwijzing
.500
.727
.416**
.267*
etniciteit
afwijzing
*p<.05 **p<.01 *** deze factor loading/ dit regressiegewicht is vastgezet op 1/0 (ontgestandaardiseerd), daarom is er
geen p-waarde geschat.
Niet alle regressiegewichten zijn significant, dit zou te maken kunnen hebben met de steekproefgrootte (Amos geeft alleen een goede benadering van de p-waarden bij grote steekproeven; Amos 6.0)16. Er is daarom voor gekozen om paden met een niet significant gestandaardiseerd regressiegewicht groter dan .2 wel in het model te laten. De factor loadings laten zien dat voor jongens toekomst de beste voorspeller is voor straatcultuur en voor meisjes afwijzing. De slechtste voorspeller is voor beide groepen de variabele straat. Wanneer gekeken wordt naar de gestandaardiseerde totale effecten op straatcultuur, is te zien dat de variabele familie het grootste effect heeft (-.375/-.573; zie tabel 5.3). Het effect van familie op identificatie met de straatcultuur is negatief; meer supervisie binnen het gezin verkleint de kans op identificatie met de straatcultuur. Daarna heeft voor jongens discriminatie het grootse effect (.258) en voor meisjes etniciteit (-.230). Meer discriminatie vergroot dus de kans op identificatie met de straatcultuur door jongens. Bij meisjes is de totale invloed van etniciteit duidelijk negatief. Bij jongens is de totale invloed van etniciteit op straatcultuur erg klein; dit komt doordat etniciteit via de variabele familie een negatief indirect effect heeft op identificatie met de straatcultuur en via de variabele De steekproef is hier kleiner dan bij het eerste model, omdat de steekproef is opgesplitst in jongens (n= 29) en meisjes (n=45). 16
43
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
discriminatie een positief indirect effect heeft op identificatie met de straatcultuur. Voor meisjes is er geen indirect effect van etniciteit via de variabele discriminatie op identificatie met de straatcultuur. Etniciteit heeft voor hen alleen een indirecte negatieve invloed op straatcultuur via de variabele familie. Tabel 5.5 Gestandaardiseerde totale, directe en indirecte effecten Jongens
Meisjes
Variabele
Totaal
Direct
Indirect
Totaal
Direct
Indirect
etniciteit
-.042
.000
-.042
-.249
.000
-.249
discriminatie
.259
.259
.000
.000
.000
.000
familie
-.367
-.367
.000
-.579
-.579
.000
De R2 van de afhankelijke variabele identificatie met de straatcultuur is .162 voor jongens en .336 voor meisjes. Dit betekent dat voor de jongens 16,2% van de variatie in identificatie met de straatcultuur wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen in het model en voor de meisjes 33,6%. Het model kan de identificatie met de straatcultuur beter verklaren voor meisjes dan voor jongens; een R2 van .162 is vrij laag, terwijl een R2 van .336 vrij redelijk is.
44
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
6.
Conclusies
Op basis van de resultaten in het vorige hoofdstuk, kan een aantal conclusies worden getrokken waarmee de vraagstelling van dit onderzoek beantwoord kan worden. a) Welk gedeelte van de jongeren identificeert zich met de straatcultuur en wat zijn de kenmerken van deze jongeren? Er is gebleken dat een minderheid van de jongeren zich identificeert met de straatcultuur. Met sommige straatculturele opvattingen is voor jongeren makkelijker te identificeren dan met anderen. Meer jongeren (bijna de helft) kunnen zich in ieder geval gedeeltelijk vinden in de straatculturele opvatting dat de straat een belangrijke plaats voor sociale interactie is. Voor de opvatting dat autoriteiten niet te vertrouwen zijn geldt dat bijna een derde het daar een klein beetje tot helemaal mee eens is. Slechts ongeveer vijftien procent voelt wat voor het idee dat respect een schaars goed is waar voor gevochten moet worden. Gemeten via alledrie de indicatoren valt te concluderen dat er bij minder dan tien procent van de jongeren sprake is van een echt sterke identificatie met de straatcultuur. De resultaten hebben laten zien dat jongeren die zich identificeren met de straatcultuur vaker jongens dan meisjes zijn. Daarnaast kunnen we concluderen dat er geen bepaald VMBO-niveau over- of ondervertegenwoordigd is binnen de straatcultuur. Ook of men al eerder van de straatcultuur had gehoord hangt niet samen met identificatie met de straatcultuur en is er geen directe relatie gevonden tussen etniciteit en identificatie met de straatcultuur.
b) Welke factoren kunnen inzicht geven in het identificeren met de straatcultuur door jongeren? De hypothese aan het begin van dit onderzoek was dat de volgende factoren van invloed zouden zijn op identificatie met de straatcultuur: sekse, etniciteit en discriminatie, hoe street of decent een gezin is (i.e. mate van supervisie), de buurt waarin men woont, de mate van vervreemding van de maatschappij.
45
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Er blijkt inderdaad een relatie te zijn tussen identificatie met de straatcultuur en sekse; jongens zijn meer geneigd zich te identificeren met de straatcultuur dan meisjes. Dit heeft vooral te maken met de indicator straat; jongens zijn het meer dan meisjes eens met de opvatting dat de straat de plaats is waar belangrijke dingen gebeuren en daarom ook een plaats is waar je veel tijd moet doorbrengen. Ook is het proces dat leidt tot identificatie met de straatcultuur verschillend voor jongens en meisjes. Voor meisjes leidt het ervaren van discriminatie niet tot een sterkere identificatie met de straatcultuur, voor jongens wel. Het effect van opgroeien in een meer decent gezin op identificatie met de straatcultuur is bij meisjes sterker dan bij jongens. Bovendien ervaren meisjes meer dan jongens supervisie binnen het gezin. Dit is samen met de afwezigheid van een effect van discriminatie bij meisjes een belangrijke verklaring voor waarom meisjes zich minder identificeren met de straatcultuur dan jongens. Op het eerste gezicht lijkt er op identificatie met de straatcultuur geen verschil tussen jongeren met alleen een Nederlandse etnische identificatie en andere jongeren. De analyse van de verklaringsmodellen laat echter zien dat etniciteit wel een rol kan spelen bij identificatie met de straatcultuur. De invloed van etniciteit is verschillend voor jongens en voor meisjes. Jongens met alleen een Nederlandse etnische identificatie ervaren minder discriminatie en zijn daardoor minder geneigd zich te identificeren met de straatcultuur. Deze jongens komen echter ook uit minder decent gezinnen (i.e. ze ervaren minder supervisie binnen het gezin). Dit vergroot weer de kans op identificatie met de straatcultuur. Beide invloeden zijn bijna even groot, waardoor er uiteindelijk qua identificatie met de straatcultuur geen verschil is tussen jongens met alleen een Nederlandse etnische identificatie en andere jongens. Bij meisjes is dezelfde invloed van etniciteit op mate van supervisie in het gezin waar te nemen; meisjes met alleen een Nederlandse etnische identificatie ervaren minder supervisie en zijn daardoor meer geneigd zich te identificeren met de straatcultuur. Voor meisjes is er geen invloed van etniciteit via discriminatie op identificatie met de straatcultuur. Het uiteindelijke effect van etniciteit op identificatie met de straatcultuur voor meisjes, is dat meisjes met alleen een Nederlandse identificatie meer kans hebben zich te identificeren met de straatcultuur. Interessant is verder dat jongeren met alleen een Nederlandse etnische identificatie minder afwijzing ervaren dat andere jongeren. Deze jongeren identificeren zich minder met dat aspect van de straatcultuur dan andere jongeren.
46
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Het soort gezin waarin een jongere opgroeit blijkt een grote invloed te hebben op de mate waarin h/zij zich identificeert met de straatcultuur. Zoals beschreven in hoofdstuk 3 (paragraaf 3.3.2), kan er een onderscheid worden gemaakt tussen street en decent gezinnen. In burgerlijke (decent) gezinnen proberen ouders hun kinderen te beschermen tegen de ‘slechte’ invloed van de straat en ervaren kinderen meer supervisie. Hoe meer decent een gezin is, hoe minder een jongere de neiging heeft tot identificatie met de straatcultuur; dit geldt voor meisjes nog sterker dan voor jongens. De buurt waarin een jongere woont lijkt geen effect te hebben op identificatie met de straatcultuur. Mogelijk heeft geen van de Utrechtse buurten echt de kenmerken die leiden tot een sterkere identificatie met de straatcultuur door de bewoners. Het zou ook kunnen komen door de manier waarop de geschiktheid van de buurt voor straatcultuur is gemeten. Een probleem bij het meten van buurteffecten is altijd het definiëren van de grenzen van de buurt. Hier is gebruik gemaakt van de subwijken die door de gemeente Utrecht zo zijn ingedeeld. Dit heeft als voordeel dat gebruik gemaakt kan worden van de gegevens van de gemeente Utrecht over deze subwijken. Een nadeel is echter dat deze definiëring van buurtgrenzen waarschijnlijk niet overeen komt met de voor de bewoners relevante ‘sociale grenzen’ (cf. Diez Roux, 2003). Tenslotte blijkt er een sterke relatie te bestaan tussen de mate waarin jongeren zich vervreemd voelen en de mate waarin zij zich identificeren met de straatcultuur. Op basis van het literatuuronderzoek werd verwacht dat vervreemding en identificatie met de straatcultuur elkaar wederzijds beïnvloeden. Omdat dit bij jongeren niet goed gemeten kan worden met cross-sectional data (met een longitudinaal onderzoek zou dit wel kunnen), is er alleen een effect van vervreemding op identificatie met de straatcultuur gemodelleerd. Het blijkt echter dat vervreemding en identificatie met de straatcultuur zo sterk samenhangen dat ze niet goed los van elkaar te zien zijn; het gevoel vervreemd te zijn van de maatschappij (dat wil zeggen het hebben van een negatief toekomstperspectief en het gevoel afgewezen te worden door de maatschappij) lijkt inherent aan identificatie met de straatcultuur.
47
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
7.
Discussie
Dit onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht heeft een aantal interessante inzichten opgeleverd. Zo is op basis van de bestaande literatuur gevonden dat de straatcultuur kan worden getypeerd aan de hand van drie kenmerken: de opvatting dat respect een schaars goed is dat constant op het spel staat, een negatieve en wantrouwende houding ten opzichte van autoriteiten, het gebruik van de straat als belangrijkste plaats voor sociale interactie. De analyse van de data liet zien dat, in ieder geval bij deze leeftijdsgroep, identificatie met de straatcultuur en een gevoel van vervreemding zo nauw met elkaar samenhangen dat ze eigenlijk niet los van elkaar te zien zijn. Sekse en het soort gezin waarin een jongere opgroeit blijken de belangrijkste verklarende variabelen te zijn voor identificatie met de straatcultuur. Behalve dat dit onderzoek tot nieuwe inzichten heeft geleid, roept het zoals elk onderzoek ook weer nieuwe vragen op en heeft het een aantal serieuze tekortkomingen. Beide vormen aanleiding voor verder onderzoek naar straatcultuur. Vijf punten zijn daarbij belangrijk. Ten eerste is het nodig een grootschaliger en representatief onderzoek uit te voeren met respondenten van verschillende opleidingsniveaus, leeftijden en uit verschillende delen van Nederland. Op die manier kunnen resultaten gegeneraliseerd worden naar de gehele populatie jongeren en kunnen er interessante vergelijkingen worden gemaakt, bijvoorbeeld tussen opleidingsniveaus of tussen rurale en urbane gebieden. Ten tweede behoeft de relatie tussen vervreemding en identificatie met de straatcultuur nog verder onderzoek. Dit zou gedaan kunnen worden door een longitudinaal onderzoek of door onderzoek bij volwassenen waar de wederzijdse beïnvloeding tot een evenwichtspositie is gekomen. Een derde aandachtspunt is het meten van buurteffecten. In dit onderzoek is geen effect gevonden van de buurt waarin een jongere woont op identificatie met de straatcultuur. De vraag is echter of buurteffecten wel valide gemeten zijn (zie hoofdstuk 6); dit zou nog verder onderzocht kunnen worden. Ten vierde is het nodig de straatcultuur te onderzoeken met behulp van andere onderzoeksmethoden dan hier gebruikt. In dit onderzoek zijn opvattingen onderzocht die identificatie met de straatcultuur meten, waarvoor een vragenlijst zeer geschikt is. Hiermee kunnen echter geen processen van interactie tussen jongeren worden
48
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
gemeten; de collectieve ervaring en uiting van de straatcultuur is niet onderzocht. Etnografische
onderzoeksmethoden
als
(participerende)
observatie
kunnen
belangrijke inzichten opleveren in interacties tussen mensen (cf. Paulle, 2002). Er zou bijvoorbeeld onderzoek kunnen worden gedaan door observaties in schoolklassen of op straat (zoals in het onderzoek van Pavis & Cunningham-Burley, 1999). Tenslotte is gebleken dat het gevonden verklaringsmodel identificatie met de straatcultuur een stuk beter verklaart voor jongens dan voor meisjes. Verder onderzoek zou uit kunnen wijzen welke (in dit onderzoek niet meegenomen) factoren verder nog van invloed zijn op identificatie met de straatcultuur door jongens.
49
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
8. Literatuur •
Aalst, I. van & Bergenhenegouwen, G. (2003). Openbare ruimte op een hellend vlak. Rooilijn, Volume 36, 397-402.
•
Anderson, E. (1978). A place on the corner. Chicago: The University of Chicago Press.
•
Anderson, E. (1990). Streetwise. Chicago: The University of Chicago Press.
•
Anderson, E. (1994). The Code of the Streets. Atlantic Monthly, Volume 237, nr. 5, 80-91.
•
Baldwin, E. et al (2004). Introducing Cultural Studies. Harlow: Pearson Education Limited.
•
Bennet, A. (1999). Subcultures or Neo-Tribes. Rethinking the Relationship between Youth, Style and Musical Taste. Sociology, Volume 33, 599-617.
•
Bolt, G.
et al (2000). Segregatie en concentratie in Nederlandse steden:
mogelijke effecten en mogelijk beleid. Assen: Van Gorcum. •
Bounds, M. (2004). Urban Social Theory. City, Self, and Society. Oxford: Oxford University Press.
•
Bucholtz, M. (2002). Youth and Cultural Practice. Annual Review Anthropology, Volume 31, 525-552.
•
Castles, S. & Miller, M.J. (2003). The Age of Migration. New York: Palgrave MacMillan.
•
CBS
•
Davies, S. (1999). Subcultural Explanations and Interpretations of School Deviance. Aggression and Violent Behavior, Volume 4, 191-202.
•
Diez Roux, A.V. (2001). Investigating Neighborhood and Area Effects on Health. American Journal of Public Health, Volume 91 (11), 1783-1789.
•
El Kandoussi, S. (2006). DJ’s van de Straten. Contrast, Volume 12, december, 36-37
•
Funx
•
Gonlag, K. (2006). De Sociale Staat van Utrecht. Monitor Sociale Infrastructuur. Bestuursinformatie, gemeente Utrecht.
•
Hox, J. (2002). Multilevel Analysis. Techniques and Applications. London: Lawrence Erlbaum Associates Publishers.
50 •
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Jacobs, B.A. & Wright, R. (1999). Stick-up, Street Culture, and Offender Motivation. Criminology, Volume 37, 149-165.
•
Jarrett, R.L. (1997). African American Family and Parenting Strategies in Impoverished Neighborhoods. Qualitative Sociology, Volume 20(2), 275-287.
•
Kaldenbach, H. (2005). Respect. Amsterdam: Prometheus.
•
Kempen, R. van (1994). Gentrification and the Urban Poor: Urban Restructuring and Housing Policy in Utrecht. Urban Studies, Volume 31, 1043-1056.
•
Kempen, R. van & Weesep, J. (1998). Ethnic Residential Patterns in Dutch Cities: Backgrounds, Shifts and Consequences. Urban Studies, Volume 35, 1813-1833.
•
Kempen, R. van & Priemus, H. (1999). Undivided Cities in the Netherlands: Present Situation and Political Rhetoric. Housing Studies, Volume 14, 641-657.
•
Kline, R.B. (2005). Principle and Practice of Structural Equation Modeling. New York: The Guilford Press.
•
Knox, P. & Pinch, S. (2000). Urban Social Geography. An Introduction. Harlow: Pearson Education Limited.
•
Malone, K. (2002). Street life: Youth, Culture and Competing Uses of Public Space, Environment & Urbanization, Volume 14, 157-168.
•
Müller, T. (2004). De staat van de straat. Agora, Volume 20, 36-39.
•
Online Straattaal Woordenboek
•
Online Slang Woordenboek
•
Online Lyrics
•
Paulle, B. (2002). On comparing a “black” and a “zwarte” school: towards relevant concepts and illuminating questions. Intercultural Education, Volume 13(1), 7-20.
•
Pavis, S. & Cunningham-Burley, S. (1999). Male Youth Street Culture: Understanding the Context of Health-related Behaviours. Health Education Research, Volume 14, 583-596.
51
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Bijlage I Kaart van Utrechtse (sub)wijken
Bron: De Sociale Staat van Utrecht, 2006
52
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Bijlage II Codeboek Schaalvariabelen Straat schaalvariabele gebaseerd op de items17: 1. 2. 3. 4. 5.
Ik ben vaak op straat te vinden Veel van mijn vrienden zie ik op straat Alle belangrijke dingen gebeuren op straat Als ik met mijn vrienden afspreek, doe ik dat liever bij iemand thuis dan buiten Een journalist vraagt aan een groepje jongeren waarom ze toch zo graag op straat hangen ’s avonds. Mike, 17 jaar, antwoord: “Op straat is het gewoon beter, geen regels. Dit is onze ruimte, hier kunnen we doen wat wíj willen. Op straat gebeuren de belangrijke dingen, heb je belangrijke contacten. We hebben trouwens ook geen andere plek.” Ben je het met Mike eens?
Respect schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. 2. 3. 4. 5.
Als mensen mij niet respecteren, hebben ze echt een probleem Je moet vechten voor respect Ik maak vaak mee dat volwassenen mij niet het respect geven dat ik verdien Eigenlijk denk ik nooit na over of ik wel of geen respect krijg Jason zit in de tram. De conducteur komt de vervoersbewijzen controleren. Een andere jongen is ‘vergeten’ te stempelen. Hij zegt tegen de conducteur: “Sorry meneer, het spijt me echt heel erg. U heeft gelijk, ik had moeten stempelen.” Jason denkt: “Waarom gaat hij nou zijn excuses aanbieden, dat moet je nooit doen. Ik heb echt geen respect meer voor die jongen”. Ben je het met Jason eens of niet?
Gezag schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. 2. 3. 4. 5.
De politie is je beste vriend Leraren hebben het beste met je voor In de tram of trein ben ik altijd beleefd tegen conducteurs Gezagsdragers (bijv. politie, leraren, rechters) zijn niet te vertrouwen Jeffrey zag op school dat een lerares haar telefoon op haar bureau had laten liggen. Hij vond het wel grappig om die in zijn tas te stoppen. Later die middag staat Jeffrey op het schoolplein met zijn vrienden. De directeur komt naar hem en toe en zegt: “Jeffrey, ik weet dat jij die telefoon hebt gepakt, geef hem terug en bied je excuses aan!”
Wat zou jij doen als je Jeffrey was? 1. Ik zeg meteen: “U heeft gelijk, ik heb die telefoon gepakt. Het spijt me echt heel erg, sorry. Ik zal hem meteen teruggeven”. 2. Ik zeg meteen: “Oké ik was het, sorry” 3. Alleen als ik weet dat de directeur bewijs heeft dat ik het was, geef ik toe dat ik de telefoon heb gepakt. Anders niet. 4. Ik ontken dat ik de telefoon heb gepakt. Later, als mijn vrienden er niet bij zijn, geef ik de telefoon terug. Maar ik zeg geen sorry. 5. Ik zeg boos: “Ik heb er niks mee te maken. Jullie moeten altijd mij hebben! Jullie vertrouwen mij gewoon niet!!”
De respondenten konden, tenzij anders staat aangegeven, kiezen uit de antwoorden: helemaal mee oneens; beetje mee oneens; niet mee eens, niet mee oneens; beetje mee eens; helemaal mee eens. 17
53
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Toekomst schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. 2. 3. 4. 5.
Ik heb vertrouwen in de toekomst Ik krijg later zeker een goede baan Ik heb veel kansen gekregen in mijn leven Nadenken over de toekomst is zinloos Charissa en Jolanda zijn samen op de kermis. Eigenlijk geloven ze er niet in, maar ze gaan naar een waarzegster om hun toekomst te laten voorspellen. De waarzegster zegt tegen Jolanda: “Je gaat een fantastische toekomst tegemoet. Je krijgt een hele goede baan en verdient veel geld. Je hebt geluk meisje, je hoeft er niet eens hard voor te werken, alles zit mee.” Stelling: Dit zou mijn toekomst kunnen zijn. Ben je het hiermee eens of oneens?
Afwijzing schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. 2. 3. 4. 5.
Ik voel mij thuis in de Nederlandse samenleving Ik word buitengesloten door de maatschappij Politici geven niks om mensen zoals ik Ik voel mij geaccepteerd Hieronder staat een stukje van de tekst van ‘Wil je weten hoe het voelt’ van THC, misschien ken je het wel: ‘Onze jonge generatie is zwaar in de meerderheid Ze leren strijd, ze leren schijt hebben aan de maatschappij Want wat de fuck doet de maatschappij voor mij Ze sluiten me buiten Er wordt niet geluisterd dus ik voel me al anders’
De schrijver van deze tekst voelt zich dus buitengesloten, voel jij je ook wel eens zo? 1. nooit 2. bijna nooit 3. soms 4. best vaak 5. altijd Discriminatie schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. Ik maak vaak mee, dat mensen vooroordelen over mij hebben 2. Mensen maken vaak discriminerende opmerkingen naar mij 3. Ik word vaak oneerlijk behandeld vanwege mijn uiterlijk, afkomst of religie 4. Ik word nooit gediscrimineerd 5. Quang-Vingh, Ouafa en Miranda hebben alledrie wel eens discriminatie mee gemaakt: Quang-Vingh: “Ik loop gewoon op straat, roept een man opeens tegen me: “Hé Chinees, ga terug naar je eigen land”. Ik vond het echt niet leuk, ik ben niet eens Chinees.” Ouafa: “Ik zou stage gaan lopen op een kinderdagverblijf. Ik had een afspraak met de directeur van dat kinderdagverblijf. Tijdens het gesprek met de directeur zei hij dat ik de stage niet kon doen, omdat ik een hoofddoek draag.” Miranda: “Ik werkte al 5 jaar bij de supermarkt, vanaf mijn 14e. Vlak na mijn 19e verjaardag werd ik ontslagen. Ik was te oud, ze wilden liever een meisje van 15, dat is goedkoper.” Hoe vaak heb je dezelfde soort dingen meegemaakt als Quang-Vingh, Ouafa en Miranda? 1. nooit 2. bijna nooit 3. soms 4. regelmatig 5. vaak
54
Gedist!? Een onderzoek naar jongeren en straatcultuur in Utrecht
Familie schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. Mijn ouders/verzorgers weten altijd waar ik ben 2. Er zijn thuis regels over hoe laat ik thuis moet zijn 3. Mijn ouders/verzorgers kennen mijn vrienden 4. Mijn ouders/verzorgers willen niet dat ik veel tijd op straat doorbreng 5. Hieronder staat een gesprek tussen ouder en kind: Kind: “Ik ga” Ouder: “Waar ga je heen en met wie?” Kind: “Ik ga naar het pleintje met Emre en Carol” Ouder: “Oké, zorg dat je voor het eten thuis bent en gedraag je netjes. Maar na het eten ga je niet meer de straat op, ik wil niet dat je te veel op straat bent.” Stelling: Dit zouden mijn ouders/verzorgers ook kunnen zeggen. Ben je het hier mee eens of oneens? Buurt schaalvariabele gebaseerd op de items: 1. 2. 3. 4. 5.
Ik woon in een nette rustige buurt Een vrouw kan ’s avonds veilig in haar eentje door mijn buurt lopen In mijn buurt zijn er ’s avonds veel mensen op straat In mijn buurt wonen veel mensen die weinig geld hebben Achterstandsscore van de subwijk waarin de respondent woont